A1-Zone 2019
Bestemmingsplan - Gemeente Hengelo (O.)
Vastgesteld op 12-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan A1-zone 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0111-0301 van de gemeente Hengelo;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze van verbeelding verstaan;
1.4 aan-huis-verbonden-beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie -, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanbouw
een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 aaneengebouwde woning
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
1.9 afwijken
het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.10 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf dat gericht is op het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkoop en/of leveren - als ondergeschikte nevenactiviteit - van goederen die verband houden met het ambacht;
1.11 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.12 archeologisch deskundige
de regionaal (beleid)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage
een op de verbeelding aangegeven percentage dat het gedeelte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.16 bedrijfseconomische binding
het aantoonbaar, al dan niet op basis van een arbeidsovereenkomst voor gemiddeld 12 uur per week, duurzaam verrichten van werkzaamheden behorende bij de dagelijkse bedrijfsvoering, niet zijnde werkzaamheden op basis van vrijwilligheid (om niet), inleen, detachering of aanneming van werk, voor een naast of in de directe nabijheid van de woning, althans op hetzelfde bedrijventerrein gelegen bedrijf;
1.17 bedrijfsmatige kamerverhuur
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.
Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.18 bedrijfswoning
een woning, in of bij een bedrijf of instelling, bestemd voor een (huishouding van een) persoon welke een bedrijfseconomische binding heeft met dit bedrijf of instelling;
1.19 bedrijventerreinwoning
een woning gelegen op een bedrijventerrein, niet noodzakelijkerwijs behorend bij een inrichting, maar qua milieubescherming gelijkgesteld met een bedrijfswoning;
1.20 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.21 bestaand
- 1. bij bouwwerken:
bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- 2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.27 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.28 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.31 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.32 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;
1.33 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;
1.34 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk, landschapselement of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk, landschapselement of dat gebied heeft gemaakt;
1.35 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.36 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.37 dakopbouw
een ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals trappenhuizen, luchtbehandelings- en liftinstallaties;
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, fotostudio's, schoonheidsinstituten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
1.40 educatief medegebruik
een educatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan;
1.41 evenement categorie A
dit zijn kleinschalige evenementen met een bezoekersaantal van maximaal 2000 per dag;
1.42 evenement categorie B
dit zijn middelgrote evenementen met een bezoekersaantal van maximaal 15.000 per dag;
1.43 erker
een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;
1.44 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een functie als bedoeld in het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.46 geluidsbelasting in dB
de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);
1.47 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.48 het op hobbymatige basis houden van dieren
het uit liefhebberij/vrijetijdsbesteding houden van dieren waarbij de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 12 NGE;
1.49 het slopen van een bouwwerk
het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.50 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.51 het verharden van gronden
onder het verharden van gronden wordt verstaan het aanbrengen van een dichte deklaag in de vorm van bijvoorbeeld klinkers, asfalt of beton;
1.52 hoekperceel
een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;
1.53 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;
1.54 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.55 horeca 1 activiteiten
- a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca:
horeca waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken met een hoge bezoekersfrequentie gedurende de dag, zoals een tearoom, conditorei, koffiecorner, croissanterie, broodjeszaak, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat winkelgebied, daarbij lettend op de aard en ligging van andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
- b. eetcafé:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse, met een gespreide bezoekersfrequentie gedurende de dag en de avond en waarbij het verstrekken van dranken daaraan ondergeschikt is en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en deels gebonden is aan c.q. ondersteunend is voor de functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
- c. restaurant/brasserie:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden die ter plekke worden gebruikt met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en avond en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is;
- d. cafetaria/snackbar/shoarmazaak:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het tegen vergoeding verstrekken van eenvoudige etenswaren die ter plekke kunnen worden gebruikt en waarbij het verstrekken van drank daaraan ondergeschikt is, met een in het algemeen gespreide bezoekersfrequentie gedurende een groot deel van de dag en de avond, waarbij de bedrijvigheid zich zowel in als om de lokaliteit voltrekt;
- e. hotel/pension:
een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken daaraan ondergeschikt is;
- f. bedrijfsmatige horeca-activiteiten:
vergelijkbaar met de onder a. tot en met e. genoemde vormen van bedrijvigheid;
1.56 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;
1.57 internethandel en/of telefonische colportage
detailhandel waarbij de verkoop via internet en/of telefonische colportage plaatsvindt en waarbij geen sprake is van uitstalling ten verkoop;
1.58 kamerverhuur/kamerbewoning
bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;
1.59 kamerverhuurbedrijf
een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;
1.60 kantoor
een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat uitsluitend dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening;
1.61 kantoor met baliefunctie
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;
1.62 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.63 maatschappelijke voorzieningen
medische, sociale, educatieve, culturele, levensbeschouwelijke en administratieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van (semi)openbare dienstverlening, echter met uitzondering van geluidgevoelige functies, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.64 nevenfuncties
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;
1.65 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.66 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1.67 ondergeschikte functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.68 ondersteunende horeca
kleine horecavoorzieningen welke ondergeschikt zijn aan de in de desbetreffende bestemming toegelaten hoofdfuncties, geen zelfstandige bedrijven zijnde;
1.69 overbouwing
een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het peil of gebouwd is op palen;
1.70 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.71 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.72 permanente bewoning
gebruik van (een deel van) een gebouw als hoofdwoonverblijf;
1.73 pompshop
detailhandel in aan motorbrandstof gerelateerde producten danwel detailhandel in producten aansluitend bij de behoefte van de reiziger, supermarkt daar niet onder begrepen;
1.74 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.75 professioneel vuurwerk
vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;
1.76 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.77 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en die derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;
1.78 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;
1.79 reclamemast/ reclamezuil
een paal of constructie waaraan reclame-uitingen worden bevestigd;
1.80 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.81 rijbaan
deel van de rijksweg bestaande uit rijstroken en een vluchtstrook in dezelfde rijrichting;
1.82 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.83 uitbouw
een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.84 uitvaartfaciliteit
een faciliteit, ten behoeve van het aanbieden en uitvoeren van uitvaartzorg en uitvaartdienstverlening met bijbehorende voorzieningen, zoals een mortuarium, een verzorgingsruimte, een opbaar- en herdenkingsruimte, een condoleanceruimte, een aula, een horecaruimte, een gedachteniskapel, een bloemenruimte, een kantoorruimte, een strooiveld, een columbarium, een algemene nis, alsmede groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen, alsmede overige bij een uitvaartfaciliteit behorende voorzieningen;
1.85 voorgevel
voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;
1.86 voorgevelrooilijn
de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;
1.87 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.88 vloeroppervlakte
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
1.89 volkstuinen
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld;
1.90 vrijetijdscentrum
een gebouw waarin een of meerdere functies zijn gevestigd ten behoeve van de besteding van de vrije tijd, zoals een dansschool, een bioscoop, een sportschool, een snookercentrum en dergelijke;
1.91 vrijstaande woning
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.92 vuurwerkbedrijven
inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.93 wegas
het midden van de weg, gevormd door belijning die de scheiding tussen twee rijstroken in dezelfde richting aangeeft;
1.94 winkelvloeroppervlakte (wvo)
de verkoopruimte, d.w.z. het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak) van een detailhandelsbedrijf of horecabedrijf, inclusief etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's;
1.95 wooneenheid/woning
(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;
1.96 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.97 woonhuis voor verzorgd wonen
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet (geheel) zelfstandig kunnen wonen en daarin geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven met de hierbij behorende gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen;
1.98 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.99 zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;
1.100 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en daarin geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven met de hierbij behorende gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;
2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens van het bouwperceel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 de diepte van een hoofdgebouw
vanaf de aan de straat gelegen bouwgrens tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw of vanaf de bestaande voorgevel tot aan de achtergevel van het hoofdgebouw;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 de hoogte van een dakopbouw
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.8 de hoogte van een kap
vanaf de bovenkant goot, boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.9 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op een bouwperceel aanwezige c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, gemeten op een meter boven peil;
2.12 peil
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van);
- a. agrarische bedrijfsvoering;
- b. hobbymatige agrarische activiteiten;
met daaraan ondergeschikt:
- c. extensief recreatief medegebruik;
- d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- e. waterberging, watergangen en waterpartijen;
- f. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag van goederen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 3.3 voor het toestaan van de opslag van goederen mits dit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels horende bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteitenA1-zone 2019' én voor zover deze qua categorie overeenkomen met de categorie ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie', met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1-111' ook voor een autoplaatwerkerij;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2-111' ook voor een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3-111' ook voor een machine- en apparatenfabriek;
- e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-4-111' ook voor en constructiewerkplaats;
- f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5-111' ook voor Overige metaalbewerkende industrie;
- g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-6-111' ook voor Overige metaalbewerkende industrie;
- h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-7-111' ook voor een sportschool;
- i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8-111' ook voor een bouwmarkt;
- j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-9-111' ook voor detailhandel in kringloopartikelen;
- k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-10-111' ook voor een bedrijfsverzamelgebouw;
- l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-11-111' ook voor een sportschool;
- m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-12-111' ook voor een schoonheidsinstituut;
- n. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-13-111' ook voor detailhandel in golfgeschenken;
- o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-14-111' ook voor detailhandel in en reparatie van accu's en batterijen;
- p. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-15-111' ook voor een tandheelkundig centrum;
- q. productiegebonden detailhandel;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' mede voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen welke niet is voorzien van een LPG vulpunt en bijbehorende pompshop;
- s. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning of voor een bedrijventerreinwoning;
- t. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag' voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, met een bufferbewaarplaats van maximaal 2000 kg;
- u. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend voor de opslag van lege containers, materiaal ten behoeve van tijdelijke verkeersmaatregelen en schone bouwstoffen;
- v. bijgebouwen;
met tevens ondergeschikt:
- w. tuinen, erven en terreinen;
- x. wegen en paden;
- y. groenvoorzieningen;
- z. parkeervoorzieningen;
- aa. ondersteunende horeca;
- ab. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- ac. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- ad. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- ae. bouwwerken , geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:
- a. een bedrijfswoning of bedrijventerreinwoning, anders dan op grond van het bepaalde in 4.1 onder s is toegestaan;
- b. detailhandel, met uitzondering van internethandel en/of telefonische colportage en/of het bezorgen van door particulieren gekochte goederen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 4.3 ten behoeve van:
- a. bedrijven die naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met toegestane bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende bijlage 1 (Staat vanbedrijfsactiviteiten A1-zone 2019), mits het geen geluidszoneringplichtige inrichtingen betreft;
- b. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten A1-zone 2019 viaafwijking), mits sprake is van een verwaarloosbaar risico op bodem- en grondwaterverontreiniging en waarbij, indien van toepassing, in ieder geval de volgende voorwaarden gelden:
- 1. baden en vaten worden op een aantoonbaar vloeistofdichte bodem of in een vloeistofdichte opvangvoorziening gezet;
- 2. buiten voor bedrijfsvoering gestalde auto's, vrachtauto's machines en werktuigen dienen op een vloeistofkerende vloer te staan;
- 3. bij spuitinrichtingen waar met risiciovolle stoffen (oplosmiddelen) wordt gewerkt, wordt gespoten in een gesloten cabine of wordt op een andere wijze gezorgd dat de gebruikte stoffen niet in het grondwater terechtkomen;
- 4. bedrijfsprocessen met (half)open installaties vinden plaats boven een aantoonbaar vloeistofdichte vloer;
- 5. het transport van gevaarlijke stoffen binnen een inrichting vindt plaats op/boven een aantoonbaar vloeifstofdichte vloer.
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. kantoren;
- c. publiekverzorgend ambacht en dienstverlening;
- d. maatschappelijke dienstverlening;
- e. wonen, uitsluitend op de verdiepingen, met dien verstande dat het bestaande aantal wooneenheden in het bouwvlak niet mag worden vergroot;
met tevens ondergeschikt:
- f. tuinen, erven en terreinen;
- g. wegen en paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
met tevens ondergeschikt:
- c. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. hondenuitlaatvoorzieningen;
- f. fiets- en/of voetpaden;
- g. recreatief medegebruik;
- h. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- i. watergangen en waterpartijen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van de opslag van goederen.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 6.4 voor het toestaan van de opslag van goederen.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. 'horeca 1 activiteiten';
met tevens ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. wegen en paden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', uitsluitend voor een begraafplaats en uitvaartfaciliteit;
met tevens ondergeschikt:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen en paden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. sport-, spel en jeugdvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. ondersteunende horeca;
- i. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- j. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- k. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. sportterreinen en sportdoeleinden;
met tevens ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. watergangen en waterpartijen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- g. ondersteunende horeca;
- h. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- i. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken , geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' ook voor een brug;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' ook voor een tunnel;
met tevens ondergeschikt:
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. watergangen en waterpartijen;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 10.2.3 en toestaan dat grotere nutsvoorzieningen worden opgericht, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
- b. de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de verkeersveiligheid;
- 3. de sociale veiligheid;
- 4. de milieusituatie;
- 5. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
met tevens ondergeschikt:
- c. parkeervoorzieningen
- d. groenvoorzieningen;
- e. watergangen en waterpartijen;
- f. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- g. bruggen en overkluizingen;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. watergangen en waterpartijen;
- b. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- c. groenvoorzieningen en bermen;
- d. recreatieve voorzieningen;
- e. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (gebouwen ten behoeve van):
- a. woonhuizen en woonhuizen voor verzorgd wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
- b. aan-/uitbouwen en bijgebouwen;
met tevens ondergeschikt:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- e. woonstraten;
- f. verhardingen;
- g. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- h. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
- i. watergangen en waterpartijen;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse leidingen met daarbij behorende belemmeringenstrook voor het transport van gas door een leiding van maximaal 6 inch en een maximale druk van 40 bar.
Voorrangsbepaling
De regels van deze bestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze bestemming samenvalt.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:
- a. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
- b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van waterleidingen.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 15.2 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, en kunnen toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder. Afwijking wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie Bufferzone
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie bufferzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie Hoog
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie Middel
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waterstaat - Keur
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Keur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het onderhoud van de naastgelegen watergang.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde onder 19.2.2 en toestaan dat mag worden gebouwd ten behoeve van de basisbestemming, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterloop, en;
- b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de watergang.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. Opslag, herverpakking en/of verkoop van zowel consumentenvuurwerk alsook professioneel vuurwerk, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vuurwerkopslag';
- c. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
- d. het gebruik van aan-, uitbouwen en bijgebouwen voor zelfstandige bewoning.
21.2 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
22.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
22.2 milieuzone - intrekgebied
22.3 veiligheidszone - vuurwerk
22.4 vrijwaringszone - weg
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Verlenen van afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:
- a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft/geven;
- b. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 60 meter.
Artikel 24 Overige Regels
24.1 Parkeren, laden en lossen
- a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's conform de normering uit de 'Nota Autoparkeren', vastgesteld op 17 december 2008, in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort en dat, indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
- b. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, welke aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en b.:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
- d. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder c. wordt niet verleend indien dat tot gevolg zou hebben dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving onevenredig wordt aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
25.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.
25.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
25.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
25.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
25.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 25.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan A1-zone 2019.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
Voor het plangebied A1-zone 2019 heeft de gemeenteraad op 13 mei 2008 een bestemmingsplan vastgesteld dat tot doel had de tot dan toe geldende regelingen te actualiseren. Voorliggend plan is de actualisatie van het bestemmingsplan uit 2008.
Het bestemmingsplan A1-zone 2019 bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied A1-zone 2019 is op de afbeelding hieronder aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Weijinksweg, Borgmanweg, Noordelijke Esweg, Oldenzaalsestraat, Bartelinkslaantje, Vleermuisstraat, Torenlaan, Zaagstraat, Landmansweg, IJsbaanweg, Hasselerbaan, Oldenzaalsestraat, afrit 31, spoorlijn Hengelo-Oldenzaal en de snelweg A1.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:
- A1-zone, vastgesteld op 13 mei 2008;
- Kamerbewoning, vastgesteld op 6 juli 2010;
- 't Rot, vastgesteld op 2 juli 2013;
- Timmersveld, Beitelstraat 28, vastgesteld op 8 oktober 2013;
- Oosterveld - Zuidelijke percelen, vastgesteld op 5 november 2014;
- Parapluplan parkeren Hengelo, vastgesteld op 22 mei 2018;
- Parapluplan wonen, vastgesteld op 4 september 2019 .
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
Tot de jaren '70 wisselden landbouwgrond, akkers, weilanden en houtwallen elkaar af. Pas na 1970 vond geleidelijk een verdichting plaats rondom het gebied. Het tot dan toe voornamelijk agrarisch karakter van het gebied werd steeds meer ingeperkt als gevolg van stadsuitbreiding.
De aanleg van het bedrijventerrein Timmersveld in de jaren '70 en de aanleg van woongebied Hasseler Es eind jaren '70 / begin jaren '80, veranderde langzamerhand het agrarisch karakter van deze zone.
Met de aanleg van de A1, die gereed kwam in 1988, werd de binnenstad eindelijk verlost van het zware verkeer dat vooral via de Oldenzaalsestraat jarenlang voor overlast had gezorgd. Omdat de weg pal langs de wijk Hasseler Es was geprojecteerd, wilde de gemeente Hengelo dat de A1 verdiept zou worden aangelegd. Uit kostenoverweging is echter gekozen voor een gedeeltelijk verdiepte aanleg.
Eind jaren '80 is het bedrijventerrein Oosterveld-Weijinkshoek (voorheen Weijinksweg) aan de Oldenzaalsestraat gerealiseerd. Vervolgens, in het begin van de jaren '90, is aan de Torenlaan een kleinschalig bedrijventerrein aangelegd. Afgezien van deze bedrijventerreinen is in het gebied A1-zone weinig gebouwd wegens verkeerslawaai en de daaraan verbonden geluidszonering.
2.2 Ruimtelijke Karakteristiek
Vanuit de regionale context neemt de A1-zone een bijzondere positie in. Dit is het eerste aanrakingspunt met Netwerkstad Twente als men vanuit Duitsland komt. In dit opzicht heeft deze zone, vooral het oostelijk gedeelte, een representatieve poortfunctie.
Landschappelijk gezien ligt het plangebied op een scharnierpunt. Enerzijds is het onderdeel van de groene wig, langs rijks- en spoorweg de stad in, anderzijds hangt het samen met de groene as Lonnekermeer-Weusthagpark langs de A1. In feite vormt het plangebied thans een groene noordoostelijke entree van Hengelo. Gezien deze kenmerken van het gebied dient de factor 'groen', die zich manifesteert in verschillende vormen, bijzondere aandacht te krijgen in eventuele verdichtings- / ontwikkelingsoperaties.
De grote differentiatie in gebruik en inrichting is kenmerkend voor de A1-zone. Uiteenlopende functies zoals bedrijventerreinen, woningen, sportparken, begraafplaats, landbouwgronden en houtwallen komen naast elkaar voor. Tezamen vormen zij de puzzelstukjes tot een grote 'stadsrand'zone.
Er ontbreekt een structuur die de verschillende deelgebieden met elkaar versmelt. Er zijn op dit moment een aantal deelgebieden die tot zekere mate herkenbare ruimtelijke/functionele kenmerken hebben.
Knooppunt A1-Oldenzaalsestraat
Aan de westkant van bedrijventerrein Oosterveld ligt het verkeersknooppunt Oldenzaalsestraat-A1 (afrit 31). Dankzij de intensieve beplanting binnen en rondom de afrit is hier sprake van een relatief rustig beeld. Mede door deze beplanting ontstaat hier een verwantschap tussen het bosrijke landschap Lonnekermeer en de Hasseler Es, een woongebied met groenzetting.
Extensief stedelijk ruimtegebruik
Het gebied dat tussen de afrit 31 en de Deurningerstraat ligt, heeft alle kenmerken van extensief stedelijk ruimtegebruik. Aan de westkant van dit tussengebied zijn sportvelden, scouting, begraafplaats en enkele woonclusters in de vorm van korte linten gelegen.
Aan de oostkant, rondom de Hasselerbaan, wordt het beeld bepaald door houtwallen, akkers, een aantal woningen met landelijk karakter en een restaurant. Het kunstwerk van kunstenaar Evert Strobos, dat de entree naar de Hasseler Es markeert, is ook de moeite waard te vermelden.
2.3 Verkeer En Infrastructuur
In het Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP) zijn de beleidsuitgangspunten voor de verkeersthema's (openbaar vervoer, auto, fiets, voetganger, hulpdiensten, parkeren en hoofdwegenstructuur) vastgelegd. Bij een eventuele actualisatie van het GVVP gelden uiteraard de meest recente uitgangspunten als leidraad.
Auto
Het plangebied wordt doorsneden door Rijksweg A1. In het plangebied is één aansluiting op de A1 aanwezig, namelijk afrit 31 Hengelo Noord. De overige hoofdwegen in het plangebied zijn de gebiedsontsluitingswegen: Deurningerstraat, Oldenzaalsestraat en Hasselerbaan. De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen. In de woongebieden geldt op deze wegen een maximumsnelheid van 30 km/uur.
Openbaar vervoer
Het plangebied wordt bediend door buslijnen 8, 11 en 59. De buslijnen ontsluiten de verschillende bestemmingen in het plangebied goed met de binnenstad van Hengelo en bieden een goede aansluiting op het treinverkeer.
Fiets
Het plangebied is goed ontsloten voor fietsverkeer. De gebiedsontsluitingswegen in het plangebied zijn voorzien van vrijliggende fietspaden. De belangrijkste fietsverbindingen binnen het plangebied zijn de stadsfietsroutes die een goede verbinding vormen met het centrum van Hengelo. Voor het verbeteren van de bereikbaarheid per fiets van het bedrijventerrein Oosterveld is een fietsverbinding aangelegd tussen het Hesbeekpad (vanuit de wijk Hasseler Es) over het bedrijventerrein Oosterveld richting de Pallastweg die over de A1 doorloopt in zuidelijke richting.
2.4 Wonen
Binnen het plangebied bevindt zich vrijwel geen woonbebouwing. Dit is het gevolg van de aanwezigheid van de Rijksweg en de daarmee samenhangende geluidscontour. Er is sprake van enkele verspreid liggende woningen (bouwperiode voor de aanleg van de Rijksweg), waaronder een aantal woonboerderijen.
Een recente ontwikkeling is de herontwikkeling van sportpark 'de Bijenkorf' in samenhang met een nieuwbouwproject. Hiervoor heeft de raad op 2 juli 2013 bestemmingsplan 't Rot vastgesteld. De locatie wordt gefaseerd ontwikkeld tot woongebied 't Rot. In het woningbouwprogramma zijn maximaal 129 woningen opgenomen voor deze locatie. Het programma bestaat uit een mix van huur (particulier) en koop in verschillende woningtypen (rijwoningen, twee onder één kap, vrijstaand). Het woonmilieu kan worden getypeerd als groen stedelijk / suburbaan. Binnen de eerste fase zijn momenteel 21 rijwoningen gerealiseerd. In het kader van de programmeringsdiscussie en de regionale woonafspraken is onderzocht of het programma voor deze locatie moet worden bijgesteld (herprogrammeren). In het voorliggende bestemmingsplan zijn in het gehele plangebied 't Rot maximaal 105 woningen toegestaan.
Vooral op het bedrijventerrein Timmersveld bevinden zich naast bedrijfswoningen ook (voormalige) bedrijfswoningen die als “gewone” woning (burgerwoning) in gebruik zijn. In het kader van de voorliggende herziening van het bestemmingsplan A1-zone 2019 is onderzocht op welke manier de bedrijfswoningen en voormalige bedrijfswoningen bestemd zouden kunnen worden. Er is voor gekozen om de categorie “bedrijventerreinwoning” op te nemen. Door deze aanduiding is er geen onderscheid met bedrijfswoningen en vormen de woningen voor omliggende bedrijven of voor het bedrijf waar de woning voorheen bij hoorde geen extra belemmering (zie paragraaf 4.4.1).
2.5 Winkels En Horeca
In het plangebied is één horecagelegenheid te vinden, te weten; chinees restaurant China Tuin aan de Oldenzaalsestraat. Verder bestaat het plangebied voornamelijk uit bedrijventerreinen. Winkels en horeca vormen hier geen hoofdactiviteit. Op de bedrijventerreinen is geen horeca toegestaan. Op bedrijventerrein Roershoek en Timmersveld bevinden zich enkele PDV bedrijven. Deze zijn in het voorliggende bestemmingslan specifiek bestemd. Nieuwe PDV bedrijven zijn niet toegestaan, met uiztzondering van detailhandel in auto's, boten en caravans.
2.6 Werken / Bedrijven
Bedrijventerrein Oosterveld is bestemd voor de reguliere bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 tot en met 3 met de mogelijkheid om specifieke vormen van PDV (ABC-goederen) toe te staan. Voorzieningen, winkels (behoudens de specifieke vormen van PDV) en horeca zijn hier niet toegestaan. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 25 hectare verdeeld over 42 kavels. De kavelgrootte ligt tussen de 1.500 en 9.000 m². De reeds gevestigde bedrijven op Oosterveld hebben een gemengd karakter. Kleine en middelgrote bedrijven o.a. uit de sector industrie, bouw, transport, distributie, dienstverlening en groothandel kunnen er een plek vinden.
Tegenover het bedrijventerrein Oosterveld, aan de overzijde van de Oldenzaalsestraat, ligt het bedrijventerrein Oosterveld-Weijinkshoek. De oorspronkelijke benaming van dit terrein was bedrijventerrein Weijinksweg. Gezien de synergie met Oosterveld is in overleg met de gevestigde bedrijven besloten tot de naamswijziging. Oosterveld-Weijinkshoek is een terrein voor met name kleinschalige, reguliere bedrijvigheid. Er bevinden zich ook enkele (bedrijfs)woningen. Het terrein is volledig uitgegeven en telt ruim twintig bedrijven.
Het bedrijventerrein Timmersveld lag oorspronkelijk aan de rand van Hengelo. Met de aanleg van de rijksweg A1 en de situering van daarboven gelegen woonwijken is het terrein ingesloten. Het terrein heeft geen directe aansluiting op de snelweg en is alleen via de bebouwde kom ontsloten. Voor de reeds langer op Timmersveld gevestigde bedrijven, met name de wat grotere bedrijven met veel zware verkeersbewegingen, wordt dit als hinderlijk ervaren. Van oorsprong is hier een breed scala aan bedrijvigheid mogelijk: van klein tot groot, van milieucategorie 1 tot en met 3. Aan de Landmansweg is een natuurlijke overgang gecreëerd middels woon/werklocaties. Aan de oostzijde langs de Deurningerstraat zijn eveneens woon-/werklocaties ontwikkeld. Aan de westzijde van het terrein zijn voorzieningen aanwezig in de vorm van een zwembad en sportschool. Op Timmersveld is handel in ABC goederen toegestaan. Horeca is niet toegestaan. Bedrijven tussen de Beitelstraat en de A1 dienen bij uitbreiding rekening te houden met de mogelijk voorkomende hoge grondwaterstanden.
Het bedrijventerrein Roershoek bestaat uit een combinatie van bedrijfslocaties en woon-/werklocaties. Het woon-/werkgedeelte grenst aan de woonwijk Roershoek en het bedrijvengedeelte is gesitueerd aan de Torenlaan. Met name is hier perifere detailhandel gevestigd, onder andere in het autosegment en een bouwmarkt. Behoudens bedrijvigheid is hier een brandweerpost gevestigd. Horeca is hier niet toegestaan.
Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente
Medio 2017 zijn door alle Twentse gemeenten en de provincie Overijssel afspraken gemaakt over de programmering van bedrijventerreinen voor de komende tien jaar met een verdere doorkijk van vijf jaar (“Afspraken Regionale Bedrijventerreinen Programmering Twente 2017 – 2020”).
De afgesproken programmering is gebaseerd op een vraagprognose die uitgaat van het versnelde economische groeiscenario van het Centraal Plan Bureau (“Roads to recovery”, 2014). Voor heel Twente is op basis van dit scenario een vraag voorzien van netto 335 hectare bedrijventerrein voor een periode van tien jaar. Vervolgens is de geprognosticeerde regionale vraag afgezet tegen het bestaande, nog uitgeefbare regionale aanbod bedrijventerrein en is er een doorvertaling gemaakt naar vraag en aanbod op gemeentelijk niveau.
In het afsprakendocument is uitgegaan van één bedrijventerreinenmarkt voor Hengelo en Borne samen. Voor de komende tien jaar is een vraag voorzien van netto vijfitg hectare. Het beschikbare aanbod van Hengelo en Borne samen is even groot. Langs de snelweg A1 voorzien de bedrijvenlocaties Westermaat – Veldkamp, gelegen op Borns en Hengelo's grondgebied, en Oosterveld (Hengelo) voor een groot deel in het beschikbare aanbod. Beide terreinen hebben een modern gemengd profiel, grenzen aan de A1 en hebben een vrijwel directe ontsluiting op dezelfde snelweg. De meer binnenstedelijke bedrijventerreinen Roershoek en Timmersveld zijn volledig uitgegeven. Deze locaties hebben vooral een regulier- en lokaal-verzorgend profiel.
Bedrijventerrein Timmersveld is functioneel verouderd en beantwoordt kwalitatief gezien (openbare ruimte en vastgoed) niet meer aan de eisen die bedrijven momenteel stellen aan vestigingslocaties. Revitalisering van (delen van) Timmersveld ligt voor de korte tot middellange termijn voor de hand. Daarbij zal de samenwerking met eigenaren en (toekomstige) gebruikers gezocht worden.
2.7 Voorzieningen
In het plangebied is het aanbod van voorzieningen niet groot en beperkt zich tot een aantal maatschappelijke voorzieningen als scoutinggroep Cunera-St. Marcellinus, de Groentuin en de begraafplaats aan de Deurningerstraat. In de directe nabijheid van het plangebied is echter een ruim aanbod aan voorzieningen te vinden, zoals basisonderwijs, voorzieningen in de gezondheidszorg en religieuze voorzieningen.
2.8 Sport En Recreatie
In het plangebied zelf, dan wel in de direct aangrenzende omgeving zijn voldoende sportvoorzieningen. Voor sportmogelijkheden kan men aansluiten bij diverse sportverenigingen. Zo bevindt zicht in het plangebied aan de zuidzijde van de A1, sportpark de Bijenkorf. Dit sportpark, waar HVV Tubantia voetbalt, bestaat uit twee kunstgrasvelden en nu nog twee natuurgrasvelden. Tevens is hier de fietscrossbaan van fietscrossvereniging Het Twentsche Ros gelegen. In het plangebied ten noorden van de A1 liggen de zeven tennisbanen van tennisvereniging Hasselo en de vier tennisbanen van tennisvereniging Tie Break.
2.9 Groen En Water
Karakter van het plangebied
De zone van de Rijksweg A1 doorsnijdt van oorsprong drie agrarische landschapstypen: van oost naar west de veldontginningen, het medenlandschap en het kampen-/hoevenlandschap. De oorspronkelijke agrarische functies zijn in de A1-zone grotendeels verdwenen.
Met de komst van de noordelijke wijken is de rijksweg ingebed in het stedelijk gebied van Hengelo. Van oost naar west bestaat de A1-zone nu uit de bedrijventerreinen Weijinkshoek en Oosterveld, en vervolgens uit de op- en afritten Hengelo Noord. Verder naar het westen wordt de A1 geflankeerd door verspreid liggende particuliere agrarische percelen van de Hasseler Es en de wijk Noord / 't Rot, waarna de A1 door het verstedelijkte gebied loopt met onder andere sportcomplex 't Rot (De Bijenkorf) aan de zuidkant en de tenniscomplexen in de Hasseler Es aan de noordkant. De snelweg is hier aan weerszijden ingesloten door geluidsschermen en -wallen. In het meest westelijke deel van het plangebied loopt de A1 langs het bedrijventerrein Timmersveld (aan de zuidkant) en de bedrijven langs de Torenlaan in de wijk Roershoek (aan de noordkant).
Het landschap langs rijkswegen heeft op veel plaatsen een eigen karakter gekregen, dat zich los van het omringende landschap heeft ontwikkeld. Dat is ook hier in de A1-zone het geval. De omliggende omgeving wordt deels nog ervaren, maar staat er tegelijkertijd los van door de geheel eigen dynamiek van het snelweglandschap. De snelweg met zijn eigen bermen en taluds vormt een groene verbindingszone in het landschap en maakt, daar waar hij Hengelo's grondgebied doorsnijdt, deel uit van de gemeentelijke hoofdgroenstructuur. Daar waar het geen gemeentegrond betreft, heeft de gemeente geen zeggenschap over het beheer van de bermen en taluds. De reden tot aanwijzing als hoofdgroenstructuur is in deze gevallen vooral bedoeld om het samenhangende netwerk van groene gebieden en verbindingen, en de relaties met de gemeentelijk groene structuren zichtbaar te maken.
Groenplan en hoofdgroenstructuur
In april 2013 heeft de gemeenteraad het gemeentelijk Groenplan met bijbehorende 'kaart hoofdgroenstructuur' vastgesteld. De hoofdgroenstructuur is de ruggengraat van het groen in de stad en bestaat uit ecologisch waardevolle gebieden, groene verbindingen, karakteristieke groene plekken en zones. De hoofdgroenstructuur is belangrijk voor ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving en ontmoeting. Voor een gezonde groenstructuur is samenhang belangrijk, evenals voldoende omvang. Er moet continuïteit zijn in het beheer.
Het belang van de hoofdgroenstructuur is een gemeenschappelijk belang, dat individuele belangen overstijgt. De openbare ruimte is van en voor alle inwoners samen. Daarom is het belangrijk dat de hoofdstructuur niet versnipperd raakt, maar beheerd en onderhouden wordt met oog voor de functies die het openbaar groen vervult voor de stad en de wijken als geheel.
In de hoofdgroenstructuur worden in principe geen ingrepen gedaan die de groene functie (ecologisch en ruimtelijk) schaden. Ruimtelijke ingrepen in de hoofdgroenstructuur moeten nadrukkelijk worden afgewogen tegen het belang van groen. Nieuwe ontwikkelingen in de openbare ruimte worden waar mogelijk benut om de groene functie te versterken.
Relaties plangebied en omgeving
De groene gebieden en zones in de wijken die door de A1 doorsneden worden, staan in verbinding met de groene A1-zone. Zo liggen er ook relaties met het natuurgebied van het Lonnekermeer aan de oostzijde en het natuur- en waterrijke Weusthagpark aan de westzijde van het plangebied. Natuurlijke gebieden en zones vormen een samenhangend geheel; verbindingen worden waar mogelijk in stand gehouden en verder ontwikkeld.
2.10 Spelen
In de wijken Hasseler Es en Noord wonen veel kinderen en jongeren. In het plangebied zelf, de A1-zone, wonen relatief weinig kinderen. Wel zijn er sportvoorzieningen in de vorm van het sportcomplex ’t Rot (de Bijenkorf) en het tenniscomplex aan het Bartelinkslaantje aanwezig. Ook zijn op deze complexen speeltoestellen te vinden voor de leeftijdsgroep tot 12 jaar. Daarnaast ligt de kleine nieuwbouwwijk ’t Rot (westelijk van de IJsbaanweg) binnen de plangrenzen. Speelvoorzieningen in de omgeving zijn gelegen in de Martin Luther Kingstraat (bij de ‘Landmansbult’) en in speeltuin De Sterrentuin.
Speelbeleid
De uitgangspunten voor het spelen en de voorzieningen zijn beschreven in de gemeentelijke 'Kadernota Spelen 2016'. De gemeente stelt in de speelnota dat kinderen recht hebben op vrij spel. Spel is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van kinderen. Buitenspelen is belangrijk voor de ontwikkeling van fysieke, creatieve en sociale vaardigheden van kinderen en jongeren. Daarnaast zijn de speelplekken ook ontmoetingsplekken. Ouders, verzorgers, opa’s en oma’s ontmoeten elkaar rond de speelplek. De speelplek als ontmoetingsplek bevordert als zodanig de integratie tussen bevolkingsgroepen, tussen leeftijdsgroepen en tussen meer en minder validen. Een speelplek moet daarom aantrekkelijk, schoon, veilig en goed verzorgd zijn.
Formele speelruimte
De huidige verdeling van de formele speelruimte, in de vorm van ingerichte speelplekken, is voor heel Hengelo per wijk bepaald. De gemeente Hengelo werkt met een 'spreidingskaart speelvoorzieningen'. Op deze kaart staat aangegeven waar de speelplekken liggen, waar op termijn nieuwe plekken mogen komen en voor welke leeftijdsgroepen; zodanig dat een evenwichtige spreiding over de stad ontstaat. Bij de spreiding is gekeken naar de bevolkingsopbouw in de wijken. Afhankelijk van de grootte van de speelplek is een cirkel getrokken rond iedere plek, die het zogeheten verzorgingsgebied markeert. De inrichting met speeltoestellen wordt voortdurend getoetst aan de eisen van veiligheid volgens het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen c.q. Reikwijdte WAS.
Formele speelruimte kan worden gerealiseerd binnen de bestemming ‘Groen’ alsmede binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’.
Informele speelruimte
In de openbare ruimte mag in principe overal gespeeld worden, daar waar dat mogelijk is. In de speelnota wordt verwezen naar de zogenoemde NUSO-norm. Deze luidt als volgt: 3% van de totale oppervlakte van het voor wonen bestemde gebied is de norm voor de buitenspeelruimte. Het gaat daarbij om zowel de formele speelruimte (ingerichte speelplekken) als om informele speelruimte (openbaar toegankelijk gebied waar redelijkerwijs gespeeld kan worden).
Woonstraten met een 30 km-zone, voetpaden, stoepen en pleintjes zijn vaak geschikt als informele speelruimte. Informele speelruimte wordt dan ook, evenals de formele speelruimte, gevonden binnen de bestemming ‘Groen’ en binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’.
2.11 Nutsvoorzieningen, Kabels En Leidingen
Bij nieuwe ontwikkelingen waar werkzaamheden aan kabels en leidingen nodig zijn, dient een 'aanvraag kabel- en leidingwerkzaamheden' te worden ingediend bij de afdeling Vergunningen. Daarnaast dient bij de betreffende nutsbedrijven een KLIC-melding te worden gedaan.
In het plangebied bevinden zich aardgas- en watertransportleidingen.
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het Rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn dertien rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
- het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Het bestemmingsplan A1-zone 2019 is een conserverend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen in het bestemmingsplan. De ontwikkeling van bedrijventerrein 't Oosterveld en woningbouwlocatie 't Rot was al voorzien in de voorgaande bestemmingsplannen. Nog niet alle percelen op deze locaties zijn bebouwd en/of verkocht. Uit jurisprudentie blijkt dat onbenutte planologische mogelijkheden die bij recht waren voorzien in het voorgaande bestemmingsplan niet worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling, waardoor niet hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, lid 2 Bro genoemde eisen.
3.1.4 Nationaal Waterplan 2016 - 2021
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
3.1.5 Erfgoedwet (2016)
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.
De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De verordening heeft de status van:
- Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening
- Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer
- Waterverordening in de zin van de Waterwet
- Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
3.2.3 Omgevingsvisie Overijssel met betrekking tot plangebied A1-zone 2019
In de Omgevingsvisie zijn geen generieke beleidskeuzes genoemd die voortzetting van het huidige gebruik van de gronden in A1 zone belemmeren of nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vereisen.
Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor A1-zone 2019 is in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied is deels aangemerkt als 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'. Het gaat hier om bestaand woon- / werkgebied, waar ruimte is voor herstructurering en transformatie. In de stedelijke omgeving zijn ook enkele bijzondere gebiedscondities te vinden die specifieke kansen met zich meebrengen. Voor een deel van het plangebied geldt dit ook. Daar is vanuit het ontwikkelingsperspectief voor de stedelijke omgeving sprake van een 'bijzondere gebiedsconditie', te weten het 'stadsrandgebied', die specifieke kansen met zich meebrengt en waar, als er naast de inmiddels geplande woon- en werklocaties nog behoefte ontstaat, nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het stadsrandgebied te verhogen en de landschappelijke structuur in dit gebied te versterken.
Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven
De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:
- een natuurlijke laag;
- een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
- een stedelijke laag;
- een laag van de beleving.
Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord. Deze natuurlijke elementen zijn voornamelijk van grote waarde voor de beleving in het buitengebied en spelen in bestaand gebied geen rol.
Natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen
De laag van het agrarisch cultuurlandschap is op een deel van het plangebied van toepassing en is bij uitstek een gebruikslandschap. Hier is sprake van de typering 'Jong heide- en broekontginningsland- schap'. Kenmerkend voor het jong heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap: jong heide- en broekontginningslandschap
Het plangebied is in de stedelijke laag deels aangewezen als 'Woonwijken 1955-nu' en deels als 'Bedrijventerreinen' en 'Verspreide bebouwing'.
Stedelijke laag: woonwijken 1955 - nu
De laag van de beleving kent voor een deel van het plangebied het gebiedstype 'Stads- en dorpsrandgebieden'. De stadsrand is een overgangsgebied waar recreatieve en utilitaire routes van buiten de stad aansluiten op de binnenstedelijke structuur. In deze gebieden komen veel opgaven en belangen samen zoals stadsuitbreidingen, infrastructuur, landbouw, landschapsontwikkeling, water en natuur.
Laag van de beleving: stads- en dorpsrandgebieden
3.2.4 Omgevingsverordening Overijssel met betrekking tot plangebied A1-zone 2019
Intrekgebied
Een deel van het plangebied is gelegen in een intrekgebied, dat planologisch wordt beschermd vanuit de verordening. Binnen intrekgebieden kunnen nieuwe niet-risicovolle functies worden toegestaan, mits wordt voldaan aan de eis van een goede ruimtelijke ordening en aan het stand-still principe. In het bestemmingsplan A1-zone 2019 is het intrekgebied voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - interkgebied'. Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin het huidige gebruik wordt vastgelegd. Dit houdt in dat het geldend bestemmingsplan voor het plangebied wordt herzien. Nieuwe (niet) risicovolle ontwikkelingen worden niet meegenomen in dit bestemmingsplan.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
- 1. Versterking van de economische structuur;
- 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
- 3. De sociale opgave;
- 4. Het landschap de stad in;
- 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026
De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.
Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt doorgaans de bestaande situatie juridisch vastgelegd. Zeker in een bestaande woonomgeving, waar straten en woningen al lang geleden gerealiseerd zijn, is vaak geen sprake meer van een echte ontwikkelruimte. De buurt of wijk is 'af' en wordt door de bewoners ook zo gezien.
Toch kan er sprake zijn van ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan. Bedoeld, of onbedoeld. Bedoeld wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een locatie waar op grond van het woningbouwprogramma nog woningbouw gewenst is. Onbedoeld in situaties waar, bijvoorbeeld door sloop van een woning op een ruime kavel, meerdere woningen kunnen worden teruggebouwd.
Als sprake is van ontwikkelmogelijkheden die nog niet gerealiseerd zijn dient te worden afgewogen in hoeverre die mogelijkheden nog wenselijk zijn. In algemene zin kan worden gesteld dat wanneer in een periode van tien jaar geen gebruik is gemaakt van deze mogelijkheden, het niet erg waarschijnlijk is dat er sprake is van een concrete behoefte.
Vanuit het woonbeleid van de gemeente is het zelfs ongewenst om dit soort 'verborgen' plancapaciteit te laten voortbestaan. De gemeenteraad heeft de woonvisie op 22 november 2016 vastgesteld als structuurvisie. Onderdeel van het woonbeleid is het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. Ook dit afwegingskader is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2016 en heeft eveneens de status van structuurvisie.
Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling).
Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken.
In het kader van de actualisatieplannen is er om die reden voor gekozen de bestaande situatie vast te leggen, ook voor wat betreft het aantal woningen. Daarmee vervalt de mogelijkheid voor verdichting. Hierover staat het volgende in het afwegingskader:
Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan. Het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.
Het laten vervallen van (onbenutte) ruimte voor verdichting past binnen het beleid van de gemeente. Daarmee is niet gezegd dat er helemaal geen sprake kan zijn van verdichting. Het verlenen van medewerking moet een bewuste keuze zijn, waaraan een goede ruimtelijke afweging ten grondslag hoort te liggen.
Het plangebied kent naast een bestaande situatie –waar het bestaande aantal woningen gefixeerd wordt- ook een ontwikkelingsgebied: ('t Rot/Landmanserve).
In het kader van de woningbouwprogrammering is opnieuw gekeken naar het programma op deze locatie. De locatie wordt gekwalificeerd als een geschikte locatie voor een groen stedelijk / suburbaan woonmilieu, in lijn met het programma dat op deze locatie wordt voorzien. De locatie is opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente Hengelo als gewenste ontwikkelingslocatie.
Wel is opnieuw een afweging gemaakt ten aanzien van het gewenste aantal woningen. Oorspronkelijk waren 129 woningen voorzien, het maximum aantal woningen is nu vastgelegd op 105. Dat betekent een reductie van 24 woningen. Dit past in de deprogrammeringsopgave van de gemeente Hengelo.
3.3.3 Nota Archeologie (2010)
Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland vijftien jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgegrond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van ‘de verstoorder betaalt’. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Wamz is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over ‘behoud in situ’. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.
Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van omgevingsvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Wamz zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.
Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.
Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.
Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar zich archeologische resten (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3.
3.3.4 Erfgoedverordening (2018)
Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018 Gemeente Hengelo' vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.
Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan een aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.
De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.
3.3.5 Detailhandel Hengelo 2006 - 2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012
Het doel van de Detailhandelsvisie Hengelo 2006-2016, geactualiseerde beleidsvisie 2012, is het scheppen van een beleidskader voor detailhandel. Het is een document waarin gewenste toekomstige ontwikkelingen staan en het geeft het kader voor ontwikkelingen aan. Het biedt detailhandelsondernemingen en andere marktpartijen duidelijkheid over de ontwikkelingsrichting. In de geactualiseerde beleidsvisie zijn de uitgangspunten uit 2006 bevestigd en verder aangescherpt.
Beleid in het kort
Hengelo heeft op het gebied van detailhandel een aantal ambities. Deze ambities zijn onderverdeeld in een drietal winkelmotieven: dagelijks winkelen, recreatief winkelen en doelgericht winkelen.
Dagelijks winkelen
Hengelo kent een structuur van wijkwinkelcentra, buurtwinkelcentra en solitaire supermarkten. Voor de leefbaarheid in de wijken is het van belang dat er dicht bij huis boodschappen gedaan kan worden. Hierbij past een evenwichtige spreiding van het aanbod over de stad.
Clustering van functies binnen wijken en buurten geniet de voorkeur. Dit is de wijze waarop zowel een supermarkt als aanvullende bewinkeling resulteren in het beste voorzieningenniveau voor de wijk en/of buurt.
Recreatief winkelen
De binnenstad is de huiskamer van Hengelo en het belangrijkste recreatieve winkelgebied in Hengelo waar mensen langer (gaan) verblijven.
In de binnenstad moet men aangenaam willen verblijven. Er moet een juiste afstemming van functies zijn, ook horeca, wonen en cultuur zijn belangrijke ingrediënten. Door onder andere te investeren in sfeer, veiligheid, inrichting en beeldkwaliteit kan de bezoeker langer worden gebonden.
Doelgericht winkelen
Winkels voor gerichte non-food aankopen kunnen zich vestigen in de clusters Plein Westermaat (regionale functie), Westermaat Zuidwest en Noordelijke Spoorzone.
Perifere detailhandel vindt plaats in de genoemde clusters en uitbreiding is slechts in uitzonderingsgevallen mogelijk. Er worden geen reguliere detailhandelsactiviteiten toegestaan als zogenaamde nevenactiviteit. Hier kan onvoldoende grip op worden gehouden en de gemeente wil inzetten op clustering.
3.3.6 Nota vrijetijdseconomie Hengelo 2011-2021
De Nota Vrijetijdseconomie geeft de koers voor toeristisch/recreatief Hengelo voor de komende tien jaar aan. Het biedt een kader voor bestaande activiteiten en nieuwe initiatieven en geeft aan welke acties moeten worden ondernomen om de gewenste visie te realiseren.
3.3.7 GroenPlan Hengelo 2015
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie en besproken met de externe groene partners. Een kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
3.3.8 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)
Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidsmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bijvoorbeeld in groenstroken.
In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.
Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe de volgende beleidsregels:
- 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
- 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
- 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd. Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
- 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundig plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is;
- 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi’s en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
- 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken;
- 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar en goed te beheren is;
- 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervoorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moeten afvalwater en hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot);
- 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag;
- 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
3.3.9 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
- Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad, naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
- Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
- Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de veertien Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie-/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan er momenteel twee gerealiseerd zijn:
- 1. Centraal Station Hengelo;
- 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
3.3.10 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.11 Nota Duurzaam Veilig (2001)
Op het gebied van verkeersveiligheid conformeert de gemeente Hengelo zich aan de afspraken die de gezamenlijke wegbeheerders in 1997 hebben gemaakt, welke zijn vastgelegd in het overheidsprogramma "Startprogramma Duurzaam Veilig". In de gemeentelijke 'Nota Duurzaam Veilig' (2001) zijn de maatregelen vertaald naar de Hengelose situatie.
Fase I van deze nota wordt gekenmerkt door het realiseren van een duurzaam veilig wegennet en is zo goed als afgerond. Verder is de aanpak van VerkeersOngevallen Concentraties (VOC) een belangrijk middel in de strijd tegen de verkeersonveiligheid. Verkeersongevalpunten in de stad worden bij deze aanpak onderzocht en aangepakt. Jaarlijks worden de VOC's geactualiseerd.
In Fase II zijn verkeerseducatie en gedragsbeïnvloeding terugkerende onderwerpen. De verkeerseducatieprogramma's die in de provincie en in Hengelo worden uitgevoerd, komen onder andere voort uit de CROW-KpVV toolkit 'permanente verkeerseducatie' en staan opgenomen in een geprioriteerde gedrags- en educatielijst. De programma's zijn onderverdeeld naar de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën en worden jaarlijks opnieuw opgesteld.
Een belangrijke bijdrage in de uitvoering van verkeersveiligheidscampagnes wordt in Hengelo al jaren achtereen geleverd door de vrijwilligers van VVN. In hun werkplan worden jaarlijks activiteiten en projecten beschreven die de afdeling Hengelo wil initiëren en uitvoeren. De nadruk van de projecten is gericht op educatie en gedragsbeïnvloeding.
Omdat verkeersveiligheid duurzaam dient te zijn, vereist het een integrale benadering. Andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, mobiliteit, infrastructuur, voorlichting, onderwijs en welzijn beïnvloeden de verkeersveiligheid.
3.3.12 Uitvoeringsnota Fietsen (2003 - 2006)
3.3.13 Horecavisie en beleid Hengelo 2016 (2017)
Met de in juli 2017 vastgestelde "Horecavisie Hengelo 2016" wil de gemeente de horeca in de binnenstad versterken door een kwalitatieve versterking van het aanbod en het creëren van een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De horeca vormt een belangrijke spil in de aantrekkelijkheid van de binnenstad. Horeca moet goed functioneren met andere functies in de binnenstad en de sfeer en de kwaliteit van de openbare ruimte en het straatbeeld versterken. Doordat horeca combinatiebezoeken aan de binnenstad kan stimuleren kan de bezoekduur van de consument aan de binnenstad worden verlengd.
In de binnenstad is er beperkt ruimte voor toevoeging voor goede daghoreca als ondersteuning voor de overige functies in de binnenstad. Daarnaast is het belangrijk dat het bestaande aanbod wordt verbreed en verbeterd.
Door veranderend gedrag van consumenten wordt er anders geconsumeerd en niet langer alleen in horeca zaken. De ruimtelijke gevolgen hiervan zijn dat er een vergaande branchevervaging plaatsvindt tussen met name horeca en retail. In de horecavisie zijn daarom verschillende vormen van horeca en ondergeschikte vormen van horeca in een andere hoofdactiviteit beschreven.
Door een ruimtelijke clustering van verschillende soorten horeca in de binnenstad wil de gemeente de horeca ondernemer maximaal faciliteren en de samenhang binnen het functie gebruik versterken en de evt. spanningen tussen verschillende functies minimaliseren.
De nachthoreca is in de horecavisie geconcentreerd rond de Pastoriestraat en de Willemstraat en de dag- en avondhoreca rond het Burg. Jansenpleln. De winkelondersteunende horeca zoals lunchrooms en eetcafés zijn verspreid over de gehele binnenstad. Op deze manier vullen de verschillende functies in de binnenstad elkaar aan en versterken ze elkaar.
In de wijken en buurten is er sprake van een verspreide ligging van horeca. De horeca moet hier aansluiten bij de verzorgingsfunctie; (dag)horeca in winkelcentra, snackbar, chinees of buurtcafé. Uitbreidingsmogelijkheden van nieuwe horeca zijn er niet of beperkt mogelijk. Uitbreidingsruimte is in eerste instantie gericht op bestaande horecafuncties.
Er zijn geen mogelijkheden voor (mega)discotheken buiten het centrum.
3.3.14 Nota Economisch beleid (2003)
In november 2003 is de 'Nota Economisch beleid' vastgesteld. Hierin worden strategische keuzes gemaakt inzake de rol die de gemeente en ook de regio kan spelen met betrekking tot het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden en condities voor het locale en regionale bedrijfsleven. Hengelo kiest daarin voor een krachtige economische ontwikkeling en werkgelegenheidsgroei.
Voor de toekomst koestert Hengelo de industrie als belangrijke pijler van de economie. Naast een gezonde, technologische hoogwaardige industrie wenst Hengelo haar economische basis te verbreden door versterking van de sectoren zakelijke dienstverlening, (detail)handel, gezondheidszorg en toerisme. Daarbij streeft Hengelo naar een gevarieerd aanbod van bestaande en nieuwe bedrijvenlocaties, vanuit het vertrekpunt dat bestaande ruimte voor bedrijvigheid behouden blijft en indien nodig wordt vernieuwd voordat nieuwe terreinen worden ontwikkeld. Waar mogelijk wordt intensief ruimtegebruik gestimuleerd. Ook de wijkeconomie is van wezenlijk belang.
3.3.15 Kunst en cultuurvisie 2014 - 2020
In de 'Kunst en cultuurvisie 2014-2020' is aangegeven dat de missie voor de komende jaren als volgt luidt: Versterken van de culturele identiteit van Hengelo en zorgdragen voor een kwalitatief sterke, duurzame en diverse culturele infrastructuur. Tevens stimuleren van het cultureel bewustzijn van de inwoners van Hengelo, zodat zij weten wat hun stad aan kunst en cultuur te bieden heeft, daarin geschoold kunnen worden en er volop aan kunnen deelnemen. Tevens kansen geven aan kunstenaars om in Hengelo te werken of hun werk te presenteren.
3.3.16 Prostitutiebeleid (2005)
Ter voorkoming van het telkens moeten maken van een individuele en integrale ruimtelijke beoordeling en ter bevordering van eenduidige besluitvorming, heeft het college in 2005 een ruimtelijk afwegingskader voor de vestiging van seksinrichtingen vastgesteld. In dit afwegingskader zijn criteria opgesteld voor de beoordeling van een verzoek tot vestiging van een nieuwe seksinrichting, respectievelijk de verplaatsing van bestaande seksinrichtingen. Deze criteria kunnen een rol spelen bij de vraag of een exploitatievergunning voor een seksinrichting geweigerd kan worden. Ook kunnen de criteria een rol spelen indien de gemeentelijke medewerking vereist is, in die gevallen waarin het bestemmingsplan de vestiging van een seksinrichting niet toestaat, in de vorm van een vrijstelling of een herziening van een bestemmingsplan. De ruimtelijke criteria kunnen ten slotte ook een rol spelen bij de wijze waarop bestaande seksinrichtingen in een bestemmingsplan worden bestemd.
De vestigingen van de huidige seksinrichtingen blijven weliswaar toegestaan, maar vallen onder het overgangsrecht. Dat betekent dat zodra de huidige exploitanten de exploitatie van die seksinrichting beëindigen, voortzetting daarvan niet meer mogelijk zal zijn, tenzij deze (op de nieuwe vestigingslocatie) voldoen aan de genoemde criteria.
In het plangebied A1-zone 2019 is geen seksinrichting aanwezig.
3.3.17 Nota Wijkeconomie Hengelo 2012 - 2015
In de 'Nota Wijkeconomie' wordt het beleid weergegeven ten aanzien van het werken in de wijk, de wijkeconomie.
Een goede economie is belangrijk voor de stad. Hengelo wil de economie in de stad behouden en versterken. Ze wil een goed vestigingsklimaat bieden voor bedrijven en werkgelegenheid stimuleren. Daarnaast wil ze stimuleren dat er ruimte komt voor starters en creatieve ondernemers.
Een groot deel van de economie van de stad vindt in de wijken plaats. In Hengelo is 70% van de bedrijven in de wijken gevestigd. Naar verwachting wordt wijkeconomie steeds belangrijker. Wijkeconomie draagt bij aan de economische vitaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de wijk. Het gaat hierbij vooral om bedrijven van zelfstandige ondernemers zonder personeel die het wonen combineren met werken of hun bedrijf starten vanuit huis. De wijk fungeert daarmee als broedplaats voor ondernemerschap. Bedrijven ontstaan in de wijk en groeien van daaruit verder. Wijkeconomie stimuleert daarmee de werkgelegenheid.
3.3.18 Welstandsnota (2018)
Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel), materiaal- / kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes) en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen / locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.
Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; één met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en één met het toetsingsniveau.
3.3.19 Kadernota Spelen 2016
De 'Kadernota Spelen' is opgesteld vanuit de blijvende behoefte aan voorwaarden en criteria voor de aanleg en het onderhoud van speel- en ontmoetingsplekken op stads-, wijk- en buurtniveau. Geregeld komen kinderen, jongeren en volwassenen met verzoeken voor de herinrichting of uitbreiding van speelplekken, of juist het opheffen daarvan. Daarin moeten afwegingen en keuzes gemaakt worden, die het algemeen belang voorop stellen en goed zijn uit te leggen. In de kadernota worden vanuit een onderbouwde visie de doelstellingen, uitgangspunten en beleidsaanbevelingen op het gebied van spelen voor de gemeente Hengelo vastgelegd. Hiermee kan integrale afstemming plaatsvinden met de andere gemeentelijke disciplines.
Het plangebied kent een redelijk aanbod aan speelmogelijkheden / speelvoorzieningen (zie ook paragraaf 2.10).
3.3.20 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid zijn:
- Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
- Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
- Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
- Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden: 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidweringseis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.
3.4 Conclusie
Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Watertoets
Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.
Voor onderhavig plan is op 21 mei 2019 een digitale watertoets uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden.
De keur van het waterschap Vechtstromen is onder andere van toepassing op de Hesbeek, de Houtmaatleiding, de Tijertsbeek en de waterloop ten noorden van de A1. De keur is als dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan opgenomen (met daarbij een aantal voorwaarden met betrekking tot het verlenen van een omgevingsvergunning, zodat de belangen van het waterschap afgewogen kunnen worden bij elke ingreep binnen de zone van de keur).
Algemeen
- Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem.
- Bij het stedenbouwkundig plan is water duidelijk het ordenend principe voor het plan. Water vormt daarmee een belangrijk aspect.
- Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.
Afvalwater
- Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.
Hemelwater
- De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer.
- De maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/s/ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 55 mm.
- Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem.
- Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
- Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd.
- Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur.
- Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelgoot - straatgoot - wadi.
- Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft.
- Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal.
- In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur.
- Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de RWZI wordt geminimaliseerd.
Grondwater
- Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water.
- Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied.
- De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
- Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.
Oppervlaktewater
- Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend.
- Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.
4.2 Natuurwetgeving
Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie, waarin de activiteit plaatsvindt, komen te liggen. De Wet natuurbescherming bestaat uit drie onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden.
Bescherming van Natura 2000 gebieden
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Lonnekermeer is gelegen op ongeveer 175 meter afstand van het plangebied. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Voor alle gebieden gelden instandhoudingsdoelstellingen. De kern van de bescherming is dat deze instandhoudingsdoelstellingen niet in gevaar mogen worden gebracht.
Bescherming van soorten
In hoofdstuk 3 van de Wet Natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij om het waarborgen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt en dat vaste rust- of verblijfplaatsen en groeiplaatsen niet opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen, dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en zo de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen, is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.
Daarnaast geldt dat voor alle soorten de zorgplicht geldt. De bescherming van soorten gaat uit van de intrinsieke waarde van alle dieren en planten. De mens moet daar zorgvuldig mee omgaan. Daarom is de zorgplicht in artikel 1.11 van de wet opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving en voor Natura 2000-gebieden. Dat betekent dat iedereen naar redelijkheid nadelige effecten moet voorkomen, beperken of ongedaan dient te maken.
Conclusie
Met het bestemmingsplan worden geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Negatieve effecten op beschermde plant- en diersoorten en de instandhoudingsdoelen van Natura-2000 gebieden worden dan ook niet verwacht.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
4.3.2 Archeologische verwachting
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimumonderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.4 Cultuurhistorische waarden
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.4 Milieu
In de beoordeling of sprake is van een goede ruimtelijke ordening is milieuhygiëne een belangrijk aspect. Om inzicht te verschaffen in de relevante milieuhygiënische aspecten is een milieuaspectenstudie gemaakt. Hierin zijn de relevante milieuaspecten in relatie tot het plangebied in beeld gebracht en beoordeeld. De milieuaspectenstudie is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd (zie bijlage 1 bij de toelichting). Hierna worden de beoordelingen van de verschillende milieuaspecten samengevat.
4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
Er moet voldoende ruimtelijke scheiding worden aangehouden tussen milieubelastende activiteiten en woningen om te voorkomen dat a) bij woningen ontoelaatbare overlast ontstaat en/of b) bedrijven onevenredige maatregelen moeten treffen om aan milieuregels te kunnen voldoen. Hierbij is gebruik gemaakt van de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” (uitgave 2009).
Binnen het plangebied bevindt zich een viertal bedrijventerreinen: Timmersveld, Roershoek, Oosterveld-Weijinkshoek en Oosterveld en daarnaast nog enkele bedrijfsbestemmingen verspreid door het gebied. De toegepaste milieuzonering uit het voorgaande plan is in voorliggend plan overgenomen. Anders dan in het voorgaande plan is er voor gekozen om voor de vier bedrijventerreinen één bedrijvenlijst te hanteren. Nieuwe kantoorfuncties en detailhandelsfuncties zijn gelet op de aard van het gebied minder wenselijk; daarom zijn deze functies niet in de bedrijvenlijst opgenomen.
In het voorgaande plan hadden vier bedrijfslocaties de aanduiding zwaarder bedrijf omdat de bedrijfsactiviteit niet paste binnen de milieucategorie die was toegestaan. In hoofdstuk 2 van de milieuaspectenstudie is toegelicht waarom in dit plan deze aanduiding voor twee locaties kan komen te vervallen en voor twee locaties kan worden overgenomen.
Bedrijventerreinwoningen
Vooral op het bedrijventerrein Timmersveld bevinden zich naast bedrijfswoningen ook (voormalige) bedrijfswoningen die als “gewone” woning in gebruik zijn. Voor zover bekend zijn er geen klachten en kunnen de woningen worden beschouwd als goed ingepast en is er, gelet op de aard van de omgeving, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarom is er voor gekozen om de categorie “bedrijventerreinwoning” op te nemen. Deze categorie is als volgt gedefinieerd: “Een woning gelegen op een bedrijventerrein, niet noodzakelijkerwijs behorend bij een inrichting, maar qua milieubescherming gelijkgesteld met een bedrijfswoning”. Door deze aanduiding is er geen onderscheid met bedrijfswoningen en vormen de woningen voor omliggende bedrijven of voor het bedrijf waar de woning voorheen bij hoorde geen extra belemmering.
De bestaande (voormalige) bedrijfswoningen zijn voorzien van deze aanduiding. Tevens zijn de woningen aan de Hamerstraat 3 en 5, die in het bestemmingsplan A1 zone uit 2008 bestemd waren tot "woondoeleinden", bestemd tot bedrijf met de aanduiding bedrijfswoning/bedrijventerreinwoning, conform de afspraken uit 2008. Destijds was al aangegeven dat de bestemming woondoeleinden op een bedrijventerrein niet wenselijk is, en dat deze percelen op termijn weer als bedrijfsbestemming zouden moeten worden toegevoegd aan het bedrijventerrein.
4.4.2 Geluid
De “Nota geluid” van de gemeente Hengelo heeft als uitgangspunt dat de geluidbelasting het goede woon- en leefklimaat niet mag verstoren. In Hengelo worden verschillende gebiedstypen onderscheiden waarvoor ambitie- en plafondwaarden zijn vastgesteld.
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen de wettelijke zone van de A1 en gedeeltelijk binnen de wettelijke zones van de 50 km-wegen Deurningerstraat, Hasselerbaan, Noordelijke Esweg en de Oldenzaalsestraat. Bovendien ligt het gebied gedeeltelijk binnen de wettelijke zone van het spoor tussen Hengelo en Oldenzaal. In of rond het plangebied zijn geen gezoneerde industrieterreinen.
Volgens de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als een bestemmingsplan nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk maakt binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein. In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet aan orde.
In het voorgaande plan was de geluidzone vastgelegd rond de vliegbasis Twente. Deze zone is van rechtswege komen te vervallen en wordt daarom niet in dit plan overgenomen. Provinciale Staten van Overijssel hebben op 1 maart 2017 het Luchthavenbesluit Airport Twente vastgesteld. De geluidzone die hiermee samenhangt, valt ruim buiten het plangebied. Het aspect luchtvaartlawaai is daarom niet van belang.
4.4.3 Luchtkwaliteit en stikstofdepositie
Het bestemmingsplan A1-zone 2019 betreft een conserverend plan. Dit betekent dat geen nieuwe functies worden toegevoegd. De bestaande functies blijven gehandhaafd. Het opnieuw vastleggen van de bestaande functies heeft geen negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering.
4.4.4 Externe veiligheid
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden enerzijds bepaald door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.
De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).
Binnen het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werking van het Bevi. Een klein deel van bedrijventerrein Oosterveld ligt binnen het invloedsgebied van een LPG-tankstation aan de A1 in de gemeente Dinkelland. De veiligheidscontour ligt buiten het plangebied; harde ruimtelijke beperkingen zijn er daarom niet.
Verder ligt plangebied gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van de rijksweg A1 en het spoortraject Hengelo-Oldenzaal, basisnetroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vanuit het basisnet gelden geen ruimtelijke beperkingen.
Omdat het een conserverend plan betreft, wordt er geen personendichtheid toegevoegd en neemt het groepsrisico niet toe. Een beperkte groepsrisico-verantwoording volstaat. Deze is opgenomen in hoofdstuk 5 van de milieuaspectenstudie.
4.4.5 Hoogspanningsleidingen
In het plangebied zijn geen hoogspanningsleidingen aanwezig.
4.4.6 Bodemaspecten
Voor een conserverend plan is in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk. Met dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een bodemonderzoek nodig maken.
4.4.7 Hoogtebeperking in verband met de radarverstoring en vliegveiligheid
In hoofdstuk 8 van de milieuaspectenstudie is onderbouwd dat de maximale bouwhoogte ruim ligt onder het radarverstoringsgebied en de hoogtebeperkingen die gelden vanwege de vliegveiligheid van Twente Airport.
4.4.8 Vormvrije mer-beoordeling
Omdat het een conserverend plan betreft, is er geen sprake van nieuwe of van uitbreiding van activiteiten zoals bedoeld in de bijlage bij het Besluit mer. Een vormvrije mer-beoordeling is daarom niet nodig.
4.5 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan A1-zone 2019 is een actualisatieplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
Als basis voor het bestemmingsplan dienen de bestemmingen zoals deze zijn opgenomen in het bestemmingsplan A1-zone uit 2008. Geconstateerde omissies zijn in het voorliggende plan aangepast. Voor een aantal locaties waar sinds 2008 een procedure voor een bepaalde ontwikkeling is gevoerd, vormt de gevoerde procedure de basis voor de regeling. Daarnaast zijn de regelingen, voor zover noodzakelijk, aangepast aan de nieuwe vereisten die onder andere sinds de digitale verplichting voor bestemmingsplannen gelden.
5.2 Het Digitale Bestemmingsplan
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
5.3 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
5.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
5.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hierna worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
5.3.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
5.4 Handhaving Van Het Plan
5.4.1 Algemeen
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund worden door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
5.5 Retrospectieve Toets
5.5.1 Algemeen
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
5.5.2 Plangebied
Het plangebied is grotendeels beheersmatig van aard, waarin de huidige situatie is bestemd. Deze huidige situatie komt in het algemeen overeen met de toegestane bestemming die het vigerende bestemmingsplan mogelijk maakt. Voor de bestemming van de (voormalige) bedrijfswoningen wordt verwezen naar paragraaf 4.4.1.
5.6 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
5.6.1 Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019 heeft in het kader van de inspraak van 3 juli tot en met 13 augustus 2019 ter inzage gelegen in het stadskantoor. Daarnaast kon men de stukken raadplegen op internet.
Er zijn twee inspraakreacties ingediend. Deze inspraakreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien in het 'Verslag inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019'.
5.6.2 Vooroverleg en zienswijzen
Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden.
Het voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019 is in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan onder andere het waterschap, de Provincie Overijssel, Gasunie, Vitens, Het Oversticht en de Natuur- en Milieuraad Hengelo. Dit concept gaf voor de provincie en het rijksvastgoedbedrijf (namens het Ministerie van Defensie) geen aanleiding tot het indienen van een reactie. De Gasunie en het waterschap hebben wel inhoudelijk gereageerd. Deze vooroverlegreacties zijn samengevat en van een reactie voorzien in het 'Verslag inspraak en vooroverleg - Voorontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019'.
Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Er wordt dan ook vanuit gegaan dat deze instanties instemmen met het plan.
Zienswijzen
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo's Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019 van 16 oktober tot en met 26 november 2019 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn vier schriftelijke zienswijzen ingediend. In de "Nota zienswijzen - Ontwerp bestemmingsplan A1-zone 2019" is de inhoud van de zienswijzen verkort weergegeven en van commentaar voorzien. In de nota wordt aangegeven op welke wijze met de zienswijzen dient te worden omgegaan.
5.6.3 Verder verloop van de procedure
Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:
- 1. het bestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan inclusief wijzigingen vast;
- 2. 2e ter inzage legging: het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten A1-zone 2019
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten A1-zone 2019
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten A1-zone 2019 Via Afwijking
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten A1-zone 2019 via afwijking
Bijlage 3 Functies En Waterwinning
Harmoniërende functies
Hieronder worden functies verstaan die goed samengaan met de drinkwaterwinning. Daarbij kan gedacht worden aan:
- extensieve land- en tuinbouw, waaronder beheerslandbouw en biologische land- en tuinbouw;
- extensieve recreatie;
- landschaps-, natuur- en bosbouw;
- nieuwe landgoederen en buitenplaatsen.
Grote en grootschalige risicovolle functies
Hieronder worden verstaan grote vormen van:
- (dag- en verblijfs)recreatie;
- woningbouw (minimaal 10 woningen);
- stedenbouw (winkelcentra, bedrijven voor horeca, handel en dienstverlening);
- autowegen (inclusief parkeerterreinen, transferia), spoorwegen (inclusief emplacementen) en waterwegen (inclusief havens);
- bedrijventerreinen;
- buisleidingen voor gas, olie(producten) of chemicaliën;
- nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallaties en diepteontgrondingen.