KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Sport
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Leiding - Water
Artikel 8 Waarde - Bomen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
2.2 Bevolkingsopbouw En Demografische Gegevens
2.3 Ruimtelijke Karakteristiek
2.4 Verkeer En Infrastructuur
2.5 Wonen
2.6 Werken / Bedrijven
2.7 Winkels En Horeca
2.8 Voorzieningen
2.9 Sport En Recreatie
2.10 Water
2.11 Groen
2.12 Speelplekken
2.13 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan
3.1 Ruimtelijke Karakteristiek
3.2 Verkeer En Infrastructuur
3.3 Wonen
3.4 Werken / Bedrijven
3.5 Winkels En Horeca
3.6 Sport En Recreatie
3.7 Water
3.8 Groen
3.9 Speelplekken
3.10 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Relevant Beleid
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden
5.1 Watertoets En Toetsing Stand Still Beginsel
5.2 Flora En Fauna
5.3 Monumenten En Archeologie
5.4 Milieu
5.5 Integrale Veiligheid
5.6 Duurzaam Bouwen
5.7 Beheer
5.8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan
6.1 Uitgangspunten
6.2 Het Digitale Bestemmingsplan
6.3 Planopzet
6.4 Handhaving Van Het Plan
6.5 Retrospectieve Toets
6.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
Bijlage 1 Milieuaspectenstudie
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Waterhuishoudkundig Plan
Bijlage 4 Flora En Fauna Onderzoek Het Rot
Bijlage 5 Bodemonderzoek Het Rot
Bijlage 6 Nota Behandeling Zienswijzen

't Rot

Bestemmingsplan - gemeente Hengelo

Vastgesteld op 02-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 't Rot van de gemeente Hengelo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0164.BP0046-0301 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 verbeelding:

de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze verstaan;

1.4 aan-huis-verbonden-beroep:

een dienstverlenend dan wel ambachtelijk beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.9 afwijken:

het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.10 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bedrijfsmatige kamerverhuur:

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.

Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;

1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bestaand:

  1. 1. bij bouwwerken:

bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;

  1. 2. bij gebruik:

bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;

1.26 consumentenvuurwerk:

Vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.29 dakopbouw:

een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;

1.32 differentiatielijn:

aanduiding welke het verschil aangeeft tussen de, binnen één bestemming geldende, bouw- en / of gebruiksregels;

1.33 educatief medegebruik:

een educatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;

1.34 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.35 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.36 erker:

een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 geluidgevoelige functies:

functies als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.39 geluidgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.40 geluidsbelasting in dB:

de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);

1.41 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.42 geschakelde woning:

woning welke met een andere woning verbonden is door middel van een bijbehorend bouwwerk;

1.43 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

1.44 halfvrijstaande woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen;

1.45 het slopen van een bouwwerk:

het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.46 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.47 het verharden van gronden:

onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;

1.48 hoekperceel:

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.49 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;

1.50 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op een perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.51 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;

1.52 internethandel en/of telefonische colportage:

detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;

1.53 kamerverhuur/kamerbewoning:

bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;

1.54 kamerverhuurbedrijf:

een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;

1.55 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.56 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.57 maatschappelijke voorzieningen

medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening (hieronder in ieder geval begrepen (kinder)opvang en dagbesteding), alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.58 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.59 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 15% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.60 ondersteunende horeca:

kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;

1.61 onzelfstandige wooneenheid:

een woonvorm van één of meerdere kamer(s) in een woning waar sprake is van een noodzakelijk gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen;

1.62 perifere detailhandel:

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels, productiegebonden detailhandel alsmede tuincentra en bouwmarkten, die vanwege de omvang en de aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden;

1.63 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.64 professioneel vuurwerk:

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.65 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.66 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en die derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.67 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.68 rijbaan:

deel van de rijksweg bestaande uit rijstroken en een vluchtstrook in dezelfde rijrichting;

1.69 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.70 uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.71 voorgevel:

voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;

1.72 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;

1.73 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;

1.74 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.75 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.76 vuurwerkbedrijven:

inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.77 wegas:

het midden van de weg, gevormd door belijning die de scheiding tussen twee rijstroken in dezelfde richting aangeeft;

1.78 wooneenheid/woning:

(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;

1.79 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 algemeen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de diepte van een hoofdgebouw:

vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.8 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;

2.12 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. sport en spelvoorzieningen;
  2. d. jeugdvoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongerenontmoetingsplek';
  3. e. hondenuitlaatvoorzieningen;
  4. f. fiets- en/of voetpaden;
  5. g. recreatief medegebruik;
  6. h. overpaden en inritten, woonstraten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  7. i. waterberging, watergangen en waterpartijen;
  8. j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  9. k. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 4 Sport

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van de bestemming sport, met de daarbijbehorende voorzieningen, zoals kleedkamers, kantine, vergaderruimte, materiaalberging;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. waterpartijen, watergangen, waterberging
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. speelvoorzieningen;
  6. h. maatschappelijke voorzieningen;
  7. i. dienstverlenend bedrijven en/of dienstverlenende instellingen met een duidelijke relatie met de bestemming sport;
  8. j. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  9. k. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  10. l. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;

met tevens ondergeschikt:

  1. d. parkeervoorzieningen
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. waterpartijen, watergangen, waterberging
  4. g. bruggen en overkluizingen;
  5. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 5.2.3 en toestaan dat grotere nutsvoorzieningen worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  1. a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  2. b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de verkeersveiligheid;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de milieusituatie;
    5. 5. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonhuizen, waaronder woongebouwen ten behoeve van kamerverhuur/kamerbewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
  2. b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;

met tevens ondergeschikt:

  1. c. tuinen, erven en terreinen;
  2. d. woonstraten;
  3. e. verhardingen;
  4. f. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
  5. g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
  6. h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van waterleidingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 7.2 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Afwijking wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Bomen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Bomen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de levensvatbaarheid en ruimtelijke, monumentale en ecologische betekenis van bomen met dien verstande dat bij de beoordeling van het behoud van de bomen ook rekening wordt gehouden met de gemeentelijke Bomenverordening.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 8.2,

  1. a. ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien wordt aangetoond dat door het bouwen op de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen niet worden aangetast;
  2. b. indien geoordeeld is dat de boom of bomen niet meer als waardevol is/zijn aan te merken. Aan het verlenen van de vergunning kan de kap van de boom of bomen met daaraan gekoppeld een herplantplicht worden verbonden.

indien op basis van onafhankelijk deskundig onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de bomen en het opgaand groen door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  1. b. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  2. c. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  1. a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden
  3. c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

11.2 Geoorloofd gebruik

Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 vrijwaringszone - weg

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Verlenen van afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van :

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Algemene wijzigingsbevoegheid

Burgemeester en wethouders kunnen krachtens het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten aanzien van;

  1. a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 m1 mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  2. b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

14.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan als bedoeld in artikel 14.1 is het bepaalde in artikel 15.1 van toepassing.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

15.1 Wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de uitwerking of wijziging besluiten.

15.2 Nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. een ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijbehorende stukken, gedurende twee weken ter inzage:
  2. b. van de ter inzage legging wordt tevoren in één of meer dag- of nieuws- of huis-aan-huisbladen kennisgegeven;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen;
  4. d. gedurende de in lid a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerpbesluit tot het stellen van nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

16.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met maximaal 10%.

16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 't Rot.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan

Het plangebied 't Rot maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan A1 Zone. Het plangebied heeft in hoofdzaak een invulling als sportterrein (fietscross en voetbal). Dit plan voorziet in verplaatsing van de sportactiviteiten naar de noordzijde van het plangebied. Aan de zuidzijde van het plangebied worden woningen ontwikkeld.

Het bestemmingsplan 't Rot bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing Plangebied

De grens van het plangebied 't Rot is op de afbeelding 1 aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de: A1, Verlengde Polluxweg, IJsbaanweg, Landmansweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0046-0301_0001.png"

afbeelding 1: plangebied bestemmingsplan het Rot

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan:

A1 Zone

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0046-0301_0002.png"

Afbeelding 2: fragment uit bestemmingsplan A1 Zone met het plangebied Het ROT

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Geschiedenis Van Het Gebied

Het plangebied Het Rot maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan A1 Zone. De geschiedenis beperkt zich in dit geval niet tot het plangebied maar meer in zijn algemeenheid op het gebied A1 Zone.

Tot de jaren '70 wisselden landbouwgrond, akkers, weilanden, houtwallen elkaar af. Pas na 1970 vindt geleidelijk een verdichting plaats rondom de A1 Zone. Het tot dan toe voornamelijk agrarisch karakter van het gebied wordt steeds meer ingeperkt als gevolg van stadsuitbreiding.

De aanleg van het bedrijventerrein Timmersveld in de jaren '70 en de aanleg van woongebied Hasseler Es eind jaren '70 / begin jaren '80, veranderde langzamerhand het agrarisch karakter van deze zone.

Met de aanleg van de A1, die gereed kwam in 1988, werd de binnenstad eindelijk verlost van het zware verkeer dat vooral via de Oldenzaalsestraat jarenlang voor overlast had gezorgd.

Eind jaren '80 is het bedrijventerrein Weijinksweg aan de Oldenzaalsestraat gerealiseerd. Vervolgens, in het begin van de jaren '90, is aan de Torenlaan een kleinschalig bedrijventerrein aangelegd.

Afgezien van deze bedrijventerreinen werd in het gebied A1-zone weinig gebouwd vanwege het verkeerslawaai en de daaraan verbonden geluidszonering.

Het plangebied heeft al geruime tijd in hoofdzaak een functie als sportterrein. Ook bevindt zich in het plangebied een voormalige boerderij.

2.2 Bevolkingsopbouw En Demografische Gegevens

In het plangebied zijn op dit moment geen woningen aanwezig die bewoond worden. Over dit gebied kan dus niets gezegd worden over bevolkingsopbouw en demografische gegevens.

2.3 Ruimtelijke Karakteristiek

Het plangebied bevindt zich tussen de bestaande bebouwing aan de Landmansweg en de A1. Het plangebied zelf bestaat in hoofdzaak uit sportvoorzieningen. In het plangebied bevindt zich het sportpark De Bijenkorf. Dit sportpark, waar HVV Tubantia voetbalt, bestaat uit een viertal voetbalvelden, 2 oefenvelden en tevens is hier de fietscrossbaan van fietscrossvereniging Het Twentsche Ros gelegen. De zuidelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Landmansweg, de oostelijke door de IJsbaanweg, de noordelijke door de A1 en de westelijke begrenzing wordt gevormd door de Verlengde Polluxweg.

2.4 Verkeer En Infrastructuur

Het plangebied maakt onderdeel uit van een 30 km/h verblijfsgebied. De verkeersintensiteiten zijn er mee in overeenstemming. Het gebied wordt nu gekenmerkt door sportvelden die via de Verlengde Polluxweg op de Landmansweg worden ontsloten en een wielercrossbaan die direct op de Landmansweg ontsluit. Via de Landmansweg en andere erftoegangswegen (30 km/h wegen) kunnen de gebiedsontsluitingswegen Deurningerstraat en (via de Castorweg) Oldenzaalsestraat bereikt worden. Via de Oldenzaalsestraat, afslag 31 is er een verbinding met de A1 die ten noorden van het gebied ligt. Aan de oostzijde van het gebied ligt de IJsbaanweg. Deze weg vormt een fietsverbinding onder de A1 door tussen de Sterrenbuurt en de Hasseler Es. Ook worden er enkele woningen op ontsloten. Langs de Verlengde Polluxweg, een smalle doodlopende straat aan de westzijde van het gebied, wordt tijdens piekmomenten op de sportvelden intensief geparkeerd.

2.5 Wonen

In het plangebied 't Rot is de woonfunctie tot op heden van ondergeschikt belang. In het verleden stonden verspreid over het plangebied verschillende woonboerderijen. Deze hebben in de loop van de tijd plaatsgemaakt voor de sportvelden van HVV Tubantia en de fietscrossclub. Daarnaast was een klein deel van het plangebied ingericht als volkstuin.

Door herschikking en verplaatsing van de sportaccommodaties in noordelijke richting ontstaat er ruimte voor de ontwikkeling van woningen. Ter bevordering van een evenwichtige en gevarieerde woningvoorraad in wijk Noord is het wenselijk om geen nieuwe sociale huurwoningen in het plangebied te bouwen: er zijn ruimschoots voldoende sociale huurwoningen in de bestaande woningvoorraad in vooral de directe omgeving van het plangebied. Tevens wordt ten zuiden van het plangebied op de geprioriteerde woningbouwlocatie Sterrenbuurt een kwaliteitsverbetering in de sociale huurwoningvoorraad gerealiseerd door Welbions. De huurwoningen op deze locatie zijn jaren geleden gesloopt. Ter vervanging van deze huurwoningen worden er in totaal circa 45 woningen gebouwd in diverse segmenten in zowel de koop- als huursector.

2.6 Werken / Bedrijven

In het plangebied bevinden zich geen bedrijven.

2.7 Winkels En Horeca

In het plangebied zijn geen winkels aanwezig. Horeca beperkt zich tot ondersteunende horeca (kantine) bij de voetbalvereniging.

2.8 Voorzieningen

In het plangebied staat een voormalige boerderij die momenteel gebruikt wordt door een dansgroep. De vigerende bestemming is maatschappelijke doeleinden. Bij realisatie van de woningbouwplannen zal deze voormalige boerderij met bijbehorende opstallen verdwijnen.

2.9 Sport En Recreatie

In het plangebied zelf bevinden zich sportvoorzieningen. Voor sportmogelijkheden kan men aansluiten bij diverse sportverenigingen. Zo bevindt zich in het plangebied sportpark De Bijenkorf. Dit sportpark, waar HVV Tubantia voetbalt, bestaat uit voetbalvelden en oefenvelden. Tevens is hier de fietscrossbaan van fietscrossvereniging Het Twentsche Ros gelegen.

2.10 Water

Grondwater

Op basis van de bodemkaart kan worden afgeleid dat in het plangebied een GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) van < 0,40 m –mv voorkomt, nabij de beekloop. Op grotere afstand van de beek wordt een GHG tussen de 0,40 en 0,80 –mv aangetroffen. Voor de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) geldt dat deze kan worden aangetroffen op een diepte van meer dan 1,20 m –mv.

Het plangebied bevindt zich in het grondwaterintrekgebied Hasselo.

Oppervlaktewater.

Door het gebied stroomt een beek, de Houtmaatleiding, die meer het aanzien van een strakke sloot heeft. De leiding loopt noordelijk langs het woonbuurtje en vervolgt na de IJsbaanweg zijn weg eerst tussen sportpark en een agrarisch gebiedje. Daarna steekt de leiding het sportpark over. Een deel ligt hier ondergronds. Na de Verlengde Polluxweg stroomt de Houtmaatleiding langs de begraafplaats. In het plangebied liggen verder een aantal watergangen.

Riolering.

In de Landmansweg en de verlengde Polluxweg is een gemengd riool aanwezig wat richting het westen afvoert. Door het plangebied loopt een afvoerleiding voor het afvalwater afkomstig van het (verbeterd) gescheiden stelsel van de wijk Hasselo ten noorden van de Rijksweg A1. Deze leiding moet behouden blijven.

De afvoerleiding (ø 600 mm.) sluit aan op een vuilwatertransportleiding in de Landmansweg. Op dit transportriool is het gemengde riool in de Verlengde Polluxweg aangesloten en de twee panden ten westen van de IJsbaanweg.

2.11 Groen

De bodemkundige ondergrond van het plangebied is onder invloed van water en wind ontstaan. Beken als de huidige Houtmaatleiding hebben van oost naar west kleiige en venige banen afgezet. Hiertussen heeft de wind dekzand opgeworpen. De reliëfverschillen tussen beekdalen en dekzandruggen zijn hier zeer gering. Vroeger waren de beekdalen dichter beplant dan de dekzandruggen. Landschappelijk is er thans geen herkenbaar onderscheid meer.

Het oorspronkelijke agrarische bodemgebruik met akkers op de dekzanden en weiden in de beekdalen heeft hier plaatsgemaakt voor stedelijke functies als sportpark en fietscrossterrein. Langs de IJsbaanweg staat nog een oude boerderij die herinnert aan agrarische tijden.

De beplanting heeft zich gevoegd naar het nieuwe grondgebruik. Het plangebied heeft in samenhang met sportpark en fietscrossterrein een sterke kamerstructuur. Het groen is opgebouwd uit bosschages, houtwallen, bomenrijen, boomgroepen en alleenstaande bomen. De Houtmaatleiding is gekoppeld aan de groenstructuur.

2.12 Speelplekken

Speelgelegenheden

In het plangebied en binnen de bestemmingen moet de gelegenheid tot spelen worden aangeboden. Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte als formele speelruimte met speeltoestellen. De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke Kadernota Spelen 2008.

Speelbeleid

De gemeente stelt in de Kadernota Spelen dat kinderen recht hebben op vrij spel. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. In het spel leren kinderen grenzen verkennen en het reactievermogen trainen. Tegelijk ontwikkelen ze hun motoriek en gevoel voor evenwicht. Letterlijk met vallen en opstaan. Daarnaast biedt het spel de mogelijkheid tot contact met andere kinderen om zo de sociale vaardigheden te ontwikkelen. Spelen is leren samenleven!

Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa's en oma's ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.

Formele speelruimte

De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. Hengelo werkt met een zogenoemde spreidingskaart speelvoorzieningen. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen, en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogenoemde verzorgingsgebied markeert.

De inrichting met speeltoestellen is in de jaren 2002-2005 getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Besluit Veiligheid van Attractie- en Speeltoestellen, het Warenwetbesluit Attracties en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.

Formele speelruimte kan worden gerealiseerd binnen de bestemming 'Groendoeleinden' alsmede binnen de bestemming 'Verkeer – verblijfsgebied'.

Informele speelruimte

De gebruiker van de openbare ruimte moet in principe overal aanleidingen krijgen om te spelen. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat dan om zowel formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden, denk aan grasvelden en parken).

Het plangebied heeft een redelijke oppervlakte informele speelruimte. Deze wordt, evenals de formele speelruimte, gevonden binnen de bestemming 'Groendoeleinden' en binnen de bestemming 'Verkeer – verblijfsgebied'.

Woonstraten met een 30 km-zone, hoven, voetpaden en pleintjes zijn vaak geschikt als informele speelruimte. Denk bijvoorbeeld aan hinkelen, knikkeren, balspel, rennen, fietsen of touwtjespringen.

2.13 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied ligt een grote transportleiding van Vitens. De diameter van deze leiding is 315 mm. Hiervoor zal een profiel van vrije ruimte van zo'n 3 á 4 meter aangehouden moeten worden. Op deze strook kunnen geen woningen gesitueerd worden. Tevens ligt er een leiding van Ziggo en een riolering van de Gemeente in het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plan

3.1 Ruimtelijke Karakteristiek

Stedenbouwkundig plan

Het plangebied bevindt zich tussen de bestaande bebouwing aan de Landmansweg en de A1. In die zone bevinden zich momenteel sportvelden en een wielercrossbaan. De zuidelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Landmansweg, de oostelijke begrenzing door de IJsbaanweg, de noordelijke door de A1 en de westelijke is de Verlengde Polluxweg.

Door herschikking en verplaatsing van sportvelden (voetbalterrein en fietscrossbaan) in noordelijke richting ontstaat er ruimte voor de ontwikkeling van een woningbouwgebied.

In de nieuwe configuratie wordt een nieuw sportpark ingericht met een vijftal velden, waarvan één veld geschikt is voor het fietscrosscircuit. Aan de Landmansweg wordt een nieuw woongebied gerealiseerd. In het overgangsgebied tussen het sportpark en het nieuwe woongebied wordt een bufferzone met bos- en wadistrook gerealiseerd. Tussen bos en wadi's komt een wandelpad. De boszone is tevens een ecologische verbinding tussen het oostelijk en westelijk gelegen gebied.

Het nieuwe sportcomplex blijft in de nieuwe situatie ontsloten via de Verlengde Polluxweg. Het bestaande parkeerterrein wordt vergroot en heringericht. Via het parkeerterrein worden ook de gebouwde sportaccommodaties ontsloten. Vanwege de geluidhinder van de sportvelden wordt een afstand van ongeveer 50 meter gehanteerd tussen de randen van de sportvelden en meest noordelijke bebouwingsstrook van de nieuwe woonwijk. Deze zone zal worden ingeplant.

Het woongebied aan de Landmansweg heeft een programma dat is verdeeld over verschillende financieringscategorieën en bebouwingstypologieën: rijwoningen in de goedkope en middeldure koopsector, twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen.

De vrijstaande woningen bevinden zich voornamelijk langs de Verlengde Polluxweg en de IJsbaanweg, aansluitend aan de landschappelijke sfeer van beide straten. Langs de Landmansweg is sprake van een niet aaneengesloten bebouwing, eveneens inhakend op de sfeer van deze weg. Aan de oostkant en ten zuiden van de Landmansweg bevinden zich (recent) gerenoveerde portiekflats uit de zestiger jaren. Hier verzachten het inpassen van bestaande bomen de “ontmoeting” van beide bebouwingstypen. De twee-onder-één-kapwoningen bevinden zich grotendeels langs de groenzone ten zuiden van de sportvelden. Door de verkavelingsvorm ontstaan langs de Landmansweg en in het midden driehoekige openbare ruimten. De verkaveling aan de oostzijde vormt een wooncluster met een eigen ontsluiting waarvan de vorm bepaald wordt door het handhaven van waardevolle bosschages en boomgroepen.

De zomereiken op de hoek Landmansweg / IJsbaanweg zijn tijdens een storm ernstig beschadigd. Door vakkundige knotten kunnen de stammen weer uitlopen en zullen ze over een tijdje weer prachtige beeldbepalende bomen zijn.

3.2 Verkeer En Infrastructuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0046-0301_0003.jpg"

Autoverkeer

De ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden via de Landmansweg, Saturnusstraat en Kometenstraat, dit zijn erftoegangswegen waar een maximale snelheid geldt van 30 km/h.

Deze wegen ontsluiten op hun beurt weer op de gebiedsontsluitingswegen Deurningerstraat en (via de Castorweg) op de Oldenzaalsestraat.

Op basis van tellingen en observaties kan geconcludeerd worden dat het verkeer dat de nieuwe wijk genereert opgevangen kan worden door de Kometenstraat, Saturnusstraat en Landmansweg.

Uit tellingen blijkt dat er meer verkeer de Saturnusstraat inrijdt (ca. 1000 per werkdag per etmaal) dan dat er uit (circa 650 per werkdag per etmaal ) rijdt. Dit wijst er wel op dat een deel van het verkeer vanuit de wijk richting Oldenzaalsestraat de Saturnusstraat mijdt. Er zijn dan ook voldoende alternatieven. Uit meerdere observaties tijdens de ochtendspits bleek dat de verkeerslichten op de kruising Castorweg – Oldenzaalsestraat zoals ze nu zijn afgesteld goed in staat zijn het verkeer op de Castorweg vlot te verwerken; er waren geen wachtrijen.

Een problematische verkeerssituatie is niet geconstateerd.

De verkeersintensiteiten op de Landmansweg zijn lager; iets boven de 900 motorvoertuigen per etmaal. Geparkeerde auto's beperken verder de aantrekkelijkheid van de Landmansweg als verbindingweg tussen Oldenzaalsestraat en Deurningerstraat.

De Kometenstraat, Neptunusstraat en Herinckhavestraat, die het plan ontsluiten richting Castorweg en Sloetsweg, hebben een breder profiel dan de Landmansweg en Saturnusstraat. Deze wegen kunnen zonder problemen de beperkte verkeerstoename verwerken.

Openbaar vervoer

Het plan ligt aan de rand van het verzorgingsgebied van halten van lijn 14 en 11. Lijn 11 maakt deel uit van de “Doorstroomas Vossenbelt”. De frequentie is hoog en lijn 11 heeft een goede aansluiting op het treinverkeer.

Fiets

Het gebied is voor de fiets goed ontsloten. De belangrijkste fietsverbindingen zijn de verbindingen naar het centrum van Hengelo (Deurningerstraat, Oldenzaalsestraat). In het GVVP zijn deze verbindingen gedefinieerd als stadsfietsroutes. Daarnaast zijn er vele informele fietsverbindingen richting Castorweg en verder.

Verkeersveiligheid

In het kader van het beleid Duurzaam Veilig zijn alle verblijfsgebieden in het plangebied ingericht als 30 km/h zone.

Het in- en uitrijden van de Landmansweg ter hoogte van de Deurningerstraat is evenals het vanuit de Saturnusstraat oprijden van de Castorweg lastig. Maar er is geen sprake van verkeersonveilige situaties. De gemiddelde snelheid ligt rond de 30 km/h en het aantal geregistreerde ongevallen is op deze wegen niet verontrustend hoog, zeker niet in relatie tot andere wegen in Hengelo.

Weliswaar zijn zowel de Saturnusstraat als de Landmansweg smalle woonstraten, maar aanpassingen aan deze wegen zijn niet noodzakelijk. Bovendien bestaat dan het gevaar dat meer verkeer wordt aangetrokken en er harder wordt gereden waardoor de verkeersveiligheid in het geding komt.

3.3 Wonen

Een belangrijk gegeven is de behoefte van wijk- en buurtbewoners om hun wooncarrière in hun eigen wijken en/of buurt voor te zetten door over te stappen van huur naar koop. Door het ontbreken in de bestaande woningvoorraad aan voldoende, betaalbare en kwalitatieve goede koopwoningen wordt er niet en/of onvoldoende voorzien in deze woonbehoefte én stagneert de doorstroming. Dit is een kans om programmatisch in te spelen op deze woonbehoefte in het koopsegment van vooral lage- en middeninkomensgroepen die nu nog huren en een hoge mate van wijkgebondenheid hebben. Het programmeren van verschillende typen woningen in diverse koopsegmenten leidt tot een meer gevarieerde en evenwichtiger samenstelling van de woningvoorraad op wijk – en buurtniveau én speelt optimaal in op de gesignaleerde woonbehoefte en de gewenste doorstroming.

Het woonprogramma bestaat uit allemaal grondgebonden woningen. In het plan is ruimte voor ongeveer 125 woningen. Het grootste gedeelte bestaat uit de geschakelde twee kappers en rijwoningen in het betaalbare koopsegment. De te realiseren woningen zijn gericht op het creëren van doorstroming uit de buurt en/of wijk, waardoor eengezinshuurwoningen in de wijk beschikbaar komen voor starters. Door de geschakelde tweekappers in het segment tot maximaal € 250.000,- te realiseren komen ze niet in concurrentie met andere geprioriteerde woningbouwprojecten waar geschakelde tweekappers worden gebouwd in het hogere koopsegment. De rijwoningen worden in het segment tot maximaal € 208.000,= gerealiseerd. Hierdoor vormt deze nieuwbouw geen concurrentie met de bestaande goedkope rijwoningen (tot € 175.000,=) die te koop staan in wijk Noord.

Particulier opdrachtgeverschap

In 't Rot is er ruimte en de mogelijkheid voor vormen van particulier opdrachtgeverschap of mede-opdrachtgeverschap. Dit past in de wens van veel mensen om invloed te hebben op hun eigen woning en woonomgeving en sluit daarmee aan op de trend van toenemende individualisering. De meest bekende vorm van particulier opdrachtgeverschap is de bouw van een eigen woning op een eigen kavel. Daarnaast zijn er vormen van mede-opdrachtgeverschap. De bouw van de woningen is in handen van de projectontwikkelaar, maar de koper heeft in ruime mate invloed op de indeling van de woning. De derde variant is het collectief opdrachtgeverschap. Particulieren verwerven hierbij in groepsverband een kavel en realiseren de woningen in groepsverband (meestal in de vorm van een stichting of vereniging).

3.4 Werken / Bedrijven

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de sportaccomodatie naast het gebruik voor sportdoeleinden te gebruiken voor andere multifunctionele doeleinden zoals buitenschoolse kinderopvang, fysiotherapie. In de regels is vastgelegd wat is toegestaan.

3.5 Winkels En Horeca

Sportkantines worden toegelaten als ondergeschikte functie bij de sportbestemming.

3.6 Sport En Recreatie

Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan in hoofdzaak de bestemming Sport. Binnen het plangebied worden de bestaande voetbalvelden en de fietscrossbaan verschoven waardoor er ruimte ontstaat voor de realisatie van woningen aan de zuidzijde van het gebied. Voor sportactiviteiten blijft het plangebied een belangrijke functie vervullen.

3.7 Water

Waterhuishouding.

Voor het plangebied is een waterhuishoudingsplan opgesteld (Grontmij d.d. 14 maart 2008 - bijlage 3). Uitgangspunt is een duurzaam waterhuishoudingssysteem. Dit betekent dat het hemelwater en het afvalwater gescheiden worden afgevoerd. Het afvalwater wordt middels een ondergronds buizensysteem afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel. Het (schone) hemelwater wordt bovengronds (dus zichtbaar) middels gootjes getransporteerd naar een wadi waar het tijdelijk wordt geborgen (40 mm) en vervolgens kan infiltreren in de bodem. Het surplus aan hemelwater kan bij hevige neerslag naar de beek worden afgevoerd. De wadi wordt in de beekzone (natuurlijke laagte) aangelegd. De wadi wordt op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat de bergingszone beleefbaar en goed te beheren is.

Van belang is dat water van hoog naar laag stroomt hetgeen van het watersysteem een ordenend element voor de ruimtelijke inrichting maakt.

Er zal zoveel mogelijk grondwaterneutraal worden gebouwd. Dat betekent dat voor een voldoende ontwatering van het terrein alleen de hoge grondwaterstanden worden afgevlakt. Hiertoe wordt drainage aangelegd. Wanneer dit onvoldoende mocht blijken dient het maaiveld al dan niet plaatselijk te worden opgehoogd. Ook het principe van kruipruimteloos bouwen dient serieus in overweging te worden genomen.

Riolering.

Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie door middel van rioolbuizen.

De nieuw te leggen riolering in het plangebied kan onder vrijverval aansluiten op het gemengde riool in de Verlengde Polluxweg en op de afvoerleiding afkomstig uit het noorden.

3.8 Groen

Voor het te herontwikkelen plangebied met sportpark en woonbuurt staat een nieuw groen raamwerk voor ogen. Waar het kan zijn bestaande waardevolle boomwallen ingepast, met name langs de Verlengde Polluxweg en in de nieuwe woonbuurt.

De invulling van het sportpark kan alleen gerealiseerd worden, als het bestaande bos bij het huidige stukje Houtmaatleiding wordt gekapt. Dit is op zich niet bezwaarlijk, omdat het bos enigszins verwilderd is en een rommelige samenstelling heeft; het bos is dan ook op de inventarisatiekaart als “matig” aangemerkt. Bij kap dient wel nieuw en beter bos terug te komen. Dit kan uitstekend in de bufferzone tussen woongebied en sportpark.

Door langs het sportpark in de bufferzone een bomenwal met ondergroei van minimaal 10 meter aan te leggen, wordt het sportterrein visueel van het woongebied gescheiden.

De bomenwal is tevens een ecologische uitloper van de begraafplaats voor vogels en vleermuizen.

Langs de bosstrook komt een wandelpad. Tussen pad en woonkavels komt een wadistrook. Langs de woonkavels tenslotte komt een vlakke strook gras. Omdat de achtertuinen aan het openbaar groen grenzen, is het raadzaam de achtergrenzen met soort geschoren haag af te planten, bijvoorbeeld een beukenhaag.

3.9 Speelplekken

In het plangebied is behoefte aan spel en ontmoeting, waarbij het zwaartepunt ligt bij de doelgroep 12+.

De jongere kinderen kunnen overal gebruik maken van de informele speelruimte, maar ook van de volgende formele speelgelegenheden in de buurt: de speelplek aan de Dr. M. Luther Kingstraat, de speelplek aan de Steenbokstraat en de speeltuin 'de Sterrentuin' aan de Neptunusstraat.

3.10 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen

Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient hiervoor een "vergunning kabel en leidingwerkzaamheden" te worden aangevraagd bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan. Deze zal in een later stadium plaatsvinden. Binnen het plangebied ligt een grote transportleiding van Vitens. De diameter van deze leiding is 315 mm. Hiervoor zal een profiel van vrije ruimte van zo'n 3 á 4 meter aangehouden worden. Om het plan te kunnen uitvoeren wordt de transportleiding verplaatst. De verplaatsing is meegenomen in het bestemmingsplan. Binnen de strook met de bestemming Leiding-Water gelden beperkingen voor wat betreft bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

Hoofdstuk 4 Relevant Beleid

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nota Ruimte

Het beleid van het Rijk over de Ruimtelijke Ordening is kenbaar gemaakt met de Nota Ruimte. Als hoofddoel is in deze Nota het volgende opgenomen.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om (1) op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, (2) de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten, en (3) de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Daarbij is het belangrijk dat iedere overheidslaag in staat wordt gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Meer specifiek richt het kabinet zich in het nationaal ruimtelijk beleid op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Deze vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd en zijn een uitdrukking van de voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn. Als sturingsfilosofie om dit doel te bereiken, wordt door het Rijk als uitgangspunt gehanteerd: "centraal wat moet, decentraal wat kan".

Binnen deze beleidsdoelen zal het concept van stedelijke netwerken worden gehandhaafd. Ruimtelijke kwaliteit en concentratie in de stedelijke netwerken zijn hierbij harde uitgangspunten. Wel zullen ook de kernen in het landelijk gebied mogen bouwen voor de opvang van de eigen bevolkingsbehoefte. Het beleid is met name gericht op uitvoering van plannen en projecten. De rijksbemoeienis is daarbij vooral gericht op die projecten die van nationale betekenis zijn, zoals de nationale stedelijke netwerken, de nationale ecologische hoofdstructuur en de nationale verkeers- en vervoersverbindingen. Uit een recent door de minister van VROM aan de Tweede Kamer gestuurde brief blijkt dat deze voornemens is om de met de stedelijke netwerken overeengekomen intentie afspraken voor de verstedelijking in de periode 2005 tot 2010 ook in deze zin bij te stellen. Uitvloeisel hiervan is o.a. de Verstedelijkingsafspraken die voor de periode 2005-2010 in een convenant tussen Rijk en de Regio Twente zijn vastgelegd. Ook is het ruimtelijk beleid gericht op verbetering van het verslechterd economisch klimaat. De ruimtelijke ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de structuurversterking van de economie.

4.1.2 Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is in besluitvorming gebracht. Deze nota geeft de nationale visie op het verkeers- en vervoersbeleid t/m 2020 weer. Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling van Nederland. Belangrijke punten hierin zijn onder andere: verbetering van de bereikbaarheid, faciliteren van de groei van het verkeer, verbetering van de betrouwbaarheid van het openbaar vervoer en het wegennetwerk en het voorbereiden van de invoering van beprijzing van het gebruik van de weg. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor en lucht) van deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid maken onderdeel uit van de Nota Ruimte.

4.1.3 Nationaal milieubeleidsplan: "Een wereld en een wil"

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

4.1.4 Vierde Nota Waterhuishouding

De Vierde Nota Waterhuishouding heeft als belangrijkste doelstelling: het hebben en houden van een
veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige
watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Met het beleid van de Vierde Nota wordt verwacht dat een verdere verbetering van het verdere functioneren van watersystemen kan worden bereikt. In de Vierde Nota wordt een koers ingezet op het versterken van de samenhang van het waterbeleid met andere beleidsvelden zoals milieubeleid, ruimtelijke ordening en natuurbeleid en kan zowel voor het realiseren van de doelen van het waterbeleid als voor doelen van andere beleidsvelden positief uitwerken. Voor de ruimtelijke ordening zal hieraan inhoud worden gegeven door bij de opstelling of wijziging van streek- en bestemmingsplannen water als ordenend beginsel te hanteren.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

De opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+, de Omgevingsvisie Overijssel (2009), schetst de visie, de beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie richt zich uitsluitend op het provinciaal belang. Het vizier is daarbij gericht op 2030. De ambitie van Overijssel is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Een samenleving, waarin alle Overijsselaars zich thuis voelen en participeren. Met bloeiende steden als motoren voor cultuur en werkgelegenheid, ingebed in een landschap waarin wonen, natuur, landbouw en water elkaar versterken.

Om de ambitie te kunnen bereiken moet worden ingezet op de volgende thema's:

  1. 1. Woonomgeving: Aantrekkelijke en gevarieerde woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.
  2. 2. Economie en vestigingsklimaat: Een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie, met voldoende en diverse vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en MKB.
  3. 3. Natuur: Behoud en versterking van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit).
  4. 4. (Binnen-)steden en landschap: Behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen-)stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied.
  5. 5. Bereikbaarheid: Een vlotte veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel.
  6. 6. Watersysteem en klimaat: Watersystemen met goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor lange termijn klimaatbeheersing en veilig zijn.
  7. 7. Veiligheid en gezondheid: Veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen.
  8. 8. Energie: Een betrouwbare en veilige energievoorziening met beperking van uitstoot broeikasgassen.
  9. 9. Ondergrond: Balans behouden tussen gebruik en bescherming van de ondergrond. Ten behoeve van het bestemmingsplan is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de resultaten van het onderzoek is het plangebied archeologisch vrijgegeven.

Tegelijk met de omgevingsvisie is op 1 juli 2009 de Omgevingverordening Overijssel vastgesteld. De omgevingsverordening is het instrument om het beleid uit de omgevingsvisie te laten doorwerken.

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Dit is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Op 1 juli 2009 is dit plan vastgesteld door Provinciale Staten.

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Duurzaamheid en Ruimtelijke Kwaliteit zijn de rode draden van de Omgevingsvisie.

4.2.1.1 Sturingsfilosofie

Het beleid is vastgelegd in generieke beleidskeuzes, richtinggevende ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. De ontwikkelingsperspectieven schetsen de koers van een gebied op provinciaal schaalniveau. Ze bepalen geen functies, maar schetsen een ontwikkelingsrichting voor een combinatie van functies. De grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen. Dit betekent dat gemeenten in hun structuurvisies en bestemmingsplannen nadere invulling kunnen geven. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen voor zijn, mits er voldoende verzekerd is dat ruimtelijke kwaliteit conform gebiedskenmerken wordt versterkt. In de gebiedskenmerken zijn de bestaande en te ontwikkelen gebiedskwaliteiten genoemd. Onderstaand model fungeert als leidraad bij deze sturing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0046-0301_0004.png"

Afbeelding : Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

4.2.1.2 Omgevingsvisie met betrekking tot Het Rot

Indien het plan het Rot in bestaand stedelijk gebied wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel, ontstaat globaal het volgende beeld.

Generieke beleidskeuzes

Bij de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken.

Ontwikkelingsperspectieven

De opgave, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.

Op afbeelding 4 is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0046-0301_0005.jpg"

Het plangebied behoort tot op basis van de gebiedskenmerkenkaart tot woonwijk 1955-nu. Deze kaart verzet zich niet tegen de ontwikkeling van het plan.

Gebiedskenmerken

De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. De functies (wonen, werken, voorzieningencentra) zijn uiteengelegd en de wijken zijn opgedeeld in buurten met een homogeen bebouwingskarakter: buurten met eengezinswoningen, flatwijken, villawijken,wijk(winkel)centra. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Lokaal zijn kleine eenheden die afwijken van het systeem,zoals 'goudkustjes' aan de rand van de wijk. Steeds is sprake van een afgeronde eenheid met duidelijke in- en uitgangen en kunst in de openbare ruimte. Er is aandacht voor de aansluiting op de binnenstad en het hoofdwegennetwerk, maar vaak minder op fietsaansluitingen naar het buitengebied. Soms zijn herkenbare relicten van het oude cultuurlandschap (zoals boerderijen, (zand)wegen of beplantingsstructuren) opgenomen in de wijken. De tijdsgeest van de bouwperiode is af te lezen in de stedenbouwkundige structuur en architectuur. De wederopbouwwijken worden bijvoorbeeld vaak gekenmerkt door een repeterende stempelstructuur in de bouwblokken, de ruime opzet van de groene ruimte en aandacht voor details zoals deuromlijstingen pergola's boven de entrees, siermetselwerk e.d. Nieuwbouwwijkjes bij kleinere plaatsen zijn niet altijd afgeronde eenheden, omdat de bouwopgave daarvoor te klein was. Vaak is er een buurtje aangeplakt aan de oudere bebouwingsstructuur, zonder relatie met de oorspronkelijke structuur van het dorp of het voormalige agrarische cultuurlandschap.

De Omgevingsvisie kent aan het perspectief 'woonwijk 1955-nu' de volgende richting toe:

"Als ontwikkelingen plaats vinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp."

De ontwikkeling Het Rot past binnen deze ontwikkelingsrichting.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: 'Omgevingsverordening') wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57. Van de Wegenwet en artikel 2A. van de Wegenverkeerswet.

In de Omgevingsverordening is een aantal principes vastgelegd waaraan binnen de provincie Overijssel dient te worden voldaan. De voor dit plan (meest) relevante staan hieronder samengevat:

  • alleen bouwen voor de lokale behoefte;
  • alleen bouwen binnen bestaand stedelijke gebied;
  • de nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in deOmgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Er zijn onderbouwd bepaalde uitzonderingen mogelijk op het bovenstaande.

Binnen de stedelijke laag valt het plangebied onder "woonwijken 1955 - nu". Als ontwikkelingsperspectief geldt hier "bebouwing". Onderhavig plan wijkt niet af van het genoemde ontwikkelingsperspectief. Aan de andere principes wordt ook voldaan.

Uit de "Functiekaart water" wordt duidelijk dat het plangebied in een intrekgebied (Hasselo) ligt. De bescherming van het intrekgebied is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening bepaalt in artikel 2.13.3 dat voor locaties in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden bestemmingsplannen dienen te voorzien in een aanduiding voor grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie voor de drinkwatervoorziening.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.13.3. kunnen in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle en grote risicovolle functies worden toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan het stand-stillprincipe.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.13.3. en onverlet het bepaalde in artikel 2.13.4. en artikel 2.13.5., kunnen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden en nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap-vooruitprincipe.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.13.3. en onverlet het bepaalde in de artikelen 2.13.5 en 2.13.6. kunnen binnen intrekgebieden met stedelijke functies nieuwe grotere of grootschalige risicovolle functies worden toegestaan mits deze functie voldoet aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand-stillprincipe.

In paragraaf 5.1 wordt nader ingegaan op de watersituatie en de wijze waarop daarmee in dit plan wordt omgegaan.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Intergemeentelijke Structuurschets

In de Intergemeentelijke Structuurschets Hengelo/Enschede) wordt in het kader van duurzaamheid aandacht geschonken aan de compacte stad. Dit betekent dat er prioriteit wordt gegeven aan de ontwikkeling in het bestaand stedelijk gebied met behoud en/of versterking van de leefomgeving. De ruimte die aanwezig is in het bestaand stedelijk gebied wordt hierdoor maximaal benut. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande groenstructuur en de aansluiting met het buitengebied dienen te worden gehandhaafd. Daarnaast is uitgangspunt het realiseren van voldoende verschillende woonmilieus in overeenstemming met de vraag.

4.3.2 Openbaar vervoer

De Regio Twente wil iedereen in de regio de mogelijkheid bieden zich tegen redelijke kosten te verplaatsen met het openbaar vervoer. Dit openbaar vervoer moet de bereikbaarheid van stad en streek waarborgen. In de OV-strategie Regio Twente 2004-2010 streeft de regio naar een hoogfrequent overzichtelijk netwerk van stamlijnen voor de zware vervoersstromen tussen en naar de steden, een (bijna) deur-tot-deur-servicenet voor de dunnere vervoersstromen aangevuld met andere bussystemen als buurtbussen en collegeliners. In het RMP is de realisering van Agglonet Twente opgenomen. Deze openbaar vervoerverbinding zorgt voor een samenhangende verbinding tussen de kernen van de netwerkstad. De verbinding wordt gevormd door een combinatie van aanvoerlijnen in de steden, met een centrale verbindingsas. De aanvoerlijnen (de doorstroomassen) zijn hoogwaardige openbaar vervoersassen voor de bus, deels als vrije busbaan ingericht, deels samen met het autoverkeer, waarbij de bus prioriteit geniet op de kruispunten. De centrale verbindingsas wordt gevormd door de bestaande treinverbinding. De doorstroomassen zijn inmiddels in de diverse steden aangelegd en worden verder uitgebreid. Naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de centrale as wordt onderzoek verricht. Tevens gaat er onderzocht worden of de belangrijkste concentraties van wonen en werken door middel van een busverbinding met elkaar verbonden kunnen worden. Dit moet leiden tot een OV-net van trein en bus dat zich als één samenhangend geheel presenteert en een aantrekkelijk alternatief biedt voor een deel van de autoverplaatsingen.

4.3.3 Verkeersveiligheid

De Regio Twente zet de komende jaren in op het duurzaam veilig inrichten van de regio en het toepassen van een herkenbare weginrichting. Alleen een integrale gemeentelijke aanpak van de verkeersonveiligheid (infrastructuur en gedrag) komt in aanmerking voor subsidie. De Regio heeft geen verantwoordelijkheden voor de verkeersveiligheid in het spoorvervoer en de binnenvaart. Om de verkeersveiligheid te vergroten wil de Regio inzetten op Kosteneffectieve Maatregelen (KEM), essentiële herkenbaarheidsmaatregelen (EHK) alsmede op integrale aanpak van gedragsbeïnvloeding.

4.3.4 Fietsverkeer

In Twente neemt het fietsgebruik geleidelijk af en de Regio wil deze daling afremmen en zelfs weer laten stijgen, de doelstelling is om in 2011 hetzelfde fietsgebruik te hebben als in 1995. Om het fietsen aantrekkelijk te laten blijven moeten de missende schakels of schakels van onvoldoende kwaliteit in het fietsnetwerk worden aangepakt. Daarnaast wil de Regio inzetten op een fietssnelweg van Nijverdal naar Gronau, welke loopt via de kernen van de netwerksteden.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP)

In het Gemeentelijk GroenPlan Hengelo 2010 (GGP) is de groene hoofdstructuur voor de gemeente Hengelo vastgelegd. "Groen" dient hierbij breed opgevat te worden als landschap, stedelijk groen, natuur, water en recreatief medegebruik. Hoofduitgangspunt is de stad-èn-landbenadering, waarbij gestreefd wordt naar zowel een krachtige stad als een vitaal platteland.

In het groenplan is de samenhang tussen regio, buitengebied, stadsrand, stad en wijk in beeld gebracht. Het GGP richt zich op het hoofdgroen in de stadsrand, stad en wijk. De totale hoofdstructuur in de stad en omgeving bestaat uit een samenhangend netwerk van stadsrandzones, geledingszones tussen de kernen, groene wiggen, groene eilanden, lanen, groene stapstenen (boomgroepen), beken met begeleidend groen en spoordijken.

Het grondwaterbeschermingsgebied Hasselo wordt ingericht als stadspark Weusthag. Dit groenrecreatieve hart van Hengelo staat via een krans van wiggen in verbinding met het buitengebied. Vanuit het noordelijk buitengebied is een wig langs de Beneluxlaan gereserveerd. Een derde wig loopt vanaf de groene Deurningerstraat langs de Binnenveldweg. Deze wig is opgebouwd uit een bos, plas, grote erven en park. In het oosten tenslotte vormt de groenzones langs rijksweg A1 de verbinding tussen Lonnekermeer en Weusthag.

4.4.2 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2009-2013)

In het door de raad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan worden de uitgangspunten met betrekking tot de waterhuishouding en de riolering beschreven. Voor alle in- en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels:

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • Lokale zuivering van dit afvalwater wordt niet duurzaam geacht vanwege de hoge kosten, het grote ruimtebeslag en de te grote risico's voor volksgezondheid en milieu;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Bij stedenbouwkundige plannen moet notie worden genomen van het feit dat het water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn: regenwaterhergebruik op individuele schaal en directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen;
  • Een goed alternatief in geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling is een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers;
  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater dus niet naar een RWZI. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundige plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren;
  • Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het Waterschap Regge en Dinkel worden gezocht naar maatwerk.

4.4.3 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid van veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent wordt gerealiseerd met de Verlengde Laan van Driene (in de periode 2010-2015), een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat;
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle kruispunten met het overige verkeer krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

Het dagelijks bestuur van Regio Twente is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. Regio Twente maakt het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (nu Connexxion en Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee in ontwikkeling zijn:

  1. 1. Centraal station Hengelo: opstellen Nota van Uitgangspunten;
  2. 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal):concreet project voor realisatie.

4.4.4 Gemeentelijk waterplan (2006)

Het Waterplan Hengelo "Kleurrijk waterbeheer" is in 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Het waterplan beschrijft hoe de gemeente in de komende 25 jaar haar verantwoordelijkheid neemt in het regionale watersysteem en geeft richting aan de ontwikkeling van stedelijk water in Hengelo. Het waterplan onderscheidt 3 sporen waarlangs de gemeente en het waterschap Regge en Dinkel invulling gaan geven aan deze verantwoordelijkheid;

  1. 1. Het herstel van de Hengelose beken;
  2. 2. Het gescheiden houden van schone en vuile waterstromen ( afkoppelen van hemelwater);
  3. 3. Het oplossen van grondwateroverlast.

Ad. 1 Grote delen van de Hengelose beken zijn niet meer zichtbaar omdat ze verduikerd zijn. Met name herstructureringsprojecten bieden kansen deze beken weer zichtbaar te maken en weer integraal onderdeel te laten uitmaken van de openbare ruimte.

Ad. 2 Schoon hemelwater wordt niet meer op de gemengde riolering geloosd maar wordt zichtbaar afgevoerd naar oppervlaktewater. In het gebied wordt voldoende waterberging aangelegd, het liefst in de vorm van wadi's omdat deze tevens een zuiverende werking hebben.

Ad. 3 In het kader van de Wet Gemeentelijke Watertaken (per 1/1/2008) heeft de gemeente een verbrede zorgplicht t.a.v. het oplossen van structurele grondwateroverlast.

Naast deze drie manieren is een belangrijke rol weggelegd voor communicatie en educatie. De nadruk ligt hierbij op kijken en doen. Te denken valt aan het uitzetten van fiets- en wandelroutes langs de beken en het aanleggen van een waterspeelplaats of waterkunstwerk. Ook is een lespakket over water aan de basisscholen aangeboden.

Het waterplan is door de besturen van het waterschap Regge en Dinkel en de gemeente Hengelo vastgesteld.

4.4.5 Monumentenbeleid (2004)

Monumenten zijn om redenen van esthetische, cultuurhistorische en wetenschappelijke aard tot monument aangewezen. Om te voorkomen dat deze monumentale waarden verloren gaan is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning een monument af te breken, te vernielen, te verstoren, te verplaatsen, in enig opzicht te wijzigen, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop het ontsierd of in gevaar wordt gebracht. Men is dus verplicht de plannen door de gemeente te laten toetsen en een omgevingsvergunning aan te vragen. In geval van een beeldbepalend karakteristiek pand of een gemeentelijk monument worden de plannen beoordeeld door de technische commissie van de monumentencommissie. Bij een rijksmonument beoordeelt naast de technische commissie ook de Rijksdienst voor de Monumentenzorg de plannen.

4.4.6 Nota Duurzaam Veilig (2001)

Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke nota Duurzaam Veilig (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.

Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.

In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de regio en in Hengelo worden uitgevoerd, staan beschreven in het rapport "RUP gedragsbeïnvloeding: op weg naar een permanente verkeerseducatie in Zuid-Twente (periode 2004-2006)". De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw vastgesteld.

Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.

Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.

4.4.7 Nota Economisch beleid (2003)

November 2003 is de nota Economisch beleid vastgesteld. Hierin worden strategische keuzen gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei. Ook voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.

4.4.8 Notitie "Een wijk voor iedereen" (2007)

De gemeente Hengelo streeft ernaar een aantrekkelijke stad te zijn voor iedereen, ook voor mensen met een handicap en de steeds groter wordende groep ouderen. Bovendien moet iedereen kunnen meedoen aan de Hengelose samenleving. 'Een zo gewoon mogelijk leven leiden ondanks beperkingen door ouderdom of handicap', vormt de kern van de vermaatschappelijking van de zorg. Dit betekent dat het burgers mogelijk moet worden gemaakt om zelfstandig thuis te (blijven) wonen, ook als zij zorg nodig hebben.

In de notitie "Een wijk voor iedereen" is de visie van de gemeente verwoord over deze ontwikkelingen. De notitie gaat nader in op het begrippenkader, de gemeentelijke ambities en formuleert de uitgangspunten voor de ontwikkeling van zogenaamde woonzorgzones in onze stad. Geformuleerde ambities zijn in steekwoorden: gewoon leven, zorg thuis, scheiden wonen en zorg, voor iedereen en samenwerken.

4.4.9 Nota Autoparkeren (2008-2012)

In december 2008 heeft de gemeenteraad de nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 vastgesteld. Dit is de visie op het nieuwe parkeerbeleid zoals deze nu is vastgesteld geldt voor heel Hengelo, dus voor het centrum én in de schil- en overige (buiten)gebieden rondom het centrum.

De gemeente Hengelo probeert evenwicht te bereiken tussen enerzijds de parkeervraag en anderzijds de optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid. Uitgangspunt hierbij is een leefbare en bereikbare (binnen)stad door middel van sturend (minder blik op straat), vraagvolgend parkeerbeleid (bewoners), locatie beleid en bevorderen van andere (duurzame) vervoerswijzen zoals openbaar vervoer en fiets (verschuiving in de modal split).

De nieuwe Nota Autoparkeren 2008-2012 heeft de volgende doelen:

  • Bewoners, bezoekers van bewoners en ondernemers en werknemers laten parkeren op de gewenste plaatsen;
  • Een betaalbare en eerlijke verdeling van de schaarse beschikbare openbare ruimte voor elke categorie parkeerder (in de volgorde: bewoner, bezoeker/klant en werknemer);
  • Streven naar geconcentreerde grote parkeerlocaties en dubbel ruimtegebruik waar mogelijk (de juiste plaats voor de juiste prijs voor alle groepen);
  • Oplossingen bieden voor huidige en toekomstige parkeer- en bereikbaarheidsproblemen;
  • Betere geleiding automobiliteit en parkeerdruk beter spreiden;
  • Verminderde groei van de automobiliteit en autogebruik.

Om deze doelen te realiseren is aan deze Nota voor de komende vijf jaar een groot pakket van maatregelen gekoppeld.

Nieuwe parkeernormen behoren ook tot het door de raad vastgestelde parkeerbeleid. De nieuwe parkeernormering is gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals deze landelijk zijn uitgegeven door het kennis instituut CROW. De parkeerkencijfers zijn gedifferentieerd naar stedelijkheidsgraad en stadsomvang. Binnen de beschikbare bandbreedte van deze kencijfers is voor de Hengelose situatie een keuze gemaakt tot parkeernormen per stedelijke zone, functie en aandeel bezoekers.

4.4.10 Prostitutiebeleid (2004)

Als algemeen uitgangspunt wordt aangegeven dat het regionaal afgestemde lokale prostitutiebeleid in Twente vanuit een integrale benadering wordt opgezet. De trekkersrol voor wat betreft de regulering en de handhaving ligt bij het lokale bestuur. Aspecten van volksgezondheid, veiligheid, leefbaarheid en handhaving spelen daarbij zeker een rol. Met betrekking tot de handhaving spitst het beleid zich vooral toe op de (te verwachten) mate van overlast bij de verschillende vormen van prostitutie en de kans op het plegen van strafbare feiten.

De thans aanwezige seksinrichtingen in Hengelo worden positief bestemd waarbij verdere uitbreiding van het aantal seksinrichtingen wordt uitgesloten. In het plangebied 't Rot is geen seksinrichting aanwezig.

4.4.11 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  1. 1. Versterking van de economische structuur;
  2. 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  3. 3. De sociale opgave;
  4. 4. Het landschap de stad in;
  5. 5. Ruimtelijke kwaliteit;

Naast het versterken van een aantal hoofdstructuren zet de gemeente Hengelo in op een aantal kernprojecten:

  • Parelsnoer: Gericht op het realiseren van een stadscentrum voor ontmoetingen. Met activiteiten die van het centrum weer dé plek maken waar mensen van binnen en buiten Hengelo elkaar ontmoeten.
  • Vitale wijken, Hengelo Zuid: Gericht op duurzame en vitale wijken met een eigen karakter en een compleet aanbod aan voorzieningen en -waar acceptabel- diverse mogelijkheden voor bedrijvigheid. De herstructurering van de Berflo Es, waar Veldwijk Zuid onderdeel van is, wordt in de structuurvisie toegelicht. Uitgangspunt is -naast de fysieke herstructurering- de sociale infrastructuur van de wijk te verbeteren.
  • Stadsranden, het landschap de stad in: Gericht op de groene inbedding en dooradering van de stad is een van de leidende principes op weg naar Hengelo 2030. In dit kader is het 'actief recreatielandschap Twekkelo-Driene' uitgelicht. De bebouwingsranden van Hengelo en Enschede worden hoogwaardig vormgegeven. De herstructurering van de wijk Veldwijk Zuid biedt kansen om groen en het water vanuit het middengebied de wijk in te brengen.
  • Archipunctuur:Gericht op het injecteren van de stad met hoogwaardige plekken en gebouwen.

4.4.12 Toegankelijkheid

Het te hanteren beleid aangaande toegankelijkheid is weergegeven in de nota Verleiden, verplichten en voorthelpen. Bevordering toegankelijkheid gebouwen en omgeving (2007). Dat is een verdieping van het Bouwbesluit. Dit beleid is gebaseerd op toepassing van de NEN 1814 en de meest recente uitgave CROW (richtlijn integrale toegankelijkheid openbare ruimte).

Voor het waarborgen van dit beleid dient dit in alle fasen van bouw en ontwikkeling van gebouwen, waaronder woningen, en buitenruimte te worden meegenomen.

4.4.13 Uitvoeringsnota Fietsen (2003-2006)

Het bevorderen van het fietsgebruik heeft een hoge prioriteit binnen het gemeentelijke verkeers- en vervoersbeleid. In de beleidsnota Fietsen (1993) staat het gemeentelijke fietsbeleid nader omschreven. In de "Uitvoeringsnota Fietsen 2003-2006" zijn beleidsvoornemens nader uitgewerkt tot een breed pakket van concrete maatregelen met als doel het fietsklimaat in Hengelo te verbeteren. Speerpunten hierin zijn: het verbeteren van de belangrijkste fietsroutes naar het centrum van de stad (stadsfietsroutes), het fietsvriendelijker maken van verkeersregelinstallaties en de verbetering van het fietsparkeren.

4.4.14 Woonvisie 2012-2022

Het college heeft in de woonvisie 2012-2022 "verandering brengt kans" haar woonbeleid voor de komende 10 jaar opgenomen. De hoofdpunten uit het woonbeleid zijn hierna kort weergegeven.

  • Uitbreidingsbehoefte van minimaal 2.250 woningen in de komende 10 jaar. 70% van deze woningen moet in de stad komen op zogenoemde inbreidingslocaties of herstructureringslocaties. De overige 30% wordt gerealiseerd op uitbreidingsgebieden aan de rand van de stad waarvan de locatie Bornsche Maten ook gedeeltelijk voorziet in de Hengelose behoefte.
  • Voldoende plancapaciteit beschikbaar bij aantrekkende markt: De gemeente moet aan voldoende bouwplannen werken om te voorzien in de vraag naar woningen als de economie aantrekt.
  • Lokale instrumenten inzetten voor het bevorderen van doorstroming in de woningmarkt. Zoals de starterslening en verschillende subsidies.
  • Vraaggericht ontwikkelen en bouwen: De gemeente moet meer rekening houden met de consument, zowel in de te bouwen woningen als in de keuze van de locatie. Het mogelijk maken van particulier en collectief particulier opdrachtgeverschap is ook belangrijk. Zowel aan de rand van de stad als op binnenstedelijke locaties voor meer binding in de wijk.
  • Kwaliteitsverbetering van de sociale huurvoorraad: Dat kan door huurwoningen met slechte isolatiewaarde op te knappen of te vervangen. In de woonvisie staat de wens om gedifferentieerde wijken te krijgen met minimaal 20% sociale huur voor de sociale doelgroep.
  • Kwaliteitsverbetering particuliere voorraad: De kwaliteit kan verbeterd worden door bewustwording te creëren bij de particulier over het energieverbruik in de woning of de veiligheid in huis; investeren in je eigen woning draagt bij aan het woongenot, wooncomfort en betaalbare woonlasten op lange termijn. Dat kan onder meer door: voorlichting geven over subsidieregelingen, een subsidieloket, de website www.langzultuwonen.nl.
  • Langer zelfstandig willen wonen: Hengelo streeft ernaar dat ouderen en mensen met een beperking langer zelfstandig kunnen wonen. Het liefst in hun eigen vertrouwde woonomgeving.
  • Samenwerken in nieuwe coalities. Met bijvoorbeeld corporaties, marktpartijen, zorginstellingen en andere partijen veel beter samenwerken. De gemeente kan het niet allemaal zelf.
  • Kwalitatief woningbouwprogramma dat gericht is op binding met de stad. Starters en mensen met middeninkomens in de bestaande wijken binden door te zorgen voor voldoende beschikbare en betaalbare koop- en huurwoningen op voor hen aantrekkelijke plekken. In de binnenstad bijvoorbeeld, door nieuwbouw op aantrekkelijke plekken en door wonen boven winkels. Bevorderen van doorstroming van medioren en senioren voor meer luxe of wooncomfort in de uitbreidingsgebieden 't Broek en Dalmeden.

De gemeente heeft deze negen uitgangspunten uitgewerkt in 5 speerpunten en een globaal uitvoeringsprogramma. De speerpunten:

  • Versterking stedelijk karakter, onder andere: sterke woonregio Twente en binnenstedelijk bouwen;
  • Bouwen en wonen naar behoefte, onder andere specifieke doelgroepen waarvoor corporatie/zorginstellingen verantwoordelijk zijn en nieuw particulier initiatief;
  • Vitaliteit van wijken, o.a. gedifferentieerde wijken, woonservicegebieden, woonruimteverdeling;
  • Toekomstbestendige woningvoorraad, onder andere energiebesparing in de bestaande woningvoorraad, renoveren en wonen;
  • Samenwerking en nieuwe coalities, onder andere woningbouwregie en instrumenten.

Een belangrijk vervolgtraject van de woonvisie is het maken van prestatieafspraken met Welbions, zorginstellingen en evt. marktpartijen o.a. over de uitvoering van de woonvisie waaronder het te realiseren woningbouwprogramma. Vooruitlopend hierop wil het college begin 2012 het woningbouwprogramma 2012-2016 en de prioriteitenlijst woningbouwlocaties 2012 opnieuw vaststellen.

4.4.15 Beleid kamerbewoning

Om daadwerkelijk een woning in gebruik te mogen nemen voor kamerverhuur moet het pand allereerst beschikken over de juiste bestemming. Daarnaast moet de eigenaar van een pand op grond van de regionale Huisvestingsverordening een omzettingsvergunning aanvragen voordat hij een pand mag omzetten van zelfstandige bewoning naar onzelfstandige bewoning (lees: kamerverhuur of pension). Hiermee kan worden voorkomen, dat op sommige zwakkere plekken in de stad overlast ontstaat door kamerverhuur. Het is bekend dat in sommige delen van de stad juist in deze kamerverhuurpanden overlast ontstaat bijvoorbeeld door studenten, maar vooral ook door drugscriminaliteit en andere criminele activiteiten.

De Huisvestingsverordening geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen aan het verlenen van de omzettingsvergunning. Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag voor een omzettingsvergunning zal worden getoets aan het beleid kamerbewoning. In deze beleidsregels komen naast aspecten als leefbaarheid en andere omgevingsfactoren ook technische aspecten, met name voor wat betreft brandveiligheid, aan de orde. Voor wat betreft de brandveiligheid zal in veel gevallen moeten worden voldaan aan de rechtstreeks werkende bepalingen uit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (gebruiksbesluit).

4.4.16 Welstandsnota

Per 1 juni 2004 is de welstandsnota in de gemeente Hengelo in werking getreden. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten
voor de burger inzichtelijker te maken. In de nota worden voor heel Hengelo algemene criteria genoemd. Daarnaast vindt concretisering plaats door gebiedsgerichte criteria en objectieve criteria.
Voor licht-vergunningplichtige bouwwerken zijn loketcriteria opgenomen. Omdat de criteria enkel
betrekking hebben op materiaalkeuze, kleur e.d., beperkt het bestemmingsplan zich tot het regelen van de massa.

Binnen het plangebied 't Rot zijn de volgende gebieden aanwezig: Buitengebied en te Ontwikkelen Gebied. Nieuwbouw moet aan de gestelde voorwaarden in het betreffende gebied voldoen, dan wel daar bij aansluiten. Indien een ontwikkeling/bouwplan niet past binnen de criteria uit de welstandsnota, dan dient een door de Gemeenteraad vastgestelde paragraaf voor de welstandsnota, dan wel een beeldkwaliteitsplan, gemaakt en goedgekeurd te worden, anders volgt een negatief advies.

Inmiddels is een procedure gestart om een nieuwe welstandnota vast te stellen.

4.4.17 Kadernota Spelen (2007)

De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen werden sinds 1979 bepaald met behulp van de Nota Speelgelegenheden. Het speelbeleid is echter in 2007 vernieuwd en vastgelegd in de Kadernota Spelen, onder het motto "Samen spelen is leren samen leven".

Speelgelegenheden omvatten zowel informele speelruimte met speelaanleidingen als formele speelruimte met speeltoestellen. Het plangebied krijgt een redelijk tot goed aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen.

4.4.18 Beleid Duurzame Ontwikkeling 2006-2010

De beleidsnota Duurzame Ontwikkeling 2006-2010 heeft als doel om Duurzame Ontwikkeling expliciet op de agenda van de ontwikkeling van Hengelo te plaatsen, en daarmee een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsambitie van de gemeente. Het beleidsplan geeft het algemene kader weer voor duurzame ontwikkeling binnen de gemeente Hengelo. Jaarlijks wordt hier een uitvoeringsplan aangekoppeld.

4.4.19 Gemeentelijke Nota Geluid (2009)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo.
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en
    APV-afwijkingen.
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden.
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken:

  • Een zo integraal mogelijke gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: Wonen, Binnenstad en winkelgebieden, Industrie en bedrijven, Buitengebied en stadsparken en. Verkeerszones
  • Ambities per gebiedstype (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden)
  • Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken
  • Zoveel mogelijk aanhouden van de volgorde: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan als er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie.
  • Bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
  • Een eenduidige normstelling voor bedrijven.

In het betreffende plan is rekening gehouden met de nota geluid.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets En Toetsing Stand Still Beginsel

Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

In artikel 3.1.6 Bro is bepaald dat in de toelichting van een bestemmingsplan moet worden beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding in het plangebied.

Hiertoe is een waterhuishoudingsplan opgesteld (Grontmij d.d. 14 maart 2008), waarbij het waterschap Regge en Dinkel in een vroegtijdig stadium is betrokken.

Het waterschap kan instemmen met het waterhuishoudkundig plan.

Toetsing Stand Still beginsel Het Rot

De locatie Het Rot bestaat in de huidige situatie uit een aantal voetbalvelden en een fietscrossterrein.
Er zijn plannen om:
- op een deel van het terrein woningen (ongeveer 120) te bouwen;
- de bestaande sportvelden (voetbal en fietscross worden deels verschoven)

Om deze ontwikkeling mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden herzien.

De betreffende locatie is gelegen binnen het intrekgebied van de winning Hasselo. Voor de beoogde functieverandering in het intrekgebied gaat de provincie uit van het "stand still beginsel". Dit betekent dat de risico's voor de grondwaterkwaliteit niet mogen verslechteren. Om te kunnen beoordelen of de risico's voor de grondwaterkwaliteit niet verslechteren, zal voor de functiewijziging de Methodiek Gebiedsgerichte Grondwaterbescherming , ingevolge de Omgevingsverordening Overijssel 2009, worden doorlopen.


Onderbouwing Stand Still beginsel

De Methodiek voor gebiedsgerichte Grondwaterbescherming bestaat uit diverse stappen.


Aard, omvang en locatie nieuwe ontwikkeling

In de huidige situatie heeft vrijwel het gehele gebied de bestemming sport. Het terrein bestaat uit sportvelden (voetbalvelden en fietscrossterrein) en groen. In de toekomstige situatie worden op een deel van het sportterrein woningen gebouwd en vindt er een verschuiving van de sportterreinen plaats. Een deel van de huidige bestemming Sport wordt gewijzigd in de bestemmingen wonen, verkeer en verblijf en groen. Alleen voor het zuidelijk deel van het terrein wijzigt de bestemming (ten opzichte van de bestaande situatie). De Methodiek wordt dan ook alleen doorlopen voor dit zuidelijk deel. Het deel dat een sportbestemming houdt blijft bij de beoordeling buiten beschouwing.

Functiegroep

De woningbouw betreft meer dan 100 (ongeveer 125) woningen. Dit betekent dat deze functiewijziging op basis van de Methodiek door de provincie wordt aangemerkt als “risicovol”.

Randvoorwaarden

Bij het Rot is sprake van een intrekgebied met stedelijke functies. Uitgaande van een risicovolle functie gelden er de volgende randvoorwaarden:

  • Functie moet voldoen aan een goede ruimtelijke ordening; De voorgestelde ontwikkeling is grotendeels gericht op het mogelijk maken van woonbebouwing. Daarnaast vindt een herschikking van de al aanwezige sportfuncties plaats. De woonontwikkeling past binnen de woonvisie van de gemeente. Deze woonvisie is afgestemd met de provincie. Daaruit kan worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan een goede ruimtelijke ordening.
  • Voldoen aan stand still beginsel: de functiewijziging mag niet leiden tot een verslechtering van de grondwaterkwaliteit. De volgende stappen zijn erop gericht om aan te tonen dat de functiewijziging niet leidt tot een verslechtering van de grondwaterkwaliteit.

Detaillering en categorie-indeling

Er is geconstateerd dat er sprake is van een risicovolle activiteit. Omdat woningbouw niet op de lijst van verboden inrichtingen staat geldt als categorie-indeling “nee-tenzij” . Dit betekent dat er door de provincie alleen een ontheffing voor functiewijziging wordt verleend als de initiatiefnemer aantoont dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en er wordt voldaan aan “het stand still principe”.

Risico's planinitiatief

Bestrijdingsmiddelen en meststoffen


Huidige situatie: sport
In de huidige situatie zijn er 6 natuurgrassportvelden. Op deze velden wordt kunstmest toegepast. Ook wordt ter bestrijding van onkruid in beperkte mate gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Deze worden gebruikt volgens de DOP methode. Andere wijzen van onkruidbestrijding zoals branden zijn vergeleken met de DOP methode uit milieuoogpunt slechter. Het gebruik van zowel kunstmest als bestrijdingsmiddelen zal door het plan afnemen. In de huidige situatie zijn er 6 natuurgrassportvelden. In de nieuwe situatie komen er 2 natuurgrasvelden en 2 kunstgrasvelden. Het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen kan beperkt blijven tot de 2 natuurgrasvelden. Procentueel gezien zal het gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest voor wat betreft de functie sport ruim 60% afnemen.


Nieuwe functie: wonen

In het deel van het plangebied waar gewoond wordt zal in de tuinen gebruik gemaakt kunnen worden van meststoffen. Maar dit gebruik zal naar verwachting beperkt zijn. In de openbare ruimte zal alleen indien noodzakelijk gebruik worden gemaakt van bestrijdingsmiddelen (volgens DOP-methode). Het gebruik van bestrijdingsmiddelen heeft de voorkeur boven branden omdat branden een meer schadelijk effect op het milieu heeft.

Een deel van het plangebied wordt gebruikt voor woningbouw. In de verkoopovereenkomst met de ontwikkelaar is als voorwaarde opgenomen dat op de gronden geen activiteiten (in welke vorm dan ook) mogen worden uitgeoefend die de kwaliteit van het grondwater kunnen aantasten. Deze voorwaarde zal ook door de ontwikkelaar, als kettingbeding, worden opgelegd aan degenen die de woningen kopen.


Uitloogbare materialen

In de huidige situatie komt er vrijwel geen verontreiniging in de grond als gevolg van de aanwezige bebouwing (bijvoorbeeld uitloging bouwmaterialen en verfspatten). Bij realisatie van het plan is sprake van een toename van dit risico. Voor de nieuwe functies (wonen) geldt dat de toe te passen bouwmaterialen moeten voldoen aan het besluit bodemkwaliteit. De risico's nemen voor dit specifieke onderdeel iets toe ten opzichte van de huidige situatie maar blijven beperkt van omvang omdat in alle gevallen wordt voldaan aan het besluit bodemkwaliteit.


Afkoppelen en riolering
In de huidige situatie zijn de risico's zeer beperkt. De huidige bebouwing op de sportvelden is aangesloten op de riolering. Bij realisatie van het plan brengt het intensievere gebruik van het terrein risico's met zich mee. Meer autobewegingen en geparkeerde auto's leiden namelijk tot een toename van autogerelateerde emissies zoals bandenslijtage en lekkende druppeltjes olie. De risico's voor de grondwaterkwaliteit zijn echter klein omdat alle verharding (inclusief de parkeerplaatsen) wordt afgekoppeld op de wadi. De wadi heeft als doel om doorslag van verontreiniging naar het grondwater te voorkomen middels afbraak en absorptie.


Voor het plangebied is een waterhuishoudingplan opgesteld (Grontmij d.d. 14 maart 2008). Uitgangspunt is een duurzaam waterhuishoudingsysteem. Dit betekent dat het hemelwater en het afvalwater gescheiden worden afgevoerd. Het afvalwater wordt middels een ondergronds buizensysteem afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel. Het (schone) hemelwater wordt bovengronds (dus zichtbaar) middels gootjes getransporteerd naar een wadi waar het tijdelijk wordt geborgen (40 mm) en vervolgens kan infiltreren in de bodem. Het overschot aan hemelwater kan bij hevige neerslag naar de beek worden afgevoerd. De wadi wordt in de beekzone (natuurlijke laagte) aangelegd. De wadi wordt op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat de bergingszone beleefbaar en goed te beheren is.


Van belang is dat water van hoog naar laag stroomt wat van het watersysteem een ordenend element voor de ruimtelijke inrichting maakt.


Er zal zoveel mogelijk grondwaterneutraal worden gebouwd. Dat betekent dat voor een voldoende ontwatering van het terrein alleen de hoge grondwaterstanden worden afgevlakt. Hiertoe wordt drainage aangelegd. Wanneer dit onvoldoende mocht blijken dient het maaiveld al dan niet plaatselijk te worden opgehoogd. Ook het principe van kruipruimteloos bouwen dient serieus in overweging te worden genomen.

Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie door middel van rioolbuizen.

De nieuw te leggen riolering in het plangebied kan onder vrijverval aansluiten op het gemengde riool in de Verlengde Polluxweg en op de afvoerleiding afkomstig uit het noorden.

In de huidige situatie zijn de sportvelden gedraineerd en vindt afvoer plaats op een nabijgelegen sloot. In de nieuwe situatie is ook sprake van drainage van de sportvelden en afvoer op een nabijgelegen sloot.


Schadelijke stoffen en inbrengen van stoffen op of in de bodem

Geen risico's voor zowel de huidige situatie als voor het plan.


Overige risico's

Het aantal natuurgrasvelden wordt verminderd. Daardoor wordt er minder gemaaid. Dus risico van lekkage door motormaaier vermindert.

Totaal beeld

In welke mate is er sprake van Huidig plan Toekomstig plan
1. Schadelijke stoffen n.v.t. n.v.t.
2. Inbrengen van stoffen n.v.t. n.v.t.
3. Bemesting Kunstmest: 6 natuurgrasvelden Kunstmest op 2 natuurgrasvelden. Daarnaast 2 kunstgrasvelden waar geen kunstmest wordt gebruikt. 4 natuurgrasvelden minder. Dus afname gebruik kunstmest met ruim 60%
4. Bestrijdingsmiddelen Beperkt gebruik. Beperkt gebruik maar minder omdat er 4 natuurgrasvelden minder komen. Dus afname gebruik bestrijdingsmiddelen met ruim 60%. Alternatieven zoals branden zijn schadelijker dan beperkt gebruik volgens de DOP methode.
5. Uitloogbare materialen n.v.t. - Gebouwen moeten voldoen aan besluit bodemkwaliteit;
- gemeentelijk beleid=pakket duurzaam bouwen;
- overig: verf en onderhoudsactiviteiten: moeten voldoen aan de normen
6. Afkoppelen, riolering Huidige sportbebouwing aangesloten op riolering - Sportbebouwing en woningen aangesloten op riolering;
- verharde oppervlaktes afgekoppeld op wadi;
- op afgekoppelde oppervlaktes worden geen bestrijdingsmiddelen toegepast;
- plan leidt tot meer aanloop, verkeersbewegingen, parkeren etc. Dus meer kans op lekkage van olie e.d.
7. Overige risico's Grasmaaien/belijning In de nieuwe situatie neemt het aantal natuurgrasvelden af en wordt er minder gemaaid. Kans op lekkage van motormaaier neemt dus af. Kunstgrasvelden worden zodanig belijnd dat geen of nagenoeg geen uitspoeling plaatsvindt.
8. Algemeen Voor het deel van het plangebied waar gronden worden verkocht voor woningbouw wordt in de verkoopovereenkomst als voorwaarde opgenomen dat het niet is toegestaan om activiteiten uit te oefenen (in welke vorm dan ook) die de kwaliteit van het grondwater kunnen aantasten.

Conclusie

Op basis van het voorgaande concluderen wij dat de beoogde planontwikkeling tenminste resulteert in een stand still situatie maar waarschijnlijk zelfs tot een stap vooruit.

5.2 Flora En Fauna

De Flora- en faunawet voorziet in de bescherming van een aantal planten- en diersoorten. Centraal hierbij staat de zorgplicht. Dit houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten slechts onder strikte voorwaarden mogelijk zijn. Ten behoeve van de planrealisatie kan het dan ook nodig zijn om afwijking aan te vragen in verband met de (voorgenomen) overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Tijdens het plannen van de werkzaamheden dienen de volgende zaken in kaart gebracht te worden:

  • Welke beschermde planten- en diersoorten komen in en nabij het plangebied voor;
  • Leidt het realiseren van het plan of uitvoering van de geplande werkzaamheden tot handelingen die in strijd zijn met de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet;
  • Kunnen het plan of de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke handelingen niet of in mindere mate gepleegd worden;
  • Is om de plannen te kunnen uitvoeren of de werkzaamheden te kunnen verrichten een afwijking (ex. artikel 75 van de Flora- en faunawet) vereist?

In 2005 heeft een flora- en faunaonderzoek plaatsgevonden in het plangebied 't Rot.

De conclusie is, dat voor de aangetroffen vogelsoorten geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden. Er zijn geen ontheffingsplichtige vogelsoorten aangetroffen, die jaarrond gebruik maken van vaste rust- en verblijfsplaatsen.

Ook voor de groep vleermuizen is geen ontheffing nodig. Er zijn geen ontheffingsplichtige kolonieplaatsen, vliegroutes en fourageergebieden van vleermuizen aangetroffen.

Voorafgaand aan de kap van bomen en bosjes dient voor alle zekerheid een natuurschouw plaats te vinden.

5.3 Monumenten En Archeologie

5.3.1 Monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), ca. 90 gemeentelijke monumenten (GM), 35 beeldbepalende gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink.

Binnen het plangebied 't Rot bevinden zich geen monumenten.

5.3.2 Archeologie

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Het plangebied is getoetst aan de Archeologische Waarden- en Verwachtingskaart met AMZ-adviezen van de gemeente Hengelo. Het beleid van de gemeente Hengelo ten aanzien van archeologie is in augustus 2010 vastgesteld. De kaart geeft aan dat de verwachtingswaarde van de locatie een middelmatige archeologische verwachting kent. Dit betekent dat bij ingrepen in de bodem groter dan 500 m2 en als de ingreep dieper dan 40 cm is, een archeologisch onderzoek vereist is.

Het onderzoek dient door een gecertificeerd bedrijf te worden uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek dienen aan de regioarcheoloog te worden overhandigd. In overleg wordt een vervolgtraject afgesproken, dit indien er archeologische resten worden aangetroffen (opgraven en archiveren of ter plekke conserveren).

In opdracht van de gemeente Hengelo heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in april 2011 een bureau en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande herontwikkeling van plangebied Het Rot. Het onderzochte plangebied bestaat uit twee delen. Het grootste deel meet circa 5,3 ha. Hier wordt een nieuwbouwwijk ontwikkeld. Het andere deel meet circa 0,2 ha. Hier komen twee sportaccommodaties. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande herontwikkeling over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering, kwaliteit (gaafheid en conservering) en diepteligging van eventueel aangetroffen archeologische resten.

Het plangebied ligt op de overgang van een beekdal (lage archeologische verwachting) naar een gebied met dekzandvlakten en -welvingen (middelmatige archeologische verwachting). Er zijn geen archeologische vindplaatsen bekend binnen een straal van 500 m. Ter hoogte van de dekzandwelvingen geldt een middelmatige archeologische verwachting voor resten uit de periode Mesolithicum t/m Late Middeleeuwen. Ter hoogte van het beekdal worden archeologische resten verwacht die in verband staan met beekdalgebonden activiteiten. Daarnaast kan er sprake zijn van afvaldumps.

Tijdens het veldonderzoek zijn 34 boringen verricht. De westkant van het terrein (ter hoogte van de sportvelden) bestaat uit beekeerdgronden. De zone ten oosten van de sportvelden bestaat overwegend uit dekzand (vlakten en welvingen). Een podzol is hier niet aangetroffen. In het gehele plangebied is de natuurlijke bodem op grote schaal verstoord, met name ter hoogte van de sportvelden. Uitgezonderd ter hoogte van enkele incidentele boringen reikt de verstoring tot minimaal 50 cm -Mv. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. In combinatie met de sterk verstoorde bodemopbouw leidt dit tot de conclusie dat de kans op het aantreffen van nog intacte archeologische resten verwaarloosbaar klein is.


Op grond van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).


De bevoegde overheid neemt op grond van de bevindingen van dit archeologisch onderzoek een selectiebesluit.

De regioarcheoloog heeft de gemeente Hengelo naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek geadviseerd om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren en het plangebied voor wat betreft het omgevingsaspect 'archeologische waarden' vrij te geven. De gemeente heeft dit advies overgenomen.

5.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Deze studie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en geeft aan hoe is omgegaan met bedrijven en hun zoneringen en diverse hinderaspecten die binnen de ruimtelijke ordening een rol spelen zoals gevaar, stank en geluid. De samenvattende conclusies zijn hieronder opgenomen.

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

In het plangebied 't Rot bevinden zich twee sportcomplexen die zwaarder zijn dan de hier over het algemeen inpasbaar geachte milieubelastingscategorie 1 of 2. Géén van deze sportcomplexen heeft dusdanige milieueffecten dat daarmee in het kader van het bestemmingsplan 't Rot specifiek rekening gehouden moet worden. Wel wordt steeds geadviseerd nieuwe gevoelige bestemmingen op minimaal de VNG-zoneringsafstand van deze bedrijven te situeren.

In het kader van deze milieuaspectenstudie is onderzocht of rond de inrichtingen van categorie 3 en 4 wordt voldaan aan de VNG- zoneringsafstand. Als wordt voldaan aan de zoneringsafstanden mag worden verondersteld dat wordt voldaan aan de te stellen milieueisen. Indien niet aan deze gewenste zoneringsafstand wordt voldaan is de milieusituatie rond het betreffende bedrijf nader beschreven.

5.4.2 Bodem

Voor de wijziging van het bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied 't Rot een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op de kadastrale percelen P1, P62, P1618, P1619, P2266, P2324, P2982, P2983, T3578, T4699, T5408, T5409, T6479 (deels) en T6480 (Gecombineerd onderzoek Landmansweg e.o. ('t Rot) te Hengelo; Geofox Lexmond; 2010.2169_a2RAP.doc; 24 mei 2011).

Resultaten uitgevoerd onderzoek

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in de bovengrond en in de ondergrond maximaal licht verhoogde gehalten zware metalen, PAK, HCH, HCB en/of minerale olie zijn aangetroffen.

In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan zware metalen aangetoond. Uitzondering hierop vormt het grondwater ter plaatse van pb 306 (toekomstige clubgebouw fietscrossvereniging). Nikkel is hier aangetoond in een sterk verhoogde concentratie. Op basis van historische gegevens is er geen verklaring voor deze aangetroffen verhoging. Aangenomen wordt dat dit een natuurlijk verhoogde concentratie betreft.

Conclusie

Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch bodemkwaliteit van het onderzochte plangebied in voldoende mate is vastgesteld. De aangetoonde concentraties leveren geen belemmeringen op voor de voorgenomen herinrichting en gebruik.

5.4.3 Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder. Deze geeft de normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.

Hierna worden de verschillende vormen van geluidbelasting achtereenvolgens behandeld.

Wegverkeerslawaai

Langs wegen gelden wettelijke zones. De omvang van de zone wordt bepaald door een binnen- of buitenstedelijke ligging van de weg en het aantal rijbanen. Indien het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om nieuwe geluidgevoelige functies binnen de zone van de weg te realiseren dient een akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting vanwege de weg.

Het bestemmingsplan 't Rot voorziet in de bouw van een aantal nieuwbouwwoningen. Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van de rijksweg A1, een buitenstedelijke weg met een zone van 400 meter aan weerszijden van de weg. De geluidbelasting vanwege het verkeer op deze weg ter plaatse van de nieuwe woningen is daarom berekend. Uitgangspunt hierbij is dat de bestaande geluidwal langs de rijksweg tussen de Deurningerstraat en de Hasselerbaan wordt verhoogd naar 7 meter. De nieuwe wegen in het plangebied alsmede de overige bestaande wegen nabij het plangebied zijn 30 km wegen. Voor deze wegen geldt geen wettelijke onderzoeksplicht. Vanwege het aspect van een goede ruimtelijke ordening zal aangetoond moeten worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De geluidbelasting vanwege de Landmansweg en de Verlengde Polluxweg is daarom wel in beeld gebracht. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeers-lawaai bedraagt 48 dB. Uit de uitgevoerde berekeningen blijkt dat ter plaatse van alle nieuw te bouwen woningen binnen het plangebied de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan deze voorkeursgrenswaarde. Er is daarom sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Railverkeerslawaai

Binnen of in de directe omgeving van het bestemmingsplan 't Rot liggen geen spoorlijnen. Het aspect railverkeerslawaai is daarom niet van belang.

Industrielawaai

In de nabijheid van het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen gelegen met een zone welke zich uitstrekt tot over het plangebied. Het aspect industrielawaai is daarom niet van belang.

Luchtvaartlawaai

Het bestemmingsplan 't Rot is niet gelegen binnen de geluidzone van het vliegveld Twente. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.

5.4.4 Externe veiligheid

Binnen het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig of geprojecteerd die vallen onder het Bevi. Evenmin ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van Bevi-bedrijven. Toetsing aan het Bevi kan daarom achterwege blijven.

Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de A1, een rijksweg waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Daarom is getoetst aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en is het plaatsgebonden- en groepsrisico berekend.

De plaatsgebonden risico contour van 10-6 ligt nergens op het A1-traject in Hengelo, dus ook niet op het wegvak dat loopt langs het plangebied, buiten de weg.

Het plan voorziet niet in bestemmingen binnen het invloedsgebied van de weg die een substantiële toename van het aantal aanwezige personen tot gevolg hebben. Het groepsrisico neemt niet toe en ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde.

Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.

Door het plangebied lopen geen hoge druk aardgasleidingen of andere ondergrondse leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook zijn in het plangebied geen hoogspanningsleidingen aanwezig.

5.4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen (Wet luchtkwaliteit) aan de Wet milieubeheer toegevoegd en van kracht geworden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit o.a. geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Voor woningbouwprojecten is vastgelegd dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt indien het gaat om maximaal 3000 woningen bij twee ontsluitingswegen. In 't Rot worden circa 120 woningen gebouwd, en voldoet daarmee ruimschoots aan de grens waarbij nog sprake is van 'niet in betekenende mate' bijdragen.

Verder is van belang om nieuwe (sport)activiteiten niet te projecteren op plaatsen waar al een (te) hoge concentratie luchtverontreiniging aanwezig is. Hiervoor zijn de resultaten van de monitoringstool (2011) geraadpleegd. Met de monitoringstool wordt jaarlijks de concentratie fijn stof en stikstofdioxide berekend langs een groot aantal wegen. Uit de rekenresultaten van de monitoringstool blijkt dat ter plaatse van de A1 langs het plangebied 't Rot in de jaren 2010, 2011, 2015 en 2020 de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide niet worden overschreden.

Het aspect luchtverontreiniging vormt dan ook geen belemmering voor dit plan.

5.4.6 MER

In de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd dat voorafgaande aan een ruimtelijk plan dat voorziet in een grootschalig project met belangrijke nadelige milieugevolgen een milieueffectrapport opgesteld dient te worden. Voor welke activiteiten een mer-rapportage opgesteld moet worden is opgenomen in de bijlage van het Besluit MER. Overigens wordt onderscheid gemaakt tussen een MER-beoordeling (categorie D), waarbij het bevoegd gezag een beslissing kan nemen of een MER nodig is of een verplicht MER (categorie C).

In het bestemmingsplan 't Rot vinden geen ontwikkelingen plaats die het uitvoeren van een verplicht MER of een beoordelings-MER noodzakelijk maken.

5.4.7 Brandweer en fysieke veiligheid

Voor het plangebied 't Rot heeft de brandweer Hengelo de bluswatervoorziening, transportroutes en calamiteiten verkeer in beeld gebracht.

De brandweer heeft aangegeven welke eisen gesteld worden aan woonwijken opdat in geval van calamiteiten ingegrepen kan worden.

In het bestemmingsplan is geen sprake van specifieke externe veiligheidsrisico's waarvoor de brandweer zich in het bijzonder dient voor te bereiden.

5.5 Integrale Veiligheid

In Hengelo staat veiligheid hoog op de agenda. Veiligheid is immers één van de basistaken van de lokale overheid. Het is zaak om ook bij de ruimtelijke ordening rekening te houden met mogelijkheden om de integrale veiligheid te verbeteren.

Ten aanzien van de sociale veiligheid dient rekening te worden gehouden met het volgende. Het is een gegeven dat de aanwezigheid van potentiële daders en een aantrekkelijk en kwetsbaar doelwit de kans op criminaliteit verhogen. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de gebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Het Politiekeurmerk voor Nieuwbouw biedt hier een goed handvat voor en dient, waar mogelijk, dan ook te worden toegepast. Het betekent onder meer dat aanwezigheid van sociale ogen de kans op onveiligheid vermindert. Dit betekent:

  • geen tussenliggende terreinen braak laten liggen;
  • de locatie van voorzieningen zorgvuldig organiseren binnen het gebouw d.w.z. presentatie van die functies aan openbare / semi-openbare ruimtes;
  • open karakter creëren, vermijden dat dichte gevels ontstaan langs routes;
  • doorgaande routes voor langzaam verkeer door gebieden met monofuncties vermijden;
  • zorg dragen voor eventuele alternatieve routes in de vorm van dag- en nachtroutes.

De kans op onveiligheid vermindert ook als de woonomgeving aantrekkelijk is vormgegeven, goed is onderhouden en bewoners en voorbijgangers zich betrokken voelen bij de omgeving. Dit laatste kan onder meer worden bereikt door zoveel mogelijk gebieden in te richten met zowel een verkeers- als een verblijfsfunctie.

Een gebied dient voor de gebruiker helder en duidelijk te worden ingericht. Zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor de diverse vervoermiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.

5.6 Duurzaam Bouwen

Het plangebied wordt met drie thema's in een duurzaam ontwikkelingsperspectief geplaatst. Ten eerste worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten zoveel mogelijk bewaard en benut. Ten tweede is in het ontwerp sprake van voorbeelden van natuurlijke en ecologische aanleg. Ten derde worden een aantal ontwerprichtlijnen permanent toegepast zoals energiezuinig ontwerpen en verkeersprincipes waarin langzaam verkeer en openbaar vervoer zijn bevoordeeld.

Het Plan van Aanpak Duurzaam Bouwen voor Hengelo (vastgesteld door de raad op 16 december 1997) heeft de basis gelegd om in nieuw te ontwikkelen gebieden een aanmerkelijke bijdrage aan duurzaam bouwen te leveren, zowel op woningniveau als op alle andere schaalniveaus. Hiermee is ook het kader gegeven om in bestaande gebieden duurzaamheid vorm te geven.

De uitgangspunten zijn:

  • energiezuinigheid en het gebruik van warmte uit zonne-energie;
  • waterbesparing;
  • duurzaamheid van toegepaste bouwmaterialen in relatie met hun toepassing;
  • flexibiliteit in het gebruik van woningen;
  • binnenmilieu, comfort en gezondheid;
  • een integratie van bovenstaande punten.

De duurzame ontwikkeling is voor de gebouwde omgeving uitgewerkt in duurzaam bouwen en duurzame energie en energie-efficiency.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is bouwen op een wijze die past bij een duurzame ontwikkeling, een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder daarmee voor de toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoefte te voorzien. Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor duurzaam bouwen is de Trias Ecologica, het stimuleren van de gebouwgebonden maatregelen en het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen. Duurzaam bouwen op gebouwniveau wordt binnen de gemeente Hengelo meetbaar gemaakt met het instrument "Gemeentelijke praktijk richtlijn duurzaam bouwen", verkort GPR-Gebouw 3.2. Op basis van 6 thema's wordt de duurzaamheid van een gebouw gemeten. Op een schaal van 1 tot 10 wordt gemiddeld een score van 7,0 gevraagd. Door de ontwikkelaar dient onderbouwd te worden hoe invulling is gegeven aan deze uitgangspunten voor duurzaam bouwen.

Duurzame energie en energie-efficiency

Duurzame energie is energie die opgewekt wordt door de oneindige bronnen, zoals wind, water en zon. Het gebruik van biomassa valt ook onder de categorie duurzame energie. Energie-efficiency is het beter benutten van de fossiele brandstoffen en van restproducten zoals warmte uit rookgassen, waardoor vermindering van de CO2-emmissie ontstaat.

Het uitgangspunt van de gemeente Hengelo voor toepassing van duurzame energie en energie-efficiency is de Trias Energetica. Het energiebeleid is gericht op prestatiegerichte energievisies waarin de gestelde ambitie is vertaald in concrete uitgangspunten.

Bij het ontwikkelen van plannen voor nieuwbouw of wijkreconstructie verdient het aanbeveling in een vroeg stadium van de planontwikkeling een energievisie op te stellen, waarbij kansen en mogelijkheden worden geïnventariseerd voor een andere dan de conventionele energie-infrastructuur op basis van gas en elektra.

In Hengelo wordt het Warmtenet Hengelo gerealiseerd. Dit is een duurzame energievoorziening die gebouwen van warmte voor ruimteverwarming/tapwater en/of koude voorziet. Het plangebied het Rot valt niet in het verplichte leveringsgebied van het Warmtenet Hengelo. Toch bestaan er kansen om dit gebied aan te sluiten. De mogelijkheden hiertoe zullen worden bekeken.

5.7 Beheer

De ontwikkeling van het bestemmingsplan Het Rot heeft een vergroting van het te beheren en te onderhouden openbaar gebied tot gevolg. De conceptverkaveling geeft tot nu toe geen specifieke bijzonderheden met betrekking tot beheer en onderhoud. Uitgangspunt is dan ook standaard beheer en onderhoud.

5.8 Economische Uitvoerbaarheid

Met betrekking tot de herontwikkeling van 't Rot is een grondexploitatie opgesteld. Hierin zijn opgenomen de kosten en opbrengsten van de herinrichting van het sportpark en de ontwikkeling van een woningbouwlocatie op de vrijkomende gronden. De grondexploitie laat een tekort zien op contante waarde. Voor dit tekort is een voorziening getroffen. De getroffen voorziening en de te verwachten grondopbrengsten zijn voldoende om de totale kosten van de herontwikkeling te dekken. Het plan is hiermee economische uitvoerbaar.

Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld, te meer daar de gemeente alle grond in eigendom heeft.

Hoofdstuk 6 Het Bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

In de voorgaande hoofdstukken is de ontwikkeling van Het Rot beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.

6.2 Het Digitale Bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De relevante standaarden van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 worden hieronder kort toegelicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan. Het bestemmingsplan zelf bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem en die te raadplegen zijn via een interface, zoals een website. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels.

De Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten (STRI2008) schrijft technische vormvereisten, regels rondom de elektronische beschikbaarstelling en vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro instrumenten voor. De standaard regelt enkele praktische zaken omtrent het digitale planproces. Hoe moet een bestemmingsplan worden gepubliceerd? Hoe moet een digitaal waarmerk worden gezet? Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de technische vormvereisten die in deze standaard zijn voorgeschreven.

Bijlage 1 van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening beschrijft het Informatiemodel voor de Ruimtelijke Ordening, IMRO2008. Dit is het informatiemodel voor het opstellen en uitwisselen van digitale plannen voor de ruimtelijke ordening (ruimtelijke instrumenten). Het informatiemodel is voor uitwisselen van ruimtelijke instrumenten tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook voor uitwisseling naar andere werkvelden. Dit betekent dat het gaat om informatie die voor verschillende partijen van belang is, vandaar de uitwisseling. IMRO2008 is dus het technisch model voor alle Wro-instrumenten.

De Praktijkrichtlijn voor Bestemmingsplannen (PRBP2008) vormt een uitgebreide toelichting op IMRO2008. Dit rapport bevat de praktijkrichtlijn die de gegevensset (de set van objecten en attributen die het bestemmingsplan representeren) beschrijft om conform het IMRO2008 en de SVBP2008 bestemmingsplannen elektronisch vast te leggen. Er is daardoor sprake van een, binnen de juridische context, complete gegevensset. Daarmee wordt de volledige digitale representatie van een bestemmingsplan beschreven.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle genoemde standaarden.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.4 Handhaving Van Het Plan

6.4.1 Algemeen

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  1. 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  1. 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.4.2 Nota handhaving

In 2009 is het Plan Uitvoeringsbeleid Bouwregelgeving, "Zicht op kwaliteit", vastgesteld. Deze beleidsnota behandelt onder andere de inzet van middelen voor en de organisatie van de vergunningverlening en handhaving binnen het taakveld "Bouwen" van de sector Brandweer, Veiligheid en Leefomgeving (BVL). Daarnaast geeft het een beleidsrichting voor de komende jaren, met een bijbehorend adequaat uitvoeringsniveau en acceptabele risicoprofielen, waarbij de accenten zijn komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid), gezondheid en ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt is, als voorheen, gebleven dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden.

Hiermee heeft de gemeente Hengelo zich aangesloten bij de door VROM noodzakelijk geachte professionaliseringsslag, die naar aanleiding van verschillende rampen/incidenten (zoals de vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het instorten van het parkeerdak bij Van der Valk in Tiel, het instorten van de in aanbouw zijnde toneeltoren in Hoorn, het instorten van balkons in Maastricht en constructieve gebreken aan het Bos en Lommerplein in Amsterdam) gemaakt diende te worden.

Op basis van de missie en visie en de uitwerking onder de noemer "Zicht op kwaliteit" kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het beleidsplan als volgt worden samengevat:

  1. 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  2. 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  3. 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  4. 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  5. 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  6. 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  7. 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.

6.5 Retrospectieve Toets

6.5.1 Algemeen

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.

Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.

6.5.2 Plangebied

Het plangebied betreft een deels nieuw te ontwikkelen gebied met een deels nieuwe invulling. Voor een deel is de huidige situatie bestemd. Deze huidige situatie komt dan overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Er zijn binnen het plangebied geen strijdige situaties ontstaan.

6.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure

6.6.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een nota van uitgangspunten opgesteld dat onderwerp is geweest van inspraak. Door inspraak te geven op de voorbereidende fase is er voor gekozen om geen voorontwerpbestemmingsplan te maken maar direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen (met de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen).

6.6.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.

6.6.3 Verder verloop van de procedure

Conform het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  1. 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders;
  2. 2. het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgelegd aan de commissie Fysiek;
  3. 3. 1e ter inzage legging: het ontwerpbestemmingsplan komt gedurende 6 weken ter inzage te liggen, zienswijzen kunnen worden ingediend bij de gemeenteraad;
  4. 4. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  5. 5. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.

Bijlage 1 Milieuaspectenstudie

Bijlage 1 Milieuaspectenstudie

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 2 archeologisch onderzoek

Bijlage 3 Waterhuishoudkundig Plan

Bijlage 3 Waterhuishoudkundig plan

Bijlage 4 Flora En Fauna Onderzoek Het Rot

Bijlage 4 Flora en fauna onderzoek Het Rot

Bijlage 5 Bodemonderzoek Het Rot

Bijlage 5 Bodemonderzoek Het Rot

Bijlage 6 Nota Behandeling Zienswijzen

Bijlage 6 Nota behandeling zienswijzen