KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
2.2 Ruimtelijke Karakteristiek
2.3 Verkeer En Infrastructuur
2.4 Wonen
2.5 Voorzieningen
2.6 Water
2.7 Groen
2.8 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan
3.1 Ruimtelijke Karakteristiek
3.2 Verkeer En Infrastructuur
3.3 Wonen
3.4 Groen
3.5 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Relevant Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Watertoets
5.2 Flora En Fauna
5.3 Monumenten En Archeologie
5.4 Milieu
5.5 Integrale Veiligheid
5.6 Duurzaam Bouwen
5.7 Beheer
5.8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan
6.1 Uitgangspunten
6.2 Planopzet
6.3 Handhaving Van Het Plan
6.4 Retrospectieve Toets
6.5 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
Bijlage 1 Watertoetsdocument
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 3 Aanvullend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Aanvullend Bodemonderzoek (Asfalt)
Bijlage 5 Bouwplan
Bijlage 6 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 7 Aanvullend Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage 8 Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Deurningerstraat / Dr. Schaepmanstraat

Deurningerstraat - Dr.Schaepmanstraat

Bestemmingsplan - gemeente Hengelo

Vastgesteld op 25-01-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanDeurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0018-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.4 aan-huis-verbonden-beroep:

een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de aan-huis-verbonden-beroep woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 afwijken:

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bestaand:

  1. 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  1. 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 (bouw)perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 (bouw)perceelgrens:

een grens van een (bouw)perceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.22 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;

1.23 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal .. meter tot de voorgevel;

1.25 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 erf:

de grond deel uitmakende van een (bouw)perceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.27 erker:

een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 geluidsbelasting in dB:

de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

1.30 geluidgevoelige functies::

functies als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.31 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.33 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.34 het slopen van een bouwwerk:

het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.36 hogere grenswaarde::

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een (bouw)perceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.38 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.39 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.40 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur landschappelijke waarde voor telecommunicatie;

1.41 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.42 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.43 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.46 voorgevel:

voor wat betreft de realisatie van aan-/uit- en bijgebouwen wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.47 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

1.48 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.49 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.50 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.51 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.52 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.53 zorgwoning:

woning geschikt voor mensen met een zorg- dan wel begeleidingsvraag.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de diepte van een hoofdgebouw

vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.8 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

de oppervlakte gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;

2.12 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' voor nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van afvoer en infiltratie van hemelwater;
  3. e. fiets en / of voetpaden;

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. parkeervoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. speelvoorzieningen;
  4. f. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij horende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

Met daaraan ondergeschikt:

  1. d. parkeervoorzieningen
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. bruggen en overkluizingen;

Met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' voor zorgwoningen met de daarbij benodigde ondersteunende voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor bergingen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' voor gestapelde woningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. tuinen, erven en terreinen;
  2. f. woonstraten;
  3. g. verhardingen;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  6. j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbijbehorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming (en).

9.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte , dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden
  3. c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

9.3 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, afwijking, ontheffing, of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 10 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m2 bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage:
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning w ordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanDeurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

De voormalige discotheek Groothuis is al een geruime tijd afgebrand. Inmiddels heeft een combinatie van bouwbedrijven (VOF 't Groothuis) de gronden, in overleg met de gemeente, verworven en heeft de gemeente de locatie toegelaten als nieuwe woningbouwlocatie. Naast de gronden van de discotheek heeft de gemeente nog een aantal gronden in de directe omgeving aangewezen als nieuwe woningbouwlocatie. Deze gronden zijn in eigendom van de woningbouwvereniging Welbions en de gemeente. De totale ontwikkeling Groothuis e.o. bestaat uit een aantal deelgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0018-0301_0002.jpg"

Eén van deze deelgebieden is in voorliggend bestemmingsplan, Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat, opgenomen. Het betreft hier het deelgebied dat in bovenstaande afbeelding met nummer 1 is vermeld.

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing Plangebied

De grens van het plangebied Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat is op onderstaande afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Deurningerstraat, Dr. Schaepmanstraat en de zuidgrens van het perceel aan de Deurningerstraat 12, kadastraal bekend als sectie R nummer 1522.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0018-0301_0003.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen geldt momenteel het bestemmingsplan Vooroorlogse Wijken. Dit plan is vastgesteld op 19 juli 2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 27 februari 2006. Onderstaande afbeelding is een uitsnede uit het vigerende bestemmingsplan en geeft het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0018-0301_0004.jpg"

In het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken is het plangebied deels bestemd als woondoeleinden en deels als verkeer-verblijfsdoeleinden. Voor het deel bestemd als woondoeleinden geldt een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Verder zijn er maximaal 2 woningen aaneen te bouwen. De ontwikkeling past niet in het bestemmingsplan Vooroorlogse wijken omdat er meer woningen in geprojecteerd zijn en het bouwblok wordt overschreden. Daarnaast is het in de bestemming verkeer-verblijfsdoeleinden ook niet toegestaan om woningen te bouwen.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Geschiedenis Van Het Gebied

De Oldenzaalsestraat is van oudsher de hoofdverbinding tussen Hengelo en Oldenzaal en is uitgegroeid tot een lang lint van aaneengesloten bebouwing. De Deurningerstraat is een oude landweg die door de noordelijke stadsuitbreidingen als Hengelose Es en Hasseler Es nu midden in de stad ligt.

De Oude Postweg vormde vroeger een belangrijk lint. Op de kruising van de Oldezaalsestraat en de Oude Postweg stond volgens de overlevering de oude "uitspanning" 't Groothuis, in latere jaren nog bekend als een boerderijtje waarin een café was gevestigd.

Omstreeks 1900 werden de nabij de dorpskern gelegen gebieden tussen de oude linten ontwikkeld voor woningbouw. In deze gebieden werd een regelmatig stratenpatroon aangelegd en de daaraan gelegen kavels werden grotendeels individueel uitgegeven en stuksgewijs bebouwd met vrijstaande en twee- onder-één kap woonhuizen. Door verschillen in bouwperiode kennen deze gebieden onderling verschillen in architectuur en samenhang.

2.2 Ruimtelijke Karakteristiek

De bebouwing aan de Deurningerstraat en de Dr. Schaepmanstraat bestaat voornamelijk uit woonhuizen. De korrel is klein en de woningen zijn per stuk herkenbaar. Ze bestaan meestal uit één of twee lagen met een kap. Als kapvorm komt een zadeldak, maar mansardekappen worden ook toegepast. De woningen van één laag met een kap zijn vaak voorzien van een uitbouw op de verdieping. Ook de nokrichting van de kappen varieert: zowel haaks op alsook parallel aan de straat. Met de goothoogte is het al niet anders. De reden van deze verscheidenheid is het feit dat de woningen niet seriematig, maar per stuk zijn gebouwd. Dat blijkt ook uit het feit dat de woningen niet steevast tegen elkaar zijn gebouwd waardoor ook achterommetjes konden ontstaan. Ondanks het feit dat de bebouwing niet op één voorgevelrooilijn is gebouwd en dat hier en daar zelfs voortuintjes voorkomen, vormt de bebouwing samen een heldere straatwand.

De splitsing van de Deurningerstraat en de Dr. Schaepmanstraat is vergelijkbaar met die van de Oldenzaalsestraat en de Oude Postweg. Werd daar vroeger de bijzonderheid van de plek onderstreept door het café, hier gebeurt dat door nieuwbouw te realiseren die de plek accentueert, ruimtelijke relaties legt met de omgeving en afwijkt in architectuur.

2.3 Verkeer En Infrastructuur

Conform de uitgangspunten en randvoorwaarden uit de Nota Duurzaam Veilig is de Dr Schaepmanstraat ingericht als zijnde een erftoegangsweg binnen de bebouwde kom. Erftoegangswegen hebben als functie het veilig toegankelijk maken van percelen binnen een verblijfsgebied. Feitelijk betekent dit dat de Dr Schaepmanstraat deel uitmaakt van een 30 km/uur zone, dat o.a. wordt gekenmerkt door bebording en verkeersmaatregelen zoals inritconstructies en drempels. De parkeerdruk is er relatief hoog. Er is echter nog geen sprake van overlast. Voor de Deurningerstraat geldt een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Het is een gebiedsontsluitingsweg. In tegenstelling tot de Dr Schaepmanstraat wordt er in parkeerhavens geparkeerd. De parkeerdruk is hier lager.

2.4 Wonen

In het plangebied Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat staat een dubbel woonhuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0018-0301_0005.jpg"

2.5 Voorzieningen

In het plangebied zijn geen voorzieningen aanwezig.

2.6 Water

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

2.7 Groen

Belangrijke groene structuren binnen dit plan zijn de Oldenzaalsestraat en de Deurningerstraat. Beide straten zijn onderdeel van de groene hoofdstructuur van Hengelo (zie paragraaf 4.4.2). Deze invalswegen tussen centrum en buitengebied vormen met de toekomstige sterke bomenrijen van respectievelijk linde en els belangrijke groene lijnen in de hoofdgroenstructuur van Hengelo. Deze lijnen zijn in de bestaande ruimte zo optimaal mogelijk met groen versterkt.

Het plangebied ligt in een stedelijke stenige omgeving. De wisselende, veelal vooroorlogse bebouwing met het bijbehorende smalle straatprofiel, biedt weinig ruimte voor groen. De voortuinen van de woningen zijn ondiep, waardoor ook hier bomen van enige maat ontbreken. In de meeste straatjes staan aan een zijde van de weg enkele smalle bomen van de 3e grootte om de openbare ruimte vriendelijker in te richten.

Op de hoek van de Deurningerstraat en de Dr. Schaepmanstraat staan aan de zuidzijde drie gezonde bomen die het behouden waard zijn. Langs het parkeerterrein aan de Dr. Schaepmanstraat staan meerdere bomen van wisselende kwaliteit. Gezien het stenige karakter en gebrek aan bomen met enige maat in de directe omgeving, is het erg belangrijk dat de bomen met toekomstwaarde goed ingepast worden.

2.8 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

In het zuidelijke deel van het plangebied staat een nutsvoorziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0018-0301_0006.jpg"

Op 30 juli 2009 is een Klic-melding gedaan naar de bestaande situatie van kabels en leidingen in en rondom het projectgebied Deurningerstraat en Dr. Schaepmanstraat.

Hieruit kwam naar voren dat voornamelijk in de trottoirs rondom het gebied kabels en leidingen liggen van de volgende nutsbedrijven:

  • Vitens: distributieleidingen in trottoir Deurningerstraat en Dr. Schaepmanstraat, tevens een gietijzeren leiding uit 1957 diameter 100 mm in Dr. Schaepmanstraat. Huisaansluitingen nr. 5 vanaf beide straten. Nr. 7 vanaf Dr. Schaepmanstraat;
  • KPN: kabels in trottoirs van beide straten: verdeelkast in zuidelijke punt wordt gebruikt. Een tweetal kabels kruist het gebied ten zuiden van de verdeelkast in oost-west richting;
  • Riolering EI-buis 300/450 beton ligt onder grens van groenvakken van Deurningerstraat;
  • Ziggo: kabels vanuit noordzijde Deurningerstraat tbv huisnummer 12. Huisaansluitingen voor nrs. 5 en 7 in trottoir vanuit overzijde Dr. Schaepmanstraat;
  • Enexis: kabels voor laagspanning in trottoirs van Deurningerstraat en Dr. Schaepmanstraat met verbinding met verdeelkast in zuidelijke punt van het plangebied. OV langs parkeerplaatsen worden gevoed vanuit beide straten.
    Middenspanningsstation dat de wijk voedt staat schuin achter Dr. Schaepmanstraat 12.
    Gas lagedruk ligt in trottoir Deurningerstraat met overschuifmof ter hoogte van verdeelkast in zuidelijke punt van plangebied. Afstand tot perceelgrens is ca. 1 meter;

Er zijn geen leidingen aanwezig van COGAS en TreNT Infrastructuur Volker Wessels Telecom.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan

3.1 Ruimtelijke Karakteristiek

3.1.1 Bebouwing hoek Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat

Het centrum van Hengelo wordt in alle richtingen ontsloten door radialen. Eén van die radialen is de Oldenzaalsestraat. Net buiten het centrum takt daarop een belangrijke ontsluiting aan die naar Deurningen leidt: de Deurningerstraat. Het nieuwe appartementengebouw wordt gebouwd op de driehoek die ligt tussen de Deurningerstraat en de Dr. Schaepmanstraat: een zichtlocatie.

Het gebouw voegt zich naar de vorm van het perceel. Het gebouw bestaat uit twee delen, gelegen aan de beide straten met een driehoekige binnenruimte ertussen. Aan die binnenruimte is de entree van het gebouw gesitueerd. Het gebouwdeel aan de Deurningerstraat is langer dan dat aan de Dr. Schaepmanstraat. Dit onderstreept het feit dat de Deurningerstraat belangrijker/drukker is dan de Dr. Schaepmanstraat. Daarnaast ontstaat hierdoor de mogelijkheid om de entree, de parkeervoorzieningen en de fietsenberging aan de rustiger Dr. Schaepmanstraat te situeren.

3.1.2 Nota van uitgangspunten

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'nota van uitgangspunten Oldenzaalsestraat-Groothuis' wordt het stedenbouwkundige plan en het beeldkwaliteitplan toegelicht. Ook dit gebouw moet voldoen aan de omschreven criteria. Er wordt gesproken van baksteenarchitectuur; een platte kap; en architectuur die op de derde laag afwijkend is. Het gebouw dient een bebouwingsaccent te zijn waarvan de gevels de wandvorming van beide straten versterken.

3.1.3 Begeleid wonen

De opdrachtgever voor het gebouw is de bouwcorporatie Welbions. Het Regionaal Instituut voor Begeleid Wonen (RIBW) zal het gebouw huren voor huisvesting van haar cliënten. Deze cliënten hebben een zekere mate van begeleiding nodig. Het gebouw bevat alle zaken die daarvoor nodig zijn. In eerste instantie is het gebouw ontworpen voor deze vorm van wonen.

3.1.4 Indeling

Op de begane grond en op de eerste verdieping komen elk 6 kleinere appartementen van ongeveer 50 m2. Op de begane grond is daar nog een groter appartement van ongeveer 65 m2 aan toegevoegd. Op de tweede verdieping komen nog 2 grotere en 2 kleinere appartementen. De appartementen zijn gebouwd rondom een vide. Deze wordt omzoomd door galerijen waaraan de voordeuren, lift en trappen zijn gelegen. Op de eerste en tweede verdieping liggen ook algemene ruimtes zoals een dagverblijf, berging, team- en kantoorruimtes.

De plattegronden zijn zodanig ontworpen dat, desgewenst, in de toekomst de kleine appartementen tot grotere zelfstandige woningen kunnen worden samengevoegd. De verwachting is echter niet dat dit gaat spelen in de planperiode van het bestemmingsplan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0018-0301_0007.png"

3.2 Verkeer En Infrastructuur

Voor de ontwikkeling van het plangebied gelden voor wat betreft verkeer de volgende uitgangspunten:

  • Het plangebied dient te worden ontsloten op de wegen van de laagst mogelijke (verkeers)orde, dus in dit geval de Dr. Schaepmanstraat. Nieuwe ontsluitingen of uitwegen op de Deurningerstraat zijn vanuit verkeerskundig oogpunt niet wenselijk.
  • De parkeerbehoefte als gevolg van de nieuwe invulling dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden gerealiseerd.

De parkeerbehoefte van het gebouw wordt opgevangen door parkeerplaatsen die grotendeels bereikbaar zijn vanaf de Dr. Schaepmanstraat. Enkele parkeerplaatsen zullen langs de Deurningerstraat worden aangelegd.

3.3 Wonen

De gronden binnen het plangebied zijn door B&W toegelaten als woningbouwlocaties. Het plangebied bevindt zich in het overgangsgebied tussen het centrum en de wijk Noord. De directe omgeving ervan wordt gekenmerkt door een grondgebonden traditioneel woonmilieu met voornamelijk woningen in particulier eigendom. Er is sprake van een hoge woning- en buurtgebondenheid, dit komt onder andere tot uiting in een lage mutatiegraad. Het aandeel mensen in de leeftijdscategorie 55-plus ligt boven het gemiddelde van wijk Noord en het aandeel jongeren/ jongvolwassenen onder het gemiddelde.

3.4 Groen

De kopgevel van het gebouw grenst niet direct aan de openbare ruimte maar is omgeven door een groenstrook. De kavelgrens met de aangrenzende percelen wordt gevormd door een groene erfafscheiding.

Het groen aan de zuidzijde van het parkeerterrein zal ten behoeve van de nieuwbouw moeten verdwijnen. Aan de noordzijde van het parkeerterrein worden drie goede bomen in het plan ingepast. Gezien het gebrek aan bomen met enige maat in de directe omgeving, is het erg belangrijk dat deze bomen voldoende ruimte krijgen en in de toekomst goed uit kunnen groeien.

3.5 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

De bestaande nutsvoorziening aan de Deurningerstraat in de zuidzijde van het bestemmingsplan wordt in de ontwikkeling en het bestemmingsplan ingepast. In de uitvoering zal rekening gehouden worden met de kabels en leidingen in de omgeving van het plangebied.

Hoofdstuk 4 Relevant Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nota Ruimte

Het beleid van het Rijk over de Ruimtelijke Ordening is kenbaar gemaakt met de Nota Ruimte. Als hoofddoel is in deze Nota het volgende opgenomen.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om (1) op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, (2) de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten, en (3) de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Als sturingsfilosofie om dit doel te bereiken, wordt door het Rijk als uitgangspunt gehanteerd: "centraal wat moet, decentraal wat kan".

Binnen deze beleidsdoelen zal het concept van stedelijke netwerken worden gehandhaafd. Ruimtelijke kwaliteit en concentratie in de stedelijke netwerken zijn hierbij harde uitgangspunten. Wel zullen ook de kernen in het landelijk gebied mogen bouwen voor de opvang van de eigen bevolkingsbehoefte. Het beleid is met name gericht op uitvoering van plannen en projecten. De rijksbemoeienis is daarbij vooral gericht op die projecten die van nationale betekenis zijn, zoals de nationale stedelijke netwerken, de nationale ecologische hoofdstructuur en de nationale verkeers- en vervoersverbindingen. Uit een recent door de minister van VROM aan de Tweede Kamer gestuurde brief blijkt dat deze voornemens is om de met de stedelijke netwerken overeengekomen intentie afspraken voor de verstedelijking in de periode 2005 tot 2010 ook in deze zin bij te stellen. Uitvloeisel hiervan is o.a. de Verstedelijkingsafspraken die voor de periode 2005-2010 in een convenant tussen Rijk en de Regio Twente zijn vastgelegd. Ook is het ruimtelijk beleid gericht op verbetering van het verslechterd economisch klimaat. De ruimtelijke ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de structuurversterking van de economie.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van onze provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren. Provinciale Staten heeft de Omgevingsvisie op 1 juli 2009 vastgesteld.

De Omgevingsvisie heeft de status van:

  • Structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening
  • Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet)
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer
  • Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het Rijk

Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee Provinciale staten hun ambities willen realiseren:

  • Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel: de wateropgave wordt meer met natuuropgaven verbonden. Gestreefd wordt naar realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur in 2018.
  • Door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's: dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen.
  • Investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en vervoer over water, waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan. Provinciale Staten vinden dat ontwikkelingen die mobiliteit meebrengen (wegaansluitingen, stations, havens) alleen gelokaliseerd mogen zijn rond de aanwezige infrastructuur.
  • Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door de zogenaamde 'SER-ladder' als regel voor Overijssel in te voeren. Deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden wordt bekeken. Hierbij vinden Provincilae staten afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk.
  • Ruimtelijke plannen dienen te worden ontwikkeld aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouw zullen worden zekergesteld, maar wel met behoud en versterking van ruimtelijke kwaliteit. Verder vinden Provinciale Staten dat ontwikkelingen in de groene ruimte alleen mogelijk moeten zijn als de sociaaleconomische structuur en de ruimtelijke kwaliteit worden versterkt.
  • Een forse reductie van de uitstoot aan broeikasgassen door een energiepact af te sluiten met partners en door ruimtelijke mogelijkheden te creëren voor duurzame energie.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Intergemeentelijke Structuurschets

In de Intergemeentelijke Structuurschets Hengelo/Enschede) wordt in het kader van duurzaamheid aandacht geschonken aan de compacte stad. Dit betekent dat er prioriteit wordt gegeven aan de ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied met behoud en/of versterking van de leefomgeving. De ruimte die aanwezig is in het bestaand stedelijk gebied wordt hierdoor maximaal benut. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande groenstructuur en de aansluiting met het buitengebied dienen te worden gehandhaafd. Daarnaast is uitgangspunt het realiseren van voldoende verschillende woonmilieus in overeenstemming met de vraag.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2009-2013)

In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht vanwege de hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat het water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn: regenwaterhergebruik op individuele schaal en directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen;
  • Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers;
  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater dus niet naar een RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundige plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren;
  • Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het Waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.

4.4.2 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP)

In het Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) is de groene hoofdstructuur voor de gemeente Hengelo vastgelegd. "Groen" dient hierbij breed opgevat te worden als landschap, stedelijk groen, natuur, water en recreatief medegebruik. Hoofduitgangspunt is de stad-èn-landbenadering, waarbij gestreefd wordt naar zowel een krachtige stad als een vitaal platteland.

In het groenplan is de samenhang tussen regio, buitengebied, stadsrand, stad en wijk in beeld gebracht. Het GGP richt zich op het hoofdgroen in de stadsrand, stad en wijk. De totale hoofdstructuur in de stad en omgeving bestaat uit een samenhangend netwerk van stadsrandzones, geledingszones tussen de kernen, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen (boomgroepen), beken met begeleidend groen en spoordijken.

Het grondwaterbeschermingsgebied Hasselo wordt ingericht als stadspark Weusthag. Dit groenrecreatieve hart van Hengelo staat via een krans van wiggen in verbinding met het buitengebied. Vanuit het noordelijk buitengebied is een wig langs de Beneluxlaan gereserveerd. Een derde wig loopt vanaf de groene Deurningerstraat langs de Binnenveldweg. Deze wig is opgebouwd uit een bos, plas, grote erven en park. In het oosten tenslotte vormt de groenzones langs rijksweg A1 de verbinding tussen Lonnekermeer en Weusthag.

4.4.3 Woonbeleid

4.4.4 Notitie "Een wijk voor iedereen" (2007)

De gemeente Hengelo streeft ernaar een aantrekkelijke stad te zijn voor iedereen, ook voor mensen met een handicap en de steeds groter wordende groep ouderen. Bovendien moet iedereen kunnen meedoen aan de Hengelose samenleving. 'Een zo gewoon mogelijk leven leiden ondanks beperkingen door ouderdom of handicap', vormt de kern van de vermaatschappelijking van de zorg. Dit betekent dat het burgers mogelijk moet worden gemaakt om zelfstandig thuis te (blijven) wonen, ook als zij zorg nodig hebben.

In de notitie "Een wijk voor iedereen" is de visie van de gemeente verwoord over deze ontwikkelingen. De notitie gaat nader in op het begrippenkader, de gemeentelijke ambities en formuleert de uitgangspunten voor de ontwikkeling van zogenaamde woonzorgzones in onze stad. Geformuleerde ambities zijn in steekwoorden: gewoon leven, zorg thuis, scheiden wonen en zorg, voor iedereen en samenwerken.

4.4.5 Nota Autoparkeren (2008-2012)

In december 2008 heeft de gemeenteraad de nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze nu is vastgesteld geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Om deze doelen te realiseren is aan deze Nota voor de komende vijf jaar een groot pakket van maatregelen gekoppeld.

Nieuwe parkeernormen behoren ook tot het door de raad vastgestelde parkeerbeleid. De nieuwe parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad en stadsomvang. Binnen de beschikbare bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt tot parkeernormen per stedelijke zone, functie en aandeel bezoekers.

4.4.6 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de regio en in Hengelo worden uitgevoerd, staan beschreven in het rapport "RUP gedragsbeïnvloeding: op weg naar een permanente verkeerseducatie in Zuid-Twente (periode 2004-2006)". De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.

4.4.7 Prostitutiebeleid (2004)

Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.

De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat is geen seksinrichting aanwezig.

4.4.8 Toegankelijkheid

Het te hanteren beleid aangaande toegankelijkheid is weergegeven in de nota Verleiden, verplichten en voorthelpen. Bevordering toegankelijkheid gebouwen en omgeving (2007). Dat is een verdieping van het Bouwbesluit. Dit beleid is gebaseerd op toepassing van de NEN 1814 en de meest recente uitgave CROW (richtlijn integrale toegankelijkheid openbare ruimte).

Voor het waarborgen van dit beleid dient dit in alle fasen van bouw en ontwikkeling van gebouwen, waaronder woningen, en buitenruimte te worden meegenomen.

4.4.9 Welstandsnota

Per 18 mei 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo van kracht geworden. Gezien de grote inpact van deze herontwikkelingslocatie en de specifieke eisen, die hieraan gesteld moeten worden is het van groot belang naast het bestemmingsplan ook een beeldkwaliteitsplan op te stellen en tegelijkertijd goed te keuren. De welstandscommissie toetst op basis van dit beeldkwaliteitplan de ingediende bouwplannen.

In het door de gemeenteraad vastgestelde 'plan Oldenzaalsestraat-Groothuis' wordt het stedenbouwkundige plan en het beeldkwaliteit toegelicht. Ook dit gebouw moet voldoen aan de omschreven criteria. Er wordt gesproken van baksteenarchitectuur; een platte kap; en architectuur die op de derde laag afwijkend is. Het gebouw dient een bebouwingsaccent te zijn waarvan de gevels de wandvorming van beide straten versterken. De kopgevel van het gebouw grenst niet direct aan de opnbare ruimte maar is omgeven door een groenstrook. De kavelgrens met de belendende percelen wordt gevormd door een groene erfafscheiding. De meeste van de bestaande kunnen worden ingepast in de nieuwe situatie.

4.4.10 Beleid Duurzame Ontwikkeling 2006-2010

De beleidsnota Duurzame Ontwikkeling 2006-2010 heeft als doel om Duurzame Ontwikkeling expliciet op de agenda van de ontwikkeling van Hengelo te plaatsen, en daarmee een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsambitie van de gemeente. Het beleidsplan geeft het algemene kader weer voor duurzame ontwikkeling binnen de gemeente Hengelo. Jaarlijks wordt hier een uitvoeringsplan aangekoppeld.

4.5 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

In het kader van het watertoetstraject is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd en de waterstructuur voor het terrein opgesteld. Uit het geohydrologisch onderzoek volgt dat oppervlakkige en ondiepe infiltratie van hemelwater mogelijk is in het gebied. Diepere infiltratie is niet mogelijk vanwege de hoge grondwaterstand (GHG op 1,1 m-mv) en de aanwezigheid van een scheidende kleilaag op 1,5 m-mv. Vanwege de hoge grondwaterstanden in Hengelo is infiltratie niet gewenst is.

Voor dit plan wordt uitgegaan van de aanleg van een gescheiden stelsel. Afvalwater wordt naar
het gemengde riool in de Deurningerstraat en/of Dr. Schaepmanstraat gevoerd. Hemelwater
wordt bij voorkeur eerst naar een ondiepe infiltratievoorziening geleidt (infiltratiekratjes onder de
wegverharding of waterdoorlatende verharding met een open fundering, beide voorzien van een overloop naar het gemengde riool). Indien deze oplossing niet wenselijk is, blijft enkel de mogelijkheid over om hemelwater gescheiden naar het bestaande gemengd riool af te voeren. Zo kan wanneer in de toekomst een gescheiden stelsel in de weg wordt aangelegd het hemelwater wel naar oppervlaktewater worden afgevoerd.

5.2 Flora En Fauna

Op een terrein in de Dr. Schaepmanstraat worden zestien wooneenheden gebouwd. Hiertoe worden twee panden gesloopt. Bebouwing en omgeving bevinden zich in vervallen staat. Vooraf heeft een natuur-quickscan plaatsgevonden. Deze is als bijlage 6 bij voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Op basis hiervan is vervolgens een aanvullend jaarrond onderzoek verricht naar vleermuizen en steenmarter. Deze is als bijlage 7 bij het bestemmingsplan opgenomen.

Resultaten natuuronderzoeken

Op het terrein zijn geen beschermde planten aangetroffen. Er zijn geen nesten of broedende vogels waargenomen. Er komen geen beschermde reptielen, amfibieën, vlinders en libellen voor.

Het verwaarloosde terrein leent zich voor de steenmarter. De aanwezigheid van de steenmarter is tijdens terreinbezoeken echter niet aangetoond. Ook kunnen in en bij de oude gebouwen verblijfplaatsen, vliegroutes en foerageerplekken van vleermuizen voorkomen. Uit het aanvullende onderzoek blijkt dat de gewone dwergvleermuis in het gebied foerageert. Beperkt komen van deze soort vliegroutes voor. Er zijn geen (winter)verblijfplaatsen in de panden aangetroffen.

Effecten plan op vleermuizen

De enige invloed die het plan kan hebben is op de foerageerplaatsen en vliegroutes van de gewone dwergvleermuis.

Het verwijderen van groen heeft echter geen wezenlijk effect op de foerageerplaatsen van vleermuizen, omdat er in de omgeving volop foerageergebied overblijft. Het weghalen van beplanting en bebouwing heeft slechts een tijdelijk effect op de toch al beperkte vliegroutes van vleermuizen. De lokale populatie gewone dwergvleermuizen wordt door het plan niet aangetast.

5.3 Monumenten En Archeologie

5.3.1 Monumenten

Hengelo heeft ca. 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), ca. 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.

Binnen het plangebied Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat bevinden zich geen monumenten.

5.3.2 Archeologie

In 1992 is op Malta een Europees verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valetta genoemd. Doel: bij ruimtelijke planning meer en beter rekening houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden. Het verdrag van Malta heeft nog geen vertaling in de Nederlandse wet gekregen. Naar verwachting wordt de wet in 2005 ingevoerd. Onder andere Woningwet, Monumentenwet, wet Milieubeheer en ontgrondingwet zullen worden aangepast.

In het plangebied bevinden zich geen archeologische vindplaatsen. Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden zijn er lage verwachtingen om archeologische vondsten aan te treffen.

Er wordt weliswaar nieuw gebouwd, maar de nieuwbouw is deels gepland op de locatie van de bestaande woningen in het gebied. De grond daar is al geroerd. Het aanvullend bebouwde oppervlak is van geringe omvang, dus wordt aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht door de regioarcheologe.

5.4 Milieu

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Volgens het bedrijvenregistratiesysteem (MPM) bevinden zich in de omgeving van het plangebied enkele bedrijven die vallen onder werking van de Wet milieubeheer. Aan de overzijde van de Deurningerstraat (nummer 17) bevindt zich het bedrijf Pakfast. Op grond van het vigerende bestemmingsplan Vooroorlogse wijken is op dit perceel categorie I en II bedrijvigheid toegestaan. De activiteiten van het bedrijf passen hierin. In beginsel wordt dergelijk bedrijvigheid als inpasbaar beschouwd. Bij categorie II bedrijvigheid hoort op grond van de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering van 2007 een geadviseerde aan te houden afstand van 30 meter. De afstand tot het plangebied is ca. 16 meter. Er bevinden zich evenwel al bestaande woningen op kleinere afstand van de bedrijfsbestemming. Deze bestaande woningen zijn maatgevend voor wat betreft de voorschriften uit het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer waar het bedrijf onder valt. De geprojecteerde functies in het plangebied zullen dan ook geen extra beperkingen voor de bedrijfsvoering betekenen. Evenmin is ter plaatse van het plangebied ontoelaatbare hinder te verwachten.
De overige bedrijven in de omgeving bevinden zich op grotere afstand dan de bij die bedrijven en bestemmingen geadviseerde zoneringsafstanden; ook van deze bedrijven valt daarom geen ontoelaatbare hinder te verwachten.

5.4.2 Bodem

Naar aanleiding van de voorgenomen terreinontwikkeling zijn in opdracht van Welbions door Tauw een drietal bodemonderzoeken verricht:

  1. 1. Tauw, Bodemonderzoek Schaepmanstraat te Hengelo, 14-07-2009 (kenmerk: R002-4657362SIR-cmn-V01-NL); bijlage 2 bij het bestemmingsplan;
  2. 2. Tauw, Aanvullend Bodemonderzoek Schaepmanstraat / Deurningerstraat te Hengelo, 23-04-2010 (kenmerk: R001-4712411TNY-cmn-V01-NL); bijlage 3 bij het bestemmingsplan;
  3. 3. Tauw, Aanvullend Bodemonderzoek Schaepmanstraat / Deurningerstraat te Hengelo 20 juli 2010 (kenmerk L001-4733055TNY-cmn-V01-NL); bijlage 4 bij het bestemmingsplan.

In het verkennend bodemonderzoek (1) zijn, naast licht verhoogde gehalten, enkele zware metalen (lood, koper, zink) boven de tussenwaarde in de bovengrond aangetroffen. In de bodem zijn kooldeeltjes aangetroffen. Op de gehele locatie wordt puin aangetroffen in de bovenste meter. Er is tijdens de uitvoering van het bodemonderzoek zintuiglijk geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Opgemerkt moet worden dat dit geen garantie geeft dat de puinhoudende grondlaag daadwerkelijk vrij is van asbest.

Een geconstateerde tussenwaarde overschrijding is aanleiding voor een nader bodemonderzoek. Een aanvullend onderzoek (2) is verricht om een beter beeld te krijgen inzake de verontreinigingsituatie. In dit onderzoek is ook op het noordwestelijk deel van het perceel een tussenwaarde overschrijding met lood in de bovengrond aangetoond. De uitkomsten komen overeen met de resultaten uit het eerste bodemonderzoek (1), maar van afperking van de aangetoonde verontreiniging is echter geen sprake.

In het aanvullend onderzoek (3) is de bodem onder de parkeerplaats onderzocht. Ook hier komt dezelfde bodemlaag voor met bijmengingen met puin- en kooldeeltjes, welke matig verontreinigd is.

Conclusie

Naar aanleiding van de uitgevoerde bodemonderzoeken is er geen aanleiding om een sterke bodemverontreiniging op de locatie te verwachten. De aangetoonde verontreinigingen leveren geen onaanvaardbare risico’s op voor het toekomstige gebruik. Bij grondverzet op de locatie, dient de verontreinigde grond op verantwoorde wijze te worden behandeld conform het Besluit Bodemkwaliteit.

5.4.3 Geluid

5.4.4 Externe veiligheid

Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een bedrijf dat valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Toetsing aan het Bevi is dan ook niet aan de orde.

Over de Oldenzaalsestraat en in mindere mate over de Deurningerstraat zal enig vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden, zoals bevoorrading van benzinestations. De wegen vormen verder geen aan- of afvoerroute voor bedrijven waar substantiële hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of verbruikt. Geen van beide wegen is aangewezen als route waarover aangewezen categorieën gevaarlijke stoffen (zoals LPG) mogen worden vervoerd. Zonder dit verder te berekenen kan worden geconcludeerd dat er langs deze wegen geen sprake zal zijn van een plaatsgebonden risicocontour of van een substantieel groepsrisico.

5.4.5 Luchtkwaliteit

Uit de rapportage luchtkwaliteit 2007 blijkt dat in dat jaar de grenswaarden voor de luchtkwaliteit krachtens titel 5.2 van de Wet milieubeheer niet worden overschreden. Bovendien betreft het een ontwikkeling met een zodanig beperkte omvang dat deze niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit (artikel 5.16 Wm, lid 1 sub c en lid 4).

5.4.6 MER

De ontwikkelingen in het plan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat zijn niet van een dusdanige omvang dat deze MER-(beoordelings)plichtig zijn.

5.4.7 Brandweer en fysieke veiligheid

5.5 Integrale Veiligheid

In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.

Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:

  • geen tussenliggende terreinen braak laten liggen;
  • de locatie van voorzieningen zorgvuldig organiseren binnen het gebouw d.w.z. presentatie van die functies aan openbare / semi-openbare ruimtes;
  • open karakter creëren, vermijden dat dichte gevels ontstaan langs routes;
  • doorgaande routes voor langzaam verkeer door gebieden met monofuncties vermijden;
  • zorg dragen voor eventuele alternatieve routes in de vorm van dag- en nachtroutes.

De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.

Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

Het plangebied is ontworpen volgens de eisen van het Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW). In december 2008 heeft de Keurmerkcommissie v/d Stichting Politiekeurmerk Veilig Wonen Oost-Nederland het plan positief beoordeeld. Het plan kan nu gebouwd worden volgens de eisen van het PKVW.

5.6 Duurzaam Bouwen

Het plangebied wordt met drie thema's in een duurzaam ontwikkelingsperspectief geplaatst. Ten eerste worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk bewaard en benut. Ten tweede is in het ontwerp sprake van voorbeelden van natuurlijke en ecologische aanleg. Ten derde worden een aantal ontwerprichtlijnen permanent toegepast zoals energiezuinig ontwerpen en verkeersprincipes waarin langzaam verkeer en openbaar vervoer zijn bevoordeeld.

Het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen voor Hengelo (vastgesteld door de raad op 16 december 1997) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.

De uitgangspunten zijn:

  • energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
  • waterbesparing;
  • duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
  • flexibiliteit in het gebruik van woningen;
  • binnenmilieu, comfort en gezondheid;
  • een integratie van bovenstaande punten.

De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Duurzaam bouwen op gebouwniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument "Gemeentelijke praktijk richtlijn duurzaam bouwen", verkort GPR-Gebouw 3.2. Op basis van 6 thema's wordt de duurzaamheid van een gebouw gemeten. Op een schaal van 1 tot 10 wordt gemiddeld een score van 7,0 gevraagd.

Duurzame energie en energie-efficiency

Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.

Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.

Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra. In Hengelo wordt het Warmtenet Hengelo gerealiseerd. Dit is een duurzame energievoorziening die gebouwen van warmte voor ruimteverwarming/tapwater en/of koude voorziet. De locatie Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat valt in het leveringsgebied van het Warmtenet Hengelo. De bebouwing zal dan ook op het Warmtenet worden aangesloten.

5.7 Beheer

De ontwikkeling die door het bestemmingsplan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat mogelijk wordt gemaakt, heeft een verkleining van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg. Een deel van de eigendommen van de gemeente Hengelo zal eigendom worden van initiatiefnemer.

5.8 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening verplicht in artikel 6.12 Wro het vaststellen van een exploitatieplan voor een bouwplan van een of meer woningen. De raad kan echter bij het vaststellen van een bestemmingsplan ook besluiten dat er geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld, in het geval dat:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4 en 5 Wro, niet noodzakelijk is;
  • en het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid en b,c of d niet noodzakelijk is.

In voorliggend geval zal er een exploitatieovereenkomst worden gesloten met initiatiefnemer om de ontwikkeling economisch uitvoerbaar te maken voor de gemeente. Het kostenverhaal is derhalve anderszins verzekerd. Het bepalen van een tijdvak of fasering is niet noodzakelijk. Eisen, regels of een uitwerking van regels worden niet gesteld, waardoor de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan kan besluiten dat er geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

Op basis van alle uitgangspunten is het stedenbouwkundig plan ontworpen. Het plangebied wordt grotendeels ingevuld door woningbouw bestaande uit een appartementencomplex voor mensen die wonen onder begeleiding.

Omdat het initiatief al grotendeels is uitgekristalliseerd, is het mogelijk om de grenzen in dit plan te leggen met behulp van een concreet bouwvoornemen. Daarbij is waar mogelijk in het bouwvlak nog wat ruimte gelaten voor wijzigingen. Op die plaatsen waar het om milieutechnische redenen of eigendomsgrenzen niet mogelijk is om ruimte te laten, zijn de bouwgrenzen strak om de bebouwing gelegd.

In dit plan zijn de grenzen zo ruim gesteld dat planologisch gewenste ontwikkelingen daarbinnen plaats kunnen vinden. Door de bestemmingsomschrijvingen niet te eng te kiezen is binnen de verschillende bestemmingen vaak een passend meervoudig gebruik mogelijk. Qua bebouwingsregels is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande situatie in de omgeving van het plangebied.

In de door de gemeenteraad op 20 juni 2006 vastgestelde 'nota van uitgangspunten Oldenzaalsestraat-Groothuis' wordt het stedenbouwkundige plan en de ontwikkelingsvisie voor het totale gebied Oldenzaalsestraat-Groothuis toegelicht. In het op 29 januari vastgestelde beeldkwaliteitplan Oldenzaalsestraat-Groothuisworden de uitgangspunten voor het stedenbouwkundig ontwerp nader aangevuld met de randvoorwaarden voor het architectonisch ontwerp. De in het beeldkwaliteitplan aangegeven richtlijnen voor de opbouw van massa's, het materiaalgebruik, kleuren en dergelijke, dienen als toetsingskader voor de welstand.

6.2 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.3 Handhaving Van Het Plan

6.3.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.3.2 Nota handhaving

Binnen de gemeente Hengelo wordt gewerkt aan de totstandkoming van een 'Nota handhaving'. In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt blijft, dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Een belangrijk (nieuw) onderdeel van deze nota is echter de prioriteitstelling. Punten, die bij de prioriteitstelling zeker een rol gaan spelen, zijn de gevolgen die de geconstateerde overtredingen hebben voor de veiligheid en/of de gezondheid. Ook het type overtreding (b.v. bouwen zonder vergunning of gebruik in strijd met het bestemmingsplan) is van belang. Een ander aspect waaraan in de nota aandacht wordt besteed is het registreren van geconstateerde overtredingen.

Bovenstaande nota zal ook voor de handhaving van het bestemmingsplan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat als leidraad gaan fungeren.

6.4 Retrospectieve Toets

6.4.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

6.4.2 Plangebied

Het plangebied betreft een inbreidingslocatie waar een nieuwe ontwikkeling zal plaatsvinden. Omdat het gebied een nagenoeg geheel nieuwe invulling krijgt, is er op grond van de nieuwe ontwikkeling bestemd. Daarom is er geen sprake van situaties die strijdig zijn met het geldende plan en met voorliggend bestemmingsplan gelegaliseerd zouden worden.

6.5 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure

6.5.1 Inspraak

Op donderdag 23 april 2009 is er een infoavond gehouden over het deelplan Deurningerstraat / Dr. Schaepmanstraat van het plangebied Oldenzaalsestraat 't Groothuis. Daar is door de gemeente Hengelo, de woningcorporatie Welbions, het architectenbureau IAA uit Enschede en het RIBW (Regionale Instelling voor Begeleiding op het gebied van Wonen, Werken en Welzijn in Twente) veel informatie verstrekt en vragen beantwoord.

6.5.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties. Dit gebeurt op basis van het ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wel voorgelegd aan onder andere het waterschap en de VROM-inspectie. Het ontwerpbestemmingsplan gaf geen van de instanties aanleiding tot het maken van opmerkingen.

6.5.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat heeft van van 20 augustus 2010 tot en met 30 september 2010 ter inzage gelegen. Na de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat hebben de zienswijzen geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerp bestemmingsplan Deurningerstraat - Dr. Schaepmanstraat. De ingediende zienswijzen zijn schriftelijk beantwoord (zie bijlage 8 bij de toelichting).

6.5.4 Verder verloop van de procedure

Conform de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  1. 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen en vooroverlegreacties voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  2. 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Bijlage 1 Watertoetsdocument

Bijlage 1 Watertoetsdocument

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 3 Aanvullend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Aanvullend bodemonderzoek

Bijlage 4 Aanvullend Bodemonderzoek (Asfalt)

Bijlage 4 Aanvullend bodemonderzoek (asfalt)

Bijlage 5 Bouwplan

Bijlage 5 Bouwplan

Bijlage 6 Flora- En Faunaonderzoek

Bijlage 6 Flora- en faunaonderzoek

Bijlage 7 Aanvullend Flora- En Faunaonderzoek

Bijlage 7 Aanvullend flora- en faunaonderzoek

Bijlage 8 Nota Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Deurningerstraat / Dr. Schaepmanstraat

I Inleiding

Na voorafgaande publicatie in Typisch Hengelo en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan Deurningerstraat / Dr. Schaepmanstraat van 20 augustus 2010 tot en met 30 september 2010 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn mondelinge zienswijzen ingediend door:

  1. 1. T. Nijhof, Dr. Schaepmanstraat 6, 7557 JC, Hengelo
  2. 2. S.S. de Hoop, Deurningerstraat 5, 7557 HA, Hengelo
  3. 3. J.B. Kuipers, Deurningerstraat 12, 7557 HG, Hengelo
  4. 4. R.H. Meier, Dr. Schaepmanstraat 25, 7557 JA, Hengelo

II Samenvatting van en reactie op de zienswijzen

  1. 1. T. Nijhof, Dr. Schaepmanstraat 6, 7557 JC, Hengelo

Samenvatting van de zienswijze

1. Vreest overlast van de toekomstige bewoners van het begeleid wonen, gelet op hun ervaringen met deze doelgroep. In de directe omgeving van de indiener van de zienswijze wonen mensen die begeleid wonen van de J.P. van der Bentstichting.
2. Is van mening dat de bouwhoogte van het geplande gebouw te hoog is in relatie tot de korte afstand tot zijn woning.
3. Vreest een waardevermindering van zijn huis door de geplande ontwikkeling. Mocht
inspreker van de geplande ontwikkeling dermate overlast ondervinden, zal de woning wellicht onverkoopbaar zijn.

Reactie op de zienswijze

1. De woningen in de ontwikkeling zijn in het bestemmingsplan bestemd voor mensen met een zorg- dan wel begeleidingsvraag. De exacte aard van de zorg of de begeleidingsvraag is niet in een bestemmingsplan te regelen.
Desondanks wordt toch kort op de zienswijze ingegaan. De beoogde doelgroep is en blijft zoals in eerdere bijeenkomsten meegedeeld is. Dat wil zeggen dat het gaat om mensen met een chronisch-psychiatrische problematiek die op onderdelen ondersteuning nodig hebben bij het zelfstandig wonen. Zij hebben een indicatie voor wonen met begeleiding, afgegeven door het CIZ (Centraal Indicatieorgaan Zorg). De indicatie wordt pas afgegeven wanneer iemand geen actieve problemen meer heeft en na behandeling en intensieve begeleiding in een kliniek heeft laten zien weer 'normaal' te kunnen functioneren.
De cliënten die voor deze woonvorm worden aangewezen, zijn in staat om deze woonvorm aan te kunnen en zullen in principe niet voor meer overlast dan bewoners van reguliere woningen.
RIBW Twente zal de huurder zijn van het pand en in die zin verantwoordelijkheid dragen en aanspreekbaar zijn voor signalen uit de omgeving. RIBW Twente zal in het kader van de begeleiding de cliënt tegen zichzelf beschermen en daarmee zal inherent ook de omgeving worden beschermd.
2. De bouwhoogte is gelijk aan bouwhoogte van de omliggende woningen die bestaan uit 2 lagen en een kap. De nieuwbouw heeft echter geen kap maar een derde laag en lijkt daardoor groter. Om de maat van de nieuwbouw voor het oog te verkleinen wordt de derde laag terugliggend aangelegd. Ook wordt de 'kop' van het gebouw smaller uitgevoerd dan het overige gebouw. Daarnaast wordt de maat van het gebouw 'verkleind' door de raampartijen, loggia's en de gedetailleerde vormgeving van de straatgevels. Door het terrein opnieuw in te richten ontstaan doorzichten die er nu niet zijn.
Al met al is het gebouw stedebouwkundig op een goede wijze ingepast. De Welstand beoordeelt nog of het bouwplan aan het beeldkwaliteitplan voldoet.
3. Indien waardevermindering optreedt als gevolg van de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, staat voor de indieners van zienswijzen de mogelijkheid open het college te verzoeken een tegemoetkoming in planschade toe te kennen op grond van afdeling 6.1 Wro.
  1. 2. S.S. de Hoop, Deurningerstraat 5, 7557 HA, Hengelo

Samenvatting van de zienswijze

1. Het hoofdbezwaar betreft het gebruik van de woningen/gebouwen door mensen met een psychische stoornis. Er wordt niet gegarandeerd dat daar geen zedendelinquenten tussen zitten. In een wijk met veel kinderen is de beoogde functie niet gewenst.
2. Het uiterlijk van het gebouw past niet bij de bebouwing in de omgeving. In de omgeving
staat overwegend bebouwing van rond 1900.
3. Vreest een waardedaling van de woning als gevolg van de ontwikkeling.
4. De verkeerssituatie wordt een chaos. Momenteel is er sprake van eenrichtingsverkeer in de Dr. Schaepmanstraat. Het ziet er naar uit dat een deel weer tweerichtingsverkeer wordt. Een dergelijke ontwikkeling is ongewenst.

Reactie op de zienswijze

1. De woningen in de ontwikkeling zijn in het bestemmingsplan bestemd voor mensen met een zorg- dan wel begeleidingsvraag. De exacte aard van de zorg of de begeleidingsvraag is niet in een bestemmingsplan te regelen.
Desondanks wordt toch kort op de zienswijze ingegaan. De beoogde doelgroep is en blijft zoals in eerdere bijeenkomsten meegedeeld is. Dat wil zeggen dat het gaat om mensen met een chronisch-psychiatrische problematiek die op onderdelen ondersteuning nodig hebben bij het zelfstandig wonen. Zij hebben een indicatie voor wonen met begeleiding, afgegeven door het CIZ (Centraal Indicatieorgaan Zorg). De indicatie wordt pas afgegeven wanneer iemand geen actieve problemen meer heeft en na behandeling en intensieve begeleiding in een kliniek heeft laten zien weer 'normaal' te kunnen functioneren.
De cliënten die voor deze woonvorm worden aangewezen, zijn in staat om deze woonvorm aan te kunnen en zijn in principe geen groter gevaar voor hun omgeving dan bewoners van reguliere woningen. Bewoners zullen dus geen groter potentieel gevaar voor de directe woonomgeving vormen dan bewoners van reguliere woningen. RIBW Twente zal in het kader van de begeleiding de cliënt tegen zichzelf beschermen en daarmee zal inherent ook de omgeving worden beschermd.
2. Het beeldkwaliteitplan is op 29 januari 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. Daarmee werd het een toetsingskader voor de (onafhankelijke) welstandscommissie die beoordeelt of het bouwplan aan het beeldkwaliteitplan voldoet. In het beeldkwaliteitplan staat dat de nieuwbouw 'een bebouwingsaccent op de hoek van de Deurningerstraat en de Dr. Schaepmanstraat' is. Een 'accent' betekent dat het gebouw afwijkt van de omringende bebouwing. Dit kan zich uiten in een andere architectuur, kleur, hoogte, functie, etc. Maar bijvoorbeeld ook door een afwijkende rooilijn. In het genoemde beeldkwaliteitplan is dat al te zien. De 'sprong' in de rooilijn wordt bovendien zowel aan de Deurningerstraat als aan Dr. Schaepmanstraat verzacht door de aanwezige, en te handhaven bomen.
De nieuwbouw aan de Deurningerstraat/Dr. Schaepmanstraat is geen losstaand plan. Het vormt onderdeel van een groter geheel waarvoor in de afgelopen jaren al verschillende documenten zijn vastgesteld zoals een Visie, Nota van uitgangspunten, Beeldkwaliteitsplan, Stedebouwkundige plannen enz. Voorafgaand aan de vaststelling is er gelegenheid geweest om uw mening daarover te geven. Daarnaast vindt (nog steeds) regelmatig overleg plaats met de Klankbordgroep 't Groothuis over relevante ontwikkelingen zoals ook deze nieuwbouw.
3. Indien waardevermindering optreedt als gevolg van de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, staat voor de indieners van zienswijzen de mogelijkheid open het college te verzoeken een tegemoetkoming in planschade toe te kennen op grond van afdeling 6.1 Wro.
4. De afstand waarover het bestaande éénrichtingverkeer in de Dr. Schaepmanstraat wordt opgeheven is beperkt. De auto die de Dr. Schaepmanstraat in wil rijden moet even wachten als er een tegemoet komende auto aankomt.
De maatregel is bedoeld om verkeer door de Dr. Schaepmanstraat te beperken. Er zijn meerdere vergelijkbare straten zoals Koekoeksweg (Oldenzaalsestraat), Landmansweg (Deurningerstraat) met verkeer in 2 richtingen. Verkeersmaatregelen zoals het instellen of opheffen van eenrichtingverkeer kunnen niet in een bestemmingsplan worden geregeld. Hiervoor worden aparte besluiten genomen in de vorm van verkeersbesluiten. Deze besluiten zullen worden gepubliceerd en staan open voor bezwaar en beroep.
  1. 3. J.B. Kuipers, Deurningerstraat 12, 7557 HG, Hengelo

Samenvatting van de zienswijze

1. Het terrein waarop de ontwikkeling is voorzien ligt hoger dan het perceel van appellant. Indien geen voorzieningen worden getroffen, vreest hij dat er wateroverlast op gaat treden. Hij vraagt zich af hoe dit voorkomen gaat worden.
2. Zou graag zien dat de zijde van de fietsenberging die gericht is op de erfscheiding
dichtgemaakt wordt in verband met uitzicht op zijn perceel.
3. Vraagt zich af hoe de erfafscheiding wordt uitgevoerd.
4. De mogelijke locatie van de vuilcontainer aan de Deurningerstraat is te dicht bij de voordeur van appellant, onder andere gelet op geuroverlast. Zijn voorkeur zou uitgaan naar een locatie nabij de entree van het terrein aan de Dr. Schaepmanstraat.
5. Het gebouw is te groot en te kolossaal voor de locatie. Het invullen van de locatie met bebouwing is best mogelijk, maar een inpassing met versnipperde woningen (vrijstaand / twee-aaneen) zou beter bij de omgeving passen. Daarbij zou een groter deel van het terrein aan de zijde van de nutsvoorziening groen ingericht kunnen worden.

Reactie op de zienswijze

1. De exacte uitvoering van de details van de ontwikkeling staat nog niet vast op het moment dat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. De zienswijze zal worden betrokken bij de detaillering van de verdere uitvoering van het plan.
2. Zie de beantwoording onder 3.1
3. Zie de beantwoording onder 3.1
4. Zie de beantwoording onder 3.1
5. Het nieuwbouwplan is méér dan een gebouw alleen. Het geeft een ruimtelijk antwoord op meerdere vragen en aspecten waardoor realisatie mogelijk wordt. Als de locatie met versnipperde woningen (vrijstaand/twee-aaneen) zou worden gevuld dan was het niet mogelijk om het gewenste/noodzakelijke programma te realiseren en zou nieuwbouw niet plaatsvinden.
  1. 4. R.H. Meier, Dr. Schaepmanstraat 25, 7557 JA, Hengelo

Samenvatting van de zienswijze

1. Heeft van RIBW nog geen uitsluitsel gekregen over de achtergrond van de toekomstige bewoners en de fase van behandeling. De buurt is kinderrijk, dus er is zorg over hun veiligheid. Kinderen kunnen nu namelijk vrijuit spelen op straat. Wil zekerheid dat hier geen pedofielen of andere ex-gedetineerden komen. Kort gezegd dat er geen mensen inkomen die een potentieel gevaar zijn voor de directe woonomgeving. Een mondelinge toezegging van het RIBW is hierin niet voldoende.
2. De nota van uitgangspunten “Oldenzaalsestraat-Groothuis” uit 2005 geeft letterlijk aan “De nieuwe bebouwing op de hoek Dr.Schaepmanstraat - Deurningerstraat met ca. 3 bouwlagen moet de identiteit en continuiteit van van dit oude lint versterken.” Vraagt zich af in hoeverre het ontwerp daar aan voldoet.
3. Door de invulling van het terrein komt het huidige parkeerterrein te vervallen. Aan de Dr. Schaepmanstraat is al een flinke parkeerdruk en de verwachting is dat er hierdoor een probleem ontstaat. Verzoekt om een vervangend alternatief hiervoor.
4. Vraagt zich af of een RIBW-gebouw met 16 wooneenheden niet te groot is voor een dergelijke kleine woonomgeving, daar er elders in de wijk ook al enkele sociale projecten aktief zijn.

Reactie op de zienswijze

1. De voorlichting naar de omwonenden heeft op diverse momenten en in diverse vormen plaats gevonden. Aan de klankbordgroep is uitleg gegeven over de werkwijze en de cliënten van de RIBW Twente. Er is een inloopavond georganiseerd waarbij een leidinggevende, een aantal medewerkers en ook cliënten, toekomstige bewoners, aanwezig waren. Met foldermateriaal, film, presentaties en gesprekken met buurtbewoners is men geïnformeerd.
Verder heeft RIBW Twente een gesprek georganiseerd tussen afgevaardigden van de klankbordgroep en huidige buren van andere locaties van RIBW Twente. Doel daarvan was om ervaringen uit te wisselen en vragen te stellen. De klankbordgroep was tevreden over de beantwoording en waren positief ten aanzien van de toekomstige bewoners van RIBW Twente.
De cliënten worden niet behandeld door RIBW Twente. Er vindt uitsluitend begeleiding plaats bij het wonen, het werken en het welzijn van de mensen.
De woningen in de ontwikkeling zijn in het bestemmingsplan bestemd voor mensen met een zorg- dan wel begeleidingsvraag. De exacte aard van de zorg of de begeleidingsvraag is niet in een bestemmingsplan te regelen.
Desondanks wordt toch kort op de zienswijze ingegaan. De beoogde doelgroep is en blijft zoals in eerdere bijeenkomsten meegedeeld is. Dat wil zeggen dat het gaat om mensen met een chronisch-psychiatrische problematiek die op onderdelen ondersteuning nodig hebben bij het zelfstandig wonen. Zij hebben een indicatie voor wonen met begeleiding, afgegeven door het CIZ (Centraal Indicatieorgaan Zorg). De indicatie wordt pas afgegeven wanneer iemand geen actieve problemen meer heeft en na behandeling en intensieve begeleiding in een kliniek heeft laten zien weer 'normaal' te kunnen functioneren. De cliënten die voor deze woonvorm worden aangewezen, zijn in staat om deze woonvorm aan te kunnen en zullen in principe niet voor meer overlast dan bewoners van reguliere woningen. RIBW Twente zal de huurder zijn van het pand en in die zin verantwoordelijkheid dragen en aanspreekbaar zijn voor signalen uit de omgeving. RIBW Twente zal in het kader van de begeleiding de cliënt tegen zichzelf beschermen en daarmee zal inherent ook de omgeving worden beschermd.
2. Het beeldkwaliteitplan is op 29 januari 2008 vastgesteld door de gemeenteraad. Daarmee werd het een toetsingskader voor de (onafhankelijke) welstandscommissie die beoordeelt of het bouwplan aan het beeldkwaliteitplan voldoet. In het beeldkwaliteitplan staat dat de nieuwbouw 'een bebouwingsaccent op de hoek van de Deurningerstraat en de Dr. Schaepmanstraat' is. Een 'accent' betekent dat het gebouw afwijkt van de omringende bebouwing. Dit kan zich uiten in een andere architectuur, kleur, hoogte, functie, etc. Maar bijvoorbeeld ook door een afwijkende rooilijn. In het genoemde beeldkwaliteitplan is dat al te zien. De 'sprong' in de rooilijn wordt bovendien zowel aan de Deurningerstraat als aan Dr. Schaepmanstraat verzacht door de aanwezige, en te handhaven bomen.
De nieuwbouw aan de Deurningerstraat/Dr. Schaepmanstraat is geen losstaand plan. Het vormt onderdeel van een groter geheel waarvoor in de afgelopen jaren al verschillende documenten zijn vastgesteld zoals een Visie, Nota van uitgangspunten, Beeldkwaliteitsplan, Stedebouwkundige plannen enz. Voorafgaand aan de vaststelling is er gelegenheid geweest om uw mening daarover te geven. Daarnaast vindt (nog steeds) regelmatig overleg plaats met de Klankbordgroep 't Groothuis over relevante ontwikkelingen zoals ook deze nieuwbouw.
3. De parkeerbehoefte die het plan genereert, wordt opgevangen door parkeerplaatsen binnen het plangebied en enkele parkeerplaatsen die aangelegd worden aan de Deurningerstraat. Parkeeronderzoek heeft uitgewezen dat er geen tekort is aan parkeerplaatsen. Mochten er in de toekomst parkeerproblemen ontstaan, dan kan overwogen worden extra parkeerplaatsen aan de Deurningerstraat aan te leggen.
4. De woningen in de ontwikkeling zijn in het bestemmingsplan bestemd voor mensen met een zorg- dan wel begeleidingsvraag. De exacte aard van de zorg of de begeleidingsvraag is niet in een bestemmingsplan te regelen.

III Conclusie en voorstel

Voorgesteld wordt:

Alle zienswijzen ongegrond te verklaren.

Sector Beleid en Projecten

november 2010