de Appendage
Bestemmingsplan - Gemeente Hengelo
Vastgesteld op 22-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan De Appendage met identificatienummer NL.IMRO.0164.BP0151-0301 van de gemeente Hengelo;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 verbeelding
de weergave van de inhoud van een bestemmingsplan conform het gestelde in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de analoge wijze als de digitale wijze van verbeelding verstaan;
1.4 aan-huis-verbonden-beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie -, waarbij het woonhuis in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is
1.5 aanbouw
een bijbehorend bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk bijbehorend bouwwerk onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 afwijken
het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijfsmatige kamerverhuur
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbendende personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige wooneenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging.
Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.11 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.12 bestaand
- 1. bij bouwwerken:
bouwwerken die aanwezig zijn, dan wel mogen worden gebouwd, krachtens een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, die is aangevraagd vóór het tijdstip van terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- 2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.22 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.23 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan en niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit dat (hoofd)gebouw;
1.24 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.26 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.27 erker
een toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een woning;
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.30 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.31 geluidsbelasting in dB
de geluidsbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07.00-19.00 uur, van 19.00-23.00 uur en van 23.00-07.00 uur van een jaar als omschreven in bijlage I, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PbEG L 189);
1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
1.33 geschakelde woning
woning welke met een andere woning verbonden is door middel van een bijbehorend bouwwerk;
1.34 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.35 het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.36 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen;
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.38 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuiteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt hieronder niet begrepen;
1.39 kamerverhuur/kamerbewoning
bewoning in de vorm van niet zelfstandige wooneenheden, zoals in de vorm van één of meerdere kamers;
1.40 kamerverhuurbedrijf
een persoon of personen, handelend onder eigen naam of handelsnaam, of een rechtspersoon, die bemiddeling verleent/verlenen bij het verkrijgen van woonruimte in de vorm van één of meerdere kamers;
1.41 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1.42 ondergeschikte functie
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.43 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde;
1.44 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.45 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.47 uitbouw
een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk bijbehorend bouwwerk door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.48 voorgevel
voor wat betreft de realisatie van bijbehorende bouwwerken wordt slechts één gevel als voorgevel aangemerkt, namelijk de gevel die zich als belangrijkste gevel manifesteert;
1.49 voorgevelrooilijn
de bouwgrens die langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing ligt;
1.50 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
1.51 vrijstaande woning
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.52 vuurwerkbedrijven
inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
1.53 wooneenheid/woning
(een gedeelte van) een gebouw met woonfunctie/een complex van ruimtes, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één individueel huishouden;
1.54 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.55 zorgwoning
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en daarin geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven met de hierbij behorende gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, dakgoten en overstekende daken tot 0,5 meter uit de gevel en luifels tot 1 meter uit de gevel buiten beschouwing gelaten;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 peil
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor (bouwwerken ten behoeve van):
- a. tuinen;
met tevens ondergeschikt:
- b. verhardingen;
met de daarbij behorende:
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
- d. gronden met de bestemming 'Tuin' niet als 'erf' moeten worden beschouwd zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van opslag.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor (bouwwerken ten behoeve van):
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met tevens ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- g. bruggen en overkluizingen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (bouwwerken ten behoeve van):
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden-beroep;
met tevens ondergeschikt:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. verhardingen;
- d. sport-, spel- en jeugdvoorzieningen;
- e. overpaden en inritten ten behoeve van aanliggende bestemmingen;
- f. watergangen en waterpartijen;
- g. voorzieningen ten behoeve van afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater;
met de daarbij behorende:
- h. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
- i. bouwwerken , geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
- j. gronden met de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet als 'erf' moeten worden beschouwd zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van:
- a. het bepaalde in 5.2.1 onder g en het bepaalde in 5.4.2, uitsluitend indien middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er geen noodzaak meer is tot het realiseren van een gevel met een geluidwering van minimaal 30 dB;
- b. het bepaalde in 5.2.3 onder b voor het op een andere wijze situeren van de centrale as van de onderdoorgang indien hier vanuit stedenbouwkundig en architectonisch oogpunt geen onevenredige bezwaren tegen zijn.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- a. Het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- b. Opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- c. Opslag, herverpakking en/of verkoop van zowel consumentenvuurwerk alsook professioneel;
- d. Een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.
7.2 Geoorloofd gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor vergunning, afwijking, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Verlenen van afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bij het verlenen van een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, van:
- a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- b. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- d. het bepaalde ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Parkeren, laden en lossen
- a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's conform de normering uit de "Nota autoparkeren" vastgesteld op 17 december 2008, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
- b. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, welke aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
- c. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- d. een omgevingsvergunning als bedoeld onder c wordt niet verleend indien dat tot gevolg zou hebben dat het woon- en leefklimaat in de directe omgeving onevenredig wordt aangetast.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%.
10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
10.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
10.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Appendage.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Tot Een Nieuw Bestemmingsplan
Direct ten zuiden van het winkelcentrum Esrein bevindt zich langs de Laan Hart van Zuid een braakliggend terrein. Tot aan 2010 heeft op deze locatie bedrijfsbebouwing gestaan van Stork/Siemens, sinds de sloop van deze bebouwing heeft het terrein braak gelegen. Van Wijnen Projectontwikkeling is voornemens het terrein te herontwikkelen tot een woongebied met 68 woningen. De ontwikkeling, het woongebied wordt De Appendage genoemd, voorziet concreet in 33 grondgebonden woningen en 35 appartementen. Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan Hart van Zuid en dient derhalve te worden herzien. Het voorliggende bestemmingsplan De Appendage voorziet in deze herziening.
Het bestemmingsplan De Appendage bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
1.2 Begrenzing Plangebied
De grens van het plangebied De Appendage is op de afbeelding aangegeven. Tevens geeft deze luchtfoto een beeld van de huidige situatie in het plangebied. Deze grens wordt globaal gevormd door de Appendage/ het parkeerterrein van winkelcentrum Esrein aan de noordzijde, de Laan Hart van Zuid aan de oosttzijde, een woonperceel aan de Ottoweg aan de zuidzijde en de achtertuinen van de woonpercelen aan de Loweg aan de westzijde.
Afbeelding: Luchtfoto met begrenzing plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan "Hart van Zuid", dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2008. Daarnaast vigeert het bestemmingsplan "Parapluplan parkeren Hengelo", dit plan is vastgesteld op 22 mei 2018. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan "Hart van Zuid" opgenomen.
Afbeelding: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan "Hart van Zuid"
Op grond van het bestemmingsplan "Hart van Zuid" is het overgrote deel van de gronden binnen het plangebied bestemd als 'Wonen - Uit te werken'. Na uitwerking zijn deze gronden bedoeld voor maximaal 85 woningen van verschillende woningtypes tot een maximale bouwhoogte van 11 meter. In het noorden van het plangebied is een beperkt deel bestemd als 'Gemengd - Uit te werken'. Na uitwerking zijn deze gronden bedoeld voor onder meer woongebouwen en een winkelcentrum met een maximale bouwhoogte van 21 meter.
Het "Parapluplan parkeren Hengelo" bevat een dynamische verwijziging naar de "Nota autoparkeren" van de gemeente Hengelo uit 2008, dit plan is vastgesteld op 22 mei 2018.
De uitwerkingsbevoegdheid is niet toereikend omdat met het bouwplan voor een beperkt deel sprake is van een hogere bouwhoogte, dan de bouwhoogte van 11 meter die op basis van de uitwerkingsbevoegdheid maximaal kan worden toegestaan. Om deze reden is voor het gebied De Appendage een nieuw bestemmingsplan opgesteld.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Geschiedenis Van Het Gebied
Het plangebied maakt onderdeel uit van een groter gebied dat een restant is van het rijke industriële verleden van Hengelo eind 19e en 20ste eeuw, toen de stad floreerde dankzij de textielindustrie en in latere tijd door de zware maakindustrie van onder andere Stork Thermeq.
De oorsprong van het fabrieksgebouwencomplex van Stork ligt in de vestiging van een ijzerfabriek achter het station van Hengelo in 1868. In die tijd hadden de gebouwen nog een vrijstaande situering. Deze waren onderling verbonden met spoorrails. Door de forse groei van het complex ontstond al snel een onoverzichtelijke samenklontering van grotere gebouwen. Rond 1900 werd het complex van Stork aanzienlijk uitgebreid in zuidoostelijke en noordwestelijke richting.
De onderlinge samenhang van de gebouwen wordt mede ondersteund door de gevelbehandeling in ijzeren vensters en ijzeren vakwerken met invullingen in baksteen. Dit is in het huidige beeld nog goed terug te zien. Voor het merendeel van de bestaande gebouwen geldt de kwalificatie “karakteristiek” een aantal heeft zelfs een monumentale kwaliteit.
Bijzonder vooral is de grote schaal van het gehele industriële complex. Complexen van dergelijke omvang zijn in Nederland uiterst zeldzaam. Kenmerkend voor deze complexen zijn de typische bebouwing, smalle industriestraten, kruisingen van leidingen en relicten van oude spoorrails, draaischijven, koeltorens en enkele portiersgebouwen.
Afbeelding: Oude foto's complex Stork
In het plangebied De Appendage zijn in de jaren '50 fabriekshallen gebouwd. Deze gebouwen waren niet monumentaal of behoudenswaardig en zijn jaren geleden dan ook gesloopt.
2.2 Gebiedsontwikkeling Hart Van Zuid
Ten noorden van de stationsomgeving ligt de binnenstad, ten zuiden van het spoor ligt Hart van Zuid. Dit zijn dé twee prioritaire gebieden van Hengelo waar focus op ligt.
Ruim 20 jaar geleden werd gestart met de gebiedsontwikkeling Hart van Zuid. In 2020 is aan “de tweede helft” begonnen van de transformatie van een 50 ha groot verouderd gesloten industriegebied naar een dynamisch stadsdeel, strategisch gelegen nabij de Hengelose binnenstad en het OV knooppunt van Twente.
Belangrijke spelers in het gebied zoals bijvoorbeeld Stork Thermeq, Thales en het High Tech Systems Park zorgen ervoor dat de economische aantrekkingskracht van dit gebied onveranderd groot is gebleven. Het komt mede door de optimale bereikbaarheid van Hart van Zuid, waarmee het samen met de Universiteit van Twente, het Kennispark en Technology Base van grote waarde is voor de Hightech regio Twente. Hart van Zuid biedt een unieke plek aan de mensen die hier willen wonen en werken. Het industrieel erfgoed geeft het gebied daarbij een eigen identiteit.
Hart van Zuid biedt ruimte aan eigentijds en toekomstgericht wonen, werken, leren én ontmoeten. Nieuwe gebruikers vinden hun plek in oude panden. Zoals de leerlingen van het ROC van Twente, die hun toekomst smeden in de oude IJzergieterij van Stork. En het voormalige Vereenigingsgebouw van Stork, dat wordt omgetoverd tot brasserie en hotel met goed uitgeruste vergaderfaciliteiten. Met het poppodium Metropool, creatief centrum Oyfo, een winkelcentrum en een skatelandschap in het gebied is er volop gelegenheid voor ontmoeting en ontspanning.
Belangrijke voorzieningen en verbindingen zijn de afgelopen jaren gerealiseerd, er is een solide basis voor de tweede helft van de gebiedsontwikkeling gelegd. Zo is de bereikbaarheid van het gebied Hart van Zuid de afgelopen periode sterk verbeterd. Het Centraal Station heeft zich, met een goed aanbod van openbaar vervoer en goed uitgeruste transferiumvoorzieningen voor auto en fiets, ontwikkeld tot een euregionaal vervoersknooppunt. De nieuwe Laan Hart van Zuid en de nieuwe Boekelosebrug vormen dé verbinding tussen de A35, het Centraal Station Twente en de centrumring van Hengelo.
Vanuit die basis willen we verder bouwen. Een goed en gevarieerd woningbouwprogramma is daarin van groot belang. Want uiteindelijk zijn het de mensen die in het gebied wonen en werken die ervoor gaan zorgen dat het stadsdeel ook echt gaat leven. Hierbij willen we het verschil maken door volop aandacht te geven aan belangrijke thema's als duurzaamheid en slimme toepassingen op het gebied van mobiliteit; vasthouden en uitbouwen van de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het industrieel erfgoed; en het realiseren van aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen.
Hart van Zuid biedt de combinatie van wonen, werken, leren en ontmoeten met een goede bereikbaarheid en ligging nabij de binnenstad. De historische kwaliteiten geven het gebied een eigen identiteit. Hart van Zuid onderscheidt zich hiermee van een 'doorsnee' woonwijk. Dit biedt kansen voor een uniek woonmilieu en trekt daarmee een eigen publiek. Er wordt ingezet op het creëren van een dynamisch woonmilieu met onder meer tot doel de talenten (de urban creators, kenniswerkers en studenten) die de stad van de toekomst vormgeven, hier een woonomgeving te bieden die ze bindt aan Hengelo en aan de regio. Daarnaast biedt het Businessdistrict, gelegen aan het Centraal Station Twente, bij uitstek kansen om als vestigingsplaats verder te ontwikkelen tot hét centrum voor internationaal zakendoen in Twente.
De cruciale opgave voor de komende jaren is het gebied vanuit de (historische) identiteit verder te positioneren als de plek voor eigentijds en toekomstgericht wonen, werken, leren én ontmoeten, waarbij wij ons richten op de komst en het binden van de doelgroep 'urban creator'. Deze is naast de goede woning op zoek naar een specifieke leefomgeving. We investeren daarvoor in ruimtelijke kwaliteit en fysieke opgaven, maar het vraagt op korte termijn vooral ook inzet op de placemaking om de kwaliteit van het gebied verder te laden.
De basis is en blijft het Masterplan Hart van Zuid. Daarin staan de visie en uitgangspunten voor de transformatie van het gebied geformuleerd: 'Hart van Zuid staat voor grootschalige herontwikkeling van 50 hectare binnenstedelijk gebied. Er ontstaat een nieuw dynamisch duurzaam en levendig stadsdeel met een menging aan functies als wonen, werken, onderwijs en recreëren. Nieuwe infrastructuur en een hoogwaardige ingerichte openbare ruimte maken evenzeer onderdeel uit van de plannen' (geactualiseerd Masterplan 2008 en Ontwikkelkaart Hart van Zuid 2020-2030).
Tweede helft Hart van Zuid – woningbouw
De gebiedsontwikkeling Hart van Zuid is gestart aan de tweede helft, samen met marktpartijen. Sinds het najaar van 2018 werken de gemeente Hengelo en marktpartijen samen in de markttafel Hart van Zuid. Dit heeft geleid tot het handelingsperspectief in het najaar van 2019. Met het ondertekenen van dit document in het najaar van 2019, hebben gemeente Hengelo en de grondeigenaren/ marktpartijen in Hart van Zuid hun gedeelde ambitie vastgelegd. Voor alle partijen staat vast dat Hart van Zuid geen 'gewone Hengelose stadswijk' gaat worden. Het doel is om de ontwikkelingen van vandaag zo goed mogelijk in de pas te laten lopen.
Daarbij focussen de partijen zich op de ontwikkeling van een gevarieerd en toekomstbestendig woningbouwprogramma met een stedelijk karakter, met oog voor de geldende marktomstandigheden. Partijen willen een woonmilieu creëren dat nog niet te vinden is in Hengelo waarmee ze het verschil maken, mede omdat er volop aandacht wordt gegeven aan:
- Duurzaamheid en slimme toepassingen op gebied van mobiliteit;
- Vasthouden en uitbouwen van de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het industrieel erfgoed;
- Een gedifferentieerde wijk met aantrekkelijke woningen voor diverse groepen mensen.
2.3 Ruimtelijke Karakteristiek
De Appendage is één van de ontwikkellocaties van Hart van Zuid. In dit deel, onderdeel van de zogenoemde 'fabrieksstrip' wordt ingezet op de realisatie van voorzieningen en bijzondere woonvormen. Deze strip bestaat uit verschillende ontwikkeldelen met elk hun eigen kenmerken. De gemeenschappelijke deler is de grote korrel en stoere architectuur als verwijzing naar het rijke industriële verleden van het gebied.
Laan Hart van Zuid is de nieuwe drager van het gebied, zoals te zien is op de Ontwikkelkaart Hart van Zuid. De ontwikkeling in het plangebied gaat uit van wandvorming langs de Laan Hart van Zuid en de realisatie van grondgebonden woningen als overgang naar de achtergelegen woonwijk. In de volgende afbeelding wordt het ontwikkeldeel de 'fabrieksstrip' schetsmatig weergegeven. De Appendage betreft het meest zuidelijk gelegen ontwikkelgebied, in de afbeelding omzoomd met een rode stippellijn.
Afbeelding: Ontwikkeldeel de 'fabrieksstrip'
2.4 Beschrijving Stedenbouwkundig Plan
De stedenbouwkundige visie voor De Appendage gaat uit van een nieuw stedenbouwkundig bouwblok in de fabrieksstrip van minimaal 3 lagen dat als een robuust blok langs de Laan ligt, wat als één complex wordt ervaren. Aan deze zijde moet sprake zijn van een stevig front met gesloten hoeken en een toegang tot het binnengebied tegenover de oversteek Stelplaats. Het binnengebied krijgt een meer vriendelijke uitstraling en vormt als het ware een groene binnenwereld waaraan gewoond wordt. De oude fabrieksmuur aan de westzijde blijft behouden en vormt de grens met de achterliggende woonpercelen.
De hoofdopzet van het stedenbouwkundig plan bestaat uit twee L-vormige blokken aan de Laan Hart van Zuid. Omdat de L-vormige blokken zowel naar de Laan Hart van Zuid als naar de groene binnenhof zijn gericht, is deze bebouwing alzijdig. De bebouwing op de hoeken wordt geaccentueerd, onder meer door op de hoek Laan Hart van Zuid - Appendage te bouwen in vijf bouwlagen en door verbijzonderingen qua architectuur (zie ook paragraaf 2.5).
Een onderdoorgang vormt de hoofdentree tot de groene binnenhof. De onderdoorgang is geen gat in de bebouwingswand maar behoud de verbinding van de twee "haken" door middel van een contructie/onderdoorgang. Het maakt de verbinding mogelijk (in zicht en route) van buiten naar binnen en van binnen naar buiten. Het houdt ook de verbinding in zich van de twee "haken" en de gevelwand.
Achter de twee L-vormige blokken staan twee losse volumes van grondgebonden eengezinswoningen waarvan de achtertuinen grenzen aan een collectief groene binnenruimte. Het parkeren ten behoeve van de woningen vindt plaats achter deze woningen, aan de zijde van de fabrieksmuur. Tevens wordt aan de zuidzijde van het plangebied een deel ingericht als parkeerterrein. In de volgende afbeeldingen worden de stedenbouwkundige impressies weergegeven van het plan. Benadrukt wordt dat het hier om impressies gaat, het daadwerkelijke ontwerp kan hier op onderdelen van afwijken.
Voor de collectieve groene binnenruimte is het uitgangspunt een groene binnenwereld met minimaal aanwezige bebouwing (enkel de uniforme tuinkasten/-bergingen binnen de bestemming 'Wonen' en enkel lage en mede ontworpen groene erfafscheidingen). Hierbij is het streefbeeld om de privétuinen en de gezamenlijke binnentuin als het ware in elkaar over te laten lopen zonder dat sprake is van een harde scheiding tussen beide. Het oprichten van meer (vergunningsvrije) bouwwerken doet afbreuk aan de kwaliteit en de uitstraling die met deze 'gezamenlijke groene binnenwereld' wordt nagestreefd en is om die reden niet gewenst.
In de volgende afbeeldingen worden de stedenbouwkundige impressies weergegeven van het plan. Benadrukt wordt dat het hier om impressies gaat, het daadwerkelijke ontwerp kan hier op onderdelen van afwijken.
Afbeelding: Stedenbouwkundige impressie, vogelvlucht naar het noorden
Afbeelding: Stedenbouwkundige impressie, vogelvlucht naar het zuiden
2.5 Beeldkwaliteit
Omdat de criteria uit de geldende welstandsnota niet passend zijn voor de ontwikkeling die in het gebied wordt nagestreefd, is voor de herontwikkeling van De Appendage is een separate beeldkwaliteitsparagraaf opgesteld. Uitgangspunt voor deze ontwikkeling is bebouwing met een 'stoere' uitstraling die past bij de industriële sfeer die hier wordt nagestreefd. De bebouwing kent een samenhangende en eenduidige uitstraling en de hoeken en de hoofdentree worden geaccentueerd. Hierna zijn enkele referentiebeelden opgenomen die een beeld geven van de beeldkwaliteit die wordt nagestreefd.
Afbeelding: Referentiebeelden industriële uitstraling bebouwing
Afbeelding: Referentiebeelden samenhangende en eenduidige uitstraling bebouwing
In tegenstelling tot de wand langs de Laan Hart van Zuid moet het binnengebied een vriendelijke groene uitstraling krijgen. Een groene binnenwereld waar gewoond wordt aan een collectieve binnenhof. Enkele referentiebeelden van wat hiermee wordt bedoeld worden hierna weergegeven.
De parkeerstrip aan de westzijde van het plan draagt voor een groot deel de parkeercapaciteit van het plan. De aanwezige tuinmuur biedt een industriële sfeer die in de openbare ruimte verder wordt verwerkt en versterkt. Hiermee krijgt de parkeerstrip een groene kwaliteit en uitstraling.
Het verhoogde maaiveld vormt één van de belangrijke kenmerken in de openbare ruimte. Hierdoor onderscheidt het woongebied zich van de drukte van de Laan. Het verhoogde maaiveld wordt met zorg vormgegeven zodat een unieke groene binnenhof ontstaat met een specifieke woonkwaliteit.
Afbeelding: Voorbeelden uitstraling binnenhof
2.6 Verkeer En Infrastructuur
In de huidige situatie is geen verkeersinfrastructuur aanwezig binnen het plangebied. Ook heeft de huidige functie geen verkeersaantrekkende werking en parkeervraag.
2.6.1 Bereikbaarheid
Het plangebied wordt voor gemotoriseerd verkeer ontsloten via de Appendage. De Appendage biedt via de Laan hart van Zuid een directe ontsluiting op het hoofdwegennet van Hengelo. Door fietsverkeer en voetgangers is het plangebied ook direct vanaf de Laan hart van Zuid bereikbaar.
Op circa 50 meter vanaf de het plangebied is een bushalte aanwezig die hoogfrequent wordt bediend door hoogwaardig openbaar vervoer. Het plangebied is hierdoor tevens goed bereikbaar per openbaar vervoer.
2.6.2 Parkeren
Binnen het plangebied worden in totaal 68 woningen gerealiseerd. Het betreft 8 goedkope woningen, 38 midden-dure woningen en 22 dure woningen.
Volgens de parkeernormen uit de Nota Autoparkeren Hengelo gelden voor deze functies op deze locatie de volgende normen:
- Woningen goedkoop: 1,4 parkeerplaats per woning;
- Woningen midden-duur: 1,5 parkeerplaats per woning;
- Woningen duur: 1,6 parkeerplaats per woning.
Op basis van het woonprogramma en bovenstaande parkeernormering dienen minimaal 104 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen worden volledig in de openbare ruimte binnen het plangebied gerealiseerd.
Aan de zuidzijde en westzijde van het plangebied worden haakse parkeerplaatsen gerealiseerd in een nieuw aan te leggen woonstraat. Deze woonstraat is autoluw, doordat deze doodlopend is voor autoverkeer. Aan de noordzijde van het plangebied worden haakse parkeerplaatsen toegevoegd die direct op de Appendage worden ontsloten.
2.7 Wonen
Met de ontwikkeling wordt voorzien in 68 woningen, 33 grondgebonden woningen en 35 appartementen. De grondgebonden woningen kunnen zowel worden verkocht als verhuurd. De appartementen zijn uitsluitend voor verhuur bestemd. De Appendage kan voorzien in een goede mix van woningen door zijn flexibele, gedifferentieerde en stedelijke programma. De Appendage is een plek waar de doelgroep de dynamische stedeling zijn plek zal vinden: wonen in een kwalitatief hoogwaardig stedelijke omgeving. De bovengenoemde doelgroep laat zich omschrijven als de dynamische stedeling. Leeftijd, achtergrond en inkomensverschillen, maar delen dezelfde leefstijl. De verscheidenheid zal De Appendage versterken en identiteit geven.
2.8 Water
Binnen het plangebied komt geen oppervlaktewater voor. Aan de overzijde van de Laan Hart van Zuid bevindt zich de Balktsbeek. In de nieuwe situatie wordt ook geen nieuw oppervlaktewater gerealiseerd in het plangebied. In paragraaf 4.1 wordt beschreven hoe wordt omgegaan met de waterhuishouding in het plangebied.
2.9 Groen
In de voorgaande paragrafen is de nieuwe situatie aan de hand van het stedenbouwkundig plan al beschreven. Tevens is inzicht gegeven in de beeldkwaliteit van de openbare ruimte. Voornaamste groenelement in het plangebied betreft de collectieve groene binnenhof. Deze groene binnenhof is een gemeenschappelijke groene hof voor de bewoners van De Appendage. De exacte inrichting van de binnenhof is momenteel nog niet bekend, dit wordt in een later stadium nader uitgewerkt. Wel is het uitgangspunt voor deze collectieve groene binnenhof dat er minimale bebouwing aanwezig mag zijn.
Overige groenelementen in het plangebied bestaan uit bomen en gazon als overgang van het bebouwde deel naar het verharde parkeerterrein. Ook op het parkeerterrein is ruimte voor de nodige groenelementen. De afbeeldingen in paragraaf 2.4 geven een beeld van de wijze waarop groen een plaats moet gaan krijgen binnen De Appendage.
Hoofdstuk 3 Relevant Beleid
Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie
In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vastgesteld op 11 september 2020, geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI biedt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, daarbij moet gedacht worden aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen en geeft het richting op de vier prioriteiten; ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio’s en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.
3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
3.1.4 Nationaal Waterplan 2016-2021
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) geeft het integrale kader voor het waterbeleid van het Rijk voor de komende zes jaar en geeft uitvoering aan de Europese richtlijnen voor waterkwaliteit, de mariene strategie en de overstromingsrisico's. De Stroomgebiedbeheerplannen, het Programma van maatregelen mariene strategie, de Beleidsnota Noordzee en de Overstromingsrisicobeheerplannen maken onderdeel uit van het NWP2. Met het NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij wordt gestreefd naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Er is voor dit bestemmingsplan een watertoets uitgevoerd waarmee het bestemmingsplan in overeenstemming met dat beleid is opgesteld (zie paragraaf 4.1).
3.1.5 Toetsing van het plan aan het rijksbeleid
De ontwikkeling waarin dit plan voorziet past binnen de in de NOVI opgenomen langetermijnvisie en de in het Barro geborgde rijksbelangen.
Met dit bestemmingsplan worden in totaal 68 woningen mogelijk gemaakt. Hiermee is sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel is de provinciale visie voor de fysieke leefomgeving van Overijssel en heeft een wettelijke basis in het omgevingsrecht. In de omgevingsvisie bekijkt de provincie onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang met een duurzame ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. 'Rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in Overijssel zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
De 'Omgevingsverordening Overijssel' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
3.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe.
Afbeelding: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
3.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie Overijssel
3.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid
Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)
Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:
- 1. Versterking van de economische structuur;
- 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
- 3. De sociale opgave;
- 4. Het landschap de stad in;
- 5. Ruimtelijke kwaliteit.
3.3.2 Masterplan en actualisatie ruimtelijke kaders in Ontwikkelkaart Hart van Zuid
3.3.3 Woonvisie Hengelo 2016-2026
De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Welbions en huurdersvereniging Ookbions zijn nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met Welbions.
Afbeelding: Pijlers onder de Woonvisie 2016-2026
Het woningbouwprogramma, dat regelmatig door het college van Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld, is een nadere uitwerking van het woonbeleid. Het woningbouwprogramma kijkt steeds tien jaar vooruit en geeft inzicht in de woningbouwplannen die de gemeente in deze periode wil realiseren. Het college heeft op 30 juni 2020 het woningbouwprogramma 2020 vastgesteld. Dit woningbouwprogramma heeft een looptijd van tien jaar en beslaat de periode 2020-2029. Hengelo kent een aanzienlijke binnenstedelijke opgave, met name gericht op de binnenstad en Hart van Zuid.
Op 14 april 2021 is de Woonagenda 2021-2030 vastgesteld. De woonagenda is een aanvulling op de huidige Woonvisie en woningbouwprogrammering waar door middel van doelgroeponderzoek door adviesbureau Tellers en Benemoers is aangetoond dat er in Hengelo een aanvullende behoefte bestaat voor bepaalde doelgroepen. Uit paragraaf 3.1.3 blijkt dat de woningbouwontwikkeling De Appendage aansluit op het beleid en de besluitvormingen van de gemeente Hengelo alsmede het beleid van de provincie. Binnen de gemeente wordt gestreefd naar voldoende diversiteit in (stedelijke) woonmilieus, dynamiek in woningvoorraad, betaalbaar wonen en het langer zelfstandig thuis wonen. De ontwikkeling op de Appendage vult de criteria van het kwalitatief afwegingskader positief aan en past binnen het gemeentelijk woonbeleid.
3.3.4 Nota Archeologie 2010
Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.
Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.
Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.3.
3.3.5 Erfgoedverordening (2018)
Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.
Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.
De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op het aspect erfgoed.
3.3.6 Groenplan Hengelo 2015
Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.
De groenstructuur die de Laan Hart van Zuid begeleidt is aangemerkt als onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Deze groenelementen liggen buiten het plangebied en de ontwikkeling doet hier geen afbreuk aan.
3.3.7 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)
Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Rioleringsplan 2018-2022 (GRP) vastgesteld. In het GRP is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidsmaatregelen zoals beekherstel, subsidie voor afkoppelen van hemelwater van de gemengde riolering, subsidie voor de aanleg van groene daken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige neerslag). In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook onderzocht of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van een kunststof kous. Het rioolvervangingsplan is meer risico gestuurd. Hierbij worden de onderhoudsinspanningen gestuurd op de gevolgen van schade.
In het GRP zijn ook voorstellen gedaan voor de invulling van de gemeentelijke grondwaterzorgplicht. Bij grondwateroverlast wil de gemeente meewerken aan oplossingen. Ook wil de gemeente een duidelijk aanspreekpunt zijn voor burgers en bedrijven betreffende de grondwaterproblematiek.
De wijze waarop, conform het GRP, wordt omgegaan met afvalwater, hemelwater en grondwater is verwoord in paragraaf 4.1.
3.3.8 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)
In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:
- Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
- Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
- Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).
De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.
De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.
Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:
- 1. Centraal station Hengelo;
- 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
In paragraaf 2.6 is al ingegaan op de wijze waarop de woningbouwontwikkeling De Appendage wordt aangesloten op de bestaande verkeersstructuur. De verkeersstructuur in de omgeving wijzigt niet met dit plan.
3.3.9 Nota Autoparkeren (2008-2012)
3.3.10 Welstandsnota
Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.
Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.
Voor de ontwikkeling van De Appendage is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In paragraaf 2.5 is hier beknopt op ingegaan. Het beeldkwaliteitsplan heeft tot doel om de ruimtelijke kwaliteit in het gebied te bewaken door de nieuwbouwplannen aan dit nieuwe welstandskader te toetsen. Het beeldkwaliteitsplan kent een separate procedure en zal door de gemeenteraad als nieuw welstandskader voor het plangebied worden vastgesteld.
3.3.11 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)
De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:
- Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
- Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
- Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
- Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.
De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.
Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.
In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de milieu-aspecten waaronder het onderdeel geluid.
3.3.12 Bodembeleid
De (milieuhygiënische) bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste bestemming. De eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld verschillen per bestemming. Voor Wonen gelden bijvoorbeeld strengere normen dan voor Industrie. Een bodemverontreiniging hoeft niet altijd belemmerd te zijn voor het opnemen van een (woon)bestemming en het is niet nodig om elke bodemverontreiniging weg te nemen.
Op grond van (bedrijfs)activiteiten in het verleden kan een locatie verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Voor de totstandkoming van een bestemmingsplan worden de verdachte locaties geïdentificeerd en wordt geïnventariseerd of er (aanvullend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Na vaststelling van het bestemmingsplan kan een bodemonderzoek nog wel nodig zijn bij het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Het Hengelose bodembeleid is afgestemd met andere Twentse gemeenten en richt zich op behoud van de goede bodemkwaliteit in de regio. Dit beleid is beschreven in de Nota bodembeheer. De bodemkwaliteitsnormen zijn afgestemd op de locatiespecifieke kenmerken in Hengelo en zijn onderverdeeld in de klassen: Schoon, Wonen met tuin, Stedelijk wonen, Tuindorp en Industrie. Voor elke klasse zijn lokale maximale waarden bepaald die vastliggen in de bodemkwaliteitskaart. De bodemkwaliteitskaart geldt net als meer verordeningen ed naast het bestemmingsplan (voor grondverzet met name).
In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de milieu-aspecten waaronder het onderdeel bodem.
3.3.13 Actieplan Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021
Algemeen
Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.
Afbeelding: Nieuwe Energie Hengelo
Hengelose doelstellingen
- 2% jaarlijkse energiebesparing;
- 45% bestaande koopwoningen gemiddeld naar energielabel B;
- 100% energieneutraal in 2050.
Klimaatadaptatie
Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan klimaatadaptatie. In het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.
3.4 Conclusie
Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Watertoets
Voor de ontwikkeling van de woningbouwlocatie is een waterhuishoudingsplan gemaakt. In dit waterhuishoudingsplan, opgenomen als bijlage 1 bij deze toelichting, is de toekomstige waterhuishouding en riolering op hoofdlijnen beschreven. Het waterschap Vechtstromen is in een vroegtijdig stadium nauw betrokken geweest bij het opstellen van dit plan.
Voor de waterhuishouding en de riolering zijn een aantal uitgangspunten vastgesteld.
- Het hemelwater wordt gescheiden afgevoerd van het vuile water en wordt vertraagd afgevoerd naar de Balktsbeek;
- Er dient 30 mm waterberging in het plangebied te worden gerealiseerd;
- De afvoer van het hemelwater vindt plaats naar de Balktsbeek middels de bestaande 3x315 mm buizen onder de Laan Hart van Zuid;
- Droogweerafvoer wordt afgevoerd op het bestaande gemengde stelsel of op het bestaande afvalwaterriool en heeft een diameter van 250 mm (DWA);
- De waterberging wordt aangelegd op openbaar terrein;
- Wadi's worden niet toegepast vanwege ruimtegebrek en het risico op het verder verspreiden van bodemverontreinigingen door infiltratie van hemelwater;
- Er mag geen wateroverlast optreden bij een bui van 80 mm/uur;
- Er mag geen infiltratie van hemelwater plaatsvinden, afgezien van het zuidelijk deel waar minder verontreinigingen aanwezig zijn;
- (Gedeeltelijke) afvoer van hemelwater kan ook via het gescheiden stelsel in de Appendage;
- Afvoer van hemelwater kan als noodvoorziening ook via het IT riool in de Ottoweg.
In het plangebied wordt 8.360 vierkante meter aan verhardingen gerealiseerd (straten, parkeervakken, daken). Bij een vereiste waterberging van 30 mm betekent dat een bergingsvolume van 251 kubieke meter. Om deze waterberging te realiseren zijn in overleg met gemeente en waterschap Vechtstromen meerdere varianten doorgesproken en berekend. Voor de afweging van de verschillende varianten wordt verwezen naar het waterhuishoudingsplan (definitieve versie d.d. 20 augustus 2021).
Gekozen is voor waterberging in de vorm van een krattensysteem. Het zuidelijk hemelwaterstelsel water af op waterbergingskratten onder de verharding. De daken van alle woningen, het centrale deel tussen de woningen en de verhardingen in het zuidelijk deel worden hierop aangesloten. Het krattensysteem is voorzien van een knijpconstructie ,waarmee water niet direct wegstroomt uit het systeem, en een nood overstort. Bij piekbuien kan de berging vollopen en treedt de overstort in werking waarbij de berging onder vrij verval afwatert op de Balktsbeek middels drie duikers onder de Laan Hart van Zuid. Aan de zuidkant bevindt zich tevens een nood overstort die afwatert op het infiltratieriool in de Ottoweg. Het noordelijk HWA stelsel watert af op het bestaande HWA stelsel in de Appendage.
Uit berekening van het functioneren van het rioolstelsel in de omgeving blijkt dat de stelsels in de directe omgeving voldoende capaciteit hebben en hier geen ernstige wateroverlast optreedt. Voor het plangebied wordt geen wateroverlast verwacht door afstromend water vanuit de omgeving. De woningen welke hoger worden aangelegd en zijn goed beschermd tegen wateroverlast. Voor de lager gelegen verhardingen kan bij hevige regenval kortdurend water op straat optreden. Dit zal naar verwachting niet leiden tot ernstige overlast.
Het vuilwaterstelsel (DWA) voert af via het gescheiden stelsel (DWA) in de Appendage.
In het kader van de watertoets heeft vroegtijdige afstemming met het waterschap Vechtstromen plaatsgevonden. Het waterschap kan instemmen met het waterhuishoudingsplan.
4.2 Ecologie
De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.
De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.
Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.
In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.
Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.
4.2.1 Gebiedsbescherming
4.2.2 Soortenbescherming
Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort. Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.
De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.
In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.
- Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen;
- Een omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning;
- Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
4.2.3 Conclusie
De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
4.3 Archeologie En Cultuurhistorie
4.3.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.
4.3.2 Archeologische verwachting
Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 3.3.4. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in de volgende afbeelding.
Afbeelding: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde
Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.
Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2 , waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.
4.3.3 Archeologie in het plangebied
4.3.4 Cultuurhistorische waarden
Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied, en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.
Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht moeten worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en om dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.
De resultaten van de inventarisatie worden gewogen, om een antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.
De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.
4.3.5 Cultuurhistorie in het plangebied
4.4 Milieu
4.4.1 Bedrijven en milieuzonering
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dienen de ontwikkelingsbehoeften en belangen integraal te worden afgewogen: welke ruimtelijke behoeften worden bij voorkeur waar en op welke wijze ingevuld. Milieuzonering is daarbij één van de hulpmiddelen. In de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" een uitgave van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (editie 2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten milieubelastende activiteiten aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van milieugevoelige activiteiten. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Het waar nodig scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
- het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
4.4.2 Bodem
In het kader van het bestemmingsplan voor het ontwikkelgebied De Appendage is een bodemtoets uitgevoerd. Het ontwikkelgebied is gelegen aan de westzijde van Laan Hart van Zuid en ten zuiden van het WC Esrein te Hengelo. Het betreft de kadastrale perceel D15476 (13.975 m2). De bestemming van de bovenvermelde percelen wordt gewijzigd van bedrijven naar de bestemmingen 'Wonen', Tuin' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Binnen het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Op basis van het meest recente bodemonderzoek (Actualiserend bodemonderzoek voormalig terrein EMGA-zuid aan de Laan Hart van Zuid in Hengelo; Ortageo; 211701/R01; 20 april 2020, opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting van dit bestemmingsplan) kan de conclusie worden getrokken dat er op het terrein meerdere bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Er is sprake van een ernstig, historisch geval van bodemverontreiniging.
Voorafgaand aan de bestemmingswijziging zal de locatie geschikt moeten worden gemaakt voor het beoogde gebruik. Voor de ingebruikname zal een bodemsanering moeten worden uitgevoerd. Op basis van het actualisatie onderzoek en het beschikte Raamsaneringsplan voormalig terrein EMGA Zuid in Hengelo (Ortageo; 212741/R03; 29 juni 2021) kan worden verwacht dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Voor aanvang van het gewijzigde gebruik zal het bevoegd gezag Wet bodembescherming moeten instemmen met de uitgevoerde sanering (beschikking op evaluatierapportage).
In de grondexploitatie (GREX-raming) welke voor deze ontwikkeling is opgesteld is rekening gehouden met de uitvoering van de benodigde sanering. Op basis van de beschikbare gegevens wordt verwacht dat het plan vanuit bodemsaneringsperspectief financieel haalbaar is.
4.4.3 Geluid
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder. De Wet stelt normen voor industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Luchtvaartlawaai is niet in de Wet geluidhinder, maar in de Luchtvaartwet geregeld.
In en krachtens de Wet geluidhinder zijn wettelijke zones vastgesteld rond industrieterreinen, wegen en spoorwegen. Als bij een nieuw bestemmingsplan of bij een bestemmingsplanwijziging een nieuwe geluidgevoelige bestemming wordt gerealiseerd binnen een wettelijke zone, moet daarbij de geluidgrenswaarde volgens de Wgh in acht worden genomen. De Wet geluidhinder toetst plannen op geluidbelastingen aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen of aan de rand van de locatie waarbinnen het realiseren van dergelijke bestemmingen mogelijk is. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn o.a.:
- woningen;
- scholen, onderwijsinstellingen en kinderdagverblijven;
- ziekenhuizen en verpleeghuizen;
- andere gezondheidszorggebouwen;
- geluidsgevoelige terreinen.
De Wet geluidhinder kent per geluidbron een voorkeursgrenswaarde en een maximaal toelaatbare waarde. Uitgangspunt van de Wgh is dat bij een geluidgevoelige bestemming wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, daartoe moeten zonodig geluidbeperkende voorzieningen worden getroffen. Op grond van artikel 110a Wgh hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid een hogere grenswaarde vast te stellen tot ten hoogste de maximaal toegestane waarde. Een hogere waarde dan de maximale ontheffingswaarde is wettelijk niet mogelijk. De restricties en voorwaarden waaronder een hogere waarde kan worden vastgesteld, zijn vastgelegd in de nota geluid van de gemeente Hengelo zoals vastgesteld op 10 februari 2009 (en herzien in 2015). In deze nota wordt gesproken over een goed woon- en leefklimaat. Een goed woon- en leefklimaat betekent voor het aspect geluid niet voor alle delen van Hengelo hetzelfde. Bewoners van de binnenstad of van een bedrijfswoning op een bedrijventerrein zullen andere verwachtingen hebben dan bewoners van specifieke woongebieden. Om die reden zijn in de geluidnota gebiedstypen onderscheiden en wordt per gebiedstype een passende bescherming tegen overmatige geluidbelasting geboden. In Hengelo zijn vijf gebiedstypen onderscheiden:
- wonen;
- binnenstad en winkelgebieden;
- industrie en bedrijven;
- verkeerszones;
- buitengebied en stadsparken.
Per gebiedstype zijn ambitie- en plafondwaarden vastgesteld. De ambitiewaarde is het geluidniveau dat wordt nagestreefd. De plafondwaarde is het maximale niveau dat onder voorwaarden kan worden toegestaan. In de nota geluid zijn de gebiedstypen en ambitie- en plafondwaarden opgenomen.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet in beginsel aan de ambitiewaarde voor het gebiedstype worden voldaan. Daartoe moet, zo nodig, eerst worden nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de geluidemissie bij de bron (bv. stil asfalt) terug te dringen. Als dat niet mogelijk is of onvoldoende resultaat geeft, moet worden onderzocht of in de overdracht maatregelen mogelijk zijn (verder van de (spoor)weg bouwen, geluidsschermen plaatsen e.d.). Als ook overdrachtsmaatregelen onvoldoende effect hebben of niet mogelijk zijn, kan onder voorwaarden een hogere waarde tot maximaal de plafondwaarde worden toegestaan.
4.4.4 Luchtkwaliteit
De belangrijkste regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit is opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm) en de bijbehorende maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Dit wettelijke stelsel wordt ook wel de Wet Luchtkwaliteit genoemd. In de wet zijn de EU-richtlijnen met betrekking tot de luchtkwaliteit geïmplementeerd.
Het bevoegd gezag dient bij bepaalde gevallen bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten en bij het verlenen van vergunningen de luchtkwaliteit mee te nemen in de besluitvorming. Hierbij dient te worden nagegaan wat de gevolgen zijn voor de luchtkwaliteit. Als aan één of meer van onderstaande motiveringsgronden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan is luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan.
- Het project leidt niet tot overschrijdingen van de grenswaarden;
- Het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- Het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtkwaliteit;
- Het project is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
Projecten die de luchtkwaliteit niet in betekenende mate (NIBM) verslechteren worden niet meer getoetst aan de grenswaarden en kunnen zonder meer doorgang vinden. De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen). Projecten die de concentratie NO2 of fijnstof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 ìg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 1% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg.
4.4.5 Externe veiligheid
Externe veiligheid omvat het beheersen van de risico's voor de omgeving door de productie, de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen (binnen bedrijven) en door het transport van gevaarlijke stoffen (via wegen, waterwegen, spoorwegen en buisleidingen). De externe veiligheidsrisico's worden bepaald enerzijds door de mogelijke effecten die een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan hebben en anderzijds door de kans dat een calamiteit optreedt.
De normering voor de externe veiligheid rond bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normering voor de externe veiligheid langs rijkswegen en spoorwegen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Voor buisleidingen is de normering voor externe veiligheid vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (Bevb).
4.4.6 (Radar)Obstakel- en verstoringsgebieden
Het plangebied ligt binnen het radarverstoringsgebied van het radarstation Twente en binnen het gebied waar op grond van het luchthavenbesluit Twente Airport beperkingen gelden in verband met de vliegveiligheid:
- Op grond van artikel 2.4. van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (bouwbeperking radarverstoringsgebieden) geldt een hoogtebeperking bepaald door een denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf de top van de radarantenne oplopend met 0,25 graden. Voor de punt van het Hengelose grondgebied dat het dichtst bij het radarstation ligt, betekent dat een bouwhoogte van maximaal 88 meter boven NAP. Voor verder weg gelegen delen geldt uiteraard een grotere maximale bouwhoogte.
- In bijlage V-6A (kaartdelen 1 en 2) van het luchthavenbesluit zijn opgenomen de maximale bouwhoogtes die moeten worden aangehouden in verband met de vliegveiligheid (de Obstakel Limitatieve Vlakken). De hoogtebeperkingen betreffen 80 meter boven NAP in het deel van het Hengelose grondgebied dat het dichtst bij het vliegveld ligt tot 185 meter in verder weg gelegen delen.
- In bijlage V-6B (kaartdelen 1 en 2) van het luchthavenbesluit zijn opgenomen de maximale bouwhoogtes die moeten worden aangehouden in verband met de naderings- en vertrekroutes (obstakelvlakken voor nadering en vertrekroutes). Deze gebieden beslaan slechts een beperkt deel van het Hengelose grondgebied en geven in die delen een beperking van de bouwhoogte van 80 tot 180 meter boven NAP.
Het plan laat geen bouwhoogte toe welke in strijd is met de hoogtebeperkingen vanwege de vliegveiligheid en de aanwezigheid van de radar.
4.4.7 Besluit milieueffectrapportage
Volgens het Besluit milieueffectrapportage dient voor activiteiten van onderdeel D te worden bepaald, of er ten gevolge van de voorgenomen activiteit sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. In relatie met woningbouw is categorie D11.2 uit het Besluit milieueffectrapportage van belang: "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsplan met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen". Er is hier sprake van vormvrije m.e.r.-beoordeling, omdat de drempelwaarden van deze categorie D11.2 uit het Besluit milieueffectrapportage niet worden overschreden.
In de Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling, opgenomen als bijlage 9 bij deze toelichting, wordt ingegaan op de gevolgen van dit plan voor het milieu. Zoals uit de aanmeldnotitie blijk, heeft het plan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu tot gevolg waardoor het maken van een milieueffectrapport voor de besluitvorming over het plan niet nodig is. Voor een nadere toelichting op deze conclusie wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage.
4.5 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 3.1.6 lid 1 sub f Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een bestemmingsplan de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn toegelicht. Daaronder wordt ook de financiële uitvoerbaarheid begrepen.
Het plangebied ligt binnen de exploitatiegrenzen van de grondexploitaties van Hart van Zuid en was volledig in bezit van de gemeente Hengelo. Inmiddels zijn de grond voor deze ontwikkeling weer overgedragen aan de initiatiefnemer. De grondexploitaties van Hart van zuid worden gedekt door een voorziening. De grondexploitaties zijn op 7 juli 2021 vastgesteld door de gemeenteraad.
De ruimtelijke mogelijkheden van het onderhavige bestemmingsplan kunnen uitgevoerd worden binnen de actuele financiële kaders van de grondexploitaties van Hart van Zuid en de daarvoor getroffen voorziening.
Kostenverhaal is niet aan de orde, zodat geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld. Alle werkzaamheden zijn uitvoerbaar binnen de planperiode van 10 jaar. De (financiële) uitvoerbaarheid is daarmee voldoende onderbouwd.
Hoofdstuk 5 Het Bestemmingsplan
5.1 Uitgangspunten
In de voorgaande hoofdstukken is de herontwikkeling van het plangebied beschreven. Deze ontwikkeling krijgt zijn juridische vertaling in het onderhavige bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plangebied geregeld. Het bestemmingsplan geeft aan voor welke doeleinden gronden zijn bestemd.
5.2 Het Digitale Bestemmingsplan
Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.
5.3 Planopzet
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
5.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
5.3.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.
5.3.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.
5.3.4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.
5.4 Handhaving Van Het Plan
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
5.5 Inspraak, Vooroverleg En Verder Verloop Van De Procedure
5.5.1 Inspraak
In de Inspraakverordening van de gemeente Hengelo is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. In dit geval wordt geen voorontwerp bestemmingsplan voor inspraak ter inzage gelegd.
5.5.2 Vooroverleg en zienswijzen
Vooroverleg
Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invulling van het gebied, is vooroverleg gevoerd met de provincie, het waterschap Vechtstromen en de Gasunie. De provincie heeft aangegeven dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid en ziet geen belemmeringen wanneer het bestemmingsplan verder in procedure wordt gebracht. Het waterschap en de Gasunie hebben geen noodzaak gezien om in het kader van het vooroverleg een reactie te geven.
Zienswijzen
Na voorafgaande publicatie in het Hengelo's Weekblad en de Staatscourant heeft het ontwerp bestemmingsplan De Appendage, gelijktijdig met het ontwerp beeldkwaliteitplan De Appendage, van 15 december 2021 tot en met 25 januari 2022 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn drie schriftelijke zienswijze ingediend tegen het ontwerp bestemmingsplan. In de 'Nota zienswijzen - Ontwerp bestemmingsplan De Appendage' is de inhoud van de zienswijzen verkort weergegeven en van commentaar voorzien.
5.5.3 Verder verloop van de procedure
Conform de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:
- 1. het bestemmingsplan wordt gezamenlijk met de ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan vast;
- 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.
Bijlage 1 Waterhuishoudingsplan
Bijlage 1 Waterhuishoudingsplan
Bijlage 2 Stikstofonderzoek
Bijlage 3 Memo Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 3 Memo bedrijven en milieuzonering
Bijlage 4 Bodemonderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Memo Luchtkwaliteit
Bijlage 7 Advies Brandweer
Bijlage 8 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 8 Onderzoek externe veiligheid