KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Van Toepassing Verklaring
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 3
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
Artikel 10 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 11 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Lijst Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 2 Kappenkaart
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Uitgangspunten En Doel
1.3 Bij Dit Plan Behorende Stukken
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Ladder Duurzame Verstedelijking
2.2 Omgevingsverordening (2017) En Rwp (2017)
2.3 Woningmarkt Kampen In Balans (2016 En 2017)
Hoofdstuk 3 Onderzoek
3.1 Algemeen
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Inleiding
Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg
6.1 Vooroverleg
6.2 Zienswijzen
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Zienswijzereactienota
Bijlage 2 Verbeelding In Pdf-formaat

Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan)

Bestemmingsplan - Gemeente Kampen

Vastgesteld op 06-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan) met identificatienummer NL.IMRO.0166.00991224-VB02 van de Gemeente Kampen.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.4 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.5 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Artikel 2 Van Toepassing Verklaring

De regels in dit bestemmingsplan zijn van toepassing en aanvullend op de hieronder opgenomen bestemmingsplannen:

plannaam vaststelling raad IMRO-idn
Binnenstad 12-07-2012 NL.IMRO.0166.00991040-VB01
IJsselmuiden-West 31-05-2012 NL.IMRO.0166.00991039-VB01
IJsseldelta-Zuid 12-12-2013 NL.IMRO.0166.00991013-OH02
Woonwijken Kampen 21-07-2011 NL.IMRO.0166.00991024-VB01

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, met dien verstande dat:
    1. 1. de vloeroppervlakte bij onzelfstandige woonruimte ten minste 15 m² en bij zelfstandige woonruimte ten minste 60 m² bedraagt, of de bestaande oppervlakte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, dan wel
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding ´maximum aantal wooneenheden´ het aangegeven aantal woningen ter plaatse is toegestaan;
  2. b. indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de begane grondlaag van gebouwen:
    1. 1. atelier, galerie en museum;
    2. 2. kantoren;
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen;
    4. 4. dienstverlening;
    5. 5. horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met horecacategorie 2’;
    6. 6. activiteiten zoals genoemd in ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit'.
  3. c. Indien het functies betreffen die worden uitgeoefend op de verdiepingen van gebouwen:
    1. 1. horecabedrijven in de zin van een hotel en/of pension ten dienste van en in directe relatie met een op de begane grond gevestigd horecabedrijf;
    2. 2. opslag ten behoeve van de op de begane grond gevestigde functie,

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van:

  1. a. de begane grond voor horeca, voor zover niet toegestaan op grond van lid 3.1;
  2. b. de verdiepingen voor de functie atelier, galerie, museum, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;
  3. c. de gronden voor bed & breakfast;
  4. d. de gronde voor beroep en bedrijf aan huis en het uitvoeren van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 1. lid 3.4 onder a ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de begane grondlaag betreft, ten behoeve van horecabedrijven zoals genoemd in categorie 1 en 2;
    2. 2. lid 3.4 onder b ten behoeve van het wijzigen van het gebruik van de gronden, voor zover het de verdiepingen betreffen, ten behoeve van atelier, galerie en museum, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;
    3. 3. lid 3.4 onder c en d ten behoeve van het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:
      • ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in , dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;
      • behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;
      • behoudens bed & breakfast, is horeca niet toegestaan;
      • het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
      • het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
      • de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.
  2. b. De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeers- en parkeersituatie;
    4. 4. de sociale veiligheid;
    5. 5. de fysieke en externe veiligheid;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. erf;
  3. c. parkeervoorzieningen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten en pleinen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. bruggen en tunnels ten dienste van langzaam verkeer;
  4. d. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. fietsenstallingen, abri's, straatmeubilair en dergelijke;
  8. h. speel- en verblijfsvoorzieningen;
  9. i. markt en standplaatsen ter plaatse van de aanduiding ‘markt'.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden naast of in de directe nabijheid van een horeca- of detailhandelgelegenheid voor het gebruik als terras.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3 onder a voor het gebruik van gronden ten behoeve van een terras, mits de gronden zijn gelegen naast of in de directe nabijheid van een horeca- of detailhandelgelegenheid.
  2. b. De in sub a genoemde afwijking wordt slecht verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    6. 6. de fysieke en externe veiligheid;
    7. 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
    1. 1. voor het toestaan van het gebruik van gronden als markt of standplaats ten behoeve van een markt door de functieaanduiding ‘markt’ aan de gronden te geven.
  2. b. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in sub a genoemde wijzigingen vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    6. 6. de fysieke en externe veiligheid;
    7. 7. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen:
    1. 1. van ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ naar ‘Tuin’ of 'Wonen' zonder bouwvlak in het geval van eigendomsoverdracht van de grond, waardoor het openbare karakter van de groenvoorziening verdwijnt. Aan de wijziging wordt geen toepassing gegeven wanneer de wijziging nadelige invloed heeft op eventueel aanwezige ondergrondse infrastructuur.
  2. b. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in sub a genoemde wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de fysieke en externe veiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 6 Wonen

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in grondgebonden woningen;
  2. b. wonen in gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld',

met daarbij behorende bouwwerken, tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.1 onder d, met dien verstande dat ten behoeve van de bouw van een rijenwoning tot in de perceelsgrens mag worden gebouwd;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.1 onder e ten behoeve van het toestaan van afwijkende dakvormen, mits toepassing van deze afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.2onder a, met dien verstande dat:
    1. 1. bij woningen met een bouwperceel tot en met 320 m² een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² is toegestaan;
    2. 2. bij woningen met een bouwperceel groter dan 320 m² een maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 25% van de oppervlakte van het bouwperceel is toegestaan tot een maximum van 150 m²;
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 6.2.2 onder b, met dien verstande dat ten behoeve van een opbouw de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag worden vergroot tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1,5 m;
  5. e. Een omgevingsvergunning op grond van de leden a tot en met d wordt slechts verleend, wanneer geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de fysieke en externe veiligheid;
    6. 6. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  1. a. van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  2. b. van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsactiviteiten.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4 voor het gebruik van woningen met bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, wanneer aan de volgende regels wordt voldaan:

  1. a. ten hoogste 25% van de aanwezige vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 40 m², mag worden aangewend ten behoeve beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als genoemd in de lijst beroep en bedrijf aan huis zoals opgenomen in Bijlage 1, dan wel beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in deze lijst genoemde activiteiten;
  2. b. behoudens productiegebonden detailhandel, is detailhandel niet toegestaan;
  3. c. behoudens Bed&Breakfast, is horeca niet toegestaan;
  4. d. het gebruik brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee;
  5. e. het gebruik is zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten met het woonkarakter in overeenstemming;
  6. f. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.

6.6 Nadere eis

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bij de toepassing van de bouwregels nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  1. a. de gevelindeling van gebouwen;
  2. b. de situering en omvang (lengte-, breedte- en hoogteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  3. c. de nokrichting van de kappen van gebouwen, teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige samenhang van de bebouwing onderling te verzekeren.

6.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

  1. a. Het is verboden op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen;
  2. b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing indien en voorzover het een beschermd monument of een gebouw gelegen in beschermd stadsgezicht betreft;
  3. c. Het geheel of gedeeltelijk slopen is slechts toelaatbaar indien door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad dan wel ter voorkoming van gevaar.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een hoge verwachtingswaarde) in de bodem.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden (terreinen met een middelhoge verwachtingswaarde) in de bodem.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch bureauonderzoek met eventueel inventariserend veldonderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. behoud en de bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

Artikel 10 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde, wat tot uitdrukking komt in het patroon van straten, stegen, pleinen, grachten, havens en kaden, muren en stadsmuren, alsmede in de verkaveling van bouwvlakken en/of bouwpercelen. Daarnaast is het karakter van de bebouwing, bepaald door type, structuur, diepte, breedte, opbouw in verdiepingen, bekapping, gevelindeling en materiaalgebruik bepalend. Tot slot zijn de indeling en aard van de openbare en private open ruimten en de beplanting van belang.

10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande breedte van het hoofdgebouw;
  2. b. de gevelindeling, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting zoals die bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dient gehandhaafd te worden, met dien verstande dat een afwijking van de goot- en of bouwhoogte van niet meer dan 5% is toegestaan waarbij de dakhelling dienovereenkomstig mag worden aangepast;
  3. c. de voorgevels van hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de naar de weg gekeerde bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing in de binnenterreinen;
  4. d. de afdekking van hoofdgebouwen, zoals opgenomen in Bijlage 2 Kappenkaart, dient te worden gehandhaafd, met dien verstande dat het toevoegen van een kap op een plat dak is toegestaan waarbij de dakhelling niet minder dan 45° en niet meer dan 65° mag bedragen.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan:

  1. a. de plaats en de afmetingen van bouwwerken;
  2. b. de nokrichting van de kappen van gebouwen;
  3. c. de gevelindeling van gebouwen;
  4. d. het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken,

ten behoeve van de versterking, instandhouding en/of het herstel van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermd stadsgezicht.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. b. berging en afvoer van water, ijs en sediment;

met de daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de in 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de in 11.1 bedoelde functies, met dien verstande dat:

  1. a. de bouwhoogte van scheepvaarttekens niet meer dan 15 m mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5m mag bedragen.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten dienste van de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. a. voorafgaande aan de bouw het bevoegde waterstaatsgezag daaromtrent is gehoord;
  2. b. de waterstaatkundige belangen zoals nader ingevuld in de beleidslijn 'Ruimte voor de rivier' zich daar tegen niet verzet.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Wijzigingen van bestemmingsregels

  1. a. In het bestemmingsplan 'IJsseldelta-Zuid' vervalt artikel 17.7:

17.7 Wijzigingsbevoegdheid

17.7.1 Meerdere woningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van meerdere woningen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het aantal woningen mag met niet meer dan twee toenemen;
  2. b. uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
  3. c. de bruto-vloeroppervlakte van een woning bedraagt minimaal 90 m2 b.v.o.;
  4. d. de toename van het aantal woningen brengt geen onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast met zich mee.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag eenmalig een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan)'.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Lijst Beroep En Bedrijf Aan Huis

Deze bijlage bevat de lijst met de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor aan huis.

Kledingmakerij, waaronder:

  • (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;
  • woningstoffeerderij.

Reparatiebedrijven, waaronder:

  • schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;
  • uurwerkreparatiebedrijf;
  • goud- en zilverreparatiebedrijf;
  • reparatie van kleine (electrische) gebruiksgoederen;
  • reparatie van muziekinstrumenten.

In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

Overige dienstverlening, waaronder:

  • kappersbedrijf;
  • schoonheidssalon;
  • pedicure;
  • nagelsalon;
  • kantoren aan huis;
  • tandarts;
  • medische hulpverlening (ceso- en fysiotherapie, verloskundige, huisarts, huidtherapeut, alternatief genezer, homeopaat, psycholoog, orthopedagoog, logopedist, medisch specialist, etc.);
  • juridisch advies (advocaat, notaris, etc.);
  • financieel advies (registeraccountant, belastingconsulent, administratie, etc.);
  • bouwkundig advies;
  • architect;
  • kunstenaar;
  • hondentrimsalon;
  • computerservicebedrijf;
  • bed & breakfast.

In ieder geval zijn seksinrichtingen en internethandel met verkoop aan huis uitgesloten.

Bijlage 2 Kappenkaart

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In december 2014 heeft het college van Gedeputeerde Staten de regionale woonvisie vastgesteld. De verschillende colleges van B&W hebben met het stuk ingestemd. Met het opstellen van een regionale visie is begonnen met het gezamenlijk afstemmen en verantwoordelijkheid nemen voor het Wonen in West-Overijssel. De visie beschrijft naast tal van andere thema's de zoektocht naar een balans op de woningmarkt, waarbij het teveel aan plancapaciteit weg bestemd zou moeten worden. In januari van 2015 is gestart met het opstellen van regionale woonafspraken, wat in januari 2016 tot een definitief stuk heeft geleid. Uitgangspunt voor het opstellen van de woonafspraken is de motie Renkema-2014. Deze motie gaat in op het wijzigen van de Omgevingsverordening om het terugdringen van overcapaciteit van woningbouw te realiseren:

“Het voorkomen en het aanpakken van overcapaciteit op de woningmarkt waarbij kwantitatieve afspraken worden gemaakt om de geplande woningvoorraad in overeenstemming te brengen met de demografische ontwikkelingen en marktontwikkelingen”.

De gemeente Kampen heeft de woonafspraken ondertekend en heeft zich daarmee gecommiteerd om de harde plancapaciteit aan woningbouwmogelijkheden in bestemmingsplannen op minimaal 100% te brengen.

Omdat er sprake was van een overcapaciteit aan woningbouwmogelijkheden ten opzichte van de behoefte, heeft het college de beleidsnotitie De woningmarkt van Kampen in balans vastgesteld. In deze beleidsnotitie wordt de werkwijze geschetst om via een aantal stappen tot een goede balans te komen op de Kamper woningmarkt. De eerste stap bestaat uit het afwaarderen van plancapaciteit op gemeentegrond en in de Hanzewijk. De tweede stap bestaat uit het in verschillende fases afwaarderen van de overige onbenutte plancapaciteit.

Stap 1 is met het vaststellen van het bestemmingsplan Deprogrammeren Woningbouw (parapluplan) op 7 juli 2016 afgerond.

Voordat stap 2 in gang wordt gezet, is aan de eigenaren van de grond waarop de onbenutte bouwmogelijkheid is gevestigd een termijn geboden om alsnog te gaan bouwen. Het gaat om de volgende termijnen:

  • 1 woning: 1 jaar
  • 2 woningen: 1,5 jaar
  • 3-4 woningen: 2 jaar
  • >5 woningen: 3 jaar

De termijn is gaan lopen op het moment van publicatie van het beleid 'Woningmarkt Kampen in Balans' op 14 april 2016. Dit betekent dat de gronden waarop een bouwmogelijkheid ligt voor 1 of 2 woningen, maar waarbij deze mogelijkheid niet benut is, in dit parapluplan gedeprogrammeerd worden. Deze vrijkomende woningbouwcapaciteit kan dan ingezet worden op andere plaatsen waar wel concrete bouwplannen zijn.

1.2 Uitgangspunten En Doel

Dit paraplubestemmingsplan heeft tot doel om de harde plancapaciteit in directe bouwtitels en wijzigingsbevoegdheden af te waarderen. Hierdoor ontstaat er weer plancapaciteit die beschikbaar is om nieuwe gewenste woningbouwontwikkelingen mogelijk te maken.

1.3 Bij Dit Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan)' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991224-VB02.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied zijn verschillende bestemmingsplannen van toepassing. Bij de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan) vervalt een deel van deze plannen gedeeltelijk. Hiernaast wordt bij één bestemmingsplannen een wijziging in de regels aangebracht. Het gaat om de volgende plannen:

Bestemmingsplan College/Raad Goedkeuring
Binnenstad 12-07-2012
Woonwijken Kampen 21-07-2011
IJsselmuiden-West 31-05-2012
IJsseldelta-Zuid 12-12-2013

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • De relevante beleidskaders van alle betrokken beleidsniveaus worden beschreven in hoofdstuk 2.
  • de uitvoerbaarheidaspecten die gerelateerd zijn aan de gewenste ontwikkelingen komen aan bod in hoofdstuk 3;
  • vervolgens komt in hoofdstuk 4 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aan bod. Onder het laatste vallen inspraak en overleg.
  • De juridische planopzet wordt behandeld in het laatste hoofdstuk. Hierin worden de gewenste planologische mogelijkheden en ontwikkelingen vertaald in een juridisch-planologische regeling. Hiermee vormt dit hoofdstuk een toelichting op de planregels.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

In dit hoofdstuk wordt het integrale beleid samengevat dat relevant is voor het deprogrammeren. Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een ‘doorzetting’ van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen.

2.1 Ladder Duurzame Verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een motiveringsvereiste voor plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) artikel 3.1.6. lid 2 is geregeld dat de Ladder van toepassing is op onder andere bestemmingsplannen, inpassingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen. De wettekst in artikel 3.1.6, lid 2 luidt als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

In dit geval wordt er geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, maar worden bestaande planologische mogelijkheden om woningen toe te voegen wegbestemd. Deze stappen worden juist gedaan om het doel van de ladder, namelijk een zorgvuldig ruimtegebruik binnen de gemeente Kampen, na te streven.

Conclusie

Door te deprogrammeren wordt er ruimte geschapen om mee te werken aan nieuwe ontwikkelingen. In het bijzonder wordt gedacht aan het invullen van vrijkomend maatschappelijk vastgoed dat binnenstedelijk is gelegen. E.e.a. is in lijn met de beleidsdoelstelling van de Ladder duurzame verstedelijking.

2.2 Omgevingsverordening (2017) En Rwp (2017)

Aansluitend op de Ladder is het van belang dat ontwikkelingen die bestemmingsplannen mogelijk maken passen binnen de RWP (regionale woningbouwprogrammering) West- Overijssel. In de RWP West-Overijssel zijn woonafspraken vastgelegd. De RWP maakt onderdeel uit van de provinciale Omgevingsverordening (artikel 2.2.2), nader uitgewerkt in de Samenwerkingsovereenkomst woonafspraken West-Overijssel 2016-2020, en is in het voorjaar van 2017 geactualiseerd. In de RWP zijn vraag en aanbod voor de regio in kaart gebracht op basis van dezelfde uitgangspunten en er zijn afspraken gemaakt over programmering en afstemming van woonplannen. Ook de gemeente Kampen is partij bij de woonafspraken als kader voor de woonprogrammering.

In de RWP is afgesproken dat gemeenten in Overijssel – waarmee woonafspraken zijn gemaakt - maximaal 100% van de gemeentelijke vraag naar woningen voor de komende 10 jaar beschikbaar maken in harde plannen. Deze afspraken zijn vastgelegd in artikel 2.2.2 van de provinciale Omgevingsverordening. Door te programmeren voor de eigen behoefte ontstaat er geen overaanbod in harde plannen op de (regionale) woningmarkt. De RWP is conform de vereisten van de Ladder voor duurzame verstedelijking opgesteld.

Verder stelt de RWP dat gemeenten die over een 'historische' harde bestemmingsplancapaciteit beschikken van meer dan 100% van de woningvraag het overaanbod met maximale voortvarendheid terugbrengen. Hiervoor hebben zij vanaf januari 2016 maximaal 3 jaar de tijd. De provincie ziet hierop toe. Verder borgt de provincie met de verordening dat gemeenten uitwerkingsplichten en wijzigingsbevoegdheden enkel kunnen gebruiken bij een plancapaciteit tot maximaal 100% van de woningvraag.

2.3 Woningmarkt Kampen In Balans (2016 En 2017)

In maart 2016 heeft de gemeenteraad van Kampen het beleid Woningmarkt Kampen in Balans vastgesteld als uitwerking van de Regionale Woonafspraken. In het beleid is een koers uitgezet om de bestaande overprogrammering van woningbouw in de gemeente terug te brengen tot onder de 100%, onder andere door actief te gaan deprogrammeren door niet benutte woningbouwcapaciteit op gemeentegrond maar ook bij particulier eigendom weg te bestemmen. Ook geeft het beleid richting aan hoe met de hierdoor vrijkomende woningbouwcapaciteit om te gaan, zodat de beste woningbouwplannen de schaarse plancapaciteit gaan benutten. Hiertoe is een beleidsmatrix ontwikkeld, waarbij die plannen die het beste aan de gemeentelijke beleidsuitgangspunten voldoen in aanmerking komen voor ontwikkeling.

In augustus 2017 is het beleid geactualiseerd, waarbij de nieuwste behoefteramingen en overzichten met bestaande plancapaciteit zijn verwerkt.per 1-7-2017 geldt het volgende overzicht:

Netto woningvraag 2017-2027 RWP 1865 woningen
Harde plancapaciteit met directe bouwtitel 817 woningen 44%
Plancapaciteit wijziging/uitwerking 483 woningen 26%
Totale capaciteit
Vermindering slooprestant Hanzewijk (278)
1300 woningen 70%
1022 woningen 55%

Hoewel de gemeente nu minder dan 100% plancapaciteit heeft, is dit geen reden om te stoppen met het deprogrammeren. De gemeente heeft nog een grote opgave om goede vervolgfuncties te vinden voor vrijkomend maatschappelijk vastgoed en ligt er een zoekopdracht om extra sociale woningbouw te realiseren. Daarom wordt in het beleid nog steeds ingezet op het verder deprogrammeren van onbenutte woningbouwcapaciteit.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in combinatie met artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht het college van burgemeester en wethouders onderzoek te doen naar de relevante feiten en de af te wegen belangen die bij debestemmingsplanherziening komen kijken. In dit hoofdstuk zal dan ook op de voor het onderhavige plangebied relevante aspecten worden ingegaan.

Het gaat hier om het omzetten van de bestemming naar het daadwerkelijke huidige gebruik op een aantal percelen en het verwijderen van een wijzigingsbevoegdheid uit de regels:

Bregrittenstraat

Aan de Bregrittenstraat ligt een strook grond die gedeeltelijk in eigendom is bij de gemeente en gedeeltelijk in eigendom bij de bewoners van de woningen aan de Vloeddijk. Op deze grond ligt nog een bouwvlak waarin in totaal 21 woningen gebouwd mogen worden. Deze gronden worden gebruikt voor parkeren en garages of bergingen bij de woningen. Het gedeelde eigendom maakt het bouwen van woningen feitelijk ook onmogelijk.

Tuinderij 24, 26, 49 en Rondeweg/ Kortesteeg

In 2012 zijn een aantal bouwmogelijkheden in IJsselmuiden uit de geldende bestemmingen overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan IJsselmuiden-West. Het gaat hier om bouwmogelijkheden op percelen bij bestaande woningen, waarbij deze percelen op dit moment als tuin in gebruik zijn. Tot op heden is nooit gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. De percelen worden conform het bestaande gebruik bestemd als tuin en/of bijgebouwengebied.

Wijzigingsbevoegdheid IJsseldelta-Zuid

In IJsseldelta-Zuid is in de bestemming Wonen-1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om per perceel twee extra woningen te bouwen. Het voorstel is om deze wijzigingsbevoegdheid te verwijderen, omdat deze voor de provincie nu meetelt als bestaande plancapaciteit. Mocht er een behoefte zijn om woningen te bouwen, dan kan dit via maatwerk en toetsing aan de beleidsmatrix per geval beoordeeld worden.

Balkstraat

Aan de Balkstraat is gekozen voor een andere planinvulling dan in het bestemmingsplan opgenomen. Onlangs is een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 18 woningen aan de Balkstraat. Een deel van de benodigde parkeerplaatsen van deze woningen wordt gerealiseerd op gronden waar voorheen woningbouw gedacht was. Dit gedeelte kan daarom nu een bestemming Verkeer - Verblijfsgebied krijgen, waarmee de woonbestemming komt te vervallen.

Conclusie

Omdat het enkel gaat om het (terug)bestemmen van het bestaande gebruik heeft dit plan geen consequenties voor de omgeving, waardoor onderzoek achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Bro dient bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzoek te worden ingesteld naar de uitvoerbaarheid van het plan. Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de maatschappelijk uitvoerbaarheid en de economische uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Bij het tweede gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Tevens is in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geregeld dat in het kader van een bestemmingsplan voor bepaalde bouwplannen de grondexploitatieregeling van toepassing is.

4.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan zal overeenkomstig de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gedurende zes weken ter inzage liggen en worden toegestuurd aan overleginstanties. Tijdens deze periode wordt de mogelijkheid geboden voor het indienen van zienswijzen. Verder komt ten aanzien van de omgevingsaspecten, de uitvoerbaarheid van het plan niet in het geding.

4.2 Economische Uitvoerbaarheid

Er is geen sprake van bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro, waardoor er geen kostenverhaal hoeft plaats te vinden.

Op grond van vaste jurisprudentie heeft een eigenaar geen recht meer op schadevergoeding, wanneer hij langere tijd de op grond van het geldende planologische regime voor zijn perceel bestaande gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden onbenut laat, terwijl hij weet of kan weten dat zich (waarschijnlijk) een voor hem nadelige planologische wijziging zal gaan voordoen (passieve risicoaanvaarding). Hierbij is van belang of de voortekenen van de nadelige planwijzigingen al enige tijd zichtbaar waren.

Kort gezegd is er geen recht op planschade als:

  • door een concreet beleidsvoornemen duidelijk is dat de bouw- of gebruiksmogelijkheid verdwijnt;
  • en de eigenaar binnen een redelijke periode na dit beleidsvoornemen geen concrete poging heeft ondernomen om alsnog gebruik te maken van de bouw- of gebruiksmogelijkheid, bijvoorbeeld door het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning.

Met de vaststelling en publicatie van het beleid Woningmarkt Kampen in Balans is een concreet beleidsvoornemen bekend gemaakt waaruit blijkt dat de onbenutte bouwmogelijkheden op de percelen op termijn wegbestemd worden. Tijdens de gegeven periode is er geen gebruik gemaakt van de bouwmogelijkheid. Hiermee is er sprake van passieve risico-aanvaarding, waardoor er geen recht op planschade bestaat.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

In dit hoofdstuk worden, voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht, de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien. Qua vormgeving en planregels is voor zover mogelijk aangesloten bij de SVBP2012 en de binnen de gemeente Kampen gehanteerde bestemmingsplanregels en begripsbepalingen.

5.1 Inleiding

Het bestemmingsplan 'Deprogrammeren Woningbouw, fase 2 (parapluplan)’ dient te voldoen aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Daarnaast dient het bestemmingsplan te voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze ministeriële regeling heeft met name invloed op de vorm van het bestemmingsplan.

Onderhavig plan betreft een parapluplan. Het vervangt een aantal bestemmingsplannen gedeeltelijk door op de verbeelding een nieuwe bestemming op te nemen met een corresponderende regel. Ook wordt van een bestemmingsplan een planregel gedeeltelijk gewijzigd, waarbij de onderliggende plannen voor het overige onverkort van kracht blijven.

Hoofdstuk 6 Inspraak En Overleg

6.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt geeist dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gevoerd met die diensten van het rijk en de provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het bestemmingsplan is een uitwerking van de regionale woonafspraken die met de provincie Overijssel zijn gemaakt. Daardoor kan van nader vooroverleg worden afgezien.

Er is geen sprake van een Nationaal belang zoals genoemd in de bijlage bij de brief van 26 mei 2009. Hiernaast zijn er door de aard van het bestemmingsplan geen consequenties op het gebied van de waterhuishouding, waardoor overleg met het Waterschap niet nodig is. Onderhavig bestemmingsplan betreft dan ook een ontwikkeling die voldoet aan de gestelde voorwaarden om af te zien van vooroverleg.

6.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan is op 27 december 2017 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad Kampen.nl en de Staatscourant en heeft vanaf 28 december gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn twee zienswijzen binnengekomen. Deze zienswijzen geven geen aanleiding om het bestemmingsplan te herzien. Voor de zienswijzebeantwoording wordt verwezen naar bijgevoegde Bijlage 1 Zienswijzereactienota.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Zienswijzereactienota

Bijlage 2 Verbeelding In Pdf-formaat