KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Centrum
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 13 Recreatie
Artikel 14 Sport
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Water
Artikel 18 Wonen
Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Gematigd
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Artikel 25 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsregels
Artikel 27 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Aan Huis Verbonden Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Planregeling
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader En Onderzoek
2.1 Algemeen
2.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Waterbeleid
2.7 Waterparagraaf
2.8 Milieuaspecten
2.9 Ecologie
2.10 Cultuurhistorie/archeologie
2.11 Externe Veiligheid
2.12 Verkeer
2.13 Handhaving
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Algemeen
3.2 Gebiedsbeschrijving
3.3 Bosbadhal
3.4 Meldestraat
3.5 Bestemmingsplan En De Veranderingen
3.6 Bestemmingen En Aanduidingen
Hoofdstuk 4 De Regels
4.1 Algemeen
4.2 De Regels
4.3 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 5 Voorbereiding Plan En Uitvoerbaarheid
5.1 Voorbereiding
5.2 Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Archeologie
Bijlage 3 Functiekaart
Bijlage 4 Berekeningen Luchtkwaliteit
Bijlage 5 Veiligheidszone
Bijlage 6 Groepsrisicoberekening
Bijlage 7 Toetsing Flora- En Faunawet
Bijlage 8 Ontsluiting Bosbadhal

Emmeloord, Noord en Oost

Bestemmingsplan - gemeente Noordoostpolder

Vastgesteld op 24-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Emmeloord, Noord en Oost van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.BP00484-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

de in Bijlage 2 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.15 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 detailhandel in weggebondenartikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.31 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.32 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.33 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.34 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.35 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.36 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.37 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatief medegebruik door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geschakelde bouw

bouw waarbij de zijgevel van een woonhuis (gedeeltelijk) aan bijbehorende bouwwerken van een ander woonhuis grenzen;

1.40 gestapelde woning

een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.41 geurgevoelig object

een locatie, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf, en die daarvoor permanent of regelmatig worden gebruikt;

1.42 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.43 horeca

'horeca I':
een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (hotelbedrijf) en het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca II':
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca III':
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.44 horizontale diepte

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel, dan wel de lengte van een bouwperceel, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;

1.45 kampeermiddel

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.46 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.47 kleinschalig kampeerterrein:

een kampeerterrein voor niet meer dan 15 kampeermiddelen - geen stacaravans zijnde - dat gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober in gebruik is;

1.48 kwetsbaar object

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid;

1.49 landhoofd

een bouwwerk dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een brug of een viaduct;

1.50 maatschappelijke voorzieningen

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, alsmede zorginstellingen en aan zorg gerelateerde woonvormen voor bewoners en begeleiders;

1.51 manege

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

1.52 natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.53 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.54 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.55 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.56 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.57 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.58 paddock

klein weiland, meestal met een zand-bodem, en een afmeting van niet meer dan 25 x 25 meter;

1.59 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.60 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.61 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.62 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.63 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.65 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.66 supermarkt

zelfbedieningszaak in hoofdzaak gericht op de verkoop van levensmiddelen;

1.67 verbeelding/plankaart

  1. a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;
  2. b. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart);

1.68 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.69 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.70 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 Kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.71 wadi

een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren;

1.72 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer;

1.73 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.74 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.75 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.76 zolder

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.6 de hoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.10 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijvigheid in de vorm van een agrarisch bedrijf;
  2. b. de waterhuishouding;
  3. c. extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden;
  4. d. sloten en watergangen;
  5. e. kavelpaden;

met daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. g. andere-werken;
  3. h. ontsluitingswegen en paden;
  4. i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. j. groenvoorzieningen;
  6. k. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwdmet inachtneming van de volgende bepalingen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens een bedrijf ten dienste van het wegbeheer met bijbehorende opslag;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens een geluidwal;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'haven', tevens een watersportbedrijf met als ondergeschikte functie de daarbij behorende detailhandel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' , tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen en detailhandel in weggebonden artikelen;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met verkoop van lpg tot een doorzet van niet meer dan 500 m³/j en detailhandel in weggebonden artikelen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast', tevens een reclamemast;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg', een vulpunt lpg;

met daarbijbehorende:

  1. j. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. l. andere-werken;
  4. m. ontsluitingswegen en paden;
  5. n. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. o. groenvoorzieningen;
  7. p. nutsvoorzieningen;
  8. q. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. r. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte hiervan ten hoogste 30% bedraagt;
  2. s. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  3. t. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  4. u. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  5. v. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  6. w. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 en tevens bedrijven toelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, of die volgens Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  1. a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. b. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen, niet zijnde gasdrukregel- en meetstations,

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. andere-werken.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen, tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m² per bestemmingsvlak;
  5. e. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
  6. f. ontsluitingswegen;
  7. g. voet-, rijwiel- en ruiterpaden;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. evenementen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens een geluidwerende voorziening;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing', tevens gebouwen;

met daarbijbehorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. n. andere-werken;
  3. o. voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden:

  1. a. voor zover het de eerste bouwlaag betreft:
    1. 1. detailhandel, een supermarkt daar niet onder begrepen, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten';
    2. 2. zakelijke dienstverlening al dan niet met een baliefunctie;
    3. 3. dienstverlenende bedrijven en instellingen;
    4. 4. sociale, maatschappelijke, (para)medische, educatieve en/of culturele doeleinden;
    5. 5. horeca I en II, tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m² , met dien verstande dat horeca niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten';
    6. 6. wonen;
  2. b. voor zover het de tweede en volgende bouwlagen betreft:
    1. 1. wonen;
    2. 2. opslagdoeleinden en/of zakelijke dienstverlening ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde doeleinden;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. andere-werken;
  4. h. tuinen en erven;
  5. i. verblijfsgebieden;
  6. j. nutsvoorzieningen;
  7. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. l. groenvoorzieningen;
  9. m. parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens een geluidwal;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', tevens tuin ten dienste van de aangrenzende woonbestemming;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daar onder begrepen;
  2. h. andere-werken;
  3. i. parkeerplaatsen;
  4. j. speelvoorzieningen;
  5. k. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's;
  6. l. voet- en fietspaden;
  7. m. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende percelen.

8.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca I en II;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', het wonen in een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'manege', tevens een manege en paardensport;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. andere-werken;
  4. h. tuinen en erven;
  5. i. terrassen;
  6. j. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' het bouwvlak uitbreiden, met dien verstande dat:

  1. a. bij uitbreiding van het bouwvlak voor het gehele bouwvlak een bebouwingspercentage van 70 geldt;
  2. b. in verband met de nabije aanwezigheid van een lpg-inrichting een lpg-groepsrisicoberekening moet worden overgelegd. Die berekening wordt gebruikt bij het invullen van de verantwoordingsplicht zoals bedoeld in het "Besluit externe veiligheid inrichtingen'. Een oordeel over de toelaatbaarheid van het berekende groepsrisico dient te geschieden op basis van alle elementen van de verantwoordingsplicht, op basis waarvan een verantwoording kan plaatsvinden en met dien verstande dat te allen tijde binnen de oriëntatiewaarde wordt gebleven.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen;
  4. e. erven;
  5. f. terreinen;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. water;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. kabels en leidingen.

10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. kunstwerken;
  3. c. evenementen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een antenne-installatie;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar onder niet begrepen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. andere-werken;
  4. h. terreinen;
  5. i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen;
  8. l. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats, met als ondergeschikte functies de daarbijbehorende detailhandel en horeca;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. erven, terreinen en paden;
  5. g. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatieve doeleinden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' , tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'haven', tevens een (jacht)haven voor pleziervaartuigen, met als ondergeschikte functies de daarbijbehorende horeca en detailhandel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens kamperen in kampeermiddelen en trekkershutten, met als ondergeschikte functies horeca en detailhandel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij', tevens een kinderboerderij, met als ondergeschikte functies de daarbijbehorende horeca en detailhandel;
  6. f. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. g. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. i. andere-werken;
  4. j. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. k. nutsvoorzieningen;
  6. l. groenvoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en speelvoorzieningen, niet zijnde voorzieningen voor gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, tenzij anders in dit plan is geregeld, met de daarbijbehorende sportkantine;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast', tevens een antenne-installatie ten behoeve van mobiele telecommunicatie;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardensport', tevens voor paardensport en bijbehorende paddocks;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens een geluidwerende voorziening;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', tevens een ijsbaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'manege', tevens een manege en paardensport alsmede daaraan gerelateerde en ondergeschikte detailhandel tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² en recreatieve verblijfsruimten;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum', tevens een sportcentrum en openlucht zwembad;
  11. k. wegen en paden;
  12. l. kunstwerken;
  13. m. evenementen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' op jaarbasis niet meer dan 6 niet-sportgerelateerde evenementen zijn toegestaan;

met daarbijbehorende:

  1. n. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. p. geluidwerende voorzieningen;
  4. q. andere-werken;
  5. r. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. s. nutsvoorzieningen;
  7. t. groenvoorzieningen;
  8. u. parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. andere-werken;
  3. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.2 en in combinatie met het bepaalde in 15.4 toestaan dat ten dienste van de aangrenzende woonbestemming een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte, een diepte van niet meer dan 1,5 m en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 15.1 en in combinatie met het bepaalde in 15.3 toestaan dat gebouwen ten dienste van de aangrenzende woonbestemming worden gebruikt.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. evenementen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', alsmede de binnen 5 m aan weerszijden daarvan gelegen gronden, tevens een hoofdontsluiting van een sportcentrum;

met daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bruggen, viaducten en landhoofden daar onder begrepen;
  2. h. andere-werken;
  3. i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 17 Water

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterberging;
  2. b. waterwegen;
  3. c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kades, dammen, duikers, bruggen, steigers en landhoofden daar onder begrepen;
  2. h. andere-werken;
  3. i. recreatieve voorzieningen;
  4. j. oevers en groenvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend garageboxen ten dienste van het wonen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens een geluidwerende voorziening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een ondergrondse parkeergarage;

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. andere-werken;
  4. i. tuinen, erven en paden;
  5. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. k. parkeervoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Gematigd

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. andere-werken;
  3. d. voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 19.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene Gebruiksregels

21.1 Gebruik

  1. 1. Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
  2. 2. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning.

21.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  1. 1. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. 2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  3. 3. omzetting of verkamering van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte;
  4. 4. gronden als staanplaats voor onderkomens;
  5. 5. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zo ver niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden.

Artikel 22 Algemene Aanduidingsregels

22.1 milieuzone - geurzone

22.2 veiligheidszone - lpg

Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken;
  2. b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  3. c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. 2. de totale hoogte niet meer dan 125 % van de toegestane (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  7. g. de eis dat bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd, indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 24 Algemene Procedureregels

24.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 25 Overige Regels

25.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 26 Overgangsregels

26.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

26.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

26.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

26.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 26.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

26.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 26.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

26.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 26.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 27 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmeloord, Noord en Oost.

maart 2011

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst Van Aan Huis Verbonden Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Emmeloord, Noord en Oost" regelt het gebruik van de gronden in een gebied met woonwijken, bossen en sportvoorzieningen dat - globaal gezien - ingeklemd ligt tussen de Espelervaart, de Urkervaart, de rijksweg A6, Muntweg en Espelerlaan. Het centrum van Emmeloord valt buiten het voorliggende plangebied. Het plangebied bestaat voor circa de helft uit (woon)bebouwing van de 'Oudste schil' en voor het overige deel uit sportvelden en het Emmelerbos.

Het grootste deel van het plangebied valt thans onder de werking van de bestemmingsplannen Emmeloord Centrum 1 (ged.), Emmeloord Centrum 3, Bos en Gaarde (noord), Emmelerbos en Waterland Emmeloord. Op dit moment gelden voor dit gebied meer dan 30 bestemmingsplannen.

Die bestemmingsplannen bedekken het plangebied als een onoverzichtelijke lappendeken. Gelet op de sterke veroudering van de bestaande plannen is een actualisering van het juridisch-planologische kader dan ook gewenst. Behalve de wens voor actuele plannen bestaat er ook een grote behoefte aan standaardisering en uniformering van de ruimtelijke regelgeving in de gemeente Noordoostpolder. Hierin dienen keuzes te worden gemaakt. Dit dient niet alleen het gemak en hanteerbaarheid van de plannen aan de zijde van de overheid, maar geeft ook duidelijkheid voor burgers en ondernemers/bedrijven.

Een actueel plan

Het bestemmingsplan is een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente en tevens het planologische juridisch bindend kader voor burgers. In het plan wordt het ruimtelijk beleid aangegeven voor (in beginsel) de komende tien jaar en het dient vooral als toetsingskader voor bouwplannen en de ruimtelijke inrichting van het gebied. Daarom is het voor bedrijven en burgers van belang dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft wat de ruimtelijke mogelijkheden zijn.

De actualisering van bestemmingsplannen heeft enerzijds betrekking op een vastlegging dan wel aanpassing aan de feitelijke situatie en anderzijds een aanpassing aan gewijzigde beleidsinzichten en juridische kaders. Dit betekent voor dit bestemmingsplan een minder gedetailleerde opzet. Het plan biedt meer flexibiliteit dan in de oude situatie het geval was.

Digitaal uitwisselbare en vergelijkbare ruimtelijke plannen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Dit betekent dat het verplicht is om een nieuw (bestemmings)plan in digitale vorm vast te stellen. Ook moet van het plan een analoge versie op papier worden vastgesteld. De digitale aspecten omvatten het in digitale vorm vaststellen, beschikbaar stellen, kenbaar maken en verbeelden. Hoewel de nieuwe Wro op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de digitaliseringsverplichting uitgesteld tot 1 januari 2010.

Ruimtelijke plannen moeten voor iedereen vergelijkbaar zijn. Voor bestemmingsplannen zijn daarom door de gezamenlijke DURP-partners de ro-standaarden voor de digitalisering (RO Standaarden en regels 2008) ontwikkeld. DURP is de afkorting voor Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen. Gezamenlijk vormen bovengenoemde standaarden een set afspraken om alle bestemmingsplannen vergelijkbaar te kunnen uitwisselen.

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Dit bestemmingsplan is digitaal opgezet conform de landelijk ontwikkelde standaard: het IMRO (InformatieModel Ruimtelijke Ordening). Zodoende is het mogelijk het plan digitaal uit te wisselen (met overheden) en digitaal te gaan raadplegen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Emmeloord, Noord en Oost" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (en tevens een analoge verbeelding op papier, 7 kaartbladen) NL.IMRO.0171.BP00484-VS01 met legenda;
  • regels.

Voor de analoge verbeelding is de ondergrond van april 2009 gebruikt.

Met de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. De bijbehorende legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen en de regels. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van het plan zijn weergegeven. Tevens worden enige juridisch-technische aspecten belicht.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied betreft een gedeelte van het noordelijk deel van de kern Emmeloord. Op Bijlage 1 Situering plangebied is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

1.4 Planregeling

De planregeling kenmerkt zich door gedetailleerde bestemmingen. Uitgangspunt is dat de gedetailleerde bestemming goed inzicht geeft in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De bij de bestemming behorende omschrijving beschrijft de gebruiksmogelijkheden en soms is met een aanduiding een afwijkende gebruiksmogelijkheid vastgelegd.

Afhankelijk van de bestemming is de ene keer sprake van ruime gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Centrum' en 'Maatschappelijk') en de andere keer gericht toegesneden gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Wonen').

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van dit plan. In hoofdstuk 2 volgt een historisch overzicht en een overzicht van het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook wordt verslag gedaan van uitkomsten van onderzoek. In hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven.

Van belang zijnde juridisch technische aspecten van de (juridisch bindende) regels worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Gegevens over de voorbereiding van het plan en de uitvoerbaarheid sluiten deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader En Onderzoek

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren beleid moet de gemeente rekening houden met het opgestelde eigen beleid en dat van het rijk en de provincie Flevoland. Dit geldt vooral daar waar beleidsuitgangspunten aan de orde komen die betrekking hebben op de inhoud van het plan.

2.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis

De gemeente Noordoostpolder ligt in Nederlands twaalfde provincie, Flevoland. De gemeente heeft een oppervlakte van 59.620 hectare en telt 45.753 inwoners per 1 januari 2009.

Emmeloord fungeert als centrumplaats, omringd (op fietsafstand) door tien dorpen: Bant, Creil, Ens, Espel, Luttelgeest, Kraggenburg, Marknesse, Nagele, Rutten en Tollebeek. Sinds 1962 is de Noordoostpolder een zelfstandige gemeente. Het karakter van de gemeente is sterk agrarisch. De ruimtelijke structuur van de polder wordt mede bepaald door de volgende elementen:

  • groene lijsten: boerderijen en dorpen als groene eilanden in de open agrarische ruimte;
  • ringen: IJsselmeerdijk en voormalige Zuiderzeedijk en de dorpenringweg;
  • radialen: het assenkruis dat de dorpenringweg met Emmeloord verbindt;
  • hiërarchische en concentrische opbouw;
  • verkaveling volgens een modulair systeem op basis van een standaardkavel
    (300m x 800m).

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00484-VS01_0001.jpg"

Historie

Emmeloord ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. De drooglegging van de Zuiderzee was een ambitieus Nederlands waterstaatkundig project uit het begin van de twintigste eeuw. Tussen 1927 en 1932 vond de afsluiting van de voormalige Zuiderzee plaats en begon de overheid met de aanleg van drie IJsselmeerpolders: de Wieringermeer (1927-1930), de Noordoostpolder (1936-1942) en de Flevopolder (1957-1968). Met de winning van dit nieuwe land, kreeg de overheid de omvangrijke taak om een gehele provincie in te richten en bewoonbaar te maken. De overheid bepaalde de situering van de dorpen, de verkaveling van de polder en het verloop van wegen en kanalen.

De Noordoostpolder vertoont duidelijke kenmerken van een rationeel landschap uit de 20e eeuw. Het belangrijkste kenmerk van de Noordoostpolder is dat het is ontworpen als eenheid, waarbij landschap, stedenbouw en architectuur onderdeel uitmaken van één integraal ontwerp. Het polderconcept, de concentrische opbouw op verschillende niveaus, is kenmerkend voor de ruimtelijke structuur. Vanwege het integrale ontwerp en de gaafheid van het landschap zijn de Noordoostpolder (en Urk) in de rijksnota Belvedère gerangschikt onder de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden in Nederland.

Emmeloord ontleent zijn naam aan het dorpje op de noordpunt van het voormalige eiland Schokland.

Dit eiland lag in de Zuiderzee. Het dorpje heette vroeger (1478) Emelwerth. Eem, het eerste deel van Emel-, komt van het Germaanse ami, een algemene aanduiding voor een natuurlijk waterverloop. Werth betekent terp. Vanaf 1650 zien we echter dat de naam omgezet is naar Emeloirt. Oirt (door de i achter de o spreek je het uit als oort) betekent punt, net als in Dinteloort en IJoort (later IJdoorn). De overgang van werth naar oort heeft waarschijnlijk te maken met de afbrokkeling van het eiland Schokland. Daardoor was Emelwerth steeds minder een terp (heuvel in het land) maar kwam steeds meer op de punt (oirt) van het eiland te liggen.

2.3 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Het kabinet heeft zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze Nota is in april 2004 vastgesteld. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. De Nota kent daarnaast vier algemene doelen:

  1. 1. versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland (wegnemen van ruimtelijke knelpunten);
  2. 2. krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  3. 3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  4. 4. borging van veiligheid (voorkoming van rampen).

Het kabinet hanteert als motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". In de Nota Ruimte wordt aangegeven aan welke waarden overal gegarandeerd moeten worden (de basiskwaliteit) en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze Ruimtelijke Hoofdstructuur liggen belangrijke structuren (stedelijke netwerken, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), projecten (Zuiderzeelijn, Schiphol) en gebieden (nationale landschappen)), die het rijk van nationaal belang acht. Buiten de Ruimtelijke Hoofdstructuur zijn provincies en gemeenten in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid. De Noordoostpolder behoort niet tot de Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. Steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund.

Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.

Nota Mensen, wensen, wonen

In de eind 2000 gepresenteerde Rijksnota "Mensen, wensen, wonen" wordt aandacht besteed aan de verwachte hogere woningbehoefte, aan het inspelen op de vraag naar kwaliteit en aan het inlopen van het woningtekort. Belangrijke thema's hierbij zijn:

  1. 1. meer zeggenschap voor de burger over de woning en de woonomgeving;
  2. 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  3. 3. meer vormen van wonen en zorg op maat ontwikkelen;
  4. 4. de woonkwaliteit in steden verhogen;
  5. 5. groene woonwensen faciliteren.

Flora- en faunawet en de Vogel- en Habitatrichtlijn

Sinds 1 april 2002 regelt de "Flora- en faunawet" de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet is een belangrijk deel van de doorwerking van de Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Flora- en faunawet tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De "Flora- en faunawet" heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vrijstelling of ontheffing te krijgen. De wet biedt in artikel 75 de mogelijkheid om ontheffing aan te vragen van overtreding van de verboden uit de artikelen 8 tot en met 18. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de dienst LASER van het Ministerie.

Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid is voldaan. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens bestaan om werkzaamheden uit te voeren, dan dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.

Sinds 23 februari 2005 is het zogenaamde "Wijzigingsbesluit AMvB Artikel 75" in werking getreden. Dit houdt ondermeer in dat voor veel algemeen voorkomende, maar nog wel beschermde, planten- en diersoorten, in veel gevallen geldt automatisch een vrijstelling en hoeft geen ontheffing meer te worden aangevraagd.

Nota Belvedère 1999

Het in deze nota verwoorde beleid beoogt de alom aanwezige cultuurhistorische waarden en identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Daarmee kan het aanzien van Nederland winnen en tegelijkertijd kunnen de cultuurhistorische waarden op het terrein van archeologie, gebouwde monumenten en het historische landschap in onderlinge samenhang worden versterkt. Het beleid richt zich op:

  • het betrekken van cultuurhistorie bij de vormgeving van Nederland als inspiratiebron;
  • het behoud en verbeteren van bestaande met name grote cultuurhistorische structuren.

Doel is het betrekken van cultuurhistorie als een vast onderdeel van de planvorming en de uitvoering. Dit is een taak voor een ieder die in het proces van de ruimtelijke ordening actief is: zowel overheden als private partijen. De nota geeft een visie van de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten en identiteit kan worden omgegaan en welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Cultuurhistorische kwaliteiten kunnen daarbij groot- of kleinschalig zijn, gebouwd of niet gebouwd zijn en zich boven of onder de grond bevinden. Het feit dat er een cultuurhistorisch gegeven is, betekent niet dat dat dan ook moet worden behouden. Maar het moet wel goed worden meegewogen in de ruimtelijke planvorming. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Belvedèregebied Noordoostpolder-Urk. Dit gebied is tevens door Nederland op de voorlopige lijst Werelderfgoed geplaatst.

De Noordoostpolder is een gebied van uitzonderlijke, universele betekenis. Het is een duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de 20e eeuw (rond 1940 drooggelegd), waarin de twee voormalige eilanden Urk en Schokland als zelfstandige elementen zijn opgenomen. Dit rationeel vormgegeven landschap is niet alleen ontworpen vanuit het oogpunt van optimale landbouwkundige productie, maar ook als wetenschappelijke, esthetische en intellectuele uitdaging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00484-VS01_0002.png"

2.4 Provinciaal Beleid

In november 2006 hebben Provinciale Staten het tweede Provinciaal Omgevingsplan (POP) vastgesteld. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, samen met partners, ter hand nemen. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied wordt zicht geboden op het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, die samengaan met het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland, zoals achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied.

In het POP is specifiek voor de Noordoostpolder aangegeven dat de eigen woningbehoefte leidt tot een groei naar ongeveer 55.000 inwoners in 2030. De ambitie van de gemeente ligt evenwel hoger. Indien de Zuiderzeelijn wordt gerealiseerd is een groei richting 70.000 inwoners denkbaar. Het recente vertrekoverschot stemt echter zorgelijk. De groeiambitie vereist een verbetering van de omgevingskwaliteit. Naast investeringen in de bestaande woningvoorraad en het voorzieningenniveau zijn ook investeringen in recreatief uitloopgebied nodig. De verdeling van het aantal te bouwen woningen tussen Emmeloord en de tien dorpen is een verantwoordelijkheid van de gemeente.

2.5 Gemeentelijk Beleid

Structuurplan

In het "Structuurplan" (1992) wordt handhaving van het specifieke landschap van de Noordoostpolder en versterking van de ruimtelijke structuur beschouwd als de basis voor het ruimtelijk beleid. Het agrarische karakter van de gemeente dient ook in de toekomst in het landschapsbeeld tot uitdrukking te komen. Daarnaast is vergroting van de ontsluiting van de gemeente een beleidsuitgangspunt. Wat betreft de bevolkingsontwikkeling richt het beleid zich op de bevolkingsgroei, de bevolkings- samenstelling en op de bevolkingsspreiding. Het versterken van de woonfunctie wordt gerealiseerd door een verhoging van de kwaliteit van het woningaanbod en het aanbod van aantrekkelijke en schone woonmilieu's. Wat betreft de verzorgingsstructuur wordt gestreefd naar handhaving en versterking van een zo hoog mogelijk verzorgingsniveau. Om de werkgelegenheid te bevorderen wordt onder meer gestreefd naar het tijdig realiseren en aanbieden van gunstig gelegen bedrijventerreinen. Tot slot is de vergroting van de omvang van het aanbod en de diversiteit van de recreatieve voorzieningen, alsmede het opwaarderen van bestaande voorzieningen beleidsuitgangspunt.

Visie Noordoostpolder 2030

De gemeenteraad van Noordoostpolder heeft de "Visie Noordoostpolder 2030" vastgesteld in zijn vergadering van 24 oktober 2002. Achterliggend idee was dat het goed gaat met de gemeente Noordoostpolder in die zin dat de polder een gebied is geworden waar het prettig wonen is en waar met name de agrarische sector een belangrijke rol speelt. Na een periode van opbouwen moeten er plannen komen voor de toekomst en om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen moeten keuzes worden gemaakt.

De Visie 2030 is de koers die men in de gemeente tot 2030 wil varen. De basis voor deze koers zijn tien stellingen:

  1. 1. Kiezen op hoofdlijnen, maar niet alles vastleggen.
  2. 2. Ontwikkelingen toetsen aan het unieke ontwerp van Noordoostpolder.
  3. 3. Noordoostpolder blijft primair een open landbouwgebied.
  4. 4. De schaalgrootte respecteren.
  5. 5. Water is een belangrijk ordenend principe.
  6. 6. Noordoostpolder wordt diverser.
  7. 7. Niet-agrarische functies zijn verweven met elkaar.
  8. 8. De dorpen en deelgebieden krijgen een eigen karakter.
  9. 9. Ingrepen zijn acceptabel als zij imago en koers versterken.
  10. 10. Noordoostpolder kiest voor een groene lijst rond agrarisch imago.

Ten aanzien van de functie van deze Toekomstvisie heeft de gemeenteraad het volgende besloten:

  • I. toekomstvisie moet worden beschouwd als richtinggevend kader voor toekomstige ontwikkelingen;
  • II. de 10 stellingen en de keuzeboom moeten in voorkomende gevallen als toetsinstrument worden benut;
  • III. de Toekomstvisie moet iedere raadsperiode zonodig worden herijkt.

Ambitiedocument structuurvisie

Het college van burgemeester en wethouders heeft het ambitiedocument voor de structuurvisie Noordoostpolder vastgesteld. Dit document is de basis voor de gemeente om de structuurvisie op te stellen. Om sturing te geven aan ontwikkelingen werkt de gemeente aan een structuurvisie. Die moet richting geven aan de (toekomstige) inrichting en kwaliteiten van de Noordoostpolder. Daarbij wordt veel gelegenheid gegeven aan bewoners en organisaties om mee te praten. Zo is Noordoostpolder onderweg naar een ruimtelijke structuur die klaar is voor de dag van morgen.

Met een structuurvisie zet de gemeente op hoofdlijnen een koers uit voor de meer gedetailleerde bestemmingsplannen. De basis voor deze koers zijn de 10 richtinggevende stellingen van de Toekomstvisie 2030 die zijn geëvalueerd en door de gemeenteraad zijn vastgesteld. In dit ambitiedocument is een aantal thema's verder uitgewerkt.

Het huidig gemeentelijke beleidskader wordt onder andere gevormd door de nota "Toekomstvisie gemeente Noordoostpolder, ruimte voor kwaliteit" (2003), het "Milieubeleidsplan" en de nota "Noordoostpolder: ruimte voor wonen" (2001). In het gemeentelijke beleid ten aanzien van het wonen in de Noordoostpolder zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • zorg voor de kwaliteit van de bestaande en nieuw te bouwen woningen en de woonomgeving;
  • versterking van de centrumfunctie van Emmeloord;
  • versterking van de woonfunctie van de dorpen;
  • zorg voor voldoende huisvesting voor ouderen;
  • kansen blijven scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  • het verbeteren van de zeggenschap van burgers over woning en woonomgeving.

De doelstellingen uit de nota "Noordoostpolder: ruimte voor wonen" (2001) zijn in 2004 verder uitgewerkt en op onderdelen geactualiseerd in de "Woningmarktanalyse Noordoostpolder". Dit rapport geeft een overzicht van de huidige en de te verwachten tekorten en overschotten op de woningmarkt, zowel kwantitatief als kwalitatief. De Woningmarktanalyse bestrijkt de periode tot 2015, maar geeft ook een doorkijk naar 2030.

De huidige woningmarkt in Noordoostpolder kenmerkt zich onder andere door een groot aantal eengezinswoningen (in een rij), een tekort aan woningen voor senioren en (her)starters, relatief betaalbare koopwoningen en een tekort aan sociale huurwoningen. De sociale huurwoningen bevinden zich met name in de centra, terwijl de halfvrijstaande woningen en vrijstaande woningen voornamelijk aan de rand van de dorpen en in Emmeloord gesitueerd zijn.

De huishoudens in de gemeente Noordoostpolder hebben een lager inkomen dan gemiddeld in Nederland, maar de huishoudens hebben tegelijkertijd ook een lager geregistreerd werkloosheidscijfer. Tevens wonen er in de gemeente Noordoostpolder relatief veel gezinnen met kinderen. Qua bevolkingsontwikkeling zal de komende jaren (tot 2015) het aantal 'jongeren' (tot en met 19 jaar) en het aantal 'actieve senioren' (55-69 jarigen) in de Noordoostpolder sterk toenemen. Na 2015 zet de vergrijzing in de Noordoostpolder definitief door en zal de groep inwoners van 70 jaar en ouder behoorlijk toenemen. Door deze ontwikkelingen zal de behoefte aan woningen geschikt voor 1- en 2-persoonshuishoudens toenemen.

Verder daalt de gemiddelde woningbezetting, maar deze is nog altijd hoger dan het Nederlands gemiddelde. Landelijke trends op de woningmarkt zoals individualisering, informatisering, internationalisering en toename van het aantal tweeverdieners doen zich ook voor in de Noordoostpolder en zijn van invloed op de woonvoorkeuren van de woonconsument.

In het "Milieubeleidsplan 2005-2008" zijn duurzame stedenbouw en duurzame bedrijventerreinen belangrijke onderwerpen. In dat plan is vervat dat de gemeente haar beleid voor bedrijven zal blijven richten op duurzame economische ontwikkeling waarin economische groei gecombineerd wordt met een relatieve vermindering in de toename van de milieudruk. Algemeen uitgangspunten zijn derhalve:

  • behoud en versterking van de huidige relatief gunstige milieukwaliteit;
  • minimaal het behouden van de kernkwaliteiten van het landelijk gebied en waar nodig, dan wel gewenst, verbeteren.

Milieubeleid dat uitgaat van duurzaamheid verhoogt de kwaliteit van de omgeving. Dit kwaliteitsbeleid past in de ontwikkeling van de toekomstvisie "Ruimte voor kwaliteit". De gemeente Noordoostpolder kiest in de toekomstvisie duidelijk voor kwaliteit. Ruimte, rust en schone lucht zijn de kernkwaliteiten van de Noordoostpolder. Wonen, werken en verkeer moeten op voldoende afstand van elkaar plaatsvinden.

De gemeente Noordoostpolder heeft zich tot doel gesteld de relatief gunstige milieukwaliteit in onze polder te behouden en te versterken. Eén van de middelen die zij daartoe inzet is duurzaam bouwen. Dit is een manier van bouwen waarbij negatieve effecten voor milieu en gezondheid ten gevolge van het bouwen en de gebouwde omgeving tot een minimum worden beperkt. Zo is de volgende doelstelling opgenomen in het gemeentelijk milieubeleidsplan en het meerjaren milieu-uitvoeringsprogramma 2005-2008 (MMUP): 'De gemeente Noordoostpolder stimuleert duurzaam bouwen als een vanzelfsprekend onderdeel van de totstandkoming, vernieuwing en het gebruik van de bebouwde omgeving. In uitbreidingsplannen voor woningbouw wordt uitvoering gegeven aan het "plan van aanpak duurzaam bouwen". Ook is in het MMUP opgenomen dat "Het duurzaam gebruiken en onderhouden van woningen (duurzaam wonen) wordt gestimuleerd". Tenslotte wordt in het kader van het gemeentelijk klimaatbeleid gestreefd naar woningen die 5 tot 10 % energiezuiniger zijn dan het bouwbesluit voorschrijft.

Inmiddels is de startnotitie Milieuplan 2009-2013 door burgemeester en wethouders vatsgesteld. Met behulp van deze startnotitie wil het college inventariseren welke milieuonderwerpen inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties van Noordoostpolder belangrijk vinden. Ook wil zij ideeën en wensen in kaart brengen die straks mogelijk een plek krijgen in het Milieubeleidsplan.

In de startnotitie staan de woorden flexibel en ambitie centraal. Flexibel in die zin dat het plan de mogelijkheid biedt de uitvoering van beleid tussentijds aan te passen. Het plan kan zo bijvoorbeeld inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Ambitie staat voor het feit dat de gemeente een stap extra wil zetten dan het wettelijk minimumniveau.

In de startnotitie wordt voorgesteld het milieubeleid gebiedsgericht te formuleren. Per gebied worden dan milieuthema's benoemd, die het beste passen bij dat gebied. Per thema is vervolgens een ambitieniveau aangegeven. Het is de bedoeling om de thema's uit te werken binnen de volgende vijf gebieden:

  1. 1. Wonen en werken - (ambitie: afval, energie en klimaat en duurzaam bouwen).
  2. 2. Grootschalige landbouw - (ambitie: energie en klimaat en natuur en landschap).
  3. 3. Natuur en Recreatie - (ambitie: afval, geluid, geur, water, natuur en landschap).
  4. 4. Cultuurhistorie - (ambitie op bodem, geluid, water, natuur en landschap).
  5. 5. Glastuinbouw - (ambitie op afval, energie en klimaat, water).

Duurzame gemeente

De gemeentelijke organisatie wil zelf het goede voorbeeld geven op het gebied van milieu en duurzaamheid. Zij wil daarvoor: zorgen voor een goed bedrijfsintern milieuzorgsysteem, diensten en producten zoveel mogelijk duurzaam inkopen, energiegebruik van gemeentelijke gebouwen verminderen en energie gebruiken die duurzaam is opgewekt.

De provincie Flevoland en de gezamenlijke Flevolandse gemeenten, verenigd in het Netwerk Duurzaam Bouwen Flevoland, hebben het manifest "Nieuw Flevolands Peil" opgesteld. Op 10 juni 2005 hebben de opstellers, partijen uit de bouwwereld, energie- en waterleidingbedrijven en de vereniging Natuur en Milieu Flevoland het manifest ondertekend. De ondertekening van het manifest vormt het startsein om te komen tot regionale afspraken die leiden tot woningen en een woningomgeving waar het prettig, gezond en comfortabel wonen is. Het manifest en de te maken afspraken richten zich zowel op nieuwbouw als op bestaande bouw.

Op 27 mei 2004 heeft de gemeenteraad het "Welstandsbeleidsplan Noordoostpolder" vastgesteld. Het Welstandsbeleidsplan geeft richting aan het welstandstoezicht in de Noordoostpolder en voor de inwoners van de gemeente biedt het plan helderheid over de welstandsbeoordeling van hun bouwplannen. Uitgangspunt daarbij is een gebiedsgericht welstandbeleid. Op deze wijze wordt aan de verschillen binnen de polder recht gedaan. Daarnaast zijn er zogenaamde loketcriteria (toetsingscriteria) geformuleerd voor kleine bouwwerken waarvoor de licht-bouwvergunningplichtige procedure geldt (erkers, aanbouwen, dakkapellen et cetera). Tenslotte zijn er ook objectgerichte criteria geformuleerd die gelden voor specifieke bouwwerken die door de hele polder voorkomen (bijvoorbeeld reclame-uitingen).

In het Welstandsbeleidplan is ten aanzien van het plangebied Emmeloord Noord en Oost voor wat betreft de 'Oudste schil' vermeld dat het welstandstoezicht er in grote lijnen op gericht is om de bestaande karakteristieken te behouden of met respect voor het oude te renoveren. Dit gebied behoort immers samen met het centrumgebied tot de oude kern van Emmeloord. In de structuur is dit nog op veel plekken te herkennen en ook staat er nog vrij veel gave bebouwing uit de begintijd van Emmeloord. De kwaliteit van de vormgeving van deze bebouwing wordt momenteel weer sterk gewaardeerd. Daarnaast zijn er nieuwe invullingen uit latere tijden. De oorspronkelijke karakteristieken dienen zoveel mogelijk te worden bewaard en nieuwe ontwikkelingen dienen daar goed bij te passen. Die nieuwe ontwikkelingen dienen in dit centrale deel van de stad van een goede en waar mogelijke bijzondere kwaliteit te zijn.

Voor de meest noordelijk en westelijk gesitueerde gebiedsdelen geldt de welstandsbeschrijving van 'Overige woonwijken'. Die wijken zijn vanaf de jaren '60 gebouwd en weerspiegelen de ontwerpopvattingen uit de verschillende tijden. Er wordt relatief weinig gebouwd in deze wijken, de meeste plannen zijn kleine uitbreidingen aan de woningen. Het beleid is er op gericht de bestaande kwaliteit te bewaren.

Op 4 oktober 2007 heeft de gemeenteraad de archeologische basis- en beleidsadvieskaart inclusief bijbehorende rapportage vastgesteld als gemeentelijk toetsingskader. Op de archeologische beleidsadvieskaart is duidelijk aangegeven in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Ook wordt vermeld in welke mate er archeologische waarden verwacht worden of beschermd zijn.

De "Nota Economisch Beleid" (2002) geeft het beleidskader van de gemeente Noordoostpolder op economisch gebied in de komende jaren weer en kan gezien worden als toetsingskader voor (nieuwe) ontwikkelingen op economisch gebied in de gemeente. Doelstelling van het economisch beleid is het voortzetten van de positieve economische ontwikkeling en het bevorderen van duurzame werkgelegenheid. Dat wil zeggen kiezen voor kwaliteit en een economische ontwikkeling in harmonie met andere beleidsontwikkelingen zoals ruimtelijke ordening, milieu en sociale veiligheid. In dit kader is onder andere van belang het onderdeel werken aan huis, waarover in de nota wordt gesteld dat ingespeeld moet worden op de trends van flexibele werktijden en thuiswerken.

Gemeentelijk vestigingsbeleid

Op 9 oktober 2008 heeft de gemeenteraad de "Gemeentelijke Vestigingsvisie" (GVV) vastgesteld.

In deze GVV wordt een analyse gemaakt van de sociaal economische ontwikkelingen binnen de gemeente Noordoostpolder op basis van een aantal toekomstscenario's.

Er is een inventarisatie gemaakt van de bestaande werklocaties binnen de gemeente. De provincie onderscheidt binnen werklocaties detailhandel, kantoren, gemengde locaties wonen/werken en werken/wonen, bedrijventerreinen en terreinen voor zware industrie. Vervolgens is gekeken naar de ontwikkelingswensen, visie van de gemeente waaronder de Toekomstvisie 2030, het economische beleidsplan, het milieubeleidsplan en het meest recente collegeprogramma. Uit deze stukken zijn die delen overgenomen die relevant zijn voor de ontwikkeling van werklocaties binnen de gemeente Noordoostpolder.

Op grond van de visie en de berekende scenario's zijn vervolgens doorzichten gemaakt naar de planning van de verschillende typen werklocaties.Voorts heeft een confrontatie plaatsgevonden van de geprognostiseerde vraag en het aanbod aan werklocaties dat in planning is.

In het onderdeel 'Gemeentelijk vestigingsbeleid' wordt bij Centrummilieus melding gemaakt van het Ontwikkelingsplan Emmeloord Centrum, zijnde een kwaliteitssprong gericht op duurzaamheid, aantrekkelijkheid en veiligheid. De "rode draad" is het ontwikkelingsprincipe en wordt vertaald in een gedifferentieerde route voor voetgangers van het gemeentehuis tot aan het Smedingplein.

Ten aanzien van gemengde werkmilieus wordt voor bepaalde bedrijfsmatige activiteiten aan huis een ontheffingsregeling voorgesteld. Onder specifieke werkmilieus wordt gemeld dat gestreefd wordt naar een optimale segmentatie van kantoorvestigingsmogelijkheden. Voor Emmeloord Centrum wordt opgemerkt dat op grond van vraagprognoses meer kantoren kunnen worden toegelaten.

Voor wat betreft het aspect Detailhandel wordt gesteld dat de uitbreiding van de reguliere detailhandel beperkt blijft tot het centrum van Emmeloord.

2.6 Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is in december 2000 vastgesteld door het Europees Parlement en geïmplementeerd in de Wet op de Waterhuishouding. Het doel van deze richtlijn is het beschermen en verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewateren en grondwater en het bevorderen van duurzaam gebruik van water.

Het basisprincipe van het nationaal en Europees beleid: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).

In de Vierde Nota Waterhuishouding, de Nota Ruimte (2006), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Bestuurlijke Notitie Watertoets en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) komt het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer naar voren.

De Watertoets is het afstemmingsproces tussen water en ruimtelijke ordening. Het betreft het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

De provinciale Beleidsregel Watertoets Flevoland (per 1 juni 2005) geeft invulling aan de rol van de provincie als planbeoordelaar in het kader van de watertoets. De toepassing van het proces van de watertoets is door de gezamenlijke overheden van Flevoland verwoord in de notitie "Waterkader (2009).

Het Waterbeheersplan 2007-2011 representeert het actuele beleid van het Waterschap.

De gemeente NOP en het Waterschap beschikken gezamenlijk over het Stedelijk Waterplan Noordoostpolder. Het waterplan is bedoeld om het afstemmingsproces tussen water en ruimtelijke ordening te verbeteren en het kan dienen als ondersteuning bij de watertoets. De gemeente hanteert het waterplan om invulling te kunnen geven aan de waterparagraaf, terwijl het waterschap ditzelfde document gebruikt voor het opstellen van een wateradvies.

De uitgangspunten uit het waterplan zijn vastgelegd op waterplankaarten. Aan de hand van opgestelde waterplankaarten (watersysteem, waterkwaliteit, riolering, drooglegging) worden de huidige situatie en toekomstige streefbeelden toegelicht.

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van 'watersysteembenadering' centraal. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en kent één watervergunning (met de gemeente als loket).

Geattendeerd wordt nog op de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland, waarin is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken). Het doel van de keur is om waterstaatswerken veilig te stellen en deze op goede wijze te beheren. In de keur zijn daarom verboden (en geboden) opgenomen, waarvan onder omstandigheden ontheffing kan worden verleend.

2.7 Waterparagraaf

De waterparagraaf maakt inzichtelijk hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in de bestaande woonkern met inbegrip van de aanwezige recreatieve voorzieningen in het plangebied Emmeloord Noord en Oost. Hoe wordt in dit gebied omgegaan met water en op welke wijze draagt de inrichting bij aan:

  • Veiligheid.
  • Voldoende water.
  • Schoon water.

Proces van de Watertoets

Aan de hand van de beslisboom (figuur 1 blz. 14) uit het Waterkader van het Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) kan voor het voorliggende plan de procedure kleine plannen worden gevolgd.

Beschrijving van het watersysteem

Veiligheid/Waterkeringen

Het plan ligt niet binnen de kern-, vrijwarings- of buitenbeschermingszone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.

Voldoende Water

Wateroverlast

Herziening van het bestemmingsplan “Emmeloord, Noord en Oost” heeft geen gevolgen voor de huidige situatie ten aanzien van een toename van verhard oppervlak en/of het verdwijnen van ruimte voor waterberging. Dit geeft geen aanleiding in het kader van het principe “waterneutraal bouwen” om compenserende maatregelen te treffen om piekafvoeren te moeten opvangen. Voor dit gebied geldt de afvoernorm van stedelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is daarbij 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar.

Goed functionerend watersysteem

Het huidige maaiveldniveau in het plangebied kent een redelijke variatie. In het westelijk deel ligt het maaiveld ongeveer op -2,50 m NAP. Richting het oosten loopt het maaiveld ruim 1 m af tot een gemiddeld maaiveldniveau van – 3,70 m NAP. Het bestemmingsplan “Emmeloord, Noord en Oost” ligt in het beheergebied van de Lage Afdeling. Het streefpeil voor zowel de zomer- als de winterperiode van het omliggende oppervlaktewatersysteem bevindt zich op -5,70 m NAP. In het plangebied is een drooglegging van 2 m of meer aanwezig, waardoor ruim voldaan wordt aan de minimale drooglegging voor stedelijk gebied van 1,20 meter, rekening houdend met het hiervoor gehanteerde Normaalwaternormpeil (N.W.-normpeil). In het huidige plan zijn geen structurele nadelige gevolgen te verwachten voor en door (grond)water in de omgeving.

Schoon water

Goede structuur diversiteit

Bij de inrichting van het bestaande watersysteem wordt gestreefd naar het behouden van een ecologisch gezond watersysteem.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Ten aanzien van de aanwezige rioleringsstelsels in het plangebied kan een onderscheid worden gemaakt in de volgende gebieden:

  1. 1. het woongebied omsloten door Meldestraat, Peppellaan, Hendric Stevinlaan, Blocq van Kuffelerlaan, Lemstervaart, stadsgracht en Espelervaart.
  2. 2. het bedrijfs- en woongebied omsloten door de stadsgracht, Lemster-, Urker- en Espelervaart.
  3. 3. Emmelerbos, Het Waterland en Het Hooiveld.

Ad 1.

In het bestaand woongebied omsloten door Meldestraat, Peppellaan, Hendric Stevinlaan, Blocq van Kuffelerlaan, Lemstervaart, stadsgracht en Espelervaart is een gemengd rioleringsstelsel aanwezig. In dit rioleringsstelsel is een zestal externe riooloverstorten opgenomen. Deze overstorten staan in verbinding met de stadsgracht, Espeler- en Lemstervaart. Twee overstorten kunnen als hoofdoverstort worden aangemerkt. De hoofdoverstorten bevinden zich ter hoogte van de Hoefblad- en Meldestraat, waardoor het rioleringsstelsel in verbinding staat met de Espelervaart en ter hoogte van de Colijnlaan en Jansmastraat waarbij het stelsel een verbinding heeft met de Lemstervaart.

Door het bestaande gemengde rioleringsstelsel om te bouwen naar een gescheiden rioleringsstelsel, kan de frequentie van het aantal overstorten en de vuiluitworp plaatsvindend tijdens zo'n overstort op het ontvangende oppervlaktewater worden teruggedrongen. Binnen dit woongebied is inmiddels in 2006 het bestaande gemengde rioleringsstelsel omsloten door Peppellaan, Boslaan, Koningin Julianastraat en Espelerlaan voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel. Het is de bedoeling om in 2010, de ombouw van het gemengde rioleringsstelsel naar een gescheiden stelsel verder voort te zetten voor het woongebied omsloten door Meldestraat, Espelerlaan, Moerasandijvie- en Hoefbladstraat. Nadat ook in dit woongebied een gescheiden rioleringsstelsel is aangebracht, is er voor het af te voeren regenwater een directe verbinding met de Espelervaart.

Ad 2.

In het bestaande bedrijfs- en woongebied is een verbeterd gemengd rioleringsstelsel aanwezig. Bij de inbreiding ter plaatse van het Hof van Smeden (Houttuinen, Raamstraat en Veerplein) is een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd. De grote dakoppervlakken grenzend aan de vaarten zijn direct afgekoppeld op deze watergangen. Ter plaatse van de Zuiderkade ter hoogte van de Kievitstraat is in het rioleringsstelsel een riooloverstort opgenomen. Ten behoeve van een milieutechnische verbetering van het bestaande rioleringsstelsel is voor deze overstort een bergbezinkbassin met een inhoud van circa 475 m3 aangelegd. Bij hevige regenval, waarbij het totale rioleringsstelsel overbelast raakt, dringt het bergbezinkbassin bij de incidentele overstortingen de vuiluitworp op het oppervlaktewater van de Urkervaart met circa 50% terug.

Ad 3.

Het gebied onderdeel uitmakend van het Emmelerbos, wordt gekenmerkt door overwegend recreatieve voorzieningen. Het aanwezige rioleringsstelsel bestaat uit een gescheiden rioleringsstelsel, waarbij het regenwater direct wordt afgekoppeld naar de aangrenzende watergangen.

Het woongebied Het Waterland gelegen ten noorden van de Muntweg en de aanwezige horeca aan Het Hooiveld wordt omringd door oppervlaktewater. In dit gebied is een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd, waarbij het regenwater deels bovengronds naar de aangrenzende wateroppervlakken wordt afgevoerd.

De aanwezige riolering in het plangebied “Emmeloord, Noord en Oost” biedt het aanwezige oppervlaktewater voldoende bescherming tegen vuilemissies van onder andere uitlogende bouwmaterialen.

Goed omgaan met afvalwater

Het overgrote deel van het hemelwater binnen het plangebied is aangesloten op de (gemengde) riolering. Bij toekomstige aanpassingen in de openbare ruimte, worden kansen benut om het relatief schone regenwater verder te scheiden van de bestaande afvalwaterstroom.

Waterparagraaf Bosbadhal

Deze waterparagraaf maakt inzichtelijk hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen, waarmee rekening moet worden gehouden bij het uitbreiden van de bestaande Bosbadhal Boslaan 28-30 en het aantal parkeerplaatsen. De lokatie van de Bosbadhal maakt onderdeel uit van het plangebied Emmeloord Noord en Oost. Bij de te wijzigen inrichting van de Bosbadhal wordt rekening gehouden met de wijze waarop op deze lokatie wordt omgegaan met water en de inrichting bijdraagt aan Veiligheid, Voldoende water en Schoon water.

Proces van de Watertoets

Aan de hand van de beslisboom (figuur 1 blz. 14) uit het Waterkader van het Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) kan voor het voorliggende plan de procedure kleine plannen worden gevolgd.

Beschrijving van het watersysteem

  1. 1. Veiligheid/Waterkeringen

Het plan ligt niet binnen de kern-, vrijwarings- of buitenbeschermingszone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.

  1. 2. Voldoende Water

Wateroverlast

Door aanleg van een nieuwe sporthal (5.000 m²) en uitbreiding van de bestaande parkeerplaatsen (3.300 m²) vindt er ten opzichte van de bestaande situatie een toename van het verhard oppervlak plaats. Bij de uitbreiding wordt rekening gehouden met het principe "waterneutraal bouwen". Een voorziening is nodig om piekafvoeren te kunnen opvangen. Rekening moet worden gehouden met de maximale afvoernorm van het stedelijk gebied van 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar. De aangewezen lokatie voor het installeren van een dergelijk regulerende afvoer van het stedelijk naar het landelijk gebied zal ter plaatse van de uitmonding van de watergang op de Lemstervaart moeten zijn.

Goed functionerend watersysteem

Het plangebied van de Bosbadhal bevindt zich in het beheergebied van de Lage Afdeling. Het streefpeil voor zowel de zomer- als de winterperiode van het omliggende oppervlaktewatersysteem bevindt zich op -5.70 m NAP. Aan de noord- en zuidzijde van het Bosbadterrein bevinden zich twee in oostelijke richting naar de Lemstervaart lopende watergangen. Deze watergangen hebben respectievelijk een gemiddelde bodemhoogte van -5.33 m NAP en -5.54 m NAP. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de aanwezige watergangen in normale omstandigheden nauwelijks watervoerend zijn. De gemiddelde hoogte van het maaiveld waarop de nieuwe sporthal wordt gebouwd is -3.97 m NAP. Het bestaande vloerpeil van de bosbadhal heeft een hoogte van -3.38 m NAP. In het plangebied wordt ruim voldaan aan de minimale drooglegging voor stedelijk gebied van 1,20 meter, rekeninghoudend met het hiervoor gehanteerde Normaalwaternormpeil (N.W.-normpeil). In het huidige plan zijn geen structurele nadelige gevolgen te verwachten voor en door (grond)water in de omgeving.

  1. 3. Schoon water

Goede structuur diversiteit

Bij de inrichting van het bestaande watersysteem wordt gestreefd naar het behouden van een ecologisch gezond watersysteem.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt.

Goed omgaan met afvalwater

Het vrijkomend stedelijk afvalwater op het perceel van de Bosbadhal wordt afgevoerd via de bestaande aansluiting op het gemengde rioleringsstelsel is Boslaan. Het schone regenwater afkomstig vanaf de dakoppervlakken van de hallen kunnen direct worden afgevoerd naar de bestaande aanwezige watergangen. Ten gevolge van de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen ter plaatse van de bosbadhal is er sprake van afstromende regenwater van een verhard oppervlak van meer dan 50 parkeerplaatsen. Dit regenwater moet via een bodempassage worden afgevoerd naar de aangrenzende sloot.

Op 17 maart 2001 heeft met het Waterschap nader overleg plaatsgevonden over de inpassing van de waterbergingsopgave ten behoeve van de uitbreiding van de Bosbadhal.De bestaande watergang vervult de functie van zaksloot/berging. Uitgangspunt is dat een tweede watergang wordt gegraven op het terrein van de Bosbadhal met een stuw naar de ringsloot van de ijsbaan die afwatert op de Lemstervaart. Doorsnede van deze tweede watergang is 2,7 m breed met een lengte van 225 meter en geeft daarmee een waterberging van ruim 600 m³.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00484-VS01_0003.jpg"

Illusstratie mogelijke inpassing waterbergingsopgave Bosbadhal

2.8 Milieuaspecten

Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:

  1. a. bodem;
  2. b. geluid (Wet geluidhinder);
  3. c. hinder in de relatie bedrijven en gevoelige functies;
  4. d. luchtkwaliteit.

2.8.1 Bodem

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan; het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.

Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een reguliere bouwvergunning wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.

2.8.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieu- belastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een zonering industrieterrein of spoorweg.

Wegverkeer

Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve geen akoestische toetsing plaats te vinden.

2.8.3 Hinder

Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.

Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de ‘omgekeerde werking’). Onderzocht moet dus worden wat - vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen) - de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie grootste richtafstand

1 10 meter

2 30 meter

3.1 50 meter

3.2 100 meter

De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:

  • bedrijfsgrootte, productiecapaciteit opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke;
  • verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen;
  • productiewijze.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.

Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.

Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen

Dit plangebied heeft, naast een woonfunctie, voor een enkel perceel een bedrijfsfunctie. In dit plan is sprake van vastlegging van de bestaande situatie.
Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.

Ontwikkelingsmogelijkheid Bosbadhal.

De ontwikkeling bij de Bosbadhal betreft de uitbreiding van een bestaande accommodatie met een sporthal. Ingevolge de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering gelden voor een sporthal naast de milieuaspecten (i.c. geluid) ook aandachtspunten als verkeersaantrekkende werking.

Opgemerkt wordt dat de sportactiviteiten inpandig zullen plaatsvinden.

Op de verbeelding en in de regels is (middels aanduidingen) inzicht gegeven in de hoofdontsluiting, de parkeergelegenheid en de mogelijkheid tot realisering van een geluidwerende voorziening.

2.8.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  1. a. woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  2. b. infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  3. c. kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Dit bestemmingsplan bevat nog de mogelijkheid om aan de Meldestraat tot bebouwing te komen, doch van een verslechtering als bovenbedoeld zal geen sprake zijn. Desalniettemin is toch alsnog een berekening gemaakt om de invloed op de luchtkwaliteit na te gaan.

Luchtkwaliteitsberekening

De concentraties van NO2 en PM10 voor het huidige jaar 2009 en de toekomstige situatie (2015 en 2020) zijn berekend voor de Espelerlaan. De Meldestraat komt hierop uit en een mogelijke ontwikkeling zal invloed hebben op de hoeveelheid verkeer op de Espelerlaan. Als gevolg van het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van de nieuwe "Deel" zijn intensiteiten bekend voor de Espelerlaan. Daar zit het meeste verkeer op en daar zal ook de toename direct merkbaar zijn als gevolg van de mogelijke ontwikkelingen aan de Meldestraat.

De tellingsgegevens dateren uit 2008 en in de berekeningen is enerzijds rekening gehouden met een jaarlijkse toename van het verkeer (inclusief vrachtverkeer) met gemiddeld 140 voertuigen, en daarnaast met een extra toename als gevolg van de mogelijke ontwikkelingen aan de Meldestraat. De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het CAR II-model versie 8.1.

Voor de overige invoer voor de CAR II-berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 4Berekeningen luchtkwaliteit.

In onderstaande tabel zijn de resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen weergegeven.

Jaargemiddelde concentratie NO2 in µg/m3 Jaargemiddelde concentratie PM10 in µg/m3 Aantal overschrijdingen van 24-uursgemiddelde norm PM10 van 50 µg/m3
Grenswaarde 40 40 35
Esperlerlaan
2009 17,9 21,9 4
2015 (inclusief uitvoering plan) 14,0 20,8 3
2020 (inclusief uitvoering plan) 11,2 19,7 1

Waarden voor PM10 zijn zonder aftrek voor zeezout.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat zowel de huidige als de toekomstige situatie na realisatie van de plannen niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

2.9 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De op 1 oktober vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een speciale beschermingszone, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.

Soortbescherming

De "Flora- en faunawet" heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan in beginsel consoliderend van aard is en geen noemenswaardige ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader ecologisch onderzoek plaats te vinden. Voor de ontwikkelingsmogelijkheid bij de Bosbadhal is zulks wel vereist.

Ontwikkelingsmogelijkheid Bosbadhal en Meldestraat

Buro Bakker heeft aangaande de ontwikkelingsmogelijkheid bij de Bosbadhal een toets aan de Flora- en faunawet verzorgd en heeft daarover gerapporteerd in juli 2010 (Bijlage7 Toetsing Flora- en faunawet). In het rapport wordt het volgende geconcludeerd:

Vanwege het voorkomen van broedvogels dienen verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd om verstoring van broedgevallen in de directe omgeving van het plangebied te voorkomen.

Alle andere te verwachten soorten in het plangebied zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht blijft wel van kracht.

Vorenstaande opmerkingen gelden ook voor de ontwikkelingsmogelijkheid Meldestraat.

2.10 Cultuurhistorie/archeologie

Aspecten van de cultuurhistorie zijn archeologie, historische geografie en historische bouwkunde. Samengenomen leveren ze een meerwaarde op. Vooral bij ontwikkelingen dient te worden bezien in hoeverre aanwezige cultuurhistorische waarden kwetsbaar zijn voor geplande bodemingrepen. Niet ongebruikelijk is dat dan aangegeven wordt op welke manier de cultuurhistorische waarden behouden, hersteld of verder ontwikkeld kunnen worden.

Plangebied

Onderstaand worden enige in het plangebied voorkomende buurten "historisch" beschreven (bron onder andere emmeloord.info).

Onkruidbuurt

Dit betreft de oudste wijk van Emmeloord. De naamgeving van de straten is vernoemd naar het onkruid dat voorheen zo welig tierde en welk met man en macht diende te worden uitgeroeid (Zeeasterstraat, Rietstraat, Moerasandijviestraat, Duizendknoopstraat, Distelstraat, Zeebiesstraat, Meldestraat, Hoefbladstraat en Muurstraat).

Bomenbuurt

Aan de oudste zijde van de Espelerlaan heten de straten naar planten die men in de begintijd van de polder met man en macht trachtte uit te roeien; aan de andere zijde dragen de straten de namen van bomen en struiken die juist zijn aangeplant om de ontstane kaalslag weer wat op te fleuren.

Cultuur naast natuur; de Lijsterbeststraat, de Jasmijnstraat, de Meidoornstraat, de Abelenlaan, de Acacialaan, de Berkenlaan, de Lindelaan, de Peppellaan, de Wilgenlaan en de Goudenregenstraat zijn genoemd naar bomen en heesters die overwegend voor de beplanting van deze straten zijn gebruikt.

De naam Goudenregenstraat was oorspronkelijk bedoeld voor de Koningin Julianastraat, maar omdat deze straat een wijk afsluit, moest het een neutrale naam hebben. In het kroningsjaar 1948 kreeg deze straat de naam van het staatshoofd.

Plannenmakersbuurt

Deze wijk draagt de namen van personen die verbonden zijn geweest aan het ontwerp en drooglegging van de Zuiderzee (Kloppenburgstraat, Faddegonstraat, Van Diggelenstraat, Beijerinkstraat, Stieltjesstraat, Leenmanstraat, Professor Huetstraat, Wenmaekersstraat, Jonkheer Opperdoes Alewijnstraat, Kooystraat, Bumalaan, Professor ter Veenstraat, Professor Lorentzstraat, Leeghwaterstraat en Hendrik Stevinnlaan).

De Espelerlaan

Ooit heeft deze weg de Lischdoddelaan geheten, conform de rest van de straatnamen in deze onkruidbuurt. Echter, omdat later werd gesteld dat de wegen die een wijk begrenzen, een neutrale naam diende te krijgen, werd vanaf 1948 deze weg de Espelerlaan.

Monumenten

Het plangebied kent een aantal monumenten, met name aan de Acacialaan (de houten zogenaamde Oostenrijkse woningen) , Berkenlaan, Koningin Julianalaan en de Meidoornstraat. Monumenten genieten bescherming op basis van een gemeentelijke verordening dan wel de Monumentenwet. Om die reden worden in dit bestemmingsplan voor monumenten geen extra regelingen opgenomen.

In het advies tot plaatsing op de monumentenlijst is het navolgende verwoord:

  • voor wat betreft de Oostenrijkse woningen Acacialaan/Berkenlaan):

Het betreft hier een ensemble van twaalf houten woningen. Alle panden zijn in de periode 1948/1949 gebouwd. In de Noordoostpolder zijn destijds circa 100 van deze uit Oostenrijk geïmporteerde woningen gebouwd, voornamelijk in de kernen van Emmeloord, Marknesse en Ens. De woningen zijn destijds voor tijdelijke huisvesting gebouwd en zijn kenmerkend voor de beginperiode van het pioniersgebied. Het grootste deel van het onderhavige ensemble verkeert in vrijwel oorspronkelijke staat. Hoewel de architectuurhistorische waarde van de individuele woningen gering is en een klein deel relatief ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan, is rijksbescherming van alle woningen gerechtvaardigd. De beschermwaardige kwaliteiten worden namelijk voor een belangrijk deel bepaald door het feit dat het hier een unieke concentratie van dit type huizen betreft. De ruimtelijke kwaliteit en het karakter van het ensemble zijn erbij gebaat dat alle objecten van het ensemble beschermd worden.

  • voor wat betreft de woningen Konigin Julianalaan:

Het betreft hier twee woonblokken van elk zes woningen. De objecten zijn in 1948 gebouwd ten behoeve van de middenstand. In architectuurhistorisch opzicht is het complex interessant doch niet specifiek voor de Noordoostpolder. Omdat de Raad er evenwel aan hecht dat naast de voor de polder karakteristieke agrarische en waterstaatkundige bouwwerken ook voorbeelden van vroege woningbouw beschermd worden, heeft de Raad deze objecten vergeleken met de eveneens ter bescherming voorgedragen woningen in de Meidoornstraat te Emmeloord. De monumentwaarde van het beeldbepalende complex in de Koningin Julianastraat wordt hoger ingeschaald dan die van het ensemble in de Meidoornstraat.

Archeologie

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK), hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Er zijn in het plangebied geen archeologische monumenten bekend.

Complementair aan deze kaart zijn de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart (ABB) voor het grondgebied van Noordoostpolder. Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder in 2007 ontwikkelde beleidskaart is aangegeven welke gebieden een hoge, een gematigde, dan wel een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Verder is op de kaart aangegeven waar zich scheepswrakken bevinden en welke gebieden een archeologisch monument betreffen.

De door de gemeenteraad vastgestelde ABB geeft aan in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Uit de kaart blijkt dat in het oosten van het (bestemmings)plangebied een strook grond gelegen is met een hoge archeologische verwachtingswaarde. In deze gebieden geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Dit gebied zal worden beschermd door een aanlegvergunningstelsel. Een aanlegvergunning kan enkel worden verleend als uit een nader onderzoek blijkt dat geen sprake is van archeologische waarden of dat geen archeologische waarden worden aangetast.

Voor een deel van het plangebied geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw, en aangetroffen archeologische vondsten en relicten, uitsluitend in het zuidoostelijk deel van het plangebied (omgeving Verhagenlaan) een middelhoge archeologische verwachting (zie Bijlage 2 Archeologie).

Deze zones en gebieden waren net als de gebieden met een hoge verwachting in principe geschikt voor bewoning, echter de conserveringsomstandigheden zijn hier minder gunstig. In deze gebieden is de dichtheid aan vindplaatsen beduidend lager dan in de gebieden met een hoge verwachting. Ook dit gebied wordt beschermd door een aanlegvergunningstelsel.

Voor het overgrote deel van het plangebied geldt een lage verwachtingswaarde .Voor dit gebied geldt geen aanlegvergunningstelsel en gelden geen voorwaarden voor omgevingsvergunningverlening.

Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.

Ontwikkelingsmogelijkheid Bosbadhal en Meldestraat

Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheid bij de Bosbadhal en de Meldestraat kan worden gemeld dat op basis van de beleidsadvieskaart voor het hele gebied een "lage archeologische verwachting" geldt. Nader archeologisch onderzoek is op basis van deze verwachtingswaarde niet noodzakelijk en het opnemen van een aanlegvergunningplicht in de bestemmingsplanregels kan daarom achterwege blijven.

Tijdens de uitvoering kunnen in het plangebied toch archeologische waarden worden aangetroffen. In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, artikel 53, lid 1 is aangegeven dat de uitvoerder de plicht heeft om eventuele archeologische vondsten tijdens de werkzaamheden te melden bij burgemeester en wethouders.

2.11 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  1. 1. inrichtingen.
  2. 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
  3. 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Voor de in dit plan begrepen gronden is het lpg-tankstation nabij de hoek Het Waterland- Het Hooiveld van belang. Dit station heeft thans een doorzet van minder dan 1.000 m3 per jaar.

Plaatsgebonden risico

In verband met het plaatsgebonden risico en gelet op de doorzet lpg moeten volgens het Bevi de volgende afstanden tot de (beperkt) kwetsbare objecten in acht worden genomen:

  • 15 meter vanaf de afleverzuil;
  • 25 meter vanaf het ondergrondse reservoir;
  • 35 meter vanaf het vulpunt.

Binnen deze contouren (zie Bijlage 5 Veiligheidszone) zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen.

Groepsrisico

Conform artikel 13 lid 1 Bevi wordt hierna ingegaan op de volgende aspecten:

  1. a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
  2. b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  3. c. wanneer mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
  4. d. wanneer mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  5. e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
  6. f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  7. g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  8. h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
  9. i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.

Ad a. en b.

Voor het groepsrisico bedraagt het invloedsgebied 150 meter vanaf zowel het vulpunt als rond de opslagtank.

Om het groepsrisico te berekenen in een standaardsituatie (het lpg-vulpunt ligt op minder dan 50 meter van de ondergrondse dan wel ingeterpte lpg-voorraadtank) kan gebruik gemaakt worden van de lpg-groepsrisicoberekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool controleert of de feitelijke locale situatie overeenkomt met de standaardsituatie.

In deze berekening is niet alleen het aantal woningen ingevoerd, dat (geheel of gedeeltelijk) binnen een bepaalde afstand ten opzichte van het vulpunt is gelegen, maar ook de kantoorruimte van provinciale waterstaat. Andere objecten zijn niet binnen een straal van 150 meter vanaf het vulpunt dan wel de opslagtank gelegen. Het resultaat van de berekening rond het vulpunt en de opslagtank is dat in de dagsituatie (wanneer gemiddeld het hoogste aantal personen binnen een kantoor aanwezig is) het aantal slachtoffers in het invloedsgebied bij een BLEVE (zie ad i.) van een tankwagen, die voor 100% gevuld is 22,8 personen bedraagt. Daarmee wordt ruimschoots binnen de oriënteringswaarde gebleven.

Zie voor de uitkomsten van de berekening Bijlage 6 Groepsrisicoberekening.

Ad c.

In het Besluit lpg-tankstations milieubeheer zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche thans maatregelen voorbereidt die tot vermindering van het groepsrisico zullen leiden. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • het gebruiken van een verbeterde vulslang. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk en vermindert het aantal knelpunten met het plaatsgebonden risico.
  • het aanbrengen van hittewerende coating op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'BLEVE': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen.

Ad d.

In het invloedsgebied zijn bestemmingsplannen van kracht. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan.

Ad e.

In de milieuvergunning wordt de lpg-doorzet begrensd tot 1.000 m3 per jaar.

Ad f.

Het is een consoliderend bestemmingsplan, dat geen nieuwe ontwikkelingen toelaat.

Ad g en h.

Hierover moet eerste het advies van de brandweer worden afgewacht.

Ad i.

Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen).

Een ander aspect is bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal daarom voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt - wanneer mogelijk - in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.

In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn.

Buisleidingen

In of bij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

De routering gevaarlijke stoffen wordt sinds 1 augustus 1996 geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen rijks-, provinciale en gemeente wegen worden aangewezen. Op basis van artikel 18 van deze wet is de gemeenteraad bevoegd wegen of weggedeelten aan te wijzen waarvoor een routeplicht geldt. Deze route dient echter aan te sluiten op die route, die in dat kader door het rijk en de provincie is vastgesteld.

Voor Emmeloord is er geen route aangewezen. In dat geval dient altijd de kortste route vanaf het hoofdwegennet (snelweg) naar het afleverpunt gezocht te worden. De intensiteit van mogelijke transporten is echter dermate laag dat er - gezien de aard van de vervoerde stoffen - geen problemen zijn ten aanzien van dit aspect aan in Emmeloord. In het kader van het provinciale uitvoeringsprogramma externe veiligheid wordt er nog onderzoek uitgevoerd naar alle transportroutes voor gevaarlijke stoffen binnen de gemeente Noordoostpolder.

Ook uit het ontwerp van het Basisnet Weg blijkt dat zowel geen van de in de directe omgeving aanwezige wegen alsook de in het plangebied gelegen wegen een 10-6-risicocontour heeft. Emmeloord vormt ook geen (mogelijk) aandachtspunt voor het groepsrisico.

Uit het ontwerp van het Basisnet Water blijkt eveneens dat er geen wateren in de directe omgeving van Emmeloord zijn die een plaatsgebonden risicocontour hebben van 10-6 of een (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Emmeloord is niet gelegen in de nabijheid van een spoorlijn. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in dit kader dan ook geen risico voor de planontwikkeling.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid, mede gelet op de ontwikkelingsmogelijkheid bij de Bosbadhal en Meldestraat, geen nadere beschouwing behoeft.

2.12 Verkeer

Het bestemmingsplan regelt het gebruik van de gronden in een gebied met woonwijken, bossen en sportvoorzieningen dat - globaal gezien - ingeklemd ligt tussen de Espelervaart, de Urkervaart, de rijksweg A6, Muntweg en Espelerlaan.

Het betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Ten aanzien van de bestaande infrastructuur treden geen veranderingen op.

Uitgangspunt bij de verdere inrichting van het terrein aan de Meldestraat is dat in voldoende parkeergelegenheid (conform de handreiking CROW) op eigen terrein moet worden voorzien.

Met het oog op de ontwikkelingen bij de Bosbadhal kan het volgende worden opgemerkt.

Ten tijde van de terinzagelegging van het voorontwerp was nog niet bekend hoe de ontsluiting van het sportcomplex geregeld zou worden. Op nadrukkelijk verzoek van de gemeenteraad heeft het college toegezegd bij de besluitvorming over bouw van het complex met een voorstel te komen. Dit voorstel is inmiddels gereed. Het behelst het verplaatsen van de toegangsweg vanaf de Banterweg voor auto's naar het sportcomplex richting het noorden. De ingang komt zo ter hoogte van de ovale rotonde die er al ligt. Hiermee wordt het mogelijk de huidige ontsluiting in het verlengde van de Peppelaan voor auto's af te sluiten en een fietspad te realiseren waar fietsers slechts één keer moeten kruisen met autoverkeer (zie Bijlage 8 Ontsluiting Bosbadhal. Binnen het project is onder het deelproject Infrastructuur een kostenpost ruimtelijke inpassingen opgenomen. Met betrekking tot de zorg of er wel voldoende nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd geldt dat het gemeentebestuur kiest voor uitbreiding, compensatie en gedeeltelijke herinrichting van de parkeervoorzieningen.

In totaal zullen 246 parkeerplaatsen voor het sportcomplex beschikbaar zijn. Uit een recent uitgevoerd parkeeronderzoek blijkt dat de capaciteit van het huidige parkeerterrein voor de huidige functie (zwembad en sporthal) voldoet. Uitgangspunt voor de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de uitbreiding, zijn de kencijfers zoals opgesteld door het CROW (nationaal kennisinstituut voor verkeer en vervoer). Hierin zijn kencijfers opgenomen voor het benodigd aantal parkeerplaatsen bij verschillende voorzieningen op basis van ligging en stedelijkheidsgraad. Uitgegaan is van het gemiddelde kencijfer.

Uitgangspunten zijn het oppervlak van de sporthal in totaal 4000 m2 en een bezetting van de tribune van 45% (dit heeft voornamelijk te maken met een spreiding over de 4 zaaldelen en de ervaring van gemiddelde bezetting bij wedstrijden). Daarnaast wordt er voor gekozen om de parkeerplaatsen, die het meest zuidelijk liggen op de huidige parkeerplaats (21 plaatsen), te verwijderen en op het nieuwe deel te compenseren. Op die wijze wordt de parkeerplaats verder afgeschermd van de nabij gelegen woningen en wordt mogelijke overlast beperkt.

Bovendien is het zo dat er naast de toekomstige parkeerplaatsen ruimte beschikbaar blijft om uit te breiden. Het gemeentebestuur wil er, uit efficiency overwegingen, voor waken om niet te veel parkeerplaatsen aan te leggen en de berekeningen geven hier nu geen aanleiding toe. Mocht in de toekomst blijken dat dit onverhoopt toch noodzakelijk is dan kan dat qua bestemming wel gerealiseerd worden.

Op dit moment wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor de actualisatie van het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP). Daarin worden beleidskaders voor wat betreft het verkeer en vervoer voor de gehele gemeente in brede zin behandeld.

2.13 Handhaving

Handhaving betekent eigenlijk "in stand houden". Het woordenboek geeft daarbij als voorbeeld "de orde handhaven". De overheid handhaaft echter ook wetten, regels en beleidsnota's.

In de "Kaderstellende nota Integrale handhavingsbeleid" (vastgesteld door de raad op 27-01-2005) stelt de gemeente Noordoostpolder zich tot doel de kwaliteit en de kwantiteit van de handhaving op een hoger niveau te brengen. Deze doelstelling maakt ook onderdeel uit van de prioriteiten van burgemeester en wethouders zoals deze zijn verwoord in het Collegeprogramma 2002-2006.

Om de handhaving efficiënter en effectiever te laten verlopen in de Noordoostpolder is hiervoor met ingang van 1 juni 2005 een Cluster Handhaving ingesteld.

De handhavingsnota wordt gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma waarin staat aangegeven op welke wijze de handhaving vorm krijgt en hoe deze wordt uitgevoerd. Ten aanzien van ruimtelijke plannen wordt in de nota vermeld dat de handhaving van de gebruiksregels (strijd met de toegelaten activiteiten) prioriteit krijgt.

Hoofdstuk 3 Het Plan

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan legt de bestaande toestand vast en laat zich kwalificeren als een conserverend bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de bestemmingen die voor de in het plangebied aanwezige gronden zijn gekozen. Voor zo ver nodig worden deze bestemmingen en de daarbij behorende regels in het volgende hoofdstuk nader toegelicht.

In het algemeen kan worden gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis heeft gevormd voor het plan oftewel het onderhavige bestemmingsplan consolideert in dat opzicht in belangrijke mate de aanwezige ruimtelijke situatie. Daarnaast wordt met dit plan beoogd voor de thans bestaande situatie kaders te bieden voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.

3.1.1 Ontwikkelingsmogelijkheid Bosbadhal

In dit plan wordt een uitbreidingsmogelijkheid geboden bij het sportcomplex hoek Boslaan - Leeghwaterstraat (Bosbadhal). De gemeente Noordoostpolder streeft er naar een energieke sportgemeente te zijn (opgenomen in de Sportnota). Om dit te bereiken wil de gemeente laagdrempelige en multifunctionele sportvoorzieningen voor al haar inwoners. De gemeente zet in op het faciliteren van breedtesport en efficiënt en multifunctioneel gebruik van de accommodaties. Het gaat om het realiseren van een totaal en modern sportaanbod. Eén van de grootste ontwikkelingen van het Masterplan Sportaccommodaties Emmeloord betreft een uitbreiding van de Bosbadhal ter vervanging van de sterk verouderde PWA-hal. Tezamen met het zwembad en de toevoeging van een extra sporthal is de gemeente Noordoostpolder straks een totaal en modern sportcomplex rijker.

3.1.2 Ontwikkelingsmogelijkheden Meldestraat

Het huidige bestemmingsplan "Emmeloord Centrum III" geeft voor het voormalig slachthuisterrein aan de Meldestraat een bedrijfsbestemming, ook het naastgelegen gemeentelijke perceel heeft deze bestemming. Deze percelen liggen in een strook van gemengde al dan niet maatschappelijke functies. De percelen liggen er al enige tijd opgebruikt bij. Het is ruimtelijk en milieutechnisch niet meer wenselijk op deze locaties nieuwe bedrijven toe te staan. De meest voor de hand liggende functie is de Maatschappelijke. Momenteel vinden er gesprekken plaats over de verdere invulling van de percelen. Een concrete invulling is nog niet bekend. In dit bestemmingsplan worden de ruimtelijke kaders aangegeven waarbinnen deze locatie kan worden ingericht.

3.2 Gebiedsbeschrijving

Structuur

De oudste schil van Emmeloord bestaat uit een aantal woonwijken rondom het centrum die doorsneden worden door brede wegen (de Espelerlaan, de Boslaan, de Sportlaan, de Korte Dreef en de Lange Dreef). Ze horen tot de eerste bouw in Emmeloord en zijn veelal als een eenheid ontworpen. Er is een grote samenhang tussen architectuur en stedenbouwkundig plan.

Rondom het Harmen Visserplein, in de 'Onkruidbuurt' ligt een raster van lichtgekromde straten met een vrijwel gesloten straatwand. Ook de Espelerlaan wordt nabij het centrum begeleid door rijtjeswoningen. In de 'Bomenbuurt' is het straatprofiel breed, met aan weerszijden stoepen en voortuinen. Hier staan voornamelijk bungalows en villa's. In het hart van dit buurtje zijn een aantal openbare voorzieningen gevestigd. De wijk gaat over in de brede en groene Boslaan waarlangs zich vrijstaande en enige halfvrijstaande woningen bevinden. Oostelijk hiervan ligt de 'ingenieursbuurt'. Deze buurt is veel stedelijker opgezet en bestaat uit een raster van smalle straten met aaneengesloten bebouwing. Er zijn verspringingen in de rooilijn. Op een aantal plekken zijn voortuinen achterwege gelaten waardoor de buurt stedelijk oogt. In het centrum van de buurt bevindt zich een aantal scholen.

Langs en ten oosten van de Sportlaan ligt een villawijk. Het straatprofiel is breed en door de overwegend éénlaagse bebouwing oogt de buurt heel groen en ruim. Naast vrijstaande bebouwing bevinden zich hier ook een aantal rijtjeswoningen.

Nabij de A6 bij het Van der Valk hotel is een woonwijk gerealiseerd met veel water en doorkijkjes naar het buitengebied. Aan de hoofdontsluitingsweg en korte zijstraten bevinden zich voornamelijk vrijstaande en halfvrijstaande woningen. De wijk is ontsloten vanaf de Banterweg.

De oostwest-as is samengesteld uit de Kampwal, Meeuwenkant en Schokkerwal met taluds en bomenrijen en de Korte Dreef en de Lange Dreef met rijen drielaagse bebouwing. Het ziekenhuis en het bejaardentehuis aan beide uiteinden van deze as markeren de entrees van de stad. Zowel de Korte Dreef en de Lange Dreef zijn hoger en bieden een meer stedelijke aanblik, terwijl de bebouwing aan de overzijde van de Lange Dreef (Kampwal, Meeuwenkant en Schokkerwal) kleinschaliger is en duidelijk tot een woonwijk behoort. De oostwest-as wordt ter plaatse van de Deel doorsneden door de Nagelerstraat.

Ten zuiden van het centrum is er een patroon van brede hoofdstraten met groenstroken en smallere zijstraten zichtbaar. Strokenbouw begeleidt de straten. Langs de Zuiderkade is de bebouwing weer hoger en stedelijker, ooit bedoeld om de overgang tussen stad en polder te benadrukken. De drielaagse bebouwing vormt een stedelijke wand. De woonwijk is tegen het oudste bedrijventerrein van Emmeloord gebouwd en de overgang is als enigszins abrupt te kwalificeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00484-VS01_0004.jpg"

Distelstraat. Zeeasterstraat Acacialaan

Bebouwing

De bebouwing in de "Oudste schil" biedt een traditioneel beeld dat goed past binnen de architectuurstroming de "Delftse School". De bebouwing bestaat uit bakstenen muren, rode pannendaken en houten kozijnen. De woningen zijn in stroken gebouwd (vier of meer woningen) en bestaan uit één of twee bouwlagen. De woningen zijn smal en ondiep. De woningen langs de Lange Dreef bieden een stedelijker beeld. Het zijn portiek- of bovenwoningen van drie bouwlagen. De balkons en schoorstenen zijn beeldbepalend. De bebouwing in de "Onkruidbuurt" bestaat uit één laag met een kap. Langs de Espelerlaan zijn de woningen ruimer van opzet. De bebouwing is met veel aandacht ontworpen en rijk gedetailleerd. Aan de Acacialaan zijn vlak na de oorlog zogenaamde houten "Oostenrijkse" woningen gebouwd (zijn nu monumenten). Het zijn vrijstaande woningen van één laag met een groot steil dak. De dakhelling heeft een typerende "knik" bij de gootlijn. De Oostenrijkse woningen zijn na de oorlog door de Oostenrijkse regering geschonken aan Nederland. Ze dienden destijds als noodwoning. Ze staan op verschillende plekken in de Noordoostpolder. De villa's en bungalows bij de Boslaan en Sportlaan zijn typische exponenten van de jaren vijftig: platte of flauw hellende daken, grote ramen, luifels en betonnen details. De recente nieuwbouw in de Vogelbuurt bestaat uit halfvrijstaande woningen en appartementengebouwen. Ze wijken af van de bestaande bebouwing. De kleuren zijn vaak lichter of sprekender. Platte daken komen ook voor.

Functies

Verspreid over het plangebied, veelal geconcentreerd in enkele clusters, bevinden zich diverse voorzieningen zoals kerken, scholen en een verzorgingshuis. Daarnaast zijn gevestigd dagverblijven, het gemeentehuis, het politiebureau, het muzisch centrum en een verenigingsgebouw in de wijk. In de bocht van de Espelervaart, ingeklemd tussen woonwijk De Erven, de Espelerlaan en de bebouwing aan de Meldestraat ligt de begraafplaats.

Op de hoek Boslaan - Leeghwaterlaan is het sportcomplex met zwembad en sporthal gehuisvest. De overige sportvoorzieningen en de ijsbaan bevinden zich in het noordelijk deel van het plangebied en op diverse sportterreinen. In het Emmelerbos bevindt zich nog een kinderboerderij/hertenkamp, camping en een drafbaan/manege.

In het uiterste noorden van het plangebied, nabij de A6, is het Van der Valk Hotel Emmeloord gevestigd.

Zie Bijlage 3 Functiekaart.

Detailhandel en kantoren

De detailhandelsvoorzieningen zijn geconcentreerd op drie locaties in het plangebied. Ze bevinden zich aan de Zuiderkade en op de hoeken van Harmen Visserplein - Zeeasterstraat en de Moerasandijviestraat - Rietstraat. Op de hoek van de Lemstervaart en de Lange Dreef bevindt zich nog een grootschalig tuincentrum.

De (kleinschalige) solitaire kantoren bevinden zich met name aan de Nagelerstraat en Onder de Toren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00484-VS01_0005.jpg"

St. Jozefschool, Nieuw Jeruzalemkerk, Gemeentehuis,

Prof. Lorentzstraat Plevierenstraat Harmen Visserplein

3.3 Bosbadhal

De uitbreidingsmogeijkheid van de Bosbadhal wordt in dit bestemmingsplan in de toelichting op alle relevante ruimtelijke aspecten tegen het licht gehouden. De regeling en ruimtelijke onderbouwing is niet anders dan wanneer het met een aparte bestemmingsplanherziening zou worden geregeld.

Belangrijkste argumenten voor het realiseren van deze uitbreiding van de Bosbadhal zijn de volgende. Het gemeentebestuur heeft bij het vaststellen van het Masterplan Sportaccommodaties in maart 2009 en de uitwerking daarvan in januari 2010 de keuze gemaakt om de sporthallen te clusteren. Dit is een bewuste keuze geweest. Door clustering ontstaat er door het volume een extra kwaliteitsimpuls in de binnensportvoorzieningen. Dat uit zich onder andere in het realiseren van een specifiek turndeel en zeer gewenste extra capaciteit voor bovennormatief bewegingsonderwijs. Bovendien is in de afweging meegenomen dat schaalvergroting efficiency oplevert in het onderhoud en het beheer van het complex. Het kan niet ontkend worden dat de gemeente Noordoostpolder de komende jaren een grote bezuinigingsopgave wacht. Tegelijkertijd is het een feit dat de huidige PWA-hal in 2012 echt 'op' is en vervanging dan gerealiseerd moet zijn. Met deze noodzakelijke vervanging is in de Beleidsplanning rekening gehouden.

Voor aspecten van verkeer en parkeren wordt kortheidshalve verwezen naar 2.12.

3.4 Meldestraat

Voor het voormalig slachthuisterrein en het naastgelegen gemeentelijke terrein is de bestemming gewijzigd van “Bedrijfsdoeleinden” naar “Maatschappelijk”. Binnen de bestemming Maatschappelijk is het in beginsel mogelijk om de percelen te gaan inrichten voor dienstverlening in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en ander dienstverlening met een min of meer openbaar karakter. Een concrete invulling is nog niet bekend. Op de verbeelding is met een bouwvlak en aanduidingen aangegeven waar, hoeveel en hoe hoog bebouwing mag worden gerealiseerd. Uitgangspunt bij de verdere inrichting is dat in voldoende parkeergelegenheid (conform de handreiking CROW) op eigen terrein wordt voorzien.

3.5 Bestemmingsplan En De Veranderingen

De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding (plankaart) en de regels.

Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan, hetgeen inhoudt dat per bestemming tot in detail inzicht wordt gegeven in de gebruiks-en bouwmogelijkheden. Die gebruiksmogelijkheden worden in de bestemmingsomschrijving benoemd. Binnen een bestemming als "Maatschappelijk" is sprake van (ruime) gebruiksmogelijkheden voor dienstverlening in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben. In andere bestemmingen als "Bedrijf" en "Sport" zijn de gebruiksmogelijkheden weer beperkter.

De meest opvallende veranderingen betreffen het opnemen van een dubbelbestemming in verband met archeologische verwachtingswaarde, aanpassing van de bijbehorende bouwwerkenregeling bij de woonfunctie (in beginsel maximaal 50% van het achterfgebied en maximaal 100 m² en een mantelzorgregeling (in de algemene gebruiksregel).

Voor de Bosbadhal is een ontwikkelingsmogelijkheid opgenomen en het betreft een uitbreiding van de sporthal (zie onderstaande illustratie). Er is gekozen voor de zogenaamde gekantelde versie, waarbij de nieuwe sporthal haaks op de bestaande wordt geplaatst, dit om te benadrukken dat het één totaal complex is. In het bouwoppervlak wordt rekening gehouden met een maximale uitbreiding van in totaal 4½ zaaldeel met een maximale zaalhoogte van 9 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00484-VS01_0006.jpg"

3.6 Bestemmingen En Aanduidingen

De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn:

  • Bedrijf.
  • Bedrijf - Nutsvoorziening.
  • Bos.
  • Centrum.
  • Groen.
  • Horeca.
  • Kantoor.
  • Maatschappelijk.
  • Maatschappelijk - Begraafplaats.
  • Recreatie.
  • Sport.
  • Tuin.
  • Verkeer.
  • Water.
  • Wonen.
  • Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd.

Voorts is in het plan sprake van gebieds-, functie-, bouw- en maatvoerings- aanduidingen. Die aanduidingen worden in de regels verklaard.

Hoofdstuk 4 De Regels

4.1 Algemeen

De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan.

4.2 De Regels

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

In oktober 2010 is de Wet algemeen bepalingen omgevingsrecht in werking getreden. Deze wet beoogt de samenvoeging van stelsels opdat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.

Ingevolge die wet is een algemeen maatregel van bestuur (amvb) uitgevaardigd waar ten aanzien van daarbij aan te wijzen activiteiten geen verbod geldt. Die amvb (Besluit omgevingsrecht) kan dan worden gezien als een opvolger van het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

In dit bestemmingsplan is al ingespeeld op bovengenoemde regelgeving met begripsbepalingen (onder andere achtererfgebied) en te verwachten regels met betrekking tot vergunningvrij bouwen en gebruik.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen opgenomen en dat maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht dienen burgemeester en wethouders bij vergunningverlening de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de belangen zorgvuldig af te wegen.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht aan de orde en de slotregel.

4.3 Nadere Toelichting Op De Regels

Bedrijf

Deze bestemming heeft betrekking op een in het plangebied (nabij woonbebouwing) voor bedrijvigheid te benutten perceel.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De grotere aanwezige nutsgebouwen en -voorzieningen binnen het plangebied zijn specifiek bestemd tot nutsvoorzieningen. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 m.

Bos en Groen

De groenvoorzieningen en bos/beplantingsstroken die structuurbepalend zijn voor het plangebied zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemmingen zijn onder meer voet- en fietspaden, sport- en speelvoorzieningen, water en dergelijke toegestaan. De regels laten ruimte voor de realisering van een (bovenwijkse) sport- en speelvoorziening.

Centrum

Dit betreft de bestemmingsregeling voor de centrumvoorzieningen als detailhandel, dienstverlening en horecavoorzieningen.

Voor het verbeteren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is. De bestemmingsomschrijving geeft daarom een breed scala aan mogelijkheden met betrekking tot de toegestane functies binnen deze bestemming.

Ten aanzien van horecabedrijven geldt uit een oogpunt van beperking van overlast een indeling (zie begripsbepaling) . De categorie I en II is binnen deze bestemming toelaatbaar.

Horeca

Deze bestemming voorziet in horecabedrijven en een bijbehorende bedrijfswoning. In de begripsbepaling wordt een onderscheid in horecabedrijven doorgevoerd. Op basis hiervan is de uitoefening van een hotel-restaurant met zalenruimte mogelijk. Nachthoreca (discotheken) is niet toegestaan.

Maatschappelijk

Deze bestemming geldt voor de gronden die thans in gebruik zijn voor maatschappelijke doeleinden zoals scholen, kerken en dergelijke. Er is in beginsel ruimte voor activiteiten die van educatief, cultureel, religieus, medisch en/of van algemeen maatschappelijk belang zijn.

Recreatie

De recreatiebestemming is opgenomen voor de gebieden met recreatieve voorzieningen. Bijzondere functies als haven, kampeerterrein en kinderboerderij zijn aangeduid.

Sport

De binnen het plangebied voorkomende sportvoorzieningen, zoals de sportvelden met bijbehorende voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Bijzondere functies als sportcentrum, paardensport, manege en ijsbaan zijn aangeduid.

Tuin

De gronden die zijn gelegen voor de woningen hebben de bestemming "Tuin" gekregen.

Uitgangspunt is dat daar geen gebouwen worden opgericht, doch met omgevingsvergunning kan worden toegestaan dat bouwwerken als erkers en entreepartijen worden gebouwd.

Verkeer

Deze bestemming heeft betrekking op alle (openbare) verkeers- en parkeervoorzieningen in het plangebied. De bestemmingsomschrijving is ruim van opzet, wat inhoudt dat naast wegen en paden ook groenvoorzieningen mogelijk zijn. Deze meer globale wijze van bestemmen maakt enige flexibiliteit binnen het openbaar gebied mogelijk.

Water

Hoofdwatergangen, waterpartijen en overige waterhuishoudkundige voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Ook bruggen, duikers, beschoeiingen en dergelijke zijn toegelaten.

Wonen

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen, en dat kan in woonhuizen of (indien aangeduid) in woongebouwen. Gelet op de definitie van woonhuizen is sprake van gebouwen die slechts één woning omvatten.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woonhuizen of woongebouwen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwen, aan- en uitbouwen, alsmede bouwwerken met een dak begrepen.

Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Voor vrijstaande objecten geldt dat zelfstandige bewoning wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Voor mantelzorg geldt een speciale regeling (algemene gebruiksregel).

Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Om stedenbouwkundige redenen kunnen bouwaanduidingen zijn aangegeven.

Voorts zijn regels gesteld voor wat betreft de maximale hoogtes, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

Aan de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (de met garage aangeduide gebouwen tellen niet mee) zijn twee maxima verbonden: de 50%-norm en het aantal m2. De 50%-norm is een beperking op de bouwmogelijkheden op kleine percelen, het maximale aantal m2 is een rem op de bouwmogelijkheden op grote percelen.

De binnen het plangebied voorkomende garageboxen zijn als zodanig aangeduid.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2,5 meter bedragen. Deze bepaling is met name van belang voor erfafscheidingen.

Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits de woonfunctie als hoofdfunctie aanwezig blijft (gemeentelijke beleidsnotitie "werken in de woonomgeving" (2001)). Onder beroepsuitoefening aan huis wordt onder meer verstaan het verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied. Deze regeling vloeit voort uit de jurisprudentie zoals die zich heeft ontwikkeld ten aanzien van aan huisgebonden beroepen. Bij twijfelgevallen zal aansluiting moeten worden gezocht bij deze jurisprudentie.

Voor de bedrijfsactiviteiten aan huis geldt een lijst op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering”. Het betreft geselecteerde licht-milieubelastende bedrijven als genoemd in categorie 1, dan wel bedrijven die naar hun aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn.

Voor zowel beroeps- als bedrijfsuitoefening aan huis zijn eisen opgenomen die de inpasbaarheid in de woonomgeving dienen te waarborgen. Zo is bepaald dat ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning en ten hoogste 60% van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de activiteit tot een maximum van 75 m2. Tevens dient de activiteit geen afbreuk te doen aan de uitstraling van de woning en dient er geen nadelige invloed te zijn op het woon- en leefmilieu. Ook is een onevenredige toename van de parkeer-/verkeersdruk niet geoorloofd en is detailhandel niet toegestaan. Tenslotte dient de activiteit aan huis door de bewoner te worden uitgeoefend.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd

Om de te verwachten archeologische waarden te beschermen is een dubbelbestemming opgenomen. Met een dubbelbestemming kunnen ruimtelijk relevante belangen veilig worden gesteld die niet of onvoldoende met de basisbestemmingen kunnen worden gewaarborgd. De met de dubbelbestemming samenhangende belangen hebben in beginsel voorrang op de belangen van de onderliggende bestemmingen.

In het gebied met een gematigde archeologische verwachting is sprake van een middelhoge hoge concentratie archeologische vindplaatsen. De conserveringsomstandigheden zijn minder gunstig en de dichtheid aan vindplaatsen is beduidend lager dan in gebieden met een hoge verwachting. Hiervoor geldt voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de basisbestemming met een oppervlakte van meer dan 100 m², dat een vergunning nodig is. Voor werken en werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 5.000 m² is in principe een omgevingsvergunning nodig.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

De gebruiksbepaling gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg).

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regelen in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van die vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Overgangsregels

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 5 Voorbereiding Plan En Uitvoerbaarheid

5.1 Voorbereiding

5.1.1 Maatschappelijke betrokkenheid

In de toelichting van een bestemmingsplan moet ook zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Op 12 april 2010 is een inspraakavond georganiseerd. De ontvangen inspraakreacties zijn weergegeven in onderdeel 5.1.3 Inspraak.

Met het oog op ontwikkelingen bij de Bosbadhal kan nog vermeld worden dat er op 15 december 2009 een informatiebijeenkomst voor omwonenden is georganiseerd. Uitgenodigd zijn bewoners van de Leeghwaterstraat en de Boslaan (rondom en vanaf de Peppelaan), alsmede het Zuyderzeecollege. Op deze bijeenkomst is gebleken dat de zorgen van de omwonenden zich vooral richten op parkeeroverlast, geluidoverlast, evenementen en overlast in de bouwperiode.

5.1.2 Overleg

Het voorontwerp is op de gebruikelijke wijze voor vooroverleg aangeboden aan onder meer de provinciale diensten, de VROM-inspectie en het Waterschap.

De ingediende reacties laten zich als volgt samenvatten en (zo nodig) van een gemeentelijk commentaar voorzien:

Provincie Flevoland (reactie ingekomen 17 juni 2010)

Verwezen wordt naar het archeologiebeleid en in dat kader wordt voorgesteld:

  1. a. de kaart bijlagen IKAW te vervangen voor een kaart met een projectie van het plangebied met als ondergrond de verwachtingskaart van het gemeentelijk archeologiebeleid;
  2. b. voor de zuidoosthoek van het plangebied vanwege de hoge archeologische verwachtingswaarde een medebestemming op te nemen met bouwverbod en aanlegvergunningstelsel, dit om ingrepen die de archeologische waarde kunnen beschadigen vergunningplichtig te maken.

Gemeentelijke reactie

Ad a: de kaart zal worden vervangen door een kaart van de gemeentelijke waardenkaart.

Ad b: in de zuidoosthoek geldt ingevolge de gemeentelijke waardenkaart voor een zeer klein deel een gematige archeologische verwachting. Voor die gronden zal ingevolge het gemeentelijke beleid een passende bestemming worden opgenomen.

Vrom-Inspectie (reactie ingekomen op 17 mei 2010)

In de brief van 26 mei 2009 heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) altijd vooroverleg met het Rijk moet worden gevoerd. Het plan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals die zijn verwoord in de RNRB.

Tennet

Tennet heeft gereageerd en aangegeven dat zij in het plangebied geen ondergrondse hoogspanningskabels of bovengrondse hoogspanningslijnen hebben.

5.1.3 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan “Emmeloord, Noord en Oost” heeft van 4 maart 2010 tot en met 22 april 2010 voor inspraak ter inzage gelegen. Daarnaast is er op 12 april 2010 in het Gemeentehuis te Emmeloord een inspraakbijeenkomst gehouden waar ongeveer 200 belangstellenden zijn verschenen. De avond is opgezet in combinatie met een inspraakavond voor bestemmingsplan “Tussen Grachten en Vaarten”.

Er zijn 10 inspraakreacties ingediend. De ingediende reacties worden onderstaand samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Reactie 1:

Deze reactie heeft betrekking op de uitbreiding van de Bosbadhal, de infrastructuur, de evenementen en de aanduiding 'sportcentrum'.

  1. a. Het plan wordt gepresenteerd als een conserverend bestemmingsplan en is geschikt voor gebieden waar weinig of geen veranderingen in de bestaande situatie voorkomen. Met name voor het onderdeel Bosbadhal is echter sprake van een megaverandering. Die ontwikkelingsmogelijkheid is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en is onvoldoende onderbouwd in ruimtelijk opzicht, waardoor er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
  2. b. In het kader van de verkeerssituatie bij het sportcomplex Bosbad is opgemerkt dat er verkeerskundige aanpassingen zullen worden voorgesteld die bijdragen aan voldoende parkeercapaciteit en het begeleiden van het verkeer. In dit voorontwerp is vermeld dat de infrastructuur gelijk blijft en dat in een actualisering van het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan extra aandacht zal worden besteed aan aspecten van verkeer, toegankelijkheid en parkeren. De problematiek van de onveilige en enige aanrijdroute wordt naar voren geschoven en afwegingen aangaande over andere toegangswegen en ontsluiting in geval van calamiteiten ontbreken. Geconcludeerd moet worden dat de ontsluiting en met name die van het sportcomplex niet geregeld is.
  3. c. Tijdens een op 15 december 2009 gehouden bijeenkomst met omwonenden is gesteld dat evenementen in het sportcomplex in principe sportgerelateerd moeten zijn en is een relatie gelegd met het sportrooster en de sportvloeren. In dit voorontwerp wordt het begrip evenement ruim omschreven. Geconludeerd wordt dat het vertrouwensbeginsel is geschonden door de evenementen op het sportcomplex niet te beperken tot sportgerelateerde evenementen die binnen het sportrooster passen.
  4. d. De aanduiding 'sportcentrum' is niet op de kaart aangetroffen.

Gemeentelijke reactie

Ad a.: De uitbreidingsmogeijkheid van de Bosbadhal wordt in dit nieuwe bestemmingsplan in de toelichting op alle relevante ruimtelijke aspecten tegen het licht gehouden. De regeling en ruimtelijke onderbouwing is nu niet anders dan wanneer het met een aparte bestemmingsplanherziening zou worden geregeld. Belangrijkste argumenten voor het realiseren van deze uitbreiding van de Bosbadhal, zoals deze ook terug te vinden zijn in de toelichting, zijn de volgende. Het gemeentebestuur heeft bij het vaststellen van het Masterplan Sportaccommodaties in maart 2009 en de uitwerking daarvan in januari 2010 de keuze gemaakt om de sporthallen te clusteren. Dit is een bewuste keuze geweest. Door clustering ontstaat er door het volume een extra kwaliteitsimpuls in de binnensportvoorzieningen. Dat uit zich onder andere in het realiseren van een specifiek turndeel en gewenste extra capaciteit voor bovennormatief bewegingsonderwijs. Bovendien is in de afweging meegenomen dat schaalvergroting efficiency oplevert in het onderhoud en het beheer van het complex. Het kan niet ontkend worden dat de gemeente de komende jaren een grote bezuinigingsopgave wacht. Tegelijkertijd is het een feit dat de huidige PWA-hal in 2012 echt 'op' is en vervanging dan gerealiseerd moet zijn. Met deze noodzakelijke vervanging is in de Beleidsplanning rekening gehouden.

Ad b.:Ten tijde van de terinzagelegging van dit voorontwerp was nog niet bekend hoe de ontsluiting van het sportcomplex geregeld zou kunnen worden. Op nadrukkelijk verzoek van de gemeenteraad heeft het college toegezegd bij de besluitvorming over bouw van het complex met een voorstel te komen. Dit voorstel is inmiddels gereed. Het behelst het verplaatsen van de toegangsweg vanaf de Banterweg voor auto's naar het sportcomplex richting het noorden. De ingang komt zo ter hoogte van de ovale rotonde die er al ligt. Hiermee wordt het mogelijk de huidige ontsluiting in het verlengde van de Peppelaan voor auto's af te sluiten en een fietspad te realiseren waar fietsers slechts één keer moeten kruisen met autoverkeer (zie Bijlage 8 OntsluitingBosbadhal. Binnen het project is onder het deelproject Infrastructuur een kostenpost ruimtelijke inpassingen opgenomen.

Met betrekking tot de zorg of er wel voldoende nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd geldt dat het gemeentebestuur kiest voor uitbreiding, compensatie en gedeeltelijke herinrichting van de parkeervoorzieningen.

In totaal zullen 246 parkeerplaatsen voor het sportcomplex beschikbaar zijn. Uit een recent uitgevoerd parkeeronderzoek blijkt dat de capaciteit van het huidige parkeerterrein voor de huidige functie (zwembad en sporthal) voldoet.

Uitgangspunt voor de berekening van het benodigde aantal parkeerplaatsen voor de uitbreiding, zijn de kencijfers zoals opgesteld door het CROW (nationaal kennisinstituut voor verkeer en vervoer). Hierin zijn kencijfers opgenomen voor het benodigd aantal parkeerplaatsen bij verschillende voorzieningen op basis van ligging en stedelijkheidsgraad. Uitgegaan is van het gemiddelde kencijfer.

Uitgangspunten zijn het oppervlak van de sporthal in totaal 4000 m2 en een bezetting van de tribune van 45% (dit heeft voornamelijk te maken met een spreiding over de 4 zaaldelen en de ervaring van gemiddelde bezetting bij wedstrijden). Daarnaast wordt er voor gekozen om de parkeerplaatsen, die het meest zuidelijk liggen op de huidige parkeerplaats (21 plaatsen), te verwijderen en op het nieuwe deel te compenseren. Op die wijze wordt de parkeerplaats verder afgeschermd van de nabij gelegen woningen en wordt mogelijke overlast beperkt.


Bovendien is het zo dat er naast de toekomstige parkeerplaatsen ruimte beschikbaar blijft om uit te breiden. Het gemeentebestuur wil er, uit efficiency overwegingen, voor waken om niet te veel parkeerplaatsen aan te leggen en de berekeningen geven hier nu geen aanleiding toe. Mocht in de toekomst blijken dat dit onverhoopt toch noodzakelijk is dan kan dat qua bestemming wel gerealiseerd worden.

Met het oog op vorenstaande zal de toelichting van het bestemmingsplan worden aangevuld.

Ad c.: De in het bestemmingsplan opgenomen begripsbepaling van evenement is inderdaad veel omvattend. Niet ongebruikelijk is dat sportcomplexen vanwege de ruimtelijke omvang en passende infrastructuur worden benut voor het houden van evenementen. Tijdens de bedoelde bijeenkomst is gemeld dat het complex voornamelijk voor sportgerelateerde activiteiten kan worden gebruikt en is niet gesteld dat uitsluitend sprake zou zijn van sportgerelateerde activiteiten.

Het wordt alleszins redelijk geacht om het aantal niet sportgerelateerde evenementen te limiteren en om die reden zal in de regels een bepaling worden opgenomen waarin tot uitdrukking komt dat op jaarbasis niet meer dan 6 niet sportgerelateerde evenementen zijn toegestaan. Overigens zullen de evenementen ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening aan de nodige regels met betrekking tot bereikbaarheid, veiligheid en geluid moeten voldoen.

Ad d.:De gebouwenregeling voor de sportvelden zal worden aangepast in die zin dat bij alle complexen bouwvlakken zullen worden opgenomen. De gronden met de aanduiding 'sportcentrum' zullen worden aangeduid.

Reactie 2

Deze reactie heeft betrekking op het kantoorpand Onder de Toren 18-20.

  1. a. Dat perceel is bestemd tot Centrum en biedt ook gebruiksmogelijkheden voor horeca. De vraag wordt gesteld of horeca in een gebied met voornamelijk dienstverlening en wonen wel zo verstandig is.
  2. b. Er wordt van uit gegaan dat er met de bestemming ruimte wordt gegeven voor een conforme invulling zonder dat op enige wijze Provast invloed of zeggenschap kan uitoefenen.
  3. c. Gevraagd wordt om uitbreiding van het bouwvlak in die zin dat een uitbreiding van het kantoor tot de mogelijkheden behoort.

Gemeentelijke reactie

Ad a.: Naar aanleiding van een vergelijk met vigerende gebruiksmogelijkheden is besloten om die mogelijkheden wederom vast te leggen, met dien verstande dat aanwezige functies worden gerespecteerd en aangeduid. Horeca is met een aanduiding op de verbeelding uitgesloten.

Ad b.: Deze veronderstelling wordt bevestigd.

Ad c.: Ruimtelijk gezien bestaan er geen bezwaren tegen een uitbreidingsmogelijkheid van de hoofdbebouwing. Op de verbeelding is daartoe een ruimer bouwvlak opgenomen. Benadrukt wordt dat in de bestemmingsregeling een relatie wordt gelegd met de voorziening in de parkeerbehoefte. Naar huidige inzichten kan in de parkeerbehoefte worden voorzien.

Reactie 3

Deze reactie heeft betrekking op de woning Boslaan 2.De wens is om aan de achterkant van de woning een schuurtje te mogen bouwen.

Gemeentelijke reactie

Ruimtelijk gezien bestaan er geen bezwaren tegen de voorgestane bouw van een schuur. Met het oog daarop is het bouwvlak aangepast.

Reactie 4 (ingediend tijdens informatieavond)

  1. a. Bestaan er verbeterplannen voor de verkeerssituatie Het Waterland-Muntweg?
  2. b. Hoe zit het met bouwplannen ten noorden van Het Waterland?
  3. c. Is het mogelijk de toegang tot de wijk vanaf de Banterweg voor auto's af te sluiten en zo sluipverkeer te blokkeren?

Gemeentelijke reactie

Ad a. en Ad c.: Er zijn momenteel geen verbeterplannen bekend of in voorbereiding. Verbeterplannen en maatregelen voor verkeerssituaties verlangen in beginsel een verkeerskundige belangenafweging. Een bestemmingsplan is in beginsel niet het instrument om tot verkeerskundige maatregelen of voorzieningen te komen.

Ad b.: Bedoelde plannen betreffen niet het plangebied van Emmeloord Noord en Oost. In de loop van 2010 zal de procedure tot vaststelling van de Structuurvisie van start gaan en thans kan reeds worden gemeld dat in die visie woningbouw in het het gebied ten noorden van Het Waterland niet is voorbestemd voor woningbouw.

Ad c.: De huidige eenrichtingsweg die vanaf de Banterweg aansluit op het Waterland zal ongewijzigd blijven. In verband met calamiteiten is het niet verstandig deze aansluiting af te sluiten. Sluipverkeer vanuit Bant richting snelweg is zeer beperkt en met het huidige 30 kilometerregime is het niet aannemelijk dat deze route sneller zal zijn dan via de rotonde.

Reactie 5 (ingediend tijdens informatieavond)

  1. a. Er wordt aandacht gevraagd voor het parkeren in de Zeeasterstraat.
  2. b. De vestiging van een patat frites winkel in die straat wordt niet wenselijk geacht.
  3. c. De aanleg van een voetgangersoversteekplaats (vop) bij Onder de Toren is wenselijk.

Gemeentelijke reactie

Ad a.: Recent is de parkeergelegenheid nabij het gemeentehuis uitgebreid, waardoor de parkeerdruk in de Zeeasterstraat enigszins zal zijn afgenomen. Andere maatregelen om de parkeerdruk te verminderen zijn in deze omgeving moeilijk uitvoerbaar en momenteel niet voorzien.

Ad b.: Naar aanleiding van een vergelijk met vigerende gebruiksmogelijkheden is besloten om die mogelijkheden wederom vast te leggen, met dien verstande dat aanwezige functies worden gerespecteerd en aangeduid. De nieuwvestiging van een snackbar behoort niet tot de mogelijkheden.

Ad c.: Een dergelijke voorziening is een verkeerskundige maatregel en besluiten daartoe verlangen een verkeerskundige belangenafweging. Een bestemmingsplan is niet het instrument om tot verkeerskundige voorzieningen te komen. Onder de Toren zal in het kader van het Centrumplan in de toekomst opnieuw worden ingericht. Een oversteekplaats nabij de kruising Onder de Toren - Zeeasterstraat wordt in de overwegingen meegenomen.

Reactie 6 (ingediend tijdens informatieavond)

Deze reactie heeft betrekking op het terrein van het voormalige slachthuis (Meldestraat). Wat wordt de definitieve bestemming?

Gemeentelijke reactie

Gelet op in die omgeving aanwezige functies is het uitgangspunt dat ook op dit perceel een maatschappelijke functie wordt gerealiseerd. Op dit moment loopt overleg met de eigenaar waarbij aspecten als bouwmassa, parkeerruimte, ontsluiting en exploitatie onderwerp van gesprek en onderhandeling zijn.

Reactie 7 (ingediend tijdens informatieavond)

Deze reactie heeft betrekking op de Duizendknoopstraat en de Zeeasterstraat. Detailhandel daar wordt niet wenselijk geacht, mede gelet op te verwachten overlast.

Gemeentelijke reactie

De Duizendknoopstraat betreft een woonstraat met de daarbij behorende woonbestemming. Detailhandel is daar niet aan de orde. Voor de Zeeasterstraat geldt dat na een vergelijk met vigerende gebruiksmogelijkheden is besloten om die mogelijkheden wederom vast te leggen, en dat aanwezige functies worden gerespecteerd en aangeduid.

Reactie 8 (ingediend tijdens informatieavond)

Deze reactie heeft betrekking op de Zeeasterstraat. Detailhandel en horeca worden daar niet wenselijk geacht, mede gelet op te verwachten overlast (geluid, stank en parkeren).

Gemeentelijke reactie

Voor de Zeeasterstraat geldt dat na een vergelijk met vigerende gebruiksmogelijkheden is besloten om die mogelijkheden wederom vast te leggen, en dat aanwezige functies worden gerespecteerd.

Reactie 9 (ingediend tijdens informatieavond)

Deze reactie heeft betrekking op perceel Distelstraat 31.

  1. d. Gevraagd wordt of de perceelgrootte wel goed is aangegeven.
  2. e. Met het oog op verbouwplannen wordt gevraagd om het bouwvlak aan te passen.

Gemeentelijke reactie

Ad a.: De grootte van het perceel is gebaseerd op de kadastrale ondergronden die bij het opstellen van het bestemmingsplan bekend waren.

Ad b.: Ruimtelijk gezien bestaan er geen bezwaren tegen een aanpassing van het bouwvlak teneinde een voorgestane verbouwing mogelijk te maken. Het bouwvlak word aangepast.

Reactie 10 (ingediend naar aanleiding van de informatieavond)

In deze reactie wordt geattendeerd op een evenement bij de atletiekbaan en de daarbij optredende parkeerproblematiek. Langs de Banterweg staan dan veel auto's geparkeerd in de berm. Voorgesteld wordt de parkeerruimte bij de bosbadhal te vergroten en een duidelijke doorsteek naar de atletiekbaan te maken.

Gemeentelijke reactie

Deze suggestie zal worden meegenomen bij de overwegingen aangaande de ontwikkelingen bij de sportaccommodaties en de daarbij te realiseren uitbreiding van parkeergelegenheid.

5.1.4 Ambtshalve wijzigingen

Na terinzagelegging van het voorontwerp is gebleken dat bepaalde ontwikkelingen niet geheel correct zijn vastgelegd en aanpassing behoeven dan wel dat als gevolg van voortschrijdend inzicht aanpassingen noodzakelijk zijn te achten. Het betreft de navolgende aanpassingen:

  1. 1. Voor de gebruiksmogelijkheden van bebouwing bij de Julianastraat is een vergelijk gemaakt met de vigerende mogelijkheden. Hoofdfunctie blijft Wonen. Ander bestaand gebruik wordt aangeduid.
  2. 2. De voortuinen van percelen langs de Zeeasterstraat worden bestemd als Tuin.
  3. 3. In de omgeving Zeeasterstraat/Onder de Toren is horeca binnen de bestemming Centrum uitgesloten.
  4. 4. Aanpassing van de gebouwenregeling bij camping Het Bosbad (Banterweg 4).
  5. 5. Abusievelijk is binnen het 'sportveldencomplex' een verkeersbestemming opgenomen. Dat moet bestemd worden als Bos.
  6. 6. In de haven nabij Hooiveld komt een specifieke bouwaanduiding te vervallen.
  7. 7. Aanpassing van de gebouwenregeling binnen de bestemming Sport in die zin dat bij alle complexen weer bouwvlakken zijn opgenomen.
  8. 8. De bouwvlakken bij de manege verlangen aanpassing.
  9. 9. Nabij de manege verkrijgt een als Bos bestemd open veld de bestemming Sport en de aanduiding paardensport.
  10. 10. Het steakhouse Sportlaan 42 wordt bestemd als Horeca. De voor deze horecagelegenheid benodigde parkeerruimte wordt aangeduid.
  11. 11. De bestemming van (het achtererf van) de percelen Het Waterland 36 t/m 66 wordt conform de kadastrale eigendom vastgelegd.
  12. 12. De regeling voor bijbehorende bouwwerken bij de woonfunctie (planregel 18.2.2) wordt redactioneel aangepast in die zin dat de oppervlakte van het bouwvlak niet meetelt bij de bepaling van de oppervlakte van het achterfgebied.
  13. 13. In verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn enige begripsbepalingen aangepast en zijn voornamelijk wijzigingen van redactionele aard doorgevoerd.

5.1.5 Ontwerp bestemmingsplan

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht.

5.2 Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan. Ingevolge het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij een besluit tot vaststelling kan de raad besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.

In het onderhavige geval is sprake van een consoliderend plan, waar een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. Het betreft in die gevallen een particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen om bouwvergunning. Die kosten worden door middel van leges gedekt.

Bosbadhal

Ten aanzien van de voorgestane uitbreiding van het sportcomplex hoek Boslaan - Leeghwaterstraat (Bosbadhal Sporthal) kan worden opgemerkt dat het complex in eigendom is van de gemeente Noordoostpolder en dat de voorgestane herschikking van sportaccommodaties en de financiële middelen daartoe in de beleidsplanning 2009-2013 zijn opgenomen.

maart 2011.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 2 Archeologie

Bijlage 3 Functiekaart

Bijlage 4 Berekeningen Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Veiligheidszone

Bijlage 6 Groepsrisicoberekening

Bijlage 7 Toetsing Flora- En Faunawet

Bijlage 8 Ontsluiting Bosbadhal