Backenhagenlaan
Bestemmingsplan - gemeente Hengelo
Vastgesteld op 03-12-2009 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Backenhagenlaan van de gemeente Hengelo;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in de verbeelding met het nummer NL.IMRO.0164.BP0004-0301 met de bijbehorende regels van het bestemmingsplan en eventuele bijlagen;
1.3 verbeelding:
de analoge weergave van de inhoud van een bestemmingsplan;
1.4 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.8 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.9 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk;
1.10 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.11 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.12 (bouw)perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 (bouw)perceelgrens:
een grens van een (bouw)perceel;
1.14 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.16 bijgebouw:
een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.19 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een (bouw)perceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.20 ontheffing:
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.21 peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
1.22 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.23 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.24 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.26 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten;
2.2 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.3 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de diepte van een hoofdgebouw
vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;
2.10 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- c. voorzieningen ten behoeve van afvoer en infiltratie van hemelwater;
- d. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. hondenuitlaatvoorzieningen;
- g. fiets en / of voetpaden;
- h. verhardingen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met daaraan ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
- b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. woonstraten;
- e. verhardingen;
- f. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting
- b. Ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep gelden de volgende voorwaarden:
- 1. het aan-huis-verbonden beroep mag uitsluitend worden uitgeoefend door een bewoner van het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel;
- 2. er mag geen hinder worden of kunnen worden toegebracht aan het woonmilieu;
- 3. er mag niet meer dan 1/3 van de oppervlakte van de woning en de bij deze woning behorende aan- of bijgebouwen voor de beroepsuitoefening worden gebruikt, met een maximum van 40 m2;
- 4. het mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming (en).
7.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte , dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden
- c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
7.3 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Artikel 8 Algemene Ontheffingsregels
8.1 Algemene ontheffingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
8.2 Procedure
Op de voorbereiding tot een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 8.1 is het bepaalde in artikel 10.3 van toepassing.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Algemene wijzigingsbevoegheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van;
- a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
- b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
9.2 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 9.1 is het bepaalde in artikel 10.1 van toepassing.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de wijziging besluiten.
10.2 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage:
- b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.
10.3 Ontheffing
Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van ontheffing is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage:
- b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennnisgegeven;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het verlenen van ontheffing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Backenhagenlaan.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
Het plangebied is gelegen in de wijk 'Noord'. Tot en met 2007 stonden op dit terrein 48 duplexwoningen. Deze zijn inmiddels gesloopt en nu ligt het terrein braak. Het plangebied is eigendom van Wooncorporatie Welbions te Hengelo. Op het braakliggende terrein wil Wooncorporatie Welbions 13 grondgebonden huurwoningen en één appartementencomplex met 20 gestapelde huurwoningen in zeven lagen realiseren.
Het bouwinitiatief is op een aantal onderdelen in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Hierop wordt in paragraaf 1.3 nader ingegaan. Om deze reden dient voor deze ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan gemaakt te worden.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing Plangebied
Figuur 1.1 Globale plangrenzen
In figuur 1.1 zijn globaal de plangrenzen van het gebied weergegeven. Het plangebied wordt begrensd door de Backenhagenlaan, de Zorggebouwen van Carint Zorgcentrum, het Dubbelinkpad (waaraan de achterzijde van percelen aan de Sloetsweg zijn gelegen) en de Weldamstraat.
De plangrens aan het (zuid)oostelijke deel van het plangebied wordt bepaald door het perceel van Carint Zorgcentrum. De gebouwen vallen op in de stedelijke context door hun grotere korrel. Het gebouw dat grenst aan het plangebied is één laag hoog, de andere twee gebouwen bestaan uit drie lagen. Bovendien hebben de hogere gebouwen een andere architectuur dan het lagere gebouw. De zorggebouwen zijn als 'eilanden' op een groene ondergrond gesitueerd.
Aan de westzijde bevinden zich rijtjeswoningen en enkele bedrijfjes. De bebouwing aan de Deurningerstraat (westzijde) en de Sloetsweg (zuidzijde) hebben achtertuinen (en soms achteruitgangen) die grenzen aan het plangebied. Aan de noordzijde van de Backenhagenlaan zijn de voorzijdes van de woningen op het plangebied georiënteerd.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Op grond van het vigerend bestemmingsplan 'Hengelose Es en 't Rot, deelplan Noord, sterrenbuurt', vastgesteld door de gemeente Hengelo op 27 februari 1990 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 23 mei 1990, heeft het merendeel van de planlocatie de bestemming 'Woondoeleinden W'. Verder zijn hier de volgende aanduidingen van toepassing: maximaal 9 meter hoog en maximaal 25% bebouwd. De verder bij de bestemming geldende voorschriften zijn niet noemenswaardig afwijkend van de gebruikelijke voorschriften.
Geconcludeerd kan worden dat het gehele terrein met woningen bebouwd mag worden, mits deze maximaal 9 meter hoog zijn en niet meer dan 25% van het terrein beslaan. Een toekomstig woningbouwplan voldoet, mits deze geheel binnen deze bestemmingsgrenzen ligt, hierdoor al gauw aan het geldende bestemmingsplan. Dat geldt niet voor de voorgestelde ontwikkeling van het gebied en hiervoor dient een bestemmingsplan wijziging doorgevoerd te worden. De woningen en het appartementencomplex zijn hoger dan 9 meter. Het onderliggende bestemmingsplan voorziet hierin.
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen, heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Naoorlogse wijken' op 10 maart 2009 vastgesteld en hierna is op 30 juni 2009 het bestemmingsplan 'Naoorlogse wijken' goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS). Dit bestemmingsplan is een algehele herziening van de geldende plannen die van toepassing zijn op dit plangebied. Voor het gehele plangebied 'Naoorlogse wijken' golden voorheen 14 moederplannen/partiele herzieningen. Een uitsnede van de bestemmingsplankaart van het het bestemmingsplan 'Naoorlogse wijken' is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede uit bestemmingsplan 'Naoorlogse wijken' (bron: SV-T-RBK-0005-D2)
Binnen het bestemmingsplan hebben de gronden, waarop het onderhavige plan betrekking heeft, de bestemmingen 'Woondoeleinden', 'Groenvoorzieingen' en 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden'.
Gronden met de bestemming 'Woondoeleinden' zijn bestemd voor woonhuizen en bijgebouwen met bijbehorende tuinen en erven.
Gronden met de bestemming 'Groenvoorzieningen' zijn bestemd voor onder andere groenvoorzieningen en bos. In deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Gronden met de bestemming 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden' zijn ondere andere bestemd voor woonstraten en wegen, parkeervoorzieningen.
Het geldende bestemmingsplan en het onlangs goedgekeurde bestemmingsplan 'Naoorlogse wijken', bieden geen mogelijkheden om de gewenste ontwikkeling geheel mogelijk te maken. De woningen van het plan liggen buiten de bouwvlakken en de bestemming staat de realisatie van een appartementengebouw niet toe.
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Beschrijving Van De Bestaande Situatie
De Backenhagenlaan, in het noordelijk gedeelte van Hengelo, is op wandelafstand van het centrum gelegen en is onderdeel van de wederopbouwbuurt. Typische elementen van een wederopbouwverkaveling zijn aanwezig: een verkaveling met stroken en L-vormige strippen. Kortweg een eenduidige verkaveling en met veel open ruimte. Eigenlijk een verkaveling in een groene enclave, waarbij vooral de ruime groenstructuur de buurt transparant en overzichtelijk maakt. Echter de openbare ruimte heeft dikwijls een schaal en maat, die het collectieve karakter en de sociale ontmoeting overstijgt.
Vanuit die opgave kan men stellen dat ook bijzondere aandacht moet worden gegeven aan de openbare ruimte, zodat ook deze zijn aantrekkingskracht heeft voor gebruiker en bezoeker. Het moet er goed en aangenaam zijn te verblijven voor de bewoners, maar even goed kan het een herkenningsplaats zijn voor de bewoners van de (omgeving van de) Backenhagenlaan. De ruimtelijke en architectonische invulling van het projectgebied heeft de potentie om een betekenisvolle plek in de (omgeving van de) Backenhagenlaan te worden.
Bestaande situatie
De Backenhagenlaan is een belangrijke ontsluitingsroute voor deze locatie, als het ware een drager voor het gebied. Een straat met een ruim profiel en veel groen. De bebouwing aan beide zijden van de straat hebben tevens de entree aan de Backenhagenlaan. Het oorspronkelijke complex van 48 kleine woningen ligt ingeklemd tussen het Carint Zorgcentrum ten oosten en rijtjeswoningen en bedrijfjes ten westen. Deze ingeklemde ligging is mede bepalend voor de ruimtelijke organisatie van het huidige complex. Het complex is zowel morfologisch en architectonisch een uitzondering in zijn omgeving. De woningen en de ontsluiting van de woningen liggen rondom een groen binnenterrein. De collectieve groene ruimte vormt de specifieke verborgen kwaliteit van het huidige complex.
Infrastructuur:
De Backenhagenlaan is de belangrijkste ontsluitingsroute voor het gebied. Er takken enkele straten en paden aan, die de andere rijtjeswoningen en achtertuinen ontsluiten. Echter het profiel van de Backenhagenlaan is bepalend voor deze wijk.
Open Ruimte:
De Backenhagenlaan met zijn ruime profiel draagt zeker bij tot de ruimtelijke kwaliteit van de (omgeving van de) Backenhagenlaan. Maar ook tussen de woningen zijn grote open ruimten voorzien. Echter deze groene binnenhoven worden zelden gebruikt. De binnenhoven worden eerder tot kijkgroen gereduceerd.
Perceel:
De ingeklemde ligging van het perceel is bepalend voor de ruimtelijke organisatie van het huidige complex. Woningen worden ontsloten vanaf de Backenhagenlaan, maar ook vanuit het binnengebied. De geometrie van de plot pleit tevens voor de kernorganisatie voor het nieuw te ontwikkelen project.
Bomen:
Bomen domineren het ruimtelijke beeld van de (omgeving van de) Backenhagenlaan. Je kan en mag de bomen niet wegdenken uit het straatbeeld van deze locatie. Bomen zijn de constante elementen voor deze wederopbouwbuurt en maken een mooie groenstructuur. Behoud van zoveel mogelijk bomen is te allen tijden aangeraden.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan
3.1 De Wijk
De nieuwbouwplannen die zijn ontwikkeld hebben meerdere doelen. Het belang van de ontwikkeling van Backenhagenlaan ligt allereerst in het feit dat op een eigentijdse locatie, deze wederopbouwbuurt van vitaliteit kan worden voorzien. Op een unieke manier is het mogelijk de verkaveling te complementeren die de moderne eisen van morgen op een precieze wijs kan beantwoorden.
Het plan richt zich op de ontwikkeling van de Backenhagenlaan en als onderdeel van de wederopbouwbuurt. Het ondersteunt de potentie van de locatie en vanuit deze stelling heeft het een waardevolle betekenis voor Hengelo-Noord. Het plan volmaakt de woonwijk als een groen enclave, waarbij een interessante wisselwerking tussen open en besloten ruimte bestaat.
De kwaliteit van de bestaande woonwijk wordt aangescherpt. Er ontstaat een evenwichtige balans tussen publieke en private domein die in deze groene context de juiste atmosfeer schept voor de bewoners van deze wijk. De kwaliteit van de woningen zal vooral terug te vinden zijn in de goede ruime plattegronden en bruikbare buitenruimten. Dit is te zien op de plattegrond van het plangebied in figuur 3.1.
Figuur 3.1 plattegrond plangebied
Met dit stedenbouwkundige plan wordt op een karaktervolle locatie in deze wederopbouwbuurt een ontwikkeling voorgesteld, waarbij de confrontatie tussen de complementaire kwaliteiten van de wederopbouwbuurt en deze hedendaagse interventie beide ten goede zal komen.
3.2 Het Project
Het woningbouwproject waar het in dit specifieke plan om gaat bestaat uit twee blokken aan het Dubbelinckpad met in totaal 13 grondgebonden huurwoningen en één blok aan de Backenhagenlaan met 20 gestapelde huurwoningen in zeven lagen, tezamen gelegen in een parkachtige omgeving. De twee blokken langs het Dubbelinckpad staan hier met de achterzijde naar toe gericht. De 5 patiowoningen hebben eigen parkeerruimte, de parkeerplaatsen achter de 8 rijwoningen zijn openbaar. De 5 patiowoningen zijn weergegeven in figuur 3.3; de 8 rijwoningen in figuur 3.4. De overige parkeerruimte is gelegen naast het blok met de gestapelde woningen aan de Backenhagenlaan. De gestapelde woningen zijn weergegeven in figuur 3.2.
3.3 Stedenbouwkundig Plan
De opgave voor dit project moet bestaan uit het ondersteunen en het verder onderzoeken naar een degelijke collectieve kwaliteit. De architectuur en de open ruimte zullen samen ontworpen worden, het moet als het ware een eenheid vormen. De interactie tussen gebouw en de open ruimte zijn aanleiding om dit project een eigen karakter in zijn omgeving te geven.
Het stedenbouwkundig plan voor het nieuwbouwproject Backenhagenlaan gebruikt de bestaande ruimtelijke karakteristieken als uitgangspunt. Het voorstel voorziet de mogelijkheid om enerzijds de wooneenheden eventueel vanuit het binnengebied te ontsluiten en anderszijds het groene landschap als een continue over de gehele locatie te beschouwen.
Het voorstel bestaat uit drie gebouwen die volumetrisch een configuratie vormen met het stenen binnengebied. Rondom zijn een drietal wooneenheden gelegen, die de typlogie ontlenen aan de bestaande verkaveling, namelijk een stempelstructuur. Deze stempels zullen een eenheid vormen, maar kunnen tegelijk ook onderdeel van de gehele verkaveling zijn. Met andere woorden, de verschillende bouwmassa's zijn proportioneel in verhouding met elkaar en hun context. Deze juiste verhouding geven een bijzondere kwaliteit aan de tussenruimte, die voor de openbare ruimte als meerwaarde zullen werken. De cluster van gebouwen heeft de mogelijkheid om vanaf het stenen binnengebied te worden ontsloten. Dit model zal de ruimtelijke kwaliteiten tussen de verschillende wooneenheden ondersteunen en kan een interessante interactie met de omliggende open ruimte ontwikkelen.
Figuur 3.2 Gestapelde woningen Backenhagenlaan
Architectuur:
Wat betreft de architectonische expressie wordt er gestreefd naar een zekere coherentie. Een beeld dat tegelijkertijd eigentijds en tijdloos is en gevoelsmatig bij de locatie gaat horen. De ambtitie van dit project ligt in het vormen van een actueel beeld en als herkennigspunt voor zijn bewoners en omwonenden.
De nieuwe gebouwen verkrijgen een eigen autonomie, een reflectie en getuigenis van zijn tijd. Op deze wijze laat het de andere gebouwen ongemoeid. Het staat er naast en samen met de andere. De uitstraling zal zich daarenboven niet enkel langs de buitenzijde tonen, maar is tevens aanwezig in het interieur. De hoogte van de gebouwen is op elkaar afgestemt. Een voldoende hoogte ten opzichte van het ruime profiel, die een goede maat en verhouding aan het gebied geven.
Figuur 3.3 De 5 patiowoningen Backenhagenlaan
De verkaveling met zijn programmatische diversiteit heeft de grootste aandeel in de definitie van de korrel, de stempels in het stedelijke weefsel. Zo is het appartementengebouw, de rijwoningen en de patiowoningen elk een korrel. In overeenstemming met de weefsel van deze naoorlogse wijk behoudt het zijn transparantie en doordoorwaadbaarheid. Al zo zal deze nieuwe ontwikkeling onlosmakend onderdeel worden van de (omgeving van de) Backenhagenlaan.
Figuur 3.4 De 8 rijwoningen Backenhagenlaan
Hoofdstuk 4 Relevant Beleid
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij het kabinet kiest voor 'decentraal wat kan, en centraal wat moet'.
In de Nota worden met name uitspraken gedaan over de zaken die van nationaal en internationaal belang zijn. De slogan 'Centraal wat moet, decentraal wat kan' wordt uitgewerkt in een aantal speerpunten, waarvan de Kust, Waddenzee en Randstad er een aantal is. Voor het landelijk gebied wordt ingezet op het verhogen van de leefbaarheid en het aantrekkelijk maken van het gebied. Voor het overige wordt het ruimtelijk beleid vooral aan de provincie en de gemeente zelf overgelaten.
4.1.2 Vierde Nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding heeft als belangrijkste doelstelling: het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Met het beleid van de Vierde Nota wordt verwacht dat een verdere verbetering van het verdere functioneren van watersystemen kan worden bereikt. In de Vierde Nota wordt een koers ingezet op het versterken van de samenhang van het waterbeleid met andere beleidsvelden zoals milieubeleid, ruimtelijke ordening en natuurbeleid en kan zowel voor het realiseren van de doelen van het waterbeleid als voor doelen van andere beleidsvelden positief uitwerken. Voor de ruimtelijke ordening zal hieraan inhoud worden gegeven door bij de opstelling of wijziging van streek- en bestemmingsplannen en bij het opstellen van de Nota Ruimte water als ordenend beginsel te hanteren.
Watertoets
Water heeft een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets' uit het Besluit ruimtelijke ordening. Deze watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. Sinds 2001 wordt de watertoets toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben. Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging.
Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerders, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder en vervolgens verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing. Hiermee wordt voldaan aan de wettelijk verplichte watertoets.
In hoofdstuk 5.1 wordt nader op het aspect water ingegaan.
4.2 Provinciaal Beleid
4.2.1 Streekplan Overijssel 2000+
De Provinciale visie op de ruimtelijke ontwikkeling van o.a. Hengelo, is neergelegd in het Streekplan Overijssel 2000+. In het streekplan maakt Hengelo deel uit van het stadsgewest Twente, bestaande uit de steden Almelo, Borne, Hengelo en Enschede. Dit stadsgewest zal een verstedelijkingsopgave moeten realiseren en zal een opvangfunctie voor wonen, werken en voorzieningen voor de steden en de omliggende gebieden krijgen. Voorts zal het concept voor de Netwerkstad verder moeten worden uitgewerkt.
4.2.2 Waterhuishoudingsplan 2000+
Het waterhuishoudingsplan is een wettelijk plan als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterhuishouding. Het plan geeft de hoofdlijnen aan van het te voeren waterhuishoudkundig beleid in de provincie. Het plan vervult een belangrijke functie als toetsingskader in de richting van waterschappen, die het beleid vertalen in concrete uitvoeringsmaatregelen en voor de goedkeuring van besluiten van waterschappen. Het waterbeleid moet ten dienste staan van het hoofdmotief van de Strategische visie: sociale kwaliteit en welzijn. Water heeft hier ook alles mee te maken. Water raakt de kwaliteit van de leefomgeving en van ons bestaan. Daar waar water vervuild is, schaars is, of zeer overvloedig aanwezig is, ontstaan problemen in de samenleving. Vanuit dit hoofdmotief gaat het om de volgende zaken:
- herstel veerkracht watersystemen (verdroging en veiligheid);
- belevingswaarde van water;- kwalitatief goede drinkwatervoorziening;
- water als productiemiddel (landbouw, varen, industrie, energie)
4.2.3 Beleidsplan Grondwaterbescherming Overijssel 2006
Het plangebied valt grotendeels onder het grondwaterbeschermingsgebied Hasselo. In beginsel bestaat het grondwaterbeschermingsgebied, zoals in beeld is gebracht, uit drie deelgebieden:
- Het eigenlijke waterwingebied, begrensd door de lijn vanwaar het grondwater tenminste 60 dagen nodig heeft om door het watervoerend pakket de pompputten te bereiken.
- Het grondwaterbeschermingsgebied, begrensd door de lijn die een verblijftijd van het water van 25 jaar.
- Intrekgebieden, van waaruit het grondwaterbeschermingsgebied grondwater onttrekt (100 jaarszone).
De bescherming van grondwatergebied is vastgelegd in het Beleidsplan Grondwaterbescherming Overijssel 2006. In het eigenlijke beschermingsgebied geldt de strengste bescherming en wordt, in tegenstelling tot de grondwaterbeschermingsgebied, geen enkele ontheffing op de verbodsbepalingen gegeven. In de intrekzone gelden geen verboden. Bescherming van intrekgebieden vinden plaats via de ruimtelijke ordening.
Het beleid met betrekking tot het grondwaterbeschermingsgebied is er in het algemeen erop gericht verontreiniging te voorkomen. Afhankelijk van het gebied waar functiewijzigingen gaan plaatsvinden, moet er een stap vooruit, dan wel een stand still worden aangetoond van de nieuwe functie t.o.v. de "oude" functie met behulp van te nemen maatregelen of te stellen voorwaarden aan de ontwikkeling. Voorwaarden, die gesteld kunnen worden, zijn bijvoorbeeld het vloeistofdicht maken van verharde oppervlakten, het beperkt of niet gebruiken van bestrijdingsmiddelen en meststoffen of het toepassen van aanvullende voorzieningen bij rioleringen. Ruimtelijk gezien zijn alleen natuurontwikkeling, verblijf- en dagrecreatie, kleine ontgrondingen, beperkte woningbouw en parkeeraccommodatie onder voorwaarden mogelijk.
4.3 Regionaal Beleid
4.3.1 Intergemeentelijke Structuurschets
In de Intergemeentelijke Structuurschets Hengelo/Enschede) wordt in het kader van duurzaamheid aandacht geschonken aan de compacte stad. Dit betekent dat er prioriteit wordt gegeven aan de ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied met behoud en/of versterking van de leefomgeving. De ruimte die aanwezig is in het bestaand stedelijk gebied wordt hierdoor maximaal benut. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande groenstructuur en de aansluiting met het buitengebied dienen te worden gehandhaafd. Daarnaast is uitgangspunt het realiseren van voldoende verschillende woonmilieus in overeenstemming met de vraag.
De voorgestelde ontwikkeling vindt plaats in het bestaande stedelijke gebied, dus kan geconcludeerd worden dat deze ontwikkeling binnen het regionale beleid past.
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Gemeentelijk waterplan (2006)
Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;
- 1. Het herstel van de Hengelose beken;
- 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen ( afkoppelen van hemelwater);
- 3. Het oplossen van grondwateroverlast.
Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.
Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.
Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.
Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden.
Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.
4.4.2 Nota Wonen (2004)
De rol van de gemeente wordt ingevuld op drie niveaus:
- bovenlokale afstemming van woonbeleid (bijvoorbeeld in de Netwerkstad en de Regio);
- stedelijk beleid, stedelijke vernieuwing, stedelijke programmering, herstructurering en andere interventies;
- wijkgerichte programmering van projecten en maatregelen binnen beleidskaders en visies op de wijk.
Het woonbeleid van de gemeente verschuift van sturen naar stimuleren, faciliteren en committeren. De woningbouwwoningcorporaties en hulp-/zorginstellingen zijn onze partners waarmee we samenwerken om de gestelde doelstellingen te bereiken.
- 1. Bereiken van een betere balans tussen vraag en aanbod op het gebied van wonen.
- 2. Ontwikkelen van de stad en de woongebieden met een zorgvuldig ruimtegebruik.
- 3. Ontwikkelen van woongebieden met een eigen identiteit en kwaliteit, een complementair woningbouwprogramma, hoge ruimtelijke en milieu kwaliteit en veiligheid.
- 4. Toename van het aandeel koopwoningen in de woningvoorraad tot 55% in 2010.
- 5. Herstructurering van (naoorlogse) wijken met een grote fysieke en sociale achterstand.
- 6. Het bevorderen van het wonen in de binnenstad.
- 7. Het waarborgen van het aanbod betaalbare huurwoningen in de woningvoorraad; met name in herstructureringswijken.
- 8. Voldoende aanbod aan kavels voor particulier opdrachtgeverschap (individueel en collectief).
- 9. Ontwikkelen van woonservicegebieden
- 10. Zorgen voor voldoende beschermde woonvormen voor kwetsbare groepen i.v.m. extramuralisering.
- 11. Vergroten aan fysieke toegankelijkheid van woningen en woonomgeving
Het onderhavige plan betreft een plan aangaande stedelijke vernieuwing. Verder komt de voorstelde ontwikkeling overeen met vijf van de elf doelstellingen die opgesteld staan in de nota wonen. Hiermee kan geconcludeerd worden dat het plan past binnen het gemeentelijke woonbeleid.
4.4.3 Nota Autoparkeren (2008-2012)
In december 2008 heeft de gemeenteraad de nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze nu is vastgesteld geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
- Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
- Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
- Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
- Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
- Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
- Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.
Om deze doelen te realiseren is aan deze Nota voor de komende vijf jaar een groot pakket van maatregelen gekoppeld.
Nieuwe parkeernormen behoren ook tot het door de raad vastgestelde parkeerbeleid. De nieuwe parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad en stadsomvang. Binnen de beschikbare bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt tot parkeernormen per stedelijke zone, functie en aandeel bezoekers.
Op basis van de uitgangspunten en randvoorwaarden van de gemeente Hengelo voor het project Backenhagenlaan te Hengelo is de parkeernorm bepaald. De gemeente heeft gerekenend met 20 senioren appartementen en 13 grondgebonden woningen. Hierbij zijn ze uitgegaan van 1 parkeerplaats per seniorenappartement en 1,6 parkeerplaats per grondgebonden woning. De parkeernorm leidt er toe dat er 41 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. De parkeernorm is hier dan (20 x 1)+(13x1,6)=41 parkeerplaatsen.
In totaal worden 52 parkeerplaatsen gerealiseerd, dus kan geconcludeerd worden dat het plan voldoet aan de parkeernorm die gesteld is in de uitgangspunten en randvoorwaarden van de gemeente Hengelo.
4.4.4 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
- 1. Versterking van de economische structuur;
- 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
- 3. De sociale opgave;
- 4. Het landschap de stad in;
- 5. Ruimtelijke kwaliteit;
Om deze opgaven uit te voeren is een viertal kernprojecten geformuleerd. Eén ervan is stadsranden, waarin het Gezondheidspark valt. Het Gezondheidspark moet een ruimtelijke, ecologische en recreatieve overgang vormen tussen stad en landschap, waarbij een goede verhouding tussen groen,
water en verstedelijking het uitgangspunt is.
Onderhavig plan betreft een inbreidingslocatie en daarmee past het plan binnen het beleid van de gemeente.
4.4.5 Wijkplan Noord 2005-2008
In stedenbouwkundig wordt gesproken over het opwaarderen van de huurwoningvoorraad. Aandachtspunten daarbij zijn:
- bij het bouwen van koopwoningen extra aandacht schenken aan betaalbare prijzen voor de middeninkomens (goedkope koop);
- bij nieuwbouw voorrang geven aan woningen in het middensegment, zodat er door doorstroming meer woningen beschikbaar komen;
- zorgen dat meer nieuwbouwwoningen voldoen aan de eisen van toegankelijkheid en levensloopbestendigheid.
In het onderhavige plan worden (huur)woningen gerealiseerd in het middensegment en past daarmee in de uitgangspunten van het wijkplan.
4.4.6 Bomenverordening 2007
In de Bomenverordening worden het kappen, verplanten en vormsnoeien (van vrij opgegroeide kronen) geregeld. Bij kap van vergunningplichtige bomen moet gecompenseerd worden. Er is een toetsingssysteem voor grote bomen ontwikkeld, waardoor bomen in de ruimtelijke ordening volwaardig meetellen. Bij stedebouwkundige plannen worden alle bestaande bomen geïnventariseerd en gewaardeerd. Zo kan de waarde van een boom goed afgewogen worden tegen andere ruimtelijke wensen. Kortom: bomen worden nooit zomaar gekapt; over iedere boom wordt altijd goed nagedacht. Voor bijzondere bomen en bomen op bouwplaatsen gelden strenge beschermingsmaatregelen.
4.4.7 Bereikbaarheid hulpdiensten en veiligheid
Fysieke veiligheid en brandweer
Fysieke veiligheid betreft de bescherming van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) daadwerkelijke incidenten, ongelukken en rampen. Wanneer de fysieke veiligheid in gevaar komt, is directe hulpverlening vaak noodzakelijk. Door het vooraf treffen van de juiste infrastructurele, bouwkundige en technische maatregelen kunnen ongelukken zoveel mogelijk worden voorkomen of kan in geval van een incident zo goed mogelijk hulp worden geboden. Een goede bereikbaarheid van gebieden evenals de aanwezigheid van voldoende bluswater is een voorwaarde voor een snelle hulpverlening. Een goede bereikbaarheid van inwoners van een wijk is ook nog op een andere manier van belang. In geval van een zwaar ongeval of ramp is het noodzakelijk om de bevolking in de omgeving zo snel mogelijk te kunnen informeren en adviseren ('ramen en deuren sluiten'). Via het sirenenet kan de bevolking worden bereikt en erop worden geattendeerd om de radio of televisie in te schakelen (de zogenaamde 'rampenzender').
Bluswatervoorziening
Om branden te kunnen blussen maakt de brandweer doorgaans gebruik van de blusstof 'water'. Water is een eerste levensbehoefte van de brandweer. Om in geval van een brand voldoende bluswater beschikbaar te hebben of te krijgen moeten van tevoren maatregelen getroffen worden. Deze maatregelen worden aangeduid als 'de bluswatervoorziening'.
Sinds 1999 is voortdurend overleg met de waterleidingbedrijven om de balans te vinden tussen het leveren van kwalitatief goed drinkwater en bluswater. De kwaliteitseisen zijn echter zodanig dat de brandkraan op het drinkwaterleidingnet als bluswatervoorziening niet meer mogelijk is. In de periode 2005 tot 2007 is onderzoek gedaan naar de bluswatervoorziening door de regio's Twente, Ijssel-Vecht en Friesland. Dit onderzoek is uitgewerkt in het Sahara rapport .
Concreet is er behoefte aan met name een bluswatervoorziening bij branden welke met het lage-druk-systeem worden bestreden. Als norm wordt 120 m3/uur voor één tankautospuit gehanteerd. Voor de eerste bluswatervoorziening (bestrijden met hoge-druk) kan worden volstaan met een 15m3 tankwagen. Deze doet tevens dienst als buffer bij opschaling. Anno 2007 staan we aan het begin van een herziening van de benodigde bluswatervoorziening.
Voor een goede bluswatervoorziening wordt op basis van het Sahara rapport de regel 1000m/1000m3 aangehouden. Dit houdt in een vijver, beek e.d. op een maximale onderlinge afstand van 1000m. Uit dit oppervlaktewater dient minimaal 1000m3 water door de brandweer te kunnen worden onttrokken.
Voor het plan Backenhagen (en ook het plan 't Rot) is een bluswatervoorziening nodig volgens het principe van 1000m/1000m3. De vijver aan de havenzatelaan kan hieraan voldoen. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat een goede opstelplaats voor brandweervoertuigen wordt gerealiseerd. Dit zodat de brandweer met haar materieel water uit de vijver kan halen. Beoordeeld moet worden of de vijver voldoende waterdiepte heeft en een zodanig peil dat altijd minstens 1000m3 water beschikbaar is.
Bereikbaarheid
Aan de hand van een analyse van enige honderden branden in woningen in Nederland zijn gegevens verkregen over de relatie tussen de opkomsttijd van de brandweer en het verloop (en de gevolgen) van branden. In de Handleiding brandweerzorg (Ministerie van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer, 1992) zijn de resultaten opgenomen van onderzoek naar de relatie tussen opkomsttijd en de volgende onderwerpen:
- De ontwikkeling van schade;
- De kans op dodelijke slachtoffers; en
- De kans op het slagen van reddingen.
Kort samengevat blijkt de opkomsttijd van de brandweer sterk van invloed te zijn op de schade die ontstaat bij brand, de kans op dodelijke slachtoffers door brand en op het slagen van reddingen bij brand. Een vergelijkbaar verhaal is van toepassing op hulpverleningen (verkeers- en bedrijfsongevallen met veelal beknellingen) en voor ongevalbestrijding. Ook hiervoor geldt: de kortste opkomsttijd geeft de grootste kans op het beperken van het aantal, het overleven en het herstel van slachtoffers.
Een goede bereikbaarheid van branden en ongevallen heeft een belangrijke invloed heeft op de effectiviteit van het brandweerwerk en daarmee op de veiligheid van de burgers. Onder een goede bereikbaarheid wordt verstaan dat gebouwen, binnen de hiervoor gestelde brandweerzorgnormen , te bereiken zijn via minstens twee onafhankelijke wegen.
De bereikbaarheid van het verzorgingsgebied wordt samengevat gekenmerkt en gewaarborgd door:
1. Het hanteren van uitrukroutes (vrije routes voor hulpverleningsdiensten)
2. Positionering van kazernes ten opzichte van de objecten en het gebruik van deze objecten
Voor het verzorgingsgebied van Hengelo worden uitrukroutes gehanteerd waarin minimale verkeersremmende maatregelen zijn opgenomen zodat de vrije doorgang van de brandweer is gewaarborgd. Deze routes worden vastgesteld en bijgesteld in het brandweerbeleidsplan.
De omvang van het verzorgingsgebied bepaalt de locatie van de kazernes. In Hengelo en Borne wordt overdag vanuit de centrumkazerne Hengelo en vanuit post Borne uitgerukt. In de avond- nacht- en weekendsituatie wordt ook vanuit post Hengelo Noord uitgerukt. Het verzorgingsgebied en de daarbij gehanteerde opkomsttijden wordt vastgelegd in het operationeel dekkingsplan van de regio Twente en is onderdeel van het brandweerbeleidsplan.
Voor het plan Backenhagen, maar ook de andere ruimtelijke plannen in de Sterrenbuurt geldt dat de Havezatenlaan, de Herinckhavenlaan, de Neptunusstraat,de Castorweg, de Landmansweg en Saturnusstraat als (hoofd)uitrukroutes gelden. Dat houdt in dat deze wegen voldoende breed moeten zijn. Verkeersremmende maatregelen mogen niet leiden tot een langere rijtijd van de hulpverleningsdiensten. Belangrijk is dat voor deze wegen een tweezijdige onsltuiting mogelijk is bij calamiteiten.
Zelfredzaamheid
Na melding van een incident duurt het enige tijd voordat de hulpverlening daadwerkelijk hulp kan bieden. Gedurende die minuten zijn de mensen in het plangebied op zichzelf aangewezen. Essentieel is dat mensen zichzelf tijdig in veiligheid kunnen brengen. De zelfredzaamheid van mensen hangt af van de aard van risico's in het gebied, eventuele schuilmogelijkheden maar vooral ook de gesteldheid van de mensen zelf. De bewoners (gebruikers) van het plangebied kunnen de zelfredzaamheid vergroten door vooraf ontruimingsplannen en dergelijke op te stellen. Ook trainingen om kleine incidenten zelf aan te pakken kan een wezenlijke bijdrage leveren. Zo wordt wellicht voorkomen dat kleine incidenten kunnen uitgroeien tot grote calamiteiten.
Voor alarmering van de bevolking bij grote calamiteiten wordt gebruik gemaakt van het Wijk-Alarmering-Systeem (WAS) Dit systeem is beperkt aangezien niet bij iedere calamiteit het wenselijk is deuren en ramen te sluiten. Het WAS wordt tot 2017 door het Rijk ondersteund. Aanvullend werkt men aan nieuwe vormen voor het alarmeren van de bevolking.
Het was systeem heeft een beperkte werking. Behalve het waarschuwingsignaal is een snelle informatievoorziening gewenst als vervolg op een alarmering. Vooral de informatievoorziening in de kantoren, scholen en woongebouwen in de nabijheid van het spoor bij mogelijke incidenten op spoor behoeft extra aandacht.
In de brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken aan de Tweede Kamer van 7 februari 2006 (kenmerk 2005-0000213163) wordt het waarschuwingsbeleid bij incidenten, rampen en crisis toegelicht. In deze brief worden ook nieuwe ontwikkelingen aangehaald, zoals het sturen van een SMS-bericht naar alle mobiele telefoons binnen het bereik van één of meer zendmasten ("Cell Broadcasting"). Deze en andere voorzieningen kunnen bijdragen bij aan de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied.
Het plan Backenhagen valt binnen de dekking van het wijkalarmeringsysteem (WAS). Andere methoden om de bevolking te alarmeren zijn anno 2008 nog in ontwikkeling.
4.4.8 Nota duurzaam veilig (2001)
Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.
Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.
In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de regio en in Hengelo worden uitgevoerd, staan beschreven in het rapport "RUP gedragsbeïnvloeding: op weg naar een permanente verkeerseducatie in Zuid-Twente (periode 2004-2006)". De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding. Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.
Op basis van de uitgangspunten en randvoorwaarden uit de Nota Duurzaam Veilig is besloten dat de Backenhagenlaan wordt ingericht als zijnde een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. Erftoegangswegen hebben als functie het veilig toegankelijk maken van percelen binnen een verblijfsgebied. Feitelijk betekent dit dat de Backenhagenlaan deel uitmaakt van een 30 km/uur zone, dat o.a. wordt gekenmerkt door bebording en verkeersmaatregelen.
4.5 Conclusie
Na analyse van het vigerende beleid aangaande het plangebied kan geconcludeerd worden, dat de voorgestelde ontwikkeling hier binnen past. In het oog springende punt hierbij is de intergemeentelijke structuurschets die aandacht schenkt aan duurzaamheid en een compacte stad. Verder komt het voorgestelde plan overeen met vijf doelstellingen uit de gemeentelijke nota wonen uit 2004. Bovendien wordt in het wijkplan noord aangegeven dat de huurvoorraad opgewaardeerd moet worden. Het voorliggende plan voorziet hierin. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met de bomenverordening van 2007.
Het plan voldoet daarmee aan het voor het gebied opgestelde beleid.
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Watertoets
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Hemel- en vuilwater wordt gescheiden aangeleverd op het gemengd riool. De gemeente is voornemend in de toekomst alle riolering te vervangen door een dubbel rioleringsstelsel, waarbij hemelwater in retentievijvers geborgen wordt. Hiermee wordt voldaan aan het in paragraaf 4.4.1 beschreven gemeentelijke waterbeleid.
Het aspect water vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.2 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:
- Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
- Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
- Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
- Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?
Ecologisch advies bureau Meulenbroek heeft een quickscan flora- en fauna uitgevoerd ten behoeve van het onderhavige bouwplan te Hengelo. De bevindingen zijn vastgelegd in het rapport quickscan flora- en faunawet Backenhagenlaan Hengelo van januari 2009. Uit dit rapport kunnen de volgende conclusies worden getrokken.
Op het terrein zijn nu geen beschermde dier- en plantensoorten aangetroffen. Zoals nadrukkelijk gesteld in het rapport is gesteld, is vanwege het seizoen waarin het onderzoek is uitgevoerd, geen absolute garantie te geven dat dit voor alle seizoenen geldt. Gezien het ruige, voedselrijke karakter van de vegetatie zijn zeldzame, beschermde plantensoorten niet te verwachten. In de bomen en in het struweel van het plantsoen zullen in het seizoen zonder meer diverse algemeen voorkomende vogels broeden. Het voorkomen van specifieke soorten wordt zeker niet hoog ingeschat.
Ten aanzien van vleermuizen geldt het volgende. Kleinere, algemeen voorkomende soorten vleermuizen als Dwergvleermuis zullen ongetwijfeld in de buurt zomerverblijfplaatsen vinden en het terrein, met name rond de bomen als foerageerplaats gebruiken. De twee zwaardere platanen hebben zover waarneembaar geen geschikte holte of spleet voor een vleermuisverblijfplaats.
In het plangebied staan enkele esdoorns en sierkersen. Deze bomen worden nader geïnventariseerd en op hun kwaliteit beoordeeld. Waardevolle bestaande bomen worden zo mogelijk ingepast, waarbij bescherming van de groeiplaats tijdens de bouw wel vereist is. Er wordt hiervoor een aanvullend groeiplan opgesteld.
Het aspect flora- en fauna vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
5.3 Monumenten En Archeologie
5.3.1 Monumenten
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), circa 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.
Binnen het plangebied Backenhagenlaan bevinden zich geen monumenten.
5.3.2 Archeologie
In 1992 is op Malta het Europees verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valetta genoemd. Doel van dit verdrag is om bij ruimtelijke planning meer en beter rekening houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden. Het verdrag van Malta is vertaald in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. De wet treedt is op 1 september 2007 in werking getreden.
Op 17 februari 2009 heeft RAAP Archeologisch adviesbureau een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met het onderhavige bouwplan te Hengelo. De bevindingen zijn vastgelegd in het rapport RAAP-notitie 2875, Plangebied Backenhagenlaan te Hengelo Gemeente Hengelo, Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek.
Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen relevante archeologische indicatoren aangetroffen. Bovendien blijkt dat de bodem ter plaatse tot grote diepte is verstoord, waardoor de kans op het voorkomen van nog intacte archeologische resten verwaarloosbaar klein is. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat bij de uitvoering van toekomstige bodemingrepen in het plangebied naar alle waarschijnlijkheid geen archeologische waarden zullen worden verstoord.
Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007, aanmelding van de desbetreffende vondsten bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
5.4 Milieu
5.4.1 Bedrijven en milieuzonering
Bij alle plannen dient sprake te zijn van een 'goede ruimtelijke ordening', zoals bepaald in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten in. Functiescheiding en milieuzonering zijn hierbij leidende begrippen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een handreiking geschreven om duidelijkheid te geven in welke situaties deze begrippen dienen te worden toegepast en van welke afstanden dient te worden uitgegaan.
De gemeente Hengelo heeft bedrijven getoetst aan deze richtafstanden en de bijbehorende contouren weergegeven in een milieuzoneringskaart. De situatie voor de planlocatie is weergegeven in afbeelding 5.1. Hieruit blijkt dat tussen de adressen Sloetsweg 51 en Sloetsweg 59 een bedrijf is gesitueerd. De milieucirkel van dit bedrijf schampt het plangebied, zoals is te zien in afbeelding 5.1. Daar het hier om vervangende woningbouw gaat worden op dit punt geen problemen verwacht.
Figuur 5.1.: Uitsnede uit milieuzoneringskaart met blauw omcirkeld de planlocatie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.4.2 Bodem
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet Bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is en waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.
In de periode mei en juni 2008 heeft Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bevindingen zijn beschreven in het rapport Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de Backenhagenlaan te Hengelo, met projectnummer 183539.
De vooraf opgestelde hypothese 'onverdachte locatie' wordt verworpen op basis van de streefwaardeoverschrijdingen van PAK in de bovengrond. Dit heeft overigens geen gevolgen. Het is namelijk zo dat de onderzoeksresultaten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarde. De resultaten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de geplande werkzaamheden.
Aanbeveling
In het historisch onderzoek zijn aanwijzingen verkregen over de mogelijke aanwezigheid van (voormalige) ondergrondse tanks. De locaties hiervan zijn niet duidelijk geworden en ook het veldonderzoek en de onderzoeksresultaten hebben hier geen verdere aanwijzingen van gegeven. Indien in een later stadium gegevens hierover bekend worden, dan wordt geadviseerd de betreffende locatie(s) afvullend te onderzoeken op olie verontreinigingen.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.4.3 Geluid
Een akoestisch onderzoek kan noodzakelijk zijn voor een bestemmingsplan waarin een geluidsgevoelige bestemming wordt vastgelegd. De Wet geluidhinder geeft voor de verschillende bronnen (wegverkeer, industrie, railverkeer en luchtvaartgeluid) de voorkeurgrenswaarde en maximale grenswaarden. Het uitgangspunt van de Wet geluidhinder is dat in nieuwe situaties zo veel mogelijk dient te worden voldaan aan de voorkeurgrenswaarde.
Op 7 mei 2009 heeft NIBAG Milieu & Ruimte een onderzoek aangaande akoestiek uitgevoerd. De conclusies van het onderzoek zijn uiteengezet in het rapport Akoestisch onderzoek Backenhagenlaan te Hengelo, projectnummer 1000.8279.
Voor de ontwikkeling aan de Backenhagenlaan is alleen wegverkeer relevant. Het akoestische onderzoek aangaande de ontwikkeling heeft dan ook alleen betrekking op het wegverkeer. De geplande woningen liggen in "binnenstedelijk" gebied buiten de wettelijk vastgestelde geluidszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. De geplande bouwblokken liggen op minimaal 75 meter uit de as van de Deurningerstraat en Sloetsweg afgeschermd achter aanééngesloten bebouwing waardoor de belasting van deze wegen niet relevant is en buiten beschouwing is gebleven. Op de maatgevende dichtbijgelegen wegen, de Backenhagenlaan, de weldamstraat en het Dubbelinckpad, geldt in de toekomst een snelheid van maximaal 30 km/uur.
Volgens jurisprudentie blijkt een 30 km/uur weg in de beoordeling te moeten worden meegenomen, indien vooraf aangenomen had kunnen worden dat deze weg een geluidbelasting veroorzaakt die hoger ligt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 decibel (dB).
Uit de berekeningen blijkt dat de belasting maximaal 48 dB bedraagt, waarmee de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.
Volgens het Bouwbesluit mag in verblijfsruimten sprake zijn van een maximale geluidniveau van 33 dB, veroorzaakt door geluid van buiten. Volgens de toelichting van het Bouwbesluit heeft een normale gevel, zonder speciale maatregelen en een natuurlijke ventilatie, een geluidwering van minimaal 20 dB. Daar de gevelbelasting zonder aftrek maximaal 53 dB is en de gevel daarvan minimaal 20 dB weert, voldoet het plan automatisch aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Het is in deze situatie niet
gebruikelijk om dit door middel van een berekening nader aan te tonen.
Het aspect akoestiek vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.4.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groeprisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Verantwoordingsplicht
In het Bevi en de cRvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi en de cRvgs zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen.
Hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3
Op dit moment is de overheid bezig de circulaire "Zonering langs hoge druk aardgasleidingen"uit 1984 en de circulaire "bekendmaking van voorschriften ten behoeve van zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2, en K3 categorie" uit 1991 aan te passen in een nieuwe AMvB Buisleidingen. Hierdoor zal het toetsingskader voor deze buisleidingen ook conform de systematiek met PR en GR gaan werken. Gemeenten worden geadviseerd om op dit beleid te anticiperen.
Figuur 5.2: Uitsnede uit de risicokaart Overijssel, met het plangebied paarsomcirkeld
De locatie is getoetst aan de Risicokaart provincie Overijssel, zie figuur 5.2
Het dichtstbijzijnde risicovolle object is het tankstation en vuurwerkverkooppunt van de familie Busschers aan de Deurningerstraat en ligt op ruim 75 meter afstand. De risicoafstand voor dit bedrijf is 20 meter, hieraan wordt ruim voldaan.
Over het spoortraject naar Enschede worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Over het spoortraject naar Oldenzaal vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De veiligheidsrisico's hiervan zijn zodanig beperkt dat geen extra maatregelen noodzakelijk zijn.
De dichtstbijzijnde route gevaarlijke stoffen is de route A1-Oldenzaalsestraat-Zwavertsweg. Deze route ligt op ongeveer 800 meter afstand. De A1 ligt op ongeveer 900 meter afstand. Over de A1 worden geen stoffen getransporteerd waarvan het invloedsgebied de 800 meter haalt. De A1 vormt dus geen belemmering.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.4.5 Luchtkwaliteit
In november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De Wet bestaat uit een aanpassing van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer en de introductie van een aantal AMvB's en bijbehorende regelingen. De aanpassing van de Wet luchtkwaliteit vervangt het oude Besluit luchtkwaliteit 2005 en alle bijbehorende regelingen. In het kort is de belangrijkste wijziging ten opzichte van het Besluit luchtkwaliteit de introductie van een 'flexibele koppeling' met de ruimtelijke ordening. Het principe hiervan is dat via een nationaal programma (het NSL; het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) de benodigde inspanning wordt verricht om aan de luchtkwaliteitseisen te kunnen voldoen en dat ruimtelijke of infrastructurele projecten hierdoor niet meer afzonderlijk aan luchtkwaliteit hoeven te worden getoetst.
De uitwerking van dit principe wordt gevormd door het Besluit Niet In Betekenende Mate, waarin -kort gezegd- is aangegeven dat een project niet wezenlijk bijdraagt aan de luchtkwaliteit wanneer die bijdrage niet meer dan 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 bedraagt (na vaststelling van het NSL betreft het 3% van de genoemde grenswaarden). Enkele categorieën zijn in de regeling toetsingsvrij verklaard, wat betekent dat woningbouwprojecten of kantoorontwikkeling van beperkte omvang altijd als 'niet in betekenende mate' worden gezien, mits ze voldoen aan bepaalde voorwaarden. Voor andere functies is dit niet geconcretiseerd en is derhalve onderzoek in de vorm van luchtkwaliteitberekeningen noodzakelijk. Wanneer een project wel in betekenende mate is, zal aan de geldende grenswaarden moeten worden getoetst door middel van onderzoek. Indien een project meer dan 1% bijdraagt en niet voldoet aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn aanvullende maatregelen nodig, bijvoorbeeld door projectsaldering.
Per 16 januari 2009 moet rekening worden gehouden met grenswaarden voor fijnstof en stikstofdioxide bij besluiten over de realisering van zogenoemde gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen. Voor locaties binnen 300 meter van rijkswegen of binnen 50 meter van provinciale wegen moet eerst worden onderzocht of de Europese normen voor fijn stof en stikstofdioxide worden overschreden, of dat dit dreigt te gebeuren. Dat staat in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), dat op 15 januari in het Staatsblad is gepubliceerd.
Op 5 maart 2009 heeft NIBAG Milieu & Ruimte een notitie Luchtkwaliteit opgesteld. Hierin is het volgende geconcludeerd.
Met 25-35 wooneenheden blijft dit plan ruim binnen het aantal van 500 woningen. Conform het Besluit Niet In Betekenende Mate betekent dit dat het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder betreft het geen gevoelige bestemming als genoemd in het 'Besluitgevoelige bestemmingen'. Er gelden voor dit plan ten aanzien van luchtkwaliteit geen beperkingen.
5.5 Economische Uitvoerbaarheid
De ontwikkeling van het plangebied berust op particulier initiatief van Wooncorporatie Welbions. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanwijzigingsprocedure, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer Wooncorporatie Welbions.
Wooncorporatie Welbions heeft de benodigde budgetten om dit plan te kunnen realiseren gereserveerd. Tussen de initiatiefnemer Wooncorporatie Welbions en de gemeente Hengelo is een anterieure grondexploitatieovereenkomst opgesteld. Een exploitatieplan behoeft derhalve niet te worden opgesteld.
Op grond van bovenstaande inzichten wordt geconcludeerd dat het project economisch uitvoerbaar is.
Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan
6.1 Uitgangspunten
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de ontwikkeling van het appartementencomplex is vertaald in juridisch bindende regels, c.q. planregels, met hieraan gekoppeld de verbeelding.
6.2 Het Digitale Bestemmingsplan
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 worden hieronder kort toegelicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.
De Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten (STRI2008) schrijft technische vormvereisten, regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro instrumenten voor. De standaard regelt enkele praktische zaken omtrent het digitale planproces. Hoe moet een bestemmingsplan worden gepubliceerd? Hoe moet een digitaal waarmerk worden gezet? Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de technische vormvereisten die in deze standaard zijn voorgeschreven.
Bijlage 1 van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening beschrijft het Informatiemodel voor de Ruimtelijke Ordening, IMRO2008. Dit is het informatiemodel voor het opstellen en uitwisselen van digitale plannen voor de ruimtelijke ordening (ruimtelijke instrumenten). Het informatiemodel is voor uitwisselen van ruimtelijke instrumenten tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden. Dit betekent dat het gaat om informatie die voor verschillende partijen van belang is, vandaar de uitwisseling. IMRO2008 is dus het technisch model voor alle Wro-instrumenten.
De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2008) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2008. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2008 en de SVBP2008 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen.
Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.
6.3 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorende verbeelding. De verbeelding en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
6.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
6.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk II van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
6.3.3 Algemene regels
Hoofdstuk III bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
6.3.4 Overgangs- en slotregels
6.4 Handhaving Van Het Plan
6.4.1 Algemeen
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
6.4.2 Nota handhaving
Binnen de gemeente Hengelo wordt gewerkt aan de totstandkoming van een 'Nota handhaving'. In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt blijft, dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Een belangrijk (nieuw) onderdeel van deze nota is echter de prioriteitstelling. Punten, die bij de prioriteitstelling zeker een rol gaan spelen, zijn de gevolgen die de geconstateerde overtredingen hebben voor de veiligheid en/of de gezondheid. Ook het type overtreding (b.v. bouwen zonder vergunning of gebruik in strijd met het bestemmingsplan) is van belang. Een ander aspect waaraan in de nota aandacht wordt besteed is het registreren van geconstateerde overtredingen.
Bovenstaande nota zal ook voor de handhaving van het bestemmingsplan Backenhagenlaan als leidraad gaan fungeren.
6.5 Verloop Van De Procedure
6.5.1 Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.
Het ontwerpbestemmingsplan Backenhagenlaan is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wel voorgelegd aan onder andere het waterschap en de VROM-inspectie. Het ontwerpbestemmingsplan gaf geen van de instanties aanleiding tot het maken van opmerkingen.
6.5.2 Verder verloop van de procedure
Conform de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:
- 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
- 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.
Bijlage 1 Nota Behandeling Zienswijzen
Bijlage 1 Nota behandeling zienswijzen
Bijlage 2 Stedenbouwkundig Plan Backenhagen 090609
Bijlage 2 Stedenbouwkundig plan Backenhagen 090609
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Quickscan Flora en Fauna
Bijlage 5 Inventariserend Veldonderzoek Archeologie
Bijlage 5 Inventariserend veldonderzoek Archeologie
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek