Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o.
Bestemmingsplan - gemeente Hengelo
Vastgesteld op 02-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. van de gemeente Hengelo;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0042-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
1.4 aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.9 afwijken:
het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bedrijfsmatige kamerverhuur:
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.
Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.15 bedrijfswoning:
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor een (huishouding van een) persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bestaand:
- 1. bij bouwwerken:
bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- 2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.28 bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;
1.29 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;
1.30 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.33 differentiatielijn:
aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;
1.34 educatief medegebruik:
een educatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;
1.35 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.36 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.37 erker:
een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;
1.38 garagebox:
een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van auto's;
1.39 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.40 geluidgevoelige functies:
functies als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.41 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.42 geluidsbelasting in dB:
de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);
1.43 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.44 geschakelde woning:
woning welke met een andere woning verbonden is door middel van een bijbehorend bouwwerk;
1.45 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.46 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;
1.47 het slopen van een bouwwerk:
het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.48 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.49 het verharden van gronden:
onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.50 hoekperceel:
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;
1.51 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;
1.52 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op een perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.53 horeca 2 activiteiten:
- a. bar/café/pub/grand-café of taveerne:
een zelfstandig bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waaraan het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is en met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en een hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt.
1.54 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;
1.55 internethandel en/of telefonische colportage:
detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;
1.56 kamerverhuur/kamerbewoning:
bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;
1.57 kamerverhuurbedrijf:
een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;
1.58 kantoor:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat uitsluitend dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening;
1.59 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.60 maatschappelijke voorzieningen:
medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en andere voorzieningen, die een min of meer openbaar karakter hebben alsook ondergeschikte horeca, met uitzondering van een seksinrichting;
1.61 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak,
op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning en/of afhankelijke
woonruimte; als afhankelijke woonruimte wordt aangemerkt een aanbouw, uitbouw of (vrijstaand of
aangebouwd) bijgebouw, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een
gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;
1.62 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.63 omgevingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1.64 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.65 ondersteunende horeca:
kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde, zoals een kantine;
1.66 onzelfstandige wooneenheid:
een woonvorm van één of meerdere kamer(s) in een woning waar sprake is van een noodzakelijk gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;
1.67 permanente bewoning:
gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;
1.68 perifere detailhandel:
detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, productiegebonden detailhandel alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden;
1.69 pompshop:
detailhandel in aan motorbrandstof gerelateerde producten danwel detailhandel in producten aansluitend bij de behoefte van de reiziger, supermarkt daar niet onder begrepen;
1.70 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.71 professioneel vuurwerk:
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
1.72 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.73 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en die derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.74 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.75 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.76 uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.77 voorgevel:
voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;
1.78 voorgevelrooilijn:
de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;
1.79 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.80 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
1.81 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.82 wegas:
het midden van de weg, gevormd door belijning die de scheiding tussen twee rijstroken in dezelfde richting aangeeft;
1.83 wooneenheid/woning:
(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;
1.84 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.85 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de diepte van een hoofdgebouw:
vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;
2.10 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende 'Bijlage 1 Staat van Inrichtingen';
- b. de volgende bedrijven die niet behoren tot de bedrijven genoemd in de 'Staat van Inrichtingen', echter uitsluitend ter plaatse van de volgende aanduidingen:
- "Specifieke vorm van bedrijf 1-42", Schoonmaakbedrijf Analbers;
- "Specifieke vorm van bedrijf 2-42", De Ster Bedrijfsdiensten;
- "Specifieke vorm van bedrijf 3-42", Aannemersbedrijf Weijermars;
- "Specifieke vorm van bedrijf 4-42", Avia Weghorst; - c. productiegebonden detailhandel;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' mede voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen welke niet is voorzien van een LPG vulpunt;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' mede voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen welke is voorzien van een LPG vulpunt;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' ook voor wonen op de verdieping (bovenwoning);
met tevens ondergeschikt:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. wegen en paden;
- j. groenvoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. ondersteunende horeca;
- n. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- o. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- p. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- a. een bedrijfswoning, anders dan op grond van het bepaalde in 3.1 onder d is toegestaan;
- b. detailhandel, anders dan op grond van het bepaalde in 3.1 onder c is toegestaan en met uitzondering van internethandel en/of telefonische colportage en/of het bezorgen van door particulieren gekochte goederen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a en toestaan dat bedrijven die niet zijn genoemd in de 'Staat vanInrichtingen' zich binnen deze bestemming kunnen vestigen, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- a. aangetoond wordt dat het bedrijf qua aard, omvang en milieuhinder vergelijkbaar is met de bedrijven die maximaal zijn toegestaan;
- b. hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake deskundige.
Artikel 4 Gemengd
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. dienstverlenende bedrijven en/of instellingen, uitsluitend op de begane grond;
- c. maatschappelijke voorzieningen niet zijnde geluidgevoelig, uitsluitend op de begane grond;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' voor horeca 2 activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' voor kantoor op de verdiepingen;
- f. schilder-/(kunst)atelier/fotograaf, uitsluitend op de begane grond;
- g. wonen, waaronder woongebouwen ten behoeve van kamerverhuur/kamerbewoning;
- h. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
met tevens ondergeschikt:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. wegen en paden;
- k. groenvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- o. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- p. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' voor nutsvoorzieningen.
met tevens ondergeschikt:
- d. sport-, speel-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- e. hondenuitlaatvoorzieningen;
- f. fiets- en/of voetpaden;
- g. bruggen en overkluizingen;
- h. recreatief medegebruik;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. verhardingen;
- k. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- l. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- m. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' voor onderwijs en educatieve doeleinden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning met bijbehorende aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
met tevens ondergeschikt:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. wegen en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. ondersteunende horeca;
- j. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- l. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Sport
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. sportterreinen;
met tevens ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. ondersteunende horeca;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. water;
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden.
met tevens ondergeschikt:
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- h. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' ook voor nutsvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'garage' ook voor garageboxen;
met tevens ondergeschikt:
- f. parkeervoorzieningen
- g. groenvoorzieningen;
- h. bruggen en overkluizingen;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds;
- b. groenvoorzieningen en bermen;
- c. recreatieve voorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. kademuren;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bruggen en overkluizingen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen te behoeve van):
- a. woonhuizen, waaronder woongebouwen ten behoeve van kamerverhuur/kamerbewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' ook voor diensverlenende bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' ook voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
met tevens ondergeschikt:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. woonstraten;
- g. verhardingen;
- h. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. waterberging, watergangen en waterpartijen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
11.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Waarde - Archeologie Hoog (Binnen Kom)
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog (binnen kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
12.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 12.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
- c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 13 Waarde - Archeologie Middel (Binnen Kom)
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Middel (binnen kom)' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
13.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 13.2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
- a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
- b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
- c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen;
- 3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerp:
- a. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
16.2 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 geluidzone - industrie
17.2 veiligheidszone - LPG
17.3 vrijwaringszone - radar
17.4 zoutwinning
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
18.1 Verlenen van afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:
- a. de bestemmingsplanbepaling ten aanzien van de maximale bouwhoogte en het bebouwd oppervlakte voor nutsvoorzieningen, mits:
- 1. de hoogte niet meer bedraagt dan 4 meter;
- 2. de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 50m2.
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
19.1 Algemene wijzigingsbevoegheid
Burgemeester en wethouders kunnen krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van;
- a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
- b. de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
19.2 Procedure
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 19.1 is het bepaalde in artikel 20.1 van toepassing.
Artikel 20 Algemene Procedureregels
20.1 Wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.
20.2 Nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
- b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
- d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 21.1 met maximaal 10%.
21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 21.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
21.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
21.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
21.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 21.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o..
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
De vigerende bestemmingsplannen in Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. zijn grotendeels verouderd en onderling verschillend. Hierdoor zijn ongewenste ontwikkelingen niet tegen te houden en gewenste toekomstige ontwikkelingen moeilijk realiseerbaar. Daarnaast is er een toenemende behoefte aan standaardisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Tegen deze achtergrond startte de gemeente Hengelo het actualiseren van haar bestemmingsplannen.
Er is gekozen voor een minder gedetailleerde plannen dan tot nu toe gebruikelijk was. Te gedetailleerde plannen leiden tot de noodzaak om voor bijna ieder bouwplan een partiële herziening van het bestemmingsplan te maken. Dit komt de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en overzichtelijkheid niet ten goede. Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Bouwverordening, de Wet Milieubeheer, de Huisvestingswet en de Monumentenwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept. In dit plan zijn de grenzen zo ruim gesteld dat planologisch gewenste ontwikkelingen daarbinnen plaats kunnen vinden. Door de bestemmingsomschrijvingen niet te eng te kiezen, zijn binnen één bestemming meerdere invullingen mogelijk, die allemaal planologisch aanvaardbaar zijn.
Het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. bestaat uit de planregels, bijbehorend GML-bestand en een toelichting. De planregels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. In het GML-bestand zijn de geometrisch bepaalde planobjecten vervat. De planregels en het GML-bestand vormen samen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. is op de afbeelding aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de:
Haaksbergerstraat, Omloopleiding, Laan Hart van Zuid, Industriestraat, Willem de Clerqstraat, Lansinkweg, Industriestraat en de Breemarsweg.
Afbeelding 1.1. Ligging plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. is een algehele herziening van de vigerende plannen die van toepassing zijn op dit plangebied. Tabel 1.1 en de afbeelding 1.2 geven aan welke bestemmingsplannen gelden voor het plangebied. Naast deze zogenaamde "moederplannen" zijn een groot aantal partiële wijzigingen en herzieningen van kracht. Al deze bestemmingsplannen (inclusief partiële herzieningen en wijzigingen) komen (deels) te vervallen bij het van kracht worden van het nieuwe bestemmingsplan voor het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o.
Tabel 1.1 Vigerende bestemmingsplannen
naam bestemmingsplan | tekening nummer | vaststelling raad | goedkeuring GS | |
1. | Bestemmingsplan Berflo Es | 48-01-05 | 18-03-1958 | 03-06-1958 |
2. | Bestemmingsplan Wilderinkshoek | 49-01-06 | 09-07-1957 | 03-12-1957 |
3. | Wilderinkshoek, Tuindorp 't Lansink | 49-01-13 | 29-08-1978 | 16-10-1979 |
4. | Wilderinkshoek, De Breemars | 49-01-13 | 24-04-1979 | 10-06-1980 |
Afbeelding 1.2. Vigerende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
Het dorp Hengelo ontstond in het kerspel Delden in de buurschap Woolde rond de Hof (te) Hengelo en de daarbij behorende kapel. De naam Hengelo komt van de Germaanse woorden hangi- (helling) en -lauha, (bosje op hoge zandgrond). Tussen circa 1525-1530 bouwde Fredrik van Twickelo op zijn Hof Hengelo het Huis Hengelo. Dit werd gesloopt in 1821. Momenteel zijn alleen de fundamenten nog zichtbaar.
Hoewel uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er op de plaats waar de gemeente zich nu bevindt al een paar duizend jaar bewoning is geweest, is de gemeente Hengelo pas ontstaan in 1811, hoewel het dorp al in 1802 een eigen dorpsbestuur kreeg. Op dat moment bestond het dorp uit niet meer dan een honderdtal boerderijen en kleine landarbeidershuisjes. De gemeente begon pas te groeien tijdens de Industriële revolutie van de negentiende eeuw. Aanvankelijk is er ook in Hengelo nog redelijk wat textielindustrie, maar waar deze zich in de loop van de eeuw steeds meer gaat concentreren in Enschede, komt in het Hengelose economisch leven de nadruk steeds meer te liggen op de technische en metaal industrie. Hierbij speelde de familie Stork een grote rol. In 1867 vestigde C.T. Stork een fabriek voor machineonderdelen in Hengelo (Gebr. Stork & co). Na de komst van dit bedrijf volgden andere grote fabrieken als Hazemeyer, Heemaf, Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie en Hollandse Signaalapparaten. Door deze ontwikkelingen groeide Hengelo bijzonder snel. Het vroegere dorp kreeg een stedelijk aanzien. In de Tweede Wereldoorlog werd Hengelo, vooral vanwege de strategische industrie die er gevestigd was, regelmatig gebombardeerd. Daarbij werd het centrum van de stad op 6 en 7 oktober 1944 zo goed als geheel vernietigd. Na de oorlog kreeg Hengelo het aanzien van een typische wederopbouwgemeente. Veel van de nog aanwezige oude gebouwen werden niet gespaard in de jaren zestig. Een van de opvallendste bouwwerken die de tand des tijds overleefde is de rooms-katholieke Sint-Lambertusbasiliek uit 1890. De vondst van een vuistbijl aan de rand van het Twentekanaal in 1980 vormt een bewijs dat er reeds 75.000 jaar geleden bewoners (neanderthalers) waren op de plaats waar nu Hengelo ligt.
Het gebied waar Hengelo Zuid-Breemarsweg e.o. onderdeel van uitmaakt ligt ten zuiden van de spoorlijn Zutphen-Enschede. Het was dit gebied waar de grootste industriële ontwikkelingen plaatsvonden in de vorm van grote fabrieksloodsen met aan de randen kleinschalige nederzettingen van woningen. Het gebied wordt in het noord-noordoosten begrenst door het voormalige industrie gebied van Stork en Dikkers, het gebied- Hart van Zuid genaamd, van ruim 50 hectare groot wordt momenteel getransformeerd naar voornamelijk woningbouw waarbij respect voor de aanwezige monumetale industriële bebouwing plaats vindt.
Ten oosten van het gebied bevindt zich de wijk Tuindorp 't Lansink, een wijk opgericht door ir. C.T. Stork die zich als doel gesteld had woningen te bouwen voor zijn arbeiders en beambten, waarbij de engelse landschapsstijl als inspiratiebron werd gebruikt. Tuindorp 't Lansink is door haar architectuur, stedenbouwkundige en functionele opzet en uitstraling een zeer bijzondere en geliefde wijk in Hengelo, het is een van de best bewaarde tuindorpen in Nederland en heeft de status van beschermd dorpsgezicht.
Ten zuiden van het gebied bevindt zich het Industrieterrein Twentekanaal Noord, een gebied dat momenteel geherstructureerd wordt.
2.2 Verkeer En Infrastructuur
2.2.1 Auto
Het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. wordt ontsloten door de gebiedsontsluitingsweg Breemarsweg. De Breemarsweg maakt onderdeel uit van de wijkring en samen met de Kuipersdijk en Enschedesestraat (een belangrijke radiaal die Hengelo centrum met Enschede centrum verbindt) hebben deze wegen een belangrijke functie voor de afwikkeling van het verkeer op het hoofdwegennet in heel Hengelo. Een andere belangrijke radiaal in dit gebied wordt de Laan Hart van Zuid. Deze nieuwe gebiedsontsluitingsweg verbindt Hengelo Zuid vanaf de Diamantstraat, via de Boekeloseweg met het centrum van Hengelo. Daarnaast is er in het plangebied nog de Industriestraat die als 50 km weg aansluit op het hoofdwegennet. Deze straat behoort tot de interne ontsluitingsstructuur van de wijk, maar heeft een minder zware verkeersfunctie dan de hoofdwegen. Na realisatie van Hart van Zuid wordt voor de Industriestraat onderzocht of deze kan worden afgewaardeerd tot erftoegangsweg (30 km). De overige wegen binnen het plangebied, de zogenaamde erftoegangswegen, vormen het verblijfsgebied waar een maximale snelheid geldt van 30 km/h. Het verkeersbeleid is er op gericht doorgaand verkeer in verblijfsgebieden zoveel mogelijk te voorkomen.
2.2.2 Fiets
Het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. beschikt over een fijnmazig fietsnetwerk, waar in belangrijke mate gebruik wordt gemaakt van de bestaande infrastructuur en in mindere mate van aparte voorzieningen voor de fiets. Door de oude opbouw van de wijken is relatief weinig ruimte beschikbaar voor hoogwaardige fietsvoorzieningen.
2.2.3 Openbaar vervoer
Dwars door het plangebied Hengelo Zuid Breemarsweg e.o. lopen een tweetal buslijnen. Buslijn 12 als stadslijn gaat over de Industriestraat en Breemarsweg. Buslijn 59 is een regionale lijn van station Hengelo naar Haaksbergen. Deze lijn gaat over 't Loo en de Boekeloseweg.
2.2.4 Verkeersveiligheid
In het kader van het beleid Duurzaam Veilig zijn alle verblijfsgebieden in het plangebied ingericht als 30 km/h zone. Er wordt blijvend gemonitord of er nog sprake is van (nieuwe) verkeersonveilige situaties. Binnen het plangebied komt geen verkeersongevalslocatie naar voren. De verkeerssituatie rond de basisscholen wordt, zoals ook in andere delen van Hengelo, tijdens het halen en brengen van de schoolkinderen, zowel door ouders als omwonenden, vaak als problematisch ervaren. Ten aanzien van deze problematiek is het beleid van de gemeente er vooral op gericht om in samenwerking met de scholen het autogebruik bij ouders te ontmoedigen en het fietsgebruik te stimuleren.
2.3 Wonen
Het plangebied bestaat uit een gedeelte van de woonbuurt Tuindorp Zuid en een rand van Tuindorp 't Lansink. De woningen in het plangebied zijn vooral vooroorlogs. Er zijn veel koopwoningen te vinden, maar er zijn ook gedeelten van buurten die bestaan uit huurwoningen van Welbions, die vanaf midden jarig vijftig en in de jaren zestig zijn gebouwd. De woonmilieus die in de tijd van de wederopbouwperiode seriematig zijn ontwikkeld worden tegenwoordig beoordeeld als weinig gedifferentieerd qua woningtype, prijssegment en functies. Het is een populair woonmilieu voor starters, jonge gezinnen en senioren en kan gekenschetst worden als gezellig en heterogeen.
2.4 Werken / Bedrijven
Binnen het plangebied zijn enkele kleinschalige bedrijven gevestigd, maar er zijn geen bedrijventerreinen aanwezig. Op enkele plekken is sprake van een kleine clustering van bedrijfjes, maar voor het overige is de bedrijvigheid meer verspreid in de woonwijk.
2.5 Winkels En Horeca
Detailhandel
De ontwikkelingsvisie voor het wijkwinkelcentrum Esrein is nu voltooid. Op de locatie van de Noordelijke EMGA-hal (grenzend aan het plangebied) zal een wijkwinkelcomplex worden gebouwd van 4.000 m² wvo. Er is daar in ieder geval plaats voor twee supermarkten. Daarnaast wordt gezocht naar dagelijkse winkelvoorzieningen voor de invulling van de panden, gedacht kan worden aan een bakker, winkel voor kantoorartikelen of een drogisterij.
Het is van belang dat het nieuw te ontwikkelen winkelcomplex een goede aansluiting krijgt op de reeds bestaande winkelvoorziening op het Esrein zodat het zal functioneren als één samenhangend winkelgebied. De ontwikkeling van dit winkelcentrum past in de visie waarbij een wijkwinkelconcentratie duidelijk onderscheidend is qua grootte en aantal winkels.
Verder is in het plangebied verspreide bewinkeling aanwezig rondom de kruising Breemarsweg/Industriestraat en Breemarsweg/Boekeloseweg. Binnen het plangebied is verder geen ruimte voor uitbreiding door toevoeging van een detailhandelsfunctie voorzien.
Horeca
In de nota "Horecavisie en beleid Hengelo 2005-2015" van november 2005 is het horecabeleid van de gemeente Hengelo geformuleerd. Ten behoeve van de juridische regeling in bestemmingsplannen wordt ten aanzien van horeca onderscheid gemaakt in twee categorieën; horeca I en horeca II. Horeca I is lichte horeca met een dienstverlenend karakter waar muziek niet centraal staat. Horeca II is zware horeca waar (versterkte) muziek een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Horeca I bestaat uit restaurants, eetcafés en hotels. De activiteiten vinden veelal in de dagperiode plaats en er ontstaat geen overlast door muzieklawaai. In horeca II vindt de aantrekkende werking met name plaats in de avond- en nachturen. De overlast van deze bedrijven bestaat uit muzieklawaai en arriverende en vertrekkende bezoekers. Er zijn ook horecabedrijven die gelieerd zijn aan de nachthoreca die dezelfde overlast kunnen veroorzaken.
In relatie tot het plangebied wordt gestreefd het horeca-aanbod zoveel mogelijk te laten aansluiten op de verzorgingsfunctie binnen de wijk. Bij herstructurering of nieuwbouw van wijkwinkelcentra krijgt ook de horeca een belangrijke positie. Gelet op het bestaande aanbod, voornamelijk gesitueerd aan de Industriestraat, is uitbreiding van horeca in de wijk niet mogelijk. Daarnaast wordt door middel van handhaving overlastgevende horeca ingedamd. Bij substantiële uitbreiding van de wijk kan een toevoeging van nieuwe horeca een optie zijn.
2.6 Voorzieningen
Binnen het plangebied bevinden zich twee basisscholen: de Esreinschool aan de Kerkstraat en de Breemarsschool aan de Breemarsweg. Ook zijn er een aantal instellingen en kerken te vinden, zoals de Moeder Teresakerk aan de Mijersweg, de Ayasofya moskee aan de Willem de Clerqstraat, de Jehova's getuigen Koninkrijkszaal aan de Christiaan Huygenslaan, de turkse vereniging Taab aan de Groenhofstraat en de EHBO.Hengelo aan de Kerkstraat.
2.7 Groen- En Waterstructuur
In het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. is in het bestaande groen enige structuur te onderkennen. Groene drager is de Omloopleiding. Binnen de directe woonomgeving bestaat de groenstructuur uit geschakelde parkjes en plantsoenen. Hier en daar zijn groene binnenterreinen aanwezig. De huidige bomenstructuur langs de hoofdwegen in het gebied is op hoofdlijnen vrij verbrokkeld. Het markante Tuindorpbad ligt juist buiten het gebied.
De vooroorlogse wijken zijn dichtbebouwd, waardoor er weinig openbaar groen is. De wijken met hoogbouw kenmerken zich door groene veldjes, die meestal eigendom zijn van de woningbouwverenigingen. Echte fraaie parken met meerdere gebruiksmogelijkheden ontbreken. Bij wijkreconstructies is dit aandachtspunt.
2.8 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.
In het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. bevinden zich geen aardgastransport-, water- of hoogspanningsleidingen.
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte (2006)
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat, in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet, de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat ons in Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid.
3.1.2 Nota Mobiliteit (2004)
Om Nederland in beweging te houden is in 2004 een nationaal verkeer- en vervoerplan voor de periode tot 2020 gepresenteerd: de Nota Mobiliteit. Deze nota geeft de nationale visie op het verkeers- en vervoersbeleid t/m 2020 weer. Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling van Nederland. Belangrijke punten hierin zijn onder andere: verbetering van de bereikbaarheid, faciliteren van de groei van het verkeer, verbetering van de betrouwbaarheid van het openbaar vervoer en het wegennetwerk en het voorbereiden van de invoering van beprijzing van het gebruik van de weg. Hoofddoel van de nota mobiliteit is daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor en lucht) van deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid maken onderdeel uit van de Nota Ruimte.
3.1.3 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil" (2001)
In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).
Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.
Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.
3.1.4 Nationaal Waterplan (2009)
Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding en is het rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Het Nationaal Waterplan bevat een langetermijnvisie voor 2040 en een uitvoeringsprogramma voor de periode 2009-2015. Het NWP beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
De opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+, de Omgevingsvisie Overijssel (2009), schetst de visie, de beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie richt zich uitsluitend op het provinciaal belang. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.
Om de ambitie te kunnen bereiken moet worden ingezet op de volgende thema's:
- 1. Woonomgeving: Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.
- 2. Economie en vestigingsklimaat: Een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en MKB.
- 3. Natuur: Behoud en versterking van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit).
- 4. (Binnen-)steden en landschap: Behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen-)stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied.
- 5. Bereikbaarheid: Een vlotte veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel.
- 6. Watersysteem en klimaat: Watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor lange termijn klimaatbeheersing en veilig zijn.
- 7. Veiligheid en gezondheid: Veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen.
- 8. Energie: Een betrouwbare en veilige energievoorziening met beperking van uitstoot broeikasgassen.
- 9. Ondergrond: Balans behouden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.
Tegelijk met de omgevingsvisie is op 1 juli 2009 de Omgevingverordening Overijssel vastgesteld. De omgevingsverordening is het instrument om het beleid uit de omgevingsvisie te laten doorwerken.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009
De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening heeft de status van:
- Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
- Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
- Waterverordening in de zin van de Waterwet
- Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.
In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:
- alleen bouwen voor de lokale behoefte;
- alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
- de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.
Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.
Binnen de stedelijke laag valt het plangebied onder "woonwijken 1955 - nu". Als ontwikkelingsperspectief geldt hier "woonwijk". Onderhavig plan wijkt niet af van het genoemde ontwikkelingsperspectief. Aan de andere principes wordt ook voldaan.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Regionaal Mobiliteitsplan (2007)
De Regio Twente heeft het Regionaal Mobiliteitsplan (RMP) in 2007 vastgesteld. In het RMP wordt ingezet op een betere bereikbaarheid. De Regio wil de bereikbaarheid, welke de afgelopen jaren is verslechterd, terugbrengen naar het niveau van 2004. Tevens wil men de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in Twente verbeteren.
3.3.2 OV-strategie Regio Twente (2003)
De Regio Twente wil iedereen in de regio de mogelijkheid bieden zich tegen redelijke kosten te verplaatsen met het openbaar vervoer. Dit openbaar vervoer moet de bereikbaarheid van stad en streek waarborgen. In de OV-strategie Regio Twente 2004-2010 streeft de regio naar een hoogfrequent overzichtelijk netwerk van stamlijnen voor de zware vervoersstromen tussen en naar de steden, een (bijna) deur-tot-deur-servicenet voor de dunnere vervoersstromen aangevuld met andere bussystemen als buurtbussen en collegeliners. In het RMP is de realisering van Agglonet Twente opgenomen. Deze openbaar vervoerverbinding zorgt voor een samenhangende verbinding tussen de kernen van de netwerkstad. De verbinding wordt gevormd door een combinatie van aanvoerlijnen in de steden, met een centrale verbindingsas. De aanvoerlijnen (de doorstroomassen) zijn hoogwaardige openbaar vervoersassen voor de bus, deels als vrije busbaan ingericht, deels samen met het autoverkeer, waarbij de bus prioriteit geniet op de kruispunten. De centrale verbindingsas wordt gevormd door de bestaande treinverbinding. De doorstroomassen zijn inmiddels in de diverse steden aangelegd en worden verder uitgebreid. Naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de centrale as wordt onderzoek verricht. Tevens gaat onderzocht worden of de belangrijkste concentraties van wonen en werken door middel van een busverbinding met elkaar verbonden kunnen worden. Dit moet leiden tot een OV-net van trein en bus dat zich als één samenhangend geheel presenteert en een aantrekkelijk alternatief biedt voor een deel van de autoverplaatsingen.
3.3.3 Verkeersveiligheid
De Regio Twente zet de komende jaren in op het duurzaam veilig inrichten van de regio en het toepassen van een herkenbare weginrichting. Alleen een integrale gemeentelijke aanpak van de verkeersonveiligheid (infrastructuur en gedrag) komt in aanmerking voor subsidie. De Regio heeft geen verantwoordelijkheden voor de verkeersveiligheid in het spoorvervoer en de binnenvaart. Om de verkeersveiligheid te vergroten wil de Regio inzetten op Kosteneffectieve Maatregelen (KEM), essentiële herkenbaarheidsmaatregelen (EHK) alsmede op integrale aanpak van gedragsbeïnvloeding.
3.3.4 Fietsverkeer
In Twente neemt het fietsgebruik geleidelijk af. De Regio wil deze daling afremmen en zelfs weer laten stijgen waarbij het doel is gesteld om in 2011 hetzelfde fietsgebruik te hebben als in 1995. Om het fietsen aantrekkelijk te laten blijven moeten de missende schakels of schakels van onvoldoende kwaliteit in het fietsnetwerk worden aangepakt. Daarnaast wil de Regio inzetten op een fietssnelweg van Nijverdal naar Gronau, welke loopt via de kernen van de netwerksteden.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Detailhandelsvisie Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012
Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.
Beleid in het kort:
Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.
Dagelijks winkelen
Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad. Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.
Recreatief winkelen
De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer gaan verblijven. In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.
Doelgericht winkelen
Winkel voor gericht non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone. Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er wordt geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.
3.4.2 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP)
In het Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) is de groene hoofdstructuur voor de gemeente Hengelo vastgelegd. "Groen" dient hierbij breed opgevat te worden als landschap, stedelijk groen, natuur, water en recreatief medegebruik. Hoofduitgangspunt is de stad-èn-landbenadering, waarbij gestreefd wordt naar zowel een krachtige stad als een vitaal platteland.
In het groenplan is de samenhang tussen regio, buitengebied, stadsrand, stad en wijk in beeld gebracht. Het GGP richt zich op het hoofdgroen in de stadsrand, stad en wijk. De totale hoofdstructuur in de stad en omgeving bestaat uit een samenhangend netwerk van stadsrandzones, geledingszones tussen de kernen, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen (boomgroepen), beken met begeleidend groen en spoordijken.
3.4.3 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2009-2013)
In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
- Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht vanwege de hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu;
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
- Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
- Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
- Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat het water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn: regenwaterhergebruik op individuele schaal en directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen;
- Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers;
- Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater dus niet naar een RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
- Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundige plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren;
- Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het Waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.
3.4.4 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid van veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
- Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
- Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
- Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel één in ontwikkeling is, nl. de regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.4.5 Gemeentelijk waterplan (2006)
Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;
- 1. Het herstel van de Hengelose beken;
- 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen (afkoppelen van hemelwater);
- 3. Het oplossen van grondwateroverlast.
Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.
Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.
Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.
Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden. Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.
3.4.6 Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 (2005)
December 2005 is de Horecavisie en beleid Hengelo 2005 - 2015 vastgesteld. Hengelo kiest hierin voor versterking van het centrum waarbij er geen nieuwe clusters van horeca buiten het centrum worden toegestaan. Wijkverzorgende horeca zal zich in of nabij een winkelcentrum kunnen vestigen in de wijken. Bovenwijkse (nieuwe) voorzieningen kunnen alleen als het een bijzondere locatie of gebouw betreft. Hierbij kan gedacht worden aan horeca in bijvoorbeeld een monument. Discotheken worden niet toegestaan op perifere locaties, zoals de rand van de stad of het bedrijventerrein. Functiegerelateerde horeca is wel mogelijk, bijvoorbeeld een koffiecorner in een museum.
3.4.7 Monumentenbeleid (2004)
Monumenten zijn om redenen van esthetische, cultuurhistorische en wetenschappelijke aard tot monument aangewezen. Om te voorkomen dat deze monumentale waarden verloren gaan is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning een monument af te breken, te vernielen, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Men is dus verplicht de plannen door de gemeente te laten toetsen en een omgevingsvergunning aan te vragen. In geval van een beeldbepalend karakteristiek pand of een gemeentelijk monument worden de plannen beoordeeld door de technische commissie van de monumentencommissie. Bij een rijksmonument beoordeelt naast de technische commissie ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg de plannen.
3.4.8 Nota Economisch beleid (2003)
November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.
3.4.9 Woonvisie 2012-2022
Het college heeft in de woonvisie 2012-2022 "verandering brengt kans" haar woonbeleid voor de komende 10 jaar opgenomen. De hoofdpunten uit het woonbeleid zijn hierna kort weergegeven.
- Uitbreidingsbehoefte van minimaal 2.250 woningen in de komende 10 jaar. 70% van deze woningen moet in de stad komen op zogenoemde inbreidingslocaties of herstructureringslocaties. De overige 30% wordt gerealiseerd op uitbreidingsgebieden aan de rand van de stad waarvan de locatie Bornsche Maten ook gedeeltelijk voorziet in de Hengelose behoefte.
- Voldoende plancapaciteit beschikbaar bij aantrekkende markt: De gemeente moet aan voldoende bouwplannen werken om te voorzien in de vraag naar woningen als de economie aantrekt.
- Lokale instrumenten inzetten voor het bevorderen van doorstroming in de woningmarkt. Zoals de starterslening en verschillende subsidies.
- Vraaggericht ontwikkelen en bouwen: De gemeente moet meer rekening houden met de consument, zowel in de te bouwen woningen als in de keuze van de locatie. Het mogelijk maken van particulier en collectief particulier opdrachtgeverschap is ook belangrijk. Zowel aan de rand van de stad als op binnenstedelijke locaties voor meer binding in de wijk.
- Kwaliteitsverbetering van de sociale huurvoorraad: Dat kan door huurwoningen met slechte isolatiewaarde op te knappen of te vervangen. In de woonvisie staat de wens om gedifferentieerde wijken te krijgen met minimaal 20% sociale huur voor de sociale doelgroep.
- Kwaliteitsverbetering particuliere voorraad: De kwaliteit kan verbeterd worden door bewustwording te creëren bij de particulier over het energieverbruik in de woning of de veiligheid in huis; investeren in je eigen woning draagt bij aan het woongenot, wooncomfort en betaalbare woonlasten op lange termijn. Dat kan onder meer door: voorlichting geven over subsidieregelingen, een subsidieloket, de website www.langzultuwonen.nl.
- Langer zelfstandig willen wonen: Hengelo streeft ernaar dat ouderen en mensen met een beperking langer zelfstandig kunnen wonen. Het liefst in hun eigen vertrouwde woonomgeving.
- Samenwerken in nieuwe coalitiesMet bijvoorbeeld corporaties, marktpartijen, zorginstellingen en andere partijen veel beter samenwerken. De gemeente kan het niet allemaal zelf.
- Kwalitatief woningbouwprogramma dat gericht is op binding met de stad. Starters en mensen met middeninkomens in de bestaande wijken binden door te zorgen voor voldoende beschikbare en betaalbare koop- en huurwoningen op voor hen aantrekkelijke plekken. In de binnenstad bijvoorbeeld, door nieuwbouw op aantrekkelijke plekken en door wonen boven winkels. Bevorderen van doorstroming van medioren en senioren voor meer luxe of wooncomfort in de uitbreidingsgebieden 't Broek en Dalmeden.
De gemeente heeft deze negen uitgangspunten uitgewerkt in 5 speerpunten en een globaal uitvoeringsprogramma. De speerpunten:
- Versterking stedelijk karakter, onder andere: sterke woonregio Twente en binnenstedelijk bouwen;
- Bouwen en wonen naar behoefte, onder andere specifieke doelgroepen waarvoor corporatie/zorginstellingen verantwoordelijk zijn en nieuw particulier initiatief;
- Vitaliteit van wijken, o.a. gedifferentieerde wijken, woonservicegebieden, woonruimteverdeling;
- Toekomstbestendige woningvoorraad, onder andere energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, renoveren en wonen;
- Samenwerking en nieuwe coalities, onder andere woningbouwregie en instrumenten.
Een belangrijk vervolgtraject van de woonvisie is het maken van prestatieafspraken met Welbions, zorginstellingen en evt. marktpartijen o.a. over de uitvoering van de woonvisie waaronder het te realiseren woningbouwprogramma. Vooruitlopend hierop wil het college begin 2012 het woningbouwprogramma 2012-2016 en de prioriteitenlijst woningbouwlocaties 2012 opnieuw vaststellen.
3.4.10 Nota Autoparkeren (2008-2012)
In december 2008 heeft de gemeenteraad de nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze nu is vastgesteld geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.
De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).
De nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:
- Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
- Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
- Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
- Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
- Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
- Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.
Om deze doelen te realiseren is aan deze Nota voor de komende vijf jaar een groot pakket van maatregelen gekoppeld. Nieuwe parkeernormen behoren ook tot het door de raad vastgestelde parkeerbeleid. De nieuwe parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad en stadsomvang. Binnen de beschikbare bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt tot parkeernormen per stedelijke zone, functie en aandeel bezoekers.
3.4.11 Prostitutiebeleid (2004)
Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.
De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. is geen seksinrichting aanwezig.
3.4.12 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
- 1. Versterking van de economische structuur;
- 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
- 3. De sociale opgave;
- 4. Het landschap de stad in;
- 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.4.13 Beleid kamerbewoning
Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.
De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoets aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (gebruiksbesluit).
3.4.14 Welstandsnota
Per 1 juni 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo in werking getreden. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten
voor de burger inzichtelijker te maken. In de nota worden voor heel Hengelo algemene criteria genoemd. Daarnaast vindt concretisering plaats door gebiedsgerichte criteria en objectieve criteria.
Voor licht-vergunningplichtige bouwwerken zijn loketcriteria opgenomen. Omdat de criteria enkel
betrekking hebben op materiaalkeuze, kleur e.d., beperkt het bestemmingsplan zich tot het regelen van de massa.
Binnen het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. zijn de volgende gebieden aanwezig: Linten, Oude woonbuurten, Lanen, Wederopbouwbuurten, Stempelwijken, Cluster- en woonerfwijken, Inbreidingsgebieden, Complexen, Bedrijventerreinen en Ontwikkelingsgebieden. Nieuwbouw moet aan de gestelde voorwaarden in het betreffende gebied voldoen, dan wel daar bij aansluiten. Indien een ontwikkeling/bouwplan niet past binnen de criteria uit de welstandsnota, dan dient een door de Gemeenteraad vastgestelde paragraaf voor de welstandsnota, dan wel een beeldkwaliteitsplan, gemaakt en goedgekeurd te worden, anders volgt een negatief advies.
3.4.15 Kadernota Spelen (2007)
De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen werden sinds 1979 bepaald met behulp van de Nota Speelgelegenheden. Het speelbeleid is echter in 2007 vernieuwd en vastgelegd in de Kadernota Spelen, onder het motto "Samen spelen is leren samen leven".
Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte met speelaanleidingen als formele speelruimte met speeltoestellen. Het plangebied kent een redelijk aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen (zie paragraaf 2.9).
3.4.16 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid zijn:
- Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
- Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en
APV-ontheffingen; - Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
- Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:
- Een zo integraal mogelijke gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: Wonen, Binnenstad en winkelgebieden, Industrie en bedrijven, Buitengebied en stadsparken en. Verkeerszones;
- Ambities per gebiedstype (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden);
- Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken;
- Zoveel mogelijk aanhouden van de volgorde: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan als er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie;
- Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid;
- Een eenduidige normstelling voor bedrijven.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Water
4.1.1 Beeksysteem de Bornsebeek
Het beeksysteem de Bornsebeek stroomt door zowel het stedelijk als het landelijk gebied in Borne en Hengelo. Het omvat de volgende beken c.q watergangen: Bornsebeek, Woolderbinnenbeek, Omloopleiding, Elsbeek en Berflobeek (vanaf de waterzuivering in Hengelo tot aan de Bornsebeek). De Omloopleiding stroomt deels door het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. (rood omlijnd deel op de afbeelding hieronder).
Stroomgebied Bornsebeek, Omloopleiding
Het waterschap Regge en Dinkel heeft de opgave om voor eind 2015 het waterlichaam Bornsebeek te herontwikkelen conform de Europese Kader Richtlijn Water (KRW). De KRW heeft tot doel het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand in alle wateren in 2015. In het Waterbeheerplan van het Waterschap Regge en Dinkel zijn de zogenaamde KRW-lichamen definitief onderscheiden, de doelen voor de goede toestand gedefinieerd en de maatregelen benoemd om die toestand te bereiken.
Het waterlichaam Bornsebeek is één van de drieëndertig waterlichamen in Twente. Voor de Bornsebeek zijn de opgaven vanuit de KRW vertaald in een laag ambitieniveau, waarbij aan beide zijden minimaal 2,5 meter of eenzijdig minimaal 5 meter natuurvriendelijke oever gerealiseerd dient te worden.
De ruimte voor de beek wordt gevonden in aangrenzende groengebieden. Ter hoogte van de grotere aangrenzende groengebieden zijn mogelijkheden om flauwe, natuurvriendelijke oevers te maken. In de meeste gevallen is dit aan één kant van de beek. Het is wenselijk om het hele groengebied qua uitstraling bij de beek te betrekken. Een en ander zal worden uitgewerkt in een inrichtingsplan waarbij maatwerk noodzakelijk is.
4.1.2 Watertoets
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht. Op 25 januari 2012 is de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets wordt de normale procedure gevolgd.
Mochten in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied dan gelden daarvoor in principe onderstaande beleidsregels.
Algemeen
- Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied dient bij de keuze voor de locatie rekening gehouden te worden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
- Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan.
- Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.
Afvalwater
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.
Hemelwater
- De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
- De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten.
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
- Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
- Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
- Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
- Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
- Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
- In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
- Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.
Grondwater
- Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
- Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
- De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
- Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.
Oppervlaktewater
- Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteistdoelstellingen van het waterschap Regge en Dinkel leidend.
- Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geintegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.
4.2 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om ontheffing aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:
- Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
- Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
- Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
- Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een ontheffing (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?
Voor het plangebied als geheel zijn geen natuurgegevens bekend. Oude bedrijventerreinen kemerken zich door ruderale vegetaties, tredplanten, zoomvegetaties langs afscheidingen en soms planten op oude muren als muurvaren. Vooroorlogse woningen bieden broedplekken voor gierzwaluwen en huismussen. Rond gebouwen en boompartijen fourageren vleermuizen als ruige dwergvleermuis en laatvlieger; de vleermuizen huizen 's zomers in (oude) bebouwing. Landgebonden zoogdieren in de woon- en werkomgeving zijn konijn, mol, marters en muizen. Tuinen en plantsoenen trekken allerlei zangvogels als mezen en vinken. In de bosjes bij de sportvelden broeden vogels als grote, bonte specht en boomklever. De Berflobeek is redelijk visrijk met soorten als blankvoorn, rietvoorn, brasem, zeelt en zelfs het zeldzame bermpje, een klein beekvisje. De beek is voor amfibieën echter weinig aantrekkelijk, omdat het water snel stroomt en er weinig oevervegetatie is.
Op basis van de flora- en faunawet wordt vooraf, voor ieder deelgebied dat ontwikkeld wordt, een flora- en fauna-onderzoek gehouden. Met deze natuurgegevens wordt in de planvorming en bij werkzaamheden rekening gehouden. De ontwikkeling van gebieden geeft ook natuurkansen. Door versterking van groenstructuren ontstaan vliegroutes voor vogels en vleermuizen. Natuurlijk beekherstel en –aanleg biedt meer leefgebied voor amfibieën. In gebouwen kunnen verblijfsruimten voor vleermuizen, gierzwaluwen en mussen ondergebracht worden.
4.3 Monumenten, Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Monumenten
Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP), 2 archeologische gemeentelijke monumenten en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.
Binnen het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. bevinden zich de volgende monumenten:
Adres: Type gebouw / bouwwerk: Type monument:
Breemarsweg 270 School GM
Industriestraat 35 Ter Braak GM
4.3.2 Archeologie; beleid
De in 2007 aangepaste Monumentenwet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. De gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden in het plangebied. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten. Op de "Archeologische waarden- en verwachtingskaart met AMZ-adviezen" van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in onderstaande figuur. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld.
archeologische verwachtingskaart
4.3.3 Archeologische waarden
Verwachtingswaarden
Binnen het plangebied zijn meerdere verwachtingszones aanwezig. Een groot deel van het plangebied heeft een middelhoge verwachtingswaarde. Deze verwachtingswaarde is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzandwelvingen. Er zijn in het noordelijk deel en langs de noordoostelijke rand van het plangebied enkele kleine zones met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit betreft dekzandkoppen waarop een esdek ligt. Doorgaans zijn dit gronden die voor de vorming van de esdekken in de middeleeuwen en vroegere perioden altijd gunstige condities voor bewoning en eenvoudige landbouw boden en daarom ook vaak archeologische vindplaatsen bevatten.
Bekende vindplaatsen en monumenten
Archeologische vindplaatsen of terreinen met een archeologische waarde zijn er uit het gebied niet bekend. De dichtstbijzijnde vindplaats ligt op circa 280 m ten noorden van het plangebied (ARCHIS-waarnemingsnummer 2777). Het gaat om vondsten die waarschijnlijk duiden op de aanwezigheid van een grafveld uit de eerste helft van de Vroege Middeleeuwen. Gezien de afstand is het niet waarschijnlijk dat deze vindplaats zich tot in het onderhavige plangebied uitstrekt.
4.3.4 Onderzoeken in het plangebied
Ten oosten van het plangebied heeft een inventariserend onderzoek plaatsgevonden in het kader van de sanering van het EMGA-terrein (ARCHIS onderzoeksmelding 457262). Bij dit onderzoek zijn geen archeologische waarden aangetoond vanwege de diepe bodemverstoring in dit gebied. Ook direct ten noorden van het plangebied is een onderzoek uitgevoerd (Lansinkveld, (ARCHIS onderzoeksmelding 16925). Ook bij dit onderzoek zijn geen archeologische waarden aangetoond.
4.3.5 Archeologiebeleid in het bestemmingsplan
Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart geldt een onderzoeksplicht indien bij bodemingrepen dieper dan 40 cm wordt gegraven en over een oppervlakte van meer dan 250 m2 bij een hoge archeologische verwachting en bij meer dan 500m2 bij een middelhoge verwachting. Vrijstelling van archeologisch onderzoek geldt voor bodemingrepen met oppervlaktes en dieptes die onder de bovengenoemde diepte- en oppervlaktegrenzen liggen. De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan met de medebestemming "archeologische waarde middelhoog" en "archeologische waarde hoog" worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels. Voor deze bestemmingen dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen.
4.3.6 Cultuurhistorie; beleid
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan. De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
4.3.7 Cultuurhistorische inventarisatie in het bestemmingsplangebied
Historische ontwikkeling van het plangebied
Tot in ver in de 20e eeuw lag het plangebied buiten de bebouwde kom van Hengelo en maakte het deel uit van de marke Woolde. Het zuidelijke deel van het plangebied bestond uit woeste gronden en weiland. Deze gronden maakten deel uit van het gebied 'de Breemorsch' dat zoals de naam al aangeeft een 'mors-'of 'mars-' gebied vormde. Dergelijke gebieden waren lage en natte moerassige gebieden waarin veel van de woeste gronden van de marke Woolde lagen.
Het noordelijke deel omvatte een kleinschalige blokvormige verkaveling van bouwland en graslandpercelen en een cluster van boerderijen. Deze verkaveling kan tot ver in de Middeleeuwen terug gaan. De bouwlanden met de karakterstieke smalle kavelverdeling is waarschijnlijk in de middeleeuwen ontstaan. Het voormalige erve Ten Kathe wordt in laatmiddeleeuwse registers al genoemd. De overige boerderijen zullen later zijn ontstaan. Opvallend is het voorkomen van een vijver of meertje. De niet agrarische bebouwing komt aan het einde van de 19e eeuw op gang langs de toen bestaande wegen in het gebied. Aan het einde van de 19e eeuw is er een steenbakkerij in het gebied gevestigd die later aanzienlijk zal groeien.
In de loop van de 20e eeuw raakt het plangebied meer en meer bebouwd en raakt het binnen de bebouwde kom van Hengelo. Afgezien van enkele wegen waarvan de Industriestraat, Boekelosestraat en de Looweg teruggaan op oude wegen, is er van de landelijke structuren uit de 19e eeuw weinig meer terug te vinden in het huidige stedelijke gebied.
Historische geografische kenmerken
De eerder genoemde wegen zijn in het plangebied nog aanwezig maar deze vormen geen bijzondere cultuurhistorische waarde in het plangebied. De Breemarsweg is in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd als onderdeel van een ontsluiting van het gebied de Breemorsch. Ook de historische boerderijen zoals die tot in de 19e eeuw aanwezig waren zijn geheel verdwenen alsmede de steenbakkerij. De oorspronkelijke verkaveling is gaandeweg de 20e eeuw grotendeels aangepast en niet meer herkenbaar in de stedelijke inrichting van het plangebied.
4.4 Milieu
Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, stank en geluid. De samenvattende conclusie is hieronder in het bestemmingsplan opgenomen.
4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
In het plangebied Hengelo Zuid, Breemarsweg e.o. bevinden zich een aantal bedrijven die zwaarder zijn dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Daarnaast liggen een aantal woningen binnen de richtafstanden die behoren bij bedrijven gelegen buiten het plangebied. Géén van deze bedrijven heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van dit bestemmingsplan specifiek rekening gehouden moet worden.
In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de bedrijven van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG- zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat het bedrijf inpasbaar is en kan worden voldaan aan de te stellen milieueisen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven.
4.4.2 Geluid
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld. Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.
Wegverkeerslawaai
Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg. Het bestemmingsplan Hengelo Zuid, Breemarsweg e.o. is een conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Er worden geen nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zones van wegen mogelijk gemaakt. Het aspect wegverkeerslawaai is daarom niet van belang.
Railverkeerslawaai
Binnen of in de directe omgeving van het bestemmingsplan Hengelo Zuid, Breemarsweg e.o. liggen geen spoorlijnen. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.
Industrielawaai
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich de geluid gezoneerde industrieterreinen Twentekanaal en Wilderinkshoek. Rond deze industrieterreinen is op grond van de Wet geluidhinder een wettelijke geluidzone vastgesteld. Op de zonegrens mag de totale geluidbelasting afkomstig van alle op het industrieterrein gelegen inrichtingen niet hoger zijn dan 50 dB(A). De zonegens van deze industrieterreinen valt gedeeltelijk over het plangebied. Als binnen de zone nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het bestemmingsplan Hengelo Zuid, Breemarsweg e.o. is een conserverend plan. Binnen de geluidzone van het industrieterrein worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.
Luchtvaartlawaai
Het bestemmingsplan Hengelo Zuid, Breemarsweg e.o. is niet gelegen binnen de geluidzone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
4.4.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Het bestemmingsplan Hengelo Zuid, Breemarsweg e.o. is een zogenaamd conserverend plan. Dit betekent dat bestaande functies worden bestemd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit is daarom geen belemmering.
4.4.4 Externe veiligheid
Risicovolle bedrijven
Binnen het plangebied zijn twee risicovolle bedrijven aanwezig, een LPG tankstation en een vuurwerkverkooppunt. Het LPG tankstation voldoet aan de wettelijke eisen die gelden voor het plaatsgebonden risico in bestaande situaties. Het groepsrisico is berekend en ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Gelet op de hoogte van het groepsrisico, de aard van de omgeving, het conserverende plan en de aanwezigheid van een rampenbestrijdingsplan is er geen aanleiding om aanvullende maatregelen te overwegen. Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moeten de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het vuurwerkbesluit in acht worden genomen. Het vuurwerkverkooppunt voldoet aan de veiligheidsafstanden en vormt daardoor geen knelpunt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Over de Industriestraat vindt vervoer van vuurwerk plaats. Over de Breemarsweg zowel vuurwerk als LPG. De hoeveelheden en transportbewegingen zijn echter zo gering dat er geen sprake is van een veiligheidsrisico. Het plan voorziet niet in bestemmingen binnen het invloedsgebied van de wegen die een substantiële toename van het aantal aanwezige personen tot gevolg hebben. Verantwoording van het groepsrisico kan daarom achterwege blijven.
Buisleidingen voor gevaarlijke stoffen
Door het plangebied lopen geen hoge druk aardgasleidingen of andere ondergrondse leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ten oosten van het plan ligt een aardgasleiding waarvan het invloedsgebied over het plangebied valt. Daarom is een risicoberekening uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt dat de PR 10-6 contour op de leiding ligt. Het groepsrisico is kleiner dan 0,1x oriëntatiewaarde. Het aantal personen binnen het invloedsgebied van de leiding neemt door dit plan niet toe. De buisleiding vormt daarom geen knelpunt voor dit plan. Ook zijn in het plangebied geen hoogspanningsleidingen aanwezig.
4.4.5 Fysieke veiligheid
Voor het plangebied Hengelo Zuid-Oost Breemarsweg heeft de brandweer Hengelo de bluswatervoorziening, transportroutes en calamiteiten verkeer in beeld gebracht. De brandweer heeft aangegeven welke eisen gesteld worden aan woonwijken opdat in geval van calamiteiten ingegrepen kan worden. Met uitzondering van het LPG tankstation, waarvoor een rampenbestrijdingsplan is opgesteld, is er geen sprake van specifieke externe veiligheidsrisico's waarvoor de brandweer zich in het bijzonder dient voor te bereiden.
4.4.6 Bodem
Dit bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het conserveren van een bestaande situatie. Voor een bestaande situatie is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.
4.4.7 MER
In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. Overigens wordt onderscheid gemaakt tussen een MER-beoordeling (categorie D), waarbij het bevoegd gezag een beslissing kan nemen of een MER nodig is of een verplicht MER (categorie C). In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe projecten gerealiseerd een verplicht MER of een beoordelings-MER is daarom niet noodzakelijk.
4.5 Integrale Veiligheid
In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.
Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:
- geen tussenliggende terreinen braak laten liggen;
- de locatie van voorzieningen zorgvuldig organiseren binnen het gebouw d.w.z. presentatie van die functies aan openbare / semi-openbare ruimtes;
- open karakter creëren, vermijden dat dichte gevels ontstaan langs routes;
- doorgaande routes voor langzaam verkeer door gebieden met monofuncties vermijden;
- zorg dragen voor eventuele alternatieve routes in de vorm van dag- en nachtroutes.
De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.
Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.
4.6 Duurzaamheid
Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden om in hun behoefte te voorzien in gevaar te brengen. Duurzaamheid is alleen mogelijk bij een evenwichtige samenhang tussen de domeinen People (sociaal), Planet (ecologie) en Profit (economie).
Een duurzame woning binnen een duurzame wijk is een woning die geruime tijd aan de veranderende eisen van de bewoners tegemoet kan komen. Een levensloopbestendige opzet van de wijk en de woning kan er voor zorgen dat dat gedurende de gehele levensloop van de bewoner, voldoet aan zijn of haar eisen. Mensen die zich prettig voelen in de buurt kunnen dan bij gewijzigde omstandigheden in de eigen buurt blijven. De sociale contacten die in de buurt zijn opgebouwd blijven dan intact; dit is zowel goed voor de individuele bewoner als voor het sociaal-maatschappelijke leven dat in de buurt opgebouwd is. De definitie van duurzaamheid raakt hiermee dan ook de definitie van leefbaarheid.
Het beleidsplan 'Duurzame ontwikkeling 2006-2010' (vastgesteld door de raad op 28 februari 2006) geeft aan dat bij nieuw te ontwikkelen gebieden een aanzienlijke bijdrage aan duurzame ontwikkeling geleverd dient te worden, zowel op woningniveau (duurzaam bouwen) als op wijkniveau (duurzame stedenbouw).
De uitgangspunten voor duurzaamheid zijn door de gemeente Hengelo gebaseerd op de zogenaamde Trias Ecologica (Drie-Stappen-Strategie):
- 1. Beperk de vraag: voorkom onnodig gebruik;
- 2. Gebruik duurzame / eindeloze bronnen;
- 3. Gebruik eindige bronnen verstandig.
Deze drie-stappen-strategie kan en moet worden toegepast op alle thema’s die bij (steden)bouw aan bod komen, zoals materialen, water, ruimtegebruik, energie en gezondheid & binnenmilieu.
Het plangebied wordt met drie thema's in een duurzaam ontwikkelingsperspectief geplaatst. Ten eerste worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk bewaard en benut. Ten tweede is in het ontwerp sprake van voorbeelden van natuurlijke en ecologische aanleg. Ten derde wordt een aantal ontwerprichtlijnen permanent toegepast, zoals energiezuinig ontwerpen en verkeersprincipes waarin langzaam verkeer en openbaar vervoer zijn bevoordeeld.
Het 'Beleid Duurzaam Bouwen 2010-2013 voor Hengelo' (vastgesteld door de raad op 23 februari 2010) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.
De uitgangspunten zijn:
- energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
- waterbesparing;
- duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
- flexibiliteit in het gebruik van woningen;
- binnenmilieu, comfort en gezondheid;
- integrale toegankelijkheid en levensloopbestendig bouwen;
- cradle to cradle bouwen;
- een integratie van bovenstaande punten.
De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.
Duurzaam bouwen
Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen.
Gebouwniveau
Duurzaam bouwen op gebouwniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument GPR Gebouw. GPR Gebouw staat voor Gemeentelijke Praktijk Richtlijn duurzaam bouwen op gebouwniveau. Op basis van zes thema's wordt de duurzaamheid van een gebouw gemeten. Op een schaal van 1 tot 10 wordt gemiddeld een score van 7,0 gevraagd, met een minimum van 6,0 per thema.
Wijkniveau
Duurzaam bouwen op wijkniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument DPL. DPL staat voor Duurzaamheidsprestatie van een Locatie. Op een schaal van 1 tot 10 wordt een score van 7,0 gevraagd.
Duurzame energie en energie-efficiency
Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emissie ontstaat.
Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Ecologica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.
Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra. Daarnaast kan in zo'n energievisie ook stil gestaan worden bij het simpelweg beperken van energiegebruik, bijvoorbeeld door slim om te gaan met openbare verlichting (lagere wattages, minder armaturen, tijdschakeling).
In Hengelo wordt het Warmtenet Hengelo gerealiseerd. Dit is een duurzame energievoorziening die gebouwen van warmte voor ruimteverwarming/tapwater en/of koude voorziet. Het plangebied valt in het leveringsgebied van het Warmtenet Hengelo.
4.7 Economische Uitvoerbaarheid
Met betrekking tot de garageboxen aan de Christiaan Huygenslaan sluiten de gemeente en de ontwikkelaar een exploitatieovereenkomst. In deze overeenkomst wordt afgesproken dat de locatieontwikkeling (plankosten) en eventueel daaruit voortvloeiende planschade voor rekening en risico van de ontwikkelaar plaatsvindt.
Voor het overige is het bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. overwegend beheermatig van aard. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
Het plangebied Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. is een niet beeldbepalend en conserverend gebied. Uitgangspunt voor het gebied is derhalve de bestaande situatie. Het bestemmingsplan krijgt dan ook het karakter van een beheerplan. De huidige situatie zal worden vastgelegd in het bestemmingsplan, waarbij binnen de verschillende bestemmingen vaak wel een passend meervoudig gebruik mogelijk is. Qua bebouwingsregels (bijvoorbeeld goot- en nokhoogten) zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de bestaande situatie en ook de bebouwingsgrenzen zullen zoveel mogelijk de bestaande bebouwing volgen, of volgen de lijn evenwijdig aan de straat. Om het bestemmingsplan niet te star te maken zal in veel gevallen alleen worden gewerkt met een maximale goot- en nokhoogte en zal bijvoorbeeld een uitzondering worden gemaakt voor die bouwwerken die al hoger zijn dan de maximale hoogte. Om nog verdere flexibiliteit te bewerkstelligen zal met afwijkingsregels worden gewerkt.
Garageboxen binnenterrein C.Huygenslaan, Industriestraat, Steenbakkersweg
Bij de ontwikkeling van oude stadswijken werden de gebieden tussen de oude landwegen ( met lintbebouwing ) ontwikkeld voor woningbouw. In deze gebieden werd een regelmatig stratenpatroon aangelegd. De daaraan gelegen kavels werden grotendeels individueel uitgegeven en stuksgewijs bebouwd met vrijstaande woonhuizen. Deze woonbuurten hebben een grote samenhang. De buurten hebben een dorpse sfeer met bescheiden, weinig nadrukkelijke bebouwing. Bij de verkaveling zijn op verschillende plaatsen binnenterreinen ontstaan. Deze binnenterreinen werden hoofdzakelijk benut voor bedrijvigheid. Een aantal is nog als zodanig in gebruik, maar de wat kleinere terreinen zijn in de loop van de tijd benut om garageboxen te bouwen. Hiermee wordt verrommeling van deze terreinen voorkomen en wordt de parkeerdruk in de smalle straten enigszins verlicht. Voorbeelden hiervan zijn de garageboxen op een binnenterreinen achter de Industriestraat, Christaan Huygenslaan (zuidzijde), Breemarsweg, Zonstraat en Boekeloseweg. Het ligt voor de hand om het binnenterrein ten noorden van de Christiaan Huygenslaan ook op deze wijze een nieuwe invulling te geven, en daarmee verrommeling te voorkomen en de parkeerdruk in de directe omgeving enigszins te verlichten. Ter ontsluiting van het perceel wordt de bestaande toegangsweg benut.
5.2 Het Digitale Bestemmingsplan
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 worden hierna kort toegelicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.
De Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten (STRI2008) schrijft technische vormvereisten, regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro instrumenten voor. De standaard regelt enkele praktische zaken omtrent het digitale planproces. Hoe moet een bestemmingsplan worden gepubliceerd? Hoe moet een digitaal waarmerk worden gezet? Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de technische vormvereisten die in deze standaard zijn voorgeschreven.
Bijlage 1 van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening beschrijft het Informatiemodel voor de Ruimtelijke Ordening, IMRO2008. Dit is het informatiemodel voor het opstellen en uitwisselen van digitale plannen voor de ruimtelijke ordening (ruimtelijke instrumenten). Het informatiemodel is voor uitwisselen van ruimtelijke instrumenten tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden. Dit betekent dat het gaat om informatie die voor verschillende partijen van belang is, vandaar de uitwisseling. IMRO2008 is dus het technisch model voor alle Wro-instrumenten.
De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2008) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2008. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2008 en de SVBP2008 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden.
5.3 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
5.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
5.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
5.3.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
5.4 Handhaving Van Het Plan
5.4.1 Algemeen
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
5.4.2 Nota handhaving
In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.
Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.
Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:
- 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
- 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
- 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
- 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
- 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
- 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
- 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.
5.5 Retrospectieve Toets
5.5.1 Algemeen
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
5.5.2 Plangebied
Het plangebied is beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Er zijn dus ook bijna geen strijdige situaties ontstaan. Wel zijn in dit bestemmingsplan de bestemmingsomschrijvingen ruim gekozen. Hierdoor zijn binnen één bestemming meerdere planologisch aanvaardbare invullingen mogelijk. Daarnaast zijn binnen de woonbestemming, in beperkte omvang, beroepen aan huis toegestaan.
5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
5.6.1 Inspraak
In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbenden en inwoners bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid worden betrokken. Met toepassing van deze verordening is een inspraakprocedure gestart. Als onderdeel hiervan is een inloopavond gehouden op 13 februari 2012. Het voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. heeft van 22 februari tot en met 3 april 2012 ter inzage gelegen. In het 'Verslag van inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o.' zijn de zienswijzen met daarbij het antwoord van de gemeente opgenomen. Dit verslag is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
5.6.2 Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Het voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de provincie, het waterschap en andere overleginstanties. In het 'Verslag van inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid - Breemarsweg e.o. ' zijn de reacties met daarop de reactie van de gemeente opgenomen. Dit verslag is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
5.6.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmignsplan Hengelo Zuid-Breemarsweg e.o. heeft van 6 februari 2013 tot en met 19 maart 2013 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn zes zienswijzen ingediend. De ingediende zienswijzen zijn schriftelijk beantwoord (bijlage 4).
5.6.4 Verder verloop van de procedure
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:
- 1. het bestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
- 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.
Bijlage 1 Staat Van Inrichtingen
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen
Bijlage 1 Milieuaspectenstudie
Bijlage 1 Milieuaspectenstudie
Bijlage 2 Kwalitatieve Risicoanalyse
Bijlage 2 Kwalitatieve risicoanalyse
Bijlage 3 Verslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 3 Verslag inspraak en vooroverleg
Bijlage 4 Nota Zienswijzen Ontwerp Bestemmingsplan Hengelo Zuid, Breemarsweg E.o.
Bijlage 4 Nota zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Hengelo Zuid, Breemarsweg e.o.