KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Railverkeer
Artikel 6 Woongebied
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijven
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Provincie
2.2 Gemeente
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie
3.2 Juridische Vormgeving
3.3 Handhaving
Hoofdstuk 4 Toets Aan Wet- En Regelgeving
4.1 Cultuurhistorie
4.2 Wet Geluidhinder
4.3 Milieubeheer
4.4 Bodem
4.5 Water
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Ecologie
4.8 Externe Veiligheid
4.9 Archeologie
Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Watertoets

Hardenberg Centrum (omgeving Kruserbrink, Parkweg 3a en Stationsgebied)

Bestemmingsplan - gemeente Hardenberg

Vastgesteld op 03-12-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hardenberg Centrum (omgeving Kruserbrink, Parkweg 3a en Stationsgebied) van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00329-VG01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aan- of uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand:

  1. 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw:

een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 detailhandel:

het bedrijfshalve te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling voor de verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren;

1.19 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, die geheel of gedeeltelijk in de buitenlucht wordt gehouden, waaronder een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

hieronder niet begrepen:

  1. 1. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;
  2. 2. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
  3. 3. sportevenementen, indien die plaatsvinden in/op de daarvoor bestemde locaties, voor zover het geen vechtsportevenementen en auto- of motorsportevenementen betreft;

1.20 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 geluidgevoelige objecten:

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.23 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.24 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

1.25 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfshalve dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfshalve logies wordt verstrekt;

1.26 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.27 internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.28 kantoor:

een ruimte of bij elkaar behorende ruimten, die bestemd is of zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen;

1.29 kapsalon aan huis:

dienstverlening waarbij de bewoner van een woning tegen betaling kap/knipwerkzaamheden ter plaatse verricht, eventueel met aanverwante activiteiten;

1.30 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.31 peil:

  1. 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.32 rooilijn:

  1. 1. langs een weg waar bestaande bebouwing is gesitueerd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn die zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de weg gekeerde gevels van de bestaande bebouwing;
  2. 2. langs een weg waarlangs geen bestaande bebouwing als onder 1 bedoeld is gesitueerd en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van niet minder dan 10,00 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg;

1.33 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfshalve, of in een omvang alsof zij bedrijfshalve was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan; een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.35 wonen:

het huisvesten in een woning van één afzonderlijk huishouden;

1.36 woning/wooneenheid:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg of zorg en opvang voor andere doelgroepen en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening, alsook ondergeschikte horeca;
  2. b. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. water;
  7. g. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 3.2.1, sub b:
    met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens niet meer dan 1,00 m bedraagt;
  2. b. lid 3.2.1, sub c:
    voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 15%;
  3. c. lid 3.2.1, sub d:
    voor het verhogen van het percentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  4. d. lid 3.2.3:
    tot een bouwhoogte van 3,00 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15,00 m voor overige bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor doorgaand verkeer;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. water;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen.

Van de wegen bedraagt het aantal rijstroken met uitzondering van opstelstroken niet meer dan het bestaande aantal, met dien verstande dat het aantal rijstroken mag worden vermeerderd indien dit niet tot gevolg heeft dat de voorkeurswaarde, dan wel een verleende hogere grenswaarde op geluidgevoelige bebouwing, bedoeld in de Wet geluidhinder, worden overschreden.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer - Railverkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen en de daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. wonen op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' en in overeenstemming met de bestaande situatie;
  3. c. kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met de daarbij behorende:

  1. d. groenvoorzieningen en bermen;
  2. e. water;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;
  4. g. geluidwerende voorzieningen;
  5. h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning, met dien verstande dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer bedraagt dan het bestaande aantal;

en de daarbij behorende:

  1. b. aan huis gebonden beroepen, met uitzondering van een kapsalon aan huis;
  2. c. verkeer en verblijfsvoorzieningen;
  3. d. openbare nutsvoorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. speelvoorzieningen;
  6. g. water;
  7. h. parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 6.2.1, sub a:
    met dien verstande dat de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 1,00 m bedraagt;
  2. b. lid 6.2.1, sub c:
    met dien verstande dat de afstand tot naast liggende bebouwing niet minder dan 1,00 m bedraagt;
  3. c. lid 6.2.1, sub d:
    voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met niet meer dan 15%;
  4. d. lid 6.2.1, sub e:
    voor het verhogen van het percentage met dien verstande dat op ieder bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  5. e. lid 6.2.3, sub a en b:
    mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  6. f. lid 6.2.3, sub c:
    voor het bouwen van bijgebouwen op een kortere afstand tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
  7. g. lid 6.2.3, sub d:
    tot een oppervlakte van 100 m² voor aan huis gebonden beroepen, mits niet meer dan 60% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  8. h. lid 6.2.4, sub b:
    tot een bouwhoogte van 3,00 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15,00 m voor overige bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding ten behoeve van dringende sociale redenen, verzorgingsredenen of sociaaleconomische redenen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan huis gebonden beroep;
  3. c. opslag voor de voorgevel van het hoofdgebouw.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

  1. a. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken met een (gezamenlijk) oppervlakte groter dan 275 m2 en een diepte van 0,40 m of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning over of met betrekking tot:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:
    1. 1. het ophogen van de bodem;
    2. 2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 275 m2 of meer en een diepte van 0,40 m of meer bedraagt;
    3. 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer bedraagt;
    4. 4. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 275 m2;
    5. 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer en een diepte van 0,40 m of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken niet minder dan 1,25 m bedraagt;
    6. 6. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer en een diepte van 0,40 m of meer bedraagt;
    7. 7. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer en een diepte van 0,40 m of meer bedraagt;
    8. 8. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer en een diepte van 0,40 m of meer bedraagt;
    9. 9. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,40 m, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 275 m2 of meer bedraagt.
  2. b. Het in sub a gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    1. 1. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
    2. 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
    3. 3. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
    4. 4. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.
  3. c. De vergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.
  4. d. Voor zover de in sub a genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  5. e. De vergunning wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport van een archeologisch onderzoek heeft overgelegd. In dat rapport dient de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate te zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Geluidzone - industrie

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Kapsalons aan huis

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een kapsalon aan huis.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • de verkeersveiligheid;
  • de parkeervoorzieningen;

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan en toestaan dat:

  1. 1. voor zover het de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages betreft, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages wordt afgeweken, voor zover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
  2. 2. het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. 3. bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. 4. openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 bedraagt;
  5. 5. antennemasten tot een bouwhoogte van 25,00 m worden gebouwd;
  6. 6. bebouwing voor of achter de rooilijn wordt toegestaan, met dien verstande dat de ligging van geluidgevoelige bebouwing dichter op een weg uitsluitend is toegestaan voor zover de voorkeurswaarde of en hoger verkregen grenswaarde, zoals bedoeld bij of krachtens de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
    1. 1. de bouw van een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerk van openbaar nut tot een inhoud van niet meer dan 400 m3 en een bouwhoogte van niet meer dan 4,00 m;
    2. 2. de bouw van antennemasten met een bouwhoogte van niet meer dan 45,00 m;
    3. 3. de herinrichting en de verbetering van de woningkwaliteit, mits:
      • van de hoofdgebouwen het aantal bouwlagen met niet meer dan één toeneemt;
      • het bebouwde oppervlak per door wegen omsloten gebied met niet meer dan 10% toeneemt en het aantal woningen binnen dat gebied met niet meer dan 10% wijzigt;
      • van de ontsluiting voor motorvoertuigen de begrenzing van de rijbaan, behoudens bij aansluiting op andere wegen, met niet meer dan 2,00 m wordt verlegd.
  2. b. De onder a bedoelde wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:

  1. c. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  2. d. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.

13.2 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden als seksinrichting.

13.3 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar en een duur van niet meer dan vijftien dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een omgevingsvergunning op basis van de APV is verleend.

13.4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden

  1. a. Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, motorfietsen, fietsen of andere voertuigen, op eigen terrein in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op of onder het gebouw, en/of op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw of terrein behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer. De parkeergelegenheid bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor gebruik, bouwen of afwijken wordt bepaald aan de hand van de 'Parkeernormennota Hardenberg' of later door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen vervangende beleidsregel(s).
  2. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    1. 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten niet minder dan 1,80 m bij 5,00 m en en niet meer dan 3,25 m bij 6,00 m bedragen;
    2. 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - niet minder dan 3,50 m bij 5,00 m bedragen.
  3. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  4. d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  5. e. Ruimte(n) voor het bepaalde onder a en c dient, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is, beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik met de bestemming.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht gebruik

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht bouwwerken

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hardenberg Centrum (omgeving Kruserbrink, Parkweg 3a en Stationsgebied)'.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijven

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Hardenberg heeft met het oog op de nieuwe Omgevingswet een inventarisatie gedaan van locaties in de gemeente waarvoor nog geen digitaal plan beschikbaar is. Voor een aantal van deze locaties zijn wel analoge plannen beschikbaar die inmiddels gedigitaliseerd zijn.

Er zijn echter vier locaties in het centrum van Hardenberg waarvoor geen plan geldt. Het gaat om het stationsgebied van Hardenberg, de sporthal op het perceel Parkweg 3a, een gebied dat is bedoeld als uitbreiding van de woonwijk Marsch Kruserbrink en een strook aan de Marslaan. Het laatste plan dat voor deze locaties is vastgesteld is het bestemmingsplan Hardenberg - Heemse uit 1959. Artikel 9.3.2 van de Invoeringswet Wro heeft ervoor gezorgd dat het uitbreidingsplan in onderdelen voor Hardenberg-Heemse die op basis van de Woningwet was vastgesteld op 1 juli 2013 van rechtswege is komen te vervallen. In 2013 is een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Hardenberg vastgesteld waarin de vier locaties niet zijn opgenomen. De reden om deze locaties niet op te nemen was dat voor de vier locaties al een ontwikkelplan bestond.

De realisatie van de ontwikkelingen blijkt toch langer te duren dan gedacht. Bij de beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 moet de digitale bestemmingsplandata op orde zijn. Daarnaast geldt voor de vier locaties dat er geen geldend plan is, waarmee de bevoegdheid van de gemeenteraad vervalt om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen).

Om voorgenoemde redenen is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. In dit bestemmingsplan wordt de huidige situatie van de vier locaties vastgelegd.

1.2 Plangebied

Hieronder is de ligging en globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Zoals in paragraaf 1.1 beschreven gaat het om het stationsgebied van Hardenberg, de sporthal aan Parkweg 3a, een gebied dat is bedoeld als uitbreiding van de woonwijk Marsch Kruserbrink en een strook aan de Marslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00329-VG01_0001.jpg"

Begrenzing plangebied op luchtfoto

Zoals in de inleiding vermeld is voor het plangebied geen geldend plan beschikbaar. Wel geldt het facetbestemmingsplan Facetherziening parkeren Hardenberg (vastgesteld 17 juli 2018). Dit facetbestemmingsplan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Hardenberg en in het plan is de parkeerregeling voor de gemeente opgenomen.

1.3 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het plangebied weer. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Het gaat hier niet om beleid voor nieuwe ontwikkelingen, maar om het ruimtelijk beleid zoals dat op dit moment van toepassing is. In Hoofdstuk 3, de planbeschrijving, gaat het om de huidige situatie binnen het plangebied en de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, archeologie en dergelijke.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Voor dit bestemmingsplan geldt dat er geen sprake is van een fysieke wijziging of functiewijziging. Het gaat enkel om het vastleggen van de huidige situatie. Dit bestemmingsplan is conserverend van karakter en is niet gericht op het mogelijk maken van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan heeft daarom geen effect op de meeste beleidsdoelen. Dit geldt voor beleidsdoelen in zowel het rijksbeleid als in het provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. In dit hoofdstuk worden daarom alleen de beleidsdocumenten genoemd die invloed heben op de regeling van dit bestemmingsplan.

2.1 Provincie

2.1.1 Omgevingsvisie en -verordening

In de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (geconsolideerd 1 september 2013) heeft de provincie haar visie, beleidskeuzes en uitvoeringsstrategie ten aanzien van het ruimtelijk-fysieke domein verwoord. De ambitie voor Overijssel is “om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap. Een samenleving waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden en dorpen als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.”

In de omgevingsvisie zijn drie ontwikkelingsperspectieven aangegeven voor de bebouwde omgeving. In de omgevingsverordening is het beleid vertaald naar regels.

Voor het plangebied geldt dat deze ligt in door de provincie aangewezen 'overstroombaar gebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0160.0000BP00329-VG01_0002.png"Overstroombaar gebied (planviewer provinciale Omgevingsverordening Overijssel)

In artikel 2.14.4 is hiervoor het volgende opgenomen:

Lid 1

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op het overstroombaar gebied als zodanig op de kaart Watergebiedsreserveringen zijn aangegeven, voorzien alleen in nieuwe stedelijke functies binnen deze gebieden als in het desbetreffende bestemmingsplan zodanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd.

Lid 2

De toelichting op bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden als bedoeld in lid 1, is voorzien van een overstromingsrisicoparagraaf die inzicht biedt in:

    1. 1. de risico's bij overstroming;
    2. 2. de maatregelen en de voorzieningen die worden getroffen om deze risico's te voorkomen dan wel te beperken.

Lid 1 is niet van toepassing op dit bestemmingsplan, er worden immers geen nieuwe stedelijke functies mogelijk gemaakt.

Wat betreft het tweede lid het volgende. De risico's bij overstroming zijn laag. Het plangebied ligt wat betreft de maximale waterdiepte in overstroombaar beschermd gebied. De maximale stroomsnelheid is laag en is op de risicokaart aangeduid als 'minder relevant'. Omdat er geen sprake is van nieuwe functies die mogelijk worden gemaakt is er geen aanleiding om maatregelen en voorzieningen te treffen om het overstromingsrisico te beperken.

2.2 Gemeente

2.2.1 Beleidsregel kapsalons aan huis

Op 26 maart 2019 is de Beleidsregel kapsalons aan huis vastgesteld. Het doel van deze beleidsregel is in ieder geval het voorkomen van een verdere toename van het aantal kapsalons aan huis in de kernen die een eigen winkelgebied hebben. De beleidsregel wordt verwerkt in de regeling die is opgenomen bij dit bestemmingsplan.

2.2.2 Facetherziening parkeren Hardenberg

Het enige bestemmingsplan dat geldt voor het plangebied is het facetbestemmingsplan Facetherziening parkeren Hardenberg (vastgesteld 17 juli 2018). Dit facetbestemmingsplan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Hardenberg en in het plan is de parkeerregeling voor de gemeente opgenomen. De regeling uit het facetbestemmingsplan wordt opgenomen in de regeling die is opgenomen bij dit bestemmingsplan.

2.2.3 Monumentenverordening gemeente Hardenberg

Het stationsgebouw van het treinstation Hardenberg is in de Monumentenverordening gemeente Hardenberg (2010) aangewezen als gemeentelijk monument. De regels in de verordening zijn daarmee van toepassing op het stationsgebouw. In de regeling van dit bestemmingsplan wordt hier geen specifieke regeling voor opgenomen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat uit vier delen. Het meest noordelijk gelegen deel betreft een gebied dat is bedoeld voor de uitbreiding van de woonwijk Marsch - Kruserbrink. Dit deel van het plangebied wordt doorkruist door de wegen Kruserbrink en Marslaan. Ongeveer de helft van het gebied is bebouwd, hier staan rijwoningen en appartementsgebouwen. De andere helft van het gebied is onbebouwd. Hier stonden woningen maar deze zijn inmiddels gesloopt.

Het tweede deel van het plangebied is het perceel Parkweg 3a. Op dit perceel staat een kleine sporthal met een fietsenstalling. Inmiddels staat naast de sporthal een aantal noodunits waarin leerlingen van de Professor Waterinkschool les krijgen.

Het derde deel van het plangebied is het stationsgebied van Hardenberg. Dit deel van het plangebied wordt begrensd door de Parallelweg en de Lage Gaardenstraat. Binnen het plangebied liggen de spoorlijnen, het stationsgebouw, de parkeerplaats behorende bij het station, het busstation en een aantal woningen aan de Lage Gaardenstraat.

Het vierde deel van het plangebied betreft een smalle strook aan de Marslaan. Dit gebied is een klein deel van de weg Marslaan en is per abuis niet meegenomen in de omliggende bestemmingsplannen.

3.2 Juridische Vormgeving

Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting, op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen met een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachten aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige bestemmingsregels puntsgewijs besproken.

3.2.1 Bestemmingsregels

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:

  • Inleidende regels
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.

3.3 Handhaving

De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van een bestemmingsplan. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de regels tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Er zal controle en toezicht moeten plaatsvinden om te constateren of overtredingen voorkomen. Vervolgens zal in veel gevallen worden geprobeerd om door middel van overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, kunnen handhavingsmiddelen worden toegepast, zoals bestuursdwang.

Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving. Hierna wordt ingegaan op de instrumenten waarmee de gemeente handhavend kan optreden.

Preventieve handhaving

Preventieve handhaving heeft als doel op voorhand overtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actueel bestemmingsplan dient aan een aantal (algemene) voorwaarden te worden voldaan.

Voorlichting

Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van het bestemmingsplan. Hieraan zal in elk geval via de inspraak over het bestemmingsplaninhoud worden gegeven. Die duidelijkheid kan verder ook in het vooroverleg over concrete aanvragen (om vergunning, herziening bestemmingsplan) worden gegeven.

Klachtenregistratie

Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Vervolgens kunnen door verbeteracties in de toekomst klachten worden vermeden. Door jaarlijkse verslaglegging ontstaat een beeld van de klachten en eventuele 'trends' daarin.

Toezicht

Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er wordt jaarlijks een handhavingsuitvoeringsprogramma opgesteld, waarin een afweging wordt gemaakt tussen taken en beschikbare middelen/menskracht. Hieruit volgt een prioritering van taken. Het gaat om taken op het gebied van onder andere bouwen, gebruik van gronden en gebouwen, milieu en de Algemene Plaatselijke Verordening.

Financiële maatregelen

Financiële maatregelen, zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd, kunnen bijdragen aan een beter naleefgedrag.

Heldere lijn

Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker worden gemotiveerd. Er ontstaat meer draagvlak voor het bestemmingsplan omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden.

Repressieve handhaving

Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft waarmee naleving kan worden afgedwongen en tegen normafwijkend gedrag correctief kan worden optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden hierna beschreven.

Publiekrechtelijke handhaving

Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het (doen) wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit die regels volgen.

Dit houdt meestal in dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang of dwangsom een preventieve werking. Vóórdat tot een dergelijke maatregel wordt overgegaan, moet sprake zijn van een volledige afweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang.

Privaatrechtelijke handhaving

Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden. Dit kan vrijwel alleen als er sprake is van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan zijn geschaad; het enkel overtreden van een voorschrift is niet voldoende.

Strafrechtelijk optreden

De strafbaarstelling van overtreding van het bestemmingsplan is opgenomen in de Wet op de Economische Delicten. Daarin worden ook de strafmaxima genoemd. Medewerkers van de politie (algemene opsporingsambtenaren) en daartoe door de Minister van Justitie aangewezen (buitengewone) opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot opsporing van strafbare feiten.

Het strafrecht wordt als laatste middel in handhaving gezien; bestuursrechtelijk optreden heeft de voorkeur.

Hoofdstuk 4 Toets Aan Wet- En Regelgeving

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Het plan maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Voor zover in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (inclusief onderzoeksverplichtingen). Gelet op het conserverend karakter van dit bestemmingsplan is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitvoering ervan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.

4.1 Cultuurhistorie

Het stationsgebouw van het treinstation Hardenberg is in de Monumentenverordening gemeente Hardenberg (2010) aangewezen als gemeentelijk monument. De regels in de verordening zijn daarmee van toepassing op het stationsgebouw. In de regeling van dit bestemmingsplan wordt hier geen specifieke regeling voor opgenomen.

Andere aandachtspunten ten aanzien van cultuurhistorie zijn er niet. Er is geen belemmering voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.2 Wet Geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, eerste lid, van de Wet geluidhinder).

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor onderzoek is vereist.

4.3 Milieubeheer

Rond de vier delen waaruit het plangebied bestaat is vooral kleinschalige bedrijvigheid aanwezig. Betreffende bedrijven hebben een milieucirkel waarmee bij nieuwe planologische ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden. Aangezien er geen ingrepen binnen deze 'cirkels' zijn voorzien, er zijn en worden geen milieugevoelige objecten toegestaan, zijn er met betrekking tot milieuhinder geen conflicten.

4.4 Bodem

Op basis van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) treedt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk niet eerder in werking dan nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging, ofwel wanneer er saneringsmaatregelen zijn uitgevoerd.

Er doen zich volgens de gemeentelijke Bodemkwaliteitskaart op dit moment geen knelpunten binnen het plangebied voor. Voorafgaand aan het verlenen van omgevingsvergunningen - in geval van nieuwe ontwikkelingen - zal de gemeente beoordelen of de bodemgesteldheid afdoende is onderzocht en het beoogde grondgebruik toelaat.

4.5 Water

Het plangebied valt onder het beheergebied van het Waterschap Vechtstromen. Voor het plan is de digitale watertoets uitgevoerd. De uitkomsten van de watertoets zijn als bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. De ontwikkeling heeft geen nieuwe lozingen op oppervlaktewater tot gevolg. In het gebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op de huidige waterhuishoudkundige situatie.

4.6 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van de huidige situatie geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.

4.7 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming.

Dit bestemmingsplan staat geen ontwikkelingen toe waarvoor onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming vereist is.

4.8 Externe Veiligheid

Wet- en regelgeving

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Er moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Inrichtingen

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen (bron: Risicokaart.nl).

Buisleidingen

Binnen het plangebied zijn geen aardgastransportleidingen gelegen. Er liggen ook geen invloedsgebieden van buisleidingen binnen het beheersgebied.

Transport gevaarlijke stoffen

Aan de rand van het plangebied ligt de spoorlijn. Over deze spoorlijn is vervoer van gevaarlijke stoffen toegestaan. Omdat dit bestemmingsplan geen ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk maakt, zijn er wat betreft de spoorweg geen knelpunten.

4.9 Archeologie

Het archeologiebeleid van de gemeente Hardenberg is verwoord in het Beleidsplan Archeologie (Past2Present, vastgesteld d.d. 30 juni 2009). Hierin is aangegeven hoe bij ruimtelijke ingrepen met het bodemarchief moet worden omgegaan. Belangrijk onderdeel van het beleidsplan is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart kan bijvoorbeeld worden vastgesteld of belangrijke waarden binnen een bepaald gebied aanwezig zijn en/of archeologisch onderzoek is gewenst. Ook geeft het beleidsplan enkele aanwijzingen voor de wijze waarop archeologie binnen ruimtelijke plannen kan worden meegenomen.

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor archeologisch onderzoek is vereist.

Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van karakter en is niet gericht op het mogelijk maken van (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen. Een exploitatieopzet of een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

5.2.2 Provincie Overijssel

De wet (artikel 3.1.1.2 Bro) biedt de mogelijkheid voor provincies om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. Van deze wettelijke mogelijkheid is door de provincie Overijssel gebruik gemaakt door vaststelling van een lijst waarop ruimtelijke plannen zijn aangegeven waarvoor het verplichte vooroverleg achterwege kan blijven. Deze lijst wordt 'uitzonderingslijst vooroverleg ruimtelijke plannen' genoemd. Op deze lijst staat onder meer dat het wettelijk voorgeschreven vooroverleg met de provincie achterwege kan blijven bij actualiseringsplannen waarbij het bestaande gebruik/de bestaande situatie in bestaand bebouwd gebied wordt vastgelegd. Dit is hier aan de orde. Vooroverleg met de provincie is daarom niet aan de orde.

5.2.3 Waterschap Vechtstromen

In het kader van de watertoets heefteen digitale watertoets plaats gevonden via de website www.dewatertoets.nl. De resultaten hiervan zijn weergegeven in paragraaf 4.5.

5.2.4 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Bij dit conserverende plan is er voor gekozen geen voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen.

5.2.5 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan heeft in de periode van 12 september 2019 tot en met 23 oktober 2019 ter inzage gelegen met de mogelijkheid voor een ieder om te reageren op het bestemmingsplan. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets