KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - 1
Artikel 4 Groen - 2
Artikel 5 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Fasering Medaillon
1.5 Huidige Situatie
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden
3.1 Water
3.2 Groen
3.3 Monumenten, Archeologie En Cultuurhistorie
3.4 Onderwijs
3.5 Sport En Recreatie
3.6 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
3.7 Verkeer En Parkeren
3.8 Milieu
3.9 Integrale Veiligheid
3.10 Duurzaam Bouwen
3.11 Beheer
3.12 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 4 Relevant Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
5.2 Planopzet
5.3 Handhaving Van Het Plan
5.4 Vooroverleg, Zienswijzen En Verder Verloop Van De Procedure
Bijlage 1 Waterhuishoudkundig Onderzoek
Bijlage 2 Notitie Toetsing Flora- En Faunawet Projectlocatie Dijksweg/europalaan
Bijlage 3 Milieuaspectenstudie
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Nota Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Vmbo

VMBO

Bestemmingsplan - gemeente Hengelo

Vastgesteld op 02-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan VMBO van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0038-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afwijken:

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestaand:

  1. 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  1. 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat hoofdgebouw;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 kunstwerk:

een door de mens of machine gemaakt object; dit kan een civiel kunstwerk zijn of een artistieke kunstuiting;

1.21 maatschappelijke voorzieningen

medische, sociale, educatieve, sportieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening (hieronder in ieder geval begrepen (kinder)opvang en dagbesteding), alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.22 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, bodemenergiesystemen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.23 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.24 ondersteunende horeca:

kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;

1.25 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.26 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.4 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. waterberging, watergangen en waterpartijen;

met tevens ondergeschikt:

  1. d. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  2. e. fietsenstallingen;
  3. f. kunstwerken;
  4. g. recreatief medegebruik;
  5. h. fiets- en/of voetpaden;
  6. i. verhardingen;
  7. j. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  8. k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. gebouwen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Groen - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. waterberging, watergangen en waterpartijen;

met tevens ondergeschikt:

  1. d. kunstwerken;
  2. e. recreatief medegebruik;
  3. f. fiets- en/of voetpaden;
  4. g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  5. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met tevens ondergeschikt:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. fiets- en/of voetpaden;
  4. e. verhardingen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
  7. h. parkeervoorzieningen;
  8. i. fietsenstallingen;
  9. j. kunstwerken;
  10. k. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  11. l. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  12. m. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen;

  1. a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

8.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 milieuzone - intrekgebied

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Verlenen van afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter.

Artikel 11 Algemene Procedureregels

11.1 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan VMBO.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

De directe aanleiding tot de bouw van een nieuw VMBO is in eerste instantie gelegen in het feit dat de gemeente een wettelijke zorgplicht voor adequate huisvesting heeft. De nieuwe vestiging van het VMBO vervangt de oude vestigingen en zal zodoende een impuls geven aan het onderwijs. Verder biedt de samenwerking tussen Carmel en OSG en nieuwbouw kansen voor een kwaliteitsverbetering en samenwerking met andere externe partners. Omdat de nieuwbouw van het VMBO niet past binnen het geldende bestemmingsplan is er een nieuw bestemmingsplan opgesteld, waarin de nieuwbouw van het VMBO met de bijbehorende voorzieningen mogelijk wordt gemaakt.

In 2005 is de gemeenteraad van Hengelo akkoord gegaan met het voorstel voor de bouw van een viertal scholen voor het voortgezet onderwijs. Drie scholen in of in de nabijheid van het plangebied Kristenbos voor de de Stichting Carmelcollege (waarvan 1 op Borns grondgebied) en een VMBO (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) vestiging voor het Stichting Openbare Scholengemeenschap Hengelo (OSG). Sindsdien is gewerkt aan de plannen voor de scholen. Vervolgens bleek dat, ondanks diverse aanpassingen en bijstellingen, de realisatie van de vestigingen voor de Carmel in Kristenbos binnen de vastgestelde kaders niet haalbaar is.

Om toch nieuwbouw van het VMBO mogelijk te maken zijn gesprekken gevoerd tussen de gemeente Hengelo en de besturen van OSG en Carmel. Dit heeft geresulteerd in de bereidheid om te gaan samenwerken vastgelegd in een intentieverklaring: de beroepsgerichte leerwegen van het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO) en een deel van de theoretische leerweg van het VMBO te huisvesten in één gebouw. Daarnaast is de nadrukkelijke voorwaarde gesteld dat deze vestiging wordt gerealiseerd op de locatie ten noorden van de wijk Medaillon. Deze intentieverklaring is op 5 november 2009 ondertekend door de 2 schoolbesturen.

In februari 2010 heeft de raad besloten om een voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen voor de uitwerking van het plan voor een gezamenlijk VMBO voor de Stichting OSG Hengelo en de Stichting Carmelcollege, waarbij het raadsbesluit van 19 juli 2005 werd ingetrokken. Vervolgens is in juli 2011 een intentieovereenkomst tussen beide schoolbesturen en de gemeente ondertekend. In deze overeenkomst is nadrukkelijk de wil tot gezamenlijke realisatie van het plan tussen de drie partijen uitgesproken. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad in september 2011 het besluit tot nieuwbouw van het VMBO genomen en het bijbehorende budget beschikbaar gesteld.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied VMBO is globaal gelegen tussen de Europalaan, Houtmaatweg en de Dijksweg, ten noorden van het woongebied Medaillon. Op onderstaande afbeelding is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0001.jpg"

ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor de gronden die binnen dit plangebied zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan Buitengebied 1963, vastgesteld door de raad op 27 april 1965 en goedgekeurd door GS op 27 juni 1966. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd tot agrarisch gebied.

1.4 Fasering Medaillon

De locatie Medaillon is in de Intergemeentelijke structuurschets (Hengelo-Enschede) aangewezen als te ontwikkelen woningbouwlocatie. Dit omdat ervoor is gekozen om de kostbare buitenruimte, die van hoge kwaliteit is, te behouden en met name in de bestaande stad te zoeken naar geschikte locaties voor woningbouw.

Voor fase 1 is in 2008 het bestemmingsplan Medaillon vastgesteld door de raad. Fase 1 is in hoofdzaak ingericht als woongebied, en daarnaast is er in beperkte mate ruimte voor kleinschalige bedrijfsmatige en sociale activiteiten. Fase 2 zou ook uitgewerkt worden en ontwikkeld worden als woningbouwlocatie, zodra fase 1 gereed was. Gezien de ontwikkelingen op de woningmarkt van de afgelopen jaren is er echter voor gekozen fase 2 beschikbaar te stellen voor de bouw van het VMBO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0002.jpg"

fasering Medaillon

1.5 Huidige Situatie

Het plangebied VMBO bevindt zich binnen de grenzen van fase 2 van Medaillon. De VMBO locatie is een restgebied van een open groene ruimte binnen de stedelijke ontwikkeling. Het oorspronkelijke landelijke karakter is nog herkenbaar. Aan de westzijde wordt deze open ruimte begrensd door kantorenlocatie Westermaat. Aan de oostzijde bevindt zich achter de bestaande woningen aan de Dijksweg stadspark 't Weusthag, aan de noordzijde manege de Kapberg met bijbehorende weilanden en aan de zuidzijde de woonwijk Medaillon.

De VMBO locatie kent momenteel een agrarisch gebruik, als maisland en grasland. Langs de randen staan hier en daar bomenrijen. Langs de busbaan aan de Europalaan staat een bomenwal. Achter de bestaande woningen aan de Dijksweg bevindt zich een bosje. De gemeente Hengelo is eigenaar van alle percelen binnen het plangebied VMBO.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0003.jpg"

plangebied VMBO gezien vanaf de Europalaan

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan

Het plangebied ligt grofweg ten westen van het Weusthagpark en ten noorden van Medaillon, een nieuw woongebied in een parkachtige groene setting. Het is een beeldbepalende zichtlocatie als men vanaf de Europalaan de stad nadert. Het is ook een gebied waar sprake is van veel beperkingen door milieutechnische hinderzones. Vanwege deze kenmerken van het gebied zijn zorgvuldig inpassen van het programma en stedenbouwkundige uitwerking daarvan belangrijke uitgangspunten. Het stedebouwkundige plan voorziet in de ontwikkeling van een schoolgebouw, een sporthal, schoolplein (verhard+groen), parkeerruimte, fietsstalling en wadi.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0004.png"

schetsontwerp mogelijke invulling

Het schoolcomplex wordt zodanig gesitueerd in het plangebied dat het op voldoende afstand is van woongebied Medaillon, van de Europalaan, de A1 en de manege. Daardoor ontstaat een veilige en prettige leefomgeving voor scholieren. Uitgangspunt voor de nieuwe school is het ontwerp dat destijds ontwikkeld is voor het project Kristenbos. Dit schoolcomplex bedraagt 3 bouwlagen en heeft een bijzondere bouwvorm. In dit verband zal dit nieuwe gebouw zowel een markante als passende invoeging in een groene omgeving worden. De exacte ligging en oriëntatie van het gebouw worden nader bepaald.

De nieuwe sporthal wordt ontwikkeld aan de oostkant van het gebied. De representatieve zijde is naar de school gericht. Een ander aandachtspunt is de afstand tot het school gebouw (bezonning, zichtlijnen naar landschap etc.). De parkeerbehoefte van de school wordt aan de west- en zuidzijde van het schoolcomplex gerealiseerd. Parkeerruimtes hebben een groene uitstraling. De grond tussen parkeren en woongebied Medaillon zal een wat parkachtige invulling krijgen.

Omdat scholieren veelal per fiets of openbaar vervoer naar hun bestemming gaan, wordt de hoofdingang voor langzaamverkeer zo dicht mogelijk bij de HOV halte gesitueerd. Vanaf dit punt leiden langzaamverkeersroutes scholieren op een vanzelfsprekende wijze naar het schoolcomplex of sporthal. Aan de uiterste oost zijde van het plangebied (aan de Dijksweg) wordt een secundaire ingang voor langzaam verkeer gerealiseerd. Daardoor wordt het plangebied beter toegankelijk zowel voor scholieren als recreanten. De fietsenstalling wordt in principe zo dicht mogelijk bij de entree van de school geplaatst. Er wordt verder onderzocht of er een fietsenstalling gedeeltelijk bij de sporthal gerealiseerd kan worden.

Om hemelwater te bergen en wateroverlast te vermijden worden er wadi's aangelegd. Aan de noordelijke kant van het gebied komt de grootste wadi. Dit relatief groot en waterrijk groen gebied zal zeker de leefbaarheid van het schoolcomplex bevorderen. Het zal ook de relatie met het Weusthagpark beter zichtbaar en voelbaar maken.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden

3.1 Water

3.1.1 Duurzaam watersysteem

Voor de VMBO-locatie wordt een duurzaam watersysteem gerealiseerd. Gezocht is naar een robuust systeem dat goed scoort in termen van duurzaamheid en beheerbaarheid en dat weinig milieubelasting teweegbrengt.

3.1.2 Afvalwater

Het afvalwater (zowel het zwarte als het grijze) zal worden afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel aan de Wegtersweg. Hiertoe wordt het rioolsysteem van de VMBO aangesloten op een bestaand rioolgemaal aan de Europalaan.

3.1.3 Hemelwater

Voor de afvoer van hemelwater worden geen riolen aangelegd. Het hemelwater zal worden afgevoerd (en deels geïnfiltreerd) via de trits perceelgoot-straatgoot-wadi-beek. Van groot belang is dat deze afvoer oppervlakkig (en dus zichtbaar) plaatsvindt, waardoor het vrijwel uitgesloten is dat afvalwater wordt afgevoerd via het systeem voor hemelwaterafvoer. Verder is van belang dat er in het systeem bij de wadi een bodempassage plaatsvindt, waardoor een aanzienlijke zuivering van afstromend water optreedt. De verwachting is dat de waterkwaliteit goed zal zijn door deze opzet.

3.1.4 Goten

Vanaf de verhardingen wordt het hemelwater afgevoerd middels goten naar de wadi. Hierbij is van belang dat het hemelwater zichtbaar wordt aangeleverd aan de openbare weg.

3.1.5 Wadi's

Een wadi is een met gras beklede greppel waarin hemelwater oppervlakkig wordt geloosd. Vanuit de wadi zal het water kunnen infiltreren naar de ondergrond. Hiertoe wordt onder de wadi een sleuf met drainagezand aangebracht, ingepakt in worteldoek. Een drainagebuis in de sleuf met drainzand zorgt enerzijds voor verdeling van het water in tijden van infiltratie en zorgt anderzijds voor drainage in tijden met hoog grondwater.

Een integraal waterhuishoudkundig systeem met wadi's verzorgt 5 functies:

  1. a. Zuivering van afstromend hemelwater door de gras- en bodempassage;
  2. b. Infiltratie in tijden met lage grondwaterstanden;
  3. c. Drainage in lagere plandelen in tijden met hoge grondwaterstanden;
  4. d. Retentie om piekafvoeren op de beken te vermijden;
  5. e. Afvoer omdat per saldo er een wateroverschot is.

Binnen het plangebied worden meerdere wadi's aangelegd. De grooste wadi wordt in het laagste deel van het plangebied aangelegd. De wadi heeft een robuuste uitvoering en is goed te beheren en te onderhouden. Met de beheer-afdelingen zijn goede afspraken gemaakt over het onderhoud van de wadi's. Hiertoe is een onderhoudsschema opgesteld. De waterberging is dit plangebied is 70 mm. Dit is meer dan de noodzakelijke 40 mm. Dit komt omdat ook restberging (30 mm) van het plangebied Medaillon hier wordt gerealiseerd.

Ten aanzien van het bovengenoemde aandachtspunt a. omtrent de zuiverende werking van wadi's wordt verwezen naar de RIONED-publicatie “Wadi's: aanbevelingen voor ontwerp, aanleg en beheer” van februari 2006. Deze publicatie maakt de resultaten bekend van een zes jaar durend onderzoek naar wadi's in de wijk Ruwenbos in Enschede. Er is onder meer onderzoek gedaan naar de zuiverende werking van wadi's. Gebleken is onder andere dat microverontreinigingen (PAK's en zware metalen) zich ophopen in de toplaag van de wadi. Ze binden zich sterk aan zwevende deeltjes in het afstromende regenwater. Deze deeltjes worden door infiltratie en adsorptie in de wadibodem afgevangen.

3.1.6 Ligging in het intrekgebied van drinkwaterwinning Hasselo

Het betreffende plangebied is gelegen in het intrekgebied van waterwinning Hasselo. Het gebied wordt planologische beschermd vanuit het provinciaal beleid. Voor deze gebieden geldt het voorzorgprincipe. Dit betekent dat nieuwe grootschalige, voor de kwaliteit van grondwater risicovolle functies, zoals woningbouw, alleen onder voorwaarden worden toegelaten. Aangetoond moet worden dat voor grootschalige stedelijke functies in intrekgebieden waarin al stedelijke functies aanwezig zijn deze nieuwe functies niet mogen leiden tot vergroting van de risico's op verontreiniging van het grondwater (stand still-beginsel).

Het gebied is momenteel voor het grootste deel agrarisch in gebruik. Weilanden, houtwallen en lintbebouwing wisselen elkaar af. Het gebied wordt aan de westzijde begrensd door een bedrijventerrein en aan de oostzijde door het Weusthagpark. Aan de zuidoostzijde wordt het plan begrensd door woonwijk Medaillon. De gronden hebben grotendeels een agrarische bestemming. Binnen deze bestemming is het mogelijk dat t.b.v. het gebruik allerlei meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Deze stoffen kunnen van invloed zijn op de (grond)waterkwaliteit. Bij het beëindigen van dit gebruik zal deze ook verdwijnen.

Het gebied is bedoeld voor de vestiging van een VMBO voorziening. De bovenkant van deklaag in het plangebied bevindt zich op ongeveer 16 meter t.o.v. het NAP en de dikte van de deklaag is circa 7 meter. Dit betekent dat de fysische kwetsbaarheid van de bodem gering is. Toch zullen er maatregelen moeten worden genomen om het risico op grondwatervervuiling gelijk te houden aan het risico van het huidige gebruik. Hieronder worden de maatregelen genoemd die daartoe worden genomen.

  • A. Duurzaam watersysteem

Dit watersysteem is hierboven in paragraaf 3.1.5 reeds uitvoerig beschreven.

  • B. Foutieve rioolaansluitingen

De Hasseler Es is een woonwijk aan de noordkant van Hengelo die in de jaren 80 van de vorige eeuw is gerealiseerd. Een groot deel van deze wijk is gelegen in het intrekgebied van waterwinning Hasselo. In de Hasseler Es is een gescheiden rioolstelsel aangelegd. In theorie is dat een prima principe; vuil water wordt naar de RWZI afgevoerd en wordt daar gezuiverd terwijl schoon hemelwater op de beken of vijvers wordt geloosd. De praktijk wijst echter uit dat nogal wat afvalwater wordt geloosd op het stelsel voor hemelwater. Dit komt met name door foutieve rioolaansluitingen. In dat geval wordt er dus permanent afvalwater geloosd op het hemelwaterriool en daarmee op de vijvers en beken. Het aantal foutieve aansluitingen wordt voorzichtig geschat op 15-20%. De gemeente Hengelo is voornemens om de foutieve rioolaansluitingen in de Hasseler Es op te sporen en te herstellen. De kwaliteit van het oppervlaktewater zal hierdoor toenemen. Hierbij is het zeer waarschijnlijk dat, gezien de relatie tussen oppervlaktewater en grondwater, tevens de kwaliteit van het grondwater positief wordt beïnvloed. Deze positieve beïnvloeding wordt in het kader van de saldobenadering binnen het intrekgebied ten gunste van de ontwikkeling gebruikt.

  • C. Duurzaam materiaalgebruik

Voor de VMBO locatie zal als specifieke eis, de eis van toepassing niet-uitloogbare materialen worden (maximale m-klasse van 4). E.e.a. wordt vastgelegd in de overeenkomst met de schoolbesturen. Gezocht moet worden naar alternatieven voor milieubelastende bouwmaterialen en zware metalen.


Milieubelastende materialen in de bouw - zware metalen

Milieubelastende materialen zoals koper, lood en zink zijn zware metalen die nog veel in de bouw worden toegepast. De toepassing als bouwmateriaal zorgt voor een continue diffuse bron van deze metalen naar het grondwater en oppervlaktewater. Hoewel de exacte omvang van het aandeel van bouwmetalen in de totale metalenemissie ter discussie staat, is duidelijk dat de normen voor metalen in stedelijk water en in waterbodems gemiddeld genomen vaker worden overschreden dan in het landelijk gebied. Vanuit het oogpunt van emissiepreventie is de gemeente Hengelo van mening dat toepassing van milieubelastende materialen binnen onder meer het grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied voorkomen moet worden.

Er is een aantal mogelijkheden voor het voorkomen van verontreiniging van grond- en oppervlaktewater door atmosferisch blootgesteld zware metalen. Om emissies van atmosferisch blootgesteld zware metalen tegen te gaan zijn de volgende maatregelen mogelijk:

1. Aangepast ontwerp.
2. Alternatief materiaal bij nieuwbouw (en verbouw/renovatie).
3. Coaten van (bestaand) atmosferisch blootgesteld metaal.
4. Gecontroleerde infiltratie

Bij de eerste twee maatregelen wordt de emissie geheel voorkomen. Deze maatregelen werken niet kostenverhogend, mits in een vroeg stadium van het bouwproces hiervoor aandacht is.

ad 2) Alternatief materiaal bij nieuwbouw

Een overzicht van mogelijke alternatieven staat in onderstaande tabel. Uit deze tabel blijkt dat er voldoende alternatieven zijn voor de toepassingen van atmosferisch blootgestelde zware metalen.

Toepassing Alternatief
Hemelwaterafvoer



- Polyester. Staal/hout met EPDM-folie (goot)
- gecoat staal. Gecoat zink
- PPC
- PP
- PVC met hergebruikgarantie
- PE
- PA
- dakconstructie waarvoor geen dakgoot nodig is: verlengde oversteek
- Opvangen op dak en hergebruiken.vegetatiedak
Dakbedekking


- Pannen (beton, keramisch)
- Vezelcement golfplaten
- leien (steen, hout, bitumen)
- EPDM
- APP en/of SBS gemodificeerd bitumen
- PVC.PIB folie
- Polyolefinen
- Aluminium (blank of met poedercoating)
- Bitumen
- Riet
Verzinkt stalen trappen en hekken


- Hout
- beton
- verzinkt staal met poedercoating
- gecoat aluminium
Gevelbekleding


- Hout
- Multiplex
- Vezelcementplaat
- Aluminium
- Kunstharsgebonden plaat
- Metselwerk
- Cementpleister
- Kunststof
- (Verzinkt) staal beschermd door poedercoating
Verzinkt stalen straatmeubilair (fietsenrekken, verkeerspalen en straatverlichting), geleiderails, hekken en trappen
- Kunststof
- (duurzaam geproduceerd) (Europees) hardhout
- Gecoat niet-verzinkt staal (poedercoating)(Niet voor fietsenrekken)
- Verven of emailleren van verzinkt staal
- Minder of anders uitgevoerd straatmeubilair

ad 3) Coaten van (bestaand) atmosferisch blootgesteld metaal (toelichting voor zink)

Om uitloging van zink uit bouwmaterialen te voorkomen hebben zinkfabrikanten twee coatings ontwikkeld: één coating voor nieuwe zinkoppervlakken (ENKEcoat) en één voor bestaande (ENKE-Renocoat). De coatings zijn gebaseerd op acrylhars en zijn weersbestendig alsmede tegen zuren, zoals in bitumen en riet). Het voordeel van het gebruik van deze coatings is dat uitloging tot een minimum beperkt wordt (genoemd wordt een teruggang met 98%). De coating heeft geen nadelige invloed op de levensduur van zink en het heeft geen negatief effect op de recycling ervan. Toch is er sprake van enige milieudruk. Door slijtage vermindert de beschermende werking tegen uitloging. Naar schatting moet het om de 15 jaar worden overgeschilderd met ENKE-Renocoat. Dit legt dus een last op de beheersfase van het materiaal.

ad 4) Gecontroleerde infiltratie

Om verspreiding van verontreiniging te voorkomen is gecontroleerde infiltratie, bijvoorbeeld via wadi, of IT-systeem (infiltratie transport) een optie. Door een vulmateriaal met hoge bindingeigenschappen te kiezen kan een redelijk tot goed zuiveringsrendement worden gehaald. Een beheersplan met daarin aandacht voor monitoring van het metalengehalte is bij deze maatregel essentieel. Via beheersmaatregelen (vervangen vulmateriaal, afvoeren verontreinigd vulmateriaal) moet voorkomen worden dat zink doorslaat. Na de voorziening kan het water in bodem of op oppervlaktewater worden geloosd. Deze maatregel kan bij bestaande bouw en nieuwbouw worden genomen. Vanzelfsprekend hebben maatregelen aan de bron de voorkeur.

  • D. Conclusie

Het risico van grondwatervervuiling door het huidige gebruik is verwaarloosbaar. Echter door het gebruik van niet-uitloogbare materialen bij de bouw van de school, waterafvoer via goten naar wadi's en het hele duurzame waterbeheer maakt dat ook het toekomstige gebruik een verwaarloosbaar risico vormt voor de grondwaterkwaliteit binnen het intrekgebied. Als extra maatregel zullen binnen het intrekgebied, maar buiten het plangebied, foutieve rioolaansluitingen in de Hasseler Es opgespoord en hersteld worden. Dit heeft indirect een positief effect op de grondwaterkwaliteit. In het kader van de saldobenadering kan geconcludeerd worden dat het risico van grondwaterverontreiniging door het toekomstige gebruik niet groter zal worden.

3.1.7 Watertoets

Voor het uitbreidingsplan Medaillon is door de Grontmij in nauw overleg met het waterschap Regge en Dinkel een waterhuishoudingsplan opgesteld (bijlage 1). De VMBO-locatie maakt onderdeel uit van dit waterhuishoudkundig systeem. Het waterschap Regge en Dinkel kan instemmen met dit plan.

3.2 Groen

3.2.1 Huidige situatie

Het plangebied is als mais- en weiland in gebruik en vrij van opgaande beplanting. Langs de randen staan hier en daar bomenrijen. Langs de Europalaan staat een gemengde bomenwal met eik, els, wilg, berk en es; de kwaliteit van de bomen wisselt van goed tot matig. Langs het erf van de woning aan de Dijksweg 37 staan wilgen en eiken van goede kwaliteit.

3.2.2 Toekomstige situatie

Het plangebied grenst in het westen aan de Europalaan die als eikenlaan is ingericht. In oosten kijkt het gebied uit op het Weusthag, dat als stadspark ontwikkeld wordt.

3.2.3 Flora en fauna

Voor de bestemmingsplanwijziging is een toetsing noodzakelijk in het kader van de Flora- en faunawet. In 2011 is een veldonderzoek uitgevoerd voor de projectlocatie het Weusthag, waar de betreffende locatie onderdeel van uit maakt (Eelerwoude, mei 2011). Voor de betreffende locatie is op 18 oktober 2011 een notitie toetsing Flora- en Faunawet projectlocatie Dijksweg/Europalaan opgesteld. Deze is als bijlage bij de toelichting opgenomen.

Effectenbeoordeling

De bouw van de school zal leiden tot een verlies van leefgebied van een aantal licht beschermde soorten (o.a. veldmuis, mol en haas), en broedvogels (kievit). Op tabel 1 soorten geld een vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen, wel blijft de zorgplicht van toepassing. Overige (strikter) beschermde soorten, zoals vleermuizen, zullen geen negatieve effecten ondervinden van de voorgenomen werkzaamheden. De geplande werkzaamheden dienen wel buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden.

Conclusies en advies

Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. De voorgenomen werkzaamheden hebben naar verwachting geen negatief effect op strikt beschermde soorten (wel op enkele licht beschermde soorten). Het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk. De geplande werkzaamheden dienen echter wel buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden.

3.3 Monumenten, Archeologie En Cultuurhistorie

3.3.1 Monumenten

Binnen het plangebied VMBO zijn geen monumenten aanwezig.

3.3.2 Archeologie

3.3.3 Cultuurhistorie

3.3.4 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan. De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

3.3.5 Cultuurhistorische inventarisatie

3.4 Onderwijs

In overleg met de schoolbesturen OSG en Carmel is gewerkt aan de ambitie om één kwalitatief sterk beroepsgericht VMBO te realiseren voor de leerlingen uit Hengelo en Borne. Er is overeengekomen om vervangende nieuwbouw voor 1.100 VMBO leerlingen te realiseren. Beide schoolbesturen hebben in de intentieverklaring uitgesproken het VMBO in één gebouw te willen aanbieden. Een werkgroep, met medewerkers van beide schoolbesturen heeft onderzocht hoe de samenwerking vorm gegeven kan worden. Verschillende modellen zijn ontwikkeld. De samenwerking zal in de beginfase vooral vorm krijgen in leerjaar 3 en 4 in de praktijkvakken.

Beide schoolbesturen hebben bij het uitspreken van de intentie om het VMBO gezamenlijk vorm te geven al de locatie nabij het plangebied Medaillon als voorkeurslocatie genoemd. Deze locatie is centraal gelegen tussen Hengelo en Borne en is voor de leerlingen uit het voedingsgebied van de scholen goed bereikbaar per fiets, auto en openbaar vervoer.

3.5 Sport En Recreatie

Volgens de norm heeft de VMBO school recht op gymlokalen. De 1.100 leerlingen hebben een ruimtebehoefte sport van 1.643 m2 BVO (vergelijkbaar met 4 gymlokalen met een standaard BVO van 455 m2). Voor de sporthal is in het plan rekening gehouden met een terreinbehoefte van 1.820 m2. Het is van belang dat er een aantal gymlokalen worden gecombineerd tot een zaal zodat er een sporthal kan worden gerealiseerd. Deze is dan ook breder inzetbaar dan alleen voor onderwijsdoeleinden. Vanuit de gemeente kan deze hal dan ook buiten schooltijd verhuurd worden. Omdat deze hal een toevoeging is aan de Hengelose hallen en geen vervanging is van een oude hal, is op dit moment nog niet helemaal bekend wie precies in de avonduren de sporthal gaat gebruiken. Wel is bekend dat er behoefte is aan extra verhuurbare binnensportruimte voor lokale sportverenigingen.

3.6 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

3.7 Verkeer En Parkeren

3.7.1 Huidige situatie

Auto

Het plangebied wordt primair ontsloten via de Europalaan en de Fré Cohenstraat/Houtmaatweg. De Europalaan maakt onderdeel uit van de invalsweg / radiaal Bornsestraat - Rondweg en heeft een belangrijke functie voor de afwikkeling van het verkeer op het hoofdwegennet in heel Hengelo. Van de Bornsestraat tot de Hazenweg is het snelheidsregime van de Europalaan 50 km/uur. Na de Hazenweg tot het geregelde kruispunt Rondweg (N743) is het snelheidsregime op de Europalaan 60 km/uur. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Dijksweg. (deze smalle straat vormt geen (primaire) ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van de ontwikkeling VMBO en de sporthal accommodatie). Zowel de Fré Cohenstraat/Houtmaatweg als de Dijksweg zijn nu nog 50 km/uur wegen, maar zullen worden gecategoriseerd en afgewaardeerd naar 30 km/uur wegen (erftoegangswegen). Dit is opgenomen in de verkeers- en circulatie maatregelen plan Medaillon, waarvoor de benodigde verkeersbesluiten voor het gehele plan al zijn genomen. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de Pieter de Hoochstraat. Deze woonstraat welke nu nog in de bouwrijp fase is, vormt geen onderdeel van de ontsluiting naar de VMBO locatie, maar wordt gescheiden door een groenbuffer en een wadi. De zogenaamde erftoegangswegen in gebied Medaillon, inclusief de wegen Fré Cohenstraat/Houtmaatweg en Dijksweg, vormen dus een verblijfsgebied waar een maximale snelheidsregime gaat gelden van 30 km/uur. Het verkeersbeleid is gericht op de inrichtingsprincipes welke voldoen aan de uitgangspunten van duurzaam veilig verkeer. Dat wil zeggen dat doorgaand gemotoriseerd verkeer in verblijfsgebieden zoveel mogelijk wordt voorkomen. Op logische plekken zoals oversteekpunten voor langzaam verkeer en kruisingsvlakken of kruispunten worden verkeersremmende maatregelen gerealiseerd zoals drempelplateaus.

Fiets

Het plangebied beschikt (al) over een redelijk fijnmazig fietsnetwerk met de nodige solitaire voorzieningen en fietspaden voor de fietsers (zie kaartje "langzaamverkeer" bij paragraaf 3.7.3). De belangrijkste is de stadsfietsroute Slangenbeek (Vossenbelt). Ter hoogte van de Europalaan sluit deze stadfietsroute in zuidelijke richting na het Rijksweg A1 viaduct, aan op de Fré Cohenstraat en Achterhoekseweg. Tevens is er extra aandacht voor de integratie met de oost-west fietsrelaties vanuit plan Medaillon naar zowel naar woonwijk Hengelose Es alsmede bedrijvenpark Westermaat Zuidoost en bedrijventerrein Westermaat Zuidwest.

Openbaar vervoer/HOV

Langs het plangebied lopen buslijnvoeringen 8 en 13. Deze buslijnen maken onderdeel uit van het Hoogwaardig Openbaar Vervoer systeem (HOV) van Hengelo. Delen van dit HOV netwerk kennen aparte snelle busbanen waar de bus voorrang heeft op al het andere verkeer. In de spitsperioden kent het HOV een hoge ritfrequentie van vier bussen per uur. Op de Europalaan en parallel gelegen busbaan is ter hoogte van de Hazenweg en de gesitueerde hoofdentree van de nieuwe VMBO locatie, een HOV bushalte aanwezig.

Verkeersveiligheid

In het kader van het beleid Duurzaam Veilig worden alle verblijfsgebieden in en rond het VMBO plangebied ingericht als 30 km/uur zone. Er zal blijvend worden gemonitord of er nog sprake is van (nieuwe) verkeersonveilige situaties. Op de hoofdwegenstructuur komt één locatie als verkeersongeval locatie naar voren welke speciale aandacht vraagt. Dit is de rotonde Bornsestraat. Deze rotonde nadert zijn maximale verwerkingscapaciteit in de spitsperioden. Vanuit het aspect verkeer(on)veiligheid zal deze locatie binnen twee tot drie jaar een Verkeersongevallen Concentratie punt (VOC) worden. Omdat fietsers op de rotonde voorrang hebben (eis Binnen de Bebouwde Kom), betekent dit bij de realisatie van de VMBO school dat nog meer fietsers de doorstroming van gemotoriseerd verkeer, zowel stad in als stad uit, versneld negatief gaan beïnvloeden. Uit een analyse van de aangeleverde herkomst gegevens gaat het om ongeveer 470 fietsers per dag extra op deze rotonde. Het ombouwen tot een volledig geregeld kruispunt is dan ook op de middellange termijn verkeerskundig noodzakelijk.

3.7.2 Nieuwbouw VMBO

Fietsparkeren

Goed en veilig kunnen fietsparkeren bij grote schoolfuncties is belangrijk. Door een dagelijks groot aantal slordig geparkeerde fietsen wordt de vooraf nagestreefde beeldkwaliteit niet gehaald en ontstaat een rommelig beeld. Ook het beheer en onderhoud vormt al snel een structureel probleem.

Fietsparkeren VMBO school

Op basis van diverse rekenmethodieken en door de schoolbesturen aangeleverde gegevens en aanwezigheidspercentages, zijn ten behoeve van de modaliteit fietsparkeren voor leerlingen én docenten/medwerkers minimaal 1.287 fietsparkeerplaatsen benodigd.

Fietsparkeren sporthal

De ligging van de entrees van het VMBO gebouw en de sporthal accomodatie liggen relatief ver uit elkaar, dus dubbelgebruik van VMBO fietsparkeerplaatsen zal niet of nauwelijks plaatsvinden. Daarom is een afzonderlijk fietsparkeercluster pal naast de entree van de sporthal een vereiste. Gerekend wordt met minimale behoefte van 45 fietsparkeerplaatsen.

Autoparkeren

Uitgangspunt bij aanwezigheid VMBO leerlingen en VMBO docenten is dat op een gemiddelde werkdag 100% van de in totaal 1.112 leerlingen aanwezig (dagonderwijs, leeftijd van 12-16 jaar) en 80% van de in totaal 123 docenten/personeelsleden. Deze percentages komen uit de vakliteratuur.

Autoparkeren VMBO school

Ten aanzien van de totale parkeervraag zijn er diverse rekenmethoden met elk hun eigen benaderingswijze. Bijvoorbeeld op basis van groepen leerlingen, per leslokaal of vergelijkbare schoolfuncties zoals vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009). De meest realistische methode is de parkeervraag op basis van mobiliteitsgedrag / modal split vanuit de praktijk en aangeleverd door de scholen zelf. Op een gemiddelde werkdag is 80% van docenten aanwezig, van die 80% komt 80% met de auto. Dit komt overeen met een totale parkeerbehoefte van minimaal 79 parkeerplaatsen. Gezien de perifere ligging dichtbij Rijksweg A1 /afrit 30 en de uitkomsten van de verschillende rekenmethodes, is het aantal van 80 pp voor parkeren voor de groep docenten / personeelsleden op eigen terrein een minimale vereiste.

Autoparkeren sporthal

De functie sporthal genereert een aanvullende theoretische bruto parkeerbehoefte van 41,8 pp afgerond 42 parkeerplaatsen (gemeentelijke parkeernorm 2,3 pp/100 m2 BVO bij 95% bezoekersaandeel). Het primaire gebruik van deze sporthal is echter voor de VMBO leerlingen zelf op reguliere schooltijden en het verzorgingsgebied overwegend lokaal. Bij avond activiteiten kunnen bezoekers/gasten parkeren op de reguliere VMBO parkeerplaatsen. Het VMBO kent geen avondonderwijs. Dit genereert in dat geval dan geen extra parkeerbehoefte vanwege het toe te passen dubbelgebruik van parkeerplaatsen.

Bevoorrading (laden en lossen)

Het scheiden van bevoorrading stromen van de overige verkeerstromen is aan te bevelen. De aanleg van een laad- en loshaven of zone op eigen terrein is een vereiste. Ingewikkelde achterwaartse manoeuvres door expeditieverkeer moeten in deze schoolomgeving te allen tijde worden voorkomen.

Kiss and Ride

Van de totaal 1.112 leerlingen zal volgens de vakliteratuur naar schatting 2% gehaald en gebracht worden met de auto. Volgens de CROW rekenmethodiek 'Halen en brengen bij Scholen' (CROW publicatie nr. 182) genereert dit een aanvullende parkeerbehoefte van 4 tot 5 parkeerplaatsen in een te realiseren Kiss and Ride ontwerp in de directe nabijheid van het VMBO terrein. Het is onwenselijk en verkeersonveilig dat dit haal- en breng gedrag door ouders of opvoeders gaat plaatsvinden op de Fré Cohenstraat, laat staan op de Europalaan.

Openbaar vervoer

Naast locatiekeuze, buslijnvoering openbaar vervoer (HOV lijn 8 en 13) , bestaande infrastructuur en mobiliteitsmanagement (inclusief bedrijfsvervoersplan), spelen ook de weersinvloeden een grote rol op de dagelijkse vervoerwijze keuze ('modal split') van de fietsende forens (docent/personeel).

Modaliteit docenten

Het is en blijft zeer wenselijk het gebruik van fiets en openbaar vervoer en carpoolmogelijkheden te stimuleren. Juist omdat hier veel voordelen aan zitten ten aanzien van aspecten zoals bereikbaarheid, leefbaarheid, milieu, gezondheid, maar ook maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheidsprincipes.

Modaliteit leerlingen

Hoeveel leerlingen met het openbaar vervoer naar deze perifere school locatie zullen gaan komen is onbekend. Vooralsnog wordt dit geschat op maximaal 100 leerlingen of 11% (op basis van afstand, herkomst en ligging NS stations).

HOV halte

De HOV halte aan de Europalaan inclusief busbaan ligt letterlijk 'gewoon pal voor de deur' en het is daarmee zondermeer wenselijk korte logische looplijnen te realiseren naar de hoofdentree VMBO om het gebruik van het (hoogwaardige) openbaar vervoer te stimuleren (4x p.u. in ochtendspits).

Reductie factoren OV

Reductie factoren op de parkeernormering/kencijfers en parkeerbalans berekeningen ten aanzien van bijvoorbeeld het (hoogwaardig en frequent) openbaar vervoer worden in deze stedelijke zone (rest bebouwde kom) en voor deze functie (VMBO inclusief sporthal) niet toegepast.

Parkeerbalans

De globale parkeerbalans voor deze nieuwe solitaire functie beperkt zich hoofdzakelijk tot een inventarisatie van de (totale) parkeervraag vanuit de VMBO zelf. Het primaire gebruik van de solitaire sporthal achter de VMBO school is voor de VMBO leerlingen zelf. Eventuele toekomstige wedstrijdfuncties met 'bezoekers/gasten' vinden plaats buiten de reguliere schooltijden. Mogelijk gecombineerd gebruik op basis van aanwezigheidspercentages is dan niet aan de orde, omdat de maximale parkeervraag (ongeveer 42 pp.) eenvoudigweg op eigen VMBO terrein kan worden opgevangen (mits eigen VMBO terrein uiteraard niet wordt afgesloten). In tegenstelling tot een ROC functie, is er ook geen sprake is van avondschool activiteiten, waardoor dit geen frictiemomenten in de totale parkeervraag genereert. Het aantal voor de groep docenten/personeelsleden te realiseren parkeerplaatsen blijft dus minimaal 80 parkeerplaatsen.

3.7.3 Bereikbaarheid en ontsluitingsstructuur

Op dit moment (oktober 2012) wordt de infrastructuur (bouwrijp fase) aangelegd voor de vervolgfasen van Medaillon. De woonstraat Pieter de Hoochstraat mag echter geen gehele of gedeeltelijke ontsluiting vormen van het VMBO terrein. Er dient bovendien een groenbuffer in stand te blijven welke niet mag worden doorsneden. Uitgangspunt in het aangrenzende gebied Medaillon is het definitief stedenbouwkundig plan en de inmiddels genomen verkeerbesluiten van de verkeermaatregelen en het circulatiemodel van plan Medaillon.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0007.png"

gemotoriseerd verkeer

Bereikbaarheid hulpdiensten

De primaire ontsluiting en (hoofd)aanvalsroute voor bijvoorbeeld eerstelijns brandweervoertuigen is via de Europalaan/Fré Cohenstraat. De ontsluiting via Dijksweg met fietsdoorsteek zal gedimensioneerd worden als secundaire ontsluiting en calamiteitentoegang voor hulpdiensten.

Europalaan/Hazenweg als mogelijke primaire aansluiting?

Het aanleggen van een volwaardige aansluiting voor de VMBO op de Europalaan ter hoogte van de Hazenweg is verkeerkundig zeer ongewenst, zeer onveilig dus geen reële optie. De redenen hiervoor zijn de volgende:

  • Slecht (uit)zicht, grote dode hoeken, dus geen duurzaam veilig ontwerp mogelijk;
  • Bocht met grote hoogteverschillen;
  • Relatief hoge snelheden gemotoriseerd verkeer;
  • Voor fietsers te kruisen drukke Europalaan, HOV busbaan én Fré Cohenstraat/Houtmaatweg;
  • Geen/weinig opstelmogelijkheden gemotoriseerd verkeer;
  • Zeer weinig ruimte voor alle infrastructuur;
  • Hoge investeringskosten en kapitaalvernietiging bij eventuele reconstructie.

Analyse herkomst (fiets)verkeer VMBO

Op basis van de door de schoolbesturen aangeleverde herkomst gegevens, laten zien dat het zwaartepunt in de ontsluiting van de VMBO aan de Europalaan/Fré Cohenstraat ligt. Tevens zal een aanzienlijk deel van de VMBO leerlingen dagelijks gebruik gaan maken van de rotonde Bornsestraat waardoor deze rotonde vooral in de ochtendspits periode nog zwaarder wordt belast. Dit heeft directe gevolgen voor de doorstroming van gemotoriseerd verkeer, de bereikbaarheid en de verkeersveiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0008.png"

Langzaamverkeer

Het gedrag van fietsende scholieren

Veel leerlingen fietsen meestal in grote clusters gezamenlijk naar school. Gewoon omdat in groepen fietsen gezellig is en je met elkaar kan bijkletsen. Dit gaat meestal via de kortste en snelste route. Bij het oppikken van andere (groepen) fietsers wordt in dat geval van die kortste route afgeweken. Deze keuze van korte snelle fietsroutes staat geheel los van de keuze van deze groep fietsers voor veilige(re) fietsroutes die misschien iets om fietsen zijn. Fietsen in grote groepen levert altijd specifieke problemen op met betrekking tot de dimensionering van bestaande (fiets)infrastructuur en de verkeersveiligheid. Bijvoorbeeld als het gaat om breedtes van fietspaden en fietsoversteken bij (geregelde) kruispunten en/of rotondes.

Scheiden van stromen

Het scheiden van stromen binnen het plangebied is zeer wenselijk. Stromen van die grote groepen fietsende leerlingen en de stromen van autoverkeer (op zoek naar een vrije parkeerplaats) en expeditieverkeer moeten elkaar niet moeten kruisen. Dit stelt bijzondere en heldere ontwerpeisen aan de uitwegconstructies en routering en inrichting op het (eigen) VMBO terrein.

Fré Cohenstraat als Fietsstraat

Omdat een aanzienlijk deel van de leerlingen vanuit het noorden en Hengelo zelf komt, ligt het zwaartepunt in ontsluiting aan de Europalaan/Fré Cohenstraat. Dit vraagt om een kritische blik naar de Fré Cohenstraat en omgeving als primaire ontsluitingsweg voor deze VMBO functie. Tevens zal deze nu nog 50/km/h weg, moeten worden gecategoriseerd en afgewaardeerd naar een 30 km/h weg en duurzaam veilig worden ingericht als fietsstraat.

Rood asfalt

Voor deze huidige stadsfietsroute is, gezien de toekomstige intensiteiten van gemotoriseerd verkeer, het toepassen van rood asfalt in elk geval verkeerskundig gezien een vereiste. Hiermee wordt de ondergeschiktheid van gemotoriseerd verkeer ten opzichte van het fietsverkeer sterk benadrukt. Dit is zeer belangrijk. Het gaat om het wegvak Achterhoekseweg tot begin fietspad viaduct A1 (waar fietsers in zuidelijke richting een hoge snelheid kunnen ontwikkelen).

Fré Cohenstraat/Houtmaatweg 'knippen'?

Het afsluiten van de Fré Cohenstraat/Houtmaatweg thv de Hazenweg wordt in het geheel niet overwogen. De nog smallere Dijksweg met slechts 4,0 meter breedte, kan maar een zeer beperkte capaciteit aan en is als tweerichtingsstraat (met zeer smalle bermen) kwetsbaar. Deze 'knip' is verkeerskundig zeer onwenselijk.

3.7.4 Samenvatting

Fietsparkeren

Ten behoeve van VMBO leerlingen én docenten/personeelsleden dienen in totaal minimaal 1.287 stuks fietsparkeerplaatsen te worden gerealiseerd zo dicht mogelijk bij de hoofdentree aan de Fré Cohenstraat zijde. Ten behoeve van de sporthal accommodatie dienen minimaal 45 fietsparkeerplaatsen te worden gerealiseerd direct bij de hoofdentree. Bij de eventuele keuze tot etage stallen (tweelaags stallen) voor de VMBO leerlingen is het mogelijk het ruimtegebruik van de voetprint bijna te halveren. Dit is echter geen noodzaak omdat tweelaags etage stallen nogal dominant in de ruimte staat.

Autoparkeren

Het minimum aantal van 80 parkeerplaatsen op eigen terrein voor de groep docenten / personeelsleden is noodzakelijk.

Bevoorrading

De inpassing en realisatie van een laad- en loshaven of zone op eigen terrein is wenselijk. Achterwaartse verkeersbewegingen door expeditie verkeer zijn onveilig en worden daarom niet toegestaan.

Kiss and Ride

Van de totaal 1.112 leerlingen zal naar schatting 2% gehaald en gebracht worden met de auto. Dit genereert dit een aanvullende parkeerbehoefte van 4 tot 5 parkeerplaatsen in een K en R strook ontwerp op eigen terrein.

Uitgangspunten binnen het plangebied

Het inpassen van het VMBO gebouw en sporthal inclusief juiste en logische situering van de hoofdentree vraagt grote creativiteit en zorgvuldigheid. Het scheiden van stromen binnen het plangebied is zeer wenselijk. De stromen van groepen fietsende leerlingen en de stromen van autoverkeer (op zoek naar een vrije parkeerplaats) en expeditieverkeer moeten elkaar niet kruisen. Dit stelt bijzondere en heldere ontwerp- en inrichtingseisen aan de uitwegconstructies, de routering en inrichting op het VMBO terrein zelf.

Uitgangspunten en maatregelenmix buiten het plangebied

Dit betekent concreet dat er wordt ingezet op:

  • Het optimaliseren en waarborgen samenhangend fietsroute netwerk;
  • Aanpak potentiële conflictpunten op de belangrijkste fietsroutes van en naar deze VMBO locatie;
  • Verbeteren verkeersveiligheid barrières Medaillon (zoals Europalaan en parallel gelegen HOV busbaan);
  • Primaire ontsluiting VMBO voor alle modaliteiten via de Fré Cohenstraat (hoofd entree/voorzijde);
  • Secundaire ontsluiting VMBO fietsverkeer via de Dijksweg (achterzijde);
  • Scheiden van verkeersstromen door middel van een heldere, logische en veilige terreininrichting;
  • Fietsen via de Europalaan stimuleren omdat dit zondermeer de veiligste fietsroute is met de minste conflicten;
  • Sluipfietsroute Rondweg – privéterrein hotel van der Valk - Hazenweg aanpakken, maar niet afsluiten;
  • Upgrading rotonde Bornsestraat met betrekking tot de afwikkeling van de extra VMBO fietsstromen vanuit de aspecten verkeers(on)veiligheid en doorstroming gemotoriseerd verkeer.

3.8 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, stank en geluid. De samenvattende conclusie is hieronder opgenomen.

3.8.1 Bedrijven en milieuzonering

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een manege die zwaarder is dan de over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Bij de planvorming is rekening gehouden met de, op grond van agrarische regelgeving, vereiste minimale afstand tussen de school en de manege. Tussen de school en de geprojecteerde woningbouw in Medaillon is rekening gehouden met de richtafstanden volgens de VNG uitgave bedrijven en milieuzonering. De afstanden tussen de overige bedrijven rondom het plangebied en de school voldoen aan de VNG zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat de te stellen milieueisen geen knelpunt vormen.

3.8.2 Bodem

Er is bodemonderzoek uitgevoerd op de planlocatie van een nieuw te bouwen VMBO-school aan de Europalaan. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater om op basis hiervan te kunnen beoordelen of de kwaliteit geschikt is voor de beoogde functie. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in het rapport “Verkennend bodemonderzoek plangebied te Hengelo; kenmerk: R001-4830715EVO-mfv-V01-NL” van Tauw. Dit onderzoek is als bijlage aan het bestemmingsplan VMBO toegevoegd.

Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn visueel geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Uit de analyseresultaten blijkt dat de bovengrond licht verontreinigd is met kobalt, koper en kwik. Daarnaast is er formeel gezien sprake van een lichte verontreiniging met HCH. Dit komt doordat de detectielimiet van HCH bij dit onderzoek boven de achtergrondwaarde van HCH ligt. Dus hoewel er geen HCH is aangetroffen, is er formeel wel sprake van een lichte HCH-verontreiniging. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium en molybdeen aangetroffen.

Conclusie
Op basis van dit onderzoek zijn er geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig voor de geplande nieuwbouw van een VMBO-school met fietsenstalling en sporthal.

3.8.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.

Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

3.8.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit o.a. geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Met behulp van de 'NIBM-rekentool' is vastgesteld dat de voorgenomen ontwikkeling ruimschoots voldoet aan de grens waarbij nog sprake is van 'niet in betekenende mate' bijdragen. De school ligt niet binnen 300 meter van de rijksweg A1. Het besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is daarom niet van toepassing. Op grond van het principe van een goede ruimtelijke ordening is toch gekeken of ter plaatse van de toekomstige school al een hoge concentratie luchtverontreinigende stoffen aanwezig is. Hiervoor zijn de rekenresultaten uit de monitoringstool gebruikt. Uit deze resultaten blijkt dat ter plaatse van de A1 langs het plangebied in de jaren 2010, 2011, 2015 en 2020 de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide niet worden overschreden. Het aspect luchtverontreiniging vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.

3.8.5 Externe veiligheid

In de nabijheid van het plangebied zijn geen Bevi bedrijven aanwezig of geprojecteerd met een invloedsgebied dat reikt tot in het plangebied. Toetsing aan het Bevi kan daarom achterwege blijven. Het plangebied ligt in de nabijheid van de A1, een rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Daarom is getoetst aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en is het plaatsgebonden- en groepsrisico berekend. De plaatsgebonden risico contour van 10-6 ligt nergens, op het A1-traject dat loopt langs het plangebied, buiten de weg. Het plan voorziet niet in bestemmingen binnen het invloedsgebied van de weg die een substantiële toename van het aantal aanwezige personen tot gevolg hebben. Het groepsrisico neemt niet toe en ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde. Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk. Door het plangebied lopen geen hoge druk aardgasleidingen of andere ondergrondse leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook zijn in het plangebied geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

3.8.6 Fysieke veiligheid

Voor het plangebied VMBO-school heeft de brandweer Hengelo de bluswatervoorziening, transportroutes en calamiteiten verkeer in beeld gebracht. De brandweer heeft aangegeven welke eisen gesteld worden opdat in geval van calamiteiten ingegrepen kan worden. In het bestemmingsplan is geen sprake van specifieke externe veiligheidsrisico's waarvoor de brandweer zich in het bijzonder dient voor te bereiden.

3.8.7 MER

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. Overigens wordt onderscheid gemaakt tussen een MER-beoordeling (categorie D), waarbij het bevoegd gezag een beslissing kan nemen of een MER nodig is of een verplicht MER (categorie C).

In het bestemmingsplan VMBO-school vinden geen ontwikkelingen plaats die het uitvoeren van een verplicht MER of een beoordelings-MER noodzakelijk maken.

3.9 Integrale Veiligheid

Hengelo heeft de ambitie om één van de veiligste steden van Nederland te blijven. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren. Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd.

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) is een zeer beproefd en succesvol instrument. Daar waar alle partners, zoals woningbouwcorporaties, gemeenteambtenaren, politie en burgers het toepassen, neemt het inbraakrisico sterk af en neemt de veiligheidsbeleving van bewoners sterk toe. Hierdoor dient het PKVW voor alle nieuwbouw en openbare ruimte te worden toegepast. Het keurmerk Nieuwbouw is één geheel. Het keurmerk stelt veiligheidseisen op planologisch en stedenbouwkundig niveau, aan de openbare ruimte, kavels, complex en aan de woning zelf. Denk aan:

  • eisen rond verlichting in een wijk;
  • eisen aan de groenvoorziening;
  • parkeerplaatsen rond een flatgebouw;
  • en goede sloten op de deuren en ramen vallen onder dit keurmerk.

Het hele pakket aan maatregelen zorgt uiteindelijk voor een veilige buurt, een veilig complex en goed beveiligde individuele woningen. Daarbij zijn organisatorische maatregelen ook erg belangrijk, zoals het onderhoud van en het juist omgaan met de aangebrachte voorzieningen. Ook dient een gebied voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteedt worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

3.10 Duurzaam Bouwen

Het plangebied wordt met drie thema's in een duurzaam ontwikkelingsperspectief geplaatst. Ten eerste worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk bewaard en benut. Ten tweede is in het ontwerp sprake van voorbeelden van natuurlijke en ecologische aanleg. Ten derde worden een aantal ontwerprichtlijnen permanent toegepast zoals energiezuinig ontwerpen en verkeersprincipes waarin langzaam verkeer en openbaar vervoer zijn bevoordeeld.

Het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen voor Hengelo (vastgesteld door de raad op 16 december 1997) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.

De uitgangspunten zijn:

  • energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
  • waterbesparing;
  • duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
  • flexibiliteit in het gebruik van woningen;
  • binnenmilieu, comfort en gezondheid;
  • een integratie van bovenstaande punten.

De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.

3.10.1 Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica en het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen. Het ambitieniveau is het behalen van een rapportcijfer van minimaal 7,0. Hiervoor kunnen de instrumenten GPR (duurzaamheid gebouwniveau) en DPL (duurzaamheid locatie) gebruikt worden.

3.10.2 Duurzame energie en energie-efficiency

Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.

Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.

Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra. In Hengelo wordt het Warmtenet Hengelo gerealiseerd. Dit is een duurzame energievooziening die gebouwen van warmte voor ruimteverwarming/tapwater en/of koude voorziet. De locatie VMBO valt in het ontwikkelgebied van Warmtenet Hengelo. De utiliteitsbouw, woningbouw en industrie kan hier naar wens van de opdrachtgever/ontwikkelaar op aangesloten worden.

3.11 Beheer

Alle gronden worden door de gemeente verkocht aan de scholen. Het beheer hiervan komt dan ook volledig bij de scholen te liggen.

3.12 Economische Uitvoerbaarheid

Met betrekking tot onderhavige bestemmingsplanwijziging is een grondexploitatie opgesteld. Alle gronden zijn in eigendom van de gemeente. De ruimtelijke uitgangspunten passen binnen deze grondexploitatie. De grondexploitatie is sluitend door grondverkopen en vastgestelde gemeentelijke bijdragen. Het bestemmingsplan is daarmee financieel haalbaar. Daarom hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.

Hoofdstuk 4 Relevant Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

4.1.2 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

4.1.3 Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding heeft als belangrijkste doelstelling: het hebben en houden van een
veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige
watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Met het beleid van de Vierde Nota wordt verwacht dat een verdere verbetering van het verdere functioneren van watersystemen kan worden bereikt. In de Vierde Nota wordt een koers ingezet op het versterken van de samenhang van het waterbeleid met andere beleidsvelden zoals milieubeleid, ruimtelijke ordening en natuurbeleid en kan zowel voor het realiseren van de doelen van het waterbeleid als voor doelen van andere beleidsvelden positief uitwerken. Voor de ruimtelijke ordening zal hieraan inhoud worden gegeven door bij de opstelling of wijziging van streek- en bestemmingsplannen water als ordenend beginsel te hanteren.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.

Duurzaamheid

Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen. Het gaat dan om:

  1. a. Robuuste natuur: realisatie van de EHS met verbindingszones, Nationale parken en Natura 2000-gebieden.
  2. b. Behoud landschapswaarden door ontwikkeling Nationale landschappen.
  3. c. Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen.
  4. d. Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw.
  5. e. Zuinig ruimtegebruik door herstructurering van bedrijventerreinen.
  6. f. Zuinig ruimtegebruik door herstructurering en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden.
  7. g. Realisatie van een sterke hoofdinfrastructuur voor bereikbaarheid en doorstroming (weg, spoor, fiets, water).
  8. h. Bevorderen duurzame vervoerswijzen voor personenvervoer, openbaar vervoer en fiets en voor goederenvervoer over water en spoor.
  9. i. Energiepact Overijssel: transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot.
  10. j. Bevorderen van een gezond en veilig leefmilieu.
  11. k. Behouden van een balans tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.

Ruimtelijke kwaliteit

Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit minder makkelijk vast te stellen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: 'Ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is'.

Overijssel is een rijke en gevarieerde provincie. De verschillende typen gebieden met hun karakteristieke kenmerken, moeten met de Omgevingsvisie versterkt en vernieuwd worden. In de Omgevingsvisie is het "spectrum aan verschillende gebiedskenmerken" gegroepeerd in vier "lagen". Zo is er de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, een stedelijk laag en een 'lust- en leisure'-laag. Aan de hand van deze lagenbenadering zet de provincie in op nieuwe verbindingen tussen bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, maar ook tussen oud en nieuw, tussen snel en traag, tussen stad en land, tussen rood en groen, tussen opbrengsten en kosten etcetera. De ambitie is een kwaliteitsontwikkeling in gang te zetten, waarbij elk project, elke ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving. Als basis voor de inhoudelijke sturing worden de gebiedskenmerken, die er nu zijn, genomen. Deze kenmerken moeten niet alleen maar beschermd worden, maar juist ook verbonden worden met nieuwe ontwikkelingen.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

Tegelijk met de omgevingsvisie is op 1 juli 2009 de Omgevingverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') vastgesteld. De omgevingsverordening is het instrument om het beleid uit de omgevingsvisie te laten doorwerken. De omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van deWegenverkeerswet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0011.jpg"

fragment Omgevingsverordening

Voor het plangebied geldt volgens de Omgevingsverordening het ontwikkelingsperspectief: Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren. Op de kaartlaag "Externe veiligheid" is te zien dat het plangebied is gelegen in: laagvliegroutes en funnel. Op de kaartlaag "Drinkwatervoorziening" is te zien dat het plangebied is gelegen in: intrekgebied met stedelijke functies.

Het plan VMBO past binnen het ontwikkelingsperspectief (zie 4.2.1). De bouwhoogte die het bestemmingsplan maximaal toestaat is beduidend lager lager dan de hoogte die maximaal is toegestaan in de invliegfunnel (145-155 m). De Omgevingsverordening bepaalt in artikel 2.13.3 dat voor locaties in intrekgebieden bestemmingsplannen dienen te voorzien in een aanduiding voor intrekgebieden, waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening. In afwijking hiervan kunnen in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle functies worden toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand-stillprincipe. In onderhavig bestemmingsplan is de aanduiding "milieuzone - intrekgebied" opgenomen, waarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2.13.3 van de Omgevingsverordening.

4.2.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat de onderhavige ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoordde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  1. 1. Versterking van de economische structuur;
  2. 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  3. 3. De sociale opgave;
  4. 4. Het landschap de stad in;
  5. 5. Ruimtelijke kwaliteit;

Naast het versterken van een aantal hoofdstructuren zet de gemeente Hengelo in op een aantal kernprojecten:

  • Parelsnoer: Gericht op het realiseren van een stadscentrum voor ontmoetingen. Met activiteiten die van het centrum weer dé plek maken waar mensen van binnen en buiten Hengelo elkaar ontmoeten.
  • Vitale wijken, Hengelo Zuid: Gericht op duurzame en vitale wijken met een eigen karakter en een compleet aanbod aan voorzieningen en -waar acceptabel- diverse mogelijkheden voor bedrijvigheid. De herstructurering van de Berflo Es, waar Veldwijk Zuid onderdeel van is, wordt in de structuurvisie toegelicht. Uitgangspunt is -naast de fysieke herstructurering- de sociale infrastructuur van de wijk te verbeteren.
  • Stadsranden, het landschap de stad in: Gericht op de groene inbedding en dooradering van de stad is een van de leidende principes op weg naar Hengelo 2030. In dit kader is het 'actief recreatielandschap Twekkelo-Driene' uitgelicht. De bebouwingsranden van Hengelo en Enschede worden hoogwaardig vormgegeven. De herstructurering van de wijk Veldwijk Zuid biedt kansen om groen en het water vanuit het middengebied de wijk in te brengen.
  • Archipunctuur:Gericht op het injecteren van de stad met hoogwaardige plekken en gebouwen.

4.3.2 Gemeentelijk Groenplan (GGP) (2004)

Het Gemeentelijke Groenplan (GGP) vormt de kadernota voor het groenbeleid van Hengelo. Doel van dit GGP is om het ruimtelijk toekomstbeeld van het Hengelose groen in stadsrand, stad en wijk vast te leggen. In het GGP staat de kaart met de hoofdgroenstructuur 2010 van de stad Hengelo en directe omgeving centraal. Onderdelen van de stedelijk hoofdgroenstructuur zijn stadsrandzones, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen alsmede beken en spoorlijnen met groen. Het structureel groen op wijkniveau bestaat uit de hoofdstraten van de wijk en buurtparken.

4.3.3 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  1. 1. Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan;
  2. 2. Niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  3. 3. Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  4. 4. Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroom assen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers. Het dagelijks bestuur van de Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Regio Twente maakt het beleid en stel concessie / contract voorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

4.3.4 Nota autoparkeren 2008-2012

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze is vastgesteld. Het parkeerbeleid geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

4.3.5 Evaluatie parkeerbeleid

Om de hiervoor beschreven doelen te realiseren is destijds aan deze Nota Autoparkeren voor de periode van vijf jaar een groot pakket aan (beleids)maatregelen gekoppeld. Een aantal van die (beleids)maatregelen zijn op verzoek van het college in 2010 reeds (tussentijds) geëvalueerd en op enkele onderdelen beleidsmatig bijgestuurd. In oktober 2010 is de nota Evaluatie parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld.

4.3.6 Parkeernormering (motorvoertuigen)

Hengelose parkeernormen behoren ook tot het in december 2008 door de gemeenteraad vastgestelde parkeerbeleid. De parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad/stadsomvang en stedelijke zone. Binnen de beschikbare en relatief grote bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt voor parkeernormen per stedelijke zone (centrum, schil of rest kom), functie en aandeel bezoekers. Voor veel functies is binnen die totale bandbreedte de gemiddelde waarde genomen van de CROW parkeerkencijfers en, na de benodigde parkeeronderzoeken, tot Hengelose norm verheven.

De parkeernormering vormt geen onderdeel van de in 2010 door de gemeenteraad vastgestelde nota Evaluatie parkeerbeleid en blijft derhalve gehandhaafd. Niet alle functies staan vermeld in de Nota Autoparkeren (Bijlage 3, Parkeernormen 2009), alleen de belangrijkste en meest relevante. De lijst voor 'alle functies' zou veel te lang worden en is eigenlijk nooit compleet. Het samenstellen van normen voor specifieke functies en/of bijzondere of afwijkende situaties en/of op bijzondere locaties komt meer voor in Hengelo. Voor de grote en bijzondere functies zoals een VMBO school inclusief sporthal accommodatie op een perifere locatie is een dergelijke maatwerk benadering wenselijk.

4.3.7 Gemeentelijk waterplan (2006)

Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;

  1. 1. Het herstel van de Hengelose beken;
  2. 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen ( afkoppelen van hemelwater);
  3. 3. Het oplossen van grondwateroverlast.

Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.

Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.

Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.

Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden.

Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.

4.3.8 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2001)

In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht vanwege de hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat het water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn: regenwaterhergebruik op individuele schaal en directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen;
  • Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers;
  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater dus niet naar een RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundige plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren;
  • Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het Waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.

4.3.9 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en
    APV-afwijkingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:

  • Een zo integraal mogelijke gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: Wonen, Binnenstad en winkelgebieden, Industrie en bedrijven, Buitengebied en stadsparken en Verkeerszones;
  • Ambities per gebiedstype (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden);
  • Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken;
  • Zoveel mogelijk aanhouden van de volgorde: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan als er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie;
  • Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid;
  • Een eenduidige normstelling voor bedrijven.

In het betreffende plan is rekening gehouden met de nota geluid.

4.3.10 Welstandsnota

Per 1 juni 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo in werking getreden. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten
voor de burger inzichtelijker te maken. In de nota worden voor heel Hengelo algemene criteria genoemd. Daarnaast vindt concretisering plaats door gebiedsgerichte criteria en objectieve criteria.
Voor licht-vergunningplichtige bouwwerken zijn loketcriteria opgenomen. Omdat de criteria enkel
betrekking hebben op materiaalkeuze, kleur e.d., beperkt het bestemmingsplan zich tot het regelen van de massa. Het VMBO is in de welstandsnota 2004 aangewezen als "Buitengebied", met een aanduiding "te ontwikkelen gebied".

Op 26 maart 2013 heeft de gemeenteraad het ontwerp van de herziene welstandsnota vrijgegeven voor inspraak. Naar verwachting zal deze herziene welstandsnota eind 2013 in werking treden. Hierin wordt aan het gebied VMBO een bij de ontwikkeling passende stdenbouwkundige typologie toegekend.

Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan

5.1 Uitgangspunten

Het bestemmingsplan VMBO maakt de bouw van een gezamenlijke VMBO school mogelijk, met onder andere de daarbij behorende voorzieningen zoals fietsenstallingen en parkeervoorzieningen. Verder biedt het de mogelijkheid een sporthal op te richten. Het geheel wordt ingebed in groenvoorzieningen, met daarin ruimte voor wadi's te behoeve van de waterberging. De bestemming maatschappelijk biedt het bouwvlak waarbinnen de school en de sporthal gebouwd kunnen worden. Het bouwvlak is ingegeven door de milieutechnische belemmeringen. Op onderstaande figuur zijn deze belemmeringen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0012.jpg"

De milieutechnische belemmeringen zijn vertaald in de verbeelding. Het bouwvlak van de bestemming Maatschappelijk is zodanig neergelegd dat dit buiten alle contouren valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0038-0301_0013.jpg"

5.2 Planopzet

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De verbeelding en de regels dienen in samenhang te worden bekeken. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen toegelicht.

5.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

5.3 Handhaving Van Het Plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de voorschriften van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde voorschriften. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De voorschriften dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de voorschriften worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

5.4 Vooroverleg, Zienswijzen En Verder Verloop Van De Procedure

5.4.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Het plan is mondeling vooroverlegd met de provincie. De provincie heeft aangegeven zich te kunnen vinden in het plan en dat toesturen van het plan in het kader van het vooroverleg achterwege kan blijven. Ook met het waterschap is mondeling vooroverleg gevoerd. Het waterschap kan instemmen met het plan, waardoor toesturen van het plan in het kader van het vooroverleg achterwege kan blijven.

5.4.2 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan VMBO heeft van 6 februari tot en met 19 maart 2013 ter inzage gelegen. Binnen de termijn zijn 3 zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn verkort weergegeven en van commentaar voorzien in de Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan VMBO (bijlage 5).

5.4.3 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  1. 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  2. 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Bijlage 1 Waterhuishoudkundig Onderzoek

Bijlage 1 Waterhuishoudkundig onderzoek

Bijlage 2 Notitie Toetsing Flora- En Faunawet Projectlocatie Dijksweg/europalaan

Bijlage 2 Notitie toetsing Flora- en Faunawet projectlocatie Dijksweg/Europalaan

Bijlage 3 Milieuaspectenstudie

Bijlage 3 Milieuaspectenstudie

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Nota Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Vmbo

Bijlage 5 Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan VMBO