KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen
Artikel 3 Wonen - 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 5 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Bouwplan
Hoofdstuk 3 Situatie
3.1 Fysieke Situatie
3.2 Planologische Situatie
Hoofdstuk 4 Gemeentelijk Beleid
4.1 Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2004
4.2 Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010
Hoofdstuk 5 Provinciaal Beleid
Hoofdstuk 6 Omgevingstoets
6.1 Milieuzonering
6.2 Bodem
6.3 Flora En Fauna
6.4 Waterparagraaf
6.5 Geluid
6.6 Luchtkwaliteit
6.7 Externe Veiligheid
6.8 Archeologie En Cultuurhistorie
Hoofdstuk 7 Jurdische Toelichting
7.1 Algemeen
7.2 Verklaring Vlakken
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
8.2 Terinzagelegging
Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Zienswijze Provincie

Marknesse, Repelweg 12

Projectbesluit - gemeente Noordoostpolder

Vastgesteld op 22-02-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Besluitdocument

Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het projectbesluit Marknesse, Repelweg 12 van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 projectbesluit

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.PB00006-ON01 met de bijbehorende voorschriften;

1.3 verbeelding

de digitale verbeelding van het projectbesluit Marknesse, Repelweg 12;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 ander-bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouwzijnde;

1.6 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of ander-bouwwerk;

1.8 bebouwingspercentage

de oppervlakte van gebouwen uitgedrukt in procenten van de nader aangegeven gronden;

1.9 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk

functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd, op de grond staand gebouw of ander-bouwwerk met een dak, waaronder in ieder geval wordt verstaan een aanbouw, uitbouw, bijgebouw, serre en/of erker;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bouwwerk zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.20 erf

een aaneengesloten stuk grond, ter plaatse van de op de verbeelding aangeduide gevellijnin de vorm van een rechthoek, aan de zij- en achterkant omsloten door een erfsingel, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 erfsingel

een strook beplanting bestaande uit struiken en bomen aan drie zijden van het erf ter begrenzing van het erf van tenminste 6 m breed, of tenminste 3 m breed aan de zijde van een direct naastliggend erf;

1.22 erfsloot

sloot welke vanuit de oorspronkelijke inrichting van het erf altijd direct ligt of heeft gelegen langs de zij- en achterkant van het erf;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gevellijn

de op de verbeelding aangeduide lijn die geldt als begrenzing van de gebouwen van de aan de weg gekeerde zijde van een erf, of

ingeval van een bestemmingsvlak, niet zijnde een agrarisch erf de denkbeeldig doorgetrokken lijn van de voorgevel van een gebouw,

1.25 kavelgrens

grens van een kavel zoals die bekend is vanuit de oorspronkelijke cultuurhistorische verkavelingspatroon van de Noordoostpolder;

1.26 kavelsloot

de (denkbeeldig) aanwezige sloot gelegen langs, en ter vorming van, de kavelgrens;

1.27 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van bebouwing, geen gebouw of overkapping zijnde;

1.28 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.29 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land,

de bovenkant van het terrein dat bebouwing omgeeft;

1.30 tijdelijke werknemers

arbeidskrachten uit binnen- en buitenland die gedurende één kalenderjaar maximaal één seizoen werkzaam zijn op een (agrarisch) bedrijf;

1.31 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 goothoogte van gebouw met dakoverstek

vanaf peil tot de snijlijn van het buitenwerkse gevelvlak en het buitenwerkse dakvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen

Artikel 3 Wonen - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

het huisvesten van maximaal 50 tijdelijke werknemers per bestemmingsvlak in de bestaande gebouw,

het huisvesten van minimaal 50 tot maximaal 100 tijdelijke werknemers per bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal werknemers',

bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en tuinen,

instandhouding en ontwikkeling van de afschermende erfsingel, met daarbij behorende erfsloot,kunstobject.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

De in lid 4.1 Algemene bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken en lid 4.2 Afwijken van de afstand gebouwen tot hart erfsloot opgenomen regels zijn van toepassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in lid 5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde,of van werkzaamhedenen algemeen en lid 5.2 Uitzonderingen plicht totomgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, ofwerkzaamheden opgenomen regels zijn van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Algemene Afwijkingsregels

4.1 Algemene bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken

4.2 Afwijken van de afstand gebouwen tot hart erfsloot

Voor zover van toepassing verklaard in het betreffende artikel, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het bouwen van een gebouw tot een afstand van 8 m tot het hart van de erfsloot, mits wordt aangetoond:

dat het vervangende nieuwbouw van een bestaand gebouw danwel verlenging, in de lengterichting van het erf, van een naastgelegen bestaand gebouw betreft,

dat het niet een verbreding, in de breedterichting van het erf, van een bestaand gebouw betreft,

dat de erfsingel in stand wordt gehouden,

  1. 4. dat dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is,
  2. 5. dat het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen redelijkheidshalve inpasbaar is,

dat er geen onevenredige afbreuk aan de landschappelijke waarden wordt gedaan.

Artikel 5 Overige Regels

5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamhedenen algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven andere werken en werkzaamheden uit te voeren:

gronden met de bestemming a b c d e f g h
Wonen - 3 + + + + - * + +
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - openheid' + + + + + + * *
* = omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist
+ = activiteit is zonder meer toegestaan.

aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen anders dan ten behoeve van in- en uitritten,

verlagen van de bodem en afgraven van gronden, en het ophogen en egaliseren van gronden,aanleggen van watergangen, sloten en andere waterpartijen,

aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij daarvoor een bouwvergunning is vereist, diepploegen, zijnde het extra diep – circa 0,5 m of meer – omploegen, vellen en rooien van houtopstanden, dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen, bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande houtige gewassen en boswallen, waaronder begrepen het kweken en telen van (laan)bomen, met uitzondering van erfsingel, wegbeplanting en laagblijvende houtige gewassen.

Voorts geldt dat werken en werkzaamheden slechts toelaatbaar zijn, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden niet onevenredig wordt aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de waarden of functies niet onevenredig wordt verkleind.

5.2 Uitzonderingen plicht tot omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Het in lid 5.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamhedenen algemeen vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

in het kader van het normale beheer en het onderhoud,

op en in gronden die binnen agrarische bouwpercelen zijn begrepen,

het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten,

waarvoor een monumentenvergunning is vereist inzake de Monumentenwet 1988.

mechanisch worden uitgevoerd en daarme vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken,

reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan

mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Deze voorschriften worden aangehaald als:

Regels van het projectbesluit Marknesse, Repelweg 12.

Hoofdstuk 1 Inleiding

De heren H. en G. Terwel zijn voornemens het woonobject gelegen aan de Repelweg 12, te Marknesse, kadastraal bekend gemeente Noordoostpolder, sectie B, nummer 2552, uit te breiden t.b.v. huisvesting buitenlandse arbeiders (maximaal 50 arbeiders).

Het vigerende bestemmingsplan heeft woonbestemming met een inhoud van maximaal 1200m3.

Het huidige gebouw meet ca 933m3 en de geplande uitbreiding ca 1357m3 hetgeen een totaal oplevert van ca 2290m3.

De uitbreiding van het object is daarmee dus in strijd met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Landelijk gebied 2004 ”.

Hoofdstuk 2 Bouwplan

Het bouwplan, voorzover strijdig met het vigerend bestemmingsplan, betreft een twee laagse uitbreiding waarbij het volume op de verdieping onder een hoek van ca 22° is weggedraaid.

Het object biedt ruimte aan een variabel aantal slaapkamers, woonkamers en sanitaire ruimtes.

Hoofdstuk 3 Situatie

3.1 Fysieke Situatie

zie hiervoor de info onder Inleiding.

-bouw Logiesverblijf waterloopkundig laboratorium c.a. in 1957

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00006-VS01_0001.jpg"

3.2 Planologische Situatie

Het projectgebied valt binnen het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2004" dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder op 29 september 2005 en goedgekeurd door de provincie Flevoland op 28 maart 2006.

Het plangebied heeft binnen dit bestemmingsplan de bestemming “wonen”.

Hoofdstuk 4 Gemeentelijk Beleid

4.1 Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2004

Het perceel Repelweg 12 te Marknesse valt onder het bestemmingsplan “Landelijk gebied 2004”. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 29 september 2005 en door Gedeputeerde Staten goedgegekeurd op 28 maart 2006. In het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming “wonen”. Het bouwplan is echter in strijd met het vigerend bestemmingsplan, omdat dit deels de maximum inhoud overschrijdt. En strijdig is met het gebruik.

4.2 Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010

In het nieuwe bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' krijgt het perceel Repelweg 12 te Marknesse de bestemming “Wonen 3”. Deze bestemming staat de opvang van 50 tijdelijke werknemers toe.

Hoofdstuk 5 Provinciaal Beleid

De voorwaarde uit de provinciale beleidsregel (artikel 4.2 van de beleidsregel “Kleinschalige ontwikkelingen in het landelijk gebied 2007”) De opvang van buitenlandse werknemers valt onder een niet-agrarische activiteit.

Tijdelijke huisvesting (van groepen toeristen, maar ook van seizoensarbeiders) van maximaal 50 personen met een daarbij passende keuken, eetgelegenheden en aantal slaapplaatse (in vorm van slaapzalen).

Het oude beleid van de provincie Flevoland was geen maximum gesteld aan het aantal persoen dat wordt opgevangen. Een verklaring van geen bezwaar was nodig, omdat de provincie onvoldoende gewaarborgd zag dat het ging om tijdelijke bewoning. De provincie Flevoland heeft inmiddels nieuw beleid geformuleerd, waaraan het project getoetst moet worden. Dit beleid gaat uit van huisvesting van maximaal 50 tijdelijke bewoners per locatie (vrijkomend agrarisch bedrijf). Het plan voldoet hieraan.

Hoofdstuk 6 Omgevingstoets

6.1 Milieuzonering

I.v.m.n verband met woonbestemming niet van toepassing

6.2 Bodem

Ten behoeve van het voornemen tot b.g. bouwplan zal door een erkend bureau een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd ter hoogte van de nieuwbouw.

6.3 Flora En Fauna

Soortbescherming

Het bouwwerk met bestaand erf, tuin en gedeeltelijk bosbebouwing zal deels in het bosgedeelte worden uitgebreid, derhalve komt bedoelde soortbescherming niet in gevaar.

In overleg met een ecologisch adviesburo is geconcludeerd dat er momenteel geen onderzoek kan plaatsvinden naa vleermuizen omdat deze hun winterslaap houden. Omday er op het perceel geen oude bomen aanwezig zijn, is het zeer onwaarschijnlijk dat de vleermuis hier aanwezig is. Op het perceel wordt slechts een aantal jonge bomen gekapt. Tevens zal de vleermuis het perceel niet gebruiken als aanvliegroute omdat de bomen willekeurig op het erf staan en niet in een rij.

Ten aanzien van de rugstreeppad kan geconcludeerd worden dat deze niet in het plangebied aanwezig s, aangezien het leefgebied van de rugstreeppad zich niet uitstrekt tot en met bos begroeide gebieden.

Gebiedsbescherming

Het perceel Repelweg 12 te Marknesse ligt op ruim 1,5 km afstand van de “Wieden” en op bijna 4 km afstand van “Zwarte Meer” (beide Natura 2000-gebieden). De “Wieden” en “Zwarte Meer” liggen op een ruime afstand, tevens zullen de verkeersbewegingen niet veel toenemen. De werknemers worden 's ochtends gehaald en 's middags weer terug gebracht. Hierdoor zijn er geen significante negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00006-VS01_0002.jpg"

Figuur 1 Kaart met aanduiding Natura 2000 gebied Wieden en Zwarte Meer

6.4 Waterparagraaf

6.4.1 Inleiding

Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20eeeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water onttrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater. Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij de planvorming.

6.4.2 Waterrelevant beleid

Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'.

Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Nota Ruimte (ministerie van VROM), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets (VROM), het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland), het Waterbeheersplan (Waterschap Zuiderzeeland) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).

In het Waterplan Noordoostpolder heeft de gemeente Noordoostpolder haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd.

Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).

Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:

Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren)

Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren)

Beide strategieën zijn vastgelegd in de Nota Ruimte (2006).

Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerende waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het projectbesluit

Repelweg 12 te Marknesse, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'.

6.4.3 Proces van de watertoets

De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland (versie december 2008) is gevolgd. Op basis hiervan is gebleken dat voor het voorliggende plan niet de procedure “Kleine plannen” gevolgd kan worden.

Ondanks dat hier de watertoets voor “Kleine plannen” volgens het logboek niet gevolgd kan worden, is hier toch volstaan met deze toets.

Reden hiervoor is dat er overleg heeft plaatsgevonden met het Waterschap Zuiderzeeland. De aanvrager dient een Waterwetvergunning aan te vragen voor het bouwen in de tussenbeschermingszone en de toename van de vervuilingseenheden.

6.4.4 Beschrijving van het watersysteem

6.4.5 Schoon water

6.5 Geluid

Geen verhoging t.o.v. het gebruik.

6.6 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

De voorgenomen ontwikkeling zal niet van dusdanige invloed zijn op de luchtkwaliteit dat het niet binnen de NIBM-regeling valt.

Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.De woonactiviteiten hebben geen wijzigingen met betrekking tot de luchtkwaliteit ten gevolg.

6.7 Externe Veiligheid

Er is hier geen sprake van een risicovolle inrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00006-VS01_0003.jpg"

Figuur 2 Uitsnede van de provinciale risicokaart waar het plangebied rood omcirkeld is

6.8 Archeologie En Cultuurhistorie

Op de locatie van het bouwplan is door ingenieursbureau MUG een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) uitgevoerd.

Geconcludeerd is dat het onderzoeksgebied uit verslagen dekzand bestaat en de kans op het aantreffen van intacte archeologisch resten minimaal is, wordt aanbevolen het terrein vrij te geven.

Hoofdstuk 7 Jurdische Toelichting

7.1 Algemeen

Het project is opgezet als een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening, een project met directe bouw- en gebruikstitel. Het projectbesluit bevat een ruimtelijke onderbouwing waarin de legalisatie en uitbreiding wordt onderbouwd en beschreven. Op de bijbehorende projectkaart (verbeelding) is de exacte omvang en ligging van het projectgebied is vastgelegd. Tot slot zijn in de voorschriften voor de bestemde gronden randvoorwaarden opgenomen waar bij de realisatie rekening mee gehouden dient te worden. De voorschriften behorende bij het projectbesluit zijn conform de voorschriften van het in ontwerp zijnde bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2010" opgesteld. In de voorschriften behorende bij het projectbesluit zijn geen ontheffingen opgenomen aangezien deze niet in de aard van het projectbesluit passen.

Bij de bestemming wordt in paragraaf 7.2 Verklaring vlakken, kort stilgestaan.

7.2 Verklaring Vlakken

Voor het perceel Repelweg 12 te Marknesse is de bestemming “Wonen 3 “ opgenomen. Ter plaatse van de bestemming is opvang van 50 tijdelijke werknemers toegestaan.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het projectbesluit is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening toegezonden aan de gebruikelijke instanties. De (eventuele) binnengekomen reacties worden samengevat en van antwoord voorzien. Het vooroverleg heeft plaats gevonden in het kader van het voorontwerpbestemmingspln 'Landelijk gebied 2010'. Tijdens de inzage periode zijn geen reactie ingediend tegen de Repelweg 12 te Marknesse.

8.2 Terinzagelegging

Het projectbesluit en de bijbehorende stukken zoals het bouwplan en de goede ruimtelijke onderbouwing inclusief de projectkaart en de voorschriften zullen voor de duur van zes weken ter inzage worden gelegd. Binnen deze periode kunnen belanghebbenden tegen het project zienswijze indienen.

In overeenstemming met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is het voornemen het projectbesluit te verlenen gepubliceerd in “De Flevopost” , in de Staatscourant en op de gemeentelijke website.

Met ingang van 16 december 2010 heeft voor een periode van zes weken het ontwerp-projectbesluit 'Marknesse, Repelweg 12' voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende de genoemde periode is tegen het ontwerp-projectbesluit een zienswijze naar voren gebracht door de provincie Flevoland.

Zienswijze provincie Flevoland (hierna provincie), postbus 55, 8200 AB LELYSTAD

d.d. 25 januari 2011

bij ons in geboekt 26 januari 2011

Ontwikkeling huisvesting buitenlandse werknemers

In eerste instantie geeft de provincie aan dat de provincie het ontwerp-projectbesluit 'Marknesse, Repelweg 12' (hierna projectbesluit) getoetst heeft aan het 'Gebiedsplan huisvesting arbeidsmigranten gemeente Noordoostpolder'. Één van de uitgangspunten is dat de huisvesting plaatsvindt op een (voormalig) agrarisch perceel en, met uitzondering van de grootschalige pensions, binnen het bestaande gebouw. Met heet eerst beginsel wordt leegstand in het landelijk gebied voorkomen en wordt heelal waardevolle karakteristieke bebouwing behouden, terwijl tegelijkertijd een forse bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van het huisvestigingsprobleem; met het tweede beginsel wordt voorkomen dat er binnen het landelijk gebied grootschalige ontwikkelingen plaatsvinden die leiden tot verrommeling van het landschap.

Ondanks het feit dat de ontwikkeling op Repelweg plaatsvindt op een perceel dat niet kan worden aangemerkt als een (voormalige) agrarisch perceel, en dat het gaat om een uitbreiding van een bestaand gebouw, acht de provincie de ontwikkeling goed mogelijk. Het bestaande gebouw betreft een voormalig logiesgebouw van het Waterloopkundig laboratorium dat vele jaren geleden zijn functie heeft verloren en daarmee vergelijkbaar is met een vrijgekomen boerderij in het buitengebied. Het gaat om een op zichzelf staande (solitair liggende) locatie aan de rand van het buitengebied. Voor een precedentwerking hoeft om deze reden niet te worden gevreesd. De welstandcommissie heft het bouwwerk inmiddels beoordeeld op zichzelf en in relatie tot de omgeving, en heeft ermee kunnen instemmen.
Met de kennis van nu zou de ontwikkeling zeker bij de opstelling van het Gebiedsplan zijn meegenomen, mede gelet op de geschiedenis van het pand en de locatie. De voorgestelde ontwikkeling is door de beperking in het gebruik en door haar ligging niet in strijd met de geest van het Gebiedsplan dat is gericht op een goede huisvesting voor tijdelijke arbeidsmigranten op een wijze die bovendien geen afbreuk doet aan het landelijk gebied.

Reactie gemeente

Deze reactie neemt de gemeente ter kennisgeving aan.

Archeologie

Het archeologoisch rapport dat als bijlage bij de toelichting van het ontwerp-projectbesluit us gevoegd voldoet niet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) noch aan de Monumentenwet 1988. Volgens de Monumentenwet moet een rapport aan het college worden overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Het archeologisch rapport biedt echter onvoldoende informatie om tot dit oordeel te kunnen komen.
Voor wat betreft het bureauonderzoek wordt namelijk verwezen naar de archeologische beleidskaart van de gemeente Noordoostpolder als zijnde het bureauonderzoek. Wel blijkt aanvullend hierop Archis (het landelijk archeologisch informatiesysteem) te zijn geraadpleegd om de meest recente archeologische waarnemingen te onderzoeken. Dit is onvoldoende. Voor locatieontwikkelingen dient een locatiespecifiek archeologisch bureauonderzoek te worden uigevoerd, waarin ondermeer inzicht wordt gegeven in voorgenomen bodemverstoringen (omvang en diepte), historische situatie van het terrein (historisch gebruik) en aardwetenschappelijke waarden. Het bureauonderzoek dat ten grondslag ligt aan de archeologische beleidskaart van de Noordoostpolder heeft een specifiek doel, namelijk het gemeentelijk/ regionaal niveau kunnen begrenzen van archeologische verwachtingszones die in beleidsmaatregelen worden vertaald. De beleidskaart geeft dus alleen aan waar onderzoek wel en waar onderzoek niet aan de orde is. Het bureauonderzoek dat hieraan ten grondslag lig, is alleen bedoeld om deze keuze te kunnen onderbouwen en niet om diepte- inzicht te geven in specifieke locaties. De rapportage van het archeologisch bureauonderzoek en in dit geval ook inventariserend booronderzoek dient alle informatie te verschaffen op basis waarvan een oordeel kan worden geveld over de archeologische waardestelling van de betreffende locatie. Op basis van de huidige archeologische rapportage valt degespecificeerde archeologische verwachting niet te toetsen en dus ook niet de gehanteerde onderzoeksmethodiek.

De provincie verzoekt de geconstateerde omissies in de archelogische rapportage bij de vastelling van het projectbesluit weg te nemen.

Reactie gemeente

Deze reactie neemt de gemeente ter kennisgeving aan. In het vervolg zal anders worden om gegaan met deze materie.

Natuur

a. Vogel- en Habitatrichtlijn beschermingszones en Natura 2000-gebieden

In de toelichting op het plan is voor de omgevingstoets volstaan met een eigen oordeel over de mogelijke gevolgen voor natuurwaarden. De tekst maakt onderscheid tussen Vogel- en Habitatrichtlijn beschermingszones en Natura 2000-gebieden. Dat is onjuist. Ze zijn synoniem.

Reactie gemeente

De tekst in de toelichting zal worden aangepast.

b. Natura 2000-gebieden

Met de conclusie dat de projectlocatie ver is afgelegen van Zwarte Meer en Wieden kan worden ingestemd. Echter, afstand sluit op zichzelf niet op voorhand alle mogelijke negatieve effecten uit. In dit geval is met name relevant in hoeverre extra verkeersbewegingen naar en van, en geintensiveerd woongebruik aan de Repelweg 12, wat de effecten zijn op de depositie van stikstofverbindingen op de gevoelige en reeds overbelaste habitats van de Wieden.

Reactie gemeente

De provincie heeft gelijk dat de afstand op voorhand niet alle mogelijke negatieve effecten uit. Echter worden de werknemers die worden gehuisvest aan de Repelweg worden 's ochtends opgehaald en 's middags weer teruggebracht. Het vervoer vindt plaats met maximaal 3 busjes of 6 personenauto's. Het aantal verkeerswegingen op de Repelweg neemt hierdoor nauwelijks toe. Dit betekend dat er geen negatieve effecten ontstaan. Het geen zal in de toelichting worden toegevoegd.

c. Soortbescherming

Gelet op het plan om in het bosgebied uit te breiden en er dus houtopstand verloren zal gaan, moet nader worden onderzocht of de bomen bijvoorbeeld in gebruik zijn bij strikte beschremde soorten zoals vleermuizen. Voorts zijn in het kader van de totstandkoming van het rugstreeppaddenmanagementplan al eerder afspraken gemaakt over onderzoek naar het voorkomen van de rugstreeppad. Bij de vaststelling van het projectbesluit zal als deel van een goede ruimtelijke onderbuwing de soortbescherming beter moeten worden geborgd.

Reactie gemeente

In overleg met buro Bakker (adviesburo voor ecologie) is geconcludeerd dat er momenteel geen onderzoek kan plaatsvinden naar vleermuizen omdat deze hun winterslaap houden. Omdat er op het perceel geen oude bomen aanwezig zijn, is het zeer onwaarschijnlijk dat de vleermuis hier aanwezig is. Op het perceel wordt slechts een aantal jonge bomen gekapt. Tevens zal de vleermuis het perceel niet gebruiken als aanvliegroute omdat de bomen willekeurig op het erf staan en niet in een rij.

Ten aanzien van de rugstreeppad kan geconcludeerd worden dat deze niet in het plangebied aanwezig is, aangezien het leefgebied van de de rugstreeppad zich niet uitstrekt tot met bos begroeide gebieden.

De hierbovengenoemde punten worden opgenomen in de toelichting van het projectbesluit.

Waterschap

Gelet op het feit dat gebouwd gaat worden naast de zogenoemde teensloot van de dijk, is het gewenst het Waterschap nauw bij de ontwikkeling te betrekken.

Reactie gemeente

Het waterschap is nauw betrokken bij de ontwikkeling op het perceel Repelweg 12 te Marknesse. Naast het projectbesluit en de bouwaanvraag dient de initiatiefnemer een vergunning aan te vragen bij het waterschap.

Hoofdstuk 9 Economische Uitvoerbaarheid

Aan de zijn geen financiële consequenties verbonden voor de gemeente. Alle kosten voor de ontwikkeling van de huisvesting voor tijdelijke werknemers en dergelijke zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling is derhalve verzekerd.

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Zienswijze Provincie

Bijlage 3 Zienswijze provincie