Bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Bezoekerscentrum Staatsbosbeheer
Bestemmingsplan - Hellendoorn
Vastgesteld op 19-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Bezoekerscentrum Staatsbosbeheer van de gemeente Hellendoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0163.BPBUBZCSBB-VG01 met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.6 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijfswoning of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
1.8 bestaande afmetingen en vorm:
de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag om omgevingsvergunning voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;
1.9 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object:
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.19 hoofdgebouw:
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken;
1.20 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;
1.21 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.22 peil:
- a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
1.23 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:
- a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
- b. overstekende daken;
- c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen die hierna als nadere bestemming zijn aangegeven bij de adressen die in of bij het betreffende bestemmingsvlak zijn aangegeven:
adres | nadere bestemming | max. oppervlakte gebouwen 1) | max. goothoogte gebouwen 2) | max. bouwhoogte gebouwen 2) | max. aantal dienstwoningen |
Grotestraat 281 | informatie- en bezoekerscentrum bosbeheer | 1.500 m² | 10 m | 10 m | 0 |
sterrenwacht | 16 m | 16 m |
1) exclusief dienstwoningen (zie sublid 3.2.2, onder c)
2) geldt niet voor niet-inpandige dienstwoningen (zie sublid 3.2.2, onder d)
- b. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, paden, tuinen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Bestaande afmetingen en afstanden
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de ter zake geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde.
6.2 Vormen van verboden gebruik
Een verboden gebruik als bedoeld in lid 6.1, is in ieder geval:
- a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting, behoudens in het geval dat gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 3. het gebruik van als paardenbak.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m², de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
- b. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
- c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- d. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- e. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m.
Een ontheffing wordt niet verleend indien:
- 1. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
- 2. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 20 m worden verschoven;
- b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 10% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
- c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
In de gevallen dat in deze regels toepassing van deze procedurebepalingen is voorgeschreven, gelden de volgende bepalingen:
- a. het ontwerp-besluit omtrent nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerp-besluit naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 10 Strafbepaling
Overtreding van het verbod, gesteld in artikel 6, wordt hierbij aangemerkt als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Bezoekerscentrum Staatsbosbeheer.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Staatsbosbeheer is van plan om het informatie- en bezoekerscentrum op de locatie Grotestraat 281 te Nijverdal te herbouwen. Er wordt een deel uitgebreid, waardoor er een toename van het vloeroppervlak plaats vindt. Ook wordt een toren gebouwd, die zal gaan functioneren als sterrenwacht. De toename van het vloeroppervlak en de bouwhoogte van de toren zijn niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. In het Bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' is opgenomen dat het bebouwde oppervlak maximaal 1.100 m2 mag bedragen. De bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen.
Om de herbouw te kunnen verwezenlijken, zal het bestemmingsplan moeten worden aangepast. Aangezien de uitbreiding binnen de grenzen van de huidige bestemming blijft, is gekozen voor het opstellen van een partiële herziening van het geldende bestemmingsplan.
De partiële herziening is opgesteld in lijn met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), die per 1 juli 2008 in werking is getreden.
1.2 Begrenzing Plangebied
In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven. De locatie ligt aan de westkant van Nijverdal, langs de N35 Grotestraat, die Zwolle met Almelo verbindt.
Figuur 1.1 - Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is bestemmingsplan "Buitengebied 2009". Het plan is op 20 april 2009 vastgesteld door de raad van de gemeente Hellendoorn. De locatie heeft de bestemming 'Maatschappelijk' (M) en valt tevens binnen de aanduiding 'Reconstructiewetzone - Extensiveringsgebied'.
Figuur 1.2 - Bestemmingsplan met ligging plangebied
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het geldend beleid van de verschillende overheden dat ter plaatse van toepassing is. In hoofdstuk 4 vindt een toetsing aan de diverse planologische en milieutechnische randvoorwaarden plaats. In hoofdstuk 5 wordt de planbeschrijving verwoord. Hoofdstuk 6 bevat een korte toelichting op de juridische opzet van de herziening. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beleidsanalyse
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het ruimtelijk relevante beleid op Europees, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen het huidige gebruik en nieuwe ontwikkelingen plaats dienen te vinden.
2.2 Europees Beleid
Natura 2000
De Europese Unie heeft een gevarieerde en rijke natuur, die van biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden.
De aanwijzing als Natura 2000-gebied heeft niet alleen gevolgen voor het aangewezen gebied, maar ook voor het omliggende gebied vanwege de zogenaamde externe werking. Dit wil zeggen dat ontwikkeling of gebruik van gronden die buiten het aangewezen gebied liggen van invloed kunnen zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het beschermde gebied.
De aanwijzing heeft geen consequenties voor het huidige gebruik. Bestaande activiteiten kunnen over het algemeen worden voortgezet. Nieuwe activiteiten, die significante gevolgen kunnen hebben, moeten vooraf grondig worden onderzocht op hun gevolgen in de vorm van een zogenaamde "passende beoordeling". Het plangebied ligt in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug. Een definitieve vaststelling van het aanwijzingsbesluit heeft nog niet plaatsgevonden.
Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
Directe aanleiding voor deze nota is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de waterspiegel. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast, moet tenminste behouden blijven. Belangrijk onderdeel in het waterbeleid is de watertoets. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen.
Europese Kaderrichtlijn Water (2000)
De Europese Kaderrichtlijn Water verplicht de waterschappen om maatregelen te nemen om tot een goed ecologisch functioneren van het watersysteem te komen. Daarvoor zijn het verminderen van verontreinigende uitstoot en een ecologisch verantwoorde inrichting nodig. De Kaderrichtlijn biedt ruimte om doelstellingen te formuleren en kent een resultaatverplichting om de geformuleerde maatregelen daadwerkelijk te realiseren binnen vastgestelde termijnen.
2.3 Rijksbeleid
Nota Ruimte (2005)
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies.
Volgens de Nota Ruimte voldoet het huidige aanbod van toeristisch-recreatieve voorzieningen, zowel kwalitatief als kwantitatief, onvoldoende aan de recreatiewensen van onze samenleving. De samenstelling van de bevolking en het toenemende belang van vrijetijdsbesteding vragen om nieuwe vormen van openlucht- en verblijfsrecreatie en om aanpassing van het huidige toeristisch-recreatieve aanbod. De recreatiesector moet de ruimte krijgen om te kunnen anticiperen op de veranderde behoefte van de samenleving en om zich tot een economische drager van (delen) van het platteland te ontwikkelen. Daarmee is ook de vitaliteit van de meer landelijke gebieden van Nederland gebaat.
Het plangebied is gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het ruimtelijk beleid voor de EHS-gebieden is gericht op het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. In samenhang met de EHS zijn ook robuuste ecologische verbindingszones aangewezen. Door deze verbindingszones worden grote ecosystemen (natuurgebieden) met elkaar verbonden, zodat flora en fauna de mogelijkheid hebben om zich tussen de natuurgebieden onderling te verspreiden.
2.4 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Overijssel (2009)
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen weer voor de provincie en heeft de status van een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Het plangebied ligt in de Groene omgeving. Het gaat daarin om behoud en versterking van het landschap en om het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur samen te laten gaan met ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.
Het plangebied valt binnen ontwikkelingsperspectief 1: 'Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur'. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop. Behoud en waar mogelijk toename van de biodiversiteit is een belangrijk doel.
Het plangebied maakt deel uit van de EHS. Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, waarbij ook rekening wordt gehouden met de andere belangen in het gebied. De kernkwaliteiten binnen de EHS zijn natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteiten en beleving van rust. Daarbij hanteert de provincie zogenaamde EHS-spelregels: herbegrenzing van de EHS, saldering van negatieve effecten en toepassing van het compensatiebeginsel. Het 'nee, tenzij'-principe en de overige spelregels zijn verankerd in de provinciale Omgevingsverordening.
Figuur 2.1 - Uitsnede omgevingsvisiekaart
Omgevingsverordening Overijssel (2009)
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de verordening. Hierin worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Ook worden regels gegeven voor kwantitatief en kwalitatief waterbeheer en verkeer.
Het plangebied ligt binnen een grondwaterbeschermingsgebied en een intrekgebied. In grondwaterbeschermingsgebieden geldt voor grote en grootschalige projecten een verbod met ontheffingsmogelijkheid. Het gaat om projecten die grote tot zeer grote risico's met zich kunnen meebrengen voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit. Bij grote respectievelijk grootschalige dag- en of verblijfsrecreatie (recreatieve of toeristische voorzieningen) kan worden gedacht aan voorzieningen of een combinatie van voorzieningen met een oppervlakte van ten minste 1 respectievelijk 10 ha in het beschermingsgebied. De ontheffingsplicht geldt voor voorzieningen met een oppervlakte van 1 ha of meer in het beschermingsgebied.
Het beschermingsregime voor intrekgebieden is in grote lijnen vergelijkbaar met dat van grondwaterbeschermingsgebieden. De intrekgebieden liggen echter op een grotere afstand van de winputten en zijn daarom minder kwetsbaar. Daarom is het voor intrekgebieden aanvaardbaar dat er minder zware eisen worden gesteld aan nieuwe ontwikkelingen.
Voor de EHS geldt op basis van de Nota Ruimte de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. In de verordening is conform de eis vanuit het Rijksbeleid het zogenaamde "nee, tenzij"-regime inhoud gegeven. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Zolang een dergelijke aantasting niet plaatsheeft, is er vanwege de EHS geen grond om de activiteit tegen te gaan.
Reconstructieplan Salland-Twente (2004)
Het reconstructieplan Salland-Twente is op 15 september 2004 door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. Het plan is op 4 november 2004 formeel van kracht geworden. Het plangebied vormt een onderdeel van het reconstructiegebied Salland-Twente
In het Reconstructieplan wordt onderscheid gemaakt tussen landbouwontwikkelingsgebied, verwevingsgebied en extensiveringsgebied. De locatie ligt in het extensiveringsgebied. Dit gebied heeft als doel:
- bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen, en - waar mogelijk - van recreatief gebruik;
- de intensieve veehouderij beëindigen en/of verplaatsen.
Een beleidsdoelstelling van de provincie voor recreatie en toerisme is het voorzien in de recreatiebehoefte van de inwoners van Overijssel en het vergroten van de werkgelegenheid. Uit de probleemstelling blijkt een ruimtebehoefte voor kwaliteitsverbetering en versterking van recreatiebedrijven. Een van de opgaven is het bieden van ruimte voor kwaliteitsverbetering en uitbreiding van bestaande bedrijven. De provincie wil gevraagde ruimte bieden. Uitbreidingsruimte zal gezocht moeten worden in samenhang met verbetering van natuur en landschap, ligging ten opzichte van veehouderijbedrijven (stankcirkels) en risicogebieden water.
2.5 Gemeentelijk Beleid
Waterplan Hellendoorn (2007)
De gemeente Hellendoorn heeft samen met de waterschappen Regge en Dinkel en Groot Salland een waterplan opgesteld met een toekomstvisie voor 2030. Het einddoel is een plan dat jarenlang mee kan en sturing geeft aan het waterbeleid van zowel gemeente als waterschappen en andere waterpartners. Doorwerking van het waterplan in bestemmingsplannen vindt plaats via de verplichte watertoets.
2.6 Conclusies Op Basis Van Het Integrale Beleid
Aangezien het plangebied in de nabijheid van het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug ligt, moet worden nagegaan wat de effecten van de uitbreiding zijn op het gebied. Ook moet worden bekeken wat de effecten van de ontwikkeling zijn op de EHS.
Om te voldoen aan de verplichting van het doorlopen van de watertoets, wordt in een vroegtijdig stadium overleg gevoerd met de waterbeheerders.
Met de uitbreiding van het bezoekerscentrum wordt ingespeeld op de behoefte aan kwalitatieve verbetering van het natuurgerichte recreatieve aanbod en het bevorderen van recreatief medegebruik binnen extensiveringsgebied. Ten behoeve van het grondwaterbeschermingsgebied moet bij ontwikkelingen vanaf 1 ha een ontheffing worden aangevraagd. Aangezien het hier om een aanzienlijk kleinere uitbreiding gaat, is het aanvragen van een ontheffing niet nodig.
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van de locatie weergegeven. Daarbij wordt gekeken naar zowel landschap en cultuurhistorie als de aanwezige bebouwing en de functie daarvan.
3.2 Ontstaansgeschiedenis
De Sallandse Heuvelrug is ontstaan tijdens twee ijstijden. Ruim 150.000 jaar geleden, tijdens het Saalien, bedekte een ijskap van 100 tot 400 m hoog de noordelijke helft van Nederland. Dit landijs verplaatste grote hoeveelheden zand en klei, waaruit de Heuvelrug werd gevormd. Toen de ijstijd op zijn einde liep en het klimaat verwarmde, stroomde het smeltwater van de Heuvelrug af en vormde de laagten of slenken. In de laatste ijstijd (ruim 10.000 jaar geleden), het Weichselien, kwam de ijskap niet meer tot aan de heuvelrug. De bodem was permanent bevroren. De wind zette een dikke laag fijn zand af op de stuwwal. In het reliëf van de Sallandse Heuvelrug zijn de erosiegeulen uit deze tijd nog goed herkenbaar.
3.3 Cultuurhistorische En Archeologische Aspecten
De door ijstijd gecreëerde stuwwal (Sallandse Heuvelrug) was in het verleden een belangrijke vestigingsplaats. Dit blijkt onder meer uit verschillende archeologische vondsten, waaronder grafheuvels, urnen en andere scherfvondsten. Hieruit kan worden opgemaakt dat er rond 3.000 v. Chr. al sprake moet zijn geweest van vaste bewoning (woningbouw). Er zijn verschillende vuursteenvondsten gedaan, die erop duiden dat in tijden daarvoor ook jagers en verzamelaars door deze streken zijn getrokken.
Uit de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) blijkt echter dat de trefkans op archeologische waarden in het plangebied laag is.
3.4 Ruimtelijke Beschrijving
Het bezoekerscentrum heeft een oppervlakte van circa 450 m2. De rest van het perceel bestaat uit open grond, met heide, gras en enkele bomen. De directe omgeving bestaat uit het bos van de Sallandse Heuvelrug. Ten westen van het bezoekerscentrum ligt een parkeergelegenheid die wordt gedeeld met het naastgelegen hotel.
3.5 Functionele Beschrijving
De locatie is in gebruik als informatie- en bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer. Met een vaste expositie wordt getoond hoe de Sallandse Heuvelrug is ontstaan en welke planten en dieren er voorkomen. Daarnaast is er een filmzaal aanwezig, waar films over de natuur bekeken kunnen worden. Ook is er een bibliotheek aanwezig, met diverse boeken en tijdschriften over natuur en milieu. Ten slotte is er een winkel aanwezig, waar onder andere wandel- en fietskaarten en boeken gekocht kunnen worden.
Het bezoekerscentrum is tevens startpunt voor diverse wandel- en fietsroutes in Salland en Twente. Het terrein heeft de bestemming 'Maatschappelijk'.
Hoofdstuk 4 Toekomstige Situatie
Staatsbosbeheer is voornemens om het bestaande informatie- en bezoekerscentrum aan de N35 Grotestraat 281 uit te breiden. Rondom het bestaande gebouw worden enkele extra vleugels aangebracht, waardoor meer ruimte kan worden geboden aan onder andere de expositie, winkel, horecagelegenheid en een semi-overdekt terras. Het totale bezoekerscentrum krijgt daarmee een grootte van circa 1.500 m2. Daarnaast wordt een toren opgericht, die zal functioneren als sterrenwacht. De toren wordt circa 16 m hoog.
De reden dat het bezoekerscentrum wordt verbouwd is dat het huidige bezoekerscentrum functioneel is verouderd. Het is te klein om de toestroom van bezoekers adequaat te begeleiden volgens het beleid van Staatsbosbeheer in deze. Niet alleen dient de tentoonstellingsruimte te worden vergroot, er dient ook meer ruimte te komen voor een horeca functie. Daarnaast voldoet het gebouw niet aan de ARBO-wetgeving en dient dus aangepast te worden.
Een ander argument om tot uitbreiding over te gaan is de wens van de gemeente en Staatsbosbeheer om in het bezoekerscentrum ruimte te bieden aan enkele andere 'groene' organisaties, te weten IVN Hellendoorn, CNME en Sterrenwacht Hellendoorn.
Teneinde de Sterrenwacht mogelijkheid te bieden de sterren te observeren is een 'gestapelde' ruimte voorzien in het hart van het gebouw; een opslag, een planetarium, een 'werklokaal' van waaruit de vierde verdieping; de koepel kan worden bereikt. Uitgaande van een brutohoogte van 4 m per verdieping bedraagt de totale hoogte circa 16 m. Gebleken is dat een hoger gebouw niet noodzakelijk is voor verwezenlijking van de plannen van Staatsbosbeheer én op deze wijze de privacy van de direct aanwonenden zoveel mogelijk is gewaarborgd, waarbij rekening gehouden is met de gemiddelde kruinhoogte in het aanliggende bosgebied.
Figuur 4.1 - Schetsontwerp nieuwe situatie
Figuur 4.2 - Plattegrond nieuwe situatie
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de diverse planologische en milieutechnische randvoorwaarden opgenomen.
5.2 Bodem
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit (denk bijvoorbeeld aan een moestuin op een voormalige vuilstortplaats), zal een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het daarom van belang om te kijken of de toekomstige functie van het gebied niet in strijd is met de kwaliteit van de bodem.
Aangezien de locatie niet is aangegeven als verdacht in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb), de locatie altijd een bezoekerscentrum is geweest en daarvoor bos en de functie van het bezoekerscentrum in de nieuwe situatie gelijk blijft, kan worden geconcludeerd dat het uitvoeren van een bodemonderzoek niet noodzakelijk is.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.3 Water
De watertoets houdt in dat vroegtijdig in het planvormingsproces rekening moet worden gehouden met de waterhuishouding. Sinds 2003 bestaat de wettelijke verplichting om de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten te betrekken. Daarom moet in een vroegtijdig stadium van de planvorming overleg plaatsvinden met de waterbeheerder. In een dergelijk overleg wordt stilgestaan bij de consequenties van het nieuwe ruimtelijke plan ten aanzien van de waterhuishouding en mogelijk te nemen waterhuishoudkundige maatregelen. Onderdeel van de watertoets is de in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen waterparagraaf.
Het plangebied ligt zowel binnen een grondwaterbeschermingsgebied als een intrekgebied. Op 12 mei 2010 is een digitale watertoets doorlopen, waarbij het waterschap Regge en Dinkel is geïnformeerd over het plan. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.
In het kader van het grondwaterbeschermingsgebied is de provincie Overijssel het bevoegd gezag. De provincie heeft de mogelijkheid nadere eisen te stellen aan het plan.
De standaard waterparagraaf en een samenvatting van de watertoets zijn als bijlage toegevoegd.
5.4 Archeologie En Cultuurhistorie
Op basis van de Wet op de archeologische Monumentenzorg (2007) is de overheid verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen ook de archeologische (verwachtings)waarden te betrekken.
Het plangebied ligt binnen een zone die op de IKAW is aangegeven als gebied met een lage archeologische trefkans. Een archeologisch onderzoek hoeft daarom niet te worden uitgevoerd.
Behalve een waardevol bodemarchief kan er ook sprake zijn van waardevolle bebouwing. Het kan daarbij gaan om rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten, Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Monumentenwet (1988). Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. In het plangebied bevinden zich echter geen monumentale gebouwen.
Het aspect archeologie & cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.5 Flora En Fauna
5.5.1 Gebiedsbescherming
De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:
- Natura 2000;
- Beschermde natuurmonumenten;
- Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstoren effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).
Het plangebied ligt binnen de invloedsfeer van het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug, dat ten zuiden van het plangebied ligt. In paragraaf 5.5.3 (Natuurtoets Flora- en faunawet) wordt hier nader op ingegaan.
Natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt plaats door de minister van Landbouw, Natuur en visserij. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet).
In het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor.
Ecologische Hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de EHS van Nederland. Op basis van de provinciale omgevingsverordening zijn ingrepen in de EHS alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.
Het plangebied ligt binnen de EHS. In paragraaf 5.5.3 (Natuurtoets Flora- en faunawet) en paragraaf 5.5.4 (Compensatie Ecologische Hoofdstructuur) wordt hier nader op ingegaan.
5.5.2 Soortbescherming
De Flora- en faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen). Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedriegen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.
De voorgenomen ontwikkeling houdt in dat het bezoekerscentrum wordt uitgebreid en daarmee het vloeroppervlak toeneemt. Het laten uitvoeren van een verkennend onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet is daarom noodzakelijk.
5.5.3 Natuurtoets Flora- en faunawet
In het kader van de Flora- en faunawet is op 20 oktober een verkennend onderzoek uitgevoerd door adviesbureau "Ecogroen Advies BV" uit Zwolle (Quickscan Natuurtoets uitbreiding Bezoekerscentrum Sallandse Heuvelrug, 20 oktober 2010, kenmerk: 10-266) . De conclusie uit dit onderzoek is hierna weergegeven.
Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet
De uitbreiding van het bezoekerscentrum vindt plaats op 1 kilometer afstand van de grens van het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug. Gezien deze afstand worden er tijdens de aanlegfase van de nieuwbouw geen effecten verondersteld op de beschermde waarden waarvoor instandhoudingsdoelen zijn opgesteld.
Na in gebruikname van het centrum ontstaat een tijdelijke en beperkte toename van de recreatieve uitloop naar het Natura 2000-gebied met maximaal 0,9%, maar waarschijnlijker met enkele tienden van procenten. De drie kwalificerende broedvogelsoorten Korhoen, Roodborsttapuit en Nachtzwaluw kunnen gevoelig zijn voor een toename van verstoring van hun leefgebied als gevolg van de aanwezigheid van meer recreanten. Roodborsttapuit en Nachtzwaluw vertonen al geruime tijd een positieve trend en komen ruim boven het instandhoudingsdoel voor, zodat negatieve effecten op de draagkracht van het Natura 2000-gebied uit te sluiten zijn.
Voor Korhoen geldt dat deze zeer sterk is achteruitgegaan. Omdat er echter sprake is van een tijdelijke en tevens zeer geringe toename van de recreatiedruk en er bovendien sprake is van een voordurende monitoring van eventuele negatieve gevolgen van recreatie, wordt geconcludeerd dat er ten gevolge van de uitbreiding van het bezoekscentrum eveneens geen aantoonbare effecten te verwachten zijn op de draagkracht van het Natura 2000-gebied voor de Korhoen. Ook voor andere waarde waarvoor instandhoudingsdoelen zijn opgesteld worden geen effecten verwacht.
Ecologische Hoofdstructuur
Volgens de Omgevingsverordeningskaart van de Provincie Overijssel is het plangebied aangewezen als bestaande natuur binnen de EHS. Onduidelijk is echter nog of dit ook geldt voor voorliggende ontwikkelingen, omdat de begrenzing van de EHS hier over een locatie ligt die een andere bestemming heeft dan ‘Natuur’, namelijk die van ‘Maatschappelijk’.
Indien een toetsing aan het ‘Nee, tenzij’-principe van de EHS noodzakelijk is, kan worden gesteld dat door de aanwezigheid van het natuurtype droge heide, zeldzame reptielensoorten en Jeneverbes, het plangebied een hoge waarde heeft.
In de omgevingsverordening van Overijssel (2009) (Artikel 2.7.6 lid 4) staat dat een ontheffing kan worden verleend wanneer sprake is van een relatief kleinschalige wijziging van het bestemmingsplan of van de regels ter zake van het gebruik van grond als is aangetoond en verzekerd dat deze wijziging:
- de wezenlijke kenmerken en waarden slechts in beperkte mate aantast;
- de kwaliteit en kwantiteit van de EHS op het betreffende gebiedsniveau tenminste behoudt;
- plaatsvindt na een zorgvuldige afweging van alternatieve locaties;
- maatregelen bevat die resulteren in een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing.
Omdat er onduidelijkheid bestaat omtrent de overige twee voorwaarden wordt aangeraden om in overleg te treden met de provincie Overijssel om zekerheid te verkrijgen over de eventuele strijdigheid van het plan met het EHS-beleid.
Beschermde soorten
Binnen het plangebied is de middelhoog beschermde Jeneverbes (Ff-wet tabel 2) aangetroffen. Mogelijk kan het exemplaar niet worden ingepast. In dat geval dient gewerkt te worden volgens een ecologisch werkprotocol waarmee de functionaliteit van de groeiplaats wordt gewaarborgd. Dit werkprotocol zal gericht zijn op het verplaatsen van de Jeneverbes naar een andere geschikte standplaats binnen het terrein – zoals in of rond het open heideterrein.
Als gevolg van de werkzaamheden kunnen broedende vogels binnen of in de omgeving van het plangebied verstoord worden. Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Activiteiten die plaatsvinden op locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de vogels aanwezig zijn, worden niet toegestaan. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van deze soorten te worden gestart. Voor de aanwezige soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Wanneer de werkzaamheden wel plaatsvinden in de broedperiode van vogels, dient gewerkt te worden volgens een ecologisch werkprotocol.
Binnen het plangebied komt de Zandhagedis (Ff-wet tabel 3), Levendbarende hagedis (Ff-wet tabel 2) en (mogelijk) Hazelworm (Ff-wet tabel 3) voor. Door de plannen verdwijnt voortplantingsbiotoop en/of leefgebied van de soorten. Om schade aan de soorten weg te nemen dient gewerkt te worden volgens een op de situatie toegesneden werkprotocol/mitigatieplan. Hierin worden mitigerende maatregelen beschreven die de functionaliteit van het leefgebied van de reptielensoorten waarborgen.
Geconcludeerd wordt dat mitigerende (verzachtende of inpassings-) en compenserende maatregelen voor overige soortgroepen (zoogdieren, vissen, amfibieën en ongewervelden) niet noodzakelijk zijn. Bij de beoogde plannen gaan mogelijk wel exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag-beschermde kleine zoogdieren verloren. Het overtreden van verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet is voor laag beschermde soorten echter niet aan de orde, omdat automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet geldt.
5.5.4 Compensatie Ecologische Hoofdstructuur
Uit overleg tussen de gemeente Hellendoorn en de provincie Overijssel op dinsdag 19 oktober 2010 is gebleken dat deze aanduiding correct is. Het perceel is echter niet bestemd als 'Natuur', maar heeft de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen het bestemmingsplan Buitengebied 2009 bestond ook al een mogelijkheid om een groter oppervlak van het perceel te bebouwen dan nu het geval is. Dat betekent dat in de huidige situatie er in principe volgens dat bestemmingsplan al overal binnen het perceel gebouwd mag worden. Om die reden heeft de provincie aangegeven dat er geen compenserende maatregelen noodzakelijk zijn ten aanzien van de EHS.
Voor het uitvoeren van de werkzaamheden zal een ecologisch werkprotocol worden opgesteld. Wanneer volgens dit protocol wordt gewerkt, vormt het aspect Flora en fauna geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.6 Geluid
In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidsgevoelige objecten genoemd:
- woningen;
- onderwijsgebouwen;
- ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen (verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kinderdagverblijven).
Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de uitbreiding van een bezoekerscentrum. Een bezoekerscentrum is in de Wgh niet aangemerkt als geluidsgevoelig gebouw. Onderzoek in het kader van de Wgh is daarom niet noodzakelijk.
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.7 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor woningbouwlocaties geldt dat voor maximaal 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden.
Aangezien de voorgenomen ontwikkeling de uitbreiding van een bezoekerscentrum betreft, voldoet het plan ruim aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
5.8 Externe Veiligheid
In 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen (zoals woningen) in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen. In het kader van externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:
- inrichtingen;
- transportroutes;
- buisleidingen.
Een bezoekerscentrum is geen gevoelige bestemming in het kader van externe veiligheid.
Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die op basis van het BEVI een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Transportroutes
Over de weg vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Er ligt geen spoorverbinding in de buurt van het plangebied, dus vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is eveneens uitgesloten.
Buisleidingen
In of nabij het plangebied bevinden zich geen risicovolle buisleidingen die op basis van het BEVI een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.9 Bedrijvigheid
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende richtafstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk of een rustig buitengebied).
Er zijn geen bedrijven in het plangebied of in de omgeving van het plangebied, die ruimtelijk een knelpunt vormen. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de richtafstanden uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009.
Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.10 Verkeer En Parkeren
5.10.1 Bereikbaarheid
De locatie ligt langs de N35 Grotestraat. Dit is een provinciale weg die Zwolle met Almelo verbindt. Dit betekent dat de locatie uitstekend bereikbaar is.
5.10.2 Verkeersveiligheid
In de huidige situatie is het bezoekerscentrum reeds aanwezig en heeft het een aansluiting op de N35. Door de uitbreiding zal de huidige inrit vaker worden gebruikt dan voorheen. Doordat met de inrichting van de aansluiting echter al rekening is gehouden met het bezoekerscentrum vindt nagenoeg geen afname van de verkeersveiligheid plaats.
5.10.3 Parkeren
Het bezoekerscentrum is reeds ruim voorzien van parkeerplaatsen. Extra bezoekers in verband met de aantrekkende werking door de uitbreiding kunnen worden opgevangen met het huidige aantal parkeerplaatsen, temeer omdat bezoekers van het planetarium veelal 's avonds of 's nachts langs zullen komen, waardoor een spreiding van bezoekers over verschillende tijden van de dag plaatsvindt.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
Inleidende regels
In de inleidende regels is de omschrijving opgenomen van een aantal begrippen, die in de regels zijn gebruikt. Een deel van de begripsomschrijvingen is als zodanig voorgeschreven in de Ministriële regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 / SVBP2008. Ook wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de regels wordt gemeten.
Bestemmingsregels
Het bestemmingsvlak is bestemd als "Maatschappelijk". Binnen het bouwvlak is zowel het informatie- en bezoekerscentrum geregels als de sterrenwacht. Wat betreft regelingen is aangesloten bij het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van de gemeente Hellendoorn.
Algemene regels
In de algemene regels worden onder andere vormen van verboden gebruik genoemd en het mogelijkmaken van nutsvoorzieningen op het perceel. Ook het in beperkte mate verschuiven van bestemmingsgrenzen door middel van een wijzigingsbevoegdheid is hierin opgenomen.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met het overgangsrecht van zowel bouwwerken als het gebruik daarvan. Tevens is in de slotregel aangegeven wat de officiële naam van het plan is.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Resultaten Vooroverleg En Inspraak
Bij het vooroverleg van het bestemmingplan Buitengebied 2009, waar dit bestemmingsplan een herziening op is, heeft de VROM-inspectie een positief advies gegeven voor de onderhavige locatie. Omdat de bestemming en bestemmingsgrenzen niet zijn gewijzigd en alleen de bouwhoogte en het bouwoppervlak, is dit een wijziging waar geen nationaal belang mee wordt geraakt.
De provincie Overijssel is benaderd om advies te geven over de uitbreiding van het bezoekerscentrum, mede vanwege het feit dat zij medefinancier is van het project en daarnaast bevoegd gezag voor de gebieden die zijn aangewezen als 'intrekgebied' en 'grondwaterbeschermingsgebied'. In het periodiek overleg tussen de gemeente en de provincie heeft de provincie aangegeven dat zij kan instemmen met dit bestemmingsplan.
7.2 Resultaten Zienswijzen
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 25 december 2010 tot 5 februari 2011 ter inzage gelegen. Er zijn twee zienswijzen ingediend. De inhoud van de zienswijzen is voor de gemeente reden om de toegestane maximale bouwhoogte van de sterrenwacht terug te brengen van 20 naar 16 meter. Het bestemmingsplan is gewijzigd vastgesteld.
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Het plan wordt volledig op kosten van de initiatiefnemer gerealiseerd. De verplichting een grondexploitatieplan vast te stellen conform artikel 6.12, lid 1 Wro kan op basis van artikel 6.12, lid 2 Wro dan ook achterwege blijven.
Bijlage 1 Standaard Waterparagraaf
Bijlage 1 Standaard waterparagraaf
Bijlage 2 Samenvatting Watertoets
Bijlage 2 Samenvatting watertoets