KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijventerrein - 3
Artikel 7 Bos
Artikel 8 Centrum
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Horeca
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Tuin
Artikel 15 Verkeer
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Wonen - Voormalig Agrarisch Bedrijf
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Leiding - Riool
Artikel 21 Leiding - Water
Artikel 22 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Gematigd
Artikel 23 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Hoog
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Bouwregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Algemene Procedureregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Situering Van Het Plangebied
1.4 Planregeling
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader En Onderzoek
2.1 Algemeen
2.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis
2.3 Rijksbeleid
2.4 Provinciaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
2.6 Waterbeleid
2.7 Waterparagraaf
2.8 Milieuaspecten
2.9 Ecologie
2.10 Cultuurhistorie/archeologie
2.11 Externe Veiligheid
2.12 Verkeer En Parkeren
2.13 Handhaving
Hoofdstuk 3 Het Plan
3.1 Algemeen
3.2 Gebiedsbeschrijving
3.3 Bestemmingsplan En De Veranderingen
3.4 Bestemmingen En Aanduidingen
Hoofdstuk 4 De Regels
4.1 Algemeen
4.2 De Regels
4.3 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 5 Voorbereiding Plan En Uitvoerbaarheid
5.1 Voorbereiding
5.2 Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Aan Huis Verbonden Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Vigerende Bestemmingsplannen
Bijlage 2 Samenvatting Watertoets
Bijlage 3 Qra Gasleidingen
Bijlage 4 Zienswijzennota
Bijlage 5 Ambtshalve Wijzigingen Ontwerp Bestemmingsplan
Bijlage 6 Vaststellingsbesluit

Tollebeek

Bestemmingsplan - gemeente Noordoostpolder

Vastgesteld op 22-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Tollebeek van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.BP00507-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

de in Bijlage 1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, dat geheel of overwegend is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 ander-werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aanhuisverbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 detailhandel in weggebondenartikelen

detailhandel in een assortiment goederen dat is gebaseerd op de behoeftes van een automobilist of diens passagiers;

1.31 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.32 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.33 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.34 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.35 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.36 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.37 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatief medegebruik door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geschakelde bouw

bouw waarbij de zijgevel van een woonhuis (gedeeltelijk) aan bijbehorende bouwwerken van een ander woonhuis grenzen;

1.40 gestapelde woning

een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.41 halfvrijstaand woonhuis

een woonhuis van het type twee-aan-één-gebouwd;

1.42 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horeca

'horeca I':
een bedrijf dat is gericht op het bieden van logies (hotelbedrijf) en het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf), waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca II':
een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

'horeca III':
elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.44 horizontale diepte

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel, dan wel de lengte van een bouwperceel, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;

1.45 hotelbedrijf

Een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het verstrekken van nachtverblijf (boeking per nacht) waar maaltijden, kleine etenswaren en dranken kunnen worden verstrekt aan gasten en passanten;

1.46 kampeermiddel

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.47 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.48 landhoofd

een bouwwerk dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een brug of een viaduct;

1.49 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, kinderopvang, opvoeding, cultuur, lichamelijke en / of geestelijke volksgezondheid, alsmede zorginstellingen en aan zorg gerelateerde woonvormen voor bewoners en begeleiders;

1.50 natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.51 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.52 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.53 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.54 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.55 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.56 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.58 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.59 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.60 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.61 verbeelding/plankaart

a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;

b. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart);

1.62 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.63 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.64 vuurwerkbedrijf

inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 Kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.65 wadi

een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren;

1.66 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

1.67 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.68 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.69 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

1.70 zolder

de bovenste ruimte in een gebouw onmiddellijk onder de kap.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage

het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 peil

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  3. c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische bedrijvigheid in de vorm van een agrarisch bedrijf;
  2. b. bedrijfswoning;
  3. c. extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden;
  4. d. sloten en watergangen;
  5. e. kavelpaden;

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. andere-werken;
  4. i. ontsluitingswegen en paden;
  5. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwdmet inachtneming van de volgende regels.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de erfbeplanting in die zin dat aan drie, niet aan de openbare weg gelegen zijden van het bouwperceel een strook van niet minder dan 4 m wordt beplant.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens bedrijfsactiviteiten als onderstaand bij dat perceel is aangegeven:
    1. 1. Nimrodstraat 13-15: verkoop en reparatie van (gemotoriseerde) landbouwwerktuigen en magazijn;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen en detailhandel in weggebonden artikelen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens opslag;

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. h. andere-werken;
  4. i. ontsluitingswegen en paden;
  5. j. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. nutsvoorzieningen;
  8. m. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. n. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte hiervan ten hoogste 30% bedraagt;
  2. o. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
  3. p. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  4. q. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  5. r. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  6. s. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

4.3 Specifieke gebruiksregels

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen,

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. andere-werken.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 van Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een antennemast ten behoeve van mobiele telefonie;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. andere-werken;
  4. g. ontsluitingswegen en paden;
  5. h. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. nutsvoorzieningen;
  8. k. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. l. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte ten hoogste 30% bedraagt van het brutovloeroppervlak van het bedrijfspand;
  2. m. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
  3. n. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van bestaande Bevi-inrichtingen;
  4. o. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  5. p. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  6. q. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan.

6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
  3. c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. d. speelvoorzieningen, tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m² per bestemmingsvlak;
  5. e. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
  6. f. ontsluitingswegen;
  7. g. voet-, rijwiel- en ruiterpaden;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. l. andere-werken;
  3. m. voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende al dan niet gecombineerde doeleinden:

  1. a. voor zover het de eerste bouwlaag betreft:
    1. 1. detailhandel;
    2. 2. zakelijke dienstverlening al dan niet met een baliefunctie;
    3. 3. dienstverlenende bedrijven en instellingen;
    4. 4. sociale, maatschappelijke en medische doeleinden;
    5. 5. horeca I en II, tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m² per vestiging;
    6. 6. wonen;
  2. b. voor zover het de tweede en volgende bouwlagen betreft:
    1. 1. wonen;
    2. 2. opslagdoeleinden en/of zakelijke dienstverlening ten dienste van en in directe relatie met de onder agenoemde doeleinden;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. andere-werken;
  4. h. tuinen en erven;
  5. i. verblijfsgebieden;
  6. j. nutsvoorzieningen;
  7. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. l. groenvoorzieningen;
  9. m. parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan', tevens een ijsbaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin', tevens een volkstuinencomplex;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - muziektent', tevens een muziektent;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. evenementen;
  8. h. speelvoorzieningen, tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m² per bestemmingsvlak;

met daarbijbehorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daar onder begrepen;
  2. j. andere-werken;
  3. k. parkeerplaatsen;
  4. l. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's;
  5. m. voet- en fietspaden;
  6. n. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende percelen.

9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca I en II;
  2. b. bedrijfswoning;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. tuinen en erven;
  5. g. terrassen;
  6. h. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen als pension voor het huisvesten van arbeidsmigranten;
  2. b. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, tenzij dit noodzakelijk is in verband met de ter plaatse gevestigde bedrijvigheid of het normale beheer en onderhoud van de gronden en gebouwen.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen met als ondergeschikte functie de daarbij behorende horeca;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. andere-werken;
  4. h. terreinen;
  5. i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. nutsvoorzieningen;
  8. l. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. andere-werken;
  4. e. erven, terreinen en paden;
  5. f. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en speelvoorzieningen, niet zijnde voorzieningen voor gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren, tenzij anders in dit plan is geregeld, met de daarbijbehorende sportkantine; wegen en paden;
  2. b. kunstwerken;
  3. c. ter plaats van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daar niet onder begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. andere-werken;
  5. i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. j. nutsvoorzieningen;
  7. k. groenvoorzieningen;
  8. l. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. parkeervoorzieningen op opritten voor garages behorende bij de op de aangenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbijbehorende:

  1. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. d. andere-werken;
  3. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Verkeer

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. kunstwerken;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bruggen, viaducten en landhoofden daar onder begrepen;
  2. g. andere-werken;
  3. h. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. i. groenvoorzieningen;
  5. j. parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterberging;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van ecologische waarden;
  3. c. waterwegen;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. kunstwerken;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. evenementen;

met daarbijbehorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kades, dammen, duikers, bruggen, stuwen, steigers en landhoofden daar onder begrepen;
  2. i. andere-werken;
  3. j. recreatieve voorzieningen;
  4. k. oevers en groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage', uitsluitend garageboxen ten dienste van het wonen;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. andere-werken;
  4. f. tuinen, erven en paden;
  5. g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. h. parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 18 Wonen - Voormalig Agrarisch Bedrijf

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalig Agrarisch Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in een woning;
  2. b. hobbymatig houden van dieren;
  3. c. opslag van landbouwwerktuigen, caravans en boten;

met daarbij behorende:

  1. d. gebouwen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. andere-werken;
  4. g. tuinen, erven en paden;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. erfsingel ten behoeve van afschermende beplanting van minimaal 8 m breed;
  7. j. groenvoorzieningen;
  8. k. parkeervoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoge druk gastranportleidingen met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook van 4 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

19.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de riolering.

20.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van waterleidingen.

21.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat de maximale hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Gematigd

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. andere-werken;
  3. d. voorzieningen.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Hoog

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. andere-werken;
  3. d. voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Bouwregels

25.1 Bestaande maten

Op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan bestaande bebouwing met afwijkingen in maten. afmetingen en/of afstanden mag gehandhaafd worden.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Milieuzone - Geurzone

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' de volgende regels:

  1. a. binnen de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´, en buiten de perceelsgrenzen van de geurhinderlijke inrichting die de geurhinder veroorzaakt, mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten worden opgerich, met dien verstande dat dit verbod niet van toepassing is op:
    1. 1. de bouw van nieuwe aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bestaande woningen;
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
    1. 1. de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ opgeheven wordt, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
    2. 2. in die zin dat de gebiedsaanduiding ´milieuzone-geurzone´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.

Artikel 27 Algemene Gebruiksregels

27.1 Gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning.

27.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  1. 1. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. 2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  3. 3. omzetting of verkamering van zelfstandige woonruimte in kleinschaliger wonen dan wel onzelfstandige woonruimte;
  4. 4. gronden als staanplaats voor onderkomens;
  5. 5. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zover niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden.

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  3. c. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    2. 2. de totale hoogte niet meer dan 125 % van de toegestane (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  7. g. de eis dat bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd, indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 29 Algemene Procedureregels

29.1 Nadere eis

Voor een besluit tot verlening van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

31.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

31.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

31.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

31.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 31.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

31.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 31.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Tollebeek.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Noordoostpolder in de vergadering van 22 maart 2012.

voorzitter, griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het bestemmingsplan "Tollebeek" regelt het gebruik van de gronden en opstallen van de kern Tollebeek. Het opstellen van dit plan past binnen de wens van de gemeente Noordoostpolder om op korte termijn te kunnen beschikken over een overkoepelend bestemmingsplan voor Tollebeek. Op dit moment gelden voor Tollebeek in totaal 15 bestemmingsplannen. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door de verschillende tijdvakken waarin zij zijn opgesteld, ook in methodisch opzicht niet voldoende op elkaar afgestemd. Met het oog op de rechtsgelijkheid en eenduidigheid, maar ook in verband met de beheersaspecten, is dit ongewenst en ondoelmatig. Ook is het problematisch dat verouderde bestemmingsplannen sommige ontwikkelingen uitsluiten die in de huidige ruimtelijke visie passend (kunnen) worden geacht.

Gelet op de gedateerdheid van de bestaande plannen is een actualisering van het juridisch-planologische kader dan ook gewenst. Behalve de wens voor actuele plannen bestaat er ook een grote behoefte aan standaardisering en uniformering van de ruimtelijke regelgeving in de gemeente Noordoostpolder. Hierin dienen keuzes te worden gemaakt. Dit dient niet alleen het gemak en hanteerbaarheid van de plannen aan de zijde van de overheid, maar geeft ook duidelijkheid voor burgers en ondernemers/bedrijven.

Een actueel plan

Het bestemmingsplan is een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente en tevens het planologische juridisch bindend kader voor burgers. In het plan wordt het ruimtelijk beleid aangegeven voor (in beginsel) de komende tien jaar en het dient vooral als toetsingskader voor bouwplannen en de ruimtelijke inrichting van het gebied. Daarom is het voor bedrijven en burgers van belang dat het bestemmingsplan duidelijk aangeeft wat de ruimtelijke mogelijkheden zijn.

De actualisering van bestemmingsplannen heeft enerzijds betrekking op de vastlegging van en aanpassing aan de feitelijke situatie en anderzijds de aanpassing aan gewijzigde beleidsinzichten en gewijzigde juridische kaders. Dit betekent voor dit bestemmingsplan een minder gedetailleerde opzet. Het plan biedt meer flexibiliteit dan in de oude situatie het geval was.

Digitaal uitwisselbare en vergelijkbare ruimtelijke plannen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten te digitaliseren. Dit betekent dat het verplicht is om een nieuw (bestemmings)plan in digitale vorm vast te stellen. Ook moet van het plan een analoge versie op papier worden vastgesteld. De digitale aspecten omvatten het in digitale vorm vaststellen, beschikbaar stellen, kenbaar maken en verbeelden.

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Dit bestemmingsplan is digitaal opgezet conform de landelijk ontwikkelde standaard: het IMRO (InformatieModel Ruimtelijke Ordening). Zodoende is het mogelijk het plan digitaal uit te wisselen (met overheden) en digitaal te gaan raadplegen.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Tollebeek" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (en tevens een analoge verbeelding op papier) NL.IMRO.0171.Bp00507-VS01 met legenda;
  • regels.

Voor de analoge verbeelding is de ondergrond van 7 mei 2010 gebruikt.

Met de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. De bijbehorende legenda legt een verbinding tussen de bestemmingen en de regels. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van het plan zijn weergegeven. Tevens worden enige juridisch-technische aspecten belicht.

1.3 Situering Van Het Plangebied

Tollebeek ligt in de Noordoostpolder, ten zuidwesten van Emmeloord tussen Espel en Nagele. Het plangebied betreft het gehele dorp, inclusief het bedrijventerrein, het bos en enkele sportvelden. Op afbeelding 1.1 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Situering plangebied

1.4 Planregeling

De planregeling kenmerkt zich door gedetailleerde bestemmingen. Uitgangspunt is dat de gedetailleerde bestemming goed inzicht geeft in de gebruiks- en bouwmogelijkheden. De bij de bestemming behorende omschrijving beschrijft de gebruiksmogelijkheden en soms is met een aanduiding een afwijkende gebruiksmogelijkheid vastgelegd.

Afhankelijk van de bestemming is de ene keer sprake van ruime gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Centrum' en 'Maatschappelijk') en de andere keer gericht toegesneden gebruiksmogelijkheden (bijvoorbeeld 'Wonen').

1.5 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bij dit plan behorende stukken alsmede een toelichting op de ligging en de planbegrenzing van dit plan. In hoofdstuk 2 volgt een historisch overzicht en een overzicht van het rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid. Ook wordt verslag gedaan van uitkomsten van onderzoek. In hoofdstuk 3 wordt het plan beschreven.

Van belang zijnde juridisch technische aspecten van de (juridisch bindende) regels worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Gegevens over de voorbereiding van het plan en de uitvoerbaarheid sluiten deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Beleidskader En Onderzoek

2.1 Algemeen

In de keuze van het te voeren beleid moet de gemeente rekening houden met het opgestelde eigen beleid en dat van het rijk en de provincie Flevoland. Dit geldt vooral daar waar beleidsuitgangspunten aan de orde komen die betrekking hebben op de inhoud van het plan.

2.2 Ruimtelijke Ontstaansgeschiedenis

De gemeente Noordoostpolder ligt in Nederlands twaalfde provincie, Flevoland. De gemeente heeft een oppervlakte van 59.620 hectare en telt 46.202 inwoners per 1 mei 2010 (bron:CBS).

Emmeloord fungeert als centrumplaats, omringd (op fietsafstand) door 11 dorpen: Bant, Creil, Ens, Espel, Luttelgeest, Kraggenburg, Marknesse, Nagele, Rutten, Tollebeek en Schokland. Sinds 1962 is de Noordoostpolder een zelfstandige gemeente. Het karakter van de gemeente is sterk agrarisch. De ruimtelijke structuur van de polder wordt mede bepaald door de volgende elementen:

  • groene lijsten: boerderijen en dorpen als groene eilanden in de open agrarische ruimte;
  • ringen: IJsselmeerdijk en voormalige Zuiderzeedijk en de dorpenringweg;
  • radialen: het assenkruis dat de dorpenringweg met Emmeloord verbindt;
  • hiërarchische en concentrische opbouw;
  • verkaveling volgens een modulair systeem op basis van een standaardkavel (300m x 800m).

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0002.jpg"

Afbeelding 2.1 Assenkruis en dorpenring

Historie

De Noordoostpolder vertoont duidelijke kenmerken van een rationeel landschap uit de 20e eeuw. Het belangrijkste kenmerk van de Noordoostpolder is dat het is ontworpen als eenheid, waarbij landschap, stedenbouw en architectuur onderdeel uitmaken van één integraal ontwerp. Het polderconcept, de concentrische opbouw op verschillende niveaus, is kenmerkend voor de ruimtelijke structuur. Vanwege het integrale ontwerp en de gaafheid van het landschap zijn de Noordoostpolder (en Urk) in de rijksnota Belvedere gerangschikt onder de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden in Nederland.

Barakkenkampen

Toen de Noordoostpolder in 1942 droogviel, moesten de nieuwe gronden ontgonnen worden om ze voor landbouw geschikt te maken. Dit was een taak van de Directie van de Wieringermeer (Noordoostpolderwerken). Omdat de mechanisatie nog in de kinderschoenen stond, haalde de Directie voor het graven van sloten, ploegen, zaaien, wieden, oogsten en dorsen duizenden arbeiders naar de polder. De verbindingen in en kort na de oorlog waren slecht. De Directie liet voor de tijdelijke huisvesting van de polderwerkers in de polder ruim dertig barakkenkampen bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0004.png"

Afbeelding 2.2 Impressie ten tijde van de aanleg van de polder (bron: www.emmeloord.info)

In 1957 werden in de omgeving van Tollebeek de laatste landbouwbedrijven in de Noordoostpolder uitgegeven. Het ontginningswerk was afgelopen en polderwerkers waren niet langer nodig. Enkelen van hen verhuisden met de Directie mee naar de volgende polder (Oostelijk Flevoland). Anderen vonden werk bij boeren in de omgeving van Tollebeek. Kamp Tollebeek, zoals Urkervaart inmiddels werd genoemd, had zijn oorspronkelijke functie verloren en ging, zoals zo vele barakkenkampen in de polder, op 10 augustus 1957 dicht.
De barakken kregen echter een nieuwe functie. In 1956 was de Directie nabij het kamp begonnen met de bouw van het dorp Tollebeek. In afwachting van de eerste voorzieningen in het dorp bleven de barakken nog enige tijd in gebruik. Hoewel de eerste bewoners van het nieuwe dorp in 1958 hun nieuwe huizen konden betrekken, bleef de kantine van het oude kamp nog tot 1962 in gebruik als kerk- en gymnastiekzaal. Toen werden vrijwel alle barakken afgebroken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0005.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0006.png"

Afbeelding 2.3 Impressie ten tijde van de aanleg van de polder (bron: www.emmeloord.info)

Aan de rand van Tollebeek staat een oude barak uit de tijd dat de Noordoostpolder opgebouwd werd. De barak behoorde tot kamp Tollebeek, waar eind jaren 40 en jaren 50 polderpioniers verbleven. Dit was een van de vele kampen van waaruit pioniers de polder opbouwden. Waarschijnlijk ging het hier om een woonbarak. Het kleine gebouw is, samen met een barak aan de Oudeweg 21-23 in Marknesse, de enig overgebleven barak in de Noordoostpolder. Rondom de barak is informatie te vinden over het leven in het kamp. Tegenwoordig zit er een lokale dartvereniging in het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0007.png"

Afbeelding 2.4 Barak (bron: www.flevolandbovenwater.nl)

Ontwerp

In de Middeleeuwen bestond er een landgoed met de naam Tollebeke. De overleving wil dat het een streek was waar veel gejaagd werd. De straatnamen in het huidige Tollebeek zijn aan de jacht ontleend, zoals Vosseburcht en Hertshoorn.

Tollebeek is ontworpen door Dr. Ir. Thomas Nix uit Rotterdam. Hij kreeg daartoe in 1950 de opdracht en heeft zich bij de uitvoering hiervan laten inspireren door de erfbeplanting van de polderboerderijen. Karakteristiek voor het dorp is dan ook de groene zone die het dorp omlijst en de z.g. “groene kamers”, waarin de bebouwing is ingericht. Er staan geen hoge bomen in de straten, maar langs de achterpaden van de woningen. Deze “groene kamers” beplanting biedt uitstekende mogelijkheden aan voetgangers, fietsers en spelende kinderen.

2.3 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Het kabinet heeft zijn visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland vastgelegd in de Nota Ruimte. Deze Nota is in april 2004 vastgesteld. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om op een duurzame en efficiënte wijze ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies, de leefbaarheid van Nederland te waarborgen en te vergroten en de ruimtelijke kwaliteit van stad en platteland te verbeteren, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan het scheppen van de juiste condities voor het toepassen van ontwikkelingsplanologie. De Nota kent daarnaast vier algemene doelen:

  1. 1. versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland (wegnemen van ruimtelijke knelpunten);
  2. 2. krachtige steden en een vitaal platteland (bevordering leefbaarheid en economische vitaliteit in stad en land);
  3. 3. borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden (behouden en versterken natuurlijke, landschappelijke en culturele waarden);
  4. 4. borging van veiligheid (voorkoming van rampen).

Het kabinet hanteert als motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". In de Nota Ruimte wordt aangegeven welke waarden overal gegarandeerd moeten worden (de basiskwaliteit) en voor welke ruimtelijke structuren het rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze Ruimtelijke Hoofdstructuur liggen belangrijke structuren (stedelijke netwerken, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), projecten (Schiphol) en gebieden (nationale landschappen)), die het rijk van nationaal belang acht. Buiten de Ruimtelijke Hoofdstructuur zijn provincies en gemeenten in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid. De Noordoostpolder behoort niet tot de Ruimtelijke Hoofdstructuur.

Het kabinet streeft buiten de stedelijke netwerken naar basiskwaliteit en bereikbaarheid voor steden en dorpen. Steden worden ondersteund in hun functie van economische en culturele motor. In steden en dorpen wordt het draagvlak voor voorzieningen ondersteund.

Het rijk beperkt zich tot het aangeven van kaders en normen. Uitgangspunt is dat iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden. Behalve voor de eigen bevolkingsaanwas biedt de Nota Ruimte iedere gemeente ook voldoende ruimte voor lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Het is de bedoeling dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt, dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Revitalisering, herstructurering en transformatie van woon- en werkgebieden (waaronder soms ook bedrijfsverplaatsing) is cruciaal om de ruimtelijke doelen van het kabinet te halen. Het rijk stimuleert herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen. Het is voor het rijk belangrijk dat betrokken overheden voldoende ruimte reserveren voor groengebieden en andere recreatiemogelijkheden om de stad en dat recreatieve landschappen ontstaan en/of behouden blijven.

AMvB Ruimte

Onder de Wet ruimtelijke ordening (in werking getreden op 1 juli 2008) heeft een PKB (Planologische Kernbeslissing), zoals de Nota Ruimte, niet meer dezelfde wettelijke status als voorheen. Momenteel is een PKB alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor lagere overheden. Om toch ervoor te zorgen dat bepaalde nationale belangen geborgd blijven, is besloten om een algemene maatregel van bestuur in te voeren: de AmvB Ruimte. Het ontwerpbesluit hiervoor is op 2 juni 2009 aan de Eerste en Tweede Kamer toegezonden; naar verwachting treedt de AmvB Ruimte medio 2010 in werking. Het gaat hier dus nog niet om vigerend beleid.

De AMvB Ruimte biedt straks een inhoudelijk beleidskader waaraan gemeentelijke bestemmingsplannen dienen te voldoen. Daarnaast kan in de AMvB Ruimte provincies opgedragen worden bepaalde thema's verder uit te werken of te borgen in een provinciale verordening, waar de gemeente zich wederom aan dient te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Het Rijk heeft besloten om nog geen nieuwe beleidskoersen op te nemen in de AMvB Ruimte; deze volgen pas bij de tweede fase van de invoering, die naar verwachting in 2011 wordt vastgesteld. De AMvB Ruimte houdt dus zolang de koers aan van de Nota Ruimte.

Nota Belvedere 1999

Het in deze nota verwoorde beleid beoogt de alom aanwezige cultuurhistorische waarden en identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Daarmee kan het aanzien van Nederland winnen en tegelijkertijd kunnen de cultuurhistorische waarden op het terrein van archeologie, gebouwde monumenten en het historische landschap in onderlinge samenhang worden versterkt. Het beleid richt zich op:

  • het betrekken van cultuurhistorie bij de vormgeving van Nederland als inspiratiebron;
  • het behoud en verbeteren van bestaande met name grote cultuurhistorische structuren.

Doel is het betrekken van cultuurhistorie als een vast onderdeel van de planvorming en de uitvoering. Dit is een taak voor een ieder die in het proces van de ruimtelijke ordening actief is: zowel overheden als private partijen. De nota geeft een visie van de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten en identiteit kan worden omgegaan en welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Cultuurhistorische kwaliteiten kunnen daarbij groot- of kleinschalig zijn, gebouwd of niet gebouwd zijn en zich boven of onder de grond bevinden. Het feit dat er een cultuurhistorisch gegeven is, betekent niet dat dat dan ook moet worden behouden. Maar het moet wel goed worden meegewogen in de ruimtelijke planvorming. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Belvedregebied Noordoostpolder-Urk. Dit gebied is tevens door Nederland op de voorlopige lijst Werelderfgoed geplaatst.

De Noordoostpolder is een gebied van uitzonderlijke, universele betekenis. Het is een duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de 20e eeuw (rond 1940 drooggelegd), waarin de twee voormalige eilanden Urk en Schokland als zelfstandige elementen zijn opgenomen. Dit rationeel vormgegeven landschap is niet alleen ontworpen vanuit het oogpunt van optimale landbouwkundige productie, maar ook als wetenschappelijke, esthetische en intellectuele uitdaging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0008.jpg"

Afbeelding 2.5 Kaart met Belvedere gebieden en uitsnede Belvedere gebied Noordoostpolder

2.4 Provinciaal Beleid

In november 2006 hebben Provinciale Staten het tweede Provinciaal Omgevingsplan (POP) vastgesteld. De provincie wil in Flevoland verdere grootschalige ontwikkelingen mogelijk maken en deze deels zelf, samen met partners, ter hand nemen. De provincie is bereid om ruimte te reserveren voor functies waarvoor in omliggende regio's onvoldoende ruimte is. De voorwaarde daarvoor is een evenwichtige ontwikkeling. Samen met partners binnen en buiten het gebied wordt zicht geboden op het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, die samengaan met het tempo van de ruimtelijke ontwikkelingen in Flevoland, zoals achterblijvende bereikbaarheid, voorzieningenniveau en werkgelegenheid. Het doel van het verstedelijkingsbeleid is de ontwikkeling van vitale steden en dorpen. Het beleid is gericht op behoud en versterking van de kwaliteit van de fysieke omgeving via efficiënt ruimtegebruik, kwaliteitsverbetering en herstructurering van het stedelijk gebied en versterking van het draagvlak voor voorzieningen. Deze doelen worden gediend door de stedelijke ontwikkeling van de kernen te bundelen waarmee nieuwe bebouwing wordt geconcentreerd in of aansluitend aan het bestaande bebouwde gebied.

In het POP is specifiek voor de Noordoostpolder aangegeven dat de eigen woningbehoefte leidt tot een groei naar ongeveer 55.000 inwoners in 2030. De ambitie van de gemeente ligt evenwel hoger. Het recente vertrekoverschot stemt echter zorgelijk. De groeiambitie vereist een verbetering van de omgevingskwaliteit. Naast investeringen in de bestaande woningvoorraad en het voorzieningenniveau zijn ook investeringen in recreatief uitloopgebied nodig. De verdeling van het aantal te bouwen woningen tussen Emmeloord en de tien dorpen is een verantwoordelijkheid van de gemeente.

2.5 Gemeentelijk Beleid

Structuurplan

In het "Structuurplan" (1992) wordt handhaving van het specifieke landschap van de Noordoostpolder en versterking van de ruimtelijke structuur beschouwd als de basis voor het ruimtelijk beleid. Het agrarische karakter van de gemeente dient ook in de toekomst in het landschapsbeeld tot uitdrukking te komen. Daarnaast is vergroting van de ontsluiting van de gemeente een beleidsuitgangspunt. Wat betreft de bevolkingsontwikkeling richt het beleid zich op de bevolkingsgroei, de bevolkingssamenstelling en op de bevolkingsspreiding. Het versterken van de woonfunctie wordt gerealiseerd door een verhoging van de kwaliteit van het woningaanbod en het aanbod van aantrekkelijke en schone woonmilieu's. Wat betreft de verzorgingsstructuur wordt gestreefd naar handhaving en versterking van een zo hoog mogelijk verzorgingsniveau. Om de werkgelegenheid te bevorderen wordt onder meer gestreefd naar het tijdig realiseren en aanbieden van gunstig gelegen bedrijventerreinen. Tot slot is de vergroting van de omvang van het aanbod en de diversiteit van de recreatieve voorzieningen, alsmede het opwaarderen van bestaande voorzieningen beleidsuitgangspunt.

Visie Noordoostpolder 2030

De gemeenteraad van Noordoostpolder heeft de "Visie Noordoostpolder 2030" vastgesteld in zijn vergadering van 24 oktober 2002. Achterliggend idee was dat het goed gaat met de gemeente Noordoostpolder in die zin dat de polder een gebied is geworden waar het prettig wonen is en waar met name de agrarische sector een belangrijke rol speelt. Na een periode van opbouwen moeten er plannen komen voor de toekomst en om in te kunnen spelen op toekomstige ontwikkelingen moeten keuzes worden gemaakt.

Structuurvisie: De Tweede oplevering

In de nog in voorbereiding zijnde structuurvisie voor Noordoostpolder wordt de visie van de gemeente Noordoostpolder op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van de Noordoostpolder geschetst.

Deze structuurvisie bouwt voort op de Toekomstvisie 2030, maar legt nieuwe accenten. Deze nieuwe accenten komen enerzijds voort uit trends en ontwikkelingen die op de gemeente afkomen en de opgaven en kansen die dit mee zich meebrengt. Daarnaast is de Toekomstvisie 2030 begin 2009 geëvalueerd. Deze evaluatie heeft er toe geleidt dat de 10 stellingen die de basis vormden van de Toekomstvisie 2030 zijn gewijzigd door de Raad.

De belangrijkste wijzigingen betreffen de grotere nadruk op de omgeving rondom de Noordoostpolder en de invloed van die omgeving op de polder. In de nieuwe stellingen is de blik meer naar buiten gericht. Verder wordt in de nieuwe stellingen meer aandacht besteedt aan de nieuwe functies, buiten de landbouw, die ruimte zoeken voor ontwikkeling binnen de Noordoostpolder:

  1. 1. Noordoostpolder creëert echte ruimte voor ontwikkeling.
  2. 2. De gemeente stimuleert, faciliteert en regisseert ontwikkelingen.
  3. 3. De essenties van het unieke ontwerp van de gemeente worden bij ontwikkelingen gerespecteerd.
  4. 4. Noordoostpolder blijft primair een open agrarisch gebied en geeft ruimte aan duurzame en innovatieve initiatieven.
  5. 5. De schaalgrootte van Noordoostpolder biedt de mogelijkheid tot zonering om de juiste functies op de juiste plaats te situeren.
  6. 6. ‘Nieuw water’ is zowel noodzaak als kans.
  7. 7. Noordoostpolder streeft naar een hoogwaardig woon-, werk- en leefklimaat voor al haar inwoners.
  8. 8. Interessante met elkaar verweven combinaties van wonen, recreëren en werken leiden tot differentiatie en een aantrekkelijk ruimtelijk contrast.
  9. 9. Noordoostpolder kiest voor leefbare dorpen en wijken met een eigen karakter en voorzieningenniveau.
  10. 10. Dorpen en wijken worden geherstructureerd met behoud van de authentieke kwaliteiten.

Deze structuurvisie vormt de ruimtelijke vertaling van de aangepaste stellingen en vormt de basis voor het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2010" dat parallel aan deze visie is opgesteld en aan nieuwe ruimtelijke kansen en ontwikkelingen die zich ongetwijfeld de komende jaren zullen voordoen in Noordoostpolder.

Deze structuurvisie wordt in delen vastgesteld. Allereerst wordt de Raad gevraagd zijn oordeel te geven over de visie en de globale uitwerking in deelgebieden. Vervolgens zal de visie verder worden uitgewerkt in een Uitvoeringsprogramma, dat moet zorgen dat het niet bij mooie woorden blijft. Zodra dit Uitvoeringsprogramma is vastgesteld door de Raad is sprake van een structuurvisie die voldoet aan de nieuwe Wet ruimtelijke ordening: een visiedocument dat zelfbindend is voor de gemeente.

In de structuurvisie wordt beschreven dat de bodemdaling en het krap bemeten watersysteem zorgen voor wateroverlast in de lagere delen van de polder rondom Tollebeek. Om dit op te lossen wordt dan ook voor extra waterberging gezorgd rondom Tollebeek.

Woonvisie Noordoostpolder

Op 12 november 2009 is de Woonvisie door de gemeenteraad vastgesteld. De aanleiding voor deze woonvisie is dat de vorige beleidsnota over wonen uit 2001 stamt en alle acties uit deze nota uitgevoerd zijn. Het is tijd voor een herijking van deze notitie.

In 2008 heeft het college besloten dat de focus van de gemeente op 'wonen' naast 'werken' komt te liggen. Dat wil zeggen dat Noordoostpolder zich ook gaat presenteren en profileren als woongemeente. De kwaliteiten die deze gemeente heeft en waarmee zij zich kan onderscheiden van de Randstad liggen op het gebied van wonen. De gemeente biedt namelijk de kwaliteiten ruimte, rust en groen. ‘Echte ruimte voor ontwikkeling’ wordt het leidend principe in de strategische maatschappelijke en ruimtelijke keuzes. De denkrichting in deze identiteit, wordt nog verder uitgewerkt. De uitwerking kan worden gebouwd op de pijlers:

  • puur energiek, de kenmerken van onze bevolking;
  • betrokken samenwerken, de kenmerken van onze samenleving;
  • respect voor het unieke ontwerp, dit is wat ons beroemd en onderscheidend heeft gemaakt;
  • ontwikkelingsgericht, van oorsprong zijn we allemaal nieuwkomers gericht op nieuwe ontwikkelingen en mensen die denken in kansen en mogelijkheden.

De gemeente is hierbij trots op wat is bereikt maar kijkt ook naar de kansen voor de toekomst als ‘nieuwste polder’. Inzet is om te versterken wat sterk is en daarvoor ruimte te bieden.

Dat betekent dat er ruimte moet zijn voor nieuwe initiatieven en dat wordt gezocht naar niches in de markt. Hiermee wil de gemeente ook mensen van buiten de Noordoostpolder verleiden om naar de Noordoostpolder te verhuizen. Een kans om nieuwe woonvormen binnen de gemeente gestalte te geven zijn de vrijkomende agrarische erven. Andere voorbeelden van nieuwe woonvormen zijn: wonen op het water, pakhuiswoningen, wonen bij je paard, collectief particulier opdrachtgeverschap en beton ballon.

De visie op het wonen in Noordoostpolder is vertaald naar acht ambities. Dit laat duidelijk zien wat de komende jaren belangrijk is op het gebied van wonen in de gemeente Noordoostpolder. De ambities zijn:

  1. 1. Noordoostpolder weer op de kaart als aantrekkelijke woongemeente.
  2. 2. Meer vermenging van koop en huur in dorpen in Noordoostpolder, met name op herstructureringslocaties.
  3. 3. Nieuwbouw naast herstructurering in dorpen, ook in de niet zorgclusterdorpen, met behoud van de bijzondere architectonische kwaliteiten (Delftse school en Nieuwe Bouwen).
  4. 4. Flexibel inspelen op trends in de woningmarkt.
  5. 5. Meer aandacht voor doelgroepen, zoals starters, betaalbaarheid van woningen, senioren, buitenlandse werknemers en het topsegment.
  6. 6. De woningmarkt monitoren.
  7. 7. Inzetten op duurzaam bouwen
  8. 8. Goede samenwerking met alle woningmarktpartijen.

Milieubeleid

In het "Milieubeleidsplan 2005-2008" zijn duurzame stedenbouw en duurzame bedrijventerreinen belangrijke onderwerpen. In dat plan is vervat dat de gemeente haar beleid voor bedrijven zal blijven richten op duurzame economische ontwikkeling waarin economische groei gecombineerd wordt met een relatieve vermindering in de toename van de milieudruk. Algemeen uitgangspunten zijn derhalve :

  • behoud en versterking van de huidige relatief gunstige milieukwaliteit;
  • minimaal het behouden van de kernkwaliteiten van het landelijk gebied en waar nodig, dan wel gewenst, verbeteren.

Milieubeleid dat uitgaat van duurzaamheid verhoogt de kwaliteit van de omgeving. Dit kwaliteitsbeleid past in de ontwikkeling van de Visie 2030. De gemeente Noordoostpolder kiest in de Toekomstvisie duidelijk voor kwaliteit. Ruimte, rust en schone lucht zijn de kernkwaliteiten van de Noordoostpolder. Wonen, werken en verkeer moeten op voldoende afstand van elkaar plaatsvinden.

De gemeente Noordoostpolder heeft zich tot doel gesteld de relatief gunstige milieukwaliteit in onze polder te behouden en te versterken. Eén van de middelen die zij daartoe inzet is duurzaam bouwen. Dit is een manier van bouwen waarbij negatieve effecten voor milieu en gezondheid ten gevolge van het bouwen en de gebouwde omgeving tot een minimum worden beperkt. Zo is de volgende doelstelling opgenomen in het gemeentelijk milieubeleidsplan en het meerjaren milieu-uitvoeringsprogramma 2005-2008 (MMUP): 'De gemeente Noordoostpolder stimuleert duurzaam bouwen als een vanzelfsprekend onderdeel van de totstandkoming, vernieuwing en het gebruik van de bebouwde omgeving. In uitbreidingsplannen voor woningbouw wordt uitvoering gegeven aan het "plan van aanpak duurzaam bouwen". Ook is in het MMUP opgenomen dat "Het duurzaam gebruiken en onderhouden van woningen (duurzaam wonen) wordt gestimuleerd". Tenslotte wordt in het kader van het gemeentelijk klimaatbeleid gestreefd naar woningen die 5 tot 10 % energiezuiniger zijn dan het bouwbesluit voorschrijft.

Inmiddels is de startnotitie Milieuplan 2009-2013 door burgemeester en wethouders vatsgesteld. Met behulp van deze startnotitie wil het college inventariseren welke milieuonderwerpen inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties van Noordoostpolder belangrijk vinden. Ook wil zij ideeën en wensen in kaart brengen die straks mogelijk een plek krijgen in het Milieubeleidsplan.

In de startnotitie staan de woorden flexibel en ambitie centraal. Flexibel in die zin dat het plan de mogelijkheid biedt de uitvoering van beleid tussentijds aan te passen. Het plan kan zo bijvoorbeeld inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Ambitie staat voor het feit dat de gemeente een stap extra wil zetten dan het wettelijk minimumniveau.

In de startnotitie wordt voorgesteld het milieubeleid gebiedsgericht te formuleren. Per gebied worden dan milieuthema's benoemd, die het beste passen bij dat gebied. Per thema is vervolgens een ambitieniveau aangegeven. Het is de bedoeling om de thema's uit te werken binnen de volgende vijf gebieden:

  1. 1. Wonen en werken - (ambitie: afval, energie en klimaat en duurzaam bouwen).
  2. 2. Grootschalige landbouw - (ambitie: energie en klimaat en natuur en landschap).
  3. 3. Natuur en Recreatie - (ambitie: afval, geluid, geur, water, natuur en landschap).
  4. 4. Cultuurhistorie - (ambitie op bodem, geluid, water, natuur en landschap).
  5. 5. Glastuinbouw - (ambitie op afval, energie en klimaat, water).

Groenbeleidsplan 2010-2014

Op 7 oktober 2010 is het Groenbeleidsplan 2010-2014 vastgesteld. Dit plan bevat de ambities van de gemeenteraad voor het (openbaar) groen in de gemeente Noordoostpolder. Groenvoorzieningen hebben vele functies. Ze zorgen voor leefbaarheid, bepalen het straatbeeld en bieden ruimte voor maatschappelijke doeleinden zoals sport, spel en recreatie. En ze hebben betekenis voor landschap, cultuurhistorie en natuurontwikkeling. Het doel van dit plan: Zorgen dat het groen haar functies vervult, tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In het plan zijn een aantal ambities verwoord. Deze concentreren zich rondom een zevental thema's:

  1. 1. Straatbeeld en leefbaarheid.
  2. 2. Maatschappelijk gebruik.
  3. 3. Landschap en cultuurhistorie.
  4. 4. Natuurontwikkeling.
  5. 5. Betaalbaar- en beheerbaarheid.
  6. 6. Bewonersparticipatie.
  7. 7. Gemeentelijke bedrijfsvoering.

Voor een aantal onderwerpen zijn ambities uitgewerkt in beleid. Dit zijn: behoud van bomen, verkoop van groensnippers en groenbeheer. Het beleid is geformuleerd aan de hand van een indeling naar niveaus: 1. groen op polder niveau, 2. groen op dorpsniveau, 3. groen op wijkniveau en 4. groen op straat-/buurtniveau. Op polderniveau houdt de gemeente veel regie en is de ruimte voor individuele bewonerswensen beperkt. Op straat-/buurtniveau is de bewonersparticipatie juist belangrijk en biedt de gemeente daar ruimte voor.

De gemeente voert dit plan uit door inzet van verschillende instrumenten:

  • Aanleg en beheer van de gemeentelijke groenvoorzieningen.
  • Regulering en handhaving van bijvoorbeeld gemeentelijke verordeningen. Verstrekken van informatie en educatie.
  • Overleg met derden.
  • Financiële instrumenten (budget voor groenbeheer, groenfonds, voorziening/reserve voor het spreiden van periodieke hoge lasten, subsidie voor Stichting Landschapsbeheer Flevoland).

Voor het uitvoeren van dit plan zijn financiële middelen nodig. Gedurende de planperiode zal jaarlijks een (meerjaren)onderhoudsplanning worden gemaakt of bijgesteld en het benodigde budget worden aangevraagd. De budgetaanvraag wordt gebaseerd op een risicoanalyse.

Situatie Tollebeek

Evenals de meeste andere polderdorpen heeft is Tollebeek ingebed in een 'groene mantel'. Ter bescherming en behoud van de oorspronkelijke groenstructuur wordt in dit bestemmingsplan gewerkt met twee bestemmingen. Het dorpsbos is voorzien van de bestemming Bos; het (overige) groen van de bestemming Groen. Omdat de oorspronkelijke groenstructuur in Tollebeek door de jaren heen niet of nauwelijks is aangepast worden bovengenoemde normgetallen ruimschoots gehaald. De normgetallen zijn met name bedoeld als toetsingsgrondslag bij nieuwe ontwikkelingen, welke dit bestemmingsplan niet mogelijk maakt.

Duurzame gemeente

De gemeentelijke organisatie wil zelf het goede voorbeeld geven op het gebied van milieu en duurzaamheid. Zij wil zorgen voor een goed bedrijfsintern milieuzorgsysteem, diensten en producten zoveel mogelijk duurzaam inkopen, energiegebruik van gemeentelijke gebouwen verminderen en energie gebruiken die duurzaam is opgewekt.

De provincie Flevoland en de gezamenlijke Flevolandse gemeenten, verenigd in het Netwerk Duurzaam Bouwen Flevoland, hebben het manifest "Nieuw Flevolands Peil" opgesteld. Op 10 juni 2005 hebben de opstellers, partijen uit de bouwwereld, energie- en waterleidingbedrijven en de vereniging Natuur en Milieu Flevoland het manifest ondertekend. De ondertekening van het manifest vormt het startsein om te komen tot regionale afspraken die leiden tot woningen en een woningomgeving waar het prettig, gezond en comfortabel wonen is. Het manifest en de te maken afspraken richten zich zowel op nieuwbouw als op bestaande bouw.

Welstand

Op 6 oktober 2010 heeft de gemeenteraad de welstandsnota "Ruimte voor kwaliteit en welstandsvrijheid" vastgesteld. De welstandsnota geeft richting aan het welstandstoezicht in de Noordoostpolder en voor de inwoners van de gemeente biedt het plan helderheid over de welstandsbeoordeling van hun bouwplannen. Zoals de titel van de nota al aangeeft wordt onderscheid gemaakt tussen welstandsvrije en en niet-welstandsvrije gebieden. De selectie van niet-welstandsvrije gebieden heeft plaatsgevonden aan de hand van twee criteria:

  • De cultuurhistorische betekenis van de bebouwing;
  • De zichtbaarheid van de bebouwing vanuit belangrijke openbare ruimtes.

Op basis van deze criteria is besloten dat in de volgende gebieden welstandstoezicht blijft gelden:

  1. 1. De kernen van en beeldbepalende gebieden van Emmeloord;
  2. 2. De dorpskernen en beeldbepalende gebieden van Marknesse, Ens, Luttelgeest, Bant, Creil, Espel, Tollebeek, Kraggenburg en Rutten;
  3. 3. Nagele en Schokland in zijn geheel;
  4. 4. Het Landelijk Gebied.

In de gebieden 1 en 2 gelden slechts welstandscriteria voor de voor- en zijkant van hoofdgebouwen. Achterkantsituaties zijn hier welstandsvrij. De overige gebieden in de gemeente zijn volledig welstandsvrij. Deze gebieden bestaan voor het merendeel uit woonwijken van na de 50-er jaren van de vorige eeuw en bedrijventerreinen. De bebouwing in deze gebieden heeft een meer neutrale kwaliteit en draagt in veel mindere mate bij aan het karakteristieke beeld en de ruimtelijke identiteit van de gemeente. Soms is een beeldkwaliteitplan van kracht. Dan gelden uiteraard wel eisen van welstand. Bij nieuwe ontwikkelingen kan een afweging worden gemaakt of een dergelijk plan wordt opgesteld. Voor zover in de welstandsvrije gebieden monumenten of reclameobjecten liggen zijn deze niet welstandsvrij.

Tollebeek

Rondom de dorpsbrink en de achterliggende straten bevindt zich de oorspronkelijke bebouwing van Tollebeek. Voor dit gebied gelden algemene en gebiedsgerichte welstandsnormen met betrekking tot de plaatsing, de vormgeving, detaillering, materiaal- en kleurgebruik. Het gebied waar welstandsbeleid geldt is weergegeven in afbeelding 2.6. Buiten dit gebied geldt geen welstandsbeleid. Ten slotte dient vermeld te worden dat in Tollebeek geen Rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0009.jpg"

Afbeelding 2.6 Begrenzing welstandsvrije- en niet welstandsvrije gebieden in Tollebeek.

Archeologie

Op 4 oktober 2007 heeft de gemeenteraad de archeologische basis- en beleidsadvieskaart inclusief bijbehorende rapportage vastgesteld als gemeentelijk toetsingskader. Op de archeologische beleidsadvieskaart is duidelijk aangegeven in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Ook wordt vermeld in welke mate er archeologische waarden verwacht worden of beschermd zijn.

Economisch beleid

De "Nota Economisch Beleid" (2002) geeft het beleidskader van de gemeente Noordoostpolder op economisch gebied in de komende jaren weer en kan gezien worden als toetsingskader voor (nieuwe) ontwikkelingen op economisch gebied in de gemeente. Doelstelling van het economisch beleid is het voortzetten van de positieve economische ontwikkeling en het bevorderen van duurzame werkgelegenheid. Dat wil zeggen kiezen voor kwaliteit en een economische ontwikkeling in harmonie met andere beleidsontwikkelingen zoals ruimtelijke ordening, milieu en sociale veiligheid. In dit kader is onder andere van belang het onderdeel werken aan huis, waarover in de nota wordt gesteld dat ingespeeld moet worden op de trends van flexibele werktijden en thuiswerken.

Gemeentelijk vestigingsbeleid

Op 9 oktober 2008 heeft de gemeenteraad de "Gemeentelijke Vestigingsvisie" (GVV)" vastgesteld. In de GVV wordt een analyse gemaakt van de sociaal economische ontwikkelingen binnen de gemeente Noordoostpolder op basis van een aantal toekomstscenario's. Er is een inventarisatie gemaakt van de bestaande werklocaties binnen de gemeente. De provincie onderscheidt binnen werklocaties detailhandel, kantoren, gemengde locaties wonen/werken en werken/wonen, bedrijventerreinen en terreinen voor zware industrie. Vervolgens is gekeken naar de ontwikkelingswensen, visie van de gemeente waaronder de Toekomstvisie 2030, het economische beleidsplan, het milieubeleidsplan en het meest recente collegeprogramma. Op grond van de visie en de berekende scenario's zijn vervolgens doorzichten gemaakt naar de planning van de verschillende typen werklocaties. Voorts heeft een confrontatie plaatsgevonden van de geprognostiseerde vraag en het aanbod aan werklocaties dat in planning is.

Tollebeek

De woonbebouwing van Tollebeek valt onder het locatietype 'gemengde woonwerkmilieus'. In gemengde woonwerkmilieus wordt de mogelijkheid geboden om werk/bedrijfsfuncties aan huis te hebben. Daarbij worden de volgende randvoorwaarden gesteld:

Ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning en 60% van de bijgebouwen met een gezamenlijk maximum van 75m2 per perceel voor gebruik ten behoeve van niet-publiekgerichte bedrijfsactiviteiten, mits:

  • De uitstraling als woning in tact blijft.
  • Het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu.
  • Het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename veroorzaakt van de parkeerbehoefte.
  • Geen detailhandel wordt uitgeoefend.
  • Het bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.

Bovenstaande voorwaarden zijn in de regels van het bestemmingsplan verwerkt.

Het bedrijventerrein van Tollebeek valt onder het locatietype 'specifieke werkmilieus, regulier bedrijventerrein'. Conform de visie zijn hier bedrijven toegestaan t/m categorie 3. Categorie 4 en 5 bedrijven zijn hier in beginsel niet toegestaan; deze vallen onder de categorie 'industrieterrein'. Voor het bedrijventerrein van Tollebeek is de komende jaren geen uitbreiding voorzien. De oppervlakte van het terrein blijft gehandhaafd op 3,2 hectare.

2.6 Waterbeleid

Europese Kaderrichtlijn water

De Europese Kaderrichtlijn Water is vastgesteld in 2000. De kaderrichtlijn heeft als doelstellingen:

  • Een goede ecologische toestand van de oppervlaktewateren (zoete, kust- en overgangswateren);
  • Het tot nul terugbrengen van de lozing van gevaarlijke stoffen;
  • Een goede toestand van het grondwater;
  • Een duurzaam gebruik van water;
  • Afzwakking van de negatieve gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.

Sinds 1 november 2003 is er een wettelijke verplichting om een watertoets uit te voeren bij ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van een ruimtelijke ontwikkeling voor het waterbeheersysteem en op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling en het waterbeheer op elkaar worden afgestemd.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:

  • Wet op de waterhuishouding;
  • Wet op de waterkering;
  • Grondwaterwet;
  • Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
  • Wet verontreiniging zeewater;
  • Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904);
  • Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte');
  • Waterstaatswet 1900;
  • Waterbodemparagraaf uit de Wet bodembescherming.

De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Hierbij moet worden gedacht aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning, die met een wettelijk vastgesteld aanvraagformulier kan worden aangevraagd.

Nationaal Waterplan

Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen. Als bijlage bij het ontwerp Nationaal Waterplan zijn beleidsnota's toegevoegd over waterveiligheid, het IJsselmeergebied en de Noordzee. Deze beleidsnota's vormen een nadere uitwerking en onderbouwing van de keuzes die in de hoofdtekst staan van het Nationaal Waterplan en dienen in samenhang ermee te worden gelezen.Bij de ontwikkeling van locaties binnen de bebouwde kom wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo gelijk blijft of toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Het voorliggende bestemmingsplan gaat uit van behoud van het bestaand groen en water. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een toename van verharding mogelijk zou maken.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water

Dit akkoord is op 25 juni 2008 onder andere in verband met de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water geactualiseerd. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen, rijk, provincies, gemeenten en waterschappen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren. In het akkoord staat onder meer hoe met klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur moet worden omgegaan. Ook is er meer aandacht voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering. Het gaat hierbij om de verwachte zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.

Beleid gemeente en Waterschap Zuiderzeeland

Op 8 januari 2008 is de Wet gemeentelijke watertaken in werking getreden. Deze wet maakt inmiddels onderdeel uit van de Waterwet. De al bestaande gemeentelijke zorplicht voor het doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater is "verbreed". De gemeente heeft ook een zorgplicht voor het inzamelen en verwerken van afvloeiend hemelwater in welke situaties zij redelijkerwijs van de particulier niet kan verlangen om het hemelwater zelf te verwerken. Daarnaast heeft de gemeente de zorg om in het openbaar gebied maatregelen te treffen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken voor zover deze verantwoordelijkheid bij de gemeente gelegd kan worden.

In de Keur van het waterschap Zuiderzeeland, onderdeel uitmakend van de Waterwet, is aangegeven wat wel en niet mag bij waterkeringen en wateren (de zogenaamde waterstaatswerken).

Gemeentelijk rioleringsplan

Al voordat Waterwet in werking is getreden, is het op een alternatieve manier verzamelen en transporteren van regenwater meer centraal komen te staan. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) van de gemeente Noordoostpolder 2008-2011 is vastgesteld, dat in zoverre het inzamelen en transporteren van relatief schoon regenwater buiten de afvalwaterstroom doelmatig kan worden uitgevoerd, deze gescheiden van de afvoer van het stedelijk afvalwater gaat plaatsvinden. Het “gebiedseigen water” wordt op plaatsen waarvoor mogelijkheden aanwezig zijn, vastgehouden en geborgen in aanwezig stedelijk water en/of retentiestroken. Het bergen en vasthouden van regenwater op lokatie mag niet leiden tot (water)overlast voor de woonomgeving. Het ontvlechten van regenwater zoals deze in de bestaande situatie veelal is aangesloten op de aanwezige gemengde rioleringstelsels, moet zowel op grond van financiële als milieutechnische overwegingen voldoende verdedigbaar zijn om deze van het bestaande stelsel los te koppelen.

2.7 Waterparagraaf

Inleiding

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985.

Waterrelevant beleid

Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals water in de stad en water als ordenend principe zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Nota Ruimte (ministerie van VROM), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), de Handreiking Watertoets (VROM) en het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland).

Het beleid van het Waterschap Zuiderzeeland staat beschreven in het Ontwerp Waterbeheerplan 2007-2011. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Zuiderzeeland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijke niveau zijn het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijke Rioleringsplan van belang.

Op Europees, nationaal en stroomgebiedniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en standstil (geen verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).

Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieen:

  1. 1. Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren)
  2. 2. Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren)
  3. 3. Beide strategieen zijn vastgelegd in de Nota Ruimte (2006).

Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerend waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het plan, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan Veiligheid, Voldoende en Schoon Water.

Watertoetsproces

De gemeente heeft Waterschap Zuiderzeeland geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (geoportaal en e-formulier). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen.

De beantwoording van de vragen heeft er niet toe geleid dat er nader overleg met het waterschap moet worden gevoerd. Waterschap Zuiderzeeland geeft een positief wateradvies.

Het resultatenoverzicht is als bijlage bij het plan gevoegd. De meest relevante gegevens zijn in het Waterlogboek van de gemeente Noordoostpolder opgenomen. Het logboek wordt ongeveer vier keer per jaar met Waterschap Zuiderzeeland besproken.

Invloed op de waterhuishouding

Veiligheid/Waterkeringen

Het plan ligt niet buitendijks of in de keurzones van een waterkering. Het is daarom niet te verwachten dat het plan van invloed zal zijn op de veiligheid van een waterkering.

Er wordt in het plan geen gebruikt gemaakt van bodemenergie, ofwel warmte koude opslag.

Voldoende water

Wateroverlast

Binnen het bestemmingsplan zal geen toename van verharding plaatsvinden. Het plangebied bevindt zich niet binnen een aandachtsgebied drooglegging en wateroverlast 2050. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Goed functionerend watersysteem

Het streefpeil zal als gevolg van het plan niet veranderen. Het functioneren van het huidige watersysteem, (doorstroming, afwatering, realiseren van het gewenste peil) zal door de planuitvoering niet verslechteren. Het plangebied bevindt zich binnen tien meter afstand van een bestaande watergang.

Anticiperen op Watertekort

Tijdens extreme droge perioden dient het inlaten van water mogelijk te zijn/blijven. De beschikbaarheid van water binnen het plangebied wordt in perioden van extreme droogte bepaald volgens de landelijke verdringingsreeks:

  • Veiligheid en voorkomen van onomkeerbare schade: achtereenvolgens stabiliteit waterkeringen, klink en zetting (veen en hoogveen) en natuur (gebonden aan bodemgesteldheid).
  • Nutsvoorzieningen. Achtereenvolgens drinkwatervoorzieningen en energievoorzieningen.
  • Kleinschalig hoogwaardig gebruik: tijdelijke beregening kapitaalintensieve gewassen en proceswater.
  • Overige belangen: scheepvaart, landbouw, natuur (zolang geen onomkeerbare schade optreedt), industrie, waterrecreatie en binnenvisserij.

Schoon water

Goede oppervlaktewaterkwaliteit

Er worden geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zinken dakgoten) gebruikt.

Goed omgaan met afvalwater

Voor nieuw te ontwikkelen terreinen wordt uitgegaan van het afkoppelen van regenwater en is de aanleg van een "zuiverend" gescheiden rioolstelsel een voorwaarde. Het regenwater afkomstig van schone oppervlakken wordt geïnfiltreerd of direct afgevoerd naar open water. Het afstromend regenwater van vervuilde oppervlakken wordt gezuiverd.

Schoon regenwater is:

  • Regenwater van verhardingen met een verkeersintensiteit < 1000;
  • Regenwater vanaf parkeerplaatsen met < 50 plaatsen;
  • Regenwater van daken/woningen waarbij geen voor het watersysteem schadelijke uitloogbare stoffen zijn gebruikt;
  • Regenwater van onverhard terrein;
  • Regenwater van centrumgebieden (m.u.v. marktterreinen).

Verontreinigingen door stedelijk afvalwater (huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater) worden voorkomen. Indien er binnen het plan wordt afgeweken van bovengenoemde uitgangspunten, wordt verzocht contact op te nemen met de betreffende contactpersoon van Waterschap Zuiderzeeland.

Overige procedures bij Waterschap Zuiderzeeland

  1. 1. Voor het plan wordt verwacht dat een keurvergunning nodig is: nee
  2. 2. Voor het plan wordt verwacht dat een WVO-vergunning nodig is: nee
  3. 3. Voor het plan wordt verwacht dat een melding Bouwstoffenbesluit nodig is: nee

Eventueel benodigde vergunningen worden niet met deze waterparagraaf geregeld. Indien een of meerdere antwoorden op de hierboven gestelde vragen ja is, dan wordt een kopie van dit formulier automatisch doorgestuurd naar het team Vergunningverlening van Waterschap Zuiderzeeland. Indien een vraag onterecht met nee is beantwoord, blijft de opdrachtgever voor de realisatie van het plan verantwoordelijk voor de verplichtingen.

2.8 Milieuaspecten

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden nagegaan of er bronnen zijn en zo ja, welke, die in of nabij het plangebied een belemmering (kunnen) vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen gevoelige functies zoals wonen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan:

  1. a. bodem;
  2. b. geluid (Wet geluidhinder);
  3. c. hinder in de relatie bedrijven en gevoelige functies;
  4. d. luchtkwaliteit.

2.8.1 Bodem

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden gedaan naar de kwaliteit van de bodem. Wanneer een bestemmingsplan betrekking heeft op vastlegging van een bestaande situatie is in beginsel geen bodemonderzoek noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied.

Opgemerkt wordt dat in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is om te bouwen.

2.8.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluids- overlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

In deze paragraaf wordt enkel ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeer. In of nabij het plangebied zelf is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein of spoorweg.

Wegverkeer

Ingevolge het bepaalde in de Wet geluidhinder heeft in beginsel iedere weg een geluidszone. Een dergelijke zone geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangewezen gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Bij de voorbereiding van de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden binnen een dergelijke geluidszone, wordt akoestisch onderzoek ingesteld. Onderzoek naar geluidsaspecten van verkeer kan echter achterwege blijven, indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek geldt evenmin, indien in dat bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten.

Omdat in het voorliggende plangebied geen nieuwe gevoelige functies worden geprojecteerd, hoeft derhalve geen akoestische toetsing plaats te vinden.

2.8.3 Hinder

Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen voor gevoelige functies als wonen.

Doelstelling van het bestemmingsplan is dat bestaande bedrijfsactiviteiten in beginsel worden gerespecteerd en geregeld. Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening heeft het geen zin een bedrijfsbestemming te projecteren die vanwege milieuregelgeving niet kan worden gerealiseerd. Daarnaast dient te worden bezien of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (de ‘omgekeerde werking’). Onderzocht moet dus worden wat – vooral in verband met de nabije aanwezigheid van gevoelige bebouwing of functies (als wonen)– de uitstralingseffecten van bedrijfsactiviteiten zijn en of dan in de nabijheid nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader worden in de VNG- brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden gegeven. Die afstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De genoemde VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering" is een hulpmiddel bij de invulling daarvan. De brochure kent Staten van Bedrijfsactiviteiten met indelingen in categorieën van bedrijven.

Door voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen en scholen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

In de richtafstandenlijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie grootste richtafstand
1 10 meter
2 30 meter
3.1 50 meter
3.2 100 meter

De factoren, die hebben geleid tot de indeling in categorieën dienen als indicatief te worden beschouwd, met dien verstande dat de bepalende "grootste afstand" niet mag worden overschreden, indien daardoor een bedrijfsactiviteit ontstaat die niet meer past binnen de indeling. De Staat is gebaseerd op het gemiddelde bedrijfstype. Daardoor kan de milieubelasting van de binnen dit type voorkomende bedrijven onderling nogal verschillen. Deze verschillen kunnen voortvloeien uit:

  • bedrijfsgrootte, productiecapaciteit opgesteld vermogen, aantal productiemedewerkers, terreinoppervlakte en dergelijke;
  • verouderingsgraad, nieuwe ontwikkelingen;
  • productiewijze.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zo ver met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

De mogelijkheden voor bedrijfsvoering worden (vooral) bepaald door milieuregelgeving (o.a. Activiteitenbesluit, Wet Milieubeheer) en het kan voorkomen dat de planologisch geboden gebruiksmogelijkheden dan niet (maximaal) kunnen worden benut.

Wet milieubeheer/Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) in werking getreden. Dit besluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Inrichtingen die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen milieuvergunning nodig, maar moeten wel voldoen aan de voorschriften van het besluit. In de huidige systematiek vallen alle Wet-milieubeheerinrichtingen onder de algemene regels uit het Activiteitenbesluit, tenzij ze zijn uitgezonderd.

Relatie bedrijfsactiviteiten/woningen

Het onderhavige gebied kent naast een woonfunctie ook de functie van bedrijvigheid (bedrijventerrein) en één solitair bedrijf. Daarnaast is er sprake van horeca en centrumvoorzieningen (winkels).

In het woongebied mag slechts lichte aan huis verbonden bedrijvigheid plaatsvinden. Dit betreft dan bedrijfsactiviteiten waar geen of nauwelijks hinder van uitgaat (zoals een kapsalon of pedicure).

De juridische regeling is zodanig opgesteld, dat in het plangebied geen bedrijvigheid wordt toegestaan die niet past in de directe nabijheid van woningen.

Benadrukt moet worden dat de mogelijkheden voor bedrijvigheid tevens in het kader van de milieuregelgeving wordt beoordeeld.

Voor de bedrijven op de bedrijventerreinen geldt dat de vigerende milieuvergunningen, voor zover van toepassing, afdoende moeten worden geacht.

Aan de noordkant van het bedrijventerrein 'Tollebeek' is de afstand tot woonbebouwing ruim 100 meter en aan de zuidzijde ruim 50 meter. Op het gehele bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 3.1. Hiervoor geld een richtafstand van maximaal 50 meter.

2.8.4 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet Milieubeheer opgenomen grenswaarde, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of;
  • het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" is sprake, indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  1. a. woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  2. b. infrastructuur: minimaal 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  3. c. kantoorlocaties: minimaal 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard: het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan. Op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer is in dat geval geen onderzoek naar de luchtkwaliteit vereist. Er wordt immers voldaan aan het gestelde in artikel 5.16 lid b: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.

2.9 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Het plangebied ligt niet binnen of in de nabijheid van een speciale beschermingszone, waardoor nader onderzoek voor dit aspect niet noodzakelijk is.

Soortbescherming

De "Flora- en faunawet" heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Gelet op het feit dat het bestemmingsplan in beginsel consoliderend van aard is en geen noemenswaardige ontwikkelingen mogelijk maakt, hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen nader ecologisch onderzoek plaats te vinden.

Rugstreeppad

De gemeente Noordoostpolder heeft zich via een convenant gecommiteerd aan een Rugstreeppaddenmanagementplan. Doel van dat managementplan is om de rugstreeppadpopulatie in de Noordoostpolder in stand te houden. De rugstreeppad is een beschermde diersoort die niet verstoord mag worden (flora- en faunawet).

Het rugstreeppaddenmanagementplan gaat uit van compensatie en instandhouding van de leefgebieden voor de rugstreeppad. Voor ruimtelijke planvorming betekent dit dat er nieuw leefgebied gerealiseerd wordt, wanneer bestaand leefgebied door de ruimtelijke ontwikkeling verloren gaat. Daarbij worden de volgende ruimtelijke ontwikkelingen specifiek bedoeld; bouwprojecten, infrastructurele projecten, herinrichtingen van het watersysteem en natuurontwikkelingsprojecten.

Bij de actualisatie van het 'bestemmingsplan Espel' is compensatie van rugstreeppaddenleefgebied niet aan de orde. Het nieuwe plan is een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden of mogelijk worden waarbij bestaand leefgebied van de rugstreeppad verloren gaat.

2.10 Cultuurhistorie/archeologie

Aspecten van de cultuurhistorie zijn archeologie, historische geografie en historische bouwkunde. Samengenomen leveren ze een meerwaarde op. Vooral bij ontwikkelingen dient te worden bezien in hoeverre aanwezige cultuurhistorische waarden kwetsbaar zijn voor geplande bodemingrepen. Niet ongebruikelijk is dat dan aangegeven wordt op welke manier de cultuurhistorische waarden behouden, hersteld of verder ontwikkeld kunnen worden.

Archeologie

Archeologische waarden worden in toenemende mate in de planvorming betrokken. Een instrument hiervoor is de Archeologische monumentenkaart (AMK), hierop zijn de bekende en gewaardeerde vindplaatsen aangegeven. Er zijn in het plangebied geen archeologische monumenten bekend.

Complementair aan deze kaart zijn de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart (ABB) voor het grondgebied van Noordoostpolder. Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder in 2007 ontwikkelde beleidskaart is aangegeven welke gebieden een hoge, een gematigde, dan wel een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Verder is op de kaart aangegeven waar zich scheepswrakken bevinden en welke gebieden een archeologisch monument betreffen.

De door de gemeenteraad vastgestelde ABB geeft aan in welke gebieden er onderzoek gedaan moet worden en in welke gebieden onderzoek achterwege kan blijven. Uit de kaart blijkt dat in het noordwesten van het (bestemmings)plangebied een strook grond gelegen is met een hoge archeologische verwachtingswaarde. In dit gebied geldt op basis van geologische en bodemkundige opbouw en aangetroffen archeologische vondsten en relicten een hoge archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat in deze gebieden sprake is van een hoge concentratie archeologische vindplaatsen met goede conserveringsomstandigheden. De kans op het aantreffen van archeologische vondsten bij bodemingrepen is dus zeer groot. Dit gebied zal worden beschermd door een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (voorheen:aanlegvergunningstelsel). Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden kan enkel worden verleend als uit een nader onderzoek blijkt dat geen sprake is van archeologische waarden of dat geen archeologische waarden worden aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0010.png"

Afbeelding 2.7 Uitsnede Archeologische verwachtingskaart gemeente Noordoostpolder

In het zuiden is ook een strook gelegelen met een gematigde archeologische verwachting. Hiervoor gelden dezelfde maatregelen. Ook hiervoor is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden opgenomen.

De maatregelen ten aanzien van het omgevingsvergunningstelsel voor de gematigde en hoge archeologische verwachtingswaarde zijn:

  • bij gronden met een gematigde archeologische verwachting dient bij bouwontwikkelingen groter dan 100m2onderzoek gedaan te worden en bij aanlegwerkzaamheden met een oppervlak groter dan 5000m2 dient onderzoek gedaan te worden;
  • bij gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde dient bij bouwontwikkelingen groter dan 100 m2 onderzoek gedaan te worden en bij aanlegwerkzaamhden met een oppervlak groter dan 500m2 dient onderzoek gedaan te worden.

Op basis van de beleidsadvieskaart is voor het overige gebied sprake van een lage archeologische verwachting en behoeven geen regels inzake omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden te worden gesteld. Er zijn geen scheepswrakken waargenomen. De overige waarnemingen behoeven geen aanvullende regels.

2.11 Externe Veiligheid

Beleidskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. VROM coördineert het overheidsbeleid voor externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  1. 1. inrichtingen;
  2. 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  3. 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het Bevi van toepassing.

Op 1 januari 2011 is het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit vervangt de circulaire "Zonering langs hoge druk aardgasleidingen"uit 1984 en de circulaire "bekendmaking van voorschriften ten behoeve van zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2, en K3 categorie" uit 1991. Hierdoor werkt het toetsingskader voor deze buisleidingen ook conform de systematiek met PR en GR.

In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In de circulaire RNVGS (2004) is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI.

Voor zowel de behandelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het trainsport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) geeft inzicht in de kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het groepsrisico wordt bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval bij een risicovolle activiteit en geeft het aantal mogelijke (dodelijke) slachtoffers weer. Ten aanzien van het PR geldt dat er bij besluitvorming op een ruimtelijk plan een grenswaarde in acht dient te worden genomen (kwetsbaar object) danwel met een richtwaarde rekening dient te worden gehouden (beperkt kwetsbaar object). Voor het GR geldt een oriënterende waarde (BEVI) of een oriëntatiewaarde (circulaire Rvgs).

Situatie

Inrichtingen

In de omgeving van het bestemmingsplan Tollebeek zijn geen inrichtingen aanwezig, die onder de werking van het Bevi vallen. Dit betekent dat geen beperkingen worden opgelegd aan het bestemmingsplan door risicovolle inrichtingen.

Buisleidingen

Binnen het plangebied zijn twee aardgastransportleidingen aanwezig (zie afbeelding 2.8). In de onderstaande tabel zijn de betreffende leidingen vermeld. Tevens zijn de diameter en werkdruk vermeld. De risico's die worden veroorzaakt door een hogedruk aardgasleiding zijn afhankelijk van de werkdruk en de diameter van de leiding.

Nr Leidingnaam diameter druk
1. N-500-53 114.30 mm 40 bar
2. N-500-58 168.30 mm 40 bar

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0011.jpg"

Afbeelding 2.8. Uitsnede kaartbeeld gasleidingen Noordoostpolder. Rood omcirkeld is het plangebied. Bron: Grontmij 2011.

Voor beide leidingen geldt een belemmeringenstrook van 4 m aan weerszijden, gemeten vanaf het hart van de leiding. Binnen deze belemmeringenstrook dient de leiding vrij van bebouwing te zijn. Na bestudering van de risicokaart.nl blijkt aan die voorwaarde te zijn voldaan. De belemmeringenstrook is als zodanig op de verbeelding en in de planregels opgenomen.

Op grond van het Bevb dient, voor de beoordeling van het groepsrisico, te worden gekeken naar zowel het 100%-letaliteitsgebied als het 1%-letaliteitsgebied van de leiding. Voor een 6 inch/40 bar leiding bedragen de afstanden van deze gebieden respectievelijk 50 en 70 meter. Voor een 4 inch/40 bar leiding bedragen deze afstanden respectievelijk 30 en 45 meter. Door ingenieursbureau Grontmij zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van alle gasleidingen in de Noordoostpolder berekend1. In deze paragraaf wordt ingegaan op de resultaten met betrekking tot het plangebied. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 3. Uit de berekeningen blijkt dat genoemde leidingen geen PR 10-6 contour hebben. Voorts blijkt dat het berekende groepsrisico zeer laag is, namelijk ruim onder de 10% van de oriëntatiewaarde. Concreet betekent dit dat er in de autonome situatie geen knelpunten aanwezig zijn. Omdat er zich (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van de buisleidingen aanwezig zijn, is de verantwoordingsplicht van toepassing. In dit geval kan volstaan worden met een beperkte verantwoording. In aanmerking genomen dat het berekende groepsrisico zeer laag is en er zich in de autonome situatie geen knelpunten voordoen, behoeft de verantwoording niet verder uitgewerkt te worden..

Ten slotte bevindt zich in het plangebied een gasontvangststation. Gasdrukmeet- en regelstations zijn inrichtingen, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet milieubeheer. Het gasontvangststation in dit plangebied heeft een toevoerleiding van kleiner dan 21 inch, kent geen vergunningplichtige componenten en valt daarmee onder het Activiteiten-AMvB. Volgens tabel 3.12 'veiligheidsafstanden' geldt voor dit station, met een max. capaciteit van 40.000 m3/hr, voor kwetsbare obejcten de minimale veiligheidsafstand van 15 m en voor beperkt kwetsbare objecten 4 m. Hieraan wordt voldaan.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

Binnen het bestemmingsplan Tollebeek is de N351 gelegen, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het gaat hierbij alleen om transporten van brandbare vloeistoffen. De beperkte hoeveelheden die getransporteerd worden over deze transportas leiden niet tot een plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen beperkingen oplegt aan het bestemmingsplan.

Omdat geen ontwikkelingen plaatsvinden binnen het bestemmingsplan, leidt de procedure niet tot een toename van het groepsrisico. Voorts is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico ter hoogte van het bestemmingsplan, gezien de lage personendichtheden in het gebied en de beperkte transporten over de weg. De invulling van de verantwoordingsplicht is conform de RNVGS derhalve niet noodzakelijk.

Ook uit het Basisnet Weg blijkt dat zowel geen van de in de directe omgeving aanwezige wegen alsook de in het bestemmingsplan gelegen wegen een plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. heeft. Tollebeek vormt ook geen (mogelijk) aandachtspunt voor het groepsrisico.

Uit het Basisnet Water blijkt eveneens dat er geen wateren in de directe omgeving van Tollebeek zijn die een plaatsgebonden risicocontour hebben van 10-6 of een (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Tollebeek is niet gelegen in de nabijheid van een spoorlijn. Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt in dit kader dan ook geen risico.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

  1. 1. Grontmij, Kwantitatieve risicoanalyse Noordoostpolder. Datum: 18 augustus 2011 (concept), projectnummer: 310537.

2.12 Verkeer En Parkeren

Het bestemmingsplan regelt het gebruik van de gronden in een gebied met woonwijken, bossen en sportvoorzieningen dat - globaal gezien - ingeklemd ligt tussen de Urkerweg en de Zuidwesterringweg.

Het betreft in hoofdzaak een consoliderend plan en is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Ten aanzien van de bestaande infrastructuur treden geen veranderingen op.

In het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) worden beleidskaders voor wat betreft het verkeer en vervoer voor de gehele gemeente in brede zin behandeld.

2.13 Handhaving

Politiek en samenleving onderkennen steeds nadrukkelijker de cruciale rol van handhaving bij het met elkaar verbinden van werkelijkheid en regels. Met dit groeiend besef van het belang van handhaving en de jurisprudentie in het bestuursrecht waarin steeds meer de beginselplicht tot handhaven is uitgesproken, wordt de noodzaak van een handhavingsbeleid benadrukt.

Een vereiste voor een goede handhaving is een handhaafbaar bestemmingsplan. Bij het ontwikkelen van de standaardregels voor de dorpen is daarom gekozen voor een zo helder mogelijke juridische methodiek. De regels zijn zo geredigeerd, dat deze in de toetsingspraktijk goed hanteerbaar zijn. Regels dienen duidelijke normen te bevatten die niet voor verschillende uitleg vatbaar zijn en tevens actueel en controleerbaar zijn.

In 2005 heeft de gemeenteraad een de kaderstellende nota 'intergale handhaving' vastgesteld. De handhavingsnota wordt gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma waarin staat aangegeven op welke wijze de handhaving vorm krijgt en hoe deze wordt uitgevoerd. Dit programma wordt jaarlijks geactualiseerd en vastgesteld. Een belangrijk speerpunt in het beleid is de handhaving van de bouw- en gebruiksregels van bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 3 Het Plan

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan legt de bestaande toestand vast en laat zich kwalificeren als een conserverend bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de bestemmingen die voor de in het plangebied aanwezige gronden zijn gekozen. Voor zo ver nodig worden deze bestemmingen en de daarbij behorende regels in het volgende hoofdstuk nader toegelicht.

In het algemeen kan worden gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis heeft gevormd voor het plan oftewel het onderhavige bestemmingsplan consolideert in dat opzicht in belangrijke mate de aanwezige ruimtelijke situatie. Daarnaast wordt met dit plan beoogd voor de thans bestaande situatie kaders te bieden voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.

3.2 Gebiedsbeschrijving

Tollebeek ligt aan de Urkerweg halverwege Emmeloord en Urk. Het dorp ligt bij de kruising van de Urkerweg met de Zuidwesterringweg, die Espel, Tollebeek en Nagele met elkaar verbindt. De Urkerweg buigt bij Tollebeek iets van de vaart af om plaats te maken voor de loswal. Tollebeek is het laatst uitgevoerde dorp van de Noordoostpolder. Tollebeek werd voor het eerst genoemd in geschriften van 1364. Het was een landgoed in bezit van de heren van Kuinre.

Ontwerp

In de jaren vijftig maakte de architect Nix twee ontwerpen. Bij het tweede ontwerp en tevens definitieve ontwerp plaatste hij de dorpsbrink aan de waterkant naast de loswal. Tollebeek had daarmee een langgerekt front naar het landschap. Bijzonder zijn de groene hoven, geïnspireerd door de groene erven van de polder. Deze waren ontworpen als groene kamers om in te wonen. De groenstructuur van deze hoven en de oostwest gerichte verbindingspaden zijn steviger aangezet in het ontwerp, dan de noord-zuidverbindingen.

Tollebeek is het enige dorp in de polder met een breed waterfront. De dorpsbrink is hier niet omsloten zoals elders in de polder. De beslotenheid van de rest van het dorp sluit aan op het dorpsbos ten noorden van Tollebeek. De groene kamers, of binnenhoven zijn typisch voor dit polderdorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0012.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0013.png"

Afbeelding 3.1 Oorspronkelijk ontwerp voor 150 woningen, 1952 (links) en definitief ontwerp voor 350 woningen, 1956 (rechts).

Structuur

In de eerste 40 jaren van het bestaan is de groei van Tollebeek zeer beperkt gebleven. Pas recent is Tollebeek begonnen met uitbreiden. Tollebeek breidt zich uit in zuidwestelijke richting.

Opvallend is dat het bestaande dorpsbos van Tollebeek nog vrijwel geheel intact is gebleven. Dit in tegenstelling tot de andere kernen, waar delen van de groene mantel veelal zijn ‘opgeofferd’ voor dorpsuitbreidingen.

Tollebeek heeft een klein bedrijventerrein aan de noordzijde, in de groene mantel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0014.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0015.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0016.jpg"

Afbeelding 3.2 De ontwikkeling van Tollebeek (1964, 1974 en 2006).

Bebouwing

Tollebeek combineert modernistische kenmerken met traditionele. Stedenbouwkundig is de dorpsweide (oorspronkelijk groter) rondom drie woonblokken opvallend. De dorpsweide met daarin scholen en kerken (uitgesproken modernistisch) is een open parkachtige zone met alzijdig georiënteerde gebouwen. De woonblokken vormen, meer traditioneel, woonstraten. De architectuur van de woningen is enerzijds traditioneel (gemetselde gevels met pannendaken), maar de bijna abstracte gevelindeling geeft hier een modernistische draai aan. Horizontale kozijnen, een terugliggende entree en zelfs een door de goot zakkende moderne dakkapel.

De oorspronkelijke bebouwing bestaat veelal uit aaneengesloten woningen. Bij de verschillende uitbreidingen zijn zowel aaneengesloten, twee onder één kap en vrijstaande woningen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0017.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0019.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0020.jpg"

Afbeelding 3.3 Impressie van de bebouwing in Tollebeek.

Functie

Binnen het plangebied heeft het overgrote deel van de gebouwen de functie wonen. Daarnaast is er een klein centrumgebied met een aantal winkels en aan de noordzijde is een klein bedrijventerrein gesitueerd. In de dorpsweide zijn de kerken en scholen gesitueerd. Buiten het bedrijventerrein is een landbouwmechanisatiebedrijf gevestigd (Nimrodstraat 13-15). Hierbij heeft het bedrijf ook een magazijn. De milieucategorie volgens Staat van Bedrijfsactiviteiten (bedrijven en milieuzonering, VNG) is 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0021.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0023.jpg"afbeelding "i_NL.IMRO.0171.BP00507-VS01_0024.jpg"

Afbeelding 3.4 Detailhandel, bedrijventerrein, horeca en muziektent

Ook de sportvelden en het dorpsbos vallen binnen de grenzen van het plangebied. Daarnaast is er binnen het plangebied één horecavestiging gesitueerd. Het gaat hierbij om 'café-restautant De Goede Aanloop'.

3.3 Bestemmingsplan En De Veranderingen

De juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan zijn de verbeelding (plankaart) en de regels.

Gekozen is voor een gedetailleerd bestemmingsplan, hetgeen inhoudt dat per bestemming tot in detail inzicht wordt gegeven in de gebruiks-en bouwmogelijkheden. Die gebruiksmogelijkheden worden in de bestemmingsomschrijving benoemd. Binnen een bestemming als "Maatschappelijk" is sprake van (ruime) gebruiksmogelijkheden voor dienstverlening in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben. In andere bestemmingen als "Bedrijf" en "Sport" zijn de gebruiksmogelijkheden weer beperkter.

De meest opvallende veranderingen betreffen de aanpassing van de bijbehorende bouwwerkenregeling bij de woonfunctie (in beginsel maximaal 50% van het achterfgebied of maximaal 100 m²) en een mantelzorgregeling (in de algemene gebruiksregel).

3.4 Bestemmingen En Aanduidingen

De in het plangebied voorkomende bestemmingen zijn:

  • Agrarisch
  • Bedrijf
  • Bedrijf - Nutsvoorziening
  • Bedrijventerrein-3
  • Bos
  • Centrum
  • Groen
  • Horeca
  • Maatschappelijk
  • Maatschappelijk - Begraafplaats
  • Sport
  • Tuin
  • Verkeer
  • Water
  • Wonen
  • Wonen - Voormalig Agrarisch Bedrijf

Dubbelbestemmingen:

  • Leiding - Gas
  • Leiding - Riool
  • Leiding - Water
  • Waarde - Archeologische verwachtingswaarde (gematigd en hoog)

Voorts is in het plan sprake van gebieds-, functie-, bouw- en maatvoerings- aanduidingen. Die aanduidingen worden in de regels verklaard.

Hoofdstuk 4 De Regels

4.1 Algemeen

De regels vormen een juridisch bindend element van het bestemmingsplan.

4.2 De Regels

De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.

Op 1 oktober 2010 is de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) in werking getreden. Deze wet voegt diverse stelsels samen, opdat een samenhangende beoordeling van activiteiten mogelijk is in één procedure die leidt tot één besluit: de omgevingsvergunning.

Ingevolge die wet is ook een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) uitgevaardigd waar ten aanzien van daarbij aan te wijzen activiteiten geen verbod geldt. Die AMvB (Besluit omgevingsrecht) kan worden gezien als een opvolger van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken.

Dit bestemmingsplan is aangepast naar aanleiding van bovengenoemde regelgeving met begripsbepalingen (onder andere achtererfgebied) en regels met betrekking tot vergunningvrij bouwen en gebruik.

Het kan in een concrete situatie voorkomen, dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe worden dan afwijkingsbepalingen (voorheen: ontheffingsbepalingen) opgenomen.

De bevoegdheid om af te wijken van bepaalde normen is gebaseerd op artikel 3.6, lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze flexibiliteitsbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dient het betreffende bevoegd gezag bij afwijkingen de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen zorgvuldig te vergaren.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  1. 1. Inleidende regels.
  2. 2. Bestemmingsregels.
  3. 3. Algemene regels.
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

In Hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

In Hoofdstuk 2 worden de op de kaart aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.

Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen.

In Hoofdstuk 4 komen het overgangsrecht en de slotregel (titel van het plan) aan de orde.

4.3 Nadere Toelichting Op De Regels

Agrarisch

In het plangebied is er één perceel met de bestemming Agrarisch. Hier mag agrarische bedrijvigheid plaatsvinden, inclusief een bedrijfswoning, waterhuishouding en enkele andere voorzieningen. Er zijn bouwregels gegeven voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er gelden nadere eisen ten aanzien van erfbeplanting. In verband met geur afkomstig van het bedrijf is een geurcirkel op de plankaart/verbeelding aangegeven. Binnen deze geurcirkel mogen geen geurgevoelige functies (zoals wonen) opgericht worden. Tot slot is aangegeven wat onder strijdig gebruik valt.

Bedrijf

Deze bestemming heeft betrekking op in het plangebied voor bedrijvigheid te benutten percelen. Hier zijn bedrijven in categorie 1 en 2 toegestaan met bijbehorende voorzieningen. Er zijn diverse aanduidingen opgenomen:

  • bedrijf: Nimrodstraat 13-15, hier is verkoop en reparatie van (gemotoriseerde) landbouwwerktuigen en een magazijn toegestaan;
  • bedrijfswoning;
  • verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg;
  • opslag.

Er zijn bouwregels gegeven voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er is aangegeven wat onder strijdig gebruik valt. Tot slot is aangegeven wanneer afwijking mogelijk is op de toegelaten bedrijvencategorie.

Bedrijf - Nutsvoorziening

Dit artikel is specifiek bedoeld voor nutsvoorzieningen, waarbij gasdrukregel- en meetstations zijn uitgesloten. Er zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijventerrein - 3

Ten behoeve van het bedrijventerrein in Tollebeek is de bestemming Bedrijventerrein - 3 opgenomen. Hier zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is tevens een bedrijfswoning toegestaan. Er zijn bouwregels gegeven voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Op de bouwregels zijn onder voorwaarden diverse afwijkingen mogelijk. Er is aangegeven wat onder strijdig gebruik valt. Tot slot is aangegeven wanneer afwijking mogelijk is op de toegelaten bedrijvencategorie.

Bos

Bos en (hoog)opgaande afschermende beplanting vallen binnen de bestemming bos. Ook zijn speelvoorzieningen, paden en andere voorzieningen toegestaan. Er zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Centrum

Dit betreft de bestemmingsregeling voor de centrumvoorzieningen, zoals detailhandel, dienstverlening en horecavoorzieningen.

Voor het verbeteren dan wel het creëren van een vriendelijk vestigingsklimaat wordt het van belang geacht dat een onderlinge uitwisseling van functies mogelijk is. De bestemmingsomschrijving geeft daarom een breed scala aan mogelijkheden met betrekking tot de toegestane functies binnen deze bestemming.

Ten aanzien van horecabedrijven geldt uit een oogpunt van beperking van overlast een indeling (zie begrip 1.45hotelbedrijf'). Categorie I is binnen deze bestemming toelaatbaar. Er gelden bouwregels voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Groen

De groenvoorzieningen die structuurbepalend zijn voor het plangebied zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemmingen zijn onder meer voet- en fietspaden, speelvoorzieningen en water toegestaan. Bijzondere functies als de ijsbaan, het volkstuinencomplex en de muziektent zijn aangeduid. De regels laten ruimte voor de realisering van een (bovenwijkse) speelvoorziening. Er zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Met uitzondering van het volkstuinencomplex zijn binnen de bestemming Groen geen gebouwen toegestaan.

Horeca

Deze bestemming voorziet in horecabedrijven en een bijbehorende bedrijfswoning. In het begrip 'horeca' wordt een onderscheid in horecabedrijven doorgevoerd. Op basis hiervan is de uitoefening van een restaurant met zalenruimte mogelijk (categorie I en II). Nachthoreca (discotheken) is niet toegestaan (categorie III). Er zijn bouwregels gegeven voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Maatschappelijk

Deze bestemming geldt voor de gronden die thans in gebruik zijn voor maatschappelijke doeleinden zoals scholen, kerken en dergelijke. Er is in beginsel ruimte voor activiteiten die van educatief, cultureel, religieus, medisch en/of van algemeen maatschappelijk belang zijn. Ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" is een bedrijfswoning mogelijk. Er zijn bouwregels gegeven voor bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen deze bestemming is uitsluitend een begraafplaats met bijbehorende voorzieningen toegestaan. Er gelden bouwregels voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Sport

De binnen het plangebied voorkomende sport- en speelvoorzieningen, zoals de sportvelden met bijbehorende voorzieningen, zijn als zodanig bestemd. Er gelden bouwregels voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het multifunctioneel centrum op het terrein van voetbalvereniging Tollebeek is voorzien van een aanduiding.

Tuin

De gronden die zijn gelegen voor de woningen hebben de bestemming Tuin gekregen. Uitgangspunt is dat daar geen gebouwen worden opgericht, doch met afwijking kan worden toegestaan dat bouwwerken als erkers en entreepartijen worden gebouwd. Tevens is het middels afwijking van de gebruiksregels mogelijk dat de gronden ten dienste van wonen worden gebruikt.

Verkeer

Deze bestemming heeft betrekking op alle (openbare) verkeers- en parkeervoorzieningen in het plangebied. De bestemmingsomschrijving is ruim van opzet, wat inhoudt dat naast wegen en paden ook groenvoorzieningen mogelijk zijn. Deze meer globale wijze van bestemmen maakt enige flexibiliteit binnen het openbaar gebied mogelijk. Er zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Water

Hoofdwatergangen, waterpartijen en overige waterhuishoudkundige voorzieningen zijn als zodanig bestemd. Ook bruggen, duikers, beschoeiingen en dergelijke zijn toegelaten. Er zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Wonen

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat deze gronden zijn bestemd voor wonen in (vrijstaande) woonhuizen. Gelet op de definitie van woonhuizen is sprake van gebouwen die slechts één woning omvatten. Garageboxen hebben een aanduiding gekregen.

In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds en bijbehorende bouwwerken anderzijds. Onder bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwen, aan- en uitbouwen, alsmede bouwwerken met een dak begrepen.

Een bijbehorend bouwwerk mag bijvoorbeeld wel worden gebruikt als slaapkamer van het huishouden dat in de woning is gevestigd. Voor vrijstaande objecten geldt dat zelfstandige bewoning wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Voor mantelzorg geldt een speciale regeling (algemene gebruiksregel).

Hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Om stedenbouwkundige redenen kunnen bouwaanduidingen zijn aangegeven.

Voorts zijn regels gesteld voor onder andere de maximale hoogtes, de breedte van woningen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.

Aan de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken (de met garage aangeduide gebouwen tellen niet mee) zijn twee maxima verbonden: de 50%-norm en het aantal m2. De 50%-norm is een beperking op de bouwmogelijkheden op kleine percelen, het maximale aantal m2 is een rem op de bouwmogelijkheden op grote percelen. Bij het berekenen van de toegestane bebouwing geldt de oppervlakte van het zogenaamde achtererfgebied.

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2,5 meter bedragen. Deze regel is met name van belang voor erfafscheidingen.

Gebouwen mogen mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis, mits de woonfunctie als hoofdfunctie aanwezig blijft (gemeentelijke beleidsnotitie "werken in de woonomgeving", 2001). Onder beroepsuitoefening aan huis wordt onder meer verstaan het verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied. Deze regeling vloeit voort uit de jurisprudentie zoals die zich heeft ontwikkeld ten aanzien van aan huisgebonden beroepen. Bij twijfelgevallen zal aansluiting moeten worden gezocht bij deze jurisprudentie.

Voor de bedrijfsactiviteiten aan huis geldt een lijst op basis van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering”. Het betreft geselecteerde licht-milieubelastende bedrijven als genoemd in categorie 1, dan wel bedrijven die naar hun aard en invloed op de omgeving hiermee vergelijkbaar zijn.

Voor zowel beroeps- als bedrijfsuitoefening aan huis zijn eisen opgenomen die de inpasbaarheid in de woonomgeving dienen te waarborgen. Zo is bepaald dat ten hoogste 30% van de oppervlakte van de woning en ten hoogste 60% van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor de activiteit tot een maximum van 75 m2. Tevens dient de activiteit geen afbreuk te doen aan de uitstraling van de woning en dient er geen nadelige invloed te zijn op het woon- en leefmilieu. Ook is een onevenredige toename van de parkeer-/verkeersdruk niet geoorloofd en is detailhandel niet toegestaan. Tenslotte dient de activiteit aan huis door de bewoner te worden uitgeoefend.

Wonen - Voormalig Agrarisch Bedrijf

Voor de woonboerderij aan de Urkerweg 44 is de bestemming Wonen - Voormalig Agrarisch Bedrijf opgenomen. Hier is ook het hobbymatig houden van dieren en inpandige opslag van bepaalde goederen toegestaan. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Er zijn enkele specifieke gebruiksregels opgenomen. Zo is het niet toegestaan om in vrijstaande bijbehorende bouwwerken te wonen. Gebouwen mogen onder voorwaarden mede worden gebruikt voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis.

Leiding - Gas, Leiding - Riool en Leiding - Water

Door het plangebied lopen leidingen ten behoeve van gas, riolering en water. Hiervoor zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Er zijn bouwregels opgenomen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen zijn niet toegestaan. In principe mag er niet gebouwd worden in deze dubbelbestemmingen, maar hiervan is afwijking mogelijk. Hiervoor geldt een aantal voorwaarden.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde gematigd en hoog

Om de te verwachten archeologische waarden te beschermen zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Met een dubbelbestemming kunnen ruimtelijk relevante belangen veilig worden gesteld die niet of onvoldoende met de basisbestemmingen kunnen worden gewaarborgd. De met de dubbelbestemming samenhangende belangen hebben in beginsel voorrang op de belangen van de onderliggende bestemmingen.

In het gebied met een gematigde of hoge archeologische verwachting is sprake van een middelhoge respectievelijk hoge concentratie archeologische vindplaatsen. Hiervoor geldt dat voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de basisbestemming met een nader aangegeven oppervlakte een omgevingsvergunning nodig is. Voor nader genoemde werken en werkzaamheden met een nader aangegeven oppervlakte is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden nodig.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen, indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene bouwregels

Hierin is geregeld dat bestaande maten, afstanden en afmetingen gehandhaafd mogen blijven, ook al is in de bestemmingsregels iets anders toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat afwijkingen direct onder het overgangsrecht vallen.

Algemene gebruiksregels

In het Besluit ruimtelijke ordening is een gebruiksverbod opgenomen. Deze gaat uit van de gedachte, dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk, dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Bepaald is dat het gebruik van behorende bouwwerken bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning, is toegestaan (zogenaamde mantelzorg).

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Dit evenwel met het voorbehoud dat de belangen van derden in redelijkheid niet mogen worden aangetast. Ook kleine afwijkingen (maximaal 10%) van de in de regels opgenomen, dan wel op de kaart aangegeven maten, kunnen volgens dit artikel mogelijk worden gemaakt. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het afwijken mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zal afwijkingen zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Algemene procedureregels

Hierin is opgenomen welke procedure gevolgd wordt bij nadere eisen.

Overige regels: Werking wettelijke regelingen

Hierin is bepaald dat, indien naar wettelijke regelingen wordt verwezen, deze gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

Overgangsrecht

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat, is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Slotregel

In de slotregel is de titel van het bestemmingsplan opgenomen, in dit geval is dat: Tollebeek.

Hoofdstuk 5 Voorbereiding Plan En Uitvoerbaarheid

5.1 Voorbereiding

5.1.1 Maatschappelijke betrokkenheid

In de toelichting van een bestemmingsplan wordt beschreven hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

Het voorontwerp van het bestemmingsplan is 20 januari 2011 voor inspraak ter inzage gelegd, voor een periode van 6 weken. Voorts is op 15 februari 2011 in Café-Partycentrum “De Goede Aanloop” te Tollebeek een inspraak- /informatiebijeenkomst georganiseerd. De ontvangen inspraakreacties zijn hieronder weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Het plan is daarnaast voor vooroverleg aangeboden. De uitkomsten daarvan zijn vervat in paragraaf 5.1.2.

Ingekomen inspraakreacties

  1. 1. a. Inspreker wijst op het feit dat het thans in aanbouw zijnde gebouw van het multifunctioneel centrum in het voorontwerp bestemmingsplan een bebouwingsvlak heeft gekregen dat overeenkomt met de huidige contouren van het gebouw. Inspreker acht een groter bebouwingsvlak wenselijk in verband met eventuele toekomstige uitbreidingen aan de zuidwestzijde en/of de noordwestzijde van het gebouw.

Gemeentelijke reactie

Het ontmoet ruimtelijk gezien geen bezwaar om een groter bebouwingsvlak in het bestemmingsplan op te nemen. Het bestemmingsplan wordt aangepast.

b. Inspreker geeft daarnaast aan dat de huidige voetbalkantine als zodanig is bestemd, terwijl het de bedoeling is dat deze in de loop van dit jaar wordt gesloopt.

Gemeentelijke reactie

De voetbalkantine zal als zodanig bestemd moeten blijven totdat de sloop daadwerkelijk is gerealiseerd.

  1. 2. Insprekers vragen aandacht voor de opneming van een antennemast in artikel 6 – bedrijventerrein 3 van het voorontwerp bestemmingsplan. Zij stellen dat de mast ruimtelijk gezien niet passend is, de horizon vervuilt en geluidsoverlast levert. Insprekers vragen daarbij of het hekwerk tegen de erfafscheiding mag worden geplaatst. Insprekers stellen ook dat zij vermogensschade zullen lijden in de vorm van waardedaling van hun onroerend goed door de nabije aanwezigheid van de mast. Insprekers vragen tevens aandacht voor hun zorgen omtrent de gezondheidsrisico's over de lange termijn met betrekking tot de antennemast en stellen daarbij dat de gemeente het voorzorgsbeginsel zou moeten hanteren. Insprekers stellen dat de gemeente de (bedrijfs)woonbestemming niet dient te belasten met functies die inbreuk maken op een goed woonmilieu en dat derhalve de antennemast conflicteert met de (bedrijfs)woonbestemming. Daarnaast vragen insprekers de gemeente onderzoek te laten plaatsvinden naar keuze van locaties op behoorlijke afstand van bewoond gebied. Insprekers stellen dat er genoeg alternatieven zijn die landschappelijk aanvaardbaar zijn, geen negatieve invloed hebben op de dekkingsgraad van aanvrager en bovenal geen nadelige invloed hebben op de woonomgeving en gezondheid van mensen. Insprekers zouden hier graag over in gesprek gaan. Tot slot merken insprekers op dat telecommunicatiebedrijven waaronder KPN een convenant hebben gesloten waarin staat dat voor antenne-installaties vanaf 40 meter hoog toestemming van omwonenden gevraagd dient te worden.

Gemeentelijke reactie

De opneming van de antennemast in het voorontwerp bestemmingsplan Tollebeek is slechts het positief bestemmen van hetgeen reeds vergund is. Deze vergunning is onherroepelijk geworden nu de Raad van State bij uitspraak in hoger beroep de beroepen ongegrond heeft verklaard. Kortheidshalve wordt verwezen naar de uitspraak in hoger beroep van de Raad van State van 30 maart 2011, zaaknummer: 201008767/1/H1.

  1. 3. Insprekers beklagen zich over de gevolgde procedure met betrekking tot de plaatsing van de antennemast. Zij stellen dat het voorontwerp een dergelijke mast legaliseert en verbazen zich over het feit dat de mast er al staat terwijl het nu pas in het bestemmingsplan wordt opgenomen waarbij geen rekening is gehouden met bewoning of nabij gelegen scholen. Insprekers stellen daarbij dat er andere opties zijn voor plaatsing van de mast en dat de Vereniging voor Dorpsbelang Tollebeek daar graag over in gesprek wil gaan.

Gemeentelijke reactie

De inspraakreactie komt overeen met de onder 2 vermelde reactie. Kortheidshalve wordt verwezen naar de daar gegeven gemeentelijke reactie.

  1. 4. Inspreker vraagt aandacht voor de opneming van een antennemast in artikel 6 – bedrijventerrein 3 van het voorontwerp bestemmingsplan. Inspreker spreekt haar zorgen uit over de gezondheidsrisico's op lange termijn voor de leerlingen van de Mariaschool en stelt dat de gemeente het voorzorgsbeginsel moet hanteren. Inspreker stelt daarnaast dat er diverse alternatieven zijn voor plaatsing van de mast op behoorlijke afstand van het gebied en vraagt de gemeente hiernaar een degelijk onderzoek te laten plaatsvinden.

Gemeentelijke reactie

De inspraakreactie komt overeen met de onder 2 vermelde reactie. Kortheidshalve wordt verwezen naar de daar gegeven gemeentelijke reactie.

  1. 5. a. Insprekers stellen dat de bestemming antennemast nog niet mag worden opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan Tollebeek aangezien er nog een hoger beroep van 10 maart 2011 behandeld wordt bij de Raad van State. Insprekers stellen dat de bepaling in het voorontwerp omtrent de handhaving van bestaande bebouwing met afwijkende maten en afstanden niet geldt voor de antennemast gezien de nog lopende procedure. Het overgangsrecht mag dan ook niet van toepassing zijn op deze mast. Daarnaast vragen insprekers aandacht voor het feit dat de aanwezigheid van de antennemast de waarde van onroerend goed drastisch doet dalen. Insprekers vragen tevens aandacht voor het feit dat de onder 2.5 (gemeentelijk beleid/welstand) genoemde vrijstelling dat bouwwerken achter gebouwen en of buiten de aangewezen dorpskern vrij zijn van een welstandsadvies. Naar het standpunt van insprekers zou de bestemming antennemast bij de uitzonderingen moeten staan en de plaatsing derhalve niet zonder gedegen welstandsadvies mag worden uitgevoerd. (blz. 19 van toelichting bij voorontwerp, 62RO-advies) Insprekers stellen dat hoogtebeperking in 7.2.1 bestemming bos zou voor bestemming antennemast uitgebreid kunnen worden zodat deze locatie ook kan. Insprekers stellen dat de in artikel 27 onder e genoemde toegestane afwijking van bouwhoogte van zend-ontvang- en/of sirenemasten tot niet meer dan 40 meter niet terecht is.

Gemeentelijke reacti:

De inspraakreactie komt overeen met de onder 2 vermelde reactie. Kortheidshalve wordt verwezen naar de daar gegeven gemeentelijke reactie.

b. Insprekers stellen dat de bewoners tekort zijn gedaan door een informele inloopavond te organiseren in plaats van een plenaire genotuleerde inspraakbijeenkomst zoals men uit de aankondiging opmaakte.

Gemeentelijke reactie:

De gemeente organiseert tegenwoordig informele bijeenkomsten vanwege de klantvriendelijkheid. De gemeente acht hiermee de bewoners niet tekort te doen. Daarnaast worden bewoners ook gelegenheid geboden tot het indienen van schriftelijke inspraakreacties/zienswijzen.

c. Insprekers vragen aandacht voor het feit dat bij de afwegingskaders van de artikelen 4.4.2, 6.3.2 en 6.5.2 het afwegingskader 'woonsituatie' niet wordt genoemd terwijl deze wel wordt genoemd in artikel 27.

Gemeentelijke reactie

Waarschijnlijk wordt niet artikel 27 maar artikel 26 bedoeld. De reden dat de woonsituatie als afwegingskader wel in artikel 26 is genoemd en niet in de andere genoemde bepalingen, is dat het hier een regeling inzake algemene afwijkingsregels betreft. De bepalingen van artikel 4.4.2, 6.3.2 en 6.5.2 daarentegen betreffen een specifiek afwegingskader inzake bedrijf en bedrijventerrein. Het afwegingskader 'woonsituatie' wordt daarvoor niet noodzakelijk geacht.

d. Insprekers vragen aandacht voor het feit dat de afstand van bedrijfsgebouwen tot perceelgrens op 2 meter moet blijven zoals in huidig bestemmingsplan en niet op 0 meter gezien de veiligheid.

Gemeentelijke reactie

De afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens is gesteld op 2 meter in artikel 6.2.1 onder d. In artikel 6.3.1 onder b kan hiervan worden afgeweken tot een afstand van 0 meter. Het betreft hier een afwijkingsbevoegdheid, te verlenen bij omgevingsvergunning waarbij ook de veiligheid in ogenschouw wordt genomen.

  1. 6. Inspreker vraagt aandacht voor het feit dat in het voorontwerp bestemmingsplan Tollebeek niet te zien is dat er een bouwvergunning is verleend voor het perceel aan Het Revier 1 te Tollebeek, terwijl deze destijds wel is verleend aan Kruse te Geesteren. Bij koop van het pand in 2008 is deze vergunning overgedragen.

Gemeentelijke reactie

De vergunde bedrijfswoning wordt aangeduid op de plankaart.

  1. 7. a. Inspreker vraagt aandacht voor het feit dat de gemeente voornemens is om de inhoud van woningen, met name de boerderij aan de Urkerweg 44, te verlagen van 800 m3 naar 600 m3 per woning en de oppervlakte van bijgebouwen van 120 m2 naar 35 m2. Inspreker acht dit niet wenselijk met het oog op de mantelzorg die hij wil verlenen en wijst op het overleg dat heeft plaatsgevonden om, indien mogelijk, een woning aan de huidige woning te bevestigen. Inspreker vraagt tevens om een verhoging van de maximaal toegestane inhoud naar 1400 m3 zoals in het buitengebied wordt toegepast en vraagt om handhaving van de toegestane oppervlakte van 120 m2 voor bijgebouwen. Inspreker wijst op het feit dat de huidige bepalingen aan de orde waren bij de koop van de boerderij.

Gemeentelijke reactie:

De maten voor de inhoud van de woningen en bijgebouwen aan de Urkerweg 44 zijn niet correct opgenomen in het voorontwerp. Deze maten behoren inderdaad 800 m3 per woning te bedragen en 120 m2 voor de bijgebouwen, hetgeen wordt aangepast. Aan het verzoek tot verhoging naar 1400 m3 wordt niet voldaan. Niet 1400 m3 maar 1200 m3 geldt voor het buitengebied waar slechts 1 woning gerealiseerd mag worden. Met 2 woningen van elk 800 m3 kan voor de Urkerweg 44 worden volstaan. Ten behoeve van uniformiteit van de bestemmingsplannen wordt de bestemming veranderd in Wonen - Voormalig Agrarisch Bedrijf. Deze manier van bestemmen wordt namelijk ook in andere bestemmingsplannen, zoals bestemmingsplan Espel, gehanteerd. Dit doet niks af aan de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

b. Inspreker vraagt aandacht voor het feit dat de bouw en gebruiksmogelijkheden van het huidige bestemmingsplan niet volledig zijn overgenomen en vraagt om herstel bij het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan Tollebeek. Zo ook dat 20% van het perceel bebouwd mag worden en de hoogte van de bedrijfsgebouwen maximaal 9 meter mag bedragen. Inspreker vraagt huidig gebruik van erf en gebouwen dat voortkomt uit eerdere agrarische bestemming te mogen blijven handhaven.

Gemeentelijke reactie

De bouw- en gebruiksmogelijkheden worden overgenomen voor zover dat wenselijk is.

  1. 8. Inspreker vraagt aandacht voor het feit dat de gemeente voornemens is om de inhoud van woningen, met name de boerderij aan de Urkerweg 44, te verlagen van 800 m3 naar 600 m3 per woning en de oppervlakte van bijgebouwen van 120 m2 naar 35 m2. Inspreker acht dit niet wenselijk met het oog op de mantelzorg die zal worden verleend vanuit de tweede, nog te bouwen woning. Inspreker wijst daarbij op de woonboerderijen binnen het plan 'De Erven' die ook een inhoud hebben van 800 m3 of meer.

Gemeentelijke reactie:

De inspraakreactie komt overeen met de onder 7. a. gegeven reactie. Kortheidshalve wordt verwezen naar de daar gegeven gemeentelijke reactie.

  1. 9. Inspreker heeft verzocht om een afspraak te maken om te praten over de mogelijkheden tot uitbreiding van de horeca in Tollebeek.

Gemeentelijke reactie

Afspraak is gemaakt.

  1. 10. a. Inspreker vraagt hoe de afwatering van Bosuil verbeterd gaat worden.

Gemeentelijke reactie

In het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt deze vraag niet verder behandeld. De vraag is neergelegd bij cluster Ingenieursbureau die de vraag verder oppakt.

b. Inspreker vraagt waarom een twee-onder-één-kap woning wordt gebouwd aan Bosuil 8. Inspreker vraagt daarbij hoe een verzoek tot vergoeding van planschade ingediend kan worden en hoe die procedure loopt.

Gemeentelijke reactie:

Bij reguliere omgevingsvergunning van 2 maart 2011 is de bouw van de twee-onder-één-kap woning vergund. Het vigerende bestemmingsplan Tollebeek West, fase 4 biedt reeds deze mogelijkheid met de bestemming van het perceel. Van planschade op grond van de vaststelling van het onderliggende plan kan dan ook geen sprake zijn nu het bestemmingsplan Tollebeek een conserverend plan is.

c. Inspreker vraagt aandacht voor de bestrating en functie van de Bosuil.

Gemeentelijke reactie:

Na overleg met inspreker blijkt de bestrating van de Bosuil reeds vernieuwd te zijn. De functie van de weg blijft hetzelfde nu het bestemmingsplan Tollebeek een conserverend plan is.

  1. 11. Inspreker geeft aan dat er problemen, overlast en onveiligheid ontstaan bij de bevoorrading van de supermarkt aan de Sint Hubertusplaats en stelt voor om de steeg achter de winkel door te trekken tot aan de Wissel. Zodoende ontstaat een doorgaande weg achter de winkel en hoeven vrachtwagens niet meer moeizaam, lawaaiig en onveilig te manoeuvreren. Inspreker geeft daarbij aan dat een paal kan worden geplaatst bij de ingang van de steeg om het verkeer te beperken tot de bevoorrading van de supermarkt. Inspreker heeft handtekeningen van omwonenden overlegd die daarmee aangeven geen bezwaar te hebben tegen zijn voorstel.

Gemeentelijke reactie:

De gemeente ziet het nut en de noodzaak van het voorstel van inspreker in. De steeg wordt op de plankaart doorgetrokken. De grond die hiervoor zal worden gebruikt wordt van bestemming 'Groen' gewijzigd in de bestemming 'Verkeer'. Daarnaast wordt binnen de gemeente de actie uitgezet om de doorgaande steeg aan te leggen.

  1. 12. Inspreker vraagt om een kopie van de publicatie van het beleid betreffende antennemasten op bedrijventerreinen in de dorpen van 1999. Inspreker vraagt tevens wie de eigenaar is van het perceel dat grenst aan het perceel waarop de antennemast staat.

Gemeentelijke reactie

Het beleid betreffende antennemasten op bedrijventerreinen in de dorpen dat uit 1999 stamt is niet gepubliceerd en zodoende kan er geen kopie van de publicatie worden overlegd. De nota betreffende het beleid kan echter wel worden ingezien. Wat betreft de eigenaar van het naastgelegen perceel wordt verwezen naar het kadaster. Binnen de procedure tot vaststelling van dit bestemmingsplan wordt hier verder niet op ingegaan. De kadastrale gegevens van het perceel kunnen worden opgevraagd bij cluster Ingenieursbureau.

  1. 13. Inspreker heeft een medewerker van het cluster Ruimte uitgenodigd voor een gesprek in verband met een nadere toelichting over de antennemast op de Artimis 12 te Tollebeek.

Gemeentelijke reactie

Een medewerker van het cluster Ruimte is met de wethouder langsgeweest voor een gesprek.

  1. 14. Inspreker vraagt aandacht voor het feit dat op het perceel Zuidwesteringweg 28-A de bestemming B-NV-Nutsvoorziening rust. De voormalige schoonwaterberging en het voormalige pomphuis zijn door Vitens ontmanteld en al jaren buiten bedrijf. Het is nu een berging en stalling van bouwmateriaal. Inspreker verzoekt om de bestemming te herzien in het nieuwe bestemmingsplan van Tollebeek.

Gemeentelijke reactie

Het ontmoet geen bezwaar om de bestemming van het perceel aan de Zuidwesteringweg 28-A te herzien. De bestemming wordt vervangen door de bestemming Bedrijf met een aanduiding opslag.

5.1.2 Overleg

Het voorontwerp wordt op de gebruikelijke wijze voor vooroverleg aangeboden aan onder meer de provinciale diensten, de VROM-inspectie en het Waterschap.

De resultaten daarvan zullen te zijner tijd in deze toelichting worden opgenomen.

Het voorontwerp is 27 januari 2011 op de gebruikelijke wijze voor vooroverleg aangeboden, onder meer aan de provincie Flevoland, de VROM-inspectie en het Waterschap Zuiderzeeland. De ontvangen vooroverlegreacties zijn hieronder weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Provincie Flevoland (reactie ingekomen 28-03-2011)

Opgemerkt wordt dat voor de strook op de plankaart, aangeduid als 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarde – Hoog', een vrijstelling is opgenomen voor bouwwerken en –projecten tot 100 m2 en voor aanlegwerkzaamheden tot 500 m2. De provincie stelt dat in lijn met provinciaal archeologiebeleid, het van belang is dat deze vrijstelling niet opgenomen wordt. En daarbij dat het van belang is om de aanleg van drainage in dit gebied vergunningsplichtig te stellen, aangezien dit zeer schadelijk kan zijn voor de te beschermen archeologische waarden. De provincie verzoekt om de regels aan te passen en om deze lijn bij andere bestemmingsplannen toe te passen.

Gemeentelijke reactie

De vrijstellingsregeling voor aanlegwerkzaamheden tot 500 m2 is gebaseerd op gemeentelijk beleid dat is afgestemd met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en de provincie Flevoland. Dat beleid is vastgelegd in het document: 'Archeologische Basis- en Beleidsadvieskaart voor het grondgebied van de Noordoostpolder'. De gemeente houdt vast aan dit beleid. De vrijstellingsregeling voor bouwwerken en –projecten tot 100 m2 is gebaseerd op de Monumentenwet 1988 en dus geoorloofd volgens landelijke regelgeving. Daarbij acht de gemeente de bescherming en het behoud van archeologische waarden voldoende gewaarborgd ondanks de vrijstellingsregeling. Ook is het praktisch belang van de vrijstelling voor bouwwerken en –projecten tot 100 m2 erg groot. Een archeologisch onderzoek is duur en daarom niet wenselijk voor kleine oppervlakten tot 100 m2. De gemeente houdt voorlopig vast aan de vrijstellingsregeling en gaat in overleg met de provincie.

Daarentegen ontmoet een vergunningsplicht voor de aanleg van drainage in het gebied geen bezwaar en de regels worden op dit punt aangepast.

VROM-inspectie (reactie ingekomen 14-03-2011)

Opgemerkt wordt dat in het voorontwerp ervan uit wordt gegaan dat de AMvB buisleidingen in ontwikkeling is. Deze is intussen per 1 januari 2011 van kracht geworden, zie Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). VROM-inspectie verzoekt om de passage over externe veiligheid aan te passen aan de nieuwe regels. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico dienen te worden berekend. Het groepsrisico dient ook bij een consoliderend plan in de toelichting te worden verantwoord. VROM-inspectie raadt tevens aan de belemmeringenstrook behalve op de plankaart ook op te nemen in de regels.

Gemeentelijke reactie

De paragraaf Externe veiligheid wordt aangepast. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico worden berekend waarvan het groepsrisico wordt verantwoord in de toelichting. Daarnaast wordt de belemmeringenstrook opgenomen in art. 18 Leiding – Gas.

NV Nederlandse Gasunie (reactie ingekomen 15-02-2011)

  1. a. Gasunie geeft aan dat er in het plangebied twee regionale gastransportleidingen en een gastontvangststation liggen. Op de verbeelding blijkt dat de leidingen naar het gasontvangststation en het station zelf niet afgebeeld zijn. Daarnaast wordt gesproken over twee 6” 40 bar leidingen terwijl het gaat om een 4” en een 6” 40 bar leiding. Gasunie verzoekt om de leidingen en het station alsnog correct af te beelden.

Gemeentelijke reactie

De paragraaf Externe veiligheid wordt aangepast en de leidingen en het station zullen correct worden afgebeeld.

  1. b. Gasunie geeft aan dat op blz. 32 wordt gesproken van een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding. Voor beide leidingen dient deze 4 meter ter weerszijden te zijn.

Gemeentelijke reactie

De paragraaf Externe veiligheid wordt aangepast.

  1. c. Gasunie geeft aan dat het gasontvangststation een toevoerleiding kleiner dan 21” heeft, verder geen vergunningplichtige componenten kent en derhalve valt onder het regime van de Activiteiten-AMvB. Voor dit gasontvangststation geldt voor kwetsbare objecten een minimale veiligheidsafstand van 15 meter en voor beperkt kwetsbare objecten een minimale veiligheidsafstand van 4 meter.

Gemeentelijke reactie

De informatie over het gasontvangsstation wordt toegevoegd aan de toelichting van het bestemmingsplan.

  1. d. Gasunie geeft aan dat haar inziens de opgenomen bepalingen van artikel 18 Leiding – Gas onvoldoende ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport zijn alsmede onvoldoende ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen zijn. Gasunie verzoekt om artikel 18 uit te breiden met een aantal vergunningplichtige werkzaamheden en biedt hiervoor een tekstvoorstel.

Gemeentelijke reactie

Artikel 18 leiding – Gas zal met het tekstvoorstel worden uitgebreid.

TenneT TSO B.V. (reactie ingekomen 08-03-2011)

TenneT geeft aan dat zij noch ondergrondse hoogspanningskabels, noch bovengrondse hoogspanningsverbindingen heeft in het gebied dat is aangegeven op de plankaart van het voorontwerp bestemmingsplan Tollebeek.

Gemeentelijke reactie

Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.

Mercatus (reactie ingekomen 14-03-2011)

  1. a. Mercatus wijst op de volgende zinsnede op blad 17 onder gemeentelijk beleid: “Tenslotte wordt in het kader van het gemeentelijk klimaatbeleid gestreefd naar woningen die 5 tot 10% energiezuiniger zijn dan het bouwbesluit voorschrijft.” Mercatus geeft aan dat dit sterk kostenverhogend werkt.

Gemeentelijke reactie

Het betreft hier enkel een streven waaraan zoveel mogelijk zal worden vastgehouden.

  1. b. Mercatus wijst op de volgende zinsnede op blad 22 onder 2.6 waterparagraaf: Er wordt in het plan geen gebruik gemaakt van bodemenergie, ofwel warmte koude opslag.” Mercatus geeft aan dat de eisen op het gebied van energiezuinigheid steeds strenger worden en gebruik van bodemenergie hiervoor een reële oplossing is.

Gemeentelijke reactie

Het betreft hier enkel een constatering dat er geen gebruik wordt gemaakt van bodemenergie.

  1. c. Mercatus vraagt aandacht voor het gebruik van het begrip 'woonhuizen' in de bestemmingsomschrijving (blad 41 onder 4.3 onder kopje wonen). Mercatus wijst op het feit dat onder het begrip woonhuizen valt: gebouwen die slechts één woning omvatten. Rijenwoningen en woongebouwen zouden naar inzicht van Mercatus niet onder het begrip en dus ook niet onder de bestemming wonen vallen, hetgeen volgens Mercatus wel gewenst is.

Gemeentelijke reactie

Niet het begrip woonhuizen maar het begrip woonhuis is in artikel. 1.67 omschreven en houdt in: een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat. Woonhuizen zijn dan ook meerdere gebouwen en daarom vallen rijenwoningen wel onder het begrip woonhuizen. Het begrip 'woongebouw' is expliciet omschreven in artikel 1.66 met het oog op werkbare regelgeving.

  1. d. Mercatus wijst op het feit dat op blad 23 wordt gesteld dat er binnen het plangebied geen sprake is van (grond)wateroverlast. Mercatus vraagt of de gemeente kan garanderen dat dit zo blijft.

Gemeentelijke reactie

De gemeente kan niet volledig garanderen dat ook in de toekomst geen sprake zal zijn van (grond)wateroverlast. Het streven is evenwel om (grond)wateroverlast zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken.

  1. e. Mercatus vraagt of de gemeente kan garanderen dat indien nodig drainage of straatkolken aangelegd en op het regenwaterriool aangesloten mogen worden. Aanleiding hiervoor zijn de zeer negatieve ervaringen met de voorschriften voor de waterhuishouding en de voorschriften voor Emmelhage zijn naar aanleiding hiervan ook gewijzigd.

Gemeentelijke reactie

Deze vraag betreft geen ruimtelijk relevant aspect en wordt in het kader van de vaststelling van dit bestemmingsplan niet verder behandeld. De vraag is voorgelegd aan cluster Ingenieursbureau en het antwoord luidt dat in principe drainage of straatkolken mogen worden aangesloten op het regenwaterriool.

5.1.3 Ambtshalve aanpassingen voorontwerp bestemmingsplan

Met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Hieronder is een overzicht van deze wijzigingen opgenomen.

Horeca

De begripsbepaling 'Horeca' is aangepast, dit houdt in dat binnen de categorie 'Horeca I' een bedrijf dat gericht is op het bieden van logies (hotelbedrijf) is toegevoegd en derhalve is toegestaan.

Rijksbeleid - flora en fauna

Onder paragraaf 2.3 (Rijksbeleid) is de tekst over de flora en faunawet verwijderd. Het betreft hier geen beleid maar wetgeving.

Provinciaal beleid - Rugstreeppaddenmanagementplan

In paragraaf 2.4 (Provinciaal beleid) is de tekst over het Rugstreeppaddenmanagementplan verwijded. In paragraaf 2.9 (ecologie) wordt naar het rugstreeppaddenmanagementplan verwezen en wordt tevens de relatie met het plangebied gelegd.

Handhaving

Paragraaf 2.13 (handhaving) is gewijzigd. Er is een actuele tekst opgenomen.

5.1.4 Ontwerp

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet
bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht. Het
ontwerpbestemmingsplan 'Tollebeek' heeft van 7 juli 2011 tot en met 17 augustus 2011 ter visie gelegen. Er zijn 9 zienswijzen ontvangen waarvan 1 in principe een dag te laat is ingediend. Desondanks zijn alle zienswijze ontvankelijk verklaard. In bijlage 4 zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie. Tevens zijn de orginele zienswijzen bijgevoegd.

5.1.5 Ambtshalve aanpassingen ontwerp bestemmingsplan

Los van de ingekomen zienswijzen is het ontwerp bestemmingsplan bij de vaststelling op een aantal punten ambtshalve gewijzigd. Een overzicht van de ambtshalve wijzigingen is opgenomen in bijlage 5.

5.2 Uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening geeft de toelichting inzicht in de uitvoerbaarheid van het plan.

In het onderhavige geval is sprake van een consoliderend plan, waar geen ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden. Er is geen sprake van een kostenverhaal dat verzekerd moet zijn.

Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.

Bijlage 1 Aan Huis Verbonden Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Vigerende Bestemmingsplannen

Bijlage 1 Vigerende bestemmingsplannen

Bijlage 2 Samenvatting Watertoets

Bijlage 2 Samenvatting watertoets

Bijlage 3 Qra Gasleidingen

Bijlage 3 QRA gasleidingen

Bijlage 4 Zienswijzennota

Bijlage 4 Zienswijzennota

Bijlage 5 Ambtshalve Wijzigingen Ontwerp Bestemmingsplan

Bijlage 5 Ambtshalve wijzigingen ontwerp bestemmingsplan

Bijlage 6 Vaststellingsbesluit

Bijlage 6 Vaststellingsbesluit