KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Inrichtingsplan Eekwielensweg 3
Bijlage 2 Inrichtingsplan Haarlerveldweg 12
Bijlage 3 Sloopoverzicht
Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 5 Nota Parkeernormen
Bijlage 6 Samen Leven Met Water
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Locatie Plangebied
1.3 Huidig Planologisch Regime
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Waardentoets
4.1 Inleiding
4.2 Ecologie
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.4 Hydrologie En Watertoets
Hoofdstuk 5 Milieutoets
5.1 Inleiding
5.2 Bodem
5.3 Geluid
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.7 Besluit Milieueffectrapportage
5.8 Verkeer En Parkeren
5.9 Conclusie Milieutoets
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Ontwikkelplan
Bijlage 2 Toets Wet Natuurbescherming Eekwielensweg 3
Bijlage 3 Actualisatie Toets Wet Natuurbescherming Haarlerveldweg 12
Bijlage 4 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 5 Stikstofberekening
Bijlage 6 Watertoets Eekwielensweg 3
Bijlage 7 Watertoets Haarlerveldweg 12
Bijlage 8 Bodemonderzoek Eekwielensweg 3
Bijlage 9 Bodemonderzoek Haarlerveldweg 12
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Haarlerveldweg
Bijlage 11 Externe Veiligheidonderzoek Haarlerveldweg En Eekwielensweg
Bijlage 12 Omgevingsdialoog
Bijlage 13 Advies Veiligheidsregio Twente

Haarlerveldweg 12 en Eekwielensweg 3 Haarle

Bestemmingsplan - Gemeente Hellendoorn

Ontwerp op 12-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Haarlerveldweg 12 en Eekwielensweg 3 Haarle', met identificatienummer

NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01 van de gemeente Hellendoorn;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bestemmingsplan Buitengebied 2009

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met identificatienummer NL.IMRO.0163000095101- van de gemeente Hellendoorn;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen en het houden van dieren, waaronder begrepen paardenfokkerij en intensieve kwekerij; uitgezonderd zijn: paardenhouderij en manege;

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt;

1.10 beroep aan huis

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, dat in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 bestaande afmetingen en vorm

de hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal dat op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

1.12 bestaande bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object

bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, object, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw

een gebouw dat of een overkapping die in bouwkundig opzicht ondergeschikt is en voor zover aan het hoofdgebouw gebouwd in de kap zichtbaar en feitelijk gescheiden is, van het op hetzelfde perceel gelegen bijbehorende hoofdgebouw;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergoten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 brutovloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 glastuinbouwbedrijf

een agrarisch bedrijf, dat is gericht op het voortbrengen van produkten door middel van het telen van gewassen onder glas of daarmee gelijk te stellen materialen;

1.28 grondgebonden agrarische bedrijvigheid

veehouderij-, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel;

1.29 hobbymatig agrarisch gebruik

het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd;

1.30 hoofdgebouw

een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken;

1.31 horeca

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;

1.32 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur;

1.33 hydrologische bufferzone

een als zodanig aangeduide zone waar bepalingen gelden, die specifiek zijn gericht op het tegengaan van de verdroging en op de bescherming van de natte natuurwaarden van de nabijgelegen gebieden met kwelafhankelijke vegetatie;

1.34 inpandig bijgebouw

een bijgebouw dat, in afwijking van het begrip bijgebouw zoals bedoeld in 1.15, is opgenomen binnen de hoofdbouwmassa van de woning en in architectonisch opzicht deel uitmaakt van de hoofdbouwmasse van de woning;

1.35 intensieve kwekerij

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen of het kweken van dieren, niet zijnde vee, waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, zoals een kwekerij van paddenstoelen, witlof, vis, wormen of maden;

1.36 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of deel daarvan met een bruto vloeroppervlakte van ten minste 250 m2, dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer; onder veehouderij wordt hier niet verstaan: het houden van melk rundvee, schapen en paarden, het "biologisch" houden van dieren en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.37 kas

een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen;

1.38 manege

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

1.39 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.40 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.41 paardenbak

een niet overdekt, omheind terrein met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.42 paardenfokkerij

het bedrijfsmatig, op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als hoofdactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.43 paardenhouderij

het bedrijfsmatig, niet op agrarische productie gericht houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte nevenactiviteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's;

1.44 peil

  1. a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.

1.45 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.46 recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.47 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub al of niet in combinatie met elkaar;

1.48 tuinbouw

het bedrijfsmatig telen en kweken van groenten, bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, in de volle grond, al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

1.49 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt, dan wel de naar de aanduiding 'gevellijn' gekeerde gevel;

1.50 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;

1.51 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.52 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

Bij het meten van de bouwhoogte worden dakkapellen als ondergeschikte bouwonderdelen aangemerkt, zodat deze niet maatgevend zijn voor de bepaling van het hoogste punt;

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Bij het meten van de goothoogte zijn de volgende constructiedelen uitgezonderd:

  1. a. de snijlijn, niet zijnde de noklijn, van dakvlakken, zoals in geval van horizontale gedeelten van afgeknotte daken en mansardekappen;
  2. b. de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel van:
    1. 1. dakkapellen;
    2. 2. dakvlakken die niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 4 m2 of kleiner;
  2. b. overstekende daken;
  3. c. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw.

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of hoofdgebouw bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat intensieve veehouderij en glastuinbouw niet zijn toegestaan;
  2. b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn aangegeven, ter plaatse van de daarbij vermelde aanduiding:
    landschaps- en natuurwaarden ter plaatse van de aanduiding
    openheid specifieke vorm van waarde - openheid
  3. c. instandhouding en ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers met een breedte van maximaal 10 m langs watergangen,
  4. d. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen;
  5. e. watergangen en waterpartijen, en;
  6. f. bij een en ander behorende voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;
  7. g. bescherming van natuurwaarden van aangrenzende voor verdroging gevoelige natuur- en moerasgebieden, ter plaatse van de aanduiding "milieuzone – hydrologische bufferzone";
  8. h. de uitvoering en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplan.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. beroep aan huis,
  3. c. tuinen en erven,
  4. d. de uitvoering en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 1 en Bijlage 2 opgenomen erfinrichtingsplannen, en;

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf uitgesloten' dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan ten behoeve van de bescherming en instandhouding van de landschappelijke waarde openheid.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat de op de gronden als bedoeld in lid 4.1 aangegeven bestemmingsgrens wordt verschoven ter vergroting van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. per geval dient de behoefte aan vergroting te zijn aangetoond;
  2. b. de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 25% worden vergroot;
  3. c. op geen van de gevels van een woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  4. d. in vookomend geval aanwezige landschaps- en natuurwaarden van aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. e. in voorkomend geval lid 7.2.

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bestaande afmetingen en afstanden

  1. a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand tot enige grens van bouwwerken, die rechtens, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
  2. b. De onder a genoemde bepaling geldt niet voor gebouwen die in het kader van voorliggend plan gesloopt dienen te worden zoals aangegeven in Bijlage 3 Sloopoverzicht.

7.2 Afstand tot wegen

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. 1. als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    2. 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
    3. 3. als paardenbak;
  3. c. het openstellen van (struin)paden in weidevogel- en ganzengebieden in het broedseizoen (15 maart tot 15 juli).

8.2 Uitoefening beroep aan huis in en bij een woning

Het gebruik van een woning en daarbij behorende bijgebouwen voor de uitoefening van een beroep aan huis is toegestaan, mits de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep aan huis, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 8.3 niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m2.

8.3 Afwijkingsbevoegdheid ten behoeve van beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2, ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, anders dan een beroep aan huis, in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, mits:

  1. a. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten, die in de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 4) zijn aangeduid als categorie 1 en 2, of daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  2. b. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  3. c. de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten binnen een woning en de daarbij behorende bijgebouwen, in voorkomend geval samen met de bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep aan huis als bedoeld in lid 8.2, niet meer bedraagt dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen, en ieder geval niet meer dan 60 m²;
  4. d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
  5. e. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    1. 1. het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein dient plaats te vinden, en
    2. 2. behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.
  6. f. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten.

8.4 Afwijken van de bouwregels paardenbak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.1, onder b.3, ten behoeve van het gebruiken van gronden als bedoeld in Artikel 3 Agrarisch met waarden en Artikel 4 Wonen, als paardenbak en het aldaar bouwen van andere bouwwerken ten dienste daarvan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. bij eenzelfde woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan,
  2. b. de paardenbak dient binnen het bouwvlak respectievelijk in de onmiddellijke nabijheid van de betreffende woning te worden gesitueerd;
  3. c. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  4. d. de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. e. ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijking extra zelfstandige woonruimte in woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels omtrent het toegestane aantal en de toegestane inhoud van woningen, ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een woning, niet zijnde een recreatiewoning, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
  2. b. de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning, althans het hoofdgebouw, en de daarin opgenomen zelfstandige woonruimte mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen;
  3. c. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning.

9.2 Afwijking gebruik bijgebouwen als zelfstandige woonruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels omtrent bijgebouwen, ten behoeve van het bouwen van ten hoogste één zelfstandige woonruimte in een bijgebouw, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend, indien daarvoor dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen worden gegeven;
  2. b. de bruto vloeroppervlakte van de betreffende woonruimte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
  3. c. de afstand tussen het betreffende bijgebouw en de woning waarbij het bijgebouw hoort, mag niet meer dan 25 m bedragen;
  4. d. de goothoogte en bouwhoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van het betreffende bijgebouw;
  5. e. de omgevingsvergunning wordt ingetrokken, zodra vaststaat dat de onder a bedoelde redenen er niet meer zijn, met dien verstande dat na intrekking de verbouwing tot en de inrichting al zelfstandige woonruimte onverwijld ongedaan wordt gemaakt.

9.3 Algemene afwijkingsregels

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

10.1 Algemene wijzigingsmogelijkheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 20 m worden verschoven;
  2. b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 10% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  3. c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuingen op het eigen terrein dat bij het bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend, behoort. Daarbij moet worden voorzien in parkeergelegenheid overeenkomst de normering als vermeld in Bijlage 5 NotaParkeernormen vastgesteld door de raad op 21 september 2021. Indien deze "Nota parkeernormen Hellendoorn" wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

11.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik, op het eigen terrein worden voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.

11.3 Afwijken ten aanzien van parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 ten behoeve van normen voor het parkeren overeenkomstig de flexibiliteit en uitzonderingen als vermeld in Bijlage 5 Nota Parkeernormen vastgesteld op 21 september 2021. Indien deze "Nota parkeernormen' wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.

11.4 Voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, dient te worden voorzien in voldoende infiltratie van hemelwater op eigen terrein conform de eisen gesteld in het beleidsplan "Samen leven met water 2021-2025, gemeente Hellendoorn".

De regels hiertoe zijn vermeld in Bijlage 6 Samen leven met water bij deze regels. Indien de betreffende regels gedurende de planperiode wijzigen, gelden de gewijzigde regels.

11.5 Specifieke gebruiksregels

11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Haarlerveldweg 12 en Eekwielensweg 3 Haarle" van de gemeente Hellendoorn.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Inrichtingsplan Eekwielensweg 3

Bijlage 2 Inrichtingsplan Haarlerveldweg 12

Bijlage 3 Sloopoverzicht

Bijlage 4 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 5 Nota Parkeernormen

Bijlage 6 Samen Leven Met Water

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op twee locaties in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn, te weten Haarlerveldweg 12 en Eekwielensweg 3, beiden te Haarle. Dit betreffen twee agrarische bedrijfslocaties die in het kader van de ontwikkelopgave voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied Boetelerveld door initiatiefnemer zijn aangekocht. De locaties vallen echter buiten de daadwerkelijke ontwikkelopgave zelf. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn reeds beëindigd.

Vanwege stormschade en de bouwkundig slechte staat van de bedrijfsgebouwen heeft de gemeente reeds ingestemd met het vroegtijdig slopen van het merendeel van de agrarische bedrijfsbebouwing op beide locaties en het vasthouden van compensatie in de vorm van woningen. Het grootste deel van de agrarische bedrijfsgebouwen zijn reeds gesloopt. In totaal wordt ca. 3.165 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt; ca. 627 m² aan de Eekwielensweg 3 en ca. 2.540 m² aan de Haarlerveldweg 12. Het voornemen is om deze gezamenlijke sloopoppervlakte van beide locaties in te zetten in het kader van de Rood voor Rood regeling1 van de gemeente Hellendoorn en ter compensatie van de sloop van deze voormalige bedrijfsbebouwing bij Haarlerveldweg 12 drie compensatiewoningen te realiseren.

Opgemerkt wordt dat de gemeente Hellendoorn in juni 2020 de beleidsregel ‘Beleid Nieuw Buitengebied’ heeft vastgesteld. Door vaststelling van dit beleid is het beleid ‘Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied’ komen te vervallen. Voor dit voornemen is echter voor vaststelling van het nieuwe beleid reeds een verzoek ingediend. Vanuit de overgangsbepaling, zoals opgenomen in de beleidsregel ‘Beleid Nieuw Buitengebied’ dient in dit geval het verzoek te voldoen aan het beleid ‘Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied. Ingevolge de Rood voor Rood regeling zoals opgenomen in het beleid ‘Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied’, dient minimaal 850 m² gesloopt te worden om in aanmerking te komen voor een compensatiewoning met bijbehorend bijgebouw.

De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkelingen bestaan in hoofdlijnen uit:

  • Slopen van schuren van ca. 627 m2 aan de Eekwielensweg 3 en de omzetting van de agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming ten behoeve van de bestaande (bedrijfs)woning;
  • Slopen van een schuur van ca. 2.540 m2 aan de Haarlerveldweg 12 en omzetting van de agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming ten behoeve van de bestaande (bedrijfs)woning;
  • het met inzet van de gezamenlijke sloopoppervlakte van ca. 3.165 m² van beide locaties mogelijk maken van drie compensatiewoningen aan de Haarlerveldweg 12.

De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied 2009’ waardoor een bestemmingsplanherziening is vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1 Opgenomen in het beleid ‘Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied’ van de gemeente Hellendoorn

1.2 Locatie Plangebied

Het plangebied en de omgeving

De erven aan de Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12 te Haarle liggen in het buitengebied van de gemeente Hellendoorn ten oosten van het Boetelerveld, tussen de dorpskernen van Raalte en Haarle. De erven liggen in het jonge heideontginningslandschap. Van de voormalige heide is het Boetelerveld een van de nooit ontgonnen restanten. Het Boetelerveld is momenteel Natura 2000-gebied. Op twee kilometer is Haarle de meest dichtstbij gelegen dorpskern. Binnen een afstand van één kilometer ligt de N35, een belangrijke verkeersader van Almelo naar Zwolle. De omgeving betreft naast de natuurgebieden Boetelerveld en Sallandse Heuvelrug met haar recreatieve functies, voornamelijk agrarisch gebied.

Het erf aan de Eekwielensweg 3 was een van de eerste erven die rond 1920 in dit gebied werden aangelegd. Het erf heeft een lange oprit waardoor het ver vanaf de openbare weg ligt. Dit erf is nooit uitgebreid. Rond 1950 ontstond een ontginningsas langs de Haarlerveldweg. Het erf aan de Haarlerveldweg 12 is toen aangelegd en in de loop der tijd gegroeid tot een intensief bedrijf met grote stallen.

Op afbeelding 1 is de ligging van het plangebied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0002.png"

Afbeelding 2: Globale ligging van de Eekwielensweg 3

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0003.png"

Afbeelding 3: Globale ligging van de Haarlerveldweg 12

1.3 Huidig Planologisch Regime

Beide erven zijn gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied (2009) van de gemeente Hellendoorn. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 20 april 2009 door de gemeenteraad van Hellendoorn en op 15 juni 2011 onherroepelijk geworden. De regels van het bestemmingsplan zijn vervolgens partieel herzien (bestemmingsplan “Buitengebied 2009 herziening regels 2 – 2012”). Deze herziening is vastgesteld op 18 september 2012. De gewijzigde regels zijn – indien van toepassing – doorvertaald in voorliggend bestemmingsplan.”;

Het erf aan de Eekwielensweg 3 kent in dit bestemmingsplan de volgende bestemmingen:

  • Enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden’
  • Bouwvlak met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’
  • dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologische verwachtingswaarde’
  • Dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’
  • Gebiedsaanduiding ‘Specifieke vorm van waarde – openheid’
  • Gebiedsaanduiding ‘milieuzone – hydrologische bufferzone’
  • Gebiedsaanduidingen ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied

Voor het erf aan de Haarlerveldweg 12 gelden in dit bestemmingsplan de volgende bestemmingen:

  • Enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden’
  • bouwvlak met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’
  • Aanduiding ‘specifieke vorm van waarde – openheid’
  • Gebiedsaanduiding ‘milieuzone – hydrologische bufferzone’
  • Gebiedsaanduiding ‘reconstructiewetzone – verwevingsgebied’.

De voorgenomen ontwikkeling om op beide erven een functieverandering naar wonen te realiseren past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0004.png"

Afbeelding 4: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met daarin de Haarlerveldweg 12 en Eekwielensweg 3 weergegeven.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een zevental hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die volgen uit het beleid. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het projectgebied en de directe omgeving aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven van de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling nader toegelicht, waarbij eerst de huidige situatie wordt beschreven. Hierna volgt een beschrijving van de toekomstige situatie.

2.1 Huidige Situatie

Zowel de Haarlerveldweg 12 als de Eekwielensweg 3 zijn agrarische bedrijven. Op beide erven is één bedrijfswoning aanwezig en zijn de agrarische activiteiten inmiddels gestaakt. Vanwege stormschade en slechte bouwkundige staat van de bijgebouwen zijn de meeste agrarische bedrijfsgebouwen reeds gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0005.png"

Afbeelding 5: Luchtfoto met ligging van het erf aan de Eekwielensweg 3 in 2016 (l) en 2022 (r) (Bron: PDOK Viewer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0006.png"

Afbeelding 6: Luchtfoto met ligging van het erf aan de Haarlerveldweg 12 in 2016 (l) en 2022 (r) (Bron: PDOK Viewer)

2.2 Toekomstige Situatie

Middels toepassing van de Rood voor Rood regeling is de initiatiefnemer voornemens de huidige erven te herontwikkelen. Een groot deel van de vervallen opstallen zijn reeds gesloopt, op beide erven wordt nog iets gesloopt (zie hiervoor Bijlage 3 Sloopoverzicht). De grondslag van deze regeling heeft betrekking op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Hiervoor in de plaats wil de initiatiefnemer graag drie nieuwe compensatiewoningen van 750 m3 met inpandige bijgebouwen realiseren op het erf aan de Haarlerveldweg. In dit plan wordt de ruimtelijke kwaliteitsverbetering van deze ontwikkeling nader beschreven. Hierbij wordt ingegaan op de basisinspanning, de landschappelijke inpassing van de toekomstige erven én de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). Voor het realiseren van de plannen is gekeken naar het vigerende beleid toen het principeverzoek is ingediend, namelijk 'Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied'. Dit vormt naast de ruimtelijke analyse de basis voor het ontwerp.

In onderstaande paragrafen wordt de opbouw van het schetsontwerp toegelicht, het volledige ontwikkelplan is te zien in Bijlage 1 Ontwikkelplan Ten grondslag van het ontwerp aan de Haarlerveldweg ligt het advies van het Oversticht van oktober 2020.

Het beleid 'Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied' houdt in dat voor één compensatiewoning miniaal 850 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt. Met de sloop van 3.165 m2 wordt er ruimschoots aan die voorwaarde voor drie compensatiewoningen voldaan. Voorwaarde daarbij is dat alle bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt. Het beoogde plan voldoet aan het gemeentelijk beleid zoals dat gold ten tijde van het indienen van het principeverzoek.

Indeling erven

Eekwielensweg 3

Het erf aan de Eekwielensweg behoudt de karakteristieke opbouw van het bestaande ensemble van hoofdgebouw en bijgebouw. De bestaande bedrijfswoning met bijgebouw wordt herbouwd en omgezet naar een burgerwoning. Het erf heeft een lange oprit met bestaande bomen. Vanaf de openbare weg zijn de gebouwen met beplanting als één groen erf-ensemble beleefbaar. Erf en landschap lopen in elkaar over door de bebouwing te combineren met opgaand groen en de kavel niet te sterk te omranden.

Haarlerveldweg 12

De ingreep op het erf aan de Haarlerveldweg 12 is veel groter. Vanuit het functieveranderingsbeleid is het mogelijk om drie nieuwe woningen incl. inpandige bijgebouwen te realiseren. Daarnaast wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet naar burgerwoning. De nieuwe woningen inclusief de bestaande woning worden elk als afzonderlijke wooneenheid behandeld maar passen gezamenlijk als één erfensemble in het landschap. Het totale plan voorziet dus in totaal 4 burgerwoningen. Het uitgangspunt van het ensemble is de typische scheiding tussen het voor -en achtererf. In de nieuwe situatie blijft de bestaande boerderij-woning behouden en wordt het historische voorerf met een boomgaard en haagbeplanting ook weer zodanig ingericht. De nieuwe woningen worden op het achtererf gesitueerd. Het nieuwe erf kent een orthogonale opzet, de nieuwe gebouwen staan in een hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar en de weg. Hiermee wordt de oude ontginningsrichting versterkt. Het zijn grootse woningen in forse groenstructuren passend in het ruim opgezette agrarische landschap. Dit wordt gedaan door de bijgebouwen inpandig op te nemen als onderdeel van het woongebouw. De nieuw te bouwen woningen krijgen de uitstraling van een schuur en zijn daarmee ondergeschikt aan de bestaande woning. Rondom de woningen liggen privé tuinen. De bestaande ontsluiting van het erf blijft gehandhaafd en wordt ook gebruikt voor de ontsluiting van de drie nieuwe woningen. Het middelste deel van het erf wordt gezamenlijk gebruikt en aangekleed met haagbeplanting.

Bebouwing

Op de Eekwielensweg wordt de bestaande bedrijfswoning met bijgebouw herbouwd. De bebouwing wordt herbouwd met behoud van regionale stijlkenmerken en sobere detaillering. Het bijgebouw is ondergeschikt aan de woning. De nieuw te bouwen woningen aan de Haarlerveldweg 12 krijgen de uitstraling van een schuur en zijn daarmee ondergeschikt aan de bestaande hoofdwoning. In de architectuur van de nieuw te bouwen bebouwing zowel aan de Eekwielensweg als de Haarlerveldweg dient rekening te worden gehouden met de kansen die de plek voor de biodiversiteit biedt. Voorgeschreven wordt om onderstaande punten op te nemen in de nieuw te bouwen bebouwing:

  • nestpannen voor huismussen en andere vogels;
  • loze ruimte in overstek of dakgoot voor vleermuizen of gierzwaluwen;
  • ruimtes in spouwmuren geschikt maken voor vleermuizen;
  • opnemen van een bijensteen in de (zuid)gevel;
  • opnemen van een entreesteen voor vleermuizen in de gevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0007.png"

Afbeelding 7: Schetsontwerp nieuw erf aan de Eekwielensweg (bron: Ontwikkelplan Eelerwoude).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0008.png"

Afbeelding 8: Schetsontwerp nieuw erf aan de Haarlerveldweg (bron: Ontwikkelplan Eelerwoude).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid beschreven dat betrekking heeft op het projectgebied en de voorgenomen ontwikkeling. Het wordt benaderd vanuit het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. In het Barro wordt een aantal projecten die van rijksbelang zijn met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen. Binnen het Barro komen de volgende onderdelen aan bod:

  • project Mainportontwikkeling;
  • Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

In oktober 2012 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijkswegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de EHS, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater, maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer en is het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving opgenomen. Per 1 juli 2016 zijn er nog enkele wijzigingen van de Barro van kracht geworden. Deze wijzigingen hebben geen directe invloed op het voorliggende plan. Wel is de term 'Ecologische Hoofdstructuur' gewijzigd in 'Natuurnetwerk Nederland' ('NNN'). Vervolgens is in 2020 een wijziging doorgevoerd waarbij (onder andere) voorkeurstracés voor buiskeidingen zijn aangegeven. Dit betreft tracés voor buisleidingen van nationaal belang voor het transport van aardgas.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. Als gevolg van deze wijziging zijn gemeenten en provincies verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de duurzaamheidsladder op te nemen, wanneer een zodanig besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en over programmering dient te worden voorkomen. Middels de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (kortweg: duurzaamheidsladder) vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:

  1. 1. Beoordeling (kwalitatief/kwantitatief) of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen, waarin nog niet elders is voorzien.
  2. 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  3. 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld. Dit is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Bij toetsing aan het SVIR en artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro blijkt het volgende. In de voorgenomen ontwikkeling worden drie nieuwe woningen gerealiseerd. Om te bepalen wanneer een ontwikkeling aangemerkt kan worden als een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro wordt gekeken naar jurisprudentie. Hieruit blijkt dat een ontwikkeling van elf nieuwe woningen niet wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling (bron: ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921). De voorgenomen ontwikkeling van drie nieuwe woningen aan de Haarlerveldweg wordt daarmee dan ook niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Een verdere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet noodzakelijk. Het onderhavige plan heeft verder geen betrekking op de overige benoemde onderdelen in het Barro.

Het voorliggend ruimtelijk plan is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling.

3.2.2 De nationale omgevingsvisie

Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.

Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze vier prioriteiten zijn beleidskeuzes gemaakt:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Voorliggend plan betreft een relatief kleinschalige ontwikkeling die geen negatieve effecten heeft op nationale belangen. Het plan voldoet aan de prioriteit voor toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied. Immers worden de oude landschapsontsierende bebouwing verruild voor drie nieuwe woningen, wat ten goede komt van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Tot slot krijgt de ontwikkeling een landschappelijke inpassing die aansluit bij de kenmerken van de omgeving. Hiermee is het voorliggende plan in overeenstemming met de NOVI.

3.2.3 Conclusie Rijksbeleid

Vanuit de SVIR, het Barro, de Bro en de ladder voor duurzame verstedelijking komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op het voorgenomen plan, behalve dat er rekening dient te worden gehouden met het tracé van de gasleiding. Dit is echter reeds verwerkt in het vigerende bestemmingsplan. Er wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

3.3 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in diverse van plannen. De belangrijkste plannen zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de Omgevingsverordening Overijssel.

3.3.1 Omgevingsvisie- en verordening 2017

Omgevingsvisie- en verordening

De Omgevingsvisie Overijssel is dé provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2017 is de Omgevingsvisie en -verordening 2017 vastgesteld. Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet om de belangrijke thema's uit de Omgevingsvisie juridisch te borgen.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde:

  1. 1. Generieke beleidskeuzes (Of).
  2. 2. Ontwikkelingsperspectieven (Waar).
  3. 3. Gebiedskenmerken (Hoe).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0009.png"

Afbeelding 9: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel)

1. Generieke beleidskeuzes (Of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, het Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Het uitvoeringsmodel vraagt bij nieuwe ontwikkelingen dus eerst te kijken naar het niveau van generieke beleidskeuzes. Een aantal beleidskeuzes geldt nagenoeg voor alle ontwikkelingen op alle locaties in Overijssel:

  • integraliteit
  • toekomstbestendigheid
  • concentratiebeleid
  • (boven)regionale afstemming
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

Bovenstaande beleidskeuzes geven invulling aan de Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking. Hiermee wordt een nadere invulling aan de Ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro (art. 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening) gegeven.

Daarnaast zijn er ook gebiedsspecifieke beleidskeuzes.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Hieronder is de ontwikkeling per relevant artikel getoetst:

art. 2.1.2 Principe van concentratie

In lid 1 is opgenomen dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in woningbouw om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen. De voorliggende ontwikkeling past binnen de lokale behoefte en resulteert per saldo niet in een relevante toename van de woonfunctie in het buitengebied.

art. 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

In dit artikel zijn een aantal voorwaarden gesteld voor ontwikkelingen die extra ruimtebeslag door bouwen en verharden op de Groene Omgeving leggen. In voorliggende ontwikkeling worden er woningen volgens het Rood voor Rood principe gerealiseerd in ruil voor reeds gesloopte landschapsontsierende agrarische opstallen. De woningen worden op de bestaande erven gerealiseerd, gebruikmakend van de huidige infrastructuur. Daarnaast zorgt voorliggende ontwikkeling voor een kwaliteitsimpuls van de omgeving. Hiermee past voorliggende ontwikkeling binnen het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

art. 2.1.4 Toekomstbestendigheid

Een initiatief mag de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien niet in gevaar brengen. Ook wordt gegeken naar de verschillende schaalniveaus van de effecten van ingrepen. Met de ontwikkeling worden leegstaande en vervallen agrarische opstallen gesloopt en worden nieuwe woningen op de bestaande erven gerealiseerd. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. Dit maakt de ontwikkeling toekomstbestendig.

Art. 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit

Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Het ontwikkelen van de woningen op de huidige erven die geen agrarische functie meer hebben vindt plaats op een wijze die de gebiedskenmerken versterkt. Dit maakt de ontwikkeling passend binnen de kaders van ruimtelijke kwaliteit.

Art. 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) moet ertoe leiden dat ontwikkelingen in het buitengebied samengaan met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit. Op de beide erven krijgt de Groene Omgeving een impuls door het opnieuw in te richten met woning(en) met een natuurlijke landschappelijke inpassing. In paragraaf 3.3.2 is nader toegelicht hoe de balans voor de ontwikkeling is opgebouwd.

Art. 2.1.9 Sociale kwaliteit

Sociale kwaliteit betreft het welzijn van de mens voor zover het gaat om het voldoen aan menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving. Participatie van gebruikers en/of betrokkenen in de planvorming is hierbij een belangrijk aspect. Voor de voorliggende ontwikkeling heeft overleg plaatsgevonden met de omwonenden, dit is nader toegelicht in paragraaf 7.2.

Art 2.2.2 lid 1 Realisatie nieuwe woningen

Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.

Voorliggende ontwikkeling betreft de realisatie van drie compensatiewoningen op basis van het beleid 'Vrijkomende gebouwen in het buitengebied’ van de gemeente Hellendoorn en de wijziging van twee bedrijfswoningen naar reguliere burgerwoningen. De woningen worden gebouwd voor de lokale behoefte en voorzien in de kwalitatieve behoefte.

Gebiedsspecifieke beleidskeuzes

In afbeelding 10 is een uitsnede weergegeven van de kaart met gebiedsspecifieke beleidskeuzes van provincie Overijssel. Hieruit blijkt dat er geen gebiedsspecifieke beleidskeuzes gelden voor het plangebied. Nabij het plangebied ligt Natura2000 gebied Boetelerveld, wat tot het Natuurnetwerk Nederland behoort. In paragraaf 4.2 Ecologie wordt de ontwikkeling in relatie tot het Natuurnetwerk Nederland nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0010.png"

Afbeelding 10: Uitsnede Omgevingsvisie Overijssel, kaart 'gebiedsspecifieke beleidskeuzes', met daairn het erf Eekwielensweg 3.

3afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0011.png"

Afbeelding 11: Uitsnede Omgevingsvisie Overijssel, kaart 'gebiedsspecifieke beleidskeuzes', met daairn het erf Haarlerveldweg 12.

Gesteld wordt dat de voorgenomen ontwikkeling geen afbreuk doet aan de beleidskeuzes uit de provinciale omgevingsvisie.

2. Ontwikkelingsperspectieven (Waar)

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vormgegeven. Het beleid voor de ontwikkelingsperspectieven is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12 vallen onder het ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap, het erf aan de Eekwielensweg 3 maakt daarnaast deel uit van de Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0012.png"

Afbeelding 12: Ontwikkelingsperspectieven Eekwielensweg 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0013.png"

Afbeelding 13: Ontwikkelingsperspectieven Haarlerveldweg 12.

In het ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap staat het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van het agrarisch cultuurlandschap voorop. Daarnaast gelden ook de algemenere kwaliteitsambities:

  • zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • sterkere ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel;
  • continu en beleefbaar watersysteem.

In dit gebied is ook ruimte voor niet-agrarische ontwikkelingen, mits deze de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw niet beperken én de ontwikkelingen bijdragen aan o.a. waterkwaliteitsdoelen, gezondheid en welzijn van mens en dier, energietransitie, natuuropgaven, klimaatbestendigheid en ontwikkelen met aandacht voor / in dialoog met omwonenden.

In de Zone ondernemen met Natuur en Water buiten het Natuurnetwerk Nederland wordt ingezet op de versterking van de kwaliteit van natuur, landschap en water door initiatieven te verbinden aan deze kwaliteiten.

Uitgaande van het bovengenoemde kan gesteld worden dat het voorliggende plan past binnen de geldende ontwikkelingsperspectieven. De realisatie van de woningen vormt geen belemmering voor de aanwezige agrarische activiteiten en is vanwege de sloop van landschapsontsierende opstallen ook een impuls voor de leefbaarheid. Daarnaast is er in de ontwikkeling veel aandacht voor het versterken van landschappelijke waarden, de landschappelijke inpassing en het versterken van natuurlijke waarden.

3. Gebiedskenmerken (Hoe)

In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende of richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende of richtinggevende uitspraken.

De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.

Natuurlijke laag

De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatie proces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en ervoor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden.

Afbeelding 14 en 15 geven het plangebied weer op de gebiedskenmerkenkaart de "Natuurlijke laag". Het erf aan de Haarlerveldweg 12 behoort volledig tot het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen', het erf aan de Eekwielensweg 3 ligt op de grens tussen de 'Dekzandvlakte en ruggen' en 'Beekdalen en natte laagtes'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0014.png"

Afbeelding 14: Weergave kaart natuurlijke laag Eekwielensweg 3 (bron: Omgevingsvisie Overijssel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0015.png"

Afbeelding 15: Weergave kaart natuurlijke laag Haarlerveldweg 12 (bron: Omgevingsvisie Overijssel).

Dekzandvlakte en ruggen

De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.

De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekking)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.

Beekdalen en natte laagtes

Het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, ’s winters bredere stroomdraad met meestromende geulen. De dynamiek (water en wind) bepaalt de verschijningsvorm; de gedaante wisselt. Dynamisch landschap, open karakter met hogere randen.

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Van oudsher zijn de hoger gelegen gronden goed bewoonbaar. De te realiseren woningen worden gebouwd binnen de grenzen van de huidige erven. In de voorgenomen ontwikkeling wordt voor de beplanting van het erf bovendien gebruik gemaakt van inheemse soorten welke passen bij het landschap en haar bodem. Ook worden bestaande watergangen bij beide erven doorgetrokken tot in het (woon)perceel en worden de sloten ondieper en breder gemaakt om water beter vast te kunnen houden. Hiermee past de ontwikkeling binnen de kenmerken van de natuurlijke laag.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

In het agrarisch cultuurlandschap gaat het erom dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen. Daardoor is een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden. Binnen de regionale landschappen is er vaak op korte afstand sprake van verschillen: de es, de flank en het beekdal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0017.png"

Afbeelding 16 + 17: Weergave kaart laag van het agrarisch cultuurlandschap (bron: Omgevingsvisie Overijssel).

Jong heide- en broekontginningenlandschap

Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap” gelegen in het landschapstype 'jonge heide- en broekontginningenlandschap'. De ambitie voor het jonge heide- en broekontginningslandschap is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In de voorliggende ontwikkeling worden de erven passend bij het landschap ingericht en de ruimtemaat van het erf blijft behouden. Het erf aan de Eekwielensweg wordt dusdanig ingericht dat het geheel van groen en beplanting als één erf-ensemble beleefbaar zijn. Op het erf aan de Haarlerveldweg wordt ingrijpender gewijzigd, maar ook met behoud van de bestaande structuur met een orthogonale opzet. De gebouwen staan in een hoek van 90 graden ten opzichte van de weg en elkaar. Dit versterkt de oude ontginningsrichting. De forse groenstructuur past in het ruim opgezette agrarische landschap.

Stedelijke laag

De stedelijke laag bevat de steden, dorpen, verspreide bebouwing en infrastructuur. In deze laag is de dynamiek van belang: tussen grote steden en infrastructuur, maar ook de rust van dorpen en landelijke wegen en paden. De ligging en bereikbaarheid van een stad of dorp spelen een belangrijke rol in het functioneren van een plek. Steden en dorpen hebben hun eigen ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten, waarbij cultuurhistorische gebouwen en structuren vaak bepalend zijn voor de stedelijke identiteit en belevingswaarde.

Informele trage netwerk

Het informele trage netwerk bestaat uit het samenhangende netwerk van de wandelpaden, fietspaden, ruiterroutes, etc. die het agrarische cultuurlandschap en de natuurlijke laag toegankelijk en beleefbaar maken. De oude zandwegen en paden vormen hierbij de hoofdsstructuur. Door veranderingen als ruilverkaveling, opwaardering van wegen en oprukkende bebouwing zijn delen van dit netwerk verloren gegaan.

Verspreide bebouwing

Agrarische erven zijn van oudsher sterk verbonden met het landschap door de bewerking van de omliggende gronden, afgestemd op de plaatselijke omstandigheden. Zo zijn er herkenbare, samenhangende landschappen ontstaan, zoals het essenlandschap, oude hoevenlandschap, etc., waarbij elk landschapstype zijn eigen 'erfvorm' kent. Daarnaast kent het buitengebied verspreide burgerwoningen met elk een eigen karakter en ontstaansverhaal. De norm is dat ontwikkeling van nieuwe erven bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit volgens de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Belangrijk is het behoud en de versterking van de kenmerkende erfstructuur en volumematen en een koppeling tussen erf en landschap.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De voorliggende ontwikkeling leidt niet tot het opheffen van paden of wegen in het buitengebied en doet daarmee geen afbreuk aan de kwaliteit van het informele trage netwerk. Door middel van de landschappelijke inpassing worden de verbindingen tussen het landschap en de nieuw in te richten erven versterkt. Zo worden beide erven zodanig in het landschap ingepast dat de oorspronkelijke maat van de erven behouden blijven. Hiermee past de ontwikkeling binnen de eigenschappen van de stedelijke laag.

Laag van beleving

De laag van de beleving gaat over de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaltiteit, identiteit, tijdsdiepte en recreatieve voorzieningen die bijdragen aan de beleefbaarheid en waardering van de omgeving. In deze laag komen natuurlijke, functionele en sociale processen bij elkaar en gaat over verbinding tussen bijvoorbeeld stad en land, cultuur en natuur en snel en traag.

Donkerte

Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'donkerte' in de laag van de beleving. Lichte gebieden staan voor economische dynamiek: steden en dorpen, glastuinbouw, wegenstructuren, etc. De donkere gebieden vormen grotendeels het 'buitengebied' van Overijssel: natuur- en landbouwgebieden. Deze gebieden zijn relatief 'luw' en dun bewoond. Donkerte is een te koesteren kwaliteit. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied is de richtlijn dan ook om alleen minimale noodzakelijke verlichting toe te passen en deze goed te richten om zo de donkerte zoveel mogelijk te behouden.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Op de erven wordt verlichting zo zoveel mogelijk geminimaliseerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een timer, van boven naar beneden schijnende verlichting en vleermuisvriendelijke kleur verlichting. Hiermee wordt de donkerte van het gebied zoveel mogelijk behouden.

3.3.2 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)

Provincie Overijssel heeft de KGO vastgesteld. De KGO moet ertoe leiden dat ontwikkelingen in het buitengebied samengaan met een impuls in de ruimtelijke kwaliteit. Hierin is de balans van de ontwikkeling met name van belang. Op basis van de verordening (Art. 2.1.6, lid 1) bestemmingsplannen voor de Groene omgeving met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaaleconomische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologisch en/of landschappelijk waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Hierin is een ruimtelijke inpassing verplicht en wordt er een aanvullende kwaliteitsprestatie gevraagd. Voor het bepalen van de aanvullende kwaliteitsprestaties gelden drie variabelen:

  • Is de ontwikkeling ‘gebiedseigen’ of ‘gebiedsvreemd’?
  • Wat is de schaal van de ontwikkeling en de impact op de omgeving?
  • Dient het initiatief een eigen belang, of ook maatschappelijke belangen?

Het ‘Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’ geeft handvatten voor welke ontwikkeling dat geldt en hoe je de balans tussen nieuwe ontwikkelingen en de kwaliteitsprestatie bepaalt. Voor de ontwikkeling van beide erven ziet de balans er als volgt uit:

  • de sloop van circa 3.165 m2 aan landschapsontsierende bebouwing op twee locaties in het buitengebied;
  • de sanering van asbest en overtollige erfverharding;
  • het versterken van de landschappelijke kwaliteit door de deelgebieden conform de gebiedskenmerken landschappelijk in te passen.

Ter compensatie voor de bouw van de extra woningen wordt er, naast de reeds genoemde sloop van landschapsontsierende opstallen, bij beide erven geïnvesteerd in de landschappelijke inpassing en verbetering van de natuurwaarden. De nieuwe bebouwing (schuurwoningen) krijgen een gebiedseigen uitstraling. De investeringen in ruimtelijke kwaliteit staan in verhouding tot de geboden ontwikkelingsmogelijkheden.

3.3.3 Conclusie provinciaal beleid

Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening. Het plan past binnen de geldende ontwikkelingsperspectieven en de geldende gebiedskenmerken.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Het relevante ruimtelijke beleid van de gemeente Hellendoorn is weergegeven in de Omgevingsvisie 'Natuurlijk Avontuurlijk' en het bestemmingsplan "Buitengebied 2009".

3.4.1 Structuurvisie 'Natuurlijk Avontuurlijk'

De gemeenteraad van Hellendoorn heeft op 20 februari 2014 de Omgevingsvisie 'Natuurlijk Avontuurlijk' vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat een brede visie op de toekomst en vormt het kader van alle ruimtelijke ontwikkelingen. Identiteit vormt hierbij voornaamste uitgangspunt voor nieuwe ontwikkelingen. Het behouden en versterken van de identiteit van Hellendoorn zal bijdragen aan de aantrekkelijkheid op het gebied van wonen, recreëren en ondernemen. De gemeente gaat hierbij voor kwaliteit boven kwantiteit. De Omgevingsvisie ‘Natuurlijk Avontuurlijk’ maakt hiervoor onderscheid in ‘Identiteitsgebieden’.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0018.png"

Afbeelding 18: Weergave kaart Structuurvisie Hellendoorn Avontuurlijk Natuurlijk

Beide erven behoren tot het identiteitsgebied ‘Rond Boeren’. De gemeente wil hier inzetten op het behouden van de agrarische en landschappelijke identiteit. De volgende punten zijn daarbij belangrijk:

  • Behoud, ontwikkeling en gepaste schaalvergroting;
  • Inpasbaarheid in agrarisch cultuurlandschap;
  • Niet-agrarisch functies koppelen aan de agrarische sector (in functioneel of ruimtelijk opzicht);
  • Een nieuw complex zo formeren dat het in ruimtelijk opzicht lijkt op een (traditioneel) boerenerf.

Binnen ontwikkeling van beide erven is er veel oog voor de landschappelijke inpassing en behouden de erven en hun gebouwen hun schaal en raakt het landschap niet versnipperd. Door het concept van voor- en achtererven toe te passen bij de inrichting van de erven behoudt het plangebied tevens zijn agrarische uitstraling. Hiermee past de ontwikkeling binnen de identiteit 'Rond Boeren'.

3.4.2 Woonvisie 2020-2025

De gemeente Hellendoorn wil onnodig ruimtebeslag tegengaan met de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Eerst wordt door de gemeente gekeken of er met toepassing van deze principes een oplossing gevonden kan worden voor nieuw ruimtegebruik. De woonvisie sluit aan bij de Ladder van Duurzame Verstedelijking van de provincie Overijssel. Voor de ontwikkeling van ruimtelijke plannen in het buitengebied dient aangetoond te worden dat deze passen binnen de woonopgave en niet leiden tot extra ruimtegebruik.

In de Woonvisie 2020-2025 geeft de gemeente Hellendoorn de richting aan voor het woonbeleid. De woonafspraken tussen de regio Twente en de provincie Overijssel liggen hieraan ten grondslag. Op basis van een Primos huishoudensprognose is bepaald wat de woningbehoefte per gemeente is en daarmede het aantal toegestaan te bouwen woningen. Afhankelijk van veranderingen in de vraag, mag de gemeente Hellendoorn de bouw van 340 tot 420 woningen toewijzen. De intentie is om hier zorgvuldig mee om te gaan. De gemeente geeft ruimte aan ontwikkelingen die een significante kwaliteitsimpuls beduiden.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling draagt, met het bouwen van vier woningen, bij aan de doorstroming van doelgroepen naar ander woningtype. Hiermee wordt ruimte gemaakt in het woningsegment voor ouderen en starters. Voorliggend plan doet geen beroep op de beperkte “bandbreedte” voor woningbouw van de gemeente Hellendoorn. Een van de woningen (Eekwielensweg 3) betreft herbouw van de huidige woning. De overige 3 woningen worden in ruil voor sloop van landschapsontsierende opstellen gerealiseerd op het bestaande erf aan de Haarlerveldweg 12. Voorliggende ontwikkeling neemt zodoende geen extra ruimte in beslag. Het plan voegt enkel kwaliteit toe aan de omgeving en past daarme binnen de woonvisie van de gemeente Hellendoorn.

3.4.3 Beleid Nieuw Buitengebied

De beleidsregel 'Beleid Nieuw Buitengebied' is op 16 juni 2020 in werking getreden. Hiermee geeft de gemeente richting aan de toekomstige ontwikkeling van het buitengebied. Ook wordt een doorkijk geboden naar een passende werkwijze voor ruimtelijke ontwikkelingen in de geest van de Omgevingswet, waarbij de gemeente meer vanuit "Ja, mits" dan "Nee, tenzij" denkt. Als onderdeel van de beleidsregel is o.a. de Rood-voor-Rood regeling vernieuwd. De beleidsregel is een nadere uitwerking van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van de Provincie Overijssel en werkt aan de hand van een stappenplan met daarin de volgende stappen:

  1. 1. Gebiedskenmerken
  2. 2. Identiteit
  3. 3. Gebiedsopgaven
  4. 4. Verbinden
  5. 5. Wensen
  6. 6. Balans

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Aan de hand van bovenstaand stappenplan heeft Eelerwoude een Ontwikkelplan opgesteld voor de herontwikkeling van de erven aan de Haarlerveldweg 12 en Eekwielensweg 3. Het Ontwikkelplan is opgenomen als Bijlage 1 Ontwikkelplan bij de toelichting en middels een voorwaardelijke verplichting in de regels juridisch aan het bestemmingsplan verbonden. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld op basis van de plannen zoals deze zijn opgenomen in het Ontwikkelplan.

Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied

Het verzoek is ingediend vóór de vaststelling van het beleid Nieuw Buitengebied. Op basis van de overgangsregeling in dit beleid, is voor het realiseren van de plannen gekeken naar het vigerende beleid toen het principeverzoek is ingediend, namelijk 'Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied'. Het beleid 'Vrijkomende agrarische gebouwen in het buitengebied' houdt in dat voor één compensatiewoning miniaal 850 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt. Met de sloop van 3.165 m2 wordt er ruimschoots aan die voorwaarde voor drie compensatiewoningen voldaan. Voorwaarde daarbij is dat alle bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt. Het beoogde plan voldoet aan het gemeentelijk beleid zoals dat gold ten tijde van het indienen van het principeverzoek.

3.4.4 Welstandsnota 2019

De welstandsnota doet uitspraken over de uitstraling en kwaliteit van de bebouwing in de gemeente Hellendoorn. Nieuwe woningen in het buitengebied moeten aansluiten bij de gebiedseigen kenmerken, traditionele compositie en architectuur. Uiteindelijk wordt het ontwerp van de woningen beoordeeld door de stadsbouwmeester van 'het Oversticht' die de plannen voor de gemeente toetst aan de gemeentelijke welstandsnota.

Het Oversticht heeft reeds betrokkenheid gehad en haar advies gegeven voor voorgenomen ontwikkeling, de adviezen zijn opgevolgd en verwerkt in het ontwikkelplan. Voorliggend bestemmingsplan in is lijn met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten.

3.4.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Gezien de aard en omvang van het voornemen, en de locatie waar deze plaatsvindt, wordt geconcludeerd dat het voornemen in overeenstemming is met de beleidsuitgangspunten die gelden in het identiteitsgebied 'Rond Boeren'. Het initiatief past hiermee binnen de Omgevingsvisie 'Natuurlijk Avontuurlijk'. Tevens is gewerkt volgens het stappenplan uit het Beleid Nieuw Buitengebied.

Hoofdstuk 4 Waardentoets

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de waardentoets beschreven. Hieronder vallen ecologie, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de gewenste ontwikkeling.

4.2 Ecologie

Bescherming in het kader van de natuurwet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij soortenbescherming heeft men per 1 januari 2017 te maken met de nieuwe Wet natuurbescherming (dit was de Flora- en faunawet). Bij gebiedsbescherming heeft men ook te maken met de Wet natuurbescherming (was de Natuurbeschermingswet) en met de Ecologische Hoofdstructuur/Natuurnetwerk Nederland (EHS/NNN).

Om te onderzoeken of de gewenste ontwikkeling geen significante negatieve effecten met zich meebrengt in het kader van soorten- en gebiedsbescherming is door Eelerwoude een Toets aan de Wet natuurbescherming uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 2 Toets Wet NatuurbeschermingEekwielensweg 3 en Bijlage 3 Actualisatie Toets Wet Natuurbescherming Haarlerveldweg 12 De belangrijkste conclusies zijn hieronder opgenomen.

Beschermde soorten

Soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt

Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12:

De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Het betreft soorten als ree, haas, konijn en diverse algemene muizensoorten. De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er sprake is van een tijdelijke en plaatselijke verstoring, voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.

Soorten waarvoor géén provinciale vrijstelling geldt

Eekwielensweg 3

Vleermuizen

Uit het nader onderzoek is gebleken dat het plangebied geen deel uitmaakt van het leefgebied van de onderzochte soorten (vleermuizen). Hiermee zijn negatieve effecten op deze soorten ook uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is derhalve niet nodig. De volledige rapportage van het nader onderzoek is toegevoegd in Bijlage 4 Nader ecologisch onderzoek.

Broedvogels (jaarrond)

Uit het nader onderzoek is gebleken dat het plangebied geen deel uitmaakt van het leefgebied van de onderzochte soorten (jaarrond beschermde vogelsoorten). Hiermee zijn negatieve effecten op deze soorten ook uitgesloten. Er is geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.

De volledige rapportage van het nader onderzoek is toegevoegd in Bijlage 4 Nader ecologisch onderzoek.

Broedvogels (algemeen)

Alle vogelsoorten in Nederland zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming. Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Deze verbodsbepalingen kunnen in veel situaties worden voorkomen door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. De periode van 15 maart tot 15 juli wordt over het algemeen beschouwd als broedseizoen. Werkzaamheden binnen het broedseizoen zijn mogelijk indien is vastgesteld dat er met deze werkzaamheden geen nesten van broedvogels worden verstoord. Voor de Wet natuurbescherming zijn echter alle bewoonde vogelnesten beschermd, ongeacht het tijdstip van het jaar en ongeacht de zeldzaamheid van de soort. De genoemde termijn moet daarom niet al te strikt worden toegepast. Zoals aangegeven is in de eerder gedane QuickScan, dient het bouwrijp maken van het plangebied te gebeuren buiten het broedseizoen.

Haarlerveldweg 12:

Vleermuizen

Iedere vorm van beplanting blijft gehandhaafd, ook het woonhuis op het erf blijft bestaan. Negatieve effecten op vliegroutes, foerageergebied en verblijfplaatsen worden niet verwacht.

Overige soorten

Voor veel soorten maakt het plangebied onderdeel uit van het leefgebied van de betreffende soort. Dit betreft echter geen essentieel onderdeel en is ook na de ontwikkeling nog steeds voorhanden als leefgebied. De herontwikkeling van het erf zorgt uiteindelijk voor biotoopverbetering van genoemde beschermde en algemenere soorten.

Vogels

Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In veel situaties kan dit voorkomen worden door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren (periode van 15 maart tot 15 juli).

Vogels jaarrond

Voor kerkuil geldt dat maatregelen genomen moeten worden om negatieve effecten op de soort te voorkomen. Er dienen minimaal twee extra kerkuilenkasten te worden geplaatst in de directe omgeving van het plangebied (het liefst maximaal 500 meter van de oorspronkelijke nestplaats). Deze kasten dienen op een juiste wijze en plaats te worden opgehangen. Men kan gebruik maken van de lokale vogelwerkgroep voor advies en uitvoering.

Algemene zorgplicht

Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12:

In de Wet natuurbescherming is in artikel 1.11 een omschrijving opgenomen over de algemene zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten, dus ook niet-beschermde soorten, en hun directe leefomgeving. Dit is een algemene verantwoordelijkheid die voor iedereen geldt. Het betekent bijvoorbeeld dat er niet onnodig dieren en planten worden gedood, wanneer er redelijkerwijs een andere oplossing voor is, bijvoorbeeld door de dieren te verplaatsen naar een ander gebied.

Bescherming gebieden

Niet stikstof-gerelateerde effecten:

Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12:

Op ongeveer 300 m afstand van het plangebied ligt het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Boetelerveld. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maken dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming van niet stikstof-gerelateerde effecten wordt daarom niet noodzakelijk geacht.

Natuur Netwerk Nederland (NNN)

Het Boetelerveld is ook als Natuur Netwerk Nederland aangemerkt, inclusief een bredere zone daaromheen. Deze begrenzing is dus ruimer dan de Natura 2000 grens. De Eekwielensweg ligt op een afstand van circa 160 meter, de Haarlerveldweg op circa 540 meter. De plangebieden maken zelf geen deel uit van het NNN. Gezien de aard en omvang van voorgenomen ontwikkeling kunnen negatieve effecten op de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN worden uitgesloten.

Stikstof-gerelateerde effecten

Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12:

Door middel van een analyse moet worden aangetoond of er significante depositie van stikstof op aangewezen habitattypen en leefgebieden plaatsvindt. Bijgevoegde rapportage betreft een analyse doormiddel van een stikstofberekening om aan te tonen dat de stikstofdepositie, welke veroorzaakt wordt door de realisatie en het gebruik van de nieuwe woningen, geen significante negatieve effecten heeft op Natura 2000-gebieden. De volledige berekening en onderbouwing is toegevoegd in Bijlage 5Stikstofberekening. Hierin wordt geconcludeert dat de werkzaamheden en gebruiksfase aan Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12 te Haarle geen resultaten c.q. depositieresultaten boven 0,00 mol N/ha/jaar geeft. Hiermee is een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming, onderdeel stikstof, niet aan de orde voor de desbetreffende werkzaamheden aan De Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12. De voorgenomen ontwikkeling wordt hiermee uitvoerbaar geacht.

Bescherming houtopstanden

Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12:

Er worden binnen het plangebied geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie ecologie

De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor dit plan.

4.3 Archeologie En Cultuurhistorie

Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden.

Archeologie

Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologische erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen middels archeologisch onderzoek aantonen of archeologische waarden worden bedreigd.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De gemeente Hellendoorn heeft haar archeologische waarden beschermd middels een bestemming in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009". In de geldende bestemmingsplan komt dit tot uiting door de aanwezigheid van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' op een deel van het plangebied aan de Eekwielensweg 3. Voor deze gronden geldt een onderzoeksplicht voor ingrepen met een oppervlakte groter dan 2.500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld. De totale bodemingrepen aan de Eekwielensweg zullen de onderzoeksgrens van 2.500 m2 niet overschrijden. Daarmee wordt archeologisch onderzoek niet benodigd geacht. De archeologische dubbelbestemming blijft behouden om de archeologische waarden ook in de toekomst te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0020.png"

Afbeelding 19: Dubbelbestemming Waarde - Archelogische verwachtingswaarde Eekwielensweg 3

Op het perceel aan de Haarlerveldweg 12 is geen sprake van een dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde.

Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen die met een nieuw bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

In het plangebied worden landschapsontsierende opstallen en een vervallen (bedrijfs)woning gesloopt. Deze zijn niet van cultuurhistorische waarde. Het plangebied zelf kent, op basis van de erfgoedkaart van de Atlas van de Leefomgeving, geen bijzondere cultuurhistorische waarden. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich tevens geen rijks- of gemeentelijke monumenten of andere bijzondere cultuurhistorische waarden.

Conclusie archeologie en cultuurhistorie

Met het voorliggende plan worden geen archeologische en cultuurhistorische waarden aangetast.

4.4 Hydrologie En Watertoets

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het waterbeheerprogramma 2022-2027 bestaat uit drie delen:

  • Waterbeheerprogramma WDODelta 2022-2027
  • Gebiedsuitwerkingen WBP 2022-2027
  • KRW factsheets en achtergronddocument

Daarnaast is de Keur van het waterschap een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

Watertoets en waterparagraaf

Op 28 september 2022 is het waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Het toets resultaat is opgenomen Bijlage 6 Watertoets Eekwielensweg 3 en Bijlage 7 Watertoets Haarlerveldweg 12 behorende bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Op basis van de watertoets wordt gesteld dat voor de Haarlerveldweg 12 kan worden volstaan met de korte procedure danwel de standaard waterparagraaf. Voor de Eekwielensweg 3 is een 'Geen belang procedure' van toepassing. De initiatiefnemers volgen de voorwaarden uit de standaard paragraaf zoals hieronder beschreven.

Relevant beleid

Het plangebied is gelegen in het beheergebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerprogramma 2022-2027. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. U kunt de genoemde documenten raadplegen op de site www.wdodelta.nl.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

In de nieuwe situatie op de erven wordt het hemelwater in de bodem geïnfiltreerd. Hier is voldoende ruimte voor.

Samen leven met water 2021-2025 gemeente Hellendoorn

Op 15 december 2020 is de beleidsnota “Samen leven met water 2021-2025 gemeente Hellendoorn vastgesteld. Het waterbeheer in Hellendoorn is verdeeld over vier waterpartners: de gemeente Hellendoorn, het waterschap Vechtstromen en waterschap Drents Overijsselse Delta en de provincie Overijssel. Bij het operationele waterbeheer worden ook particulieren en ondernemers betrokken. De activiteiten van de vier waterpartners kennen een grote onderlinge afhankelijkheid. Een goede samenwerking is dus essentieel. De gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, grondwater en hemelwater hebben zowel betrekking op de (afval)waterketen als op het watersysteem. In de samenwerking met waterbeheerders en omliggende gemeenten speelt Twents Waternet een belangrijke rol. Twents Waternet is een netwerkorganisatie waarin (beleids)medewerkers van de Twentse gemeenten en waterschap Vechtstromen kennis en ervaring delen op het gebied van riolering, waterbeheer en klimaatadaptatie. Het Twents Waternet heeft een aantal bouwstenen opgesteld voor regelgeving op watergebied. De bouwstenen bieden mogelijkheden om onderwerpen op verschillende wijze te regelen. De bouwstenen gaan over:

  • aansluiten op de riolering met regels over de aansluitingen op de riolering;
  • lozen van afvalwater met regels over de lozingsroute, zuiveringsvoorzieningen en bij dit laatste regels voor aan te leveren gegevens en bescheiden;
  • bedrijfsafvalwater in het buitengebied met regels om zorg te dragen dat alleen huishoudelijk wordt geloosd en aanvullende regels in geval van lozing van bedrijfsafvalwater;
  • vloerpeilen en maximaal percentage verharding met regels om zorg te dragen dat zo weinig mogelijk hemelwater via het riool wordt afgevoerd;
  • waterberging inclusief afkoopregeling met regels om hemelwater langer op het eigen terrein kunnen vasthouden en indien nodig vertraagd afvoeren. Ook bevat deze regels voor particulieren over het aanleggen van een waterberging met voorwaarden. Via een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de waterbergingseis;
  • afkoppelen en infiltreren in aangewezen afkoppelgebieden om daarmee het hemelwater vast te houden in de gebieden;
  • bodemenergiesystemen in intrekgebieden dienen zorg te dragen dat de drinkwaterwinning wordt veiliggesteld.

Afvalwaterzorgplicht

De gemeentelijke zorgplicht voor inzameling van stedelijk afvalwater beperkt zich overwegend tot huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat qua samenstelling daarmee overeen komt. Dit houdt in dat bedrijfsafvalwater, waarbij geen sprake is van bovengenoemde herkomst, in beginsel niet door de gemeente ingezameld en getransporteerd behoeft te worden. In de praktijk zal de gemeente overigens het bedrijfsafvalwater dat al is aangesloten op een openbaar vuilwaterriool blijven inzamelen en transporteren, mist de samenstelling van dit afvalwater voldoet aan wettelijke eisen en de goede werking van het rioolstelsel en rioolwaterzuivering niet belemmert.

Hemelwaterzorgplicht

De gemeente Hellendoorn streeft naar een zo duurzaam mogelijke en doelmatige inzameling en afvoer van hemelwater waarbij hemelwater op een zo natuurlijk mogelijke manier wordt verwerkt. Gestreefd wordt dit te doen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Bij infrastructuurprojecten in bestaand stedelijk gebied en bij nieuwe in- en uitbreidingen van woongebied is in de afgelopen 20 jaar veel aandacht gegeven aan het scheiden van hemel- en afvalwater. De gemeente tracht, conform de opzet van de wetgeving, het initiatief voor de verwerking van hemelwater dat afkomstig is van particuliere terreinen zoveel mogelijk bij de burgers neer te leggen binnen de grenzen van redelijkheid en doelmatigheid.

Grondwaterzorgplicht

De gemeente draagt zorg voor het in het openbaar gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Dit voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van de particulier, het waterschap of de provincie behoren.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast voor de Haarlerveldweg 12. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin.

Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

Conclusie

Het voorliggende plan is uitvoerbaar op het gebied van hydrologie.

Hoofdstuk 5 Milieutoets

5.1 Inleiding

Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • bodem;
  • geluid;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • bedrijven en milieuzonering;
  • vormvrije m.e.r.-beoordeling;
  • verkeer en parkeren.

5.2 Bodem

Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Ten behoeve van de ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek conform NTA 5755 (Eekwielensweg 3) en NEN5725 (Haarlerveldweg 12) uitgevoerd op de locaties van de te ontwikkelen woningen. De resultaten hiervan zijn terug te vinden in Bijlage 8 Bodemonderzoek Eekwielensweg 3 en Bijlage 9 BodemonderzoekHaarlerveldweg 12.

Eekwielensweg 3

Ter plaatse van de Eekwielensweg 3 hebben meerdere bodemonderzoeken in het verleden plaatsgevonden. Geofoxx heeft onder andere deze rapportages in haar vooronderzoek NEN5725 gebruikt waarmee kan worden gezegd dat er een volledig beeld is van de locatie.

Uit onderzoek is gebleken dat de locatie sinds de jaren 20 van de vorige eeuw in gebruik is als erf van een landbouwbedrijf. In 2015 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd op de locatie. Hierbij zijn bodemverontreinigingen met asbest en minerale olie aangetoond. De asbestverontreinigingen zijn in 2016 deels in combinatie met sloop van stallen gesaneerd. Op de locatie is in de bodem nog (grof) puin aanwezig evenals een verontreiniging met minerale olie.

Het bevoegd gezag heeft ingestemd met het behaalde eindresultaat. Voor zover bekend zijn er na afronding van de saneringsactiviteiten in 2016 geen bodembedreigende activiteiten op de locatie uitgevoerd. Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de grond geschikt is voor de voorgenomen bestemmingswijziging.

Haarlerveldweg 12

Ter plaatse van de Haarlerveldweg 12 hebben meerdere bodemonderzoeken in het verleden plaatsgevonden. Geofoxx heeft onder andere deze rapportages in haar vooronderzoek NEN5725 gebruikt waarmee kan worden gezegd dat er een volledig beeld is van de locatie.

Uit het onderzoek blijkt dat de locatie sinds de jaren 50 van de vorige eeuw in gebruik is als erf van een landbouwbedrijf. Vanaf 2013 tot en met 2019 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd op de locatie. Hierbij zijn bodemverontreinigingen met asbest en PAK aangetoond die in 2020 in combinatie met sloop van stallen zijn gesaneerd.
Het bevoegd gezag heeft ingestemd met het behaalde eindresultaat (sanering tot achtergrondwaarde).

Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat de kwaliteit van de grond geschikt is voor de voorgenomen bestemmingswijziging.


Conclusie

Het aspect bodem vormt aan de op beide locaties geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.3 Geluid

Wet Geluidshinder

Bij het aspect geluid is de Wet geluidshinder (Wgh) van toepassing. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. De wet stelt bepaalde eisen aan de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. Op basis van deze wet dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai. Railverkeerslawaai en industrielawaai is bij deze locatie niet van toepassing, omdat er geen spoorwegen en industrie in de nabije omgeving gelegen zijn.

De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

De locatie Eekwielensweg 3 ligt op meer dan 250 meter van een zoneplichtige weg. Hierdoor is de Wetgeluidhinder niet van toepassing op deze locatie De locatie aan de Haarlerveldweg ligt op basis van de Wet geluidhinder wel binnen de zone van een weg. Omdat de beoogde ontwikkeling ziet op realisatie van geluidgevoelige gebouwen (woningen) binnen deze zone, is de geluidsbelasting op deze woningen in beeld gebracht. Door Alcedo is akoestisch onderzoek uitgevoerd, de resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 10 Akoestisch onderzoek Haarlerveldweg. Hieruit blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Haarlerveldweg bedraagt ten hoogste 36 dB inclusief 5 dB correctie artikel 110g Wgh. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Luchtkwaliteit

Inleiding

In het kader van goede ruimtelijke ordening en gezien de gevoeligheden van luchtkwaliteit op de gezondheid is voor een bestemmingsplan inzicht nodig in de mate van de luchtkwaliteit c.q. blootstelling aan luchtverontreinigingen, te weten concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof PM10) van toename van verkeersaantrekkende werking en eventuele andere activiteiten.

Wettelijk kader

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichts bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 µg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval is bij een woning, school of sportterrein. Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Het voorliggende plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Aan de Haarlerveldweg 12 worden drie nieuwe woningen toegevoegd. De woningen dragen volgens de Regeling (luchtkwaliteitseisen) niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Anderzijds voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied aan de grenswaarden (blijkt uit de luchtkwaliteitskaarten zoals weergegeven op www.atlasleefomgeving.nl).

5.5 Externe Veiligheid

Algemeen

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport. Het doel van het veiligheidsbeleid is zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en op termijn ook het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle activiteiten. Geregeld is hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen in de omgeving van een risicobron als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de risicobron. Afstanden die aangehouden moeten worden, worden bepaald door het plaatsgebonden risico van een risicovolle activiteit. Het ijkpunt voor het groepsrisico wordt bepaald door een oriëntatiewaarde. De externe veiligheid van risicobronnen wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de risicobron.

Onderzoek

Om in beeld te brengen of er in het plangebied aan de Haarlerveldweg en Eekwielensweg, waar op beide erven een woonbestemming wordt gerealiseerd, of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Een uitsnede daarvan is weergegeven in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0163.BPBUHVLDWGEEKWLWG-ON01_0021.png"

Figuur 18: Ligging Eekwielensweg 3 en Haarlerveldweg 12 op de risicokaart (bron: atlasvandeleefomgeving.nl).

Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabijheid van het plangebied aan de Eekwielensweg en Haarlerveldweg geen risicobronnen aanwezig zijn, behoudens vijf hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie. Deze ligt aan de westzijde van de erven. Hiertoe is een Kwantitatieve Risico Analyse Buisleiding uitgevoerd. Het rapport is opgenomen als separate bijlage van de toelichting Bijlage 11 Externe veiligheidonderzoek Haarlerveldweg enEekwielensweg.

De conclusies van het rapport zijn als volgt:

  • Het plaatsgebonden risico per jaar (PR 10-6/ jaar) is al reeds door Gasunie berekend en op de risicokaart aangegeven. De vijf aardgasleidingen hebben geen plaatsgebonden risicocontour 10-6/jaar. Het plaatsgebonden risico is geen belemmering voor het realiseren van de plangebieden.
  • Het plaatsgebonden risico van de hogedruk A-549, A-588, A-505, A-506 en A-662 van Gasunie vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van beide plannen.
  • De oriëntatiewaarde van het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleiding A-549, A-588, A-505, A-506 en A-662 van Gasunie worden zowel in de huidige als in de toekomstige situatie niet overschreden en zijn voor alle beschouwde leidingen voor beide plannen kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Op basis hiervan dient het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen beperkt verantwoord te worden.

Daarnaast is op bovenstaand figuur te zien dat het Boetelerveld is aangemerkt als gebied met kans op grote natuurbrand. Echter is het risico in praktijk zeer klein en de erven zijn niet gelegen in de zone. Mocht het voorkomen dat er een natuurbrand is, dan is het gevaar dat de bewoners verrast worden door het vuur. Een natuurbrand kan zich in een droge periode snel en onvoorspelbaar ontwikkelen. Lokale overheden stemmen brandpreventie en -bestrijding af met de hulpdiensten. Het erf is niet omsloten door beplanting waardoor het vuur moeilijker het erf kan omsluiten. Daarnaast kennen de erven een goede ontsluiting via de Eekwielensweg en Haarlerveldweg. Via deze wegen kunnen eventuele hulpdiensten snel in het plangebied ter plaatsen zijn.

Tot slot is de Veiligheidsregio Twente geconsulteerd waarbij zij advies hebben uitgebracht op het gebied van de verantwoording van het groepsrisico en de rampenbestrijding, het volledige advies is opgenomen in Bijlage 13 Advies Veiligheidsregio Twente. Door de nabije ligging van de buisleidingen gaan zij verder in op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid die van toepassing is op het plan.

De mogelijkheden om (effectgerichte) maatregelen te treffen zijn beperkt. Maatregelen zitten voornamelijk in het voorkomen van incidenten (bron maatregelen) en te communiceren over de risico's. Geadviseerd wordt:

- Houd toezicht in geval van werkzaamheden nabij de buisleiding;

- Informeer de toekomstige bewoners over de mogelijke risico’s van de buisleidingen en het eventuele handelingsperspectief.

Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid

Volledigheidshalve wordt het advies van de Veiligheidsregio over Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid overgenomen. Een incidient doet zich in korte tijd voor waardoor de hulpdiensten zich uitsluitend kunnen richten op het redden / evacueren van aanwezige personen, het bestrijden van secundaire branden en uitbreiding voorkomen. Doet een incident zich bij de aardgastransportleiding voor dan zal het bluswater voornamelijk gebruikt worden voor de bestrijding van secundaire branden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de aanwezige brandkranen in het drinkwaterleiding net of er wordt grootwatertransport opgebouwd.

Beide plannen liggen binnen een afstand waarbij rekening moet worden gehouden dat de aanwezigen komen te overlijden of gewond raken. De woning aan de Eekwielensweg ligt op zodanig korte afstand dat de kans op overlijden aannemelijk is en heb object zal gaan branden. In geval van een fakkelbrand kunnen de woningen aan de Haarlerveldweg bescherming bieden tegen de warmtestraling. De aanwezigen zijn buiten niet veilig. Geadviseerd wordt om bewoners hierover te informeren. Volgens de Veiligheidsregio is de ligging en de omvang van het plan ook zodanig dat aanvullende maatregelen minimaal bijdragen aan het vergroten van het veiligheidsniveau.

Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

5.6 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.

Bij de toetsing aan de richtafstanden gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Eekwielensweg 3

In de nabijheid van het plangebied aan de Eekwielensweg bevinden zich meerdere agrarische bestemmingen met bouwvlak. Het meest nabij gelegen bedrijf betreft een intensieve veehouderij op circa 110 meter ten noordwesten van de Eekwielensweg 3. Voor het fokken en houden van rundvee is in de VNG-uitgave een richtafstand van 100 meter opgenomen voor geur. Daarnaast geldt volgens de Wet geurhinder en veehouderij een richtafstand van 50 meter in het buitengebied. De nieuw te realiseren woning wordt op minimaal 110 meter afstand van de rand van het agrarische perceel aan de Eekwielensweg 5 gebouwd. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. Hiermee wordt hinder en gevaar bij de nieuwe woning voorkomen en blijven de ontwikkelmogelijkheden ter hoogte van het perceel aan de Eekwielensweg 5 behouden.

Aan de Haarlerveldweg 10 bevindt zich ook een melkveebedrijf. De Eekwielensweg 3 bevindt zich op meer dan 120 meter afstand van het erf aan de Haarlerveldweg 10. Voor het melkveebedrijf gelden dezelfde richtafstanden als voor de Eekwielensweg 5 zoals hierboven beschreven. Aan deze richtafstanden wordt voldaan, daarmee wordt hinder en gevaar bij de nieuwe woning voorkomen en blijven de ontwikkelmogelijkheden ter hoogte van het perceel aan de Haarlerveldweg 10 behouden.

Haarlerveldweg 12

In de nabijheid van het plangebied aan de Haarlerveldweg 12 bevinden zich meerdere agrarische bestemmingen met bouwvlak. Het meest nabij gelegen bedrijf betreft een melkveehouderij op meer dan 200 meter ten noordoosten van de Haarlerveldweg 12, namelijk de Haarlerveldweg 10. Voor het fokken en houden van rundvee is in de VNG-uitgave een richtafstand van 100 meter opgenomen voor geur. Daarnaast geldt volgens de Wet geurhinder en veehouderij een richtafstand van 50 meter in het buitengebied. De nieuw te realiseren woning wordt op minimaal 200 meter afstand van de rand van het agrarische perceel aan de Haarlerveldweg 10 gebouwd. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand. Hiermee wordt hinder en gevaar bij de nieuwe woning voorkomen en blijven de ontwikkelmogelijkheden ter hoogte van het perceel aan de Haarlerveldweg 10 behouden.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.7 Besluit Milieueffectrapportage

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Drempelwaarden Besluit m.e.r.

Het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor, indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden, sprake kan zijn van een m.e.r-beoordelingsplichtig plan. In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject.' Aangezien hier sprake van is, dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:

  1. 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  2. 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  3. 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Relatie met de voorgenomen ontwikkeling

Als voorliggend plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit de D-lijst kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook, wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2017 een (standaard) beoordelingskader voor de kwalificatie van stedelijke ontwikkelingsprojecten gegeven (ECLI:NL:RVS:2017:694). Hierin stelt de Afdeling voorop dat het begrip “stedelijk ontwikkelingsproject” ruimte voor interpretatie laat. Het is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Blijkens jurisprudentie worden deze concrete omstandigheden van het geval beoordeeld aan de hand van verschillende aspecten. Concreet gaat het onder andere om aspecten zoals:

  • de aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling;
  • de vormgeving en opzet;
  • de schaalgrootte;
  • de ligging;
  • de voorgenomen (functie)wijziging, en;
  • de vraag of sprake is van een bestaand of van een te realiseren bouwwerk.

Voorgenomen ontwikkeling maakt een functiewijziging van twee agrarische erven mogelijk naar woonerven. Er wordt 3.165 m2 landschapsontsierende bebouwing gesloopt, twee bedrijfswoningen omgezet naar burgerwoningen en drie nieuwe compensatiewoningen gerealiseerd. Er is geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen.

Daarnaast is de aard en omvang van de ontwikkeling dusdanig kleinschalig (toevoegen van drie nieuwe wooneenheden) dat men kan stellen dat hier geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in het kader van de m.e.r..

Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de aan bod gekomen milieu- en omgevingsaspecten in Hoofdstuk 5 en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Geconcludeerd wordt dan ook dat in voorliggend geval geen sprake is ven een ‘stedelijk ontwikkelingsproject’.

Conclusie

Op basis van de beschikbare informatie kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige milieueffecten met zich meebrengt. Dit plan is daarom niet m.e.r.- (beoordelings-)plichtig.

5.8 Verkeer En Parkeren

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Gemeente Hellendoorn kent de Nota Parkeeernormen (herziene uitgave 2021). Hierin is opgenomen dat een vrijstaande koopwning een norm kent van 2,2 parkeerplaats per woning. In het voorliggende plan worden de agrarische bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied definitief gestaakt, en wordt drie nieuwe wooneenheden gerealiseerd. Dit brengt niet significant meer verkeersbewegingen met zich mee dan een agrarisch bedrijf. De bestaande inritten van de woningen blijven gehandhaafd. Het bestaande wegennet kan de verkeerbewegingen goed aan. Het parkeren vindt plaats op de erven zelf.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande levert de gewenste ontwikkeling geen belemmeringen op voor het aspect 'verkeer en parkeren'.

5.9 Conclusie Milieutoets

De verschillende aspecten van de milieutoets, zoals besproken in dit hoofdstuk, duiden niet op nadelige milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Er kan geconcludeerd worden dat de milieuaspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan is vormgegeven.

In paragraaf 1.3 van deze toelichting is reeds aangegeven dat het voorgenomen plan niet past binnen de geldende bestemmingen. Daarom is voor de locatie een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Wanneer dit bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het als zelfstandig plan vigeren.

Er zijn vier typen regels opgenomen: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en een slotregel. Deze regels sluiten waar mogelijk en relevant aan op het bestemmingsplan Buitengebied 2009 (en de daarop volgende herziening van de regels) van de gemeente Hellendoorn. Daartoe zijn de regels omgezet naar de nu geldende SVBP2012-standaarden en is aangesloten op de meest recente wetgeving.

6.2 Inleidende Regels

In Artikel 1 is omschreven wat met de gebruikte begrippen wordt bedoeld. Het gaat om begrippen die van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifieke juridische betekenis hebben. Bij toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

In Artikel 2 is aangegeven hoe de maten die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten dienen te worden.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

Deze bestemming is toegekend aan de gronden die buiten de woonerven vallen. De gronden zijn bestemd voor agrarische bedrijvigheid en instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele, cultuurhistorische en ecologische waarden.

Artikel 4 Wonen

Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de bestaande bedrijfswoningen en de te realiseren compensatiewoningen. Dit is conform de systematiek van het daar nu geldende bestemmingsplannen “Buitengebied 2009” en “Buitengebied 2009 herziening regels 2-2012”. Het grootste deel van de juridische regeling is gebaseerd op de regeling zoals opgenomen in deze bestemmingsplannen.

Gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor wonen, beroep aan huis en tuinen en erven. Bepaald is dat de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘erf uitgesloten’ niet dienen te worden beschouwd als zijnde erf in de zin van artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Hiermee wordt geregeld dat ter plaatse

van deze aanduiding geen vergunningvrije bijbehorende bouwwerken kunnen worden opgericht. Doel van deze regeling is te voorkomen dat ter plaatse van de woonpercelen waar bijgebouwen alleen zijn toegestaan in de vorm van inpandige bijgebouwen versnippering van bebouwing tegen te gaan. Dit om een goede landschappelijke inpassing te bewerkstelligen en de openheid te beschermen en in stand te houden.

Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan. Woningen zijn uitsluitend op de bestaande plaats, dan wel ter plaatse van een bouwvlak toegestaan. Woningen mogen een maximum inhoud van 750 m³ en maximaal 100 m² aan bijgebouwen hebben, tenzij de bestaande inhoud en oppervlakte meer bedraagt. In dat geval zijn de bestaande inhoud en oppervlakte toegestaan. Ter plaatse van de woningen met inpandige bijgebouwen is een maximum totaalinhoud van hoofd- en bijgebouwen bepaald van 1.200 m³.

Ten aanzien van de situering van bijgebouwen is bepaald dat deze ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woningen mogen worden gebouwd. In afwijking van deze regeling geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – inpandig bijgebouw’ bijgebouwen uitsluitend inpandig en binnen een bouwvlak zijn toegestaan

Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

Deze dubbelbestemming is uit het geldende bestemmingsplan overgenomen en ligt op een deel van deelgebied Eekwielensweg 3.

De voor Waarde-Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor onderzoek naar en bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

In de regels is opgenomen dat ter plaatse van de dubbelbestemming enkel mag worden gebouwd indien het bouwplan vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot, betreft. Tevens zijn bouwwerken waarvoor de graaf- of heiwerkzaamheden die niet dieper gaan de 0,3 m en bouwwerken met een oppervlak van ten hoogste 2.500 m² toegestaan. Bij bodem ingrepen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,3 m dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

6.4 Algemene Regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit zijn regels die niet specifiek aan een bestemming zijn gekoppeld, maar die altijd voor elke locatie gelden. Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd:

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich voornamelijk voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. Hierin is opgenomen dat de bestaande afmetingen en afstanden die afwijken van de afmetingen en afstanden in het bestemmingsplan en die rechtmatig tot stand zijn gekomen als minimum of maximum afmetingen en afstanden zijn toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden de vormen van verboden gebruik benoemd. Tevens is opgenomen onder welke voorwaarde het, ter plaatse van een woning en daarbij behorende bijgebouwen, is toegestaan om een "vrij" beroep uit te oefenen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan te wijzigen.

Artikel 11 Overige regels

In dit artikel zijn afstemmingsregels ten aanzien van parkeren, laden en lossen en hemelwaterafhandeling opgenomen.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen en gebruik is opgenomen in Artikel 12 Overgangsrecht. Uitbreiding van de bebouwing die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd gezag.

Het laatste artikel isArtikel 13 Slotregel. Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

In artikel art. 3.1.6 lid 1, Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Overleg

Het Rijk

Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

Provincie Overijssel

Voorliggend plan is door Provincie Overijssel aangemerkt als Melding KGO. Daarmee wordt dit plan opgenomen in de monitoring en volgt er geen inhoudelijk advies.

Waterschap Drents Overijsselse Delta

Tevens is het plan middels een Watertoets afgestemd met het waterschap Drents Overijsselse Delta. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.4 Hydrologie en watertoets. Uit de watertoets blijkt dat het plan in overeenstemming is met het waterschapsbeleid.

Omwonenden

16 september 2021 heeft er een informatiemiddag plaatsgevonden op het erf aan de Haarlerveldweg 12. Hiervoor zijn op 16 augustus de omwonenden per brief uitgenodigd. In Bijlage 12 Omgevingsdialoog zijn de uitnodiging en de adressen waar deze aan verstuurd is terug te vinden, samen met de resultaten van de informatiemiddag.

Veiligheidsregio Twente

Het plan is in het kader van vooroverleg toegestuurd aan Veiligheidsregio Twente (Brandweer Twente). Het volledige advies is toegevoegd in Bijlage 13 Advies Veiligheidsregio Twente.

Zij geven aan dat in de nabijheid van het plan zich buisleidingen bevinden. De mogelijkheden om (effectgerichte) maatregelen te treffen zijn klein. Maatregelen zitten voornamelijk in het voorkomen van incidenten (bronmaatregelen) en het communiceren over de risico's. Ze adviseren:

- Houd toezicht in geval van werkzaamheden nabij de buisleiding.

- Informeer toekomstige bewoners over de mogelijke risico's van de buisleidingen en het eventuele handelingsperspectief.

Daarnaast geven ze aan dat ze adviseren om nevenactiviteiten zoals kinderdagverblijven op beide locaties uit te sluiten. Deze zijn in dit plan bij recht al niet toegestaan.

7.2.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Bij dit plan is afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan.

7.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend tegen het plan. Indien dit het geval is worden de zienswijzen in deze paragraaf verwerkt.

7.3 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval worden de gemeentelijke kosten, op basis van de legesverordening, verhaald op initiatiefnemer. Met initiatiefnemer wordt tevens een planschadeovereenkomst gesloten zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Ontwikkelplan

Bijlage 2 Toets Wet Natuurbescherming Eekwielensweg 3

Bijlage 3 Actualisatie Toets Wet Natuurbescherming Haarlerveldweg 12

Bijlage 4 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 5 Stikstofberekening

Bijlage 6 Watertoets Eekwielensweg 3

Bijlage 7 Watertoets Haarlerveldweg 12

Bijlage 8 Bodemonderzoek Eekwielensweg 3

Bijlage 9 Bodemonderzoek Haarlerveldweg 12

Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Haarlerveldweg

Bijlage 11 Externe Veiligheidonderzoek Haarlerveldweg En Eekwielensweg

Bijlage 12 Omgevingsdialoog

Bijlage 13 Advies Veiligheidsregio Twente