KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangststation
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
Artikel 8 Bedrijventerrein - 3
Artikel 9 Bos
Artikel 10 Centrum
Artikel 11 Gemengd
Artikel 12 Groen
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Tuin
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 23 Leiding - Gas
Artikel 24 Leiding - Hoogspanning
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Procedureregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Planregeling
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader En Onderzoek
2.1 Algemeen
2.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Waterbeleid
2.7 Waterparagraaf
2.8 Milieuaspecten
2.9 Ecologie
2.10 Cultuurhistorie En Archeologie
2.11 Externe Veiligheid
2.12 Verkeer En Parkeren
2.13 Handhaving
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Algemeen
3.2 Gebiedsbeschrijving
3.3 Ontwikkelingen
3.4 Bestemmingsplan En De Veranderingen
3.5 Bestemmingen En Aanduidingen
Hoofdstuk 4 De Regels
4.1 Algemeen
4.2 De Regels
4.3 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 5 Voorbereiding Plan En Uitvoerbaarheid
5.1 Voorbereiding
5.2 Ontwerpbestemmingsplan
5.3 Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst Vigerende Bestemmingsplannen
Bijlage 2 Inventarisatie (Bedrijven)
Bijlage 3 Samenvatting Watertoets
Bijlage 4 Memo Geluidskwaliteit Gezondheidscentrum
Bijlage 5 Memo Luchtkwaliteit Gezondheidscentrum
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna Gezondheidscentrum
Bijlage 7 Quickscan Locatiekeuze Busstation
Bijlage 8 Kwantitatieve Risicoanalyse Gasleidingen Noordoostpolder

Marknesse

Bestemmingsplan - gemeente Noordoostpolder

Vastgesteld op 22-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het Bestemmingsplan Marknesse van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.BP00506-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

de in Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten, niet zijnde (bio)gas of elektriciteit, door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van een paardenpension, manege en intensieve veehouderij;

1.9 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

het totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 busstation

een plaats waar veel autobussen aankomen en vertrekken met de bijbehorende voorzieningen, zoals verblijfsruimte voor passagiers en stop- en standplaatsen voor bussen.

1.28 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.29 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.30 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.32 detailhandel in weggebondenartikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.33 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.34 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.35 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.36 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.37 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.38 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.39 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatief medegebruik door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden;

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.41 geschakelde bouw

bouw waarbij de zijgevel van een woonhuis (gedeeltelijk) aan bijbehorende bouwwerken van een ander woonhuis grenzen;

1.42 gestapelde woning

een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.43 gevellijn

de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een erf of ingeval van een bestemmingsvlakniet zijnde een agrarisch erf de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw;

1.44 halfvrijstaand

een woonhuis van het type twee-aan-één-gebouwd;

1.45 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.46 horeca

'horeca I':
een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (hotelbedrijf) en het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca II':
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca III':
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.47 horizontale diepte

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel, dan wel de lengte van een bouwperceel, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;

1.48 hotelbedrijf

Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf (boeking per nacht) waar maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten en passanten;

1.49 kampeermiddel

een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.50 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.51 landhoofd

een bouwwerk dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een brug of een viaduct;

1.52 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, kinderopvang, opvoeding, cultuur, lichamelijke en / of geestelijke volksgezondheid, alsmede zorginstellingen en aan zorg gerelateerde woonvormen voor bewoners en begeleiders;

1.53 natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.54 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.55 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.56 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.57 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.58 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.59 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.60 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.61 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.62 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.63 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.64 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven , andere instellingen of van de gemeente kan worden aangesloten;

1.65 verbeelding

a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;

b. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart);

1.66 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.67 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.68 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 Kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.69 wadi

een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren;

1.70 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

1.71 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.72 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.73 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.74 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.75 zolder

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijvigheid;
  2. b. extensieve openluchtrecreatie;
  3. c. sloten en watergangen;
  4. d. kavelpaden;

met daarbij behorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. f. andere-werken;

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van de aan de openbare weg grenzende erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1 m mag bedragen;
  2. b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. andere-werken;
  4. e. ontsluitingswegen en paden;
  5. f. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. nutsvoorzieningen;
  8. i. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. j. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte hiervan ten hoogste 30% bedraagt;
  2. k. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  3. l. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  4. m. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  5. n. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  6. o. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage niet zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangststation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  2. b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. ontsluitingswegen en paden;
  5. g. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen, niet zijnde gasdrukregel- en meetstations,

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. andere-werken.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 7 Bedrijventerrein - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' tevens bedrijven zoals genoemd in categorie 3.1 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' tevens bedrijven zoals genoemd in categorie 3.2 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbij behorende:

  1. e. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. andere-werken;
  4. h. ontsluitingswegen en paden;
  5. i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen;
  8. l. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. m. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte hiervan ten hoogste 30% bedraagt;
  2. n. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
  3. o. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  4. p. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  5. q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  6. r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage niet zijn toegestaan.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Bedrijventerrein - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' tevens bedrijven zoals genoemd in categorie 4.1 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbij behorende:

  1. d. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, daaronder begrepen één antennemast ten behoeve van mobiele telefonie;
  3. f. andere-werken;
  4. g. ontsluitingswegen en paden;
  5. h. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen;
  8. k. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. l. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte ten hoogste 30% bedraagt van het bruto vloeroppervlak van het bedrijfspand;
  2. m. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
  3. n. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  4. o. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  5. p. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  6. q. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage niet zijn toegestaan.

8.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen, tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m² per bestemmingsvlak;
  5. e. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
  6. f. ontsluitingswegen;
  7. g. voet-, rijwiel- en ruiterpaden;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. evenementen;

met daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. l. andere-werken;
  3. m. voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 10 Centrum

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden:

  1. a. voor zover het de eerste bouwlaag betreft:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. zakelijke dienstverlening al dan niet met een baliefunctie;
    3. 3. dienstverlenende bedrijven en instellingen;
    4. 4. sociale, maatschappelijke en medische doeleinden;
    5. 5. horeca I en II, tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m² per vestiging;
    6. 6. wonen;
  2. b. voor zover het de tweede en volgende bouwlagen betreft:
    1. 1. wonen;
    2. 2. opslagdoeleinden en/of zakelijke dienstverlening ten dienste van en in directe relatie met de onder a genoemde doeleinden;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. evenementen;

met daarbij behorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. andere-werken;
  4. h. tuinen en erven;
  5. i. verblijfsgebieden;
  6. j. nutsvoorzieningen;
  7. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. l. groenvoorzieningen;
  9. m. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 11 Gemengd

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen en detailhandel in weggebonden artikelen;
  3. c. dienstverlenende bedrijven, daaronder begrepen kappers, sauna's, zonnebank- en fitnesscentra;
  4. d. showrooms;
  5. e. kantoren zonder baliefunctie;
  6. f. maatschappelijke en medische doeleinden;

met daarbij behorende:

  1. g. gebouwen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. i. andere-werken;
  4. j. tuinen en erven;
  5. k. verblijfsgebieden;
  6. l. nutsvoorzieningen;
  7. m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. n. groenvoorzieningen;
  9. o. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. kunstwerken;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. evenementen;
  5. e. speelvoorzieningen, tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m² per bestemmingsvlak;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', een volkstuinencomplex;

met daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daar onder begrepen;
  2. h. andere-werken;
  3. i. parkeerplaatsen;
  4. j. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's;
  5. k. voet- en fietspaden;
  6. l. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende percelen.

12.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

12.3 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Horeca I en II, met dien verstande dat de uitoefening van een hotelbedrijf slechts is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - hotel';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'discotheek', tevens een discotheek;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen, daaronder begrepen één inpandige bedrijfswoning per horeca-bedrijf;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. tuinen en erven;
  5. g. terrassen;
  6. h. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 13.2.2 onder e , mits:

  1. a. de noodzakelijk parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  2. b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen met als ondergeschikte functie de daarbij behorende horeca;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension', tevens een dierenpension;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  4. d. kunstwerken;
  5. e. evenementen;

met daarbij behorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. andere-werken;
  4. i. terreinen;
  5. j. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. nutsvoorzieningen;
  8. m. parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;

met daarbij behorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. andere-werken;
  4. e. erven, terreinen en paden;
  5. f. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;

met daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. erven, terreinen en paden;
  5. g. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 16.2.1onder a, mits:

  1. a. de noodzakelijk parkeervoorzieningen op eigen terrein in onvoldoende mate kunnen worden gerealiseerd en op andere wijze in de parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  2. b. de situering van de parkeerplaatsen het stedenbouwkundig beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en speelvoorzieningen, niet zijnde voorzieningen voor gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, tenzij anders in dit plan is geregeld, met de daarbij behorende sportkantine;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf', tevens een kinderdagverblijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', tevens een ijsbaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal', uitsluitend een sporthal;
  5. e. wegen en paden;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. evenementen;

met daarbij behorende:

  1. h. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. j. geluidwerende voorzieningen;
  4. k. andere-werken;
  5. l. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. m. nutsvoorzieningen;
  7. n. groenvoorzieningen;
  8. o. parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeervoorzieningen op opritten voor garages behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. andere-werken;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 18.1 en in combinatie met het bepaalde in 18.3 toestaan dat gebouwen ten dienste van de aangrenzende woonbestemming worden gebruikt.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. evenementen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend een parkeerterrein;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation', tevens een busstation;

met daarbij behorende:

  1. h. gebouwen in de vorm van een brugwachtershuisje;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bruggen, viaducten en landhoofden daar onder begrepen;
  3. j. andere-werken;
  4. k. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. l. groenvoorzieningen;
  6. m. parkeervoorzieningen.

19.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterberging;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden;
  3. c. waterwegen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. evenementen;

met daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kades, dammen, duikers, bruggen, stuwen, steigers en landhoofden daar onder begrepen;
  2. i. andere-werken;
  3. j. recreatieve voorzieningen;
  4. k. oevers en groenvoorzieningen.

20.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend garageboxen ten dienste van het wonen;
  3. c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag', één woning in combinatie met een opslagruimte;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. andere-werken;
  4. g. tuinen, erven en paden;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. parkeervoorzieningen.

21.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

21.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 22 Wonen - Woonwagenstandplaats

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats'aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de inrichting van standplaatsen ten behoeve van woonwagens;

met daarbij behorende:

  1. b. bijbehorende bouwwerken;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen, erven en paden;
  4. e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. f. parkeervoorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 2;
  2. b. de standplaatsen dienen binnen het bouwvlak te worden gesitueerd;
  3. c. per standplaats is 1 woonwagen toegestaan;
  4. d. per standplaats bedraagt het bebouwingspercentage ten hoogste 35%;
  5. e. de goot- en bouwhoogte van een woonwagen bedraagt ten hoogste 3 m respectievelijk 5 m;
  6. f. de afstand van een woonwagen tot de zijdelingse grens van de standplaats bedraagt ten minste 2 m;
  7. g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  8. h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter, met uitzondering van lantaarnpalen, waarvan de hoogte niet meer dan 9 m bedraagt.

Artikel 23 Leiding - Gas

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen.

23.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Leiding - Hoogspanning

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. ondergrondse hoogspanningsverbinding ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

24.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de leiding worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

26.1 Bestaande maten

Op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan bestaande bebouwing met afwijkingen in maten. afmetingen en/of afstanden mag gehandhaafd worden.

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

27.1 Gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning.

27.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  3. c. omzetting of verkamering van zelfstandige woonruimte in kleinschaliger wonen dan wel onzelfstandige woonruimte;
  4. d. gronden als staanplaats voor onderkomens;
  5. e. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zover niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden;
  6. f. gronden en bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers, c.q. arbeidsmigranten.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  3. c. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. 2. de totale hoogte niet meer dan 125 % van de toegestane (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  7. g. de eis dat bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd, indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 29 Algemene Procedureregels

29.1 Nadere eis

Voor een besluit tot verlening van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

31.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

31.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

31.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

31.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 31.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

31.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 31.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Marknesse.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Noordoostpolder in de vergadering van 22 maart 2012.

A. van der Werff R. Wassink

voorzitter griffier

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het "Bestemmingsplan Marknesse" regelt het gebruik van de gronden en opstallen binnen de kern Marknesse. Het opstellen van dit plan past binnen de wens van de gemeente Noordoostpolder om op korte termijn te kunnen beschikken over een overkoepelend bestemmingsplan voor de kern Marknesse. Op dit moment gelden voor Marknesse in totaal 14 bestemmingsplannen (zie bijlage 1: lijst vigerende bestemmingsplannen). De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door de verschillende tijdvakken waarin zij zijn opgesteld, ook in methodisch opzicht niet voldoende op elkaar afgestemd. Met het oog op de rechtsgelijkheid en eenduidigheid, maar ook in verband met de beheersaspecten, is dit ongewenst en ondoelmatig. Ook is het problematisch dat verouderde bestemmingsplannen sommige ontwikkelingen uitsluiten die in de huidige ruimtelijke visie passend (kunnen) worden geacht.

Gelet op bovenstaande overwegingen is actualisatie van het juridisch-planologische kader dan ook gewenst. Behalve de wens voor actuele plannen bestaat er ook een grote behoefte aan standaardisering en uniformering van de ruimtelijke regelgeving in de gemeente Noordoostpolder. Dit dient niet alleen het gemak en hanteerbaarheid van de plannen aan de zijde van de overheid, maar geeft ook duidelijkheid voor burgers en ondernemers/bedrijven.

Een actueel plan

Het bestemmingsplan is een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente en tevens het planologische juridisch bindend kader voor burgers. In het plan wordt het ruimtelijk beleid aangegeven voor (in beginsel) de komende tien jaar en het dient vooral als toetsingskader voor bouwplannen en de ruimtelijke inrichting van het gebied. Daarom is het voor bedrijven en burgers van belang dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft wat de ruimtelijke mogelijkheden zijn.

De actualisering van bestemmingsplannen heeft enerzijds betrekking op de vastlegging van en aanpassing aan de feitelijke situatie en anderzijds de aanpassing aan gewijzigde beleidsinzichten en gewijzigde juridische kaders. Tevens zijn een beperkt aantal ontwikkelingen meegenomen in dit plan, te weten: de verplaatsing van het busstation van de Breestraat naar het Oosteinde (nabij de rotonde) en de realisatie van een nieuw gezondheidscentrum op het perceel van de voormalige smederij (Emmeloordseweg 2a).

Digitaal uitwisselbare en vergelijkbare ruimtelijke plannen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Dit betekent dat het verplicht is om een nieuw (bestemmings)plan in digitale vorm vast te stellen. Ook moet van het plan een analoge versie op papier worden vastgesteld. De digitale aspecten omvatten het in digitale vorm vaststellen, beschikbaar stellen, kenbaar maken en verbeelden.

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Dit bestemmingsplan is digitaal opgezet conform de landelijk ontwikkelde standaard: het IMRO (InformatieModel Ruimtelijke Ordening). Zodoende is het mogelijk het plan digitaal uit te wisselen (met overheden) en digitaal te gaan raadplegen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het "Bestemmingsplan Marknesse" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (en tevens een analoge verbeelding op papier) NL.IMRO.0171.BP00506-VS01 met legenda;
  • regels.

Voor de analoge verbeelding is de ondergrond van 7 mei 2010 gebruikt.

Met de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. De bijbehorende legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen en de regels. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van het plan zijn weergegeven. Tevens worden enige juridisch-technische aspecten belicht.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Het plangebied betreft de kern Marknesse. Hierbij inbegrepen is het bedrijventerrein en de groene randen rondom de kern met sport en recreatieve functies. Op afbeelding 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0002.jpg"

Afbeelding 1.1. Begrenzing van het plangebied

1.4 Planregeling

De planregeling kenmerkt zich door gedetailleerde bestemmingen. Uitgangspunt is dat de gedetailleerde bestemming goed inzicht geeft in de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de in het plangebied aanwezige functies, waaronder woningen, bedrijven en maatschappelijke functies. De bij de bestemming behorende omschrijving beschrijft de gebruiksmogelijkheden en soms is met een aanduiding een afwijkende gebruiksmogelijkheid vastgelegd.

Afhankelijk van de bestemming is de ene keer sprake van ruime gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Centrum' en 'Maatschappelijk') en de andere keer gericht toegesneden gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Wonen').

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van dit plan. In hoofdstuk 2 volgt een historisch overzicht en een overzicht van het Rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook wordt verslag gedaan van de uitkomsten van onderzoek. In hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven.

In hoodfdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de opzet van de (juridisch bindende) regels. Gegevens over de voorbereiding van het plan en de uitvoerbaarheid sluiten deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader En Onderzoek

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren beleid moet de gemeente rekening houden met het opgestelde eigen beleid, dat van het rijk en de provincie Flevoland. Dit geldt vooral daar waar beleidsuitgangspunten aan de orde komen die betrekking hebben op de inhoud van het plan.

2.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis

De gemeente Noordoostpolder ligt in Nederlands twaalfde provincie, Flevoland. De gemeente heeft een oppervlakte van 59.620 hectare en telt 46.297 inwoners per 1 augustus 2010 (bron: CBS).

Emmeloord fungeert als centrumplaats, omringd (op fietsafstand) door tien dorpen: Bant, Creil, Ens, Espel, Luttelgeest, Kraggenburg, Marknesse, Nagele, Rutten en Tollebeek. Marknesse telt 3.900 inwoners en is na Emmeloord de grootste plaats in de Noordoostpolder. Sinds 1962 is de Noordoostpolder een zelfstandige gemeente. Het karakter van de gemeente is sterk agrarisch. De ruimtelijke structuur van de polder wordt mede bepaald door de volgende elementen:

  • groene lijsten: boerderijen en dorpen als groene eilanden in de open agrarische ruimte;
  • ringen: IJsselmeerdijk en voormalige Zuiderzeedijk en de dorpenringweg;
  • radialen: het assenkruis dat de dorpenringweg met Emmeloord verbindt;
  • hiërarchische en concentrische opbouw;
  • verkaveling volgens een modulair systeem op basis van een standaardkavel (300m x 800m).

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0003.jpg"

Afbeelding 2.1. Weergave assenkruis en dorpenring oorspronkelijke ontwerp

Opbouw

Marknesse ligt op de bodem van de voormalige Zuiderzee. De drooglegging van de Zuiderzee was een ambitieus Nederlands waterstaatkundig project uit het begin van de twintigste eeuw. Tussen 1927 en 1932 vond de afsluiting van de voormalige Zuiderzee plaats en begon de overheid met de aanleg van drie IJsselmeerpolders: de Wieringermeer (1927-1930), de Noordoostpolder (1936-1942) en de Flevopolder (1957-1968). Met de winning van dit nieuwe land, kreeg de overheid de omvangrijke taak om een gehele provincie in te richten en bewoonbaar te maken. De overheid bepaalde de situering van de dorpen, de verkaveling van de polder en het verloop van wegen en kanalen.

De Noordoostpolder vertoont duidelijke kenmerken van een rationeel landschap uit de 20e eeuw. Het belangrijkste kenmerk van de Noordoostpolder is dat het is ontworpen als eenheid, waarbij landschap, stedenbouw en architectuur onderdeel uitmaken van één integraal ontwerp. Het polderconcept, de concentrische opbouw op verschillende niveaus, is kenmerkend voor de ruimtelijke structuur. Vanwege het integrale ontwerp en de gaafheid van het landschap zijn de Noordoostpolder (en Urk) in de rijksnota Belvedère gerangschikt onder de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden in Nederland.

Marknesse wordt al in 1132 genoemd op de bezittingenlijst van het Staverse klooster Sint Odulf. Waarschijnlijk lag het bij Urk en Schokland.

2.3 Rijksbeleid

2.3.1 Nota Ruimte

Het kabinet heeft zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze Nota is in april 2004 vastgesteld. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. De Nota kent daarnaast vier algemene doelen:

  1. 1. versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland (wegnemen van ruimtelijke knelpunten);
  2. 2. krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  3. 3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  4. 4. borging van veiligheid (voorkoming van rampen).

Het kabinet hanteert als motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". In de Nota Ruimte wordt aangegeven welke waarden overal gegarandeerd moeten worden (de basiskwaliteit) en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze Ruimtelijke Hoofdstructuur liggen belangrijke structuren (stedelijke netwerken, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), projecten (Schiphol) en gebieden (nationale landschappen)), die het rijk van nationaal belang acht. Buiten de Ruimtelijke Hoofdstructuur zijn provincies en gemeenten in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid. De Noordoostpolder behoort niet tot de Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. Steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund.

Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor de lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.

2.3.2 AMvB Ruimte

Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is een scheiding aangebracht tussen beleid en normstelling. Gemeenten, provincies en rijk leggen hun beleid vast in structuurvisies. Deze binden alleen de eigen bestuurslaag. Bestaande structuurplannen, streekplannen en nationale ruimtelijke plannen als de Nota Ruimte worden in het kader van het overgangsrecht van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening naar de huidige Wro aangemerkt als een structuurvisie en verliezen daarmee hun externe werking. De concrete beleidsbeslissingen in streekplannen en PKB's behouden in het kader van het overgangsrecht hun werking wel. Om de doorwerking van nationale ruimtelijke belangen in provinciale en gemeentelijke plannen te waarborgen wordt op rijksniveau een AMvB Ruimte opgesteld. Er is voor gekozen om de 'nationale belangen' zoals genoemd in de Nota Ruimte beleidsneutraal vast te leggen in de eerste tranche AMvB Ruimte. Daarnaast kunnen provincies er toe overgaan om de provinciale belangen vast te leggen in een provinciale verordening. Zowel deze provinciale verordeningen als de AMvB Ruimte kunnen bepalingen bevatten rondom de verplichte doorwerking in bestemmingsplannen, beheersverordeningen of projectbesluiten. De ontwerp-AMvB is naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en via de Staatscourant en de website van VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon iedereen zijn visie op het ontwerp kenbaar maken. Het ontwerpbesluit wordt voor advies worden voorgelegd aan de Raad van State. De datum van in werking treding is niet bekend. De AMvB Ruimte zal tevens onderdelen bevatten die nader dienen te worden geregeld in provinciale verordeningen. Het meer recente Rijksbeleid wordt opgenomen in een volgende fase van de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte bevat geen bepalingen die van belang zijn voor het onderhavige bestemmingsplan.

2.3.3 Nota Belvedere 1999

Het in deze nota verwoorde beleid beoogt de alom aanwezige cultuurhistorische waarden en identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Daarmee kan het aanzien van Nederland winnen en tegelijkertijd kunnen de cultuurhistorische waarden op het terrein van archeologie, gebouwde monumenten en het historische landschap in onderlinge samenhang worden versterkt. Het beleid richt zich op:

  • het betrekken van cultuurhistorie bij de vormgeving van Nederland als inspiratiebron;
  • het behoud en verbeteren van bestaande met name grote cultuurhistorische structuren.

Doel is het betrekken van cultuurhistorie als een vast onderdeel van de planvorming en de uitvoering. Dit is een taak voor een ieder die in het proces van de ruimtelijke ordening actief is: zowel overheden als private partijen. De nota geeft een visie van de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten en identiteit kan worden omgegaan en welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Cultuurhistorische kwaliteiten kunnen daarbij groot- of kleinschalig zijn, gebouwd of niet gebouwd zijn en zich boven of onder de grond bevinden. Het feit dat er een cultuurhistorisch gegeven is, betekent niet dat dat dan ook moet worden behouden. Maar het moet wel goed worden meegewogen in de ruimtelijke planvorming. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Belvedèregebied Noordoostpolder-Urk. Dit gebied is tevens door Nederland op de voorlopige lijst Werelderfgoed geplaatst.

De Noordoostpolder is een gebied van uitzonderlijke, universele betekenis. Het is een duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de 20e eeuw (rond 1940 drooggelegd), waarin de twee voormalige eilanden Urk en Schokland als zelfstandige elementen zijn opgenomen. Dit rationeel vormgegeven landschap is niet alleen ontworpen vanuit het oogpunt van optimale landbouwkundige productie, maar ook als wetenschappelijke, esthetische en intellectuele uitdaging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0004.png"

Afbeelding 2.2. Belvedère gebieden Nederland met uitsnede Noordoostpolder

2.3.4 Conclusie

Uitgangspunt van het beleid van het Rijk is zuinig ruimtegebruik, zodat open ruimte tussen dorpen en steden behouden blijft. Dit bestemmingsplan geeft uitvoering aan dit beleid. Voor zover het bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn deze in bestaand bebouwd gebied gelegen.

2.4 Provinciaal Beleid

2.4.1 Omgevingsplan Flevoland (2006)

In november 2006 hebben Provinciale Staten van Flevoland een Omgevingsplan vastgesteld. Hierin zijn voor het Flevolandse grondgebied vier strategische plannen opgenomen:

  1. 1. het streekplan;
  2. 2. het milieubeleidsplan;
  3. 3. het waterhuishoudingsplan;
  4. 4. het verkeer- en vervoerplan

Daarnaast bevat het Omgevingsplan de hoofdlijnen van het economische en het sociaal-culturele beleid. Door alles in één integraal plan samen te voegen, zijn de hoofdlijnen van het beleid van de provincie Flevoland compact en is de samenhang tussen de diverse beleidsterreinen het beste gewaarborgd.

De uitvoering van het Omgevingsplan vraagt van de provincie een nieuwe ontwikkelingsstrategie waarin de provincie nieuwe rollen gaat vervullen. In het Omgevingsplan zijn beleidsvorming en uitvoering gekoppeld en dit wordt weergegeven in de uitvoeringsagenda. De uitvoeringsagenda maakt onderscheid in de integrale gebiedsgerichte aanpak (speerpuntgebieden) en de sectorale aanpak. Voorop staat een gebiedsgerichte aanpak. De provincie richt zich hierbij nadrukkelijk op de provinciale hoofdstructuur. Binnen deze hoofdstructuur worden zeven speerpuntgebieden onderscheiden. Noordelijk Flevoland, waaronder ook de gemeente Noordoostpolder valt, is een van deze speerpuntgebieden.

Relevante beleidsuitgangspunten uit het Omgevingsplan zijn verder:

  • Infrastructuur: Om infrastructuuruitbreidingen mogelijk te maken, dienen gemeenten in hun bestemmingsplannen rekening te houden met ruimtelijke reserveringen;
  • Wonen: Aan gemeenten wordt gevraagd in hun plannen vast te leggen of nieuwe landgoederen in bepaalde gebieden worden uitgesloten;
  • Natuur: In het plangebied liggen enkele onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur. Het betreft hier onder meer het Kuinderbos, Voorsterbos, het Urkerbos, de Casteleynsplas, Schokland en Schokkerbos. Daarnaast zijn de volgende watergangen aangewezen als Ecologische verbindingszone: de Urkervaart, Lemstervaart en Zwolse Vaart;
  • Landschap, cultuurhistorie, archeologie en aardkunde: De provincie wil de Flevolandse karakteristieken behouden door deze in te zetten als ruimtelijke kwaliteit ter versterking van nieuwe ontwikkelingen. Daartoe maakt de provincie onderscheid tussen landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten en basiskwaliteiten;
  • Waterhuishouding: Voor gebieden met een watertekort of wateroverschot worden maatregelen genomen om tot een duurzame oplossing te komen. In overleg met gemeenten en het waterschap wil de provincie afspraken maken over de waarborging van de waterkwaliteit. Voor kwetsbare wateren bestaan afwijkende voorschriften voor het toestaan van het lozen van afvalwater op het ontvangende oppervlaktewater of in de bodem.
  • Milieu: als windrijke provincie wil Flevoland optimaal gebruik maken van de milieuvoordelen en economische potenties van de opwekking van windenergie zonder de landschappelijke kwaliteiten van de provincie aan te tasten. In de beleidsregel 'windmolens 2008' wordt hier nader bij stilgestaan.

2.4.2 Locatiebeleid stedelijk gebied 2008

Op 1 juli 2008 is het provinciaal Locatiebeleid stedelijk gebied 2008 in werking getreden. Dit beleid is een nadere invulling van het locatiebeleid, zoals geformuleerd in het Omgevingsplan Flevoland 2006 en de Nota Ruimte. Hiermee wordt inzicht verschaft in het beleid dat wordt gehanteerd bij de vestigingsmogelijkheden van bedrijven, kantoren en voorzieningen. Hierbij wordt uitgegaan van een zodanige vestiging van bedrijven, kantoren en voorzieningen, dat een optimale bijdrage wordt geleverd aan de vitaliteit van steden en dorpen. Hiermee draagt het bij aan het provinciale verstedelijkingsbeleid dat gericht is op versterking van de bestaande steden en dorpen. De nadruk van verdere stedelijke ontwikkelingen ligt op Almere en Lelystad. Dronten en Emmeloord hebben vanwege hun ligging aan één van de ontwikkelingsassen een (kleinere) opvangtaak. De overige kernen in Flevoland, zoals Marknesse, voorzien primair in de opvang van de eigen behoefte.

Er zijn 7 provinciale locatietypen, die in de volgende categorieën zijn te onderscheiden: centrummilieus, gemengde woonwerkmilieus en specifieke werkmilieus. In Marknesse is vanwege de geringe grootte van de kern geen sprake van een centrummilieu. Het bedrijventerrein aan de zuidoostkant is een specifiek werkmilieu. Specifieke werkmilieus zijn goed bereikbaar per (vracht)auto en veroorzaken daarbij zo min mogelijk overlast voor de directe omgeving . Een goede verbinding met het hoofdwegennet is daarom belangrijk. Het autoverkeer moet zo snel en veilig mogelijk op het hoofdwegennet kunnen komen. In bijlage 2 is een overzicht van de bestaande bedrijven opgenomen. Uitsluitend bedrijven t/m categorie 3.2 zijn toegestaan. De rest van Marknesse valt binnen de categorie gemengd woonwerkmilieu. De woonfunctie is hier overheersend. Hier is de (nieuw)vestiging van bedrijvigheid niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte beroepen en bedrijven aan huis.

De locatietype en de bestaande omvang van de bedrijvigheid passen binnen het Omgevingsplan Flevoland 2006 en de Strategische Visie op Werklocaties Flevoland. Zie ook het gemeentelijk vestigingsbeleid (paragraaf 2.5).

2.4.3 Rugstreeppaddenmanagementplan (2008)

In het kader van het soortenbeleid is door de provincie Flevoland en het Ministerie van LNV een pilot opgestart om na te gaan of werkwijzen mogelijk zijn waarmee bepaalde activiteiten en ontwikkelingen relatief gemakkelijk doorgang kunnen vinden zonder dat de duurzame instandhouding van streng beschermde soorten in gevaar komt. Een nieuw instrument hiervoor kan zijn het ontwikkelen van managementplannen voor streng beschermde soorten met een breed verspreidingsgebied.

Het managementplan dient te worden gezien als een handelingsprotocol dat invulling geeft aan de algemene zorgplicht. Bovendien bevat het plan aanvullende activiteiten en een uitvoeringsprogramma waarin betrokken partijen voor de Rugstreeppad in de Noordoostpolder afspraken maken over bestaande en nieuwe werkwijzen die een duurzaam voortbestaan van de populatie (de zogenaamde gunstige staat van instandhouding) van deze soort garanderen. Daarmee worden uitgebreide ecologische onderzoeken, aanvragen tot afwijking bij een omgevingsvergunning en het stil laten leggen van projecten voorkomen. Daarnaast beoogt het plan extra leefgebied te creëren, waarmee de populatie naar een gunstige staat van instandhouding wordt geleid.

2.4.4 Verordening voor de fysieke leefomgeving (2009)

In de provinciale "Verordening voor de fysieke leefomgeving" vindt een juridische vertaling plaats van het beleid van provinciaal niveau. In de verordening is een aantal regels opgenomen met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Het betreft onder meer aspecten als: bijzondere gebieden, waterhuishouding, waterkeringen, bescherming landschap et cetera. Voor het plangebied zijn enkele van deze aspecten relevant en deze hebben dan ook een doorwerking in het bestemmingsplan gekregen.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Structuurplan

In het "Structuurplan" (1992) wordt handhaving van het specifieke landschap van de Noordoostpolder en versterking van de ruimtelijke structuur beschouwd als de basis voor het ruimtelijk beleid. Het agrarische karakter van de gemeente dient ook in de toekomst in het landschapsbeeld tot uitdrukking te komen. Daarnaast is vergroting van de ontsluiting van de gemeente een beleidsuitgangspunt. Wat betreft de bevolkingsontwikkeling richt het beleid zich op de bevolkingsgroei, de bevolkingssamenstelling en op de bevolkingsspreiding. Het versterken van de woonfunctie wordt gerealiseerd door een verhoging van de kwaliteit van het woningaanbod en het aanbod van aantrekkelijke en schone woonmilieus. Wat betreft de verzorgingsstructuur wordt gestreefd naar handhaving en versterking van een zo hoog mogelijk verzorgingsniveau. Om de werkgelegenheid te bevorderen wordt onder meer gestreefd naar het tijdig realiseren en aanbieden van gunstig gelegen bedrijventerreinen. Tot slot is de vergroting van de omvang van het aanbod en de diversiteit van de recreatieve voorzieningen, alsmede het opwaarderen van bestaande voorzieningen beleidsuitgangspunt.

2.5.2 Toekomstvisie gemeente Noordoostpolder 2030

De gemeenteraad van Noordoostpolder heeft de "Toekomstvisie gemeente Noordoostpolder 2030" vastgesteld in zijn vergadering van 24 oktober 2002. Achterliggend idee was dat het goed gaat met de gemeente Noordoostpolder in die zin dat de polder een gebied is geworden waar het prettig wonen is en waar met name de agrarische sector een belangrijke rol speelt. Na een periode van opbouwen moeten er plannen komen voor de toekomst en om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen moeten keuzes worden gemaakt.

2.5.3 Woonvisie Noordoostpolder

Op 12 november 2009 is de Woonvisie door de gemeenteraad vastgesteld. De aanleiding voor deze woonvisie is dat de vorige beleidsnota over wonen uit 2001 stamt en alle acties uit deze nota uitgevoerd zijn. Het is tijd voor een herijking van deze notitie.

In 2008 heeft het college besloten dat de focus van de gemeente op 'wonen' naast 'werken' komt te liggen. Dat wil zeggen dat Noordoostpolder zich ook gaat presenteren en profileren als woongemeente. De kwaliteiten die deze gemeente heeft en waarmee zij zich kan onderscheiden van de Randstad liggen op het gebied van wonen. De gemeente biedt namelijk de kwaliteiten ruimte, rust en groen. 'Echte ruimte voor ontwikkeling' wordt het leidend principe in de strategische maatschappelijke en ruimtelijke keuzes. De denkrichting in deze identiteit, wordt nog verder uitgewerkt. De uitwerking kan worden gebouwd op de pijlers:

  • puur energiek, de kenmerken van onze bevolking;
  • betrokken samenwerken, de kenmerken van onze samenleving;
  • respect voor het unieke ontwerp, dit is wat ons beroemd en onderscheidend heeft gemaakt;
  • ontwikkelingsgericht, van oorsprong zijn we allemaal nieuwkomers gericht op nieuwe ontwikkelingen en mensen die denken in kansen en mogelijkheden.

De gemeente is hierbij trots op wat is bereikt maar kijkt ook naar de kansen voor de toekomst als 'nieuwste polder'. Inzet is om te versterken wat sterk is en daarvoor ruimte te bieden.

Dat betekent dat er ruimte moet zijn voor nieuwe initiatieven en dat wordt gezocht naar niches in de markt. Hiermee wil de gemeente ook mensen van buiten de Noordoostpolder verleiden om naar de Noordoostpolder te verhuizen. Een kans om nieuwe woonvormen binnen de gemeente gestalte te geven zijn de vrijkomende agrarische erven. Andere voorbeelden van nieuwe woonvormen zijn: wonen op het water, pakhuiswoningen, wonen bij je paard, collectief particulier opdrachtgeverschap en beton ballon.

De visie op het wonen in Noordoostpolder is vertaald naar acht ambities. Dit laat duidelijk zien wat de komende jaren belangrijk is op het gebied van wonen in de gemeente Noordoostpolder. De ambities zijn:

  1. 1. Noordoostpolder weer op de kaart als aantrekkelijke woongemeente;
  2. 2. Meer vermenging van koop en huur in dorpen in Noordoostpolder, met name op herstructureringslocaties;
  3. 3. Nieuwbouw naast herstructurering in dorpen, ook in de niet zorgclusterdorpen, met behoud van de bijzondere architectonische kwaliteiten (Delftse school en Nieuwe Bouwen);
  4. 4. Flexibel inspelen op trends in de woningmarkt;
  5. 5. Meer aandacht voor doelgroepen, zoals starters, betaalbaarheid van woningen, senioren, buitenlandse werknemers en het topsegment;
  6. 6. De woningmarkt monitoren;
  7. 7. Inzetten op duurzaam bouwen;
  8. 8. Goede samenwerking met alle woningmarktpartijen.

2.5.4 Milieubeleid

In het "Milieubeleidsplan 2005-2008" zijn duurzame stedenbouw en duurzame bedrijventerreinen belangrijke onderwerpen. In dat plan is vervat dat de gemeente haar beleid voor bedrijven zal blijven richten op duurzame economische ontwikkeling waarin economische groei gecombineerd wordt met een relatieve vermindering in de toename van de milieudruk. Algemene uitgangspunten zijn derhalve:

  • behoud en versterking van de huidige relatief gunstige milieukwaliteit;
  • minimaal het behouden van de kernkwaliteiten van het landelijk gebied en waar nodig, dan wel gewenst, verbeteren.

Milieubeleid dat uitgaat van duurzaamheid verhoogt de kwaliteit van de omgeving. Dit kwaliteitsbeleid past in de ontwikkeling van de toekomstvisie "Ruimte voor kwaliteit". De gemeente Noordoostpolder kiest in de toekomstvisie duidelijk voor kwaliteit. Ruimte, rust en schone lucht zijn de kernkwaliteiten van de Noordoostpolder. Wonen, werken en verkeer moeten op voldoende afstand van elkaar plaatsvinden.

De gemeente Noordoostpolder heeft zich tot doel gesteld de relatief gunstige milieukwaliteit in de polder te behouden en te versterken. Eén van de middelen die zij daartoe inzet is duurzaam bouwen. Dit is een manier van bouwen waarbij negatieve effecten voor milieu en gezondheid ten gevolge van het bouwen en de gebouwde omgeving tot een minimum worden beperkt. Zo is de volgende doelstelling opgenomen in het gemeentelijk milieubeleidsplan en het meerjaren milieu-uitvoeringsprogramma 2005-2008 (MMUP): 'De gemeente Noordoostpolder stimuleert duurzaam bouwen als een vanzelfsprekend onderdeel van de totstandkoming, vernieuwing en het gebruik van de bebouwde omgeving. In uitbreidingsplannen voor woningbouw wordt uitvoering gegeven aan het "plan van aanpak duurzaam bouwen". Ook is in het MMUP opgenomen dat "Het duurzaam gebruiken en onderhouden van woningen (duurzaam wonen) wordt gestimuleerd". Tenslotte wordt in het kader van het gemeentelijk klimaatbeleid gestreefd naar woningen die 5 tot 10 % energiezuiniger zijn dan het bouwbesluit voorschrijft.

Inmiddels is de startnotitie Milieuplan 2009-2013 door burgemeester en wethouders vastgesteld. Met behulp van deze startnotitie wil het college inventariseren welke milieuonderwerpen inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties van Noordoostpolder belangrijk vinden. Ook wil zij ideeën en wensen in kaart brengen die straks mogelijk een plek krijgen in het Milieubeleidsplan.

In de startnotitie staan de woorden flexibel en ambitie centraal. Flexibel in die zin dat het plan de mogelijkheid biedt de uitvoering van beleid tussentijds aan te passen. Het plan kan zo bijvoorbeeld inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Ambitie staat voor het feit dat de gemeente een stap extra wil zetten dan het wettelijk minimumniveau.

In de startnotitie wordt voorgesteld het milieubeleid gebiedsgericht te formuleren. Per gebied worden dan milieuthema's benoemd, die het beste passen bij dat gebied. Per thema is vervolgens een ambitieniveau aangegeven. Het is de bedoeling om de thema's uit te werken binnen de volgende vijf gebieden:

  1. 1. Wonen en werken - (ambitie: afval, energie en klimaat en duurzaam bouwen).
  2. 2. Grootschalige landbouw - (ambitie: energie en klimaat en natuur en landschap).
  3. 3. Natuur en Recreatie - (ambitie: afval, geluid, geur, water, natuur en landschap).
  4. 4. Cultuurhistorie - (ambitie op bodem, geluid, water, natuur en landschap).
  5. 5. Glastuinbouw - (ambitie op afval, energie en klimaat, water).

2.5.5 Groenbeleidsplan 2010-2014

In het Groenbeleidsplan 2010-2014 staan de ambities van de gemeente Noordoostpolder voor het (openbaar) groen. Groenvoorzieningen hebben vele functies. Ze zorgen voor leefbaarheid, bepalen het straatbeeld en bieden ruimte voor maatschappelijke doeleinden zoals sport, spel en recreatie. En ze hebben betekenis voor landschap, cultuurhistorie en natuurontwikkeling.

Het Groenbeleidsplan bevat beleid voor de inrichting, het beheer en het gebruik van groenvoorzieningen in de Noordoostpolder. Een deel van dat beleid is relevant bij het opstellen van ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen. Dat geldt in het bijzonder voor de volgende ambities:

  • In iedere kern minimaal 75m2 openbaar groen per woning realiseren en behouden;
  • In iedere straat minimaal 10m2 groen/voortuin per woning realiseren en behouden;
  • De bestaande hoeveelheid van 92m2 per inwoner aan bossen en parken behouden;
  • Groen is een integraal onderdeel van de gehele (openbare) ruimte. Bij planvorming, inrichting en beheer horen elementen zoals woningen, wegen, voortuinen, straatverlichting en groenvoorziening in hun onderlinge samenhang te worden bekeken;
  • Groen mag geen afbreuk doen aan de (sociale en verkeers)veiligheid, maar moet deze waar mogelijk juist versterken;
  • Behoud van de erfsingels, de dorpsbossen, de wegbeplantingen en de centrale brinkachtige groene ruimtes in de dorpen;
  • Behoud van bijzondere bomen (nadere gedefinieerd in de Beleidsregel gemeentelijke bomen, vastgesteld op 21 december 2010);
  • Bij aanleg van nieuwe wijken, bij voorkeur een combinatie maken van oppervlaktewater en groenvoorziening;
  • Bij aanleg van nieuwe bosstroken, streven naar een breedte van ten minste 100 meter;
  • Openbaar groen beheergericht aanleggen. Dit betekent:
  • groen bij voorkeur centreren in de wijk en voldoende ruimte voor de beplanting reserveren (met name voor bomen);
  • logische grenzen tussen gemeentelijk groen en particuliere tuinen;
  • zo min mogelijk obstakels en lastige vormen in de plantvakken.

Het Groenbeleidsplan 2010-2014 is op 7 oktober 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Noordoostpolder.

Situatie Marknesse

Evenals de meeste andere polderdorpen heeft is Marknesse ingebed in een 'groene mantel'. Ter bescherming en behoud van de oorspronkelijke groenstructuur wordt in dit bestemmingsplan gewerkt met twee bestemmingen. Het 'dorpsbos' is voorzien van de bestemming Bos; het (overige) groen van de bestemming Groen. Omdat de oorspronkelijke groenstructuur in Marknesse door de jaren heen niet of nauwelijks is aangepast worden bovengenoemde normgetallen ruimschoots gehaald. De normgetallen zijn met name bedoeld als toetsingsgrondslag bij nieuwe ontwikkelingen, welke dit bestemmingsplan niet mogelijk maakt.

2.5.6 Duurzame gemeente

De gemeentelijke organisatie wil zelf het goede voorbeeld geven op het gebied van milieu en duurzaamheid. Zij wil zorgen voor een goed bedrijfsintern milieuzorgsysteem, diensten en producten zoveel mogelijk duurzaam inkopen, energiegebruik van gemeentelijke gebouwen verminderen en energie gebruiken die duurzaam is opgewekt.

De provincie Flevoland en de gezamenlijke Flevolandse gemeenten, verenigd in het Netwerk Duurzaam Bouwen Flevoland, hebben het manifest "Nieuw Flevolands Peil" opgesteld. Op 10 juni 2005 hebben de opstellers, partijen uit de bouwwereld, energie- en waterleidingbedrijven en de vereniging Natuur en Milieu Flevoland het manifest ondertekend. De ondertekening van het manifest vormt het startsein om te komen tot regionale afspraken die leiden tot woningen en een woningomgeving waar het prettig, gezond en comfortabel wonen is. Het manifest en de te maken afspraken richten zich zowel op nieuwbouw als op bestaande bouw.

2.5.7 Welstandsnota: Ruimte voor kwaliteit en welstandsvrijheid

Op 7 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de welstandsnota "Ruimte voor kwaliteit en welstandsvrijheid" vastgesteld. De welstandsnota geeft richting aan het welstandstoezicht in de Noordoostpolder en voor de inwoners van de gemeente biedt het plan helderheid over de welstandsbeoordeling van hun bouwplannen. Zoals de titel van de nota al aangeeft wordt onderscheid gemaakt tussen welstandsvrije en niet-welstandsvrije gebieden. De selectie van niet-welstandsvrije gebieden heeft plaatsgevonden aan de hand van twee criteria:

  • De cultuurhistorische betekenis van de bebouwing;
  • De zichtbaarheid van de bebouwing vanuit belangrijke openbare ruimtes.

Op basis van deze criteria is besloten dat in de volgende gebieden welstandstoezicht blijft gelden:

  1. 1. De kernen en beeldbepalende gebieden van Emmeloord;
  2. 2. De dorpskernen en beeldbepalende gebieden van Marknesse, Ens, Luttelgeest, Bant, Creil, Espel, Tollebeek, Kraggenburg en Rutten;
  3. 3. Nagele en Schokland in zijn geheel;
  4. 4. Het Landelijk Gebied.

In de gebieden 1 en 2 gelden slechts welstandscriteria voor de voor- en zijkant van hoofdgebouwen. Achterkantsituaties zijn hier welstandsvrij. De overige gebieden in de gemeente zijn volledig welstandsvrij. Deze gebieden bestaan voor het merendeel uit woonwijken van na de 50-er jaren van de vorige eeuw en bedrijventerreinen. De bebouwing in deze gebieden heeft een meer neutrale kwaliteit en draagt in veel mindere mate bij aan het karakteristieke beeld en de ruimtelijke identiteit van de gemeente. Soms is een beeldkwaliteitplan van kracht. Dan gelden uiteraard wel eisen van welstand. Bij nieuwe ontwikkelingen kan een afweging worden gemaakt of een dergelijk plan wordt opgesteld. Voor zover in de welstandsvrije gebieden monumenten of reclameobjecten liggen zijn deze niet welstandsvrij.

Marknesse

Voor slechts een beperkt deel van Marknesse blijft welstandstoezicht van kracht. Het betreft onder meer de bebouwing aan weerszijden van de Breestraat, het Noordeinde, de Grachtwal en de Noordzoom. Afbeelding 2.3 toont de begrenzing van het gebied waarvoor welstandstoezicht blijft gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0005.png"

Afbeelding 2.3. Gedeelte van de kern Marknesse waarvoor welstandstoezicht blijft gelden.

2.5.8 Archeologie

Op 4 oktober 2007 heeft de gemeenteraad de archeologische basis- en beleidsadvieskaart inclusief bijbehorende rapportage vastgesteld als gemeentelijk toetsingskader. Op de archeologische beleidsadvieskaart is duidelijk aangegeven in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Ook wordt vermeld in welke mate er archeologische waarden verwacht worden of beschermd zijn. In paragraaf 2.10 wordt ingegaan op de verwachtingswaarde voor het plangebied.

2.5.9 Economisch beleid

De "Nota Economisch Beleid" (2002) geeft het beleidskader van de gemeente Noordoostpolder op economisch gebied in de komende jaren weer en kan gezien worden als toetsingskader voor (nieuwe) ontwikkelingen op economisch gebied in de gemeente. Doelstelling van het economisch beleid is het voortzetten van de positieve economische ontwikkeling en het bevorderen van duurzame werkgelegenheid. Dat wil zeggen kiezen voor kwaliteit en een economische ontwikkeling in harmonie met andere beleidsontwikkelingen zoals ruimtelijke ordening, milieu en sociale veiligheid. In dit kader is onder andere van belang het onderdeel werken aan huis, waarover in de nota wordt gesteld dat ingespeeld moet worden op de trends van flexibele werktijden en thuiswerken.

2.5.10 Gemeentelijke vestigingsvisie

Op 9 oktober 2008 heeft de gemeenteraad de "Gemeentelijke Vestigingsvisie" (GVV)" vastgesteld. In de GVV wordt een analyse gemaakt van de sociaal economische ontwikkelingen binnen de gemeente Noordoostpolder op basis van een aantal toekomstscenario's. Er is een inventarisatie gemaakt van de bestaande werklocaties binnen de gemeente. De provincie onderscheidt binnen werklocaties detailhandel, kantoren, gemengde locaties wonen/werken en werken/wonen, bedrijventerreinen en terreinen voor zware industrie. Vervolgens is gekeken naar de ontwikkelingswensen, visie van de gemeente waaronder de Toekomstvisie 2030, het economische beleidsplan, het milieubeleidsplan en het meest recente collegeprogramma. Op grond van de visie en de berekende scenario's zijn vervolgens doorzichten gemaakt naar de planning van de verschillende typen werklocaties. Voorts heeft een confrontatie plaatsgevonden van de geprognostiseerde vraag en het aanbod aan werklocaties dat in planning is.

Marknesse

De woonbebouwing van Marknesse valt onder het locatietype 'gemengde woonwerkmilieus'. In gemengde woonwerkmilieus wordt de mogelijkheid geboden om werk/bedrijfsfuncties aan huis te hebben. Daarbij worden de volgende randvoorwaarden gesteld:

Ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning en 60% van de bijgebouwen met een gezamenlijk maximum van 75m2 per perceel voor gebruik ten behoeve van niet-publiekgerichte bedrijfsactiviteiten, mits:

  • De uitstraling als woning in tact blijft.
  • Het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu.
  • Het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename veroorzaakt van de parkeerbehoefte.
  • Geen detailhandel wordt uitgeoefend.
  • Het bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.

Het bedrijventerrein van Marknesse valt onder het locatietype 'specifieke werkmilieus, regulier bedrijventerrein'. Conform de visie zijn hier bedrijven toegestaan t/m categorie 3. Categorie 4 en 5 zijn hier in beginsel niet toegestaan, deze vallen onder de categorie 'industrieterrein'. Er bestaan plannen om het bedrijventerrein de komende jaren met circa 20 hectare uit te breiden. Deze uitbreiding maakt echter geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Er zal een afzonderlijk bestemmingsplan voor worden opgesteld.

2.6 Waterbeleid

2.6.1 Europese Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • Een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • Het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • Een goede toestand van het grondwater;
  • Een duurzaam gebruik van water;
  • Afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheersysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

2.6.2 Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding;
  • Wet op de waterkering;
  • Grondwaterwet;
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
  • Wet verontreiniging zeewater;
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904);
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte');
  • Waterstaatswet 1900;
  • Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming.

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

2.6.3 Nationaal Waterplan

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen. Bij de ontwikkeling van locaties binnen de bebouwde kom wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van het bestaand groen en water. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een toename van verharding mogelijk zou maken.

2.6.4 Nationaal Bestuursakkoord Water

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

2.6.5 Beleid gemeente en Waterschap Zuiderzeeland

Op grond van de Waterwet is er voor gemeenten een formele taak weggelegd voor het afvoeren van overtollig regenwater en de aanpak van stedelijke grondwaterproblemen. Al voordat Waterwet in werking is getreden, is het op een alternatieve manier verzamelen en transporteren van regenwater meer centraal komen te staan. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) van de gemeente Noordoostpolder 2008-2011 is vastgesteld, dat in zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater gaat plaatsvinden. Het “gebiedseigen water” wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op locatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Het ontvlechten van regenwater zoals deze in de bestaande situatie veelal is aangesloten op de aanwezige gemengde rioleringstelsels, moet zowel op grond van financiële als milieutechnische overwegingen voldoende verdedigbaar zijn om deze van het bestaande stelsel los te koppelen.

In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).

2.7 Waterparagraaf

2.7.1 Inleiding

De waterparagraaf maakt inzichtelijk hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het bestaand bebouwd gebied van Marknesse. Hoe wordt in dit plangebied omgegaan met water en op welke wijze draagt de inrichting bij aan:

  1. 1. Veiligheid;
  2. 2. Voldoende water;
  3. 3. Anticperen op watertekort;
  4. 4. Schoon water.

Proces van de watertoets

Aan de hand van de beslisboom (figuur 1 blz. 14) uit het Waterkader van het Waterschap Zuiderzeeland (januari 2007) kan voor het voorliggende plan de procedure kleine plannen worden gevolgd. Dit geldt voor het conserverende deel van het bestemmingsplan en de ontwikkelingen die het mogelijk maakt, te weten:de verplaatsing van het busstation (van de Breestraat naar het Oosteinde) en het gezondheidscentrum (Emmeloordseweg 2a). Een samenvatting van de resultaten van de watertoets is opgenomen in paragraaf 2.7.2. Indien van toepassing wordt daarbij aandacht besteed aan de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. De volledige samenvatting van de watertoets (conserverend deel en busstation) en het logboek (gezondheidscentrum) zijn opgenomen in bijlage 3 van de toelichting.

2.7.2 Beschrijving van het watersysteem

  1. 1. Veiligheid/Waterkeringen

Het plan ligt niet binnen de kern-, vrijwarings- of buitenbeschermingszone van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.

Er wordt in het plan geen gebruik gemaakt van bodemenergie, ofwel warmte koude opslag.

  1. 2. Voldoende Water

Wateroverlast

Het bestemmingsplan maakt een tweetal nieuwe ontwikkelingen mogelijk, namelijk een gezondheidscentrum (Emmeloordseweg 2a) en de verplaatsing van het busstation (Oosteinde). Beide ontwikkelingen hebben een toename van het verhard oppervlak tot gevolg, respectievelijk van 1.097 m2 (gezondheidscentrum) en 1.250 m2 (busstation). In verband met de aanleg van het busstation wordt tevens een sloot gedempt. Bij de verdere uitwerking van de plannen zal in overleg met het Waterschap worden bepaald hoeveel en waar de watercompensatie moet worden gerealiseerd. Voor de aanleg van de parkeerplaatsen (gezondheidscentrum) zal half open verharding of grastegels worden toegepast. Hiermee vervalt een deel van de compensatieplicht.

Voor het overige heeft de herziening van het bestemmingsplan geen gevolgen voor de huidige situatie. Er vindt geen toename van verhard oppervlak en/of het verdwijnen van ruimte voor waterberging plaats. Dit geeft geen aanleiding om compenserende maatregelen te moeten treffen in het kader van het principe “waterneutraal bouwen” om piekafvoeren te kunnen opvangen. Voor dit gebied geldt de afvoernorm van stedelijk gebied. De maximale afvoer uit het gebied is daarbij 1,5 l/s/ha bij een neerslagsituatie met een herhalingstijd van 100 jaar.

Goed functionerend watersysteem

In verband met de aanleg van het busstation wordt water gedempt. Voordat met enige demping wordt gestart, dient de compensatie van open water (verleggen, verbreden of nieuw aanleggen) te zijn aangelegd. De voor demping van bestaande watergangen gebruikte materialen moeten voldoen aan de eisen uit het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming en het Interprovinciaal beleid voor de toepassing van secundaire grondstoffen in werken. Het plangebied bevindt zich binnen tien meter afstand van een bestaande watergang. De watergang wordt ten minste aan 1 zijde voorzien van een obstakelvrije werkstrook van minimaal 5 meter breed. Bij een waterbreedte vanaf 12 meter (Noordoostpolder vanaf 8 meter) geldt dit aan weerszijden. Hierbij wordt rekening gehouden met een benodigde doorrijhoogte van 4 meter ten behoeve van onderhoudsmateriaal.

Ter hoogte van de Walcherselaan-Sluis bevindt zich een schutsluis in de Zwolsevaart, waarmee in de kern van Marknesse een scheiding aanwezig is tussen de beheergebieden van de de Lage Afdeling en de Hoge Afdeling. Ten oosten van de sluis is het streefpeil

-4.50 m NAP van de Zwolsevaart met het omliggende oppervlaktewatersysteem, waartoe ook het pand van de Marknesservaart deels behoort. Ter hoogte van de Expansie gaat de Marknesservaart door middel van een aanwezige stuwconstructie over naar de Tussenafdeling (-5.00 m NAP). Ten westen van de sluis is het streefpeil -5.70 m NAP met daar het omheen liggend watersysteem. Deze streefpeilen gelden zowel voor de zomer- als de winterperiode.

Het hoogste maaiveldniveau in de kern van Marknesse bevindt zich zowel langs de westzijde van de Marknesservaart en direct ten zuiden van de Zwolsevaart (-2.50 m NAP). Het gebied aan de noordwestzijde van de woonkern is lager: -3.50 m NAP. Het bestaande bedrijventerrein aan de oostzijde van de Marknesservaart heeft een maaiveldhoogte van -3.10 m NAP.

In Marknesse-Zuid (west) is sprake van een gestuwd peilvak. Het stuwpeil is hoger (-3.80 m NAP) dan het aangrenzende waterpeil. Ten gevolge van weersomstandigheden kan dit waterpeil tijdelijk fluctueren tussen 0,20 m boven en 0,20 m onder het stuwpeil.

In situaties met een watertekort, waarbij het waterpeil uitzakt naar een lager niveau dan -3.85 m NAP, moet buitenwater vanuit de Hoge Afdeling van de Zwolsevaart worden ingelaten. Door middel van aanwezige aanvoersloten ten zuidoosten en zuiden van Marknesse-zuid wordt water aangevoerd naar het opvoergemaal. In het opvoergemaal kan via een terugslagklep buitenwater worden ingelaten in de stedelijke waterpartij. Bij het stijgen van een waterpeil hoger dan -3.55 m NAP vindt via een gereguleerde overstort met behulp van aanwezige wervelventielen plaats met een maximale afvoer van 1,5 l/s/ha naar de Zwolsevaart (-5.70 m NAP).

In het plangebied is een voldoende drooglegging aanwezig, rekeninghoudend met het hiervoor gehanteerde Normaalwaternormpeil (N.W.-normpeil). Ten opzichte van de aanleghoogten wordt voldaan aan de drooglegging voor stedelijk gebied van 1,20 meter. Er zijn geen structureel nadelige gevolgen aanwezig voor en door (grond)water in de omgeving.

  1. 3. Anticiperen op watertekortr

Tijdens extreme droge perioden dient het inlaten van water mogelijk te zijn/blijven. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:

  1. 1. Veiligheid en voorkomen van onomkeerbare schade: achtereenvolgens stabiliteit waterkeringen, klink en zetting (veen en hoogveen) en natuur (gebonden aan bodemgesteldheid).
  2. 2. Nutsvoorzieningen. Achtereenvolgens drinkwatervoorzieningen en energievoorzieningen.
  3. 3. Kleinschalig hoogwaardig gebruik: tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen en proceswater.
  4. 4. Overige belangen: scheepvaart, landbouw, natuur (zolang geen onomkeerbare schade optreedt), industrie, waterrecreatie en binnenvisserij.

4. Schoon water

Goede structuur diversiteit

Bij de inrichting van het bestaande watersysteem wordt gestreefd naar het behouden van een ecologisch gezond watersysteem.

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Voor Marknesse-zuid (west) is voldoende zorg besteed aan een goede oppervlaktewaterkwaliteit door het instellen van een gestuwd peilvak. Door het hanteren van een hoger peil ten opzichte van het omliggende polderpeil, kan de aanwezige negatieve kwel worden onderdrukt. De aangelegde stedelijke waterpartij wordt voldoende gevoed door de in deze woonwijk aanwezige wadi's en regenwaterpartijen.

Op het bedrijventerrein van de Expansie heeft de aanwezige waterpartij een waterpeil van -4.50 m NAP, waar de maximale afvoer van 1,5 l/s/ha wordt geregeld door middel van een regelbare stuw ter plaatse van de Marknesservaart.

Ter plaatse van de Groene Zoom is in de bestaande woonkern van Marknesse een gracht opgenomen, waarbij vanuit de Marknesservaart (-4.50 m NAP) ter hoogte van het Kerkpad water wordt ingelaten. De aflaat vindt vervolgens plaats door middel van aanwezige duikerverbinding ter hoogte van de Boslaan naar de Zwolsevaart (-5.70 m NAP). Door middel van het aanwezige peilverschil tussen de Marknesservaart en de Zwolsevaart vindt langs natuurlijke weg een voldoende circulatie plaats om het stedelijk water voldoende te verversen met het kwalitatief betere water van de Hoge Afdeling. Daarnaast is in de Warande met de aansluitende hofjes Meidoorn-, Rozen- en Jasmijnhof, Clematisstraat-Boszoom en de Westervoor recent naast het gemengde riool een regenwaterleiding aangelegd. Het ingezamelde regenwater wordt afgevoerd naar de aanwezige gracht in de Groen Zoom en draagt ook bij aan de verversing van de oppervlaktewaterkwaliteit.

Goed omgaan met afvalwater

Binnen de bestaande oude dorpskern is een verbeterd gemengd rioleringsstelsel aanwezig. In dit rioleringsstelsel zijn een viertal externe riooloverstorten opgenomen. De locaties van de drie noodoverstorten zijn aanwezig ter hoogte van Hoge Sluis en Oude Weg, Barrage en Emmeloordseweg en Oudeweg en Expansie. De hoofdoverstort bevindt zich in het verlengde van de Emmeloordseweg in de groenstrook ter hoogte van Parcours naar de Zwolsevaart. Voor het bewerkstelligen van een milieutechnische verbetering is voor deze overstort een bergbezinkbassin met een inhoud van circa 400 m3 aangelegd. Bij hevige regenval, waarbij het totale gemengde rioleringsstelsel overbelast raakt, dringt het bergbezinkbassin bij incidentele overstortingen de vuiluitworp op het oppervlaktewater van de Espelervaart met circa 50% terug.

Op bedrijventerrein De Expansie is een deels verbeterd gescheiden en een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig. Bij het verbeterd gescheiden stelsel wordt de zogenaamde “first flush” afgevoerd naar het aanwezig pompgemaal om vervolgens te kunnen worden afgevoerd naar de awzi te Tollebeek. De verharde oppervlakken aangemerkt als schoon, worden door middel van het gescheiden stelsel direct afgevoerd naar de aanwezige waterpartij op dit bedrijventerrein.

In Marknesse-zuid (west) is tijdens de eerste fase een gemengd rioleringsstelsel aangelegd, gevolgd in de tweede fase door de aanleg van alleen een ondergrondse droogweerafvoer. In de tweede fase is in deze woonwijk gekozen om het regenwater via aanwezige molgoten bovengronds af te voeren naar wadi's, drainkoffers en oppervlaktewater. Het ingezamelde stedelijk afvalwater van fasen 2, voert het afvalwater gecombineerd met het in planfase 1 uitgevoerde gemengde rioleringsstelsel af, via een zinker onder de Zwolsevaart naar het aanwezige gemengde rioleringsstelsel in de oude dorpskern van Marknesse.

Bij toekomstige vervanging van het bestaande gemengde rioleringsstelsel, is het de doelstelling van de gemeente Noordoostpolder om kansen te benutten om het relatief schone regenwater te scheiden van de bestaande afvalwaterstroom.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen planvorming.

2.8 Milieuaspecten

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden nagegaan of er milieuaspecten zijn (in of nabij het plangebied) die een belemmering (kunnen) vormen voor de in het plangebied opgenomen functies. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:

  1. a. bodem;
  2. b. geluid (Wet geluidhinder);
  3. c. hinder in de relatie bedrijven en gevoelige functies;
  4. d. luchtkwaliteit.

2.8.1 Bodem

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan; het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.

Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de ontwikkeling van het gezondheidscentrum aan de Emmeloordseweg 2a en het busstation aan het Oosteinde.

2.8.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van de Wgh dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wgh is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer en het bedrijventerrein. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein of spoorweg.

Wegverkeer

Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven, indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

In een eerder stadium is reeds onderzoek uitgevoerd voor de bedrijfswoning bij de discotheek, gevestigd aan de Vollenhoverweg 2. De geluidsbelasting ten aanzien van de bedrijfswoning behorende bij de disco aan de Vollenhoverweg 2 bedraagt 58 dB(A). Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland hebben deze hogere grenswaarde voor de maximale geluidbelasting van het verkeer op deze weg vastgesteld op 58 dB(A) (GS besluit: MB05.051324).

Industrielawaai

De bedrijven op het bedrijventerrein zijn gehouden aan de geluidsnormen van de milieuvergunning of het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Een nadere beschouwing ten aanzien van dit thema is dan ook niet nodig.

Toetsing ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt twee nieuwe ontwikkelingen mogelijk:

  1. 1. gezondheidscentrum (Emmeloordseweg 2a);
  2. 2. busstation (Oosteinde, nabij rotonde).

Gezondheidscentrum

Door Foppen advies1 is onderzocht of het thema 'geluid' beperkingen stelt aan de ontwikkeling van het gezondheidscentrum.

Geconcludeerd wordt dat het plan niet aan de Wet geluidinder en het Bouwbesluit hoeft te worden getoetst . Motivering hiervoor is dat een functie als deze (gezondheidscentrum) in het Bouwbesluit / Wet geluidhinder niet word aangemerkt als geluidgevoelig object. Daarnaast heeft de Emmeloordseweg ter hoogte van het plangebied geen wettelijke geluidzone. Het betreft een 30 km/u weg;

Busstation:

Het busstation behoeft eveneens niet aan de Wet geluidhinder te worden getoetst. De ontwikkeling omvat de aanleg van opstelplaatsen in een groenstrook bestemd voor op- en overstappen. Er wordt geen geluidgevoelige bebouwing gerealiseerd.

  1. 1. Foppen advies, Geluidkwaliteitonderzoek huistartsenpraktijk Marknesse, 5 mei 2011, projectnummer: 1294-1101-002.

2.8.3 Hinder

Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.

Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de ‘omgekeerde werking’). Onderzocht moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen)– de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie grootste richtafstand
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter
4.1 200 meter

De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden, indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:

  • bedrijfsgrootte, productiecapaciteit opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke;
  • verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen;
  • productiewijze.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.

Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar kunnen volstaan met een zogenaamde melding. Voor deze inrichting gelden algemene voorschriften uit het Activiteitenbesluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd. De verhouding tussen de Wabo en het Activiteitenbesluit is als volgt geregeld:

  • De melding moet gelijktijdig met de aanvraag om een omgevingsvergunning worden gedaan, indien voor een project zowel deze meldingsplicht als een vergunningplicht op grond van de Wabo geldt. Deze melding moet dan worden gedaan bij het bestuursorgaan waarbij de aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend. Deze verplichting geldt overigens niet indien de melding al voor het tijdstip van indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning is gedaan.
  • Het doen van een melding is één van de indieningsvereisten voor de aanvraag om een omgevingsvergunning. Als er sprake is van samenloop (bouwen van een gebouw en oprichten van een milieu-inrichting) zal de aanvraag om omgevingsvergunning buiten behandeling moeten worden gelaten indien niet gelijktijdig is gemeld. Dit bevordert de naleving van de meldingsverplichting.
  • Voor verzoeken om (maatwerk)voorschriften zijn de procedures van de omgevingsvergunning van toepassing (reguliere procedure van 8 weken, waarbij overigens vanwege de potentiële milieuconsequenties de lex silencio positivo niet zal gelden).
  • De (maatwerk)voorschriften die kunnen worden gesteld met betrekking tot de algemene regels, worden afgestemd op de voorschriften van de omgevingsvergunning.
  • De beslissingen op aanvragen als bedoeld in artikel 8.40a om andere gelijkwaardige maatregelen te kunnen treffen, worden afgestemd op de betrokken omgevingsvergunning.
  • Door het van toepassing zijn van de procedure van de Wabo wordt ook voor het stellen van maatwerkvoorschriften en de beslissingen op aanvragen om andere gelijkwaardige maatregelen, het beroep in twee instanties ingevoerd.

Inventarisatie / huidige situatie plangebied

Het bedrijventerrein van Marknesse is aan de noordoostzijde van het dorp gelegen. Oorspronkelijk lag het bedrijventerrein ingeklemd tussen de Ouderweg en de Marknesservaart. Inmiddels heeft het bedrijventerrein een 'sprong' over het water gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan zijn alle bedrijven op het bedrijventerrein geïnventariseerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 2: inventarisatie. Per bedrijf is aangegeven tot welke milieucategorie het bedrijf behoort, welke categorie is toegestaan en welke bestemming is toegekend. Ten aanzien van de toegestane categorie zij opgemerkt dat aangesloten wordt op het voorheen geldende bestemmingsplan (Marknesse 1994 / Uitbreiding Bedrijventerrein Marknesse). Benadrukt moet worden dat de mogelijkheid voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld. Voor de bedrijven op het bedrijventerrein geldt dat de vigerende milieuvergunningen, voor zover van toepassing, afdoende moeten worden geacht.

Ontwikkelingen:

Het voorliggende bestemmingsplan maakt twee ontwikkelingen mogelijk, een gezondheidscentrum (Emmeloordseweg 2a) een een busstation (Oosteinde, nabij rotonde).

Op grond van de VNG-brochuren bedrijven en milieuzonering geldt voor het gezondheidscentrum een milieucontour van 10 meter (categorie 1). Uit het ooogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het niet gewenst dat er binnen 10 meter van het gezondscentrum gevoelige functies (woningen) zijn gelegen. Hieraan wordt voldaan. Bovendien blijkt uit het geluidsonderzoek van Foppen advies dat de verkeersaantrekkende werking niet leidt tot onevenredigde geluidshinder.

Het busstation heeft op grond van de VNG-brochuren bedrijven en milieuzonering milieucategorie 3.2 met een corresponderende milieucontour van 100 m. De milieucontour is gebaseerd op de aspecten geluid (100 m) en stof (10 m). In dit geval is sprake van het gebiedstype gemengd, ofwel er sprake van een mening van woon, werk- en bedrijfsfuncties. Dit rechtvaardigt het om de milieucategorie met 1 te verminderen. Het busstation valt derhalve in milieucategorie 3.1 met een bijbehorende milieucontour van 50 m. Binnen een straal van 50 m bevinden zich gevoelige objecten (woningen aan de Docter M. Rijkenweg). Gelet op de schaal van de ontwikkelingen (6 bushaltes) is het echter niet de verwachting dat het busstation overlast oplevert voor de omliggende woningen, temeer ook omdat tussen de woningen en het busstation een ontsluitingsweg (Oosteinde) is gelegen. Gelet hierop bestaan er vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.

2.8.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake, indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  1. a. woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  2. b. infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  3. c. kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard: het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Daarnaast maakt het een gezondheidscentrum en de verplaatsing van een busstation mogelijk. Voor beide ontwikkelingen dient aangetoond te worden dat de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechtert.

Voor het concerverende deel van het bestemmingsplan wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Ontwikkelingen

Gezondheidscentrum

Op 5 mei 2011 is een luchtkwaliteitsonderzoekuitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van het gezondheidscentrum aan de Emmeloordseweg 2a2. Hieronder worden de belangrijkste resultaten uit het onderzoek beschreven. Het gehele memo is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.

Op basis van de berekening die is uitgevoerd met de NIBM- tool (InfoMil.nl) is geconstateerd dat de ontwikkeling valt binnen de categorie Niet In Betekenende Mate bijdragen (tabel 2.1). De ontwikkeling brengt 0,39 NO2 in ìg/m3 en 0,10 PM10 in ìg/m3 aan vervuilende stoffen met zich mee, terwijl 1,2 µg/m3 toegestaan is. De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling van het gezondheidscentrum..

Extra verkeer als gevolg van het plan
Extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde) 400
Aanteel vrachtverkeer 1%
Maximale bijdrage extra verkeer NO2 in µg/m3 0,39
PM10 in µg/m3 0,10
Grens voor 'Niet In Betekende Mate' in µg/m3 1,2
Conclusie
De bijdrage van het extra verkeer is niet in betekenende mate; geen nader onderzoek nodig

Tabel 2.1. Resultaten NIBM-tool

Busstation

Het busstation is niet nieuw, maar wordt verplaatst van de Breestraat (centrum) naar de rand van het dorp. Het is niet de verwachting dat de verplaatsing van het busstation extra verkeer tot gevolg heeft. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie verlaten de bussen het dorp via het Oosteinde. Op het Oosteinde komt derhalve niet meer verkeer te rijden. Omdat geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie

Het thema luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De ontwikkelingen (gezonzheidscentrum / verplaatsing busstation) die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt vallen onder de categorie niet in betekenende mate.

  1. 2. Foppen advies, luchtkwaliteitsonderzoek huisartsenpraktijk Marknesse. Datum: 5 mei 2011, projectnummer 1294-1101-003.

2.9 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een Natura 2000-gebied ligt, zoals bedoeld in artikel 1 onder n van de Natuurbeschermingswet 1998. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een aangewezen gebied mogen niet worden aangetast als gevolg van de vaststelling van een bestemmingsplan.

Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. Nader onderzoek voor dit aspect is niet noodzakelijk.

Soortbescherming

De "Flora- en faunawet" heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Binnen het plangebied wordt een gezondheidscentrum en busstation gerealiseerd. Naast deze ontwikkelingen is het bestemmingsplan in consolderend van aard en worden verder geen noemenswaardige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hieronder wordt nader ingegaan op de twee ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. .

Ontwikkelingen

Busstation

Het busstation is geprojecteerd in een groenstrook, bestaande uit gras en bomen in een rijopstelleing. Als gevolg van de ontwikkelingen zullen enkele bomen worden gekapt en wordt een watergang gedempt. Om te voorkomen dat broedende vogels en andere beschermde soorten worden verstoord, wordt aanbevolen de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Daarnaast dient de de algemene zorgpplicht in acht te worden genomen. Als er bij de uitvoering beschermde soorten worden ontdekt, zullen de benodigde maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat soorten worden verstoord of gedood.

Gezondheidscentrum

Op 5 mei 2011 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling van een gezondheidscentrum aan de Emmeloordseweg 2a te Marknesse3 . Tidens de quickscan is tevens een verkennend vleermuisonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf worden de conclusies van het onderzoek beschreven. Het volledige onderzoek is opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

Flora en fauna:

Tijdens het veldonderzoek zijn in het plangebied geen plant- of diersoorten aangetroffen uit de tabellen 1 t/m 3. Er zijn geen nesten of aanduidingen van nesten gevonden van vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd.

Voor de beoogde ontwikkelingen bestaan geen belemmeringen vanwege het voorkomen van beschermde plant- of diersoorten in het plangebied zelf. Voor zover er beschermde soorten kunnen voorkomen geldt voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling op basis van de Flora- en faunawet.

Vleermuizen:

Er is geen sprake van een aantoonbare vaste verblijfplaats van vleermuizen in het gebouw.Het wordt uitgesloten geacht dat zich in het huidige gebouw winterverblijven van vleermuizen bevinden. Ook zijn er geen aanduidingen van een kraamverblijf. Het is mogelijk dat de ruimte onder de dakplaten van de smederij in de zomer wordt gebruikt als slaapplaats door gewone dwergvleermuizen. Er is echter geen aanduiding dat deze ruimtes onder de dakplaten van bijzonder belang zijn voor deze soort. De soort kenmerkt zich door hun vaak wisselende keus van verblijfplaats om te slapen. In de zomerperiode wordt deze soort vrijwel overal incidenteel waargenomen.

Wel mag, op basis van de waarnemingen, worden aangenomen dat de bomensingel om het plangebied van belang is als foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis. Dit betekent dat er zorgvuldig omgegaan moet worden met de kap van deze bomen en struiken. Voor de maatregelen die getroffen moeten worden wordt, verwezen naar de hieronder opgenomen aanbevelingen.

Aanbevelingen

Flora en Fauna:

Het is aan te bevelen om de sloop- en/of bouwwerkzaamheden (waaronder ook verstaan het bouwrijp maken van het terrein) niet te laten aanvangen in het broedseizoen. Dit om eventuele verstoring van broedvogels met zekerheid te voorkomen.

Vleermuizen:

Het slopen van het huidige gebouw dient bij voorkeur in september/oktober plaats te vinden. Hiermee wordt elk risico vermeden op verstoring van niet opgemerkte soorten die de gebouwen mogelijkerwijs toch gebruiken als kraamverblijf of tijdelijk zomerverblijf.

De structuur van de houtsingels om de planlocatie moet zoveel mogelijk in stand blijven. Wel is het mogelijk om incidentele bomen of struiken uit de singels te rooien, maar dan moet er voor gezorgd worden dat de lijnstructuur en de opgaande bomenstructuur in stand blijft. Op deze manier wordt verzekerd dat het plangebied, ook na realisatie van het gezondheidscentrum, geschikt blijft als foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis.Indien er toch gekozen wordt voor een omvangrijke kap- of rooi van de singel, waarbij de singelstructuur wordt doorbroken, dan zal eerst nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar de functie van de gehele omgeving voor vleermuizen. Dit betekent dat er alsnog een onderzoek conform het protocol Vleermuizeninventarisatie uitgevoerd moeten worden.

Conclusie

Behoudens een gezondheidscentrum en de verplaatsing van het busstation maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met betrekking tot het gezondheidscentrum geldt dat onderzoek heeft uitgewezen dat er geen beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn waarvoor een ontheffing moet worden aangevraagd. Voor zowel het gezondscentrum als de verplaatsing van het busstation wordt aanbevolen om verstorende werkzaamheden (slopen, kappen, bouwrijp maken) buiten het broedseizoen uit te voeren. Daarnaast geldt de algemene zorgplicht. Als hieraan wordt voldaan stelt het thema ecologie geen beperkingen aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

  1. 3. Foppen advies, quickscan flora en fauna: sloop oude smederij, nieuwbouw gezondheidscentrum Marknesse. Datum: 5 mei 2011, projectnummer:1294-1101-004

2.10 Cultuurhistorie En Archeologie

Monumenten

In het plangebied zijn enkele Rijks- en gemeentelijke monumenten aanwezig. Het pand aan de Oudeweg 23 is aangewezen als Rijksmonument. Het betreft één van de oudste woonbarakken van de polder, thans in gebruik als sociaal en cultureel centrum. De RK-kerk aan de G. Lokkenstraat 30 is aangewezen als gemeentelijk monument.

Archeologie

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK). Hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven.

Complementair aan deze kaart zijn de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart (ABB) voor het grondgebied van Noordoostpolder. Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder in 2007 ontwikkelde beleidskaart (afbeelding 2.4) is aangegeven welke gebieden een hoge, een gematigde, dan wel een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Verder is op de kaart aangegeven waar zich scheepswrakken bevinden en welke gebieden een archeologisch monument betreffen.

De door de gemeenteraad vastgestelde ABB geeft aan in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en wanneer dit achterwege kan blijven. Uit de kaart blijkt dat het gehele plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde heeft. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is daarmee klein. Het plangebied hoeft dan ook niet beschermd te worden door een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningstelsel). In het kader van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt (gezondheidscentrum en verplaatsing busstation) behoeft geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0006.jpg"

Afbeelding 2.4. Uitsnede Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Noordoostpolder.

2.11 Externe Veiligheid

Beleidskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bijgebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  1. 1. inrichtingen;
  2. 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  3. 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het Bevi van toepassing.

In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In de circulaire RNVGS (2004) is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI.

Voor zowel de behandelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het trainsport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) geeft inzicht in de kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het groepsrisico wordt bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval bij een risicovolle activiteit en geeft het aantal mogelijke (dodelijke) slachtoffers weer. Ten aanzien van het PR geldt dat er bij besluitvorming op een ruimtelijk plan een grenswaarde in acht dient te worden genomen (kwetsbaar object) dan wel met een richtwaarde rekening dient te worden gehouden (beperkt kwetsbaar object). Voor het GR geldt een oriënterende waarde (BEVI) of een oriëntatiewaarde (circulaire Rvgs).

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Net als in het Bevi staan in het Bevb het plaatsgebonden risico en het groepsrisico centraal. Het Bevb bepaalt dat ook voor bestaande situaties het plaatsgebonden risico en het groepsrisico moeten worden berekend en eventueel verantwoord.

Situatie

Inrichtingen

In de omgeving van het bestemmingsplan Marknesse is een aantal inrichtingen aanwezig, welke onder de werking van het Bevi vallen. Aan de Marknesserweg 8 is het LPG-tankstation Gulf gelegen op ruim 1.500 meter van het bestemmingsplan; de plaatsgebonden risicocontour van deze inrichting bedraagt 110 meter en invloedsgebied 150 meter. Dit betekent dat geen beperkingen worden opgelegd aan het bestemmingsplan door deze inrichting. Direct ten noorden van het bestemmingsplan, aan de Marknesserweg 29 en 31 bevindt zich op beide percelen een propaantank. Omdat de inhoud van de propaantanks kleiner is dan 13 m3 (respectievelijk 3 en 5 m3) vallen ze niet onder de werking van het Bevi. Conform het Activiteitenbesluit geldt een maximale veiligheidsafstand van 20 meter vanaf de propaantanks tot aan objecten binnen het bestemmingsplan. Beide propaantanks liggen op een afstand die groter is dan 20 meter van het bestemmingsplan en zijn dus geen relevante risicobronnen.

Buisleidingen

Binnen het bestemmingsplan is een aardgasleiding van de Gasunie gelegen (N-500-51-KR-002, 40 bar, 6,63 inch). De leiding loopt ten noorden van de Vollenhoverweg en komt ter hoogte van de kruising met het Oosteinde het plangebied binnen. De risico's die worden veroorzaakt door een hogedruk aardgasleiding zijn afhankelijk van de werkdruk en de diameter van de leiding. In dit geval gaat het om een leiding met een diameter van 8 inch en een werkdruk van 40 bar. Van toepassing is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Hierin wordt gesproken over een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding die vrij van bebouwing dient te zijn. Na bestudering van de risicokaart blijkt aan die voorwaarde te zijn voldaan. De belemmeringenstrook dient als zodanig op de verbeelding te worden opgenomen. De gasleiding heeft géén plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr., zodat het plaatsgebonden risico geen beperkingen oplegt aan het bestemmingsplan.

In het nieuwe beleidskader dient, voor de beoordeling van het groepsrisico, te worden gekeken naar zowel het 100%-letaliteitsgebied als het 1%-letaliteitsgebied van de leiding. Voor een leiding met de genoemde kenmerken bedragen de afstanden (het invloedsgebied) van deze gebieden respectievelijk 50 en 95 meter. Door ingenieursbureau Grontmij zijn het PR en GR van de leiding berekend 4.Uit de berekeningen blijkt dat het PR voldoet aan de grenswaarde en de richtwaarde (PR 10-6). Er doen zich geen knelpunten voor. Dit geldt ook voor het GR. Uit berekeningen blijkt dat het GR binnen 10% van de orientatiewaarde blijft.

Omdat binnen het invloedsgebied (beperkt)kwetsbare objecten aanwezig zijn, is de verantwoordingsplicht van toepassing. Omdat het berekende GR zeer laag ligt en er zich in de autonome situatie geen knelpunten voordoen, wordt het niet opportuun geacht maatregelen te treffen. .

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0007.png"

Afbeelding 2.5. Ligging en invloedsgebied van de gasleiding. Bron: Grontmij (2011).

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

Binnen het bestemmingsplan Marknesse is de N331 gelegen, waarover vermoedelijk vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze transportas zijn niet beschikbaar, maar de ligging van ondermeer de propaantanks en het LPG-tankstation in de omgeving van het bestemmingsplan, doet vermoeden dat transporten over de N331 wel degelijk plaatsvinden. Echter, gezien de beperkte omvang van het aantal risicovolle inrichtingen in de omgeving, is het reëel te veronderstellen dat het aantal transporten over deze transportas klein is. Derhalve kan gesteld worden dat de beperkte hoeveelheden die getransporteerd worden over deze transportas niet leiden tot een plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen beperkingen oplegt aan het bestemmingsplan.

Omdat geen ontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestemmingsplan, leidt de procedure niet tot een toename van het groepsrisico. Voorts is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ter hoogte van het bestemmingsplan, gezien de lage personendichtheden in het gebied en de beperkte transporten over de weg. De invulling van de verantwoordingsplicht is conform de RNVGS derhalve niet noodzakelijk.

Ook uit het ontwerp van het Basisnet Weg blijkt dat zowel geen van de in de directe omgeving aanwezige wegen alsook de in het bestemmingsplan gelegen wegen een plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. heeft. Marknesse vormt ook geen (mogelijk) aandachtspunt voor het groepsrisico.

Uit het ontwerp van het Basisnet Water blijkt eveneens dat er geen wateren in de directe omgeving van Marknesse zijn die een plaatsgebonden risicocontour hebben van 10-6 of een (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Marknesse is niet gelegen in de nabijheid van een spoorlijn. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in dit kader dan ook geen risico.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

  1. 4. Grontmij, Kwantitatieve risicoanalyse Noordoostpolder. Datum: 18 augustus 2011 (concept), projectnummer: 310537.

2.12 Verkeer En Parkeren

Het betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Ten aanzien van de bestaande infrastructuur treden geen veranderingen op. Met betrekking tot de ontwikkeling van het gezondheidscentrum geldt dat de verkeersaantrekkende werking gering is (100 motorvoertuigen per dag) afgezet tegen de huidige verkeersintensiteiten op de Emmeloordseweg. Parkeren wordt op eigen terrein opgevangen. Als gevolg van de verplaatsing van het busstation is het de verwachting dat het leefklimaat verder verbetert, omdat de bussen niet meer door het dorp rijden. .

2.13 Handhaving

Politiek en samenleving onderkennen steeds nadrukkelijker de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van werkelijkheid en regels. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak van een handhavingsbeleid benadrukt.

Een vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor de dorpen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Regels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn.

In 2005 heeft de gemeenteraad een de kaderstellende nota 'intergale handhaving' vastgesteld. De handhavingsnota wordt gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma waarin staat aangegeven op welke wijze de handhaving vorm krijgt en hoe deze wordt uitgevoerd. Dit programma wordt jaarlijks geactualiseerd en vastgesteld. Een belangrijk speerpunt in het beleid is de handhaving van de bouw- en gebruiksregels van bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 3 Het Plan

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan legt de bestaande toestand vast en heeft daarmee in hoofdzaak een conserverend karakter. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan maakt het plan twee ontwikkelingen mogelijk, namelijk een gezondheidscentrum (Emmeloordseweg) en de verplaatsing van het busstation (van de Breestraat naar het Oosteinde).

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de bestemmingen die voor de in het plangebied aanwezige gronden zijn gekozen. Voor zo ver nodig worden deze bestemmingen en de daarbij behorende regels in het volgende hoofdstuk nader toegelicht.

In het algemeen kan worden gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis heeft gevormd voor het plan oftewel het onderhavige bestemmingsplan consolideert in dat opzicht in belangrijke mate de aanwezige ruimtelijke situatie. Daarnaast wordt met dit plan beoogd voor de thans bestaande situatie kaders te bieden voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.

3.2 Gebiedsbeschrijving

Marknesse ligt tussen Emmeloord en Vollenhove aan één van de eerst gerealiseerde invalswegen in de polder. Al in de eerste plannen lag de weg aan de noordkant buiten de dorpsbebouwing. De zuid- en de oostkant worden gevormd door de Zwolsevaart en de Marknesservaart, met een sluis als scheiding tussen de verschillende waterpeilen. De weg naar het zuidelijker gelegen Kraggenburg gaat met een brug over de sluis. Aan de Marknesservaart ligt een loswal; aan deze vaart ligt tevens het bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0009.jpg"

Afbeelding 3.1. Luchtfoto van Marknesse vanuit zuidelijke richting (1965 en 2004). Op de luchtfoto uit 1965 is zichtbaar dat de uitbreiding van het bedrijventerrein en Marknesse Zuid nog niet gerealiseerd zijn.

Na Emmeloord is Marknesse de tweede nederzetting waaraan in de Noordoostpolder begonnen is. In 1949 leverde men de eerste woning op. De eerste bewoning in 'Dorp B' dateert van 1944 toen er barakken gebouwd werden als onderdak voor de polderwerkers. Een van de barakken bestaat nog (Oudeweg 21-23)

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0010.jpg"

Afbeelding 3.2. De barakken voor de polderwerkers behoren tot de oudste gebouwen van de polder. Momenteel wordt het gebouw gebruikt door sociaal cultureel centrum De Marke. Het gebouw is tevens aangewezen als Rijksmonument.

Ontwerp

Voor Marknesse zijn verschillende ontwerpen gemaakt. In 1949 kwam het definitief plan van Verlaan (afbeelding 3.3) waarin de oostwest richting (groene lanen) en de noordzuid richtingen (brink, dorpenring en singel) verschillend zijn uitgewerkt. De langgerekte brink (noord-zuid) was onderdeel van de route van de sluis naar de aansluiting op de weg Emmeloord-Vollenhove. De sluis werd een beeldbepalend element. De oost-westelijk gerichte grachtas kwam aan de westzijde uit op de begraafplaats, die door zijn situering een belangrijk ruimtelijk element in het dorp is geworden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0011.jpg"

Afbeelding 3.3. Het definitieve ontwerp van het dorp Marknesse (Verlaan, 1949). Structuurbepalende elementen zijn de Brink (blauwe lijn), de Grachtas (groene lijn) en de Sluis.

Structuur

Het plangebied wordt gekenmerkt door de brink en de gracht die door een groot deel van het dorp loopt. Het verloop en de vorm van de brink lijken bijna natuurlijk gevormd en zijn daardoor minder formeel dan bijvoorbeeld in Ens het geval is. Aan de noordzijde van de gracht is de vormgeving van de woningen moderner en de plaatsing losser.

Marknesse is daarnaast een typisch kruiswegdorp. De dorpenring doorkruist twee ruimtes en geeft het dorp haar dynamiek en herkenbaarheid. Marknesse heeft een stevige dorpsmantel aan de westzijde met recreatieve en sportfuncties. Door nieuwbouw ligt de begraafplaats -net als in Creil - nu centraler in het dorp, omringd door het groen van de mantel. Ook is de waterloop een karakteristiek element.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0012.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0013.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0014.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0015.jpg"

Afbeelding 3.4. Ontwikkeling van Marknesse door de jaren heen (1964, 1974, 1995 en 2006)

Bebouwing

De architectuur van de oorspronkelijke bebouwing is historiserend, met een zware romaanse architectuur van de Rooms-katholieke kerk en de in de Hollandse traditie passende woningen langs de brink (Breestraat). De woningen en winkels zijn vormgegeven in een sobere en doelmatige Delftse School-architectuur. In Marknesse Zuid is deze architectuur losgelaten. Twee kerken (de Rooms-katholieke en de gereformeerde kerk) zijn prominent in het dorp aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0016.jpg"

Afbeelding 3.5. Gereformeerde Kerk, Noordeinde 3.

Door de jaren heen is Marknesse aan verschillende zijden uitgebreid. Het oorspronkelijke ontwerp met de brink en de Grachtwal als bepalende elementen zijn echter nog goed zichtbaar. De meest recente uitbreidingen hebben plaatsgevonden aan de zuid- en oostzijde. Ten zuiden van de Urkervaart is de woonwijk Marknesse Zuid gerealiseerd. Aan de oostzijde is het bedrijventerrein uitgebreid. Er is daarbij een 'sprong' over de Marknesservaart gemaakt. Momenteel zijn er plannen om het bedrijventerrein met nog circa 20 hectare uit te breiden. Hiervoor zal te zijner tijd een afzonderlijk bestemmingsplan worden gemaakt. Door de gekozen uitbreidingsrichting (richting het zuiden) is de noordwestkant van de groene mantel helemaal intact gebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0017.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0019.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0020.jpg"

Afbeelding 3.6. Impressie van woonbebouwing in Marknesse. linksboven: appartementengebouw hoek Grachtwal-Noordeinde, rechtsboven: rijwoningen aan de Groene Zoom, linksonder: Marknesse Zuid en rechtsonder woningen aan de Zwolsevaart.

Functies

Marknesse is na Emmeloord de grootste kern in de Noordoostpolder. Van oorsprong heeft Marknesse een verzorgingsfunctie op sociaal, economisch en cultureel terrein voor de bewoners uit het dorp en de omgeving. Binnen het centrumgebied zijn een aantal detailhandelsvestigingen en horecagelegenheden gesitueerd. Ook de maatschappelijke functies zoals, kerken, scholen, sportvoorzieningen (sportpark De punt) en verzorgingshuis 'Markehof' zijn in de nabijheid van het centrumgebied gesitueerd.


afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0021.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0024.jpg"

Afbeelding 3.7. Impressie centrumfuncties in het plangebied, met van links naar rechts en van boven naar onder: het kerkgebouw van SOW Marknesse, de RK-kerk en de Breestraat.

Aan de westkant van Marknesse is een bedrijventerrein gesitueerd. Het bedrijventerrein strekt zich uit van de Oudeweg tot de J. Marisstraat aan de westzijde van de Marknesservaart. Op het bedrijventerrein bevinden zich uiteenlopende bedrijven, zowel qua functie als qua grootte. Om een compleet en actueel beeld te krijgen van het aantal en type bedrijven is een inventarisatie uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen in bijlage 2 van de toelichting. In het overzicht is per adres aangegeven in welke milieucategorie het bedrijf valt, welke categorie is toegestaan en welke bestemming is toegekend. Vermeldenswaardig ten slotte is discotheek Chez Marknesse is de noordoosthoek van het plangebied. Het betreft hier een grootschalige discotheek, die enkele jaren geleden uit het centrum is verplaatst. De discotheek heeft een regionale functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0026.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0027.jpg"

Afbeelding 3.8. Bedrijventerrein Marknesse. Boven: Hoge Sluiswal (oude gedeelte), midden: J. Marisstraat (nieuwe gedeelte) en onder: Chez Marknesse.

3.3 Ontwikkelingen

Het doel van het voorliggende bestemmingsplan is naast een geactualiseerd en overkoepelend bestemmingsplan voor de gehele kern Marknesse, tevens het mogelijk maken van de volgende twee ontwikkelingen:

  • een gezondheidscentrum (Emmeloordseweg 2a);
  • een busstation/overstapplaats (ter hoogte van het Oosteinde).

Beide ontwikkelingen worden in deze paragraaf kort beschreven. In hoofdstuk 2 is, ten aanzien van de ontwikkelingen, reeds een onderbouwing gegeven van de relevante gebiedsthema's. Hierop wordt in deze paragraaf niet nader ingegaan.

Gezondheidscentrum

De twee huisartsenpraktijken en de fysiotherapiepraktijk uit Marknesse hebben het voornemen om medio 2012 gefuseerd verder te gaan aan de Emmeloordseweg 2a te Marknesse. Op deze locatie zal een nieuw pand worden geplaatst (figuur 3.9 en 3.10).. De hoogte van het pand varieert. Aan de voorkant is een bouwhoogte van 8,5 m toegestaan (2 bouwlagen), aan de achterzijde 11,5 m (maximaal 3 bouwlagen). Op de locatie bevond zich oorspronkelijk een 'smederij'. In het geldende bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming 'opslagruimte'.

De volgende argumenten hebben aanleiding gegeven om de ontwikkeling in dit bestemmingsplan mogelijk te maken:

  1. 1. Het vestigen van een gezondheidscentrum op deze locatie past goed binnen de doelstellingen van zorgclusterdorp Marknesse. Marknesse is een van de zorgclusterdorpen in de gemeente Noordoostpolder. Het is daarom van groot belang dat er voldoende goede gezondheidszorgvoorzieningen aanwezig zijn. Op dit moment zijn de initiatiefnemers verspreid gevestigd met onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden. Voor een goede dienstverlening is multidisciplinaire samenenwerking nodig, zodat een voledig pakket aan zorg geboden kan worden.
  2. 2. Ook uit stedenbouwkundig oogpunt is de locatie geschikt. De locatie bevindt zich aan een invalsweg van Marknesse, gelegen tussen woonbebouwing (seniorenwoningen) met een woonfunctie en de OBS de Driesprong die een maatschappelijke functie vervult. De locatie en omgeving is ruim van opzet en omringd door veel groen. De omgeving levert een tweetal randvoorwaarden voor bebouwing op deze locatie. Dit zijn het behoud van de terugliggende rooilijn en een maximum bouwhoogte van 8,5 m, met ondergeschikt (30-40% van het bouwvlak) aan de achterzijde enige verhoging. Een eventuele toekomstige uitbreiding dient aan de achterzijde (achter op de kavel) plaats te vinden. (Bijlage III geeft het volledige advies).
  3. 3. Het huidige bouwvlak biedt onvoldoende ruimte voor een gezondheidscentrum. De in het gezondheidscentrum onder te brengen diensten maken een bepaalde minimum omvang aan bebouwing noodzakelijk. Het huidige bouwvlak is onvoldoende groot. De locatie biedt de mogelijkheid om het bouwvlak uit te breiden. De oorspronkelijke groene singel en de brandgang wordt zoveel als mogelijk behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0028.jpg"

Figuur 3.9. Luchtfoto en globale begrenzing van de locatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0029.jpg"

Figuur 3.10. Beoogde inrichting

Busstation/overstapplaats

In het kader van de verbetering van zogenaamde Openbaar Vervoerknooppunten heeft de provincie Flevoland middelen beschikbaar gesteld voor het opwaarderen van busstations in de provincie Flevoland. Hiertoe behoort ook het busstation Marknesse gelegen in het centrum van het dorp op de hoek Emmeloordseweg-Breestraat. Vervoerskundig lijkt de huidige locatie het beste. Bovendien kan de reconstructie snel plaatsvinden en kan een aanzet worden gegeven tot een upgrading van het centrum van het dorp.

Tijdens een gehouden informatieavond in 2009 bleek dat een meerderheid voorstander is van het verplaatsen van het busstation buiten het centrum. De voorkeur wordt uitgesproken om deze te situeren langs de Emmeloordseweg ter hoogte van de Lage Sluiswal. De provincie is akkoord met het onderzoeken of deze locatie een goed alternatief is. Daarnaast biedt een nader onderzoek wellicht andere alternatieven die als mogelijke locatie voor het nieuwe busstation in aanmerking komen.

Tijdens de jaarvergadering op 16 april 2010 zijn mogelijke locaties langs de Emmeloordseweg gepresenteerd. Het resultaat is dat de meningen nog al verdeeld zijn over een mogelijk nieuwe locatie van het busstation. Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken is besloten een Quickscan uit te voeren, zodat een goed beeld wordt verkregen van de voor- en nadelen voor de verschillende locaties. De quickscan is opgenomen als bijlage bij de toelichting.

In de Quickscan zijn de volgende vijf locaties meegenomen:

  1. 1. Boslaan
  2. 2. Remise
  3. 3. Lage Sluiswal
  4. 4. Oosteinde t.h.v. Marco
  5. 5. Huidige locatie ('Markt')

In de uiteindelijke keuze voor de locatie Oosteinde spelen de volgend overwegingen een rol:

  • Oosteinde goed inpasbaar in de huidige en toekomstige dienstregeling.

Omdat het doel is het verbeteren van het vervoerkundig functioneren zijn de aspecten exploitatie en reizigerspotentieel belangrijk voor de verantwoordelijke voor het streekvervoer, zijnde de Provincie Flevoland. Hiervan uitgaand zijn de locaties Oosteinde t.h.v. Marco en de huidige locatie goed inpasbaar in de huidige en toekomstige dienstregeling. Ook de locatie Lage Sluiswal is acceptabel. De locaties Boslaan en Remise zijn niet acceptabel.

De vervoerder Connexxion heeft de voorkeur voor het handhaven van de huidige locatie. De locatie Oosteinde t.h.v Marco is een goede tweede. De overige locaties zijn niet gewenst danwel acceptabel.

  • Dorpsbelang vindt de locatie 'Markt' en locatie Lage Sluiswal niet acceptabel.

Het dorpsbelang geeft nadrukkelijk aan dat de locatie 'Markt' niet acceptabel is. Dit komt mede doordat het nu op vrijdagavond al erg druk is met parkerende auto's (winkelend publiek en sporthal). Om aan het aangescherpte Programma van Eisen te kunnen voldoen, moet het bestaande busstation op deze locatie dubbel zo groot worden. In het uiterste geval wel acceptabel, maar dan zal dit gepaard moeten gaan met een totale herinrichting van het centrum van Marknesse. Er zal dan een goed evenwicht tussen parkeren (voldoende zijn), situering busstation en ruimtelijke inpassing moeten ontstaan.

Ook wijst men de locatie 'Lage Sluiswal' af. Redenen hiervoor zijn ondermeer: karakteristieke plek, past niet in het dorps DNA, het sluisaanzicht wordt teveel aangetast.

Met het bovenstaande rekening houdend gaat de voorkeur uit naar de locatie 'Remise'. Mocht de voorkeursoplossing niet te realiseren zijn, dan is de locatie Oosteinde, mits gezorgd wordt voor een zorgvuldige inpassing, acceptabel.

  • Locatie Oosteinde heeft ruim voldoende draagvlak.

Rekening houdend met vooral de vervoerkundige aspecten en het reizigerspotentieel en de wensen van de partijen kunnen alle partijen instemmen met de locatie Oosteinde. Wel vraagt het ruimtelijk gezien extra inspanning om een en ander in te passen. Tijdens de gehouden informatieavond op 9 februari 2011 is gebleken dat de "voorkeurslocatie" Oosteinde breed wordt gedragen. Ook kan meubelzaak Marco instemmen met de locatie,

gebaseerd op het aangepast ontwerp, overeenkomstig bijlage A (zonder verlegging gasleiding).

  • Ruimtelijke inpassing is mogelijk.

Het busstation is ruimtelijk inpasbaar. Milieuwetgeving levert geen beperkingen op. Daarnaast heeft de locatie Oosteinde als voordeel dat er geen, dan wel aanzienlijk minder groen sneuvelt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00506-VS01_0030.png"

Figuur 3.11. inrichtingsschets busstation/overstapplaats Oosteinde.

3.4 Bestemmingsplan En De Veranderingen

De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding (plankaart) en de regels.

Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan, hetgeen inhoudt dat per bestemming tot in detail inzicht wordt gegeven in de gebruiks-en bouwmogelijkheden. Die gebruiksmogelijkheden worden in de bestemmingsomschrijving benoemd.

3.5 Bestemmingen En Aanduidingen

De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn:

  • Agrarisch
  • Bedrijf
  • Bedrijf - Gasontvangststation
  • Bedrijf - Nutsvoorziening
  • Bedrijventerrein - 2
  • Bedrijventerrein - 3
  • Bos
  • Centrum
  • Gemengd
  • Groen
  • Horeca
  • Maatschappelijk
  • Maatschappelijk - Begraafplaats
  • Recreatie - Dagrecreatie
  • Sport
  • Tuin
  • Verkeer
  • Water
  • Wonen
  • Wonen - Woonwagenstandplaats
  • Leiding - Gas
  • Leiding - Hoogspanning

Voorts is in het plan sprake van gebieds-, functie-, bouw- en maatvoeringsaanduidingen. Die aanduidingen worden in de regels verklaard.

Hoofdstuk 4 De Regels

4.1 Algemeen

De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan.

4.2 De Regels

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Bij het opstellen van de planregels is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo ), die per 1 oktober 2010 in werking is getreden. Deze wet beoogt de samenvoeging van stelsels, zodat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.

Ingevolge die wet zal ook een algemene maatregel van bestuur (AMvB ) worden uitgevaardigd waar ten aanzien van daarbij aan te wijzen activiteiten geen verbod geldt. Die AMvB (Besluit omgevingsrecht) kan worden gezien als een opvolger van het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

In dit bestemmingsplan is ingespeeld op bovengenoemde regelgeving met begripsbepalingen (onder andere achtererfgebied) en regels met betrekking tot vergunningvrij bouwen en gebruik.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen (voorheen: ontheffingsbepalingen) opgenomen.

De bevoegdheid om af te wijken van bepaalde normen is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze flexibiliteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wabo dient het betreffende bevoegd gezag bij afwijkingen de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen zorgvuldig te vergaren.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de begrippen verklaard die in de regels worden gebruik. Het betreft begrippen die op meerdere wijze kunnen worden uitgelegd. Door de begrippen te verklaren, kunnen interpretatieverschillen worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

In hoofdstuk 4 komen het overgangsrecht en de slotregel aan de orde.

4.3 Nadere Toelichting Op De Regels

Agrarisch

Aan de zuidoostzijde van het plangebied bevindt zich een relatief kleine strook grond met een agrarische bestemming. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de agrarische functie.

Bedrijf

Deze bestemming wordt toegekend aan solitaire bedrijven in het plangebied, ofwel bedrijven die niet op een bedrijventerrein zijn gelegen. Voorbeelden zijn een opslagplaats in de voormalige smederij aan de Emmeloordseweg 2 en het gasdrukregel- en meetstation op de hoek van de Ds. Bleekerstraat en het Oosteinde. Toegestaan zijn bedrijven t/m categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Hierbij pas een milieucontour van 30 meter.

Bedrijf - Gasontvangststation

Op de hoek van het Oosteinde en de ds. Bleekerstraat bevindt zich een gasontvangsstation van de Gasunie. Aan dit perceel is de bestemming Bedrijf - Gasontvangststation toegekend. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De grotere aanwezige nutsgebouwen en -voorzieningen binnen het plangebied zijn specifiek bestemd tot nutsvoorzieningen. De bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen.

Bedrijventerrein - 2

Deze bestemming is toegekend aan het deel van het bedrijventerrein dat het dichtst op de woonbebouwing van Marknesse is gelegen. Globaal betreft het de zone ten zuiden van de Oudeweg tot en met de kruising met de G. Lokkenstraat. De begrenzing en de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn daarbij afgestemd op het voorheen geldende bestemmingsplan (Marknesse 1994). Binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2 zijn bedrijven toelaatbaar t/m categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Met aanduidingen zijn eventueel bijzondere dan wel zwaardere functies aangegeven. Dit geldt bijvoorbeeld voor het bedrijf Weevers B.V. op de hoek van de Oudeweg / Hoge Sluiswal (categorie 3.1, milieucontour van 50 m).

In beginsel zijn detailhandelsbedrijven niet toegestaan, met uitzondering van detailhandelsactiviteiten op het gebied van de verkoop van auto's, boten, caravans, landbouwvoertuigen (perifere detailhandelsvoorzieningen) en grove bouwmaterialen alsmede detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of gemonteerd. Het verkooppunt van motorbrandstoffen is geregeld door het opnemen van een aanduiding op de plankaart.

Voor een nadere beoordeling over de toelaatbaarheid van de bedrijven is een Staat van Bedrijfsactiviteiten van belang. Naast een omschrijving van de soort/aard van toelaatbaar te achten bedrijven bevat deze Staat indicaties voor de in acht te nemen afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben betrekking op dan wel vloeien voort uit bepaalde activiteiten van het gemiddeld te achten bedrijf in die sector.

Om op eenvoudige wijze te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Via afwijking kunnen bedrijven worden toegelaten die naar de aard van de bedrijvigheid alsmede qua bedrijfsomvang vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven. Voorwaarde is wel dat deze bedrijven qua hinder en of gevaar geen onevenredige afbreuk doen aan het woonleefmilieu.

Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, behalve de bestaande rechtmatig aanwezige bedrijfswoningen. Inherent aan bedrijfswoningen is dat enige hinder en overlast moet worden geduld. Er is immers sprake van wonen op een bedrijventerrein. In de geluidwetgeving is dit onder meer tot uitdrukking gebracht door voor bedrijfswoningen een hogere geluidsbelasting toe te staan. Dit neemt niet weg dat ook voor bedrijfswoningen geldt dat een goed woon- en leefklimaat moet worden gegarandeerd. In relatie tot het voorliggende bestemmingsplan mag aangenomen worden dat aan dit vereiste wordt voldaan. Uitsluitend bestaande rechtmatig aanwezige bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Voor deze woningen geldt dat in het verleden al een afweging is gemaakt.

Tenslotte kan nog worden opgemerkt dat de vestiging van Wgh-inrichtingen is uitgesloten. Deze bedrijven komen in het plangebied niet voor, noch zijn zij daar gewenst. Dit geldt ook voor Bevi-inrichtingen.

Bedrijventerrein - 3

Deze bestemming is toegekend aan de zone ten zuiden van de Pastoor Weijsstraat en de uitbreiding van het bedrijventerrein aan de oostzijde van de Marknesserweg (Expansie). In deze zone zijn bedrijven met een hogere categorie toegestaan (t/m 3.2). De voornaamste reden hiervoor is dat de afstand ten opzichte van de woonbebouwing voldoende groot is. De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag maximaal 11 meter bedragen, 2 meter meer dan binnen de bestemming Bedrijventerrein - 2. Voor het overige zijn de bouw- en gebruiksregels identiek. Wgh-inrichtingen, Bevi-inrichtingen en inrichtingen die vallen onder het Besluit-m.e.r. 1994 zijn uitgesloten.

Bos / Groen

De groenvoorzieningen en bos/beplantingsstroken die structuurbepalend zijn voor het plangebied zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemmingen zijn onder meer voet- en fietspaden, sport- en speelvoorzieningen, water en dergelijke toegestaan.

Centrum

Dit betreft de bestemmingsregeling voor de centrumvoorzieningen als detailhandel, dienstverlening en horecavoorzieningen. Binnen de centrumbestemming zijn alleen lichte vormen van horeca toegestaan, met een oppervlakte van maximaal 150 m2 per vestiging.

Voor het verbeteren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is. De bestemmingsomschrijving geeft daarom een breed scala aan mogelijkheden met betrekking tot de toegestane functies binnen deze bestemming.

Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is toegekend aan de zone tussen het bedrijventerrein en de woningen aan het Oosteinde respectievelijk de Pastoor Weijsstraat. Hier zijn bedrijven in categorie 1 en 2, dienstverlenende bedrijven, showrooms, kantoren zonder baliefunctie en maatschappelijke en medische doeleinden toegestaan. Tevens is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' een bezinetankstation toegestaan (zonder lpg).Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Het bebouwingspercentage dient minimaal 20% te bedragen.

Horeca

Deze bestemming is toegekend aan discotheek Chez Marknesse aan de D.P.A. Weeverstraat en de diverse horeca-gelegenheden aan de Breestraat. De gebruiksmogelijkheden zijn afgestemd op het voorheen geldende bestemmingsplan. In verband hiermee is aan het pand op de hoek van de Breestraat en de Emmeloordseweg (Hart van Marknesse) een aanduiding toegekend (hotel). Discotheek Chez is voorzien van een de aanduiding 'discotheek'.

De bebouwing dient binnen het bouwvlak te zijn gesitueerd. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd. Uitzondering hierop is het bouwvlak van discotheek Chez. Hier geldt een bebouwingspercentage van maximaal 30%. Deze maat is afgestemd op het voorheen geldende bestemmingsplan. Ten slotte is ten dienste van de bestemming één bedrijfswoning toegestaan. Het parkeerterrein behorende bij discotheek Chez is bestemd als Verkeer, met de aanduiding parkeerterrein (zie bestemming Verkeer).

Maatschappelijk

Deze bestemming geldt voor de gronden die thans in gebruik zijn voor maatschappelijke doeleinden zoals scholen, een gezondheidscentrum, kerken en dergelijke. Deze bestemming heeft een ruime / flexibele opzet. Er is in beginsel ruimte voor activiteiten die van educatief, cultureel, religieus, medisch en/of van algemeen maatschappelijk belang zijn. Uitruil van functies is mogelijk. Een gedeelte van een school (dat leegstaat) kan bijvoorbeeld worden gebruikt als kinderdagverblijf of als huisartsenpraktijk. Deze en andere maatschappelijke functies zijn daarmee uitwisselbaar. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan.

Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen deze bestemming is uitsluitend een begraafplaats met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Er is voor gekozen deze functie in een afzonderlijke bestemming te regelen, omdat deze teveel afwijkt van de andere functies binnen de (algemene) bestemming Maatschappelijk (scholen, kerken, gezondheidszorg etc). Er gelden bouwregels voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Recreatie - Dagrecreatie

Deze bestemming is toegekend aan het perceel op de hoek van de Voorsterweg en de Vollehoverweg. Deze bestemming biedt de mogelijkheid om de gronden voor dagrecreatieve voorzieningen te gebruiken met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen deze bestemming is tevens eeen bedrijfswoning toegestaan.

Sport

De binnen het plangebied voorkomende sportvoorzieningen, zoals sportpark De Punt, maar ook de sporthal aan de G. Lokkenstraat zijn als zodanig bestemd. Bijzondere functies zijn aangeduid, zoals het kinderdagverblijf en de ijsbaan op sportpark 'De Punt'.

Tuin

De gronden die zijn gelegen voor of naast woningen hebben de bestemming "Tuin" gekregen.

Uitgangspunt is dat daar geen gebouwen worden opgericht, doch met afwijking kan worden toegestaan dat bouwwerken als erkers en entreepartijen worden gebouwd. De bestemming Tuin begint op 1 meter achter de bestaande voorgevel van de woning. Bij hoekwoningen die direct aan openbaar gebied grenzen is naast de woning eveneens een tuinbestemming toegekend. Indien er tussen de woning en het openbaar gebied een groenstrook loopt geldt dit niet. De groenstrook fungeert dan als buffer. Consequentie van de tuinbestemming aan de zijgevel is dat hier geen gebouwen mogen worden opgericht. In enkele gevallen wordt hierop een uitzondering gemaakt. In de eerste plaats vervalt de tuinbestemming, indien het voorheen geldende bestemmingsplan bouwmogelijkheden bood. Daarnaast is in enkele gevallen reeds bebouwing aanwezig.

Verkeer

Deze bestemming heeft betrekking op alle (openbare) verkeers- en parkeervoorzieningen in het plangebied. De bestemmingsomschrijving is ruim van opzet, wat inhoudt dat naast wegen en paden ook groenvoorzieningen mogelijk zijn. Deze meer globale wijze van bestemmen maakt enige flexibiliteit binnen het openbaar gebied mogelijk. Aan de parkeerplaats van discotheek Chez Marknesse is de aanduiding parkeerterrein toegekend. Hiermee wordt aangesloten op het voorheen geldende bestemmingsplan. Behoud van de parkeerplaats is gelet op de grote verkeersaantrekkende functie noodzakelijk. Het nieuwe, te verplaatsen busstation, aan het Oosteinde is voorzien van een aanduiding (busstation).

Water

Hoofdwatergangen, waterpartijen en overige waterhuishoudkundige voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Ook bruggen, duikers, beschoeiingen en dergelijke zijn toegelaten.

Wonen

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen, en dat kan in woonhuizen of (indien aangeduid) in woongebouwen. Gelet op de definitie van woonhuizen is sprake van gebouwen die slechts één woning omvatten. Onder woongebouw wordt verstaan: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Een voorbeeld van een woongebouw is het recent gerealiseerd appartementencomplex op de hoek van de Grachtwal en het Noordeinde.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds (de woonhuizen of woongebouwen) en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwen, aan- en uitbouwen, alsmede bouwwerken met een dak begrepen.

Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Voor vrijstaande objecten geldt dat zelfstandige bewoning wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Voor mantelzorg geldt een speciale regeling (algemene gebruiksregel).

Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Om stedenbouwkundige redenen kunnen bouwaanduidingen zijn aangegeven.

Voorts zijn regels gesteld voor wat betreft de maximale hoogtes, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

Aan de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (de met garage aangeduide gebouwen tellen niet mee) zijn twee maxima verbonden: de 50%-norm en het aantal m2. De 50%-norm is een beperking op de bouwmogelijkheden op kleine percelen, het maximale aantal m2 is een rem op de bouwmogelijkheden op grote percelen. Bij het berekenen van de toegestane bebouwing geldt de oppervlakte van het zogenaamde achtererfgebied.

De binnen het plangebied voorkomende garageboxen zijn als zodanig aangeduid.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2,5 meter bedragen. Deze bepaling is met name van belang voor erfafscheidingen.

Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits de woonfunctie als hoofdfunctie aanwezig blijft (gemeentelijke beleidsnotitie "werken in de woonomgeving" (2001)). Onder beroepsuitoefening aan huis wordt onder meer verstaan het verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied. Deze regeling vloeit voort uit de jurisprudentie zoals die zich heeft ontwikkeld ten aanzien van aan huisgebonden beroepen. Bij twijfelgevallen zal aansluiting moeten worden gezocht bij de jurisprudentie op dit gebied.

Voor de bedrijfsactiviteiten aan huis geldt een lijst op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering”. Het betreft geselecteerde licht-milieubelastende bedrijven als genoemd in categorie 1, dan wel bedrijven die naar hun aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn.

Voor zowel beroeps- als bedrijfsuitoefening aan huis zijn eisen opgenomen die de inpasbaarheid in de woonomgeving dienen te waarborgen. Zo is bepaald dat ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning en ten hoogste 60% van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de activiteit tot een maximum van 75 m2. Tevens dient de activiteit geen afbreuk te doen aan de uitstraling van de woning en dient er geen nadelige invloed te zijn op het woon- en leefmilieu. Ook is een onevenredige toename van de parkeer-/verkeersdruk niet geoorloofd en is detailhandel niet toegestaan. Tenslotte dient de activiteit aan huis door de bewoner te worden uitgeoefend.

Wonen - Woonwagenstandplaats

Deze bestemming is toegekend aan de woonwagenstandplaats aan de Boslaan. De gemeente voert een zogenaamd uitsterfbeleid. Om die reden is het huidige aantal woonwagens (twee) bestemd. Per standplaats geldt dat bebouwingspercentage maximaal 35% mag bedragen. Voorts zijn regels gegeven met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Leiding - Gas

Aan de noodzijde van het plangebied loopt een gasleiding. Deze komt ter hoogte van de rontonde Vollenhoverweg / Oosteinde het plangebied binnen. Ter bescherming van de gasleiding is een dubbelbestemming opgenomen. In principe mogen er binnen de dubbelbestemming geen bouw- en aanlegwerkzaamheden uitgevoerd worden, maar hiervan is afwijking mogelijk.

Leiding - Hoogspanning

In de uiterste zuidwesthoek van het plangebied bevindt zich het tracé van een nog aan te leggen ondergrondse hoogspanningsleiding (110 KV). Deze is voorzien van de bestemming Leiding - Hoogspanning.

Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen, indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene gebruiksregels

In het Besluit ruimtelijke ordening is een gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg).

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regelen in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het afwijken mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zal afwijkingen zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Overgangsregels

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 5 Voorbereiding Plan En Uitvoerbaarheid

5.1 Voorbereiding

5.1.1 Maatschappelijke betrokkenheid

In de toelichting van een bestemmingsplan wordt beschreven hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Het voorontwerp van het bestemmingsplan is 31 maart 2011 voor inspraak ter inzage gelegd, voor een periode van 6 weken. Voorts is op 20 april 2011 in 'Het Hart van Marknesse' te Marknesse een inspraak- /informatiebijeenkomst georganiseerd. De ontvangen inspraakreacties zijn hieronder weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Het plan is daarnaast voor vooroverleg aangeboden. De uitkomsten daarvan zijn vervat in paragraaf 5.1.2.

Ingekomen inspraakreacties:

1.a. Inspreker verzoekt om de bouwlijn van het perceel Grachtwal 35 te Marknesse aan de achterzijde ± 2 meter naar achter te verplaatsen. Op deze manier kunnen de bouwplannen gerealiseerd worden.

Gemeentelijke reactie

Het perceel krijgt er aan de achterzijde 2 meter bij aangezien het ruimtelijke en stedenbouwkundig geen problemen oplevert.

b. Er zijn problemen met de hoogte van de doorloop van het bestaande naar de nieuwbouw.

Gemeentelijke reactie

De bouwhoogte van de woning zal niet worden aangepast. In artikel 26 sub a is een regel opgenomen dat op grond van een omgevingsvergunning er maximaal 10% kan worden afgeweken ten aanzien van de gegeven maten in de regels, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken.

2. Inspreker geeft aan dat de horeca bestemming, voor het perceel Breestraat 1 te Marknesse, in het voorontwerp beperkter is dan het geldende bestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

In het geldende bestemmingsplan is het voor indiener mogelijk overnachting te bieden. In de actualisatie zal deze mogelijkheid weer opgenomen worden.

3. Inspreker wil een gesprek met betrekking tot de mogelijkheid van het plaatsen van een dakkapel.

Gemeentelijke reactie

Met indieners is een gesprek gepland. Verder behandeling valt buiten de procedure de actualisatie.

4a. De vigerende bestemming van de discotheek is ruimer dan nu wordt voorgesteld. Graag de bestemming 'dagrecreatie' wijzigen in 'recreatie' (ook in de begrippen).

Gemeentelijke reactie
De bestemming 'Recreatie- Dagrecreatie' zal niet worden aangepast omdat dit de begripsbepaling is die aangehouden moet worden volgens het SVBP 2008. Ten aanzien van het geldende bestemmingsplan betekent het geen beperking.

b. Is het mogelijk om de percelen Expansie 47, 49 en 51 als 'BT-3' te bestemmen.

Gemeentelijke reactie
De percelen Expansie 47, 49 en 51 hebben de bestemming 'Bedrijventerrein 2' omdat categorie bedrijven 3.1 en 3.2 niet zijn toegestaan. Ten aanzien van bedrijven categorie 3.2 moet er een afstand van 100 meter aangehouden worden tussen de bestemming bedrijventerrein en de bestemming wonen. De percelen Expansie 47, 49 en 51 liggen op minder dan 100 meter en daarom is er gekozen voor de bestemming 'Bedrijventerrein 2' en niet voor de bestemming 'Bedrijventerrein 3.

c. Sluis 26a: is als woning bestemd , maar wordt al sinds jaar en dag als winkel gebruikt.

Gemeentelijke reactie
De bestemming wonen wordt omgezet naar de bestemming centrum, omdat het pand inderdaad voorheen al een winkel was.

d. Hoogzijde 38: is als 'centrum' bestemd, maar is (nog steeds) een woning.

Gemeentelijke reactie
De bestemming centrum wordt omgezet naar de bestemming wonen.

e. Horeca: er is een verschil tussen de regels, de kaart en de toelichting. Waarom 'Het Hart van Marknesse' en 'Café Henk' niet als Horeca II bestemmen.

Gemeentelijke reactie
De bovengenoemde bedrijven krijgen een specifieke horeca bestemming.
Zie ook reactie 2.

f. Op de kaart ontbreken veel hoogtebepalingen.

Gemeentelijke reactie
De ontbrekende hoogtebepalingen worden als nog toegevoegd.

5.1.2 Overleg

Het voorontwerp is 31 maart 2011 op de gebruikelijke wijze voor vooroverleg aangeboden, onder meer aan de provincie Flevoland, de VROM-inspectie, het Waterschap Zuiderzeeland en Tennet. De ontvangen vooroverlegreacties zijn hieronder weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Provincie Flevoland (reactie ingekomen 18-05-2011)

A. Bestemmingsregeling rond waterwegen
Aan de zuidzijde van de Zwolse Vaart met de bestemming Water bevindt zich een beheerstrook in eigendom van de provincie welke in het voorontwerp is bestemd voor “Groen” dan wel “Tuinen”. Mede gezien het provinciale waterwegbeheer is het van belang dat aan de gehele gebiedstrook een bestemming van openbare aard zoals “Groen” wordt gegeven die ook het gebruik van de gronden voor het beheer van de Zwolse Vaart regelt. Dit laatste is thans niet het geval. Op dit punt behoeven de regels en de plankaart van het bestemmingsplan aanpassing.

Gemeentelijke reactie

De plankaart zal worden aangepast. De bedoelde strook krijgt de bestemming 'Groen' in plaats van de bestemming 'Tuin'.

B. Externe veiligheid
In de paragraaf Externe veiligheid wordt bij het onderdeel buisleidingen aangegeven dat binnen de te beoordelen afstanden van het groepsrisico (voor de aanwezige buisleidingen) objecten gelegen zijn. Het is onduidelijk of dit kwetsbare, beperkt kwetsbare of andere type objecten zijn. Daarnaast is gesteld dat oor deze objecten geen verantwoording voor het groepsrisico hoeft te worden doorlopen omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft. Dit laatste is niet correct. Bij een nieuw of te actualiseren bestemmingsplan dient een GR-verantwoording plaats te vinden als hiertoe aanleiding is. In dit geval is hiervan sprake. Voor dit planonderdeel zal derhalve alsnog een GR-verantwoording plaats moeten vinden.

Ten aanzien van het plaatsgebonden risico adviseer ik u om risicocontouren op de plankaart op te nemen aangezien dit een meerwaarde heeft ingeval van toekomstige ontwikkelingen.
Gemeentelijke reactie

Het groepsrisico wordt momenteel voor de gehele gemeente in kaart gebracht.
In het bestemmingsplan bevindt zich geen plaatsgebonden risico contour van 10-6 jr, deze kan daarom ook niet opgenomen worden.

Voorts is op de plankaart de functieaanduiding “sbt-ogs” opgenomen ten behoeve van een bedrijf gespecialiseerd in de opslag van gevaarlijke stoffen, waaronder kunstmest en gewasbescherming. In de plantoelichting wordt deze opslag echter niet vermeld en is niet op de externe veiligheidsaspecten hiervan ingegaan. Tevens is de opslag van gevaarlijke stoffen in de regels van de bestemming “Bedrijventerrein 2” niet gemaximeerd. Het bestemmingsplan behoeft derhalve op deze punten aanpassing.

Gemeentelijke reactie

De aanduiding wordt er afgehaald omdat het bedrijf past binnen de categorieën die zijn toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein 2'.

C. Geluid
Voor de bedrijfswoning behorende bij de disco aan de Vollenhoverweg is in het verleden een hogere grenswaarde voor de maximale geluidbelasting van het verkeer op deze weg vastgesteld van 58 dBA (GS besluit: MB05.051324). Gelet op de oneindige geldigheid van deze hogere waarde is het van belang dat in de toelichting op dit plan hiervan melding wordt gemaakt.
Gemeentelijke reactie
In de toelichting van de actualisatie wordt het hierboven genoemde opgenomen.


D. Locatiebeleid

Onder hoofdstuk gemeentelijk beleid wordt het locatiebeleid van de Gemeentelijk Visie op het Vestigingsbeleid (GW) verwoord. Daarin is een verwijzing naar het provinciaal beleid opgenomen. Het verdient aanbeveling dat ook de beleidsregel Locatiebeleid stedelijk gebied 2008 wordt aangehaald onder provinciaal beleid omdat deze beleidsregel de grondslag vormt voor de GW. Op bladzijde 40 van de toelichting wordt de te beperkte term ABC-goederen gebruikt. Het gaat thans om Perifere detailhandelsvoorzieningen (PDV) beleid van het provinciaal locatiebeleid (overgenomen in de GW Noordoostpolder) waar vermeld staat welke bedrijfstypen onder PDV worden verstaan. Hieronder vallen ook de genoemde ABC-goederen.
Gemeentelijke reactie

Het provinciaal beleid zal worden opgenomen in de toelichting van de actualisatie. De beperkte term ABC-goederen zal worden aangepast.


E. Ecologie
Voor de volledigheid wordt geadviseerd om paragraaf 2.9 aan te vullen met de opmerking dat indien er nieuwe ontwikkelingen in het plangebied plaats vinden, doormiddel van een quickscan zal worden bezien of een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk is.
Gemeentelijke reactie

In paragraaf 2.9 zal het bovengenoemde niet worden opgenomen. Dit omdat bij nieuwe ontwikkeling standaard een quickscan wordt gedaan.

VROM-inspectie (reactie ingekomen 12-05-2011)

De VROM-inspectie heeft aangegeven dat het bestemmingsplan de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerking, gelet op de nationale belangen in de RNRB.

Gemeentelijke reactie

Is ter kennisgeving aangenomen.

TenneT TS) B.V. (reactie ingekomen 11 april 2011)

In het plangebied is een nog te realiseren hoogspanningsverbinding van onze vennootschap geprojecteerd met bijbehorend belemmerde strook. Het betreft een 110 kV- hoogspanningskabelbundel die van station Emmeloord naar station Luttelgeest komt te liggen. De bijbehorende belemmerde strook wordt begrensd door zijden op 2,50 meter ter weerszijden van de hartlijn gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabels. Wij verzoeken u bij komende wijzigingen van bestemmingsplannen binnen uw gemeente, waarvan het plangebied wordt doorkruist door een hoogspanningsverbinding, ter bescherming van de belangen van onze vennootschap een artikel op te nemen met betrekking tot Leiding-Hoogspanningsverbinding.

Gemeentelijke reactie
Het hierboven genoemde zal in de actualisatie worden opgenomen.

5.1.3 Ambtshalve wijzigingen voorontwerp

Het plan kent een aantal ambtshalve wijzigingen.

  1. 1. aan de Dominee Bleekerstraat 9 is een bedrijfswoning aanwezig die per ongeluk niet op de verbeelding is aangeduid. Deze aanduiding is alsnog toegekend aan dit adres.
  2. 2. Er zijn twee recente ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan meegenomen zijn. Het betreft:
    1. a. de realisatie van een busstation;
    2. b. de bouw van een gezondheidscentrum.

De toelichting, planregels en verbeelding zijn hierop aangepast.

  1. 3. De hoogte van de bestemmingen Centrum en Horeca zijn per abuis niet conform het nu geldende bestemmingsplan overgenomen. In het geldende bestemmingsplan is een goothoogte van 9 m toegestaan. Deze maat wordt in het nieuwe bestemmingsplan opnieuw opgenomen.

5.2 Ontwerpbestemmingsplan

5.2.1 Zienswijzen

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht. Het ontwerpbestemmingsplan 'Marknesse' heeft van 10 november 2011 tot en met 21 december 2011 ter visie gelegen. Er zijn twee zienswijzen ontvangen. Beide zienswijzen zijn binnen de termijn ingediend en komen dientengevolge voor behandeling in aanmerking. De zienswijzen zijn hieronder samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.

  1. 1. De Vries Staalbouw Marknesse BV, namens de heer/mevrouw de Jong (zienswijze ingekomen 5-12-2011)
  1. a. In 2002 heeft herziening plaats gevonden van het bestemmingsplan Marknesse 1994 ten behoeve van het uitsluiten van dienstwoningen op bedrijventerreinen. Indiener is verteld dat er geen woonbestemming c.q. bedrijfswoning mogelijk was voor het perceel Ds. Bleekerstraat 9, toen niet en ook niet in de toekomst. Het ontwerpbestemmingsplan laat nu weer toe om de bedrijfswoning op deze locatie te bewonen.

Gemeentelijke reactie

Ten aanzien van het uitsluiten van bedrijfswoningen op bedrijventerreinen is in 2002 een paraplu-bestemmingsplan opgesteld, genaamd Paraplubestemmingsplan, ten behoeve van het uitsluiten van dienstwoningen op bedrijventerreinen (hierna parapluplan). Het doel van het parapluplan is dat binnen de gronden waarop dit parapluplan betrekking heeft geen nieuwe bedrijfswoningen worden gebouwd. Het parapluplan vult tevens de in de bestemmingsplannen waarop dit plan betrekking heeft opgenomen overgangsbepalingen aan. De aanvulling is bedoeld voor bestaande en voor reeds vergunde bedrijfswoningen. De bedrijfswoning aan de Ds. Bleekerstraat 9 is een bestaande bedrijfswoning. De bouwvergunning hiervoor is in 1979 verleend. In het ontwerpbestemmingsplan ‘Marknesse’ is er voor gekozen de bestaande en als zodanig in gebruik zijnde bedrijfswoningen positief te bestemmen, omdat deze niet voor een tweede keer onder het overgangsrecht gebracht kunnen worden. De zienswijze niet overnemen.

  1. b. Het bedrijf van De Vries Staalbouw heeft de aanduiding 3.2 milieucategorie gekregen. Hierbij aangegeven wordt dat de grootste richtafstand 100 meter moet zijn tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals woningen. De gemeente heeft reeds aangegeven dat er geen beperking voor het bedrijf van indiener is omdat een bedrijfswoning geen gevoelig object is.

Gemeentelijke reactie

De afstand van 100 meter betreft een richtafstand, dit betekent dat, gemotiveerd van de richtafstand afgeweken kan worden. In de aan De Vries Staalbouw verleende milieuvergunning is destijds rekening gehouden met het feit dat er een bedrijfswoning op een afstand van 14 meter van het bedrijf van De Vries Staalbouw is gevestigd. Geconcludeerd is dat op basis van deze vergunning er vanuit het oogpunt van milieu geen problemen bestaan tussen de bedrijfswoning (aan de Ds. Bleekerstraat 9) en de bedrijfsactiviteiten van De Vries Staalbouw (aan de Ds. Bleekerstraat 11). Om voornoemde reden is besloten van de richtafstand af te wijken. Wij zijn van mening dat het bedrijf ten opzichte van de huidige situatie niet wordt beperkt in de bedrijfsvoering. De zienswijze niet overnemen.

  1. 2. Gasunie (zienswijze ingekomen 30 november 2011)
  1. a. De bepalingen van artikel 22 'Leiding-Gas' bieden volgens Gasunie onvoldoende om een veilig en bedrijfszeker gastransport te kunnen waarborgen en gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen te beperken. Indiener verzoekt daarom het artikel uit te breiden met: ‘het permanent opslaan van goederen’.

Gemeentelijke reactie

Het permanent opslaan van goederen is bij de onderliggende bestemmingen ‘Verkeer’ en ‘Groen’ niet mogelijk om deze reden staan wij het daarom niet toe bij de dubbelbestemming Leiding-Gas. De zienswijze niet overnemen.

  1. b. Het gasontvangststation (GOS) van het bedrijf, is niet als zodanig bestemd. Gelet op de veiligheidsaspecten (veilige ligging, bedrijfszeker gastransport en veiligheid van personen, goederen en milieu in de directe omgeving) gerelateerd aan de aanwezigheid van dit GOS, verzoekt Gasunie om het GOS en de daarbij horende gronden afzonderlijk te bestemmen als 'Bedrijf-Gasontvangststation'.

Gemeentelijke reactie

Het gasontvangststation aan de Ds. Bleekerstraat krijgt de hierboven genoemde bestemming, dit om de veiligheid van het gasontvangststation te waarborgen. De zienswijze wordt overgenomen en het bestemmingsplan i.c. de verbeelding en de planregels worden als volgt aangepast::

Artikel 5 Bedrijf-Gasontvangststation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf-Gasontvangststation’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;

b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met daarbij behorende:

c. gebouwen;

d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

e. andere-werken;

f. ontsluitingswegen en paden;

g. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h. groenvoorzieningen;

i. nutsvoorzieningen;

j. parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;

b. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd, indien uit de aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;

c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet minder zijn dan 20 %;

d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;

e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 2 m bedragen;

f. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;

b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;

c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

a. bewoning van bedrijfsruimten;

b. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, tenzij dit noodzakelijk is in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden en gebouwen.

Op de verbeelding wordt het perceel Ds. Bleekerstraat 3 veranderd van Bedrijf naar

Bedrijf-Gasontvangststation (B-GO).

  1. c. Gasunie verzoekt de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' op te nemen. Opname van deze dubbelbestemming biedt indiener de ruimte om het station toegankelijk te houden ten behoeve van onderhoud en inspectie van binnen en nabij het hekwerk gelegen leidingen en toebehoren, zoals afsluiters, vloeistofvangers en/of afblaasleidingen. Daarnaast zorgt deze dubbelbestemming voor de zekerheid van het hebben van een vrije aanrijroute voor onder meer de brandweer en andere hulpverleners.

Gemeentelijke reactie

De dubbelbestemming 'Leiding-Gas' zal om het perceel Ds. Bleekerstraat 3 gelegd worden om de veiligheid te waarborgen. De zienswijze wordt overgenomen en het bestemmingsplan i.c. verbeelding en planregels worden als volgt aangepast. In dep lanregel van het ontwerpbestemmingsplan zit de dubbelbestemming “Leiding- Gas”.Op de verbeelding wordt rondom het perceel Ds. Bleekerstraat 3 de dubbelbestemming opgenomen.

5.2.2 Ambtshalve wijzigingen ontwerpbestemmingsplan

Verbeelding

Aangezien de voorliggende bestemmingsplannen een specifieke aanduiding kende voor het toestaan van zowel een twee onder een kap woning als een vrijstaande woning, wordt deze aanduiding wederom opgenomen. Dit om de rechtszekerheid te bewaken.

Het betreft de volgende percelen.

Blad 1

  • Westerkimme 24 t/m 54 (ook blad 2), 35 t/m 55 (ook blad 2), 58 t/m 64 (ook blad 2), 57 t/m 65 (ook blad 2)
  • Rietpluim 1 t/m 12
  • Waterlelie 3 t/m 7 en 9 t/m 23
  • Zwanebloem 2 t/m 12 en 16 t/m 32
  • Geverkruid 6 t/m 10
  • Fluitekruid 4 - 6
  • De Enk 2 t/m 10

Blad 2

  • Westerkimme 4 t/m 22, 21 t/m 33
  • Warande 1 t/m 15, 2 t/m 12, 70 t/m 78 (ook blad 3), 95 t/m 109 (ook blad 3)
  • Meidoorn 1 t/m 6
  • Jasmijnhof 1 t/m 7 (ook blad 3)
  • Noordzoom 36 t/m 50, 121 t/m 143 (ook blad 3)
  • Grachtwal 17 t/m 23, 29 (ook blad 3)
  • Korte Voor 2a (ook blad 3)
  • Oostervaar 1a (ook blad 3)

Blad 3

  • Dr. M. Rijkenhof 2 t/m 16 (ook blad 4), 11 t/m 21 (ook blad 4) en 27 t/m 41 (ook blad 4)
  • Noordzoom 145 t/m 151 (ook blad 4)
  • Laagzijde 6 - 8
  • Maanhuizenlaan 7
  • Mmosahof 1 t/m 8
  • Oosthoek 1 t/m 35

Aangezien de voorliggende bestemmingsplannen een specifieke aanduiding kende voor het toestaan van een vrijstaande woning, wordt deze aanduiding wederom opgenomen. Dit om de rechtszekerheid te bewaken. Het betreft de volgende percelen.

Blad 3

  • Hoog zijde 4, aanduiding vrij
  • Markezijde 18 t/m 26 aanduiding vrij

Blad 4

  • Oosteinde 2 t/m 10 aanduiding vrij

Tevens dient de afstand tussen bedrijfswoning aan de Ds. Bleekerstraat 9 en het bestemmingsvlak van de Ds. Bleekerstraat 11 vergroot te worden naar 14 meter, omdat dit de afstand is van de feitelijke situatie, dit blijkt uit de verleende milieuvergunning van de Ds. Bleekerstraat 11.

Toelichting

In de toelichting gemotiveerd aangeven waarom de bedrijfswoningen positief bestemd zijn en waarom dit niet direct problemen oplevert ten aanzien van het milieuaspect.

5.3 Uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Bro geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan.

In het onderhavige bestemming zit twee ontwikkelingen namelijk het busstation en het gezondheidscentrum op het perceel Emmeloordsweg 2 a.

Ten behoeve van de realisatie van het busstation zijn de benodigde budgetten gereserveerd in de begroting. Circa 2/3 van de kosten wordt gefinancierd door de provincie. (zogenaamde BDU-gelden)

Ten aanzien van het gezondheidscentrum wordt met de betrokken partijen een overeenkomst gesloten. Hiermee wordt het bestemmingsplan uitvoer geacht.

Bijlage 1 Lijst Van Aan Huis Verbonden Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst Vigerende Bestemmingsplannen

Bijlage 1 Lijst vigerende bestemmingsplannen

Bijlage 2 Inventarisatie (Bedrijven)

Bijlage 2 Inventarisatie (bedrijven)

Bijlage 3 Samenvatting Watertoets

Bijlage 3 Samenvatting Watertoets

Bijlage 4 Memo Geluidskwaliteit Gezondheidscentrum

Bijlage 4 Memo geluidskwaliteit gezondheidscentrum

Bijlage 5 Memo Luchtkwaliteit Gezondheidscentrum

Bijlage 5 Memo luchtkwaliteit gezondheidscentrum

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna Gezondheidscentrum

Bijlage 6 Quickscan flora en fauna gezondheidscentrum

Bijlage 7 Quickscan Locatiekeuze Busstation

Bijlage 7 Quickscan locatiekeuze busstation

Bijlage 8 Kwantitatieve Risicoanalyse Gasleidingen Noordoostpolder

Bijlage 8 Kwantitatieve risicoanalyse gasleidingen Noordoostpolder