`t Weusthag
Bestemmingsplan - gemeente Hengelo
Vastgesteld op 24-04-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan`t Weusthag van de gemeente Hengelo;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0008-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
1.4 aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de aan-huis-verbonden-beroep woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 afwijken:
het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.9 agrarisch bedrijf / agrarische bedrijfsvoering:
een bedrijf/bedrijfsvoering, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, waaronder begrepen het fokken van dieren; een en ander met uitzondering van glastuinbouwbedrijven en boomkwekerijen;
1.10 agrarisch bouwvlak:
een op de verbeelding zodanig aangegeven bebouwingsoppervlak, waarop de agrarische bedrijfsbebouwing is geconcentreerd;
1.11 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkoop en/of leveren - als ondergeschikte nevenactiviteit - van goederen die verband houden met het ambacht;
1.12 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.13 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage:
een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.16 bedrijfseconomische binding:
het aantoonbaar, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor gemiddeld 12 uur per week, duurzaam verrichten van werkzaamheden behorende bij de dagelijkse bedrijfsvoering, niet zijnde werkzaamheden op basis van vrijwilligheid (om niet), inleen, detachering of aanneming van werk, voor een naast of in de directe nabijheid van de woning, althans op hetzelfde bedrijventerrein gelegen bedrijf;
1.17 bedrijfsmatige kamerverhuur:
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.
Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.18 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor een (huishouding van een) persoon welke een bedrijfseconomische binding heeft met dit bedrijf of deze instelling;
1.19 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.20 bestaand:
- 1. bij bouwwerken:
bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- 2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.23 boomkwekerij:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op de productie - door middel van het planten en (op)kweken - van bomen, coniferen, heesters en andere houtgewassen;
1.24 boomteelt:
de teelt van boomkwekerijgewassen;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.32 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.33 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;
1.34 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.35 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 diepploegen:
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;
1.37 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.38 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.39 erker:
een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;
1.40 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.42 geluidsbelasting in dB:
de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);
1.43 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen die buiten de eigen onderneming zijn vervaardigd en die aan bedrijfsmatige (niet-consumptieve) afnemers worden afgeleverd;
1.44 grootschalige geconcentreerde detailhandelsvestiging:
vestiging van detailhandel op een locatie buiten de bestaande winkelgebieden waar ruimte is gereserveerd voor grootschalige detailhandel waarbij branchebeperkingen van de perifere detailhandelsvestiging niet of niet volledig gelden;
1.45 het verharden van gronden:
onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.46 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op een perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.47 horeca activiteiten:
- a. zaalaccommodatie:
een horecabedrijf dat gericht is op het exploiteren van zaalaccommodatie bestaande uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen met uitzondering van een discotheek/bar-dancing; - b. restaurant:
het verstrekken van dranken en voedsel voor gebruik ter plaatse; - c. hotel:
het verstrekken van logies.
1.48 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;
1.49 intensieve veehouderij:
een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren biologisch gehouden worden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer.
Voor de definiëring van het begrip intensieve veehouderij is aangesloten op de milieuwetgeving. Ruwweg is intensieve veehouderij het houden van dieren in stallen (meest voorkomend: varkens, pluimvee, kalveren, stieren, nertsen). In het plangebied is de intensieve veehouderij met name gericht op varkenshouderij, vleesstieren en kalverhouderij;
1.50 internethandel en/of telefonische colportage:
detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;
1.51 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat uitsluitend dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening;
1.52 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.53 kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;
1.54 landschappelijke waarde:
waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;
1.55 maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten in de sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben alsook ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen, met uitzondering van een seksinrichting;
1.56 manege:
een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony’s binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;
1.57 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur landschappelijke waarde voor telecommunicatie;
1.58 omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.59 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.60 ondersteunende horeca:
kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;
1.61 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.62 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.63 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.64 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;
1.65 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.66 rijbaan:
deel van de rijksweg bestaande uit rijstroken en een vluchtstrook in dezelfde rijrichting;
1.67 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.68 uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.69 uitspanning:
plek waar men kortere tijd verblijft, meestal tijdens een uitstapje. Uitspanningen hebben vaak extra faciliteiten, zoals een speeltuin, voor de kinderen;
1.70 voorgevel:
voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;
1.71 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;
1.72 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.73 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
1.74 volkstuinen:
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;
1.75 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.76 watersport;
motorloze watersport op/in of rondom het water zoals duiken, hengelo kajak, kano, roeien en zwemmen;
1.77 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.78 wooneenheid/woning:
(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;
1.79 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.80 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de diepte van een hoofdgebouw:
vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;
2.10 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde intensief;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor bedrijfswoningen met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij' voor een kwekerij, niet zijnde intensief;
met tevens ondergeschikt:
- d. het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
- e. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgebonden producten;
- f. extensief recreatief medegebruik;
- g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' ook voor (veld)schuren;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' ook voor een gronddepot;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' ook voor boomteelt;
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- o. bestaande verhardingen;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van:
- a. het bepaalde onder 3.2.3 teneinde herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn toe te staan mits:
- 1. de herbouw in ieder geval plaatsvindt binnen het bouwvlak;
- 2. de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
- 3. door de herbouw buiten de bestaande funderingen en/of voorgevelrooilijn het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig wordt aangetast;
- b. de voorgeschreven goot-, bouwhoogten, met dien verstande dat:
de voorgeschreven goot- en bouwhoogten met maximaal 2 meter mogen worden vergroot. Indien de vergroting meer bedraagt dan 10% van de toegestane hoogte, deze vergroting uitsluitend kan worden toegestaan indien de hogere goot- en of bouwhoogte noodzakelijk is ter uitvoering van wetgeving in het kader van de milieu- en/of bouwregelgeving dan wel het dierenwelzijn;
- c. het bepaalde in 3.2.6 onder e teneinde het oprichten van sleufsilo's buiten de agrarische bouwvlakken toe te staan, mits:
- 1. het oprichten van een sleufsilo buiten het agrarische bouwvlak noodzakelijk is uit het oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering; dienaangaande kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan een onafhankelijk ter zake deskundige;
- 2. de sleufsilo direct aangrenzend aan het agrarisch bouwvlak wordt opgericht;
- 3. de bebouwde oppervlakte van de onderhavige sleufsilo's niet meer bedraagt dan 500 m2;
- 4. de bebouwingshoogte niet meer bedraagt dan 2 meter;
- d. het bepaalde onder 3.2.6 onder b en toestaan dat terrein- en erfafscheidingen met een hoogte van 1,5 meter worden opgericht voor de voorgevelrooilijn, mits het vanuit welstandstechnisch oogpunt aanvaardbaar is.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
- c. detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenfunctie in ter plaatse geteelde producten van het agrarisch bedrijf, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kwekerij';
- d. bewoning, behoudens de in het plan toegestane bedrijfswoningen;
- e. het gebruik van aan-, uitbouwen en bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven, niet zijnde detailhandel, die voorkomen in de bij deze regels horende bijlage 1 dat bedrijven zijn toegestaan;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor bedrijfswoningen met bijbehorend aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'groothandel' voor een kantoor en uitstalling ter verkoop ten behoeve van een groothandel;
met tevens ondergeschikt:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutvoorzieningen;
- l. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de ter plaatse toegestane bedrijfsactiviteit;
- c. detailhandel, met uitzondering van internethandel en/of telefonische colportage en/of het bezorgen van door particulieren gekochte goederen.
- d. het gebruik voor woondoeleinden met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
- e. het gebruik voor andere doeleinden dan de in artikel 4.1 beschreven bedrijfsactiviteit.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven ten behoeve van de drinkwatervoorziening;
met tevens ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. waterwinputten;
- g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een bedrijfswoning.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos en bebossing;
- b. groenvoorzieningen;
- c. extensief recreatief medegebruik;
- d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen anders dan ten behoeve van regulier onderhoud.
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kinderboerderij, al dan niet met voorzieningen ten behoeve van educatie en voorlichting;
met tevens ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. voorzieningen ten behoeve van het houden van dieren;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 7.2.4 onder a en toestaan dat terrein- en erfafscheidingen met een hoogte van 2 meter mogen worden opgericht voor de voorgevelrooilijn. Mits de afscheiding ten dienste van een dierenweide wordt geplaatst.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. plantsoen;
- c. bermen en beplanting;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', geluidwerende voorzieningen, zoals grondwallen en/of geluidsschermen;
met tevens ondergeschikt:
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' voor een antennemast ten behoeve van mobiele telecommunicatie;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'sport' ook voor voorzieningen ten behoeve van paardensport;
- g. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- h. hondenuitlaat voorzieningen;
- i. voet- en rijwielpaden;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer en infiltratie van hemelwater;
- k. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
8.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca activiteiten:;
- b. trouwlocatie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning.
met tevens ondergeschikt:
- d. parkeervoorzieningen;
- e. recreatief medegebruik;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. wegen en paden;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
met tevens ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven' ook voor verenigingen;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' voor onderwijs;
met tevens ondergeschikt:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van zelfstandige horeca.
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen en voorzieningen ten behoeve van de watersport;
- b. dagrecreatieve voorzieningen;
- c. uitlsuitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuinen' voor volkstuinen;
met tevens ondergeschikt:
- d. ondersteunende horecavoorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van zelfstandige horeca.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportterreinen, uitsluitend ten behoeve van balsporten;
- b. sporthal;
- c. sportschool;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad', ook voor zwembaden;
- e. ter plaatse van de aanduiding ' skeelerbaan', ook voor een skeelerbaan en ijsbaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'manege' uitsluitend voor een manege;
- g. gebouwen ten behoeve van de bestemming, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals een kantine;
met tevens ondergeschikt:
- h. wegen en paden;
- i. voet- en rijwielpaden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
- n. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- o. waterberging, watergangen en waterpartijen.
en de daarbij behorende:
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van zelfstandige horeca.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Rijksweg, met de daarbij behorende op- en afritten, met dien verstande dat een rijbaan twee rijstroken en een vluchtstrook bevat;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' voor bruggen ten behoeve van verkeer- en verblijfsdoeleinden;
met tevens ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- e. geluidwerende voorzieningen, zoals grondwallen en/of geluidsschermen;
met de daarbij horende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' voor bruggen ten behoeve van verkeer- en verblijfsdoeleinden;
Met tevens ondergeschikt:
- e. parkeervoorzieningen
- f. groenvoorzieningen;
- g. overkluizingen;
- h. nutsvoorzieningen;
Met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen met bijbehorende taluds;
- b. bermen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. recreatieve voorzieningen;
- e. kunstwerken en kademuren;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', ook voor een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van de naastgelegen horecabestemming;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
- b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
met tevens ondergeschikt:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. woonstraten;
- e. verhardingen;
- f. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbijbehorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
17.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Waarde - Archeologie Hoog (Binnen Kom)
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog (binnen kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 19 Waarde - Archeologie Middel (Binnen Kom)
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Middel (binnen kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 19.2.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
- c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 20 Waterstaat - Keur
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Keur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 20.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits;
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, en;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
Artikel 23 Algemene Gebruiksregels
23.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming (en).
23.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden
- c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
23.3 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Artikel 24 Algemene Aanduidingsregels
24.1 milieuzone - intrekgebied
24.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
24.3 milieuzone - waterwingebied
24.4 Vrijwaringszone - weg
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
25.1 Algemene wijzigingsbevoegheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van;
- a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
- b. de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
25.2 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 25.1 is het bepaalde in artikel 26.1 van toepassing.
Artikel 26 Algemene Procedureregels
26.1 Wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.
26.2 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage:
- b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
27.2 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 27.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.3 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 27.1 met maximaal 10%.
27.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
27.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 27.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
27.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 27.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
27.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 27.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan`t Weusthag.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
De vigerende bestemmingsplannen in het plangebied `t Weusthag zijn grotendeels verouderd en onderling sterk verschillend. Hierdoor zijn ongewenste ontwikkelingen moeilijk tegen te houden en gewenste toekomstige ontwikkelingen moeilijk realiseerbaar. Daarnaast vindt het opstellen van nieuwe plannen gestandaardiseerd en digitaal plaats, gelet op de wettelijke vereisten.
Voorliggend bestemmingsplan is een conserverend plan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat de geldende bestemmingsplannen voor het plangebied worden geactualiseerd.
Er is gekozen voor een minder gedetailleerd plan dan tot nu toe gebruikelijk was. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een partiële herziening van het bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en overzichtelijkheid niet ten goede. Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet Milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied `t Weusthag is op onderstaande afbeelding aangegeven.
Het plangebied Weusthag is gesitueerd aan de noordzijde van Hengelo. Het plangebied wordt begrensd door de Beneluxlaan, Vossenbelt, Roershoek, bedrijventerrein Timmersveld, Hengelose Es Noord en de Dijksweg. Manege de Kapberg en Sportpark Slangenbeek maken deel uit van het gebied 't Weusthag. Het plangebied wordt doorsneden door de A1, waardoor het gebied in een noordelijk en zuidelijk deel uiteenvalt.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan 't Weusthag is een algehele herziening van de geldende plannen die van toepassing zijn op dit plangebied. Onderstaand overzicht geeft weer welke bestemmingsplannen deels komen te vervallen bij het van kracht worden van dit nieuwe bestemmingsplan. De daarop van toepassing zijnde partiële herzieningen vervallen ook. Tevens zijn de data van vaststelling en goedkeuring vermeld.
NAAM | KAARTNR | RAAD | GS |
1. Buitengebied 1963 | 05-01-03 | 27-04-1965 | 05-12-1965 |
2. Buitengebied 1963; wijziging t.b.v.Landmansweg | 05-11-25 | 19-06-1984 | 04-06-1985 |
3. Buitengebied 1974 | 05-01-31 | 03-12-1974 | 10-02-1976 |
4. Hengelose Es en 't Rot, deelplan Noord (oud) | 44-01-16 | 20-09-1966 | 20-02-1967 |
5. Hengelose Es Noord, deelplan Woongebied | s10a01b3 | 19-09-2000 | 03-04-2001 |
6. Noordelijke groenzone gedeelte 1 | 55-01-01 | 26-11-1975 | 08-06-1976 |
7. Noordelijke groenzone gedeelte 1 wijziging Twentebad | 55-11-05 | 23-10-1990 | 13-02-1991 |
8. Noordelijke groenzone gedeelte 1 partiële wijziging | 55-11-03 | 06-04-1977 | 11-04-1978 |
9. Slangenbeek, deelplan 4 Roershoek | 70-01-10 | 28-05-1991 | 17-12-1991 |
10. Rijksweg 1 plankaart 3 gedeelte Bornsestraat-Landmansweg | 80-01-12 | 07-10-1980 | 26-05-1981 |
11. Rijksweg 1 partiële herziening Houtmaatweg t.b.v. Stegeman | 80-11-02 | 13-07-1983 | 05-06-1984 |
12. Rijksweg 1 plankaart 4 gedeelte Landmansweg-Deurningerstraat | 80-01-13 | 07-10-1980 | 26-05-1981 |
13. Rijksweg 1 partiële wijziging gedeelte Buren-Hengelo-Oost | 80-11-09 | 27-08-1985 | 30-01-1986 |
14. Slangenbeek uitwerking 2 | 70-01-08 | 23-05-1989 | 17-07-1989 |
15. Slangenbeek uitwerking 5 | s92a01b1 | 20-06-2000 | 17-07-2000 |
16. Sportpark Slangenbeek | 16907 | 03-04-2000 | 24-10-2000 |
17. Vossenbelt, uitwerking sportcentrum Torenlaan | 70-01-30 | 07-02-1995 | 28-03-1995 |
18. Hengelose Es 't Rot (oud) | 43-01-04 | 26-11-1975 | 06-07-1976 |
19. Vossenbelt | 603.101.02 | 29-09-1992 | 11-05-1993 |
20. Van Alphenstraat 11a | NL.IMRO.0164.BP0029-0401 | 21-09-2010 | nvt (nieuwe Wro) |
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
2.1.1 Sanatorium
Tot de industrieperiode vormde de voormalige Houtmaat een klein landgoed, waar ondermeer bosbouw werd gepleegd.
Vanaf 1900 werden in Nederland sanatoria opgericht voor de verpleging van tuberculosepatiënten. Medicijnen om deze veel voorkomende infectieziekte te bestrijden, waren toen nog niet voorhanden. De behandelmethode bestond uit langdurige bedrust, zonlicht, frisse lucht en een gezonde voeding, waartoe de patiënten een langdurige kuur in een herstellingsoord moesten ondergaan. Paviljoens met lighallen waren, door de vrije toegang van licht en lucht, zeer geschikt als verblijf voor deze patiënten.
Het Weusthag vormde hiervoor een geschikte plek met de omliggende open ruimte. Begin 20e eeuw was in het park dan ook een sanatorium voor tbc patiënten te vinden.
2.1.2 Kleigaten van Rientjes en steenfabriek
Op historische kaarten van de periode tussen 1885 en 1905 staan de steenbakkerij van de familie Rientjes vermeld evenals het eigen landgoed. In dezelfde periode is de stedelijke ontwikkeling van Hengelo beperkt tot het huidige centrumgebied van Hengelo rondom de fabrieksterreinen van Stork. Op het eigen terrein had de familie zijn eigen landgoed, goed afgeschermd van de kleigaten die ontstonden door de baksteenproductie.
Kenmerkend voor deze periode was het gebruik als kleivoorzieningsgebied voor de steenbakkerij en later steenfabriek van Rientjes. Voor het overige heeft het gebied voornamelijk een agrarische invulling ver buiten het dorpsgebied van Hengelo.
Geleidelijk ontwikkelde het bedrijf zich tot een steenfabriek waarvandaan bedrijfssporen doorliepen tot diep in het parkgebied richting de kleigaten. Een deel van de routes van het huidige parkgebied zijn op deze oude sporen gesitueerd.
De steenfabriek paste in de bedrijvigheid die Hengelo tot voor en ook direct na de oorlog karakteriseerde. De horizon van Hengelo werd bepaald door de schoorstenen van fabrieken. Tot voor de oorlog is het gebied Weusthag en het overige terrein van Rientjes redelijk ver van de stad verwijderd. Pas in de wederopbouwperiode na de oorlog begint de ontwikkeling van Hengelo in noordelijke richting op de oude essen.
2.1.3 Parkgebied
De heer R.H.F. Hegge, kapelaan van de St. Lambertus Kerk in Hengelo, bezocht in de wederopbouwperiode (jaren vijftig) met enkele belangstellenden het woeste landgoed. Het gebied was niet afgezet; er waren geen wandelmogelijkheden en op de plaats van de tegenwoordige speeltuin bevond zich een groot moeras. De waterpartij was door de eigenaar verhuurd als viswater aan enkele prominenten uit Hengelo, o.a. aan de heer Labruyere, directeur van Hazemeijer. Het aanwezige zomerhuisje deed dienst als woonhuis. Dat bezoek van kapelaan Hegge betekende feitelijk het begin van een recreatieoord voor Hengelo. Tot dan toe was het terrein voornamelijk privé-eigendom.
In eerste instantie was het verzoek gericht op het oprichten van een buitencentrum voor de jeugd van Hengelo en omstreken, maar later werd het gehele gebied evenals de Houtmaat populairder, ook onder basisscholen binnen Hengelo. Door middel van verschillende schenkingen van onder meer de Hengelose Bierbrouwerij, De Zusters van Groenloo werd eerst in het klein, later in het groot het parkgebied ingericht.
Na de wederopbouw en de verschillende uitbreidingslocaties ten behoeve van de woningnood in Hengelo kreeg het parkgebied steeds meer het karakter van een verborgen stadspark. Verborgen, omdat er niet bewust routes door het parkgebied heen lopen en door het versnipperde gebruik, waardoor niet duidelijk meer is wat bij het parkgebied hoort en wat niet.
Pas na 1950 vond een verdichting plaats rondom het parkgebied die mede de basis vormde van de huidige begrenzing van het gebied. Het tot dan toe voornamelijk agrarische karakter van het gebied werd steeds meer ingeperkt. Langzaam ontstond ruimte voor het bedrijventerrein Timmersveld nabij de steenfabriek van Rientjes en voor meer recreatief gebruik in het parkgebied. De Houtmaat groeide uit als belangrijk recreatief centrum.
2.2 Bevolkingsopbouw En Demografische Gegevens
Per 1 januari 2010 woonden in het plangebied Weusthag 203 personen en het aantal bewoonde adressen in het plangebied bedroeg per 1 januari 2010 74. Het gemiddelde aantal inwoners per adres is met 2,7 personen per woning bovengemiddeld (totale gemeente 2,3 personen per woning).
Aantal inwoners per leeftijdsgroep | |
0-19 jaar | 43 |
20-39 jaar | 18 |
40-64 jaar | 92 |
65 jaar en ouder | 50 |
Totaal | 203 |
Het meest in het oog springt de relatief grote groep 40 t/m 64-jarigen. Zo'n 45% van de inwoners valt in deze leeftijdscategorie. Voor de totale gemeente is dit percentage 35%.
2.3 Ruimtelijke Karakteristiek
Typerend voor het Weusthag is het landelijke karakter in een sterk stedelijke omgeving. Een ander bijzonder element vormt de doorsnijding van het gebied door de A1, waardoor het gebied in een noordelijk en zuidelijk deel wordt verdeeld. Het noordelijk deel ligt tegen de meest recente uitbreidingen van noordelijk Hengelo aan. Het omvat het Sportpark Slangenbeek en de kleigaten van Rientjes. De noordzijde van het gebied is minder versnipperd dan de zuidzijde. Naast het plassengebied en het sportpark liggen een aantal kleine woonkavels die geen directe relatie meer hebben met het oorspronkelijk landelijke gebruik van het gebied. Het meest oorspronkelijke gedeelte binnen dit gebied zijn de kleigaten van Rientjes, een verwijzing naar de oude steenfabriek die aan de rand van het zuidelijk deel van het gebied heeft gestaan. De plassen bepalen in dit gebied met name de sfeer, het gebied wordt grotendeels door bossages aan het oog onttrokken.
De zuidzijde van het gebied ligt tegen het oudere gedeelte van Hengelo aan. Hierbinnen is het grondgebruik meer versnipperd. De panden die in dit gebied staan hebben een directe relatie met het oorspronkelijk landelijke karakter van het gebied. Het meest oorspronkelijk deel van dit gebied is het bosgebied dat voorheen werd gebruikt voor de bosbouw en de Houtmaat. In het zuidelijk deel van het gebied is ook meer bijzondere en oorspronkelijke bebouwing terug te vinden.
Vanuit het gebied is er direct zicht mogelijk op de stedelijke omgeving. Toch vormt deze een vrij diffuse grens richting het gebied. De stedelijke omgeving rondom het gebied is niet altijd op het gebied georiënteerd. Mede hierdoor wordt het gebied ondanks de omvang en de nabijheid niet altijd als aaneengesloten gebied beleefd en is het grotendeels verborgen. Het gebied kent geen duidelijke begrenzing.
De aanwezige bebouwing is verspreid door het gebied te vinden, wat verklaarbaar is uit het oorspronkelijk agrarisch gebruik. In het plangebied zijn een enkele woonclusters te vinden.
2.4 Verkeer En Infrastructuur
2.4.1 Algemeen
De infrastructuur wordt gekenmerkt door de Rijksweg A1 die het plangebied doorsnijdt. De daardoor ontstane helften worden door een aantal wegen afzonderlijk ontsloten. De koppeling tussen de beide deelgebieden vindt in het plangebied slechts plaats door een viaduct voor fietsers en overig langzaamverkeer. Aan weerszijden van het plangebied is er voor gemotoriseerd verkeer een mogelijkheid om de barrière van de A1 over te steken.
Viaduct over A1 ter hoogte van Europalaan
2.4.2 Auto
Voor bezoekers van buiten de gemeente is het plangebied vanaf de westzijde goed bereikbaar via het Rijkswegennet (afrit 30 Hengelo) en de gemeentelijke wegen Europalaan en Beneluxlaan. In het Hengelose wegennet hebben deze beide wegen een belangrijke verkeersfunctie en worden getypeerd als zogenaamde gebiedsontsluitingswegen (GOW). Vanaf de oostzijde is het plangebied minder goed ontsloten voor bezoekers van buiten de regio. De gebiedsontsluitingswegen aan zowel de noord, oost als zuidzijde van het plangebied, grenzen niet direct aan het plangebied. Vanaf deze richtingen vindt de ontsluiting daarom deels plaats via de verblijfsgebieden (30 km/h zones) van de woonwijken Slangenbeek en de Hengelose Es. In bijlage 1 (kaart 09066-REO-OIP-0001K) van de toelichting staat een kaart met de auto-ontsluitingen in het plangebied.
De Torenlaan vervult momenteel een belangrijke functie voor de ontsluiting van het plangebied ten noorden van de Rijksweg A1. Op dit moment trekt het sportpark het meeste verkeer aan. De Torenlaan heeft echter ook een belangrijke functie als verbinding tussen de woonwijken Roershoek (Slangenbeek), Hasseler Es en het bedrijventerrein Westermaat. Tevens heeft de weg een functie als route voor de hulpdiensten. Vanwege de geringe breedte van deze weg geldt een verbod voor doorgaand vrachtverkeer. Deze weg is gelegen buiten de bebouwde kom en hier geldt een maximale snelheid van 60 km/h weg. Ondanks de aanzienlijke lengte van de Torenlaan is er sprake van slechts één snelheidsremmer, namelijk ter hoogte van de aansluiting van het sportcomplex Slangenbeek. Het ontbreken van voldoende snelheidsremmers leidt er toe dat veel automobilisten de maximale snelheid overschrijden. Gezien het smalle profiel en de belangrijke (regionale) functie die de Torenlaan als fietsverbinding heeft, conflicteren hier de belangen van het fiets- en autoverkeer. De geringe wegbreedte, smalle bermen en de snelheid van het autoverkeer maakt de Torenlaan bovendien minder aantrekkelijk voor langzaam verkeer, waaronder voetgangers, trimmers, skaters e.d.
Torenlaan
De interne ontsluiting van het zuidelijk deel van het plangebied vindt voornamelijk plaats via de Landmansweg, Uitslagsweg en de Houtmaatweg.
De Landmansweg maakt onderdeel uit van één van de belangrijkste fietsverbindingen in Hengelo namelijk de stadsfietsroute Vossenbelt. Deze fietsverbinding verbindt de wijk Slangenbeek met het centrum van Hengelo en geldt als één van de drukst bereden fietsroutes van Hengelo. Ondanks dat een deel van de Landmansweg ter hoogte van het Castorbad is afgesloten voor doorgaand autoverkeer, is ook hier sprake van een conflict tussen doorgaand autoverkeer en langzaam verkeer mede veroorzaakt door de geringe wegbreedte van de Landmansweg (zie par. 2.4.4.).
Landmansweg
De Landmansweg en de Houtmaatweg vormen de belangrijkste ontsluiting voor het autoverkeer van de recreatieve bestemming De Houtmaat in zowel zuidelijke als westelijke richting. De Houtmaat is momenteel de belangrijkste bestemming in het plangebied en trekt daarom ook het meeste autoverkeer aan. De bereikbaarheid van de Houtmaat vanaf de oostzijde (Deurningerstraat) is momenteel niet optimaal, mede vanwege de afsluiting (voor gemotoriseerd verkeer) van de Houtmaatweg en de Landmansweg. Het opheffen van deze afsluitingen is in de huidige situatie niet aan de orde omdat dit onmiddellijk ongewenst (doorgaand) sluipverkeer zal aantrekken waardoor de verkeersveiligheid zal afnemen.
Houtmaatweg
2.4.3 Parkeren
Langs de randen van het plangebied en midden in het zuidelijk deel van het plangebied liggen enkele bestaande openbare parkeervoorzieningen met op dit moment nog voldoende capaciteit voor de huidige nabij gelegen (recreatieve) functies.
Op de Torenlaan ter hoogte van de aansluiting van het sportcomplex Slangenbeek is er wel sprake van hoge parkeerdruk op de bekende pieken met veel gelijktijdige sportactiviteiten inclusief bezoekers. Bij een vollopend parkeerterrein van dit sportcomplex wordt de Torenlaan als en soort overloopgebied gebruikt. Gezien de beschikbare ruimte en smalle profielen van de Torenlaan, is dit ongewenst
2.4.4 Fiets
Het plangebied wordt nu redelijk goed ontsloten voor het fietsverkeer. De huidige knelpunten voor het fietsverkeer betreffen: de verkeerssituatie op de Landmansweg en de Torenlaan (zie par. 2.4.2.) en de grofmazigheid van het fietsnetwerk binnen het gehele plangebied.
Broekmedenpad
De Landmansweg en in het verlengde daarvan, het Broekmedenpad, maakt onderdeel uit van één van de belangrijkste fietsverbindingen in Hengelo namelijk de stadsfietsroute Vossenbelt en is opgenomen in het regionaal fietsnetwerk. Deze fietsverbinding verbindt de wijk Slangenbeek met het centrum van Hengelo en geldt als één van de drukst bereden fietsroutes van Hengelo. Ondanks het feit dat de Landmansweg ter hoogte van het Castorbad is door middel van bebording is afgesloten voor doorgaand autoverkeer, is hier sprake van een conflict tussen dat doorgaand autoverkeer en fietsverkeer, omdat veel automobilisten het inrijverbod negeren.
De Torenlaan heeft ook een belangrijke lokale en regionale fietsverbinding. De functie die deze weg ook voor het autoverkeer heeft (zie par. 2.4.2) in combinatie met het smalle profiel en de hoge snelheden van het autoverkeer maakt dat hier sprake is van een conflictsituatie tussen auto en langzaam verkeer.
2.4.5 Voetganger
Voetgangers in het plangebied maken grotendeels gebruik van bestaande auto en fietsverbindingen. Exclusieve voetpaden zijn momenteel alleen aanwezig in het Houtmaatbos, ten oosten van de Houtmaat nabij de Amaliaboom en in de omgeving van de kinderboerderij. Knelpunten voor het voetgangersverkeer zijn de Landmansweg, de Torenlaan en de grofmazigheid van het voetpadennetwerk. In blijlage 1 (kaart 09066-REO-OIP-0001-O) staat een kaart met de aanwezige wandelpaden in het plangebied.
Toegangspad kinderboerderij
2.5 Wonen
De huidige woningen zijn verspreid over het gebied, met name langs de in het gebied aanwezige wegen. Aan de randen en in het zuidoosten van het plangebied zijn enkele woningclusters gelegen. Ook bevinden zich nog enkele (agrarische)bedrijfswoningen binnen het plangebied.
2.6 Werken / Bedrijven
In het plangebied zijn verscheidene bedrijven aanwezig. Hieronder vallen een aantal agrarische bedrijven, een kantoor van een aannemersbedrijf aan de Dijksweg, enkele bedrijven aan de Salamanderstraat / Torenlaan en een pompstation voor drinkwater van Vitens aan de Houtmaatweg. Daarnaast zijn nog enkele bedrijven-aan-huis in het plangebied gelegen; onder andere Strawberries Fabrics aan de Stavangerstraat.
2.7 Winkels En Horeca
In het plangebied zijn geen winkels gevestigd. Wel is in het plangebied horeca aanwezig. Ten noorden van het Weusthagbos ligt buitenplaats de Houtmaat aan de Houtmaatplas. Het was vroeger een buitencentrum voor de jeugd en is nu ontvangstruimte voor vergaderingen, recepties en partijen. Los daarvan bevinden zich bij de sport- en recreatieve voorzieningen ondergeschikte en ondersteunende horecavoorzieningen.
Uitspanning de Houtmaat
2.8 Sport
In de noordoosthoek van het plangebied ligt, tussen Torenlaan en Topweg, het uitgestrekte sportpark
Slangenbeek. Het bestaat uit voetbal-, hockey-, cricket en honkbalvelden met bijbehorende clubgebouwen en parkeer- en stallingsvoorzieningen. De sportverenigingen, die hier hun thuisbasis hebben, zijn ATC 65, Hockeyclub Twente, Mixed Cricket Club Hengelo en Giants Honk- en softbalvereniging. Juist naast het sportpark steekt een deel van de baan van de Hengelose Klootschietvereniging HKV, over de Topweg heen, het plangebied in.
Sportpark Slangenbeek
Tennisparken in het gebied zijn van Tennisvereniging Timmersweide aan de Timmersweide en de TC Weusthag aan de van Alphenstraat. De zwem- en waterpolovereniging SG-Twente huist in het gemeentelijk Twentebad aan de Lage Weide. Het zwembad heeft een binnenbad, een 50-meter buitenbad en een buitenweide.
Twentebad
Ten westen van het Weusthagbos ligt een natuurijsbaan. Aan de Beneluxlaan ligt een fitness- en squashcentrum, Fitness Life Health & Racquet Club. In het zuiden van het plangebied ligt de sporthal Weusthag met hieraan grenzend de sportschool BodyLine.
2.9 Recreatie
Ten noorden van de wijk de Hengelose Es ligt het Weusthagbos, vroeger onderdeel van een particulier landgoed, nu een openbaar wandelbos. In de open ruimten van het bos langs de van Alphenstraat ligt het Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie, de kinderboerderij en het hertenkamp.
Verspreid door het gebied ligt een scala aan kleine recreatieve voorzieningen. Aan de Dijksweg ligt manege de Kapberg en aan de van Alphenstraat ponystal 't Geerdink, vanwaar een ruiterpad door het Weusthagbos loopt. Op het perceel ten zuiden van 't Geerdink was tot 2009 een buurtvereniging gehuisvest. Door de slechte staat van het pand raakte het vervallen, het Noaberhoes heeft zich toen gevestigd in een pand van een voormalige supermarkt aan de Uitslagsweg. De locatie leent zich echter goed voor de vestiging van een soortgelijke functie.
Natuurijsbaan aan Van Alphenstraat
Het Weusthag is ook het domein van scoutinggroepen en wel St. Christoffel aan de Uitslagsweg en Hendrik Hudson aan de Topweg.
2.10 Water
De bodemkundige ondergrond van het plangebied is onder invloed van water en wind ontstaan. Van oost naar west stromende beken hebben brede kleiige en venige banen afgezet. Tussen deze beekafzettingen heeft de wind in droge tijden dekzand opgeworpen. De hoogteverschillen tussen beekdalen en dekzandruggen in het gebied zijn niet erg groot.
Oorspronkelijk waren beekdalen en dekzandruggen landschappelijk goed herkenbaar. Zo was het zogenoemde medenlandschap langs de beken vanouds dichter beplant dan het jongere veldontginningslandschap van de dekzanden. De natte meden waren in gebruik als weidegrond en de droge veldontginningen als akkers. De vroeger aanwezige landschappelijke verschillen zijn echter in de loop van de tijd verdwenen. Het nu gemengde veldontginnings-medenlandschap kenmerkt zich door zijn halfopen karakter, onregelmatig-blokvormige verkaveling, gemengde grondgebruik, lange en rechte wegen en verspreide bebouwing.
Weinig zichtbaar, maar zeer bepalend voor het landschappelijke karakter is de status van het gebied als grondwaterbeschermingsgebied; zo is het bouwen van concentraties woningen of bedrijven niet toegestaan.
De huidige waterlopen in het gebied volgen grotendeels nog steeds het oude bekenpatroon. De waterlopen in het plangebied staan op een kaart (kaart 09066-REO-OIP-0001 D) weergegeven in bijlage 1 van de toelichting. Ten zuiden van de rijksweg loopt vanuit het bedrijventerrein Timmersveld in westelijke richting de Houtmaatleiding (watergang nr. 15-0-1). Ten noorden van de A1 stroomt vanuit het noordoosten, vanuit de woonbuurt Roershoek, de Tijertsbeek (watergang 15-0-2) richting Houtmaat. In de Tijertsbeek komt watergang 15-0-2-3 uit, die dienst doet als overloop van de bergingsplas in het park Slangenbeek. Los van dit samenhangende bekensysteem stroomt vanuit de Broekmeden watergang 15-0-0-2 in westelijke richting onder de Beneluxlaan door. Bijna alle watergangen zien er onnatuurlijk strak uit.
In het verleden hebben in de beekdalen door steenbakkerij Rientjes een aantal ontkleiingen plaatsgevonden; de Landmansweg was vroeger een kleispoortje. Tussen de Hengelose Es en Timmersveld liggen drie kleigaten op een rij, die een tijd als openluchtbaden zijn gebruikt. De namen Weusthagbad en Castorbad herinneren hier nog aan. Buitenplaats de Houtmaat kijkt uit op een groot kleigat, de Houtmaatplas. Ten noorden van de rijksweg ligt een groep plassen, de Kleigaten van Rientjes. De kleiplassen in het gebied vormen, in tegenstelling tot de watergangen, geen structurele eenheid.
2.11 Groen
Het Weusthagbos, vroeger onderdeel van het landgoed Weusthag van de familie Rientjes, vormt het groene zwaartepunt van het gebied. In samenhang hiermee is in de dalen van de Houtmaatleiding en de Tijertsbeek een los netwerk van bosjes, houtwallen en bomenrijen te onderkennen. Onlangs is het bosgebied verder uitgebreid in verband met de compensatie van het bosgebied ten behoeve van de ontwikkeling van IKEA. Hiervoor is op 4 locaties in en om het Weusthag nieuw bos geplant, te weten;
- 1. Vitens-terrein aan de Houtmaatweg ten westen van centraal fietspad;
- 2. Voormalig voetbalveld met met aansluitende percelen tot beek ten zuiden hiervan;
- 3. Perceel langs Houtmaatleiding ten westen van Houtmaatplas;
- 4. Terrein scoutinggroep St.Jeroen Bambi aan de Achterhoekseweg.
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte
Het beleid van het Rijk over de ruimtelijke ordening is kenbaar gemaakt met de Nota Ruimte. Als hoofddoel is in deze Nota het volgende opgenomen.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om (1) op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, (2) de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten, en (3) de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Als sturingsfilosofie om dit doel te bereiken, wordt door het Rijk als uitgangspunt gehanteerd: "centraal wat moet, decentraal wat kan".
Binnen deze beleidsdoelen zal het concept van stedelijke netwerken worden gehandhaafd. Ruimtelijke kwaliteit en concentratie in de stedelijke netwerken zijn hierbij harde uitgangspunten. Wel zullen ook de kernen in het landelijk gebied mogen bouwen voor de opvang van de eigen bevolkingsbehoefte. Het beleid is met name gericht op uitvoering van plannen en projecten. De rijksbemoeienis is daarbij vooral gericht op die projecten die van nationale betekenis zijn, zoals de nationale stedelijke netwerken, de nationale ecologische hoofdstructuur en de nationale verkeers- en vervoersverbindingen. Uit een door de minister van VROM aan de Tweede Kamer gestuurde brief blijkt dat deze voornemens is om de met de stedelijke netwerken overeengekomen intentie afspraken voor de verstedelijking in de periode 2005 tot 2010 ook in deze zin bij te stellen. Uitvloeisel hiervan is o.a. de Verstedelijkingsafspraken die voor de periode 2005-2010 in een convenant tussen Rijk en de Regio Twente zijn vastgelegd. Ook is het ruimtelijk beleid gericht op verbetering van het verslechterd economisch klimaat. De ruimtelijke ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de structuurversterking van de economie.
3.1.2 Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit is in besluitvorming gebracht. Deze nota geeft de nationale visie op het verkeers- en vervoersbeleid tot en met 2020 weer. Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling van Nederland. Belangrijke punten hierin zijn onder andere: verbetering van de bereikbaarheid, faciliteren van de groei van het verkeer, verbetering van de betrouwbaarheid van het openbaar vervoer en het wegennetwerk en het voorbereiden van de invoering van beprijzing van het gebruik van de weg. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor en lucht) van deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid maken onderdeel uit van de Nota Ruimte.
3.1.3 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"
In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).
Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.
Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.
3.1.4 Vierde Nota Waterhuishouding
De Vierde Nota Waterhuishouding heeft als belangrijkste doelstelling: het hebben en houden van een
veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige
watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Met het beleid van de Vierde Nota wordt verwacht dat een verdere verbetering van het verdere functioneren van watersystemen kan worden bereikt. In de Vierde Nota wordt een koers ingezet op het versterken van de samenhang van het waterbeleid met andere beleidsvelden zoals milieubeleid, ruimtelijke ordening en natuurbeleid en kan zowel voor het realiseren van de doelen van het waterbeleid als voor doelen van andere beleidsvelden positief uitwerken. Voor de ruimtelijke ordening zal hieraan inhoud worden gegeven door bij de opstelling of wijziging van streek- en bestemmingsplannen water als ordenend beginsel te hanteren.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
De opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+, de Omgevingsvisie Overijssel (2009), schetst de visie, de beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie richt zich uitsluitend op het provinciaal belang. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.
Om de ambitie te kunnen bereiken moet worden ingezet op de volgende thema's:
- 1. Woonomgeving: Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag. Niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
- 2. Economie en vestigingsklimaat: Een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en MKB. Niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
- 3. Natuur: Behoud en versterking van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). Het plangebied ligt op een afstand van 2,5 kilometer van de EHS bij Delden en het Natura 2000 gebied bij het Lonnekermeer. Daarnaast is het bestemmingsplan 't Weusthag conserverend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die effect hebben op een beschermd gebied.
- 4. (Binnen-)steden en landschap: Behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen-)stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied. Binnen 't Weusthag worden geen grootschalige ontwikkelingen toegestaan; het bestaande landschap wordt hierdoor niet aangetast.
- 5. Bereikbaarheid: Een vlotte veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waardoor het plan geen consequenties heeft voor de bereikbaarheid.
- 6. Watersysteem en klimaat: Watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die goed voorbereid zijn op de lange termijn gevolgen van klimaatbeheersing en veilig zijn. In het plangebied ligt waterwinlocatie Hasselo. Ter bescherming van het grondwater worden gebiedsaanduidingen opgenomen om de kwaliteit van het grondwater te waarborgen.
- 7. Veiligheid en gezondheid: Veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waardoor het plan geen consequenties heeft voor de veiligheid en gezondheid.
- 8. Energie: Een betrouwbare en veilige energievoorziening met beperking van uitstoot broeikasgassen. Het bestemmingsplan is conserverend van aard, waardoor het plan geen consequenties heeft voor de energievoorzieningen.
- 9. Ondergrond: Balans behouden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond. Binnen 't Weusthag zijn middel en hoge verwachtingswaarden aanwezig. Het gebruik van deze is gronden is mogelijk mits aangetoond wordt dat de archeologisch waarden niet onevenredig worden geschaad.
Tegelijk met de omgevingsvisie is op 1 juli 2009 de Omgevingverordening Overijssel vastgesteld. De omgevingsverordening is het instrument om het beleid uit de omgevingsvisie te laten doorwerken.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009
De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening heeft de status van:
- Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
- Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
- Waterverordening in de zin van de Waterwet
- Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.
Binnen de stedelijke laag valt het plangebied onder "woonwijken 1955 - nu". Als ontwikkelingsperspectief geldt hier "woonwijk". Onderhavig plan wijkt niet af van het genoemde ontwikkelingsperspectief. Aan de andere principes wordt ook voldaan.
Uit de "Functiekaart water" wordt duidelijk dat het plangebied in een grondwaterbeschermingsgebied (Hasselo) ligt. De bescherming van het grondwatergebied is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening bepaalt in artikel 2.13.3 dat voor locaties in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden bestemmingsplannen dienen te voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.
In paragraaf 4.1 wordt nader ingegaan op de watersituatie en de wijze waarop daarmee in dit plan wordt omgegaan.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Kadernota Weusthagpark
Op 16 april 2008 heeft de gemeenteraad van Hengelo de Kadernotitie Stadspark Weusthag vastgesteld. Deze notitie geeft het kader weer voor de toekomstige ontwikkelingen van het park;
- Filter die bestanddelen uit het masterplan die voor de toekomstige waarde en structuur van het gebied van belang zijn en die zonder grote gemeentelijke investeringen realiseerbaar zijn zoals het grondwallenlandschap, het bekensysteem, de ontwikkeling van de randen en stel die vast.
- Herdefinieer de doelen voor het Weusthag-gebied:
Een grotendeels openbare groene duurzame landschappelijke ruimte, doorsneden door beken en routes, verbonden door routes en groene zones met de omgeving. In het gebied is er ruimte voor (ook private) initiatieven, zolang die bijdragen aan de duurzame toekomst van het gebied en de landschappelijke en recreatieve waarde van het gebied vergroten. Vooral langs de landen van het gebied wordt de mogelijkheid voor waardecreatie voor woningbouw en of bedrijvigheid gestimuleerd mits de ruimtelijke kwaliteit bijdraagt aan de gebiedskwaliteit.
- Ga van alle planinitiatieven zorgvuldig na of ze bijdragen aan het doel. Ga in gesprek met mogelijke strategische partners voor de verdere ontwikkeling (b.v. IVN))
- Zoek de weg van de geleidelijkheid waarbij ieder jaar een relatief bescheiden uitvoeringsprogramma wordt opgesteld, waarbij zoveel mogelijk wordt gezocht naar koppeling van initiatieven.
- Zoek naar dekking voor de boekwaarde. In eerste instantie binnen het totale plangebied en eventueel ook daarbuiten.
- Zoek naar subsidiemogelijkheden voor de ontwikkelingen binnen het gebied.
- De gemeente heeft de volgende voornemens:
- 1. het gebied geleidelijk opnemen in het beheersareaal (is deels reeds gebeurd)
- 2. beheerskracht organiseren waarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken naar de mogelijkheden van gesubsidieerde arbeid en partnerschap met instellingen
- 3. een jaarlijks budget voor kleine investeringen en cofinanciering mogelijk maken
- 4. een actieve grondexploitatie opzetten die leidt tot waardecreatie en afwaardering van niet in exploitatie te nemen gronden
- 5. planologisch meewerken aan initiatieven die bijdragen aan het plan
- 6. een klein begeleidingsteamformeren dat alle plannen en initiatieven toetst aan de toekomstwaarde
- De ontwikkeling van het gebied tot Stadspark Weusthag ligt grotendeels bij (private) initiatieven en vindt slechts geleidelijk plaats. Omdat voorliggend bestemmingsplan een actualiserend karakter heeft, is het niet mogelijk om te anticiperen op genoemde ontwikkeling tot stadspark.
Het bestemmingsplan 't Weusthag heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat niet alle punten uit de Kadernotitie Weusthag worden meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan. Voor een aantal toekomstige ontwikkelingen die passen binnen de Kadernota Weusthag zal een aparte procedure worden gevoerd.
3.3.2 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP)
In het Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) is de groene hoofdstructuur voor de gemeente Hengelo vastgelegd. "Groen" dient hierbij breed opgevat te worden als landschap, stedelijk groen, natuur, water en recreatief medegebruik. Hoofduitgangspunt is de stad-èn-landbenadering, waarbij gestreefd wordt naar zowel een krachtige stad als een vitaal platteland.
In het groenplan is de samenhang tussen regio, buitengebied, stadsrand, stad en wijk in beeld gebracht. Het GGP richt zich op het hoofdgroen in de stadsrand, stad en wijk. De totale hoofdstructuur in de stad en omgeving bestaat uit een samenhangend netwerk van stadsrandzones, geledingszones tussen de kernen, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen (boomgroepen), beken met begeleidend groen en spoordijken.
Het bestemmingsplan 't Weusthag heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat niet alle punten uit het Gemeentelijk GroenPlan worden meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan. Bij toekomstige ontwikkelingen zal een aparte procedure worden gevoerd. Daarbij zal per ontwikkeling ook bekeken worden in hoeverre voldaan wordt aan de beleidsregels uit het Gemeentelijk GroenPlan.
3.3.3 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2009-2013)
In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
- Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht vanwege de hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu;
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
- Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
- Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
- Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat het water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn: regenwaterhergebruik op individuele schaal en directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen;
- Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers;
- Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater dus niet naar een RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
- Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundige plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren;
- Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het Waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.
Het bestemmingsplan 't Weusthag heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat niet alle punten uit het Gemeentelijk Rioleringsplan worden meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan. Bij toekomstige ontwikkelingen zal een aparte procedure worden gevoerd. Daarbij zal per ontwikkeling ook bekeken worden in hoeverre voldaan wordt aan de beleidsregels uit het Gemeentelijk Rioleringsplan.
3.3.4 Gemeentelijk waterplan (2006)
Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;
- 1. Het herstel van de Hengelose beken;
- 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen ( afkoppelen van hemelwater);
- 3. Het oplossen van grondwateroverlast.
Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.
Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.
Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.
Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden.
Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.
Het bestemmingsplan 't Weusthag heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat niet alle punten uit het Waterplan Hengelo worden meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan. Bij toekomstige ontwikkelingen zal een aparte procedure worden gevoerd. Daarbij zal per ontwikkeling ook bekeken worden in hoeverre voldaan wordt aan de beleidsregels uit het Waterplan Hengelo.
3.3.5 Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 (2005)
December 2005 is de Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 vastgesteld. Hengelo kiest hierin voor versterking van het centrum. Waarbij er geen nieuwe clusters van horeca buiten het centrum worden toegestaan. Het Burgemeester Jansenplein wordt het nieuwe horecaplein van Hengelo voor de dag- en avondhoreca. Wijkverzorgende horeca zal zich in of nabij een winkelcentrum kunnen vestigen in de wijken. Bovenwijkse (nieuwe) voorzieningen kunnen alleen als het een bijzondere locatie of gebouw betreft. De Houtmaat is zo'n bijzondere locatie. Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is, worden er verder geen nieuwe ontwikkelingen in mogelijk gemaakt. Indien er nieuwe ontwikkelingen op het gebied van horeca zouden gaan spelen, zal hiervoor een zelfstandige procedure worden doorlopen waarbij de ontwikkeling ook getoetst wordt aan de beleidsregels inzake horeca.
3.3.6 Monumentenbeleid (2004)
Monumenten zijn om redenen van esthetische, cultuurhistorische en wetenschappelijke aard tot monument aangewezen. Om te voorkomen dat deze monumentale waarden verloren gaan is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning een monument af te breken, te vernielen, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Men is dus verplicht de plannen door de gemeente te laten toetsen en een bouw- en monumentenvergunning aan te vragen. In geval van een beeldbepalend karakteristiek pand of een gemeentelijk monument worden de plannen beoordeeld door de technische commissie van de monumentencommissie. Bij een rijksmonument beoordeelt naast de technische commissie ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg de plannen.
In het plangebied zijn 2 gemeentelijke monumenten aanwezig (zie ook 4.3.1).
3.3.7 Nota Wonen (2004)
De rol van de gemeente wordt ingevuld op drie niveaus:
- bovenlokale afstemming van woonbeleid (bijvoorbeeld in de Netwerkstad en de Regio);
- stedelijk beleid, stedelijke vernieuwing, stedelijke programmering, herstructurering en andere interventies;
- wijkgerichte programmering van projecten en maatregelen binnen beleidskaders en visies op de wijk.
Het woonbeleid van de gemeente verschuift van sturen naar stimuleren, faciliteren en committeren. De woningbouwwoningcorporaties en hulp-/zorginstellingen zijn onze partners waarmee we samenwerken om de gestelde doelstellingen te bereiken.
- 1. Bereiken van een betere balans tussen vraag en aanbod op het gebied van wonen.
- 2. Ontwikkelen van de stad en de woongebieden met een zorgvuldig ruimtegebruik.
- 3. Ontwikkelen van woongebieden met een eigen identiteit en kwaliteit, een complementair woningbouwprogramma, hoge ruimtelijke en milieu kwaliteit en veiligheid.
- 4. Toename van het aandeel koopwoningen in de woningvoorraad tot 55% in 2010.
- 5. Herstructurering van (naoorlogse) wijken met een grote fysieke en sociale achterstand.
- 6. Het bevorderen van het wonen in de binnenstad.
- 7. Het waarborgen van het aanbod betaalbare huurwoningen in de woningvoorraad; met name in herstructureringswijken.
- 8. Voldoende aanbod aan kavels voor particulier opdrachtgeverschap (individueel en collectief).
- 9. Ontwikkelen van woonservicegebieden
- 10. Zorgen voor voldoende beschermde woonvormen voor kwetsbare groepen i.v.m. extramuralisering.
- 11. Vergroten aan fysieke toegankelijkheid van woningen en woonomgeving
Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is, worden er verder geen nieuwe ontwikkelingen in mogelijk gemaakt. Indien er nieuwe ontwikkelingen op het gebied van woningbouw zouden gaan spelen, zal hiervoor een zelfstandige procedure worden doorlopen waarbij de ontwikkeling ook getoetst wordt aan de beleidsregels inzake wonen.
3.3.8 Notitie "Een wijk voor iedereen" (2007)
De gemeente Hengelo streeft ernaar een aantrekkelijke stad te zijn voor iedereen, ook voor mensen met een handicap en de steeds groter wordende groep ouderen. Bovendien moet iedereen kunnen meedoen aan de Hengelose samenleving. 'Een zo gewoon mogelijk leven leiden ondanks beperkingen door ouderdom of handicap', vormt de kern van de vermaatschappelijking van de zorg. Dit betekent dat het burgers mogelijk moet worden gemaakt om zelfstandig thuis te (blijven) wonen, ook als zij zorg nodig hebben.
In de notitie "Een wijk voor iedereen" is de visie van de gemeente verwoord over deze ontwikkelingen. De notitie gaat nader in op het begrippenkader, de gemeentelijke ambities en formuleert de uitgangspunten voor de ontwikkeling van zogenaamde woonzorgzones in onze stad. Geformuleerde ambities zijn in steekwoorden: gewoon leven, zorg thuis, scheiden wonen en zorg, voor iedereen en samenwerken.
3.3.9 Nota Autoparkeren (2008-2012)
In december 2008 heeft de gemeenteraad de nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze nu is vastgesteld geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
- Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
- Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
- Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
- Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
- Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
- Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.
Om deze doelen te realiseren is aan deze Nota voor de komende vijf jaar een groot pakket van maatregelen gekoppeld.
Nieuwe parkeernormen behoren ook tot het door de raad vastgestelde parkeerbeleid. De nieuwe parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad en stadsomvang. Binnen de beschikbare bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt tot parkeernormen per stedelijke zone, functie en aandeel bezoekers.
Omdat het bestemmingsplan conserverend van karakter is, worden er verder geen nieuwe ontwikkelingen in mogelijk gemaakt. De reeds bestaande functies in het gebied dienen al te voorzien in hun eigen parkeerbehoefte. Indien er nieuwe ontwikkelingen zouden gaan spelen, zal hiervoor een zelfstandige procedure worden doorlopen. Bij die procedure zal aandacht worden besteed in de parkeerbehoefte van de ontwikkeling.
3.3.10 Prostitutiebeleid (2004)
Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.
De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied `t Weusthag is geen seksinrichting aanwezig.
3.3.11 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
- 1. Versterking van de economische structuur;
- 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
- 3. De sociale opgave;
- 4. Het landschap de stad in;
- 5. Ruimtelijke kwaliteit;
Om deze opgaven uit te voeren is een viertal kernprojecten geformuleerd. Eén ervan is stadsranden, waarin het plangebied valt. Het Weusthag zal zich ontwikkelen als een stadslandschap. Dit stadslandschap Weusthag is het groene hart van Hengelo. Dit prachtige gebied wordt toegankelijker en van nog hogere kwaliteit. Het wordt een landschappelijke omgeving vol natuur en water waar mensen actief en passief kunnen recreëren, van groen en cultuur kunnen genieten en ook nog kennis kunnen opdoen. Stad en landschap moeten in het Weusthagpark hand in hand gaan met meer aandacht voor natuur en tal van recreatieve voorzieningen.
Het bestemmingsplan 't Weusthag heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat niet alle punten uit de Structuurvisie Hengelo 2030 worden meegenomen in de actualisatie van het bestemmingsplan. Dit omdat een aantal ontwikkelingen bij het opstellen van het actualisatieplan nog onvoldoende concreet waren om in het bestemmingsplan opgenomen te worden. Voor de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied die het transformeren tot het stadslandschap Weusthag zullen aparte procedures worden gevoerd.
3.3.12 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)
Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.
3.3.13 Welstandsnota
Per 1 juni 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo in werking getreden. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten
voor de burger inzichtelijker te maken. In de nota worden voor heel Hengelo algemene criteria genoemd. Daarnaast vindt concretisering plaats door gebiedsgerichte criteria en objectieve criteria. Omdat de criteria enkel betrekking hebben op materiaalkeuze, kleur e.d., beperkt het bestemmingsplan zich tot het regelen van de massa.
Het plangebied `t Weusthag valt binnen het gebied; Buitengebied. Nieuwbouw moet aan de gestelde voorwaarden in het betreffende gebied voldoen, dan wel daar bij aansluiten. Indien een ontwikkeling/bouwplan niet past binnen de criteria uit de welstandsnota, dan dient een door de Gemeenteraad vastgestelde paragraaf voor de welstandsnota, dan wel een beeldkwaliteitsplan, gemaakt en goedgekeurd te worden, anders volgt een negatief advies.
3.3.14 Kadernota Spelen (2007)
De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen werden sinds 1979 bepaald met behulp van de Nota Speelgelegenheden. Het speelbeleid is echter in 2007 vernieuwd en vastgelegd in de Kadernota Spelen, onder het motto "Samen spelen is leren samen leven".
Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte met speelaanleidingen als formele speelruimte met speeltoestellen. Het plangebied heeft een redelijk tot goed aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen.
3.3.15 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
- Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo.
- Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en
APV-ontheffingen. - Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden.
- Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:
- Een zo integraal mogelijke gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: Wonen, Binnenstad en winkelgebieden, Industrie en bedrijven, Buitengebied en stadsparken en. Verkeerszones
- Ambities per gebiedstype (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden)
- Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken
- Zoveel mogelijk aanhouden van de volgorde: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan als er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie.
- Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
- Een eenduidige normstelling voor bedrijven.
In het betreffende plan is rekening gehouden met de nota geluid.
3.4 Conclusie
Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Water
4.1.1 Grondwaterwinning
Binnen het plangebied ligt de grondwaterwinning Hasselo. Hierdoor valt een groot deel van het plangebied binnen het grondwaterbeschermingsgebied en een klein gedeelte binnen het intrekgebied. De Wet milieubeheer verplicht de Provincie Overijssel tot het aanwijzen van gebieden 'met het oog op de waterwinning', zoals het waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied. Voor deze geografische afgebakende gebieden is een specifiek beschermingsregime ingesteld via de Omgevingsverordening (tot voor kort de Provinciale Milieuverordening Overijssel (PMV)).
Naast deze bescherming van het grondwater via de mileuwetgeving, is het ruimtelijke ordeningsbeleid van belang. Drinkwaterwinningen worden namelijk ook planologisch beschermd via het Streekplan en de gemeentelijke bestemmingsplannen. In aanvulling op deze regulerende activiteiten via het milieu-en/of het ruimtelijke ordeningsspoor, wordt toepassing van vroegtijdige en/of bovenwettelijke maatregelen gestimuleerd.
Op onderstaande afbeelding staan de Twentse waterwinningen met grondwaterbeschermings- en intrekgebieden
Werken in de bodem kunnen een aantasting van beschermende bodemlagen tot gevolg hebben. In de Omgevingsverordening (Provinciale Milieuverordening) worden onder deze werken in elk geval verstaan: bodemstabiliseringswerken, grond- en funderingswerken en het plaatsen en verwijderen van damwanden en heipalen. Binnen waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden geldt daarom een verbod (behoudens afwijking) voor werken in de bodem dieper dan 2 meter beneden maaiveld.
In grondwaterbeschermingsgebieden worden ook door particulieren activiteiten verricht die effect
kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van
chemische bestrijdingsmiddelen in de tuin en het wassen van auto's, maar ook op gebruik en opslag van olieproducten. Een deel van deze activiteiten, zoals de installatie van ondergrondse tanks voor
chemicaliën (waaronder olieproducten), valt onder landelijke algemene regels. Er zijn slechts voor een beperkt aantal activiteiten aanvullende provinciale regels van kracht, zoals voor de installatie van
(grotere) bovengrondse tanks voor aardolieproducten en voor de opslag van mest. Op deze regelgeving is hiervoor al ingegaan.
De Omgevingsverordening biedt binnen waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden voldoende mogelijkheden om beschermend op te treden. De regels hebben invloed op de activiteiten die in deze gebieden zijn toegestaan, met doorwerking naar het bestemmingsplan.
Binnen het bestemmingsplan 't Weusthag vertaald zich dit in een drietal gebiedsaanduidingen. Deze aanduidingen worden toegelicht in hoofdstuk 5.3.3.4 van deze toelichting.
4.1.2 Watertoets
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Voor onderhavig plan is contact geweest met het Waterschap Regge en Dinkel. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden. Deze vrij zware procedure is het gevolg van de ligging van de waterwinlocatie Hasselo in het hart van het bestemmingsplan.
Voortvloeiend uit de watertoets gelden in elk geval de volgende beleidsregels:
Algemeen
- Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem;
- Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan;
- Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.
Afvalwater
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.
Hemelwater
- De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer;
- De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten;
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
- Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
- Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
- Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur;
- Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
- Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal;
- In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur;
- Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.
Grondwater
- Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water;
- Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied;
- De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
- Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht maken.
Oppervlaktewater
- Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Regge en Dinkel leidend;
- Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geintegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.
In het plangebied wordt hemelwater gescheiden afgevoerd van het afvalwater. Hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd en komt zo ten goede aan het grondwater. Waar mogelijk wordt het hemelwater afgevoerd naar de beken. Afvalwater wordt middels ondergrondse buizen getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Te hoge grondwaterstanden worden in het plangebied niet verwacht aangezien het gebied zich bevindt in het grondwaterwingebied van Vitens. Deze onttrekt geforceerd grondwater tbv drinkwaterbereiding.
4.2 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:
- Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
- Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
- Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
- Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?
In 2005 heeft in het plangebied in het kader van de Flora- en faunawet een uitgebreid natuuronderzoek plaatsgevonden. De resultaten zijn verkort weergegeven op kaart 09066-REO-OIP-001 V in bijlage 1 van de toelichting.
In het plangebied zijn totaal 337 soorten planten aangetroffen. Hiervan kunnen 49 soorten bijzonder genoemd worden. Van deze 49 soorten staan er 6 op de Rode Lijst van bedreigde planten. Het gaat hier om dubbelloof, slokhak, bleke zegge, akkerandoorn, beemdkroon, grote keverorchis en tweestijlige meidoorn.
In de zin van de Flora- en faunawet zijn 6 wettelijk beschermde soorten gevonden. Het betreft: gewone dotterbloem, rietorchis, brede wespenorchis, gewone vogelmelk, grote keverorchis en kleine maagdenpalm. Andere planten met een hoge natuurwaarde zijn de zeldzame gewone dopheide, gulden boterbloem en donkersporig viooltje. Alle genoemde planten zijn van nationaal belang.
Vooral het gebied van de Houtmaatplas met bosomgeving dient, bij eventuele ontwikkelingen, te worden ontzien. De aanwezige beken en kleigaten bieden floristische kansen.
Er zijn in Weusthag dertien grondgebonden zoogdieren waargenomen. Er zijn populaties steenmarter, wezel, eekhoorn en konijn vastgesteld. De ree is in kleine getale gesignaleerd. Alle grondgebonden zoogdieren genieten lichte bescherming, alleen de eekhoorn is matig beschermd. Voor een overzicht van de aanwezige landgebonden zoogdieren, een overzichtskaart staat in bijlage 1 van de toelichting (09066-REO-OIP-001 W).
In het gebied foerageren vier soorten vleermuizen en wel gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleer muis, watervleermuis en laatvlieger. Er zijn geen verblijfplaatsen vastgesteld. Alle soorten vleermuizen zijn strikt beschermd. Zie 09066-REO-OIP-001 X in bijlage 1 van de toelichting.
Op de kleiplassen, vooral de Kleigaten van Rientjes, overwinteren veel watervogels, zo'n twintig soorten. Zes soorten komen in relatief grote aantallen voor: aalscholver, grauwe gans, kokmeeuw, kuifeend, meerkoet en wilde eend. Bijzonder zijn brilduiker, tafeleend en witoogeend. Er zijn ook exoten als nijlgans en zwarte zwaan aangetroffen. Alle inheemse soorten watervogels zijn beschermd.
In het plangebied zijn 21 soorten broedvogels vastgesteld. In het kleinschalig agrarisch gebied broeden boerenzwaluw, gekraagde roodstaart, grasmus, huismus, kievit, patrijs, scholekster, spotvogel en steenuil. Bosbroeders zijn boomklever, bosuil, buizerd, groene specht en matkop.
Water en moeras zijn de broedplaatsen van brandgans, fuut, ijsvogel, kleine karekiet, kuifeend en nijlgans. Zeven soorten staan op de rode lijst en wel boerenzwaluw, groene specht, huismus, matkop, patrijs, spotvogel en steenuil. Een overzicht van de broedvogels binnen het plangebied is te vinden in bijlage 1 van de toelichting (kaart kaart 09066-REO-OIP-0001 Z).
De amfibieën zijn hier vertegenwoordigd door de bruine kikker, de gewone pad en de middelste groene kikker. Van de padden zijn verschillende trekroutes vastgesteld. Alle waargenomen soorten amfibieën zijn licht beschermd. Er zijn geen beschermde reptielen en vissen waargenomen. De amfibieën zijn weegegeven op een kaart (kaart 09066-REO-OIP-0001 Y) in bijlage 1 van de toelichting.
Van de ongewervelde dieren zijn tien soorten libellen en juffers vastgesteld. Vermeldingswaardig zijn de bandheidelibel, die leeft boven beekjes, verlande plassen en moerassen, en de weidebeekjuffer, die voorkomt boven schone beekjes met voldoende waterplanten. Naast libellen zijn er 16 soorten vlinders waargenomen, waaronder kleine vuurvlinder, gehakkelde aurelia en zwartsprietdikkopje.
Samengevat kan gesteld worden, dat het Weusthag vrij grote floristische waarde heeft. Gevarieerde flora leidt tot soortenrijkdom van vlinders. De broed- en wintervogels zijn goed vertegenwoordigd. Ook de libellen doen het goed. Opvallend is de aanwezigheid in dit geïsoleerde gebied van ree en eekhoorn. De volgende soorten zijn ontheffingsplichtig: boerenzwaluw, boomklever, bosuil, brandgans, buizerd, fuut, gekraagde roodstaart, grasmus, groene specht, huismus, ijsvogel, kievit, kleine karekiet, kuifeend, matkop, nijlgans, patrijs, scholekster, spotvogel, steenuil, eekhoorn en steenmarter. Alle afzonderlijke waarden per diergroep zijn pleksgewijs gebundeld, waarmee bestaande natuurrijke terreinen in het Weusthag zichtbaar gemaakt worden. Op een verzamelkaart zijn de plekken aangegeven, waar de bescherming van natuurwaarden voorop staat. Deze kaart is te vinden in bijlage 1 van de toelichting onder kaartnummer 09066-REO-OIP-001-AA.
Aangezien voorliggend plan conserverend van karakter is, zal iedere toekomstige ontwikkeling een eigen planologische procedure moeten doorlopen. Onderdeel hiervan zal een aanvullend flora- en faunaonderzoek zijn.
4.3 Monumenten En Archeologie
4.3.1 Monumenten
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten, ca. 90 gemeentelijke monumenten, 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.
Er bevinden zich de volgende (gemeentelijke) monumenten in het plangebied:
- Van Alphenstraat 19 voormalig sanatorium
- Landmansweg 37 toegangspalen
De panden van de Houtmaat zijn cultuurhistorisch gezien en door hun samenhangende uitstraling beeldbepalend voor `t Weusthag. Deze panden hebben echter geen bijzondere status.
4.3.2 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Het plangebied is getoetst aan de Archeologische Waarden- en Verwachtingskaart met AMZ-adviezen van de gemeente Hengelo.Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld. Een uitsnede van deze kaart staat op onderstaande afbeelding.
De kaart geeft aan dat de verwachtingswaarde van het plangebied zowel een middelmatige als hoge archeologische verwachting kent. Dit betekent dat bij ingrepen in de bodem groter dan 250 m2 voor een hoge verwachtingswaarde en respectievelijk 500 m2 voor een middelmatige verwachtingswaarde en als de ingreep dieper dan 40 cm is, een archeologisch onderzoek vereist is.
Het onderzoek dient door een gecertificeerd bedrijf te worden uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek dienen aan de regioarcheoloog te worden overhandigd. In overleg wordt een vervolgtraject afgesproken, dit indien er archeologische resten worden aangetroffen (opgraven en archiveren of ter plekke conserveren).
4.4 Milieu
Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, stank en geluid. De samenvattende conclusie is in het bestemmingsplan opgenomen.
4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
In het plangebied 't Weusthag bevinden zich een aantal bedrijven die zwaarder zijn dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Géén van deze bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan Weusthag specifiek rekening gehouden moet worden. Wel wordt steeds geadviseerd nieuwe gevoelige bestemmingen op minimaal de VNG-zoneringsafstand van deze bedrijven te situeren.
In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de bedrijven van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG- zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat wordt voldaan aan de te stellen milieueisen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven.
4.4.2 Bodem
Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.
4.4.3 Geluid
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.
Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.
Wegverkeerslawaai
Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.
Het bestemmingsplan 't Weusthag is een conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zones van wegen mogelijk gemaakt.
Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet van belang.
Railverkeer
Binnen of in de directe omgeving van het bestemmingsplan 't Weusthag liggen geen spoorlijnen. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.
Industrielawaai
In de nabijheid van het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen gelegen met een zone welke zich uitstrekt tot over het plangebied. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.
Luchtvaartlawaai
Het bestemmingsplan Weusthag is niet gelegen binnen de geluidzone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
4.4.4 Externe veiligheid
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Bevi. Evenmin ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van Bevi-bedrijven. Toetsing aan het Bevi kan daarom achterwege blijven.
Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de A1, een rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Daarom is getoetst aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De wettelijke contour voor het plaatsgebonden risico ligt nergens op het A1-traject in Hengelo, dus ook niet op het wegvak dat loopt door het plangebied, buiten de weg.
Het plan voorziet niet in bestemmingen binnen het invloedsgebied van de weg die een substantiële toename van het aantal aanwezige personen tot gevolg hebben. Het plan heeft dan ook geen toename van het groepsrisico tot gevolg. Verantwoording van het groepsrisico kan op grond van de Circulaire daarom achterwege blijven.
Door het plangebied lopen geen hoge druk aardgasleidingen of andere ondergrondse leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook zijn in het plangebied geen hoogspanningsleidingen aanwezig.
4.4.5 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Het bestemmingsplan 't Weusthag is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering.
Met behulp van de monitoringstool is voor het jaar 2009 een berekening uitgevoerd ter plaatse van de maatgevende wegen in en rondom Hengelo. Er is berekent of er binnen de gemeente Hengelo in 2009 knelpunten waren met betrekking tot de luchtkwaliteit langs wegen. Uit deze berekening blijkt dat nergens in Hengelo de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide werden overschreden. Omdat door het treffen van generieke maatregelen de luchtkwaliteit in de toekomst verder zal verbeteren wordt in Hengelo geen probleem verwacht met betrekking tot luchtkwaliteit.
4.4.6 MER
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. Overigens wordt onderscheid gemaakt tussen een MER-beoordeling (categorie D), waarbij het bevoegd gezag een beslissing kan nemen of een MER nodig is of een verplicht MER (categorie C).
In het bestemmingsplan 't Weusthag worden geen nieuwe projecten gerealiseerd een verplicht MER of een beoordelings-MER is daarom niet noodzakelijk.
4.4.7 Fysieke veiligheid
Voor het plangebied 't Weusthag heeft de brandweer Hengelo de bluswatervoorziening, transportroutes en calamiteiten verkeer in beeld gebracht.
De brandweer heeft aangegeven welke eisen gesteld worden aan woonwijken opdat in geval van calamiteiten ingegrepen kan worden.
In het bestemmingsplan is geen sprake van specifieke externe veiligheidsrisico's waarvoor de brandweer zich in het bijzonder dient voor te bereiden.
4.5 Integrale Veiligheid
In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.
Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:
- geen tussenliggende terreinen braak laten liggen;
- de locatie van voorzieningen zorgvuldig organiseren binnen het gebouw d.w.z. presentatie van die functies aan openbare / semi-openbare ruimtes;
- open karakter creëren, vermijden dat dichte gevels ontstaan langs routes;
- doorgaande routes voor langzaam verkeer door gebieden met monofuncties vermijden;
- zorg dragen voor eventuele alternatieve routes in de vorm van dag- en nachtroutes.
De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.
Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.
Het bestemmingsplan 't Weusthag heeft een conserverend karakter. Er zijn op basis van het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk waarbij de bestaande integrale veiligheid van het gebied nader beschouwd en indien noodzakelijk verbeterd kan worden.
4.6 Duurzaam Bouwen
Het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen voor Hengelo (vastgesteld door de raad op 16 december 1997) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.
De uitgangspunten zijn:
- energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
- waterbesparing;
- duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
- flexibiliteit in het gebruik van woningen;
- binnenmilieu, comfort en gezondheid;
- een integratie van bovenstaande punten.
De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen.
Duurzame energie en energie-efficiency
Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.
Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.
Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra.
Het bestemmingsplan 't Weusthag heeft een conserverend karakter. Omdat het geen nieuw te ontwikkelen gebied is, voorziet voorliggend bestemmingsplan niet in de uitvoering van de uitgangspunten van het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen.
4.7 Beheer
Het bestemmingsplan `t Weusthag is conserverend van karakter en actualiseert slechts de geldende regelingen voor het plangebied. Daardoor biedt het plan geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen. De uitvoering van het bestemmingsplan heeft geen vergroting van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg.
4.8 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan `t Weusthag is conserverend van karakter. Daardoor biedt het plan geen ruimte voor grootschalige ontwikkelingen. Derhalve is het plan financieel haalbaar.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
Het plangebied `t Weusthag is een beeldbepalend en een ontwikkelingsgericht gebied. Alhoewel het gebied een goede ruimtelijke kwaliteit heeft, zijn ontwikkelingen mogelijk. Aangezien de ontwikkelingen op het moment van opstellen van het bestemmingsplan niet voldoende concreet zijn of gezien de doorlooptijd het niet wenselijk is deze in het actualisatieplan mee te nemen, kan voorliggend bestemmingsplan deze ontwikkelingen niet faciliteren. Uitgangspunt is derhalve dat het bestemmingsplan conserverend van karakter is en de geldende regelingen voor het plangebied actualiseert.
Qua bebouwingsvoorschriften (bijvoorbeeld goot- en nokhoogten) wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande situatie en ook de bebouwingsgrenzen volgen zoveel mogelijk de bestaande bebouwing, of volgen de lijn evenwijdig aan de straat. Om het bestemmingsplan niet te star te maken wordt in veel gevallen alleen gewerkt met een maximale goot- en bouwhoogte en wordt er bijvoorbeeld een uitzondering gemaakt voor die bouwwerken die al hoger zijn dan de maximale hoogte. Om nog verdere flexibiliteit te bewerkstelligen zal met een algemene afwijkingsbepaling worden gewerkt.
Maatschappelijke en economische veranderingen hebben de laatste jaren de rol van de gemeente bij de ruimtelijke inrichting echter gewijzigd. Onder maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers is de belangstelling voor ruimtelijke vraagstukken sterk toegenomen. De samenleving genereert een ononderbroken stroom van ideeën, visies en plannen voor de ruimtelijke inrichting van met name de binnenstad van de gemeente. Dit alles overstijgt tegenwoordig in toenemende mate de kaders van het klassieke instrumentarium van (vaak passief en star) planologisch beleid. Het globaliseren en flexibiliseren van het bestemmingsplan `t Weusthag is daarom een wenselijke ontwikkeling.
Het ruimtelijk beleid in de gemeente Hengelo moet in een dynamische omgeving kunnen omgaan met onzekerheid en zich wijzigende omstandigheden. Het moet bijtijds mogelijkheden scheppen voor gevarieerde initiatieven en inzichten. Daarbij dienen als uitgangspunten te gelden: globaliteit en flexibiliteit in planvormen, en een gedegen en herkenbaar beleid op sociaal-planologisch gebied. Doel moet zijn het goed op elkaar doen aansluiten van de gewenste maatschappelijke functies (productie, wonen, recreatie, verkeer en vervoer) en het bevorderen van ruimtelijke kwaliteit.
5.2 Het Digitale Bestemmingsplan
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 worden hier kort toegelicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.
De Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten (STRI2008) schrijft technische vormvereisten, regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro instrumenten voor. De standaard regelt enkele praktische zaken omtrent het digitale planproces. Hoe moet een bestemmingsplan worden gepubliceerd? Hoe moet een digitaal waarmerk worden gezet? Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de technische vormvereisten die in deze standaard zijn voorgeschreven.
Bijlage 1 van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening beschrijft het Informatiemodel voor de Ruimtelijke Ordening, IMRO2008. Dit is het informatiemodel voor het opstellen en uitwisselen van digitale plannen voor de ruimtelijke ordening (ruimtelijke instrumenten). Het informatiemodel is voor uitwisselen van ruimtelijke instrumenten tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden. Dit betekent dat het gaat om informatie die voor verschillende partijen van belang is, vandaar de uitwisseling. IMRO2008 is dus het technisch model voor alle Wro-instrumenten.
De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2008) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2008. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2008 en de SVBP2008 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden.
5.3 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
5.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk I bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
5.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk II van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
5.3.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
5.4 Handhaving Van Het Plan
5.4.1 Algemeen
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
5.4.2 Nota handhaving
In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.
Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.
Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:
- 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
- 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
- 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
- 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
- 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
- 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
- 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.
5.5 Retrospectieve Toets
5.5.1 Algemeen
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
5.5.2 Plangebied
Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in veel gevallen niet meer overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Dit komt met name doordat de vigerende plannen sterk zijn verouderd. Hierdoor zijn er strijdige situaties ontstaan. Met name de voormalig agrarisch bestemde bebouwing is niet meer in overeenstemming. Door de jaren heen zijn veel agrarische bedrijven beëindigd en als gewone woning in gebruik genomen.
Vele benamingen van bestemmingen zijn door nieuwe regelgeving gewijzigd. De standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008) bevat de basis voor de standaardisatie van het cartografisch ontwerp, in die zin dat de bestemmingen, dubbelbestemmingen en aanduidingen in alle plannen op dezelfde wijze moeten worden verbeeld.
Het gebruik van veel gronden in het plangebied zijn hetzelfde gebleven. De benaming van de bestemmingen zijn wel veranderd doordat de wettelijke bepaling hieromtrent zijn gewijzigd. Dit heeft geen invloed op het daadwerkelijke gebruik van de gronden.
De gevallen waarin de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan worden in dit bestemmingsplan positief bestemd, omdat er ofwel in het verleden vrijstelling of ontheffing van het bestemmingsplan is verleend dan wel de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch aanvaardbaar is. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
- Dijksweg 23, 24, 25, 27, 29, 30, 31, 33 en 37: gewijzigd van bestemming 'Agrarische bebouwing' naar 'Wonen';
- Dijksweg 35: gewijzigd van bestemming 'Agrarische bebouwing' naar 'Kantoor';
- Dijksweg sectie Q nr. 1129: gewijzigd van bestemming 'Vrijstaande woning' naar 'Agrarisch';
- Dijksweg 62: gewijzigd van bestemming 'Vrijstaande woning' naar 'Agrarisch';
- Van Alphenstraat 1, 1A, 1B, 3, 5, 7, 9 en 11: gewijzigd van bestemming 'Agrarisch bouwblok' naar 'Wonen';
- Van Alphenstraat 13: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Wonen';
- Van Alphenstraat 17 en 17B: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Sport';
- Van Alphenstraat 17A: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Maatschappelijk'
- Van Alphenstraat sectie Q nr. 910: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Maatschappelijk';
- Van Alphenstraat 19: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Wonen';
- Van Alphenstraat 25/27: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Cultuur en ontspanning';
- Uitslagsweg 102: gewijzigd van bestemming 'Maatschappelijk' naar 'Sport';
- Uitslagsweg 191: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Maatschappelijk';
- Landmansweg 10: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Horeca' met de functieaanduiding 'Bedrijfswoning';
- Landmansweg 41, 43, 46, 53, 53A, en 55: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Wonen';
- Landmansweg 45: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar 'Agrarisch';
- Houtmaatweg 6: gewijzigd van bestemming 'Vrijstaande woning' naar 'Agrarisch';
- Houtmaatweg sectie U nr. 1342: gewijzigd van bestemming 'Agrarisch gebied' naar
- 'Bedrijf-Nutsvoorziening';
- Houtmaatweg 9: gewijzigd van bestemming 'Recreatie' naar bestemming 'Horeca';
- Houtmaatweg 20: gewijzigd van bestemming 'Nutsbedrijf' naar 'Wonen';
- Torenlaan 15 en 17: gewijzigd van bestemming 'Agrarisch gebied' naar 'Wonen';
- Torenlaan 80: gewijzigd van bestemming 'Maatschappelijk uit te werken' naar 'Wonen';
- Torenlaan 70, 72, 74: gewijzigd van bestemming 'Agrarsich met landschappelijke waarden' naar 'Wonen';
- Torenlaan 68: gewijzigd van bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen';
- Topweg 23: gewijzigd van bestemming 'Wonen' met bouwvlak naar 'Wonen' zonder bouwvlak;
- Topweg 23 en 23A: gewijzigd van bestemming 'Wonen' zonder bouwvlak naar 'Wonen' met bouwvlak;
- Topweg 17: gewijzigd van bestemming 'Bos' naar 'Wonen';
- Stavangerstraat 25: gewijzigd van bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen';
- Kalmarstraat 25 en 29: gewijzigd van bestemming 'Agrarisch' naar 'Wonen'.
De gevallen waar de huidige situatie niet overeenkomt met het vigerende bestemmingsplan, er in het verleden geen vrijstellingen of ontheffingen is verleend en de strijdige situatie stedenbouwkundig, economisch, verkeerskundig en milieutechnisch niet aanvaardbaar is, zullen negatief worden bestemd. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
- Nabij Torenlaan 78: illegaal opgerichte antennemast. De mast is niet wenselijk op deze locatie;
- Topweg 17: illegaal opgerichte gebouwen op grond van de gemeente Hengelo.
5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
5.6.1 Inspraak
In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Met toepassing van deze verordening zal, via het plaatsen van een advertentie in het plaatselijke dag- en/of weekblad bekend worden gemaakt dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In deze advertentie zal worden vermeld op welke wijze men nadere informatie kan verkrijgen en hoe men op het plan kan reageren. Daarnaast zal tevens een inloopavond worden georganiseerd waar inwoners van het plangebied en andere belangstellenden informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan.
5.6.2 Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.
5.6.3 Verder verloop van de procedure
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:
- 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
- 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen
Bijlage 2 Functies En Waterwinning
Harmoniërende functies
Hieronder worden functies verstaan die goed samengaan met de drinkwaterwinning. Daarbij kan gedacht worden aan:
- extensieve land- en tuinbouw, waaronder beheerslandbouw en biologische land- en tuinbouw;
- extensieve recreatie;
- landschaps-, natuur- en bosbouw;
- nieuwe landgoederen en buitenplaatsen.
Grote en grootschalige risicovolle functies
Hieronder wordt verstaan grote vormen van:
- (dag- en verblijfs)recreatie;
- woningbouw (minimaal 10 woningen);
- stedenbouw (winkelcentra, bedrijven voor horeca, handel en dienstverlening);
- autowegen (inclusief parkeerterreinen, transferia), spoorwegen (inclusief emplacementen) en waterwegen (inclusief havens);
- bedrijventerreinen;
- buisleidingen voor gas, olie(producten) of chemicaliën;
- nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallaties en diepteontgrondingen.
Bijlage 1 Kaarten Behorende Bij Toelichting
Bijlage 1 Kaarten behorende bij toelichting
Bijlage 2 Milieuaspectenstudie 'T Weusthag
Bijlage 2 Milieuaspectenstudie 't Weusthag
Bijlage 3 Verslag Inspraak En Vooroverleg Voorontwerpbestemmingsplan 'T Weusthag
Bijlage 3 Verslag inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan 't Weusthag