KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein -Industrie
Artikel 4 Verkeer -Verblijfsgebied
Artikel 5 Water
Artikel 6 Leiding - Gas
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Waterstaat - Waterlopen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis Van Het Bedrijventerrein Twentekanaal
2.2 Gebiedtypering
2.3 Ruimtelijke Karakteristiek
2.4 Verkeer En Infrastructuur
2.5 Wonen
2.6 Werken / Bedrijven
2.7 Water
2.8 Groen
2.9 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan
3.1 Ruimtelijke Karakteristiek
3.2 Zout Cavernes
3.3 Verkeer En Infrastructuur
3.4 Werken / Bedrijven
3.5 Water
3.6 Groen
3.7 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Relevant Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Monumenten En Archeologie
5.2 Watertoets
5.3 Flora En Fauna
5.4 Milieu
5.5 Integrale Veiligheid
5.6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan
6.1 Uitgangspunten
6.2 Het Digitale Bestemmingsplan
6.3 Planopzet
6.4 Handhaving Van Het Plan
6.5 Retrospectieve Toets
6.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 2 Protocol Bodemdaling
Bijlage 3 Kaart Invlieg Funnel
Bijlage 1 Nota Zienswijzen
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Watertoets
Bijlage 4 Flora En Fauna Onderzoek Deelgebied 1
Bijlage 5 Flora En Fauna Onderzoek Deelgebied 2
Bijlage 6 Flora En Fauna Onderzoek Deelgebied 3
Bijlage 7 Quickscan Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 8 Quickscan Externeveiligheid

Boekeloseweg en Toermalijnstraat

Bestemmingsplan - gemeente Hengelo

Vastgesteld op 19-09-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplanBoekeloseweg en Toermalijnstraat van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0041-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 omgevingsvergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 afwijken:

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.11 bedrijfswoning:

een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor een (huishouding van een) persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.12 bestaand:

  1. 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  1. 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bijgebouw:

een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat hoofdgebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 Evaluatierapport:

een rapportage van de evaluatie van het de uitgevoerde sanering;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 geluid- en stofwerende voorzieningen:

bouwwerken geen gebouwen zijnde en/of werken geen bouwwerken zijnde waarvan de hoofddoelstelling is het weren van geluid danwel het weren van stof;

1.25 geluidgevoelige gebouwen:

woningen en of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.26 geluidsbelasting in dB:

de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.28 het verharden van gronden:

onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.29 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een (bouw)perceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.31 internethandel en/of telefonische colportage:

detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;

1.32 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat uitsluitend dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening;

1.33 kantoor met baliefunctie:

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;

1.34 kunstwerk:

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een taluud, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.35 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur landschappelijke waarde voor telecommunicatie;

1.36 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.37 ondersteunende horeca:

kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;

1.38 perifere detailhandel:

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, productiegebonden detailhandel alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden;

1.39 pompshop:

detailhandel in aan motorbrandstof gerelateerde producten danwel detailhandel in producten aansluitend bij de behoefte van de reiziger, supermarkt daar niet onder begrepen;

1.40 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.41 professioneel vuurwerk:

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 reclamemast/ reclamezuil:

een paal of constructie waaraan reclame-uitingen worden bevestigd;

1.44 rijbaan:

deel van de rijksweg bestaande uit rijstroken en een vluchtstrook in dezelfde rijrichting;

1.45 saneringsplan

plan als bedoelt in de Wet bodembescherming;

1.46 sanitaire voorzieningen;

voorzieningen ten behoeve van de gezondheid als toilet en douche.

1.47 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte aanduidingen, parkeer- en verkeersregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, telefooncellen en abri's;

1.48 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 voorgevel:

voor wat betreft de realisatie van aan-/uitbouwen en bijgebouwen wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.50 vuurwerkbedrijven:

Inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.51 wegas:

het midden van de weg, gevormd door belijning die de scheiding tussen twee rijstroken in dezelfde richting aangeeft;

1.52 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de diepte van een hoofdgebouw:

vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.7 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouwof gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;

2.11 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw;

2.12 waterpeil:

gemiddelde waterpeil van het Twentekanaal ter hoogte van het plangebied.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein -Industrie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein -Industrie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. vestiging van bedrijven met maximaal milieucategorie 4.2 en opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1;
  2. b. een parkeerterrein voor het stallen van vrachtauto's ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. wegen en paden;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. parkeervoorzieningen;
  5. g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  6. h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  7. i. nutsvoorzieningen.

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  1. a. een bedrijfswoning;
  2. b. het verkopen van motorbrandstoffen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a ten behoeve van bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende 1.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Verkeer -Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer -Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' tevens ten behoeve van een vaarweg, met de daarbij behorende voorzieningen;
  4. d. nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. kunstwerken;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. straatmeubilair;
  4. h. groenvoorzieningen;
  5. i. water;
  6. j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken

4.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan.

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds;
  2. b. groenvoorzieningen en bermen;
  3. c. recreatieve voorzieningen;
  4. d. kademuren
  5. e. kunstwerken;
  6. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 6.5 ten behoeve van het toestaan van de opslag van goederen. Alvorens te beslissen omtrent een afwijking wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en onderhoud van een hoogspanningsverbinding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 2,0 m bedragen;
  3. c. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waterstaat - Waterlopen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - waterlopen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het onderhoud van de naastgelegen watergang;

met de daartoe behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 8.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits;

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, en;
  2. b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 8.5 voor het toestaan van de opslag van goederen mits dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  3. c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  5. e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  6. f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden
  3. c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
  4. d. Vuurwerkbedrijven;
  5. e. Bevi inrichtingen.

11.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing, of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 vrijwaringszone - bodemdaling

47.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - bodemdaling' geldt dat die gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), tevens bestemd zijn als vrijwaringszone in verband met bodemdaling.

47.8.2 Bouwregels

Onverminderd hetgeen in de regels van alle bestemmingen is bepaald, is het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde slechts toelaatbaar indien wordt voldaan aan het gestelde in bijlage 2 (bodemdalingprotocol).

12.2 vrijwaringszone - radar

12.3 geluidzone - vliegveld 35-40 ke

12.4 luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

Burgermeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:

  1. a. de bestemmingsplan bepalingen voor van het oprichten van gebouwen en of bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van zoutwinning mits:
    1. 1. de bebouwde oppervlakte per bouwwerk niet meer mag bedragen dan 20 m2;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 meter.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingsbevoegheid

Burgemeester en wethouders kunnen krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van;

  1. a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  2. b. de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  3. c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
  4. d. de verkoop van motorbrandstoffen, niet zijnde LPG, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden
    1. 1. het brandstofverkooppunt leidt niet tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitingssituatie ter plaatse.

14.2 Wijziging LPG-vulpunt


Burgemeester en wethouders kunnen een bestemming overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening op onderdelen wijzigen teneinde bij een brandstofverkooppunt inclusief LPG-vulpunt, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risico-afstanden ten aanzien van kwetsbare objecten wordt in acht genomen;
  2. b. er wordt rekening gehouden met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risico-afstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten;
  3. c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting;
  4. d. het LPG-vulpunt wordt gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en/of binnen de gronden met de bestemming 'bedrijf-brandstofverkooppunt';
  5. e. het LPG-vulpunt wordt als zodanig aangeduid.

14.3 Wijziging Bevi-inrichtingen


Burgemeester en wethouders kunnen een bestemming overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, teneinde een Bevi-inrichting, anders dan genoemd in 26.2 toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risico-afstanden ten aanzien van kwetsbare objecten wordt in acht genomen;
  2. b. er wordt rekening gehouden met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risico-afstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten;
  3. c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
  4. d. het invloedsgebied, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 sub k van het Besluit externe veiligheid inrichtingen van deze bedrijven rijkt niet verder dan de grens van het bestemmingsplan;

14.4 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 14.1 is het bepaalde in artikel 15.1 van toepassing.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de wijziging besluiten.

15.2 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Algemene regels

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 53.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBoekeloseweg en Toermalijnstraat.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

Middels voorliggend bestemmingsplan stelt de gemeente Hengelo opnieuw de planologische kader vast voor drie deelgebieden binnen het bedrijventerrein Twentekanaal. De aanleiding hiertoe is het mogelijk willen maken van de volgende projecten:

1 herindeling bedrijfsterreinen: Twentse Recycling Maatschappij bv(TRM) en Auto Samsen:

Het bedrijf TRM recycled allerhande puinmateriaal. Op het terrein aan de Toermalijnstraat wordt het aangeleverde puin verkleind tot de gewenste grote om vervolgens te worden hergebruiken. Het te verwerken puin alsmede het gebroken puinmateriaal wordt tijdelijk op het bedrijfsterrein in de open lucht opgeslagen. De opslag vindt plaats op zowel het terrein aan de Toermalijnstraat als ook op een tijdelijke opslaglocatie aan de overzijde van de Onyxstraat.

De bedrijfsactiviteiten veroorzaken veel stof en geluid waardoor er in de huidige situatie niet aan de eisen uit de milieuvergunning kan worden voldaan. Hierdoor ontstaat er geregeld overlast van het bedrijf. Een mogelijke oplossing voor de overlast is het verplaatsen van het bedrijf. Deze mogelijkheid is onderzocht maar tot noch toe financieel niet mogelijk gebleken.

Om de overlast te beperken en de ruimtelijke kwaliteit te laten toenemen is ervoor gekozen om maatregelen te treffen aan de bron. Het nu ongebruikte terrein ten noord oosten van het bedrijf wordt bij het huidige bedrijfsterrein betrokken. Hierdoor is er meer opslagcapaciteit binnen het bedrijfsterrein. De opslag aan de Onyxstraat wordt opgeheven waardoor alle bedrijfsactiviteiten binnen één bedrijfslocatie plaatsvinden. Dit heeft als voordeel dat:

  • De interne transport van puin efficiënter verloopt waardoor minder vervoersbewegingen noodzakelijk zijn en stofontwikkeling wordt beperkt;
  • Er kan aan de noordzijde van het perceel een aarden wal worden aangelegd om stof en geluid uitstoot te beperken.

Door het perceel aan de noordzijde van TRM te betrekken bij het bedrijf kan weer voldaan worden aan de eisen als gesteld in de milieuvergunning en wordt de overlast van stof en lawaai op de omliggende bedrijven en woningen beperkt.

Een gedeelte van deelgebied 1 zal in gebruik worden genomen door autodemontagebedrijf Samsen. Zij zullen het terrein in gebruik nemen ten behoeve van de opslag van auto's en onderdelen daarvan.

Het betrekken van deelgebied 1 bij de bedrijven TRM en Samsen heeft tot doel de bedrijfspercelen te verruimen. Hierdoor zullen de bedrijfsprocessen efficiënter verlopen en overlast worden beperkt. Uitbreiden van de productiecapaciteit is hierbij nadrukkelijk geen doelstelling.

2 verbreding Boekeloseweg:

De verkeersdoorstroming in het zuiden van de stad Hengelo verloopt niet soepel. De verkeersstroom vanuit de stad richting de snelweg A35 verloopt voornamelijk via de Haaksbergerstraat. Voordat het verkeer deze weg heeft bereikt veroorzaakt het veel overlast in de woongebieden rondom de Breemarsweg. Met het oog op de ontwikkeling van het project Hart van Zuid is een verbeterde verkeersafwikkeling richting de snelweg van groot belang voor het behoud van een 'goed woon en leefklimaat' in het zuidelijk deel van Hengelo.

Om dit te bewerkstelligen zal de Laan Hart van Zuid worden doorgetrokken vanuit de binnenstad tot aan de diamantstraat. Dit resulteert in een herprofilering en gedeeltelijke verbreding van de Boekeloseweg. Het verkeer uit de binnenstad kan in de toekomst via de Laan Hart van Zuid, Boekeloseweg en de Diamantstraat de A35 bereiken.

Om bovengenoemd project mogelijk te maken is het aanpassen van de Boekeloseweg noodzakelijk. De weg zal worden verbreed zodat er tussen de twee rijbanen een busbaan kan worden aangelegd. Om dit mogelijk te maken is het noodzakelijk om een tweede brug over het Twentekanaal aan te leggen. De busbaan maakt onderdeel uit van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) en zal een goede ontsluiting van Hart van Zuid waarborgen.

De doelstelling van de realisatie van dit project is het verminderen van de verkeersdruk in en rondom de woongebieden in het zuiden van Hengelo waardoor de leef kwaliteit zal toenemen. Daarnaast garandeert de aanleg van een extra ontsluitingsweg een goede ontsluiting van het project Hart van Zuid.

Het deel waarop de wegverbreding moet plaatsvinden is bestemd als industrie. Deze percelen worden bestemd als verkeer en water.

3 vrachtwagen parkeerterrein:

Op het hele bedrijventerrein Twentekanaal ondervindt men overlast van geparkeerde vrachtauto's. De vrachtauto's worden tijdelijk niet gebruikt of moeten, gelet op de wettelijk vastgelegde rusttijden een bepaalde tijd stil staan. Deze wachtende vrachtauto's veroorzaken daarmee overlast op de bedrijfsactiviteiten van derden. Om het parkeren te kunnen reguleren is besloten tot de aanleg van een centraal gelegen parkeervoorziening voor vrachtauto's. Naast het bieden van parkeergelegenheid zal het parkeerterrein ook voorzien in de benodigde sanitaire voorzieningen alsmede een beperkte oppervlakte aan commerciële alsmede horeca functies. Deze aanvullende gebruiksmogelijkheden staan ten dienste van het parkeren en zijn ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Ten behoeve van dit plan zal de huidige functie 'bedrijventerrein' worden aangepast zodat het stallen van vrachtwagen tot de mogelijkheden gaat behoren.

Planopzet

De drie deelgebieden uit het bestemmingsplan Boekeloseweg Toermalijnstraat zijn gelegen op het geluid gezoneerde bedrijventerrein Twentekanaal. Het vigerend planologisch kader is vastgelegd in vier bestemmingsplannen. Deze bestemmingsplannen voorzien niet(volledig) in de mogelijkheid tot realisatie van de voorgenomen ontwikkelingen. Middels herziening van de vigerende bestemmingsplannen wordt het juridisch mogelijk deze ontwikkelingen uit te voeren. De drie deelgebieden worden ondergebracht in het bestemmingsplan Boekeloseweg Toermalijnstraat.

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en aanduidingen weergegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, beleid en onderbouwing aan de hand van verschillende (milieukundige) onderzoeken.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied maakt deel uit van het gezoneerde bedrijventerrein Twentekanaal. Het bedrijventerrein bevindt zich aan de zuidzijde van de stad Hengelo. De grenzen van de deelgebieden van het bestemmingsplan Boekeloseweg en Toermalijnstraat zijn weergegeven in figuur 1. Het plan bestaat uit drie afzonderlijke deelgebieden aangegeven op onderstaand figuur. Binnen dit bestemmingsplan zal consequent worden gesproken over: 1 TRM/Samsen, 2 verbreding Boekeloseweg, 3 vrachtwagen parkeerterrein. Als de drie samen worden bedoeld wordt er gesproken over het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0001.jpg"

Figuur 1: ligging van de drie deelgebieden.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren de bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan Tekeningnummer Vaststelling Raad Goedkeuring GS
Industrieplan Zuid 1, uitwerking 5
22-01-18
13-5-1980 15-8-1980
Industrieplan ten zuiden van het kanaal

Wilderinkshoek

Berflo Es
22-01-07 10-3-1964 29-3-1965

09-07-1957

18-03-1958

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0002.jpg"

Figuur 2: Overzicht vigerende bestemmingsplannen

1.3.1 Bestemmingsplan 'industrieplan Zuid 1 uitwerking 5"

1 Uitbreiding TRM/Samsen

Deelgebied 1 (figuur 3) is in het vigerend bestemmingsplan bestemd als 'Openbaar groen'. Binnen de bestemming mogen kleine gebouwen worden opgericht welke ten diensten staan van de bestemming. Het totaal bebouwde oppervlak mag maximaal 12 m2 bedragen en de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 3 meter. Over gebruik wordt geen melding gemaakt.

3 Vrachtwagen parkeerterrein.

Binnen het vigerend bestemmingsplan is het deelgebied 3 (figuur 3) bestemd als Bedrijven, klasse Aa. De gronden zijn bestemd voor bedrijfsbebouwing zoals fabrieken werkplaatsen opslagloodsen of kantoren. Met een maximale hoogte van 30 meter en een bebouwingspercentage van 70%. Per perceel is een bedrijfswoning toegestaan. Detailhandel is niet toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0003.jpg"

Figuur 3: uitsnede uit het de plankaart van het bestemmingsplan 'industrieplan Zuid 1 uitwerking 5'.

1.3.2 Bestemmingsplan 'Industrieplan ten zuiden van het kanaal'.

2 verbreding Boekeloseweg

Het deelgebied 2 (figuur 3) heeft in het vigerende bestemmingsplan drie bestemmingen, 'Industrie', 'weg' en 'openbaar groen en plantsoen'.

Naast het vigerende bestemmingsplan is het plangebied ook gelegen binnen het voorbereidingsbesluit 'gebied bodemdaling' van de gemeente Hengelo. Het voorbereidingsbesluit is op 26 april 2011 genomen en op 11 mei 2011 in werking getreden voor de periode van één jaar. Aan het voorbereidingsbesluit is gelet op mogelijk optredende bodemdalingen een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor verschillende werkzaamheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0004.jpg"

Figuur 4: uitsnede uit het de plankaart van het Bestemmingsplan 'Industrieplan ten zuiden van het kanaal'.

1.3.3 Bestemmingsplan Wilderinkshoek/ Berflo Es

Een klein deel van het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Wilderinkshoek en Berflo Es (meest noordelijke deel van figuur 4).

De gronden binnen deze twee plannen zijn bestemd als Openbaar groen en plantsoen en weg. Daarnaast kunnen gebouwtjes worden opgericht ten diensten van de bestemming.

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis Van Het Bedrijventerrein Twentekanaal

Bedrijventerrein Twentekanaal kent een gefaseerde ontstaansgeschiedenis. In de jaren '30 van de vorige eeuw is gestart met de uitgifte van de eerste kavels binnen het deelgebied Twentekanaal-noord. Vanaf 1950 is het gebied ten zuiden van het Twentekanaal in ontwikkeling genomen. De deelgebieden Fabelenweg en Zeggershoek zijn midden jaren '90 toegevoegd. Het deelterrein Boeldershoek, gelegen op grondgebied van zowel Hengelo als Enschede, is ontwikkeld in de jaren '90. In een relatief lange periode heeft Twentekanaal zich ontwikkeld tot een gemengd bedrijventerrein met hoge diversiteit aan bedrijvigheid en bedrijfsomvang.

Het bedrijventerrein Twentekanaal beslaat ruim 200 hectare aan de zuidzijde van Hengelo, gelegen tussen de A35 en het Twentekanaal. Met name de hoofdas, de Diamantstraat, is een zeer geliefde vestigingsplaats voor bedrijven.

Doordat het terrein reeds lange tijd in gebruik is als bedrijventerrein is het onvermijdelijk dat sommige delen verouderd zijn geraakt of braak zijn komen te liggen. De gemeente heeft als doelstelling deze ongebruikte delen nieuw leven in te blazen. Om structuur te geven aan de revitalisatie is in 2004 het masterplan "Verbetering bedrijventerrein Twentekanaal" vastgesteld door de gemeenteraad. Het plan beschrijft 27 projecten ter verbetering van het bedrijventerrein. In het masterplan is onder andere de doelstelling opgenomen om de bereikbaarheid van het terrein te verbeteren en overlast van bedrijven op de omgeving te beperken door milieuzonering toe te passen.

2.2 Gebiedtypering

Bedrijventerrein Twentekanaal is één van de grootste bedrijventerreinen in Twente en speelt een centrale rol in de regionale economie. Het terrein huisvest circa 300 bedrijven met in totaal circa 9.000 arbeidsplaatsen. Door de centrale ligging in het centrum van de Regio Twente is het een uitstekende vestigingslocatie voor zowel lokaal, regionaal als (inter-)nationaal opererende bedrijven.

Het is een gemengd bedrijventerrein, waar bedrijven zich enigszins gegroepeerd hebben. Rond de Diamantstraat ligt de nadruk op de sectoren groothandel, transport en dienstverlening. Op Zeggershoek zijn vooral (grote) autodealers te vinden. De Fabelenweg kent met name groothandelsactiviteiten en industriële bedrijvigheid. Op het hele bedrijventerrein Twentekanaal is de industriële bedrijvigheid goed vertegenwoordigd, ook de transportsector is duidelijk aanwezig. De komst van de Container Terminal Hengelo heeft hier een belangrijke impuls aan gegeven.

2.3 Ruimtelijke Karakteristiek

Bedrijventerrein Twentekaal is 7 gebieden opgedeeld zoals weergegeven in figuur 5:

  1. 1. Twentekanaal-noord
  2. 2. Twentekanaal-midden
  3. 3. Twentekanaal-zuid
  4. 4. Zeggershoek
  5. 5. Boeldershoek-oost
  6. 6. Boeldershoek
  7. 7. Boeldershoek-west

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0005.jpg"

Figuur 5: Verdeling Twentekanaal

2.3.1 Kenmerken plangebied

De deelgebieden 1, 2 en 3 bevinden zich binnen Twentekanaal Midden dat ligt tussen het Twentekanaal en de Diamantstraat. Voor dit gebied is de ligging aan het kanaal van belang geweest voor de ontstaansgeschiedenis. De mogelijkheid voor ontsluiting via het kanaal is voor verschillende bedrijven een belangrijk vestigingscriterium geweest. Ook nu heeft het kanaal nog een belangrijke economische functie.
De bebouwing in het gebied is sterk geconcentreerd rond de ontsluitingswegen (Diamantstraat, Opaalstraat). Het middengebied kent grote delen die nog niet in gebruik zijn genomen voor bedrijfsfuncties (reserve ruimte).

Op meerdere plaatsen binnen het gebied komt buitenopslag voor. Deze opslag heeft overwegend plaats op de achterzijde van de bedrijfspercelen. Het parkeren wordt zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde van de percelen ondergebracht. Als gevolg hiervan is er op een aantal plaatsen sprake van een verspringende voorgevelrooilijn. Qua bebouwing kent het gebied een afwisseling tussen grote bedrijfshallen en kleinere bedrijfspanden, overwegend uitgevoerd in één of twee bouwlagen. Incidenteel komt bebouwing in meer bouwlagen voor. De bebouwing staat in het algemeen dicht op elkaar.

2.4 Verkeer En Infrastructuur

Twentekanaal kent een goede ontsluiting, met name voor het auto- en vrachtverkeer. Het bedrijventerrein is direct aangesloten op de Rijksweg A35. De A35 vormt de regionale verbindingsweg aan de zuidkant van het stadsgewest Twente. Vanaf de A35 is de Rijksweg A1 goed en snel bereikbaar. De Rijksweg A1 vervult binnen Nederland de functie van verbinding tussen de Randstad en het Duitse achterland, Scandinavië en Oost-Europa. Tevens verbindt de A1 de belangrijke binnenlandse stedelijke en economische centra.

De interne ontsluiting van de verschillende deelgebieden is over het algemeen goed. De deelgebieden kennen in het algemeen een zodanige opzet dat weinig tot geen doodlopende wegen voorkomen. Kruisingen zijn merendeels uitgevoerd als T-kruisingen, hetgeen de verkeersveiligheid ten goede komt.

Verschillende wegen binnen Twentekanaal maakt deel uit van streekvervoer en het HOV (Hoogwaardig Openbaar Vervoer) netwerk dat in Hengelo is geïntroduceerd. Onderdeel van het HOV netwerk zijn de zogenoemde doorstroomassen voor het busverkeer. Het deelgebied 2 verbreding Boekeloseweg is gelegen aan de as Hengelo C.S - Twentekanaal-Zuid - Haaksbergen. De realisatie van de busbaan binnen dit deelgebied zal bijdragen het beoogde kwaliteitsniveau te bereiken.

De realisatie van woningen binnen Hart van zuid heeft gevolgen voor de verkeersintensiteit in de binnenstad. Naast de aanleg en verbetering van het HOV is de reconstructie en aansluiting van de Boekeloseweg op de Laan hart van zuid van belang voor een adequate verkeersafwikkeling.

Naast de wegenstructuur is ook de spoorwegstructuur sterk bepalend voor het infrastructuurbeeld van Hengelo. Van oorsprong zijn dat de kruisende spoorlijnen van Enschede naar Almelo en van Zutphen naar Oldenzaal, met daaraan toegevoegd het lokaalspoor naar Haaksbergen en de verschillende bedrijfssporen (o.a. Stork, Dikkers, Heemaf). De lokaalsporen en de bedrijfssporen zijn voor het overgrote deel verdwenen, maar in de ruimtelijke structuur nog duidelijk herkenbaar.

De aanwezigheid van het Twentekanaal maakt dat Hengelo ook voor de binnenvaart goed bereikbaar is. Het kanaal is vergroot tot vaarklasse Va. Daartoe zijn een aantal bruggen verhoogd, zodat grotere schepen Hengelo kunnen bereiken via de IJssel en het Twentekanaal. Aan het Twentekanaal is een moderne containerterminal gerealiseerd.

Deelgebied 2 verbreding Boekeloseweg, speelt samen met de Haaksbergerstraat, de Boekeloseweg en de Twekkelerwegeen belangrijke rol in het fietsnetwerk. De stadsfietsroute Twentekanaal vormt de kortste verbinding tussen de binnenstad/NS station en het bedrijventerrein Twentekanaal. De stadsfietsroute wordt veel gebruikt door forenzen. Naast de genoemde hoofdverbindingen zijn ook de Diamantstraat, Boortorenweg en de Mensinkweg belangrijke schakels in het fietsnetwerk.

2.5 Wonen

Binnen het bedrijventerrein Twentekanaal liggen verschillenden bedrijfswoningen. De bedrijfswoningen liggen verspreid aan de Binnenhavestraat, Aardoliestraat, Havenstraat, Havenkade, Robijnstraat, Smaragdstraat, Saffierstraat, Amarilstraat, Granaatstraat, Topaasstraat en de Parelstraat.

De dichtstbijzijnde bedrijfswoningwoning ligt op circa 400 meter van deelgebied 1.

2.6 Werken / Bedrijven

Het bedrijventerrein Twentekanaal biedt medio 2008 ruimte aan een kleine 300 bedrijven en instellingen, waarbij de afzonderlijke deelgebieden veelal een eigen karakter kennen. Een veel gebruikte methode om de invloed van bedrijven op de omgeving in beeld te brengen is de methode die door de VNG in de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" wordt beschreven. Voor verschillende bedrijfstakken is de effectafstand op woningbouw voor de indicatoren "geur", "stof", "geluid" en "gevaar" in beeld gebracht. Op basis hiervan zijn bedrijfstakken ondergebracht in categorieën, waarbij aan iedere categorie een afstand is gekoppeld. In deze systematiek is categorie 1 het lichtst en categorie 6 het zwaarst. Doorgaans zijn op reguliere bedrijventerrein bedrijven gevestigd tot en met categorie 4.

Bedrijven die gezien hun productie proces veel geluid produceren kunnen zich niet overal vestigen zonder overlast te veroorzaken. Dergelijke bedrijven dienen zich volgens de wet te vestigen op bedrijventerreinen die zijn voorzien van een geluidszone. Bedrijventerrein Twentekanaal voorziet in een dergelijke zone. De gemeenten moedigt bedrijven met geluidproductie hiermee aan zich binnen dit bedrijventerrein te vestigen. In onderhavig bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden door waar de milieuzonering dit toelaat een zo hoog mogelijke milieucategorie toe te staan tot maximaal categorie 4.1. Nadere uitleg over milieuzonering wordt gegeven in paragraaf 5.4.2 Bedrijven en milieuzonering.

2.7 Water

Water speelt een belangrijke rol bij de ontstaansgeschiedenis van het bedrijventerrein. Het Twentekanaal biedt veel mogelijkheden voor de aan- en afvoer van goederen. Dit is voor een aantal bedrijven de rede geweest om zich binnen het bedrijventerrein Twentekanaal te vestigen. Het kanaal speelt nog steeds een belangrijke rol als transportweg. Daarnaast biedt het kanaal afwaterings mogelijkheden.

Binnen het deelgebied 2 bevindt zich een deel van de Strootbeek. De beek ontspringt op het landgoed Twekkelo en stroomt richting het noord-westen waar het uiteindelijk uitmondt in het Twentekanaal. Halverwege deelgebied 2 loopt de beek parallel aan de Boekeloseweg. Een gedeelte van de beek zal worden verlegt om de wegverbreding mogelijk te maken.

Naast het verleggen van de Strootbeek heeft het waterschap een tweede doelstelling. De beek is door de jaren heen uit het straatbeeld verdrongen doordat het gedeeltelijk is overdekt danwel verscholen licht achter bosschages etc. Om de belevingswaarde van het water terug te brengen wordt door het waterschap gewerkt aan herstel zodat de beek weer zichtbaar wordt. Hierdoor levert de beek een bijdrage aan de natuur- en belevingswaarde van het gebied.

Binnen het plangebied bevinden zich verder geen waterlopen van betekenis. De manier waarop omgegaan wordt met water, water retentie en water afvoer wordt uiteengezet in paragraaf 5.2Watertoets

2.8 Groen

Het bedrijventerrein Twentekanaal is een grootschalig intensief bebouwd gebied, met desondanks toch een redelijke groenstructuur. Dit komt, omdat de groenstructuur op de oudere delen van het bedrijventerrein in belangrijke mate is gekoppeld aan de infrastructuur. De groenstructuur bestaat uit opgaande beplanting langs wegen, fietspaden en waterlopen (Omloopleiding, Nieuwe Oelerbeek, Zandboersleiding, Strootbeek en de Schoolbeek).

Op en rondom de plangebieden is dit goed te zien. Ten noorden van plangebied 1, ligt een ruime groenstrook met een halfwassen boomlaag en struikgewas. Het nu nog braakliggende deelgebied 3 aan de Toermalijnstraat bestaat uit ruig grasland. Doordat er geen opgaande gewassen te zien zijn is het aannemelijk dat hier enige mate van groenbeheer wordt uitgeoefend. Het terrein is voornamelijk begroeid met grasvegetatie. Deelgebied 2 is afwisselend aan een of twee zijden omzoomd met boom en struikgewassen.

De bomenrijen en bosschages die worden aangetroffen vormen mogelijk routes voor vogels, vleermuizen, kleine land zoogdieren, amfibieën en vlinders.

2.9 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

In de directe omgeving van het plangebied liggen een gastransportleiding van de Gasunie en twee 110 kV hoogspanningsverbindingen van Tennet TSO B.V..

De gasleiding ligt parallel aan de Zuidelijke Havenweg welke na kruising met de Boekeloseweg in oostelijke richting overgaat in de Boortorenweg. Bij de kruising van de Boekeloseweg is er een aftakking die richting het noorden langs de Boekeloseweg loopt.

De 110 kV hoogspanningsverbindingen (Hengelo Salinco - Hengelo Boeldershoek en Hengelo Salinco - Hengelo Oele) liggen parallel aan de Boortorenweg - Zuidelijke Havenlaan én de Rougoorweg - Boekeloseweg - Diamantstraat. Beide verbindingen kruisen de Boekeloseweg.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan

Onderhavig bestemmingsplan heeft tot doel de herontwikkeling van drie deelgebieden binnen het bedrijventerrein Twentekanaal mogelijk te maken. De gemeente wil middels de planologische herziening de realisatie mogelijk maken van: 1 inpassen van TRM en autodemontagebedrijf Samsen, 2 gedeeltelijke verbreden van de Boekeloseweg en 3 het aanleggen van een parkeerterrein bedoelt als parkeer/rust station voor vrachtwagens.

3.1 Ruimtelijke Karakteristiek

1 TRM/Samsen

Voorliggend plan heeft tot doestelling de huidige overlast in de vorm van stof en geluid te beperken. Om dit te kunnen bewerkstelligen heeft TRM meer bedrijfsruimte nodig zodat het terrein optimaal kan worden ingericht. Door de extra ruimte zullen de bedrijfsprocessen efficiënter verlopen. Dit resulteert in minder overlast voor de omgeving. Hierbij is het uitgangspunt dat de bedrijven niet zullen groeien in productie capaciteit.

Het bedrijf TRM zal ter compensatie van de in gebruik name van het plangebied de opslaglocatie aan de overzijde van de Onyxstraat opgeven. Daarnaast zal aan de grens met de Toermalijnstraat een aarden wal worden opgeworpen met daarop schermen tot 1,5 meter om geluid en stofoverlast te beperken. Deze ingrepen zijn verwoordt in het masterplan 'Verbetering bedrijventerrein Twentekanaal' en worden door de gemeente gesteld als voorwaarden aan TRM om het plangebied in gebruik te mogen nemen.

2 Verbreding Boekeloseweg

De Boekeloseweg wordt verbreed zodat er ruimte wordt gecreëerd voor de aanleg van een busbaan ten behoeve van het HOV. De twee rijbanen van de Boekeloseweg zullen van elkaar worden gescheiden. Tussen beide rijbanen komt de busbaan te liggen. Hierdoor zal het fietspad, dat nu aan weerszijde van de weg aanwezig is, worden opgeschoven. Ten zuiden van de kruising met de Boortorenweg zal de busbaan opgaan in het normaal wegprofiel. De huidige brug over het Twentekanaal is niet breed genoeg om een extra rijbaan aan te kunnen leggen. Daarom wordt er een tweede brug naast de reeds bestaande brug gebouwd. Over deze brug komt de busbaan alsmede de weg richting de binnenstad van Hengelo te liggen. De bestaande brug zal in gebruik blijven voor de rijbaan richting het bedrijventerrein. Het ontwerp van de weg is opgenomen in figuur 6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0006.jpg"

Figuur 6: Ontwerp verbreding Boekeloseweg

3 Vrachtwagen parkeerterrein

Het parkeerterrein bestaat uit verhard terrein met als hoofddoel het (tijdelijk)stallen van vrachtauto's. Ten behoeve van deze functie zullen de daarbij behorende afwateringsvoorzieningen en lichtmasten worden aangebracht. Naast de aanleg van de parkeerplaatsen worden de benodigde sanitaire voorzieningen (100 m2) aangelegd. Dit zal worden gerealiseerd in de vorm van een (stenen) gebouw met douche en overige sanitaire voorzieningen. Op het terrein zal ter ondersteuning en ondergeschikt aan de parkeerfunctie, in beperkte mate commerciële ruimte (100 m2) en horeca (160 m2) worden toegestaan.

Het voorzieningengebouw is van maandag tot en met zaterdag van 06.00 uur tot maximaal 22.00 uur geopend voor publiek van buitenaf. In combinatie met de parkeervoorziening kan het voorzieningengebouw tot een later tijdstip en op de zondag wél toegankelijk zijn vanuit de parkeervoorziening.

De aanleg van de parkeergelegenheid heeft tot doelstelling overlast van verspreid geparkeerde vrachtwagens verdeeld over het bedrijventerrein te verhelpen. De parkeerplaatsen zijn niet bedoelt voor langdurige stalling.

3.2 Zout Cavernes

Onder het terrein van de Boeldershoek, de directe omgeving, en in Twekkelo vindt door AkzoNobel zoutwinning plaats of plaats gevonden. De exploitatie van de zoutwinning op de Boeldershoek is reeds geruime tijd geleden beëindigd. Als gevolg van zoutwinning zijn ondergrondse holle ruimtes ontstaan, de zogenaamde zout cavernes. Bij de planvorming in dergelijke gebieden dient rekening gehouden te worden met eventuele verzakkingen en inklinking van de bodem als gevolg van de zoutwinning.

AkzoNobel heeft een bodemdalingsmodel ontwikkeld, waarmee met enige zekerheid kan worden bepaald of een instabiel wordende caverne op den duur bodemdaling of een zogenaamde sinkhole (instortingskrater) kan veroorzaken. In 2000 heeft AkzoNobel onderzoek gedaan naar de risico's van verschillende zoutboringen. Op ongeveer 40 plaatsen kon AkzoNobel de vorming van sinkholes op termijn niet uitsluiten. Figuur 7 geeft weer waar de zoutwinning heeft plaatsgevonden(zwarte punten) en het gebied dat hierdoor beïnvloed wordt begrensd door de gele lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0007.jpg"

Figuur 7: Uitsnede uit de bodemdalingkaart.

Een Stuurgroep Bodemdaling Boeldershoek (gemeente Enschede, gemeente Hengelo en Ministerie van Economische Zaken) heeft in 2002 geconcludeerd dat de kans op calamiteiten en grote bodemdaling boven oude zoutwinningen uitgesloten is. Wel zijn er beperkingen gesteld aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de gebieden waar AkzoNobel al 75 jaar zout wint.

Om de risico's te beheersen van eventuele ontwikkelingen op plekken waar bodemdaling aan de orde is, hebben de gemeenten Enschede en Hengelo een bodemdalingprotocol vastgesteld, dat wordt vertaald in de bestemmingsplanregels.

3.3 Verkeer En Infrastructuur

1 TRM/Samen

De ontwikkeling heeft niet tot doel de bedrijfscapaciteit van de beide bedrijven te laten toenemen. Hierdoor zullen er niet meer verkeersbewegingen plaatsvinden en is de invloed op de verkeersstromen te verwaarlozen.

2 Verbreding Boekeloseweg

De verbreding van de Boekeloseweg heeft tot doelstelling de binnenstad beter te ontsluiting. Dit is noodzakelijk door de realisatie het project Hart van Zuid en de daarmee gepaard gaande verkeerstoename. De busbaan die tussen beide weghelften in komt te liggen garandeert een soepel en snelle busverbinding tussen de binnenstad, het bedrijventerrein en omliggende regio zonder dat deze gehinderd wordt door het drukke stadsverkeer. Ten behoeven van dit plan zal het hele wegprofiel worden gewijzigd waarbij de busbaan in het midden komt te liggen met aan weerszijde de autoweg en fietspad.

Doordat er een extra rijbaan wordt aangelegd ten behoeve van het busverkeer wordt aan de oostzijde van de bestaande brug over het Twentekanaal een nieuwe brug bijgebouwd.

3 Vrachtwagen parkeerterrein

Deelgebied 3 zal aansluiten op de Toermalijnstraat. Het aanleggen van de parkeervoorzieningen zullen als gevolg hebben dat de vrachtauto's die nu verspreid over het bedrijventerrein Twentekanaal worden geparkeerd, richting dit deelgebied zullen verplaatsen. Hierdoor zal de verkeersintensiteit van de omliggende wegen toenemen. Het totaal aantal verkeersbewegingen in de omgeving zullen naar verwachting niet of matig toenemen. De vrachtwagens parkeren in de huidige situatie immers ook al binnen de grenzen van het bedrijventerrein.

3.4 Werken / Bedrijven

De voorgenomen ontwikkelingen in onderhavig bestemmingsplan zullen een minimale uitwerking hebben op de werkgelegenheid. De reden voor de verandering van het bestemmingsplan is niet gericht op het uitbreiden van werkgelegenheid maar voornamelijk op het creëren van werkruimte voor huidige functies. Hiermee zullen de bedrijfsprocessen van TRM en Samsen efficiënter verlopen, is de toegang tot de stad verbeterd en zullen geparkeerde vrachtauto's geen overlast meer veroorzaken.

Voor wat betreft de vestigingsmogelijkheden van bedijfstypen in de toekomst is een bedrijvenlijst gemaakt. De bedrijvenlijst is opgesteld aan de hand van de methodiek als beschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. De onderbouwing hoe de bedrijvenlijst is opgebouwd staat omschreven in 5.4.2 en opgenomen als bijlage 1 bij de regels van onderhavig plan.

3.5 Water

Door de realisatie van de drie projecten zal een groot deel nu nog onverhard terrein worden verhard. Hierdoor kan het water niet vrij infiltreren in de ondergrond. Welk effect dit heeft op de waterhuishouding is onderzocht middels een watertoets. De onderzoeksresultaten zijn weergegeven onder hoofdstuk 5.2 Watertoets.

Langs de Boekeloseweg bevinden zich meerdere greppels en kleine sloten die dienst doen als afwateringsvoorzieningen. Deze zullen binnen het nieuwe wegprofiel worden verlegd. Het nieuwe profiel zal gelijkwaardig zijn aan de huidige.

De Strootbeek zal gedeeltelijk worden verlegt ten behoeve van de wegverbreding. Gezien de waarde die wordt toegekend aan de beek wordt deze planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan. Het aanpassen van de waterloop wordt direct aangegrepen om de beek te her profileren en beter tot zijn recht te laten komen in het landschap. Doelstelling is hierbij de natuurlijkheid en belevingswaarde van de beek te vergroten.

Om goed onderhoud te kunnen plegen zal er tevens een keurzone rondom de beek worden aangelegd. Binnen deze zone is het niet zondermeer toegestaan bebouwing op te richten.

3.6 Groen

1 TRM/Samsen

Ten behoeve van de uitbreiding van TRM en Samsen zal de bosschage aan de Toermalijnstraat moeten verdwijnen. Voor het kappen van de bomen is een omgevingsvergunning aangevraagd. In de omgevingsvergunning is naast een vergunning voor het rooien van de bosschages ook een groencompensatie ten gevolgen het groen verlies opgenomen. De groenconpensatie is vastgesteld aan de hand van de bomen verordening en wordt binnenplans gerealiseerd.

2 Verbreding Boekeloseweg

Voor het realiseren van de wegverbreding van de Boekeloseweg is het noodzakelijk de aanwezige bermbeplanting te verwijderen. In het nieuwe wegprofiel wordt rekening gehouden met de aanleg van nieuwe bermvegetatie middels de aanplant van nieuwe (laan)bomen.

3 Vrachtwagen parkeerterrein

Ten behoeve van de aanleg van het parkeerterrein wordt de grasvegetatie verwijdert. Binnen de nieuwe bestemming zal naast wat berm beplanting geen groen worden aangelegd.

Door ecologisch onderzoeksbureau EcoGroen is ten behoeve van dit bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en fauna ter plaatse van het plangebied. De onderzoeksresultaten zijn beschreven in hoofdstuk 5.3 Flora en fauna.

3.7 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

De gasleiding beschreven in hoofdstuk 2.9 Nutsvoorzieningen, kabels en leidingen kan mogelijk van invloed zijn op de ontwikkeling. In externe veiligheidsonderzoek5.4.5 is hieraan aandacht worden besteed.

Ter hoogte van de kruising van de Boekeloseweg met de Boortorenweg loopt de gasleiding onder de Boekeloseweg door. In het bestemmingsplan zal een strook worden opgenomen waarbinnen het verboden is zonder of buiten de kaders van een omgevingsvergunning gebouwen op te richten.

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen van de gemeente Hengelo. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.

Hoofdstuk 4 Relevant Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en vertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nota Ruimte

Het beleid van het Rijk over de Ruimtelijke Ordening is kenbaar gemaakt met de Nota Ruimte. Als hoofddoel is in deze Nota het volgende opgenomen.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om (1) op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, (2) de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten, en (3) de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Als sturingsfilosofie om dit doel te bereiken, wordt door het Rijk als uitgangspunt gehanteerd: "centraal wat moet, decentraal wat kan".

Binnen deze beleidsdoelen zal het concept van stedelijke netwerken worden gehandhaafd. Ruimtelijke kwaliteit en concentratie in de stedelijke netwerken zijn hierbij harde uitgangspunten. Wel zullen ook de kernen in het landelijk gebied mogen bouwen voor de opvang van de eigen bevolkingsbehoefte. Het beleid is met name gericht op uitvoering van plannen en projecten. De rijksbemoeienis is daarbij vooral gericht op die projecten die van nationale betekenis zijn, zoals de nationale stedelijke netwerken, de nationale ecologische hoofdstructuur en de nationale verkeers- en vervoersverbindingen. Uit een recent door de minister van VROM aan de Tweede Kamer gestuurde brief blijkt dat deze voornemens is om de met de stedelijke netwerken overeengekomen intentie afspraken voor de verstedelijking in de periode 2005 tot 2010 ook in deze zin bij te stellen. Uitvloeisel hiervan is o.a. de Verstedelijkingsafspraken die voor de periode 2005-2010 in een convenant tussen Rijk en de Regio Twente zijn vastgelegd. Ook is het ruimtelijk beleid gericht op verbetering van het verslechterd economisch klimaat. De ruimtelijke ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de structuurversterking van de economie.

Doordat binnen het plan gebruik wordt gemaakt van grondgebied dat reeds in aangewezen als bedrijventerrein maar nog niet zodanig optimaal benut wordt voldoet het plan aan de doelstelling van krachtige steden en versterken van de economische positie van de stad. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van inbreiding wat voorkomt dat nieuwe 'stedelijke' ruimte wordt gecreëerd in het buitengebied.

Hiermee voldoet het plan aan de doelstelling van de nota ruimte.

4.1.2 Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is in besluitvorming gebracht. Deze nota geeft de nationale visie op het verkeers- en vervoersbeleid t/m 2020 weer. Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling van Nederland. Belangrijke punten hierin zijn onder andere: verbetering van de bereikbaarheid, faciliteren van de groei van het verkeer, verbetering van de betrouwbaarheid van het openbaar vervoer en het wegennetwerk en het voorbereiden van de invoering van beprijzing van het gebruik van de weg. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor en lucht) van deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid maken onderdeel uit van de Nota Ruimte.

De uitbreiding van de Boekeloseweg met een busbaan zorgt voor een snelle en efficiënte bereikbaarheid van de stad alsmede het industrieterrein. Ook de vrachtwagen parkeerterrein is een schakel in het goederen vervoer over de weg.

4.1.3 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

Ten behoeve van het bestemmingsplan is een quickscan luchtkwaliteit uitgevoerd. Significante verslechtering van de luchtkwaliteit veroorzaakt door de ontwikkeling ten opzichte van de huidige situatie is op basis van wet en regelgeving niet toegestaan. De quickscan zal uitwijzen welke invloed de voorgenomen ontwikkeling heeft op de heersende luchtkwaliteit.

4.1.4 Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding heeft als belangrijkste doelstelling: het hebben en houden van een
veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige
watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Met het beleid van de Vierde Nota wordt verwacht dat een verdere verbetering van het verdere functioneren van watersystemen kan worden bereikt. In de Vierde Nota wordt een koers ingezet op het versterken van de samenhang van het waterbeleid met andere beleidsvelden zoals milieubeleid, ruimtelijke ordening en natuurbeleid en kan zowel voor het realiseren van de doelen van het waterbeleid als voor doelen van andere beleidsvelden positief uitwerken. Voor de ruimtelijke ordening zal hieraan inhoud worden gegeven door bij de opstelling of wijziging van streek- en bestemmingsplannen water als ordenend beginsel te hanteren.

Middels de watertoets zijn de consequenties van voorgenomen ontwikkeling op de waterhuishouding in kaart gebracht.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

De opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+, de Omgevingsvisie Overijssel (2009), schetst de visie, de beleidskeuzen en de uitvoeringsstrategie op de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie richt zich uitsluitend op het provinciaal belang. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.

Om de ambitie te kunnen bereiken moet worden ingezet op de volgende thema's:

  1. 1. Woonomgeving: Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag. Niet van toepassing op dit bestemmingsplan.
  2. 2. Economie en vestigingsklimaat: Een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en MKB.
  3. 3. Natuur: Behoud en versterking van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De stoomleiding is gelegen buiten de ecologische hoofdstructuur. Binnen een straal van 3 kilometer is geen natura 2000 gebied gelegen.
  4. 4. (Binnen-)steden en landschap: Behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen-)stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied.
  5. 5. Bereikbaarheid: Een vlotte veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel.
  6. 6. Watersysteem en klimaat: Watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor lange termijn klimaatbeheersing en veilig zijn. Buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan werkt het waterschap Regge en Dinkel aan plannen voor het verleggen van de Strootbeek en retentie.
  7. 7. Veiligheid en gezondheid: Veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen. Er zijn verschillende veiligheidsaspecten onderzocht en beschreven in de toelichting van dit bestemmingsplan.
  8. 8. Energie: Een betrouwbare en veilige energievoorziening met beperking van uitstoot broeikasgassen.
  9. 9. Ondergrond: Balans behouden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond. Ten behoeve van het bestemmingsplan is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek is het plangebied archeologisch vrijgegeven.

Aan bovenstaande thema's zijn twee thema's toegevoegd die leidend zijn voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat hierbij om:

10. Duurzaamheid

11. Ruimtelijke kwaliteit


In de omgevingsvisie wordt gedacht vanuit een lagen benadering

  • Natuurlijke laag (in en op de bodem);
  • Laag van het agrarisch cultuurlandschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem);
  • Stedelijke laag (bebouwing en infrastructuur);
  • Lust & Leisure laag (beleving, toerisme, cultuurhistorie en landgoederen).


Deze lagen zijn zo onderscheiden omdat de ingrepen in de fysieke leefomgeving in elke laag volgens eigen principes en processen verlopen. Uiteraard staan ze niet los van elkaar, maar zijn ze altijd met elkaar verbonden. Immers, plekken die eerst natuurlijk waren, zijn nu bebouwd en in een enkel geval andersom. Vaak liggen ze over elkaar heen en hebben we op één plek te maken met kenmerken van verschillende lagen. Op andere plekken is dat niet zo en domineert een bepaalde laag.

De provincie streeft naar vitale werklocaties die aansluiten bij de vraag van ondernemers. In het algemeen kan worden gesteld dat er behoefte bestaat aan diversiteit in vestigingsmilieus die bovendien een goede fysieke en virtuele bereikbaarheid kennen met een duurzaam gebruik van grond en energie. De manier waarop we omgaan met bedrijventerreinen moet veranderen. Bestaande bedrijventerreinen verouderen snel, terwijl er relatief makkelijk nieuwe terreinen worden aangelegd. Hierdoor hebben herstructurering en parkmanagement slechts beperkt succes. Om deze reden wordt een rem gezet op de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en wordt ingezet op herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Het beleid voor nieuwe en bestaande niet (sterk) verouderde bedrijventerreinen is erop gericht minimaal het kwaliteitsniveau te handhaven, maar liever te verhogen.

Bij het opstellen van onderhavig plan is rekening gehouden met de lagen benadering. Middels onderzoek en gedurende de planvormingsfase is rekening gehouden met de ruimtelijke kwaliteit sociale veiligheid. Hierbij wordt gestuurt op veilgheid en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. (zie hiervoor ook de planbeschrijving opgenomen in paragraaf 1.1)

Tegelijk met de omgevingsvisie is op 1 juli 2009 de Omgevingverordening Overijssel vastgesteld. De omgevingsverordening is het instrument om het beleid uit de omgevingsvisie te laten doorwerken.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:

  • alleen bouwen voor de lokale behoefte;
  • alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
  • de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.

De omgevingsverordening stelt beperkingen aan de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Het document stelt dat er enkel voor locale behoefte een nieuw bedrijventerrein mag worden aangelegd. Interregionale terreinen mogen slechts op de aangewezen plekken worden gerealiseerd. Bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden dient vooraf overleg en afstemming plaats te vinden met omliggende gemeenten. Aangezien voorgenomen ontwikkeling bestaat uit het in gebruik nemen van een reeds bestaand industrieterrein is bovengenoemde verplichting niet van toepassing.

Voor overige elementen als water verkeer etc. worden ook kaders gesteld. Als onderbouwing van het bestemmingsplan zullen er in de onderliggende onderzoeken rekening worden gehouden met de eisen zoals gesteld in de verordening

Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de verordening.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Intergemeentelijke Structuurschets

In de Intergemeentelijke Structuurschets Hengelo/Enschede wordt in het kader van duurzaamheid aandacht geschonken aan de compacte stad. Dit betekent dat er prioriteit wordt gegeven aan de ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied met behoud en/of versterking van de leefomgeving. De ruimte die aanwezig is in het bestaand stedelijk gebied wordt hierdoor maximaal benut. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande groenstructuur en de aansluiting met het buitengebied dienen te worden gehandhaafd.

Door het benutte van nu braakliggend terrein wordt voldaan aan de voorkeur tot inbreiding. Voor de realisatie van de uitbreiding van TRM en Samsen moet hiervoor echter wel een groenstrook verdwijnen. Hiervoor wordt een compensatie verwacht elders in de gemeente. Hoe dit wordt voorgegeven staat beschreven in hoofdstuk 3.6.

4.3.2 Regionaal Mobiliteitsplan

De Regio Twente heeft het Regionaal Mobiliteitsplan (RMP) in 2007 vastgesteld. In het RMP wordt ingezet op een betere bereikbaarheid. De Regio wil de bereikbaarheid, welke de afgelopen jaren is verslechterd, terugbrengen naar het niveau van 2004. Tevens wil men de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Twente verbeteren.

4.3.3 Openbaar vervoer

De Regio Twente wil iedereen in de regio de mogelijkheid bieden zich tegen redelijke kosten te verplaatsen met het openbaar vervoer. Dit openbaar vervoer moet de bereikbaarheid van stad en streek waarborgen. In de OV-strategie Regio Twente 2004-2010 streeft de regio naar een hoogfrequent overzichtelijk netwerk van stamlijnen voor de zware vervoersstromen tussen en naar de steden, een (bijna) deur-tot-deur-servicenet voor de dunnere vervoersstromen aangevuld met andere bussystemen als buurtbussen en collegeliners. In het RMP is de realisering van Agglonet Twente opgenomen. Deze openbaar vervoerverbinding zorgt voor een samenhangende verbinding tussen de kernen van de netwerkstad. De verbinding wordt gevormd door een combinatie van aanvoerlijnen in de steden, met een centrale verbindingsas. De aanvoerlijnen (de doorstroomassen) zijn hoogwaardige openbaar vervoersassen voor de bus, deels als vrije busbaan ingericht, deels samen met het autoverkeer, waarbij de bus prioriteit geniet op de kruispunten. De centrale verbindingsas wordt gevormd door de bestaande treinverbinding. De doorstroomassen zijn inmiddels in de diverse steden aangelegd en worden verder uitgebreid. Naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de centrale as wordt onderzoek verricht. Tevens gaat er onderzocht worden of de belangrijkste concentraties van wonen en werken door middel van een busverbinding met elkaar verbonden kunnen worden. Dit moet leiden tot een OV-net van trein en bus dat zich als één samenhangend geheel presenteert en een aantrekkelijk alternatief biedt voor een deel van de autoverplaatsingen.

Door de verbreding van de Boekeloseweg wordt er ruimte gecreëerd voor de aanleg van een busbaan welke deel uitmaakt van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) en vormt een regionale verbinding wat bijdraagt aan de bereikbaarheid van de stad Hengelo.

4.3.4 Verkeersveiligheid

De Regio Twente zet de komende jaren in op het duurzaam veilig inrichten van de regio en het toepassen van een herkenbare weginrichting. Alleen een integrale gemeentelijke aanpak van de verkeersonveiligheid (infrastructuur en gedrag) komt in aanmerking voor subsidie. De Regio heeft geen verantwoordelijkheden voor de verkeersveiligheid in het spoorvervoer en de binnenvaart. Om de verkeersveiligheid te vergroten wil de Regio inzetten op Kosteneffectieve Maatregelen (KEM), essentiële herkenbaarheidsmaatregelen (EHK) alsmede op integrale aanpak van gedragsbeïnvloeding.

4.3.5 Fietsverkeer

In Twente neemt het fietsgebruik geleidelijk af en de Regio wil deze daling afremmen en zelfs weer laten stijgen, de doelstelling is om in 2011 hetzelfde fietsgebruik te hebben als in 1995. Om het fietsen aantrekkelijk te laten blijven moeten de missende schakels of schakels van onvoldoende kwaliteit in het fietsnetwerk worden aangepakt. Daarnaast wil de Regio inzetten op een fietssnelweg van Nijverdal naar Gronau, welke loopt via de kernen van de netwerksteden.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP)

In het Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) is de groene hoofdstructuur voor de gemeente Hengelo vastgelegd. "Groen" dient hierbij breed opgevat te worden als landschap, stedelijk groen, natuur, water en recreatief medegebruik. Hoofduitgangspunt is de stad-èn-landbenadering, waarbij gestreefd wordt naar zowel een krachtige stad als een vitaal platteland.

In het groenplan is de samenhang tussen regio, buitengebied, stadsrand, stad en wijk in beeld gebracht. Het GGP richt zich op het hoofdgroen in de stadsrand, stad en wijk. De totale hoofdstructuur in de stad en omgeving bestaat uit een samenhangend netwerk van stadsrandzones, geledingszones tussen de kernen, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen (boomgroepen), beken met begeleidend groen en spoordijken.

Afbeelding 8 is een uitsnede van het Gemeentelijk GroenPlan. Op de kaart zijn de hoofd groenstructuren binnen de gemeente Hengelo opgenomen.

Plangebied 2 maakt deel uit van het de gemeentelijke groenstructuur. Het gebied is aangegeven als weg met laanbeplanting. In het nieuwe wegontwerp is reeds rekening gehouden met de waarde van het gebied voor de groenstructuur van de gemeente. Na de weg reconstructie zal de huidige laanstructuur weer worden teruggebracht.

Deelgebieden 1 en 3 maken geen deel uit van het gemeentelijk groenplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0008.jpg"

Figuur 8: Uitsnede uit het gemeente groenplan

4.4.2 Gemeentelijk Rioleringsplan

In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht vanwege de hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat het water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn: regenwaterhergebruik op individuele schaal en directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen;
  • Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers;
  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater dus niet naar een RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundige plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren;
  • Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het Waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.

De ontwikkelingen beschreven in onderhavig plan voldoen aan de eisen van het gemeentelijkrioleringsplan.

4.4.3 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid van veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Het doortrekken van de Laan Hart van Zuid is vormt de verbinding tussen de binnenstad, stationsgebied, hart van zuid richting snelweg. Met de realisatie van dit project wordt tegemoet gekomen aan de doelstellen uit het Gvvp om regionale doorstroomassen te creëren voor zowel weg verkeer als de HOV.

4.4.4 Gemeentelijk waterplan (2006)

Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;

  1. 1. Het herstel van de Hengelose beken;
  2. 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen ( afkoppelen van hemelwater);
  3. 3. Het oplossen van grondwateroverlast.

Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.

Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.

Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.

Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden.

Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.

4.4.5 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de regio en in Hengelo worden uitgevoerd, staan beschreven in het rapport "RUP gedragsbeïnvloeding: op weg naar een permanente verkeerseducatie in Zuid-Twente (periode 2004-2006)". De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

4.4.6 Nota Economisch beleid (2003)

November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

4.4.7 Structuurvisie Hengelo 2030 (2008)

Op 9-9-2008 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  1. 1. Versterking van de economische structuur;
  2. 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  3. 3. De sociale opgave;
  4. 4. Het landschap de stad in;
  5. 5. Ruimtelijke kwaliteit;

4.4.8 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

4.4.9 Welstandsnota

Per 1 juni 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo in werking getreden. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. In de nota worden voor heel Hengelo algemene criteria genoemd. Daarnaast vindt concretisering plaats door gebiedsgerichte criteria en objectieve criteria. Voor licht-vergunningplichtige bouwwerken zijn loketcriteria opgenomen. Omdat de criteria enkel betrekking hebben op materiaalkeuze, kleur e.d., beperkt het bestemmingsplan zich tot het regelen van de massa.

Het plangebied valt binnen het welstandregime Industrietereinen. Hiervoor zijn de beleidsmaatregelen:

  • instandhouden en versterken van de diversiteit aan gebouwtypen;
  • tegengaan van het rommelige beeld op de terreinen, door zichtbare opslag te voorkomen en de architectonische verschijningsvorm van de gebouwen te verbeteren;
  • speciale aandacht besteden aan het overgangsgebied tussen woongebied en industrieterrein.

Voornamelijk het tegen gaan van verrommelingvan het bedrijventerrein (in gebruikname van braakliggen terrein) is een van de kaders waarbinnen het plan zijn bijdrage levert. Daarnaast wordt er door de aanleg van de weg een bijdrage gelevert aan een eenduidige inrichting van het bedrijventerrein.

4.4.10 Beleid Duurzame Ontwikkeling 2006-2010

De beleidsnota Duurzame Ontwikkeling 2006-2010 heeft als doel om Duurzame Ontwikkeling expliciet op de agenda van de ontwikkeling van Hengelo te plaatsen, en daarmee een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsambitie van de gemeente. Het beleidsplan geeft het algemene kader weer voor duurzame ontwikkeling binnen de gemeente Hengelo. Jaarlijks wordt hier een uitvoeringsplan aangekoppeld.

4.4.11 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo.
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en
    APV-ontheffingen.
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden.
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:

  • Een zo integraal mogelijke gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: Wonen, Binnenstad en winkelgebieden, Industrie en bedrijven, Buitengebied en stadsparken en. Verkeerszones
  • Ambities per gebiedstype (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden)
  • Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken
  • Zoveel mogelijk aanhouden van de volgorde: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan als er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie.
  • Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
  • Een eenduidige normstelling voor bedrijven.

4.5 Conclusie

Het plan voldoet aan het voor het gebied opgestelde beleid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Monumenten En Archeologie

5.1.1 Monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.

Binnen het plangebied Boekeloseweg en Toermalijnstraat bevinden zich geen monumenten.

5.1.2 Archeologie

In 1992 is op Malta het Europees verdrag gesloten over het cultureel erfgoed in de bodem, het Verdrag van Valletta genoemd. Doel: bij ruimtelijke planning meer en beter rekening houden met de archeologische waarden die zich in de bodem bevinden. Het verdrag van Malta is vertaald in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ). De wet is op 1 september 2007 in werking getreden.

In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de archeologische waarde van het plangebied. De gemeente Hengelo heeft een archeologische verwachtingswaardekaart opstelt. Uitsnede is opgenomen in figuur 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0009.jpg"

Figuur 9: uitsnede archeologische verwachtingswaarde kaart gemeente Hengelo

Op deze verwachtingswaardekaart zijn locatie 1 en 2 aangemerkt als 'dekzandwelvingen en -vlakten met een plaggendek' en hebben een middelmatige trefkans voor archeologische resten uit alle perioden. De waarde kaart schrijft voor dat voor alle ingrepen binnen de bebouwde kom groter dan 500m2 en/of dieper dan 40 cm er archeologisch onderzoek dient te worden gevoerd.

Deelgebied 3 is door de gemeente vrijgesteld voor nader archeologisch onderzoek. Bij het opstellen van de archeologische verwachtingswaarde kaart is dit gebied opgenomen als 'plangebieden met grootschalig archeologisch onderzoek, waar het gebied is vrijgegeven of het onderzoek definitief is afgerond'. Bij dergelijke gebieden zijn archeologische resten aangetast of verdwenen door diepe bodemingrepen of destructief archeologisch onderzoek. Het beleid schrijft in dergelijke gebieden voor dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Op basis van deze informatie is locatie 3 in de onderzoeksfase buiten beschouwing gelaten. De voorgenomen ontwikkeling derhalve verantwoord.

Onderzoek

1 TRM/ Samsen

Uit het bodemonderzoek uitgevoerd door Tauw op 14 juni 2010 (kenmerk R001-4691045TNY-baw-V02-NL) is gebleken dat de ondergrond van dit gebied reeds geheel verstoord is door activiteiten uit het verleden. Er is tot op 1m-mv bijmenging van puin en overig stortmateriaal aangetroffen. Dit heeft de gemeente in afstemming met BAAC advies- en onderzoeksbureau doen besluiten het plangebied vrij te stellen van de onderzoeksverplichting naar archeologische waarden. Hiermee is de ontwikkeling vanuit archeologisch oogpunt verantwoord.

2 verbreding Boekeloseweg

BAAC, advies en onderzoeksbureau heeft naar aanleiding van de aanduiding op de archeologische verwachtingswaarde kaart een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd.(bijlage 2 Archeologischonderzoek Kenmerk V-100270)

Uit de rapportage blijkt dat de grond tot ongeveer 55 cm-mv verstoort is. Hierdoor is de kans op het aantreffen van in tact gebleven archeologische resten zeer klein. De archeologische waarde van het gebied is daarom laag. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Aanbevelingen

Op basis van de resultaten van vooronderzoek aan de hand van de archeologische verwachtingswaarde kaart alsmede het nader onderzoek voor locatie 2 is er geen archeologische waarde aangetroffen binnen het plangebied. Derhalve kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkelingen geen negatief effect hebben op de instandhouding van archeologische waarde in situ. Archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied.

5.2 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Aan de hand van de uitgangspunten van het waterschap is door Aveco de Bondt een (digitale)watertoets uitgevoerd (bijlage 3). Dit hoofdstuk geeft een samenvatting dit onderzoek.

Algemeen
De deklaag ter plaatse van het plangebied bestaat uit zand met klei-, leem- en veenlagen tot een diepte van ca. 15 m-mv met een matige doorlatendheid.

Afvalwater
Deelgebied 1 dient te worden aangesloten op het gescheiden stelsel in de Zuidelijke Havenweg. Binnen de overige twee deelgebieden (2 en 3) is voor een kleine voorzieningen aansluiting op een rioleringsstelsel, voor de afvoer van afvalwater, noodzakelijk.

Hemelwater
Voor bedrijventerrein Twentekanaal-Zuid geldt dat hemelwater rechtstreeks op het Twentekanaal mag worden afgevoerd.
Binnen onderhavige watertoets is ervan uitgegaan dat het hemelwater van perceel 2 rechtstreeks op het Twentekanaal kan worden geloosd. Voor het verhard oppervlak van perceel 1 en 3 is gesteld dat deze verharde oppervlakten kunnen worden aangesloten op het gescheiden stelsel in de Zuidelijke Havenweg en/of Toermalijnstraat. Er wordt aangeraden een olieafscheider bij perceel 3 te plaatsen voor aansluiting op het hemelwaterriool.

Grondwater
De grondwaterstand in het plangebied is afgeleid van gegevens van twee peilbuizen, te weten B34E0275 en B34F1203. Hiervan zijn de volgende gegevens bekend:

tabel 1: GG en GHG voor peilbuizen B34F1203 en B34F0275 voor de periode 1991 t/m 1998

Peilbuis Maaiveldhoogte
(m NAP)
GG
(m NAP)
GG
(m-mv)
GHG
(m NAP)
GHG
(m-mv)
B34F1203 19,6 17,46 1,74 17,80 1,4
B34E0275 19,7 18,51 1,09 18,85 0,75

Oppervlaktewater
Binnen een gedeelte van perceel 2 is de Strootbeek (waterloop 20-0-8) gelegen. Voor de waterloop wordt geen peilbeheer gehanteerd. Het Twentekanaal snijdt het plangebied op het noordelijkste deel van perceel 2. De drainerende werking van het Twentekanaal is ter plaatse van de verschillende percelen merkbaar. Het normale waterpeil in het Twentekanaal bedraagt NAP +16,3 m.

Verder liggen er sloten in het plangebied welke verder niet omschreven worden, omdat deze niet in beheer en onderhoud zijn bij het waterschap en ook niet zijn aangemerkt als leggerwaterlopen die zijn opgenomen op de legger van het waterschap.
Het heeft sterke voorkeur als hemelwater via een bodempassage op het oppervlaktewater wordt geloosd.

Aanbevelingen

In algemene zin past de invulling van de ontwikkeling aan de randvoorwaarden van het beleid. Met aanvullende maatregelen om wateroverlast te voorkomen heeft de ontwikkeling waterhuishoudkundig geen invloed op de omgeving.

Het waterschap Regge en Dinkel heeft op 24 november 2010 op de concept-watertoets gereageerd. De voorgestelde correcties zijn in de definitieve versie van de watertoets doorgevoerd.

5.3 Flora En Fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

Ter onderbouwing van onderhavig plan is door Eco groen op 4 mei 2010 onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en faun ter plaatsen van de drie locatie. De onderzoeksresultaten van de drie locatie zijn respectievelijk opgenomen in bijlagen 4, 5 en 6.

Tijdens de veldinventarisatie is aandacht besteed aan de beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet (FFW) en vooral aan de juridisch zwaarder beschermde soorten (zogenaamde tabel 2- en 3-soorten). Voor zover mogelijk zijn de volgende soortgroepen geïnventariseerd: flora, zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden. Daarnaast is op basis van de terreingesteldheid, bekende verspreidingsgegevens (zie Hoofdstuk 4 Geraadpleegde bronnen) en expert judgement, een uitspraak gedaan over mogelijk aanwezige beschermde soorten.

Algemeen

Geen van de plangebieden heeft invloed op of is gelegen binnen een beschermd natuurmonument, natura 2000 gebied of de ecologische hoofdstructuur.

1 TRM/ Samsen

Het deelgebied bestaat volledig uit loofbos met een bijmenging van grove den. Het perceel wordt geschikt geacht als verblijfs- en foerageergebied voor vleermuizen. De bosschage vormt mogelijk een belangrijke referentie punt waarlangs vleermuizen hun vaste vliegroute hebben gevormd. Om uitsluitsel te geven over het belang van de bosschage voor vleermuizen wordt geadviseerd een aanvullend vleermuisonderzoek uit te voeren.

Binnen het deelgebied zijn geen nest locaties aangetroffen die jaar rond beschermde zijn. Wel wordt aanbevolen rekening te houden met de beschermde status van broedvogels. Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd. Het broedseizoen ligt globaal tussen half maart en eind juni. Dit is echter geen garantie dat er geen broedvogels buiten het broedseizoen in het plangebied broedend kan worden waargenomen.

Overige soorten flora en fauna die zijn aangetroffen of waarvoor het deelgebied een potentiële groei- of verblijfplaats vormt zijn opgenomen in laag beschermde tabel 1 en zijn daarmee automatisch vrijgesteld van artikel 75 van de flora en fauna wet.

2 Verbreding Boekeloseweg

De deelgebied bestaat uit een lijnvormig bomen en struwelen beplanting. De aangetroffen flora en fauna zijn alle opgenomen in tabel 1 en zijn daarmee automatische vrijgesteld.

Net als op locatie 1 is ook deze locatie een potentiële broedlocatie voor vogels. De werkzaamheden dienen derhalve buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd.

3 vrachtwagen parkeerterrein

De locatie bestaat uit een verruigt grasland zonder opgaande struik of boomgewassen. Binnen deze locatie is geen beschermde flora en fauna aangetroffen.

Net als op locatie 1 is ook deze locatie een potentiële broedlocatie voor vogels. De werkzaamheden dienen derhalve buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd.

5.4 Milieu

5.4.1 Vliegveld Twente

Het plangebied ligt op circa 6 km van het vliegveld Twente. De ligging ten opzichte van het vliegveld brengt een aantal aspecten met zich mee die in het kader van een goede ruimtelijke ordening aandacht vergen.

5.4.2 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en kwetsbare functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen en te ontwikkelen. Om dit te waarborgen is een quickscan bedrijven en milieuzonering uitgevoerd (bijlage 7)

Het primaire toetsingskader voor het bepalen of er milieuhinder optreedt, veroorzaakt door een bepaalde ontwikkeling, is het bestemmingsplan. De mogelijkheden die een bestemmingsplan planologisch biedt aan een bepaalde locatie is leidend. Tot milieuhinder worden diverse vormen van hinder gerekend, zoals hinder door geur, stof, geluid en gevaar. Voor bedrijven wordt een systematiek gehanteerd waarbij milieucategorieën als indicatie voor de milieuhinder dienen.

In de vigerende bestemmingsplannen is nog geen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie aangezien deze ten tijden van het opstellen van de plannen nog niet bestond. Tegenwoordig is het gebruikelijk voor nieuwe bestemmingsplannen vast te stellen welke milieucategorieën maximaal worden toegestaan.

Bedrijventerrein Twentekanaal betreft een geluid gezoneerd bedrijventerrein. Dergelijke terreinen hebben tot doelstelling ook bedrijven te kunnen huisvesten die door de aard van hun productie een hoge milieubelasting hebben. In dit kader is het raadzaam de maximaal haalbare milieucategorie toe te staan. Hierdoor worden de vestigingsmogelijkheden voor bedrijven in de toekomst zo ruim mogelijk gehouden. De gemeente heeft besloten bedrijven tot en met categorie 4.2 toe te staan. Om enige flexibiliteit te behouden is in de regels van onderhavig plan een uitzondering opgenomen. Bedrijven die niet vallen binnen de bedrijvenlijst maar aantoonbaar kunnen maken dat zij kunnen voldoen aan de milieubelasting van een vergelijkbaar bedrijf dat wel in de lijst voorkomt kunnen deze worden toegestaan. Tevens is een wijzigingsbevoegheid opgenomen voor het vestigen van BEVI inrichtingen.

In onderhavig bestemmingsplan is, als bijlage bij de regels, een bedrijvenlijsten opgenomen die voorschrijft welke bedrijven zich binnen de plangrenzen mogen vestigen. Door een bedrijvenlijst toe te passen wordt verzekerd dat de bedrijven die zijn toegestaan ook gewenst zijn in het kader van bedrijven en milieuzonering.

De bedrijvenlijst is gebaseerd op bijlage 1 van de VNG-publicatie. Uit deze lijst zijn de bedrijven op basis van aspecten, ander aspecten dan geluid, ingedeeld zouden zijn als een 5.1 (500 meter) inrichting of hoger, verwijderd uit de lijst. Overige bedrijven zijn wel toegestaan. Door de bedrijvenlijst toe te passen kunnen er geen knelpunten optreden met dichtst bij zijnde omliggende gevoelige objecten (600 meter).

Bij het opstellen van de bedrijvenlijst is het aspect geluid buiten beschouwing gelaten. Doordat het bedrijventerrein is gezoneerd (als bedoelt in de Wet geluid hinder), vindt de toetsing van geluid imissie van nieuw te vestigen bedrijven op de zonegrens plaats. Geluid hoeft derhalve niet worden opgenomen als beperking binnen de bedrijvenlijst.

Doordat de bedrijvenlijst het aspect geluid buiten beschouwing is gelaten kan geen gebruik meer worden gemaakt van de standaard bedrijvenlijst uit de VNG-Publicatie bedrijven en milieuzonering. Toets of een bedrijf inpasbaar is dient te geschieden aan de hand van de bedrijvenlijst.

Op het bedrijventerrein liggen naast bedrijven ook enkele bedrijfswoningen. De dichtbijzijnde woning binnen de grenzen van het bedrijventerrein ligt op cica 400 meter van deelgebied 1. Woningen worden gezien als gevoelig object (wgh) Echter door de ligging op een gezoneerd industrie terrein krijgen ze niet dezelfde bescherming als woningen binnen bijvoorbeeld een woonwijk. Hierdoor worden de woningen binnen het bedrijventerrein niet meegenomen bij de akoestische toetsing.

De (geplande) bedrijven binnen deelgebieden 1 en 3 worden als volgt ingedeeld:

SBI code cat afstanden

Puinbrekerijen > 100.000t/j: 383202 A2 5.2 700 geluid 200 stof

Handel in auto onderdelen: 453 2 30 geluid 10 gevaar

vrachtwagen parkeerplaats: 5221 2 3.2 100 geluid 30 gevaar

De puinbrekerij heeft een hogere categorie dan de maximaal toegestane 4.2. Echter het aspect geluid wordt getoetst aan het zone beheerplan van het bedrijventerrein. Hierdoor wordt het aspect geluid buiten beschouwing gelaten bij de toetsen van de toelaatbaarheid van een bedrijf op het bedrijventerrein. De categorie indeling wordt bijgesteld van 5.2 tot 4.1 waardoor het bedrijf past binnen de kaders van de bedrijvenlijst. Dit laat onverlet dat de het bedrijf dient te voldoen aan de akoestische eisen die zijn neergelegd in het zone beheerplan.

Hiermee wordt voldaan aan de zoneringseisen. Hierdoor zijn de nieuwe ontwikkelingen uit het oogpunt milieuzonering, verantwoord.

5.4.3 Bodem

In opdracht van de gemeente is op de drie deelgebieden afzonderlijk onderzoek bodemonderzoek uitgevoerd. De doelstelling van de onderzoeken is het vaststellen van de milieutechnische kwaliteit en beoordelen of de kwaliteit afdoende is om zondermeer de voorgenomen ontwikkelingen te kunnen laten plaatsvinden.

Resume van de uitgevoerde onderzoeken:

Deelgebied 1: Bodemonderzoek 14 juni 2010 Tauw kenmerk: Roo1-4691045TNY-baw-v02-NL

Geconcludeerd wordt dat op de locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging(immobiel) met zware metalen en HCH. De verontreiniging is te relateren aan het zintuiglijk waargenomen stortmateriaal. Er is zowel analytisch als zintuiglijk geen onderscheid te maken tussen het op de locatie aanwezige depot en de omliggende bodemlaag. Om de toekomstige ontwikkeling mogelijk te maken wordt momenteel een saneringsplan opgesteld. De sanering wordt uitgevoerd met het oog op het toekomstig gebruik als onbebouwd gebied. Hierbij is geen rekening gehouden met de mogelijkheid tot het oprichten van bebouwing met een diepe fundering. Bij de bouwaanvraag van dergelijke bebouwing dient aannemelijk te worden gemaakt dat het oprichten van de bebouwing geen invloed heeft op de genomen saneringsmaatregelen. In de regels is een verbodsbepaling opgenomen voor het oprichten van een bouwwerken. Mits kan worden aangetoond dat het oprichten van een bouwwerk geen significant nadelig effect heeft op de milieu hygiënische bodemkwaliteit, is het oprichten van bouwwerken toegestaan op deelgebied 1.

Deelgebied 2: Bodem onderzoek Geofox-Lexmond BV 30 november 2010 document kenmerk 20102724_a1RAP

In opdracht van gemeente Hengelo een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Boekeloseweg te Hengelo. In 2002 is de verontreiniging met HCH in het brugtalud beschikt als spoedeisend op basis van de aanwezigheid van humane en ecologische risico's. Om onbekende redenen is deze verontreiniging tot op heden niet gesaneerd. Met iets anders uitgangspunten dan toen blijkt uit de (indicatieve) risicobeoordeling door de opdrachtgever dat de verontreiniging helemaal niet spoedeisend is. Het doel van het onderzoek is om de verontreiniging opnieuw te laten beschikken. Hiervoor is een actualisatie-onderzoek uitgevoerd en is middels een nieuwe risicobeoordeling vastgesteld of de verontreiniging spoedeisend is. Zintuiglijk zijn in de bodem geen bodemvreemde materialen aangetroffen. Daarnaast is op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Over nagenoeg de gehele onderzoekslocatie zijn beta-HCH's sterk verhoogd(> interventiewaarde) aangetroffen. De verontreiniging heeft een omvang van meer dan 25 m3,waardoor sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verontreiniging is in horizontale richting niet afgeperkt. Gezien de aard van de verontreiniging (ophoging brugtalud),mag worden aangenomen dat de verontreiniging alleen onder het opgehoogde brugtaludaanwezig is. Uit de risicobeoordeling blijkt dat er geen actuele humane, ecologische en/of verspreidingsrisico's aanwezig zijn. De locatie hoeft derhalve niet met spoed gesaneerd te worden. De sanering kan op een natuurlijk moment, bijvoorbeeld bij herinrichting van de locatie plaatsvinden. Op basis van de onderzoeksresultaten kan een herbeschikking worden aangevraagd bij het bevoegd gezag.

Momenteel is nog niet duidelijk welke sanerende maatregelen dienen te worden getroffen voor plangebied 2. Het is mogelijk dat voorafgaand aan de realisatie van de weg een sanering dient te worden uitgevoerd. Ook kan het zijn dat door het realiseren van de weg tegelijkertijd de sanering wordt uitgevoerd (isolatie variant). In beide gevallen dient een saneringsplan ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te worden overlegd (Gemeente Hengelo Ov.).

Als voorafgaand aan de realisatie een sanering dient te worden uitgevoerd en hierop door het bevoegd gezag een beschikking is afgegeven kan daarna de herinrichting plaatsvinden. Als door middel van de realisatie van de weg de sanering wordt uitgevoerd is het wachten op een beschikking niet noodzakelijk. In de regels van onderhavig plan is een beperking opgelegd voor realisatie van de voorgenomen ontwikkeling op deelgebied 2. Er dient voorafgaand aan de ontwikkeling een duidelijk plan te worden opgesteld om de sanering uit te voeren.

Deelgebied 3: Bodemonderzoek Tauw 11 november 2008 kenmerk: R001-4591783MNU-CMN-V01-NL

Om inzicht te verkrijgen in de ontwikkelingmogelijkheden van het plangebied is in opdracht van de gemeente een bodemonderzoek uitgevoerd. Om vast te kunnen stellen of en waar de mogelijke vervuiling zich voordoet is er een radar onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat er binnen het plangebied wat voorheen is gebruikt als stortplaats een vervuiling in de grond aanwezig is. De vervuiling is in kaart gebracht doormiddel van het radar onderzoek en gecontroleerd middels een sleuvenonderzoek.

De ondergrond is vanaf circa 1,5 tot 3 -mv vervuilt. Zintuiglijk is onder andere metaal puin plastic en jute aangetroffen. Uit analyse blijkt de ondergrond onder ander zware metalen (koper, lood zink en barium) PAK en minerale oliën (diesel en motorolie). Daarnaast is er een verhoogt gehalte aan Eox aangetroffen.

Het plangebied wordt gesaneerd conform het saneringsplan. Hierbij is reeds rekening gehouden met het toekomstig gebruik als vrachtwagen parkeerterrein. Hierbij is vooralsnog geen rekening gehouden met de mogelijkheid tot het oprichten ven bebouwing voorzien van fundering. Mogelijk hebben dergelijke bouwactiviteiten invloed op de saneringsmaatregelen. In de regels is een verbodsbepaling opgenomen voor het oprichten van een bouwwerken. Mits kan worden aangetoond dat het oprichten van een bouwwerk geen significant nadelig effect heeft op de milieu hygiënische bodemkwaliteit, is het oprichten van bouwwerken toegestaan op deelgebied 3.

Conclusie:

Voor plangebied 2 is nog geen saneringsplan opgesteld. Voordat gestart kan worden met de geplande werkzaamheden zal er een saneringsplan moeten worden opgesteld en goedkeuring worden gegeven op het evaluatie rapport. Mocht de aanleg van de weg als saningsmaatregel kan worden gezien zal de aanleg gelden als sanering en kan direct worden gestart met de aanleg.

Deelgebieden 1 en 3 zullen ten tijden van de vaststelling van de plan doelmatig gesaneerd zijn waardoor het aspect bodem geen belemmering vormt voor de gewenste ontwikkelingen op die deelgebieden. Hierop vormt het oprichten van bouwwerken met een fundering een uitzondering. In de regels van onderhavig plan is opgenomen dat een initiatiefnemer bij het indienen van een bouwaanvraag dient aan te tonen dat de voornomen ontwikkling geen nadelige invloed heeft op de uitgevoerde sanering.

5.4.4 Geluid

De drie deelgebieden zijn gelegen binnen de grenzen van het bedrijventerrein Twentekanaal. Dit industrieterrein is, samen met het in de gemeente Enschede gelegen industrieterrein Boeldershoek, ingevolge van artikel 41 van de Wet geluidhinder gezoneerd. Op het industrieterrein is het voor grote geluidmakers (op basis van artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit/ artikel 2.1, 3e lid van het Bor) toegestaan zich hier te vestigen.

De geluidszone en zonegrens van een industrieterrein is bedoeld als wederzijdse bescherming van de bedrijven en de omliggende geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Op de geluidgrens (de vastgestelde zonegrens) mag de geluidsbelasting ten gevolge van alle bedrijvigheid samen de 50 dB(A) etmaalwaarde niet te boven gaan. Voor woningen in de geluidzone, het gebied buiten het industrieterrein en binnen de zonegrens, zijn maximaal toelaatbare geluidbelastingen (ofwel MTG) vastgesteld, veelal 55 dB(A) en in enkele gevallen tot 57 dB(A). Deze MTG waarden en de toegestane geluidbelasting op de zonegrens dienen bij elke omgevingsvergunningsaanvraag opnieuw getoetst en in acht gehouden te worden.

1 TRM/Samsen

Voor uitbreiding van TRM en Samsen of het oprichten van een nieuwe inrichting ter plaatse dient een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij de vergunning-aanvraag dient de betreffende inrichting een akoestisch onderzoek aan te leveren. De immissie (deelbijdrage) van de inrichting wordt door de zonebeheerder, de gemeente Hengelo, getoetst ter plaatse van de zonegrens en op (MTG) woningen gelegen in de zone.

Naast een toetsing van de deelbijdragen van de inrichtingen op de zonegrens en MTG woningen wordt de aangevraagde geluidemissie bij toetsing aan de Wet milieubeheer (of Activiteiten-besluit) getoetst aan BBT. Met BBT zijn de Best Beschikbare Technieken bedoeld teneinde de emissie naar de omgeving (waaronder geluid) zo veel mogelijk te beperken. In de omgevingsvergunning van de betreffende inrichting kunnen maatregelen worden opgenomen om te voldoen aan de BBT teneinde de emissie te beperken. Mocht de inrichting dan nog niet kunnen voldoen aan de akoestische eisen wordt er geen vergunning verleend.

De immissie van deelgebied 1 is in de bestaande wet- en regelgeving goed vastgelegd. Hiermee is het milieuaspect geluid voor dit deelgebied reeds voldoende vastgelegd teneinde het woon- en leefklimaat buiten de grenzen van het gezoneerde industrieterrein te garanderen.

Voor het milieuaspect geluid dient echter wel opgemerkt te worden dat momenteel weinig geluidruimte beschikbaar is binnen de huidige geluidzone van het industrieterrein. De bestaande inrichtingen dienen er hierbij rekeningen mee te houden dat de uitbreiding van de inrichting en activiteiten hoofdzakelijk binnen de reeds vergunde geluidruimte moet plaatsvinden. Voor een geheel nieuwe inrichting dient er rekening mee gehouden te worden dat deze ter plaatse van de zone slechts een zeer geringe bijdrage mag hebben.

2 Verbreding Boekeloseweg

De aanpassing van de Boekeloseweg, binnen het plangebied, betreft een verschuiving van de bestaande rijbanen richting het oosten en het toevoegen van een busbaan tussen de twee rijbanen voor het overige verkeer. Daarbij wordt ook de kruising met de Boortorenweg/Zuidelijke Havenweg aangepast. Deze fysieke wijziging aan de weg dienen getoetst te worden aan de Wet geluidhinder.

Ten noorden van het Twentekanaal zal het tracé van de Boekeloseweg ook gewijzigd worden waarbij te zijner tijd aangesloten wordt op de Laan Hart van Zuid. Voor deze wijziging bestaat momenteel nog geen definitief plan. Omdat de wijziging ten noorden van het Twentekanaal niet voldoende bekend is en buiten de grenzen van het plangebied valt is de beoordeling van de akoestische gevolgen hiervan buiten beschouwing gelaten. Wanneer de plannen voor de aansluiting met de Laan Hart van Zuid definitief zijn dient voor deze wijziging tevens een onderzoek in het kader van de Wet geluidhinder uitgevoerd te worden.

Om te kunnen beoordelen of er sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder dient de huidige verkeerssituatie vergeleken worden met de plansituatie voor het maatgevende peiljaar (2021). Er is sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder indien de geluidbelasting in de huidige situatie, de voorkeursgrenswaarde (48 dB) of een eerder verleende hogere grenswaarde wordt overschreden en de toename van de geluidbelasting 2 dB of meer bedraagt. Er wordt, conform de Wet, per weg getoetst. De toetsing vindt plaats op gevels van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen.

Het onderzoeksgebied voor de beoordeling van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder betreft de breedte van de zone aan weerszijden van de weg. Het onderzoeksgebied loopt 1/3 van de zonebreedte door bij het begin en einde van de fysieke wijziging. De Boekeloseweg heeft in de toekomstige situatie drie rijbanen en is binnenstedelijk gelegen. De Boekeloseweg heeft daarom een zonebreedte van 350 meter. De afbakening van het onderzoeksgebied is opgenomen in figuur 11.

Binnen het onderzoeksgebied voor reconstructie (Wgh) zijn geen (bedrijfs)woningen of andere geluidgevoelige objecten gelegen. Hiermee komt de noodzaak voor een akoestisch onderzoek naar de gevolgen van wijziging te vervallen. Voor de fysieke wijzigingen aan de Boekeloseweg binnen het plangebied is er derhalve geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0012.jpg"

Afbeelding 11: afbakening onderzoeksgebied reconstructie in het kader van de Wet geluidhinder.

3 Vrachtwagenparkeerterrein

In dit deelgebied wordt een parkeergelegenheid voor vrachtwagens met enkele ondersteunende faciliteiten gerealiseerd. Het parkeerterrein zal bestaan uit een dertigtal opstelplaatsen voor vrachtwagens. De faciliteiten bestaan uit een sanitaire voorziening (ca. 100m2), een horeca gelegenheid (ca. 160 m2) en circa 100 m2 commerciële ruimte.

Met de bovengenoemde invulling van het vrachtwagenparkeerterrein is er sprake van bedrijfsmatigheid en dient het terrein beoordeeld te worden als een inrichting. Voor een dergelijk inrichting moet, naar gelang de activiteiten, een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Hierbij dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden, vanwege de ligging op een gezoneerd industrieterrein. Zoals gesteld onder deelgebied 1 is er voor een nieuwe inrichting binnen het industrieterrein slechts een zeer geringe geluidruimte beschikbaar. Voor een op te richten inrichting wordt de geluidemissie conform algemene geluidvoorschriften van het 'Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer' of bij toetsing van de geluidimmissie ter plaatse van de zonegrens voldoende gewaarborgd.

Ten aanzien van de Wet geluidhinder, in de zin van wegverkeerslawaai, is er geen toetsingskader voor het te realiseren parkeerterrein. Het parkeerterrein wordt aangelegd ten behoeve van vrachtwagens die zich reeds op het industrieterrein bevinden. Ondanks dat het realiseren van de parkeergelegenheid voor vrachtwagens een mogelijke toename geeft in de verkeersintensiteit op de Toermalijnstraat en de aansluitende wegen de Onyxstraat, Opaalstraat, Diamantstraat en Boekeloseweg betreft dit geen wijziging die conform de Wet geluidhinder getoetst hoeft te worden. Voor de groei van de verkeersintensiteit zijn geen beperkingen opgenomen in de Wet geluidhinder.

In het kader van goede ruimtelijke ordening is een onderzoek naar de mogelijke toename van de geluidbelasting vanwege deze wegen ook niet noodzakelijk. Daarbij bevinden zich aan de wegen in de nabijheid van het parkeerterrein, binnen de zone van deze wegen, geen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen.

Conclusie

In het kader de Wet geluidhinder is er een toets gedaan van de activiteiten die worden toegevoegd aan het plangebied en de wijzigingen binnen het plangebied. De fysieke wijziging van de Boekeloseweg heeft geen effect op geluidgevoelige bestemmingen waardoor nader onderzoek niet noodzakelijk is. De twee bedrijfsmatige activiteiten dienen voorafgaand aan het in gebruik nemen van de locatie een omgevingsvergunning aan te vragen. De procedure die hiervoor doorlopen dient te worden vergt onder andere een akoestisch onderzoek van diegene die de aanvraag indient. De geluidimmissie zal worden getoetst aan de toelaatbare geluidbelasting op de zonegrens waarop een beslissing gemaakt wordt de activiteit wel of niet te vergunnen. In het kader van de planologische procedure is derhalve geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. Hiermee is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening het aspect akoestiek voldoende gemotiveerd.

5.4.5 Externe veiligheid

In deze quickscan externe veiligheid (bijlage 8)is gekeken naar de invloed van het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen op de omgeving danwel op het voorgenomen gebruik. Aan de hand van de Risicokaart, het Basisnet en in overleg met de gemeente is het volgende vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0041-0301_0013.jpg"

Figuur 12: Uitsnede risicokaart.nl

Onderzoek naar externe veiligheid hoeft slechts voor functies die (beperkt) kwetsbaar zijn zoals bedoelt in het BEVI. Van de drie ontwikkeling valt alleen de vrachtwagen parkeerterrein onder het regime beperkt kwetsbaar object in het kader van externe veiligheid.


Inrichtingen

Het plangebied bevindt zich niet binnen de risicocontour van het plaatsgebonden risico danwel invloedsgebied van de groepsrisico van de omliggende bedrijven. Hieruit kan worden geconcludeerd dat vanuit omliggende bedrijven het plangebied niet wordt beperkt in de ontwikkeling.

Transport

In overleg met de gemeente Hengelo en nagaan van het gemeentelijke vervoersplan is vastgesteld dat geen van de omliggende weg- vaar- spoorwegen zijn aangewezen als vaste transport route voor gevaarlijke stoffen.

Uit het basisnetweg en -water is gebleken dat het Twentekanaal alsmede de A35 zijn opgenomen in het basisnet. Door de afstand tussen de A35 en het plangebied is er geen sprake van een belemmering. Vanwege de lage frequentie van vervoer over het Twentekaal vormt deze geen belemmering op het plangebied. Transport van gevaarlijke stoffen vormt vanuit het oogpunt externe veiligheid geen belemmering op het plangebied.

Gasleiding

Op 1 januari 2011 is het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Artikel 12 van dit besluit schrijft voor dat bij de aanleg van nieuwe buisleidingen of de ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van bestaande buisleidingen een herberekening en verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden.

De buisleiding heeft een diameter van 6 inch en een druk van 40 bar. Dergelijke leidingen hebben een invloedsgebied van 70 meter. Deelgebieden 1 en 3 vallen daarmee buiten het invloedsgebied. Deelgebied 2 ligt wel binnen het invloedsgebied. Gezien de aard van de ontwikkeling worden er geen (beperkt)kwetsbare objecten toegestaan binnen de bestemming en is een verantwoording niet noodzakelijk.

Gezien het effect op de omgeving worden gastransportleidingen gezien als ruimte scheppend elementen. Het Bevb schrijft daarom voor dat er binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de buisleiding (met een druk tussen 1600 en 4000 kPa) gemeten vanuit het hart van de leidingen geen objecten mogen worden opgericht. In het bestemmingsplan wordt deze vrijwaringsstrook opgenomen in de regels alsmede aangegeven op de verbeelding.

Resumerend

Op basis van de toetsing aan de risicokaart van de provincie Overijssel, het basisnet weg, water en spoor en de informatie van de gemeente Hengelo kan het volgende worden geconcludeerd. Rondom het plangebied doen zich geen activiteiten voor die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen ter plaatse van het plangebied.

Daarnaast vormen de voornomen ontwikkelingen, op het gebied van externe veiligheid, geen belemmering voor de reeds gevestigde functies in en rondom de drie deelgebieden.

5.4.6 Luchtkwaliteit

De voorgenomen ruimtelijke ingrepen kunnen effecten hebben op de luchtkwaliteit in het plangebied.
De luchtkwaliteitseisen worden gesteld in de 'Wet luchtkwaliteit' (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitvoeren van de plannen.
Deze voorwaarden zijn:

  1. a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  2. b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  3. c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  4. d. een project is opgenomen binnen het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

In verband hiermee zijn de voorgenomen ingrepen onderstaand in beschouwing genomen.

1. TRM / Samsen.

Gezien het feit dat er geen groei in milieurechten wordt toegestaan, is er geen verslechtering van de luchtkwaliteit te verwachten. Immers er zal geen verkeersgeneratie optreden en de uitstoot van N02 en fijn stof door de bedrijven zelf zal per saldo niet wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. Hiermee wordt voldaan aan voorwaarde b van de Wet Luchtkwaliteit en zijn er in beginsel geen belemmeringen voor het uitvoeren van de plannen.

2. Verbreding Boekeloseweg.

De Boekeloseweg wordt verbreed, zodat er ruimte wordt gecreëerd voor de aanleg ten behoeve van HOV (Hoogwaardig Openbaar Vervoer). Aangenomen mag worden dat het realiseren van ingrepen ten behoeve van HOV positieve effecten hebben op de luchtkwaliteit binnen een gemeente of gebied, immers meer mensen zullen dan het openbaar vervoer pakken en de auto laten staan. Ook hiermee wordt voldaan aan voorwaarde b van de Wet Luchtkwaliteit en zijn er in beginsel geen belemmeringen voor het uitvoeren van de plannen.

3. Vrachtwagen parkeerterrein.

De gehele parkeerplaats heeft een maximale capaciteit om circa 30 vrachtauto's te huisvesten. De parkeerplaatsen zijn niet bedoeld voor langdurige stalling. De aanleg van de parkeergelegenheid heeft tot doelstelling overlast van geparkeerde vrachtwagens aan de Opaalstraat te verminderen.

Door deze ingreep worden per saldo geen extra verkeersbewegingen verwacht. Door de aanleg van deze parkeerplaatsen zal elders (o.a. aan de Opaalstraat) minder geparkeerd gaan worden.
Hiermee wordt voldaan aan voorwaarde b van de Wet Luchtkwaliteit en zijn er in beginsel geen belemmeringen voor het uitvoeren van de plannen.

Conclusie

Per saldo zullen de drie voorgenomen ontwikkelingen niet resulteren in een toename van de activiteiten die nu al plaatsvinden. Mogelijk doet zich zelfs een afname voor van vervuilende activiteiten door de aanlegen van de busbaan. Hieruit kan worden geconcludeerd dat ontwikkelingen op basis van de Wet luchtkwaliteit onder voorwaarde b en daarom niet significant bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse van de deelgebieden.

5.4.7 Brandweer en fysieke veiligheid

Binnen onderhavig bestemmingsplan worden BEVI bedrijven uitgesloten om zich binnen de plangrenzen te vestigen. Hierdoor vormen de nieuw te vestigen bedrijven geen veiligheids risico voor de omgeving. In de directe omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die een veiligheidsrisico vormen voor de te ontwikkelen bedrijven.

Bij de inrichting van het plangebied wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden uit het 'Handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid' opgesteld door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding d.d. september 2003. Bij de uiteindelijke inrichting van het plangebied zal rekening gehouden worden met de gestelde eisen. In het vergunningentraject zal hierop getoetst worden.

5.5 Integrale Veiligheid

In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.

Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:

  • geen tussenliggende terreinen braak laten liggen;
  • de locatie van voorzieningen zorgvuldig organiseren binnen het gebouw d.w.z. presentatie van die functies aan openbare / semi-openbare ruimtes;
  • open karakter creëren, vermijden dat dichte gevels ontstaan langs routes;
  • doorgaande routes voor langzaam verkeer door gebieden met monofuncties vermijden;
  • zorg dragen voor eventuele alternatieve routes in de vorm van dag- en nachtroutes.

Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

Door het in gebruik nemen van de deelgebieden 1 en 3 wordt er voldaan aan het voorkomen van braakliggende terreinen. Door de herprofilering van de Boekeloseweg zal de kwaliteit van de weg op het gebied van bestrating en verlichting toenemen wat bijdraagt aan een goede uitstraling en een goede doorstroom van verkeer. Door de aanleg van de parkeervoorzieningen zal parkeeroverlast veroorzaakt door verspreid parkeren worden opgelost. Daarnaast zal door de concentratie van geparkeerde vrachtwagens de toezichtmogelijkheden toenemen wat de veiligheid ten goede komt.

5.6 Economische Uitvoerbaarheid

De Rijksoverheid heeft geld gereserveerd voor de aanpak van bedrijventerreinen. Een groot deel van de zogenaamde Topper gelden worden beheerd door de provincies. De provincies kunnen hierdoor een regisserende rol kunnen vervullen in herstructureringsplannen voor bedrijventerreinen die van nationaal belang zijn.

Kern van de aanpak is: betere regionale samenwerking en planning, versnelling van her- structureringsopgave en gezamenlijk investeren in de uitvoering van projecten. Daarbij worden ook de mogelijke opties voor decentralisatie van Rijksmiddelen op voor-en nadelen bezien. De financiële inzet van het Rijk na 2013 zal worden bepaald op basis van een tussen-evaluatie van de resultaten tot en met 2013.

De voorgenomen projecten worden mede gefinancierd met de overheidssubsidies uit de Topper gelden.

Op 25-9-2007 heeft de raad van de gemeente Hengelo ingestemd met de aanvraag van een Topper II voor het Twentekanaal Middengebied, met inachtneming van de financiële paragraaf. De inhoud van het project betrof onder andere het herprofilering van de Boekeloseweg en Diamantstraat, vervanging riolering Boekeloseweg/Boortorenweg en de aanleg van een fietspad.

De totale projectkosten werden geschat op bijna 11,6 mln. Na aftrek van beschikbare gemeentelijke dekkingsmiddelen (o.a. rioolfonds en onderhoudsbudget asfalt), de co-financiering van de gemeente (2,5 mln.) en aan te vragen subsidies rijk, provincie en andere partijen resteerde een tekort voor de gemeente Hengelo van ca. 1,8 mln. waarvoor dekking werd gevonden in de algemene reserve.

In de vergadering van 10-3-2009 besloot de raad vervolgens een EFRO-subsidie van € 1.278.893,- aan te vragen voor dit project. Samen met een door de Regio Twente toe te kennen subsidie BDU Verkeer en Vervoer ad € 500.000,- kon hierdoor de geraamde onttrekking uit de algemene reserve komen te vervallen.

De tot op heden gerealiseerde onderdelen van het totaalproject (baggeren Twentekanaal, herprofileren Diamantstraat en Boekeloseweg) blijven financieel binnen de beschikbare kredieten en beschikbare dekking. Verwacht mag worden dat de resterende dekkingsmiddelen toereikend zijn voor de nog uit te voeren werkzaamheden binnen het totaal Topper II project. Hiervoor dienen nog kredieten beschikbaar te worden gesteld.

Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken zijn de aanwezige functies, de ontwikkelingen daarbinnen en de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde geweest. De voorgenomen ontwikkelingen krijgt zijn juridische vertaling in de bestemmingsplan regels en verbeelding. Deze regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd middels het toekennen van bestemmingen. In hoofdstuk 6 wordt uiteengezet hoe het bestemmingsplan is opgezet.

6.2 Het Digitale Bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 worden hieronder kort toegelicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.

De Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten (STRI2008) schrijft technische vormvereisten, regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro instrumenten voor. De standaard regelt enkele praktische zaken omtrent het digitale planproces. Hoe moet een bestemmingsplan worden gepubliceerd? Hoe moet een digitaal waarmerk worden gezet? Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de technische vormvereisten die in deze standaard zijn voorgeschreven.

Bijlage 1 van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening beschrijft het Informatiemodel voor de Ruimtelijke Ordening, IMRO2008. Dit is het informatiemodel voor het opstellen en uitwisselen van digitale plannen voor de ruimtelijke ordening (ruimtelijke instrumenten). Het informatiemodel is voor uitwisselen van ruimtelijke instrumenten tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden. Dit betekent dat het gaat om informatie die voor verschillende partijen van belang is, vandaar de uitwisseling. IMRO2008 is dus het technisch model voor alle Wro-instrumenten.

De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2008) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2008. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2008 en de SVBP2008 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.

Sinds 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht. De Wabo heeft in essentie tot doel een veelvoud aan vergunningen te bundelen tot één aanvraag: de omgevingsvergunning. Voor bestemmingsplannen heeft dit tot gevolg dat er andere terminologie alsmede verwijzingen naar wetsartikelen gehanteerd dienen te worden. Hoe hiermee in praktijk dient te worden omgegaan is vastgelegd in 'Werkafspraak SVBP begrippen vs Wabo, Geonovem, 4 november 2010) Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld volgend de methodiek uiteengezet in voornoemde publicatie.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.4 Handhaving Van Het Plan

6.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.4.2 Nota handhaving

In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.

Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.

Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:

  1. 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  2. 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  3. 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  4. 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  5. 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  6. 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  7. 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

6.5 Retrospectieve Toets

6.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

6.5.2 Plangebied

1 TRM/ Samsen

In het vigerende bestemmingsplan is dit plangebied bestemd als groen. Dit komt niet overeen met het voorgenomen gebruik waardoor het bestemmingsplan herzien wordt. Onderhavig plan voorziet in het wijzigen van de bestemming groen naar een bestemming bedrijventerrein.

2 Boekeloseweg

In het vigerende bestemmingsplan is dit plangebied bestemd als bedrijventerrein. Dit komt niet overeen met het voorgenomen gebruik verkeer en water. Hierdoor dient het bestemmingsplan herzien te worden. Onderhavig plan voorziet in het wijzigen van de bestemming bedrijventerrein naar een bestemming verkeer en water.

3 vrachtwagen parkeerterrein

In het vigerende bestemmingsplan is dit plangebied reeds bestemd als bedrijventerrein. In de bestemming is echter niet opgenomen dat het terrein ook bestemd is voor de aanleg van een parkeerterrein bestemd voor vrachtwagens. Onderhavig plan voorziet in het wijzigen de gebruiksmogelijkheden van de bestemming bedrijventerrein. De bebouwingsmogelijkheden worden overgenomen uit het oude bestemmingsplan

6.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure

6.6.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Vooroverleg met Rijk kan achterwege blijven. Er is geen sprake van rijksbelang.

De beoogde ontwikkeling is met de provincie doorgesproken tijdens het Ruimtelijk overleg tussen provincie en gemeente d.d. 30 november 2010. Formeel vooroverleg met de Provincie Overijssel kan in dit geval achterwege worden gelaten, de voorgenomen ontwikkelingen zijn passend binnen de door GS opgestelde lijst met plannen waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is.

In het kader van de watertoets heeft afstemming plaatsgevonden met het Waterschap Regge en Dinkel. De opmerkingen die door het waterschap zijn gemaakt zijn verwerkt in de watertoets.

6.6.2 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wro zullen de volgende stappen worden ondernomen:

1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;

2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen

Bijlage 1 Staat van inrichtingen

Bijlage 2 Protocol Bodemdaling

Bijlage 2 Protocol bodemdaling

Bijlage 3 Kaart Invlieg Funnel

Bijlage 3 Kaart invlieg funnel

Bijlage 1 Nota Zienswijzen

Bijlage 1 Nota Zienswijzen

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Watertoets

Bijlage 3 Watertoets

Bijlage 4 Flora En Fauna Onderzoek Deelgebied 1

Bijlage 4 Flora en Fauna onderzoek deelgebied 1

Bijlage 5 Flora En Fauna Onderzoek Deelgebied 2

Bijlage 5 Flora en Fauna onderzoek deelgebied 2

Bijlage 6 Flora En Fauna Onderzoek Deelgebied 3

Bijlage 6 Flora en Fauna onderzoek deelgebied 3

Bijlage 7 Quickscan Bedrijven En Milieuzonering

Bijlage 7 Quickscan bedrijven en milieuzonering

Bijlage 8 Quickscan Externeveiligheid

Bijlage 8 Quickscan externeveiligheid