KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer - 2
Artikel 6 Water
Artikel 7 Leiding - Water
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Slotregel
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Situering Projectgebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Opzet Ruimtelijke Onderbouwing
Hoofdstuk 2 Beschrijving Project
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Structuurvisie Noordoostpolder (2010)
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Algemeen
4.2 Milieutechnische Aspecten
4.3 Waterparagraaf
4.4 Ecologie
4.5 Archeologie
4.6 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Verklaring Vlakken
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Quick-scan Ecologisch Onderzoek
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Reactie- En Antwoordnota
Bijlage 4 Gegevens Gasunie

Marknesse, Vollenhoverbrug

Projectbesluit - gemeente Noordoostpolder

Vastgesteld op 30-11-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het projectbesluitVollenhoverbrug van de gemeente Noordoostpolder.

1.2 projectbesluit

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.PB00009-VS01 met de bijbehorende voorschriften (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanlegvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening.

1.6 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.7 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.8 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter bouwhoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land.

1.9 staat van bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage zijn aangeduid als categorie 1, 2, 3.1 of 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3'
  2. b. detailhandel, als nevenactiviteit in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten en in AGF-producten, met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 200 m²,
  3. c. kleinschalige agrarische activiteiten zoals het kweken van fruit, groente, (sier)heesters en het houden van dieren als ondergeschikte nevenactiviteit,
  4. d. instandhouding en ontwikkeling van de afschermende erfsingel, met daarbij behorende sloot, aan de zijgrenzen en de achtergrens van het bestemmingsvlak,
  5. e. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en tuinen

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen,
  2. b. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding met vee,
  3. c. voet- en fietspaden en onderhoudspaden van ten hoogste 1 rijstrook,
  4. d. waterlopen en waterpartijen,
  5. e. nutsvoorzieningen,
  6. f. verhardingen, wegen en paden,
  7. g. kades,
  8. h. kunstobjecten.

4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

bouwwerken: max. bouwhoogte
reclame-uitingen: 2 m
kunstobjecten: 5 m
overige andere bouwwerken: 4 m

Artikel 5 Verkeer - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. doorgaande gebiedsontsluitingswegen met ten hoogste twee rijbanen en maximaal vier rijstroken, met bijbehorende parkeerstroken, opstelstroken, fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten,
  2. b. parkeervoorzieningen, waaronder carpoolstroken,
  3. c. wegbeplantingen en singels, en

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds,
  2. b. waterhuishouding,
  3. c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwaarden,
  4. d. waterwegen ten dienste van het verkeer te water,
  5. e. extensieve openluchtrecreatie, voorzover de waterhuishouding en de onder c en d bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast, en
  6. f. behoud, herstel en beheersing van de functie water, alsmede verkeer te water zoals lichtbakens,
  7. g. bruggen, ter plaatse van de aanduiding 'brug', en
  8. h. sluizen en gemalen.

6.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals:

  1. a. bruggen,
  2. b. gemalen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen,
  3. c. botenloods, waarvan de bouwhoogte en oppervlakte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte,
  4. d. de bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'stuw' mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte en oppervlakte,
  5. e. kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen,
  6. f. overige andere bouwwerken zoals duikers, aanlegsteigers, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

6.3 Specifieke gebruiksregels

Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van water als ligplaats voor woonboten.

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de hoofdwaterleiding en daarbij behorende voorzieningen,met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water'.

7.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Ontheffing van de bouwregels

Met toepassing van afdeling 3.4 Awb zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende, andere bestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en vooraf ter zake het advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

7.4 Aanlegvergunning

Het is verboden op of in de in lid 7.1 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende de werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. a. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting,
  2. b. het wijzigen van maaiveldniveau door ontgronding of ophoging,
  3. c. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen, drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk,
  4. d. diepploegen,
  5. e. het aanbrengen van gesloten verhardingen,
  6. f. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen,
  7. g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen,
  8. h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair,
  9. i. het indrijven van voorwerpen in de bodem.

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning, vragen zij schriftelijk advies bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor:

  1. a. waterkering en daarbij behorende voorzieningen,
  2. b. wegen, inspectiepaden, fiets- en voetpaden, bermen, sloten,
  3. c. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwaarden,
  4. d. extensief agrarisch medegebruik in de vorm van beweiding met vee,
  5. e. extensieve openlucht recreatie.

8.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, zijn andere bouwwerken tot een bouwhoogte van 4 m.

8.3 Ontheffing van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregel

Het bouwen en gebruik krachtens de bestemming van de gronden als bedoeld in lid 8.1, mag uitsluitend geschieden:

  1. a. voorzover de belangen van de waterkering dat gedogen, en
  2. b. nadat ter zake advies is ingewonnen bij het waterschap, voorzover het de belangen van de waterkering betreft.

Hoofdstuk 3 Slotregel

Artikel 9 Slotregel

Deze voorschriften worden aangehaald als:

Voorschriften van het projectbesluitVollenhoverbrug.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De Vollenhoverbrug is versleten en dient te worden vervangen. De eigenaar van de brug, de provincie Flevoland heeft hiervoor een aanvraag ingediend bij de Gemeente Noordoostpolder. De Vollenhoverbrug verbindt al ruim zestig jaar het oude land met de Noordoostpolder. De nieuwe brug zal iets breder worden zodat het verkeer in de toekomst beter kan doorstromen. Ook zal de brug hierdoor veiliger worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00009-VS01_0001.png"

afbeelding - Vollenhoverbrug

1.2 Situering Projectgebied

De provinciale weg N331 over het Vollenhoverkanaal bij Vollenhove vormt een belangrijke gebiedsontsluitingsweg. Het verbindt de Noordoostpolder, met de richtingen Vollenhove, Zwartsluis, Meppel en Zwolle. De Vollenhoverbrug is mede de overgang tussen de provincies Flevoland en Overijssel en de ontsluiting over water tussen Blokzijl - Zwarte Meer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00009-VS01_0002.jpg"

afbeelding - projectgebied Vollenhoverbrug

De huidige brug is te smal voor een goede doorstroming van het verkeer. Dit zorgt voor een onveilige situatie voor autoverkeer, fietsers en voetgangers. Daarom is de maximum snelheid ter hoogte van de brug teruggebracht van 80 km/uur naar 60 km/uur. De huidige verkeersintensiteit bedraagt circa 8.600 motorvoertuigen per dag in twee richtingen.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het projectgebied valt binnen het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2004" dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder op 29 september 2005 en goedgekeurd door de provincie Flevoland op 28 maart 2006.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00009-VS01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00009-VS01_0004.png"

afbeelding - uitsnede plankaart geldend bestemmingsplan van het projectgebied

De nieuwe brug zal verbreedt worden en wordt gerealiseerd met een ander wegprofiel ten opzichte van de huidige situatie. Aangezien de nieuwe brug daarmee strijdig is met het huidige geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004" zal er vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan "Landelijk gebied 2010" een projectbesluitprocedure worden gevoerd om de vervanging mogelijk te maken.

1.4 Opzet Ruimtelijke Onderbouwing

In de ruimtelijke onderbouwing wordt in de volgende hoofdstukken stilgestaan bij verschillende relevante aspecten.

  • Hoofdstuk 2 geeft de beschrijving van het project;
  • in hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de relevante beleidsstukken;
  • hoofdstuk 4 beschrijft de planologische en milieutechnische randvoorwaarden;
  • in hoofdstuk 5 wordt de juridische toelichting van het project beschreven;
  • tot slot is in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Project

De nieuwe brug zal breder worden in vergelijking met de huidige situatie, om de doorstroming van de provinciale weg (N331) te verbeteren. Daarbij wordt ook de verkeersveiligheid vergroot voor fietsers en voetgangers door middel van een afgescheiden fiets- / voetpad. Het wegdek uit de huidige situatie wordt met de nieuwe brug geheel gebruikt voor autoverkeer.

De plannen bestaan uit het slopen van de huidige brug en het realiseren van een nieuwe brugconstructie. De start van de werkzaamheden staat gepland voor 2011. De doorvaarthoogte wordt vergroot van 2,65 meter naar 3,00 meter en de doorvaartbreedte gaat van 7,5 meter naar minimaal 10,5 meter. De rijbaan wordt verbreedt van 5,5 meter naar 8,6 meter voor de nieuwe brug. De daadwerkelijke uitbreiding bestaat uit het fiets- / voetpad van 4 meter breed, deze vindt plaats aan de zuidzijde (richting Kadoelerweg).

De nieuwe brug zal niet breder zal worden dan 14,5 meter. De as van de oude brug komt nagenoeg overeen met de as van de rijbaan op de nieuwe brug. Uitbreiding vindt plaats naar de zuidzijde. Zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde moet voldoende ruimte gereserveerd worden in de bestemming. Om op deze manier voldoende flexibiliteit te geven voor de aanleg van de nieuwe brug. Daarom zal er een marge in het bestemmingsvlak worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0171.PB00009-VS01_0005.jpg"afbeelding - huidige en nieuwe dwarsprofiel Vollenhoverbrug

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Structuurvisie Noordoostpolder (2010)

De gemeente Noordoostpolder is momenteel bezig met de voorbereidingen voor het opstellen van een nieuwe structuurvisie. Op 14 januari 2010 is "De Tweede Oplevering" vastgesteld. Dit is het definitief beleidskader voor de Structuurvisie Noordoostpolder.

In deze "De Tweede Oplevering" wordt toegewerkt naar een "5de laag". De laag bestaat uit 5 deelgebieden:

  • duurzame productie punt;
  • recreatie punt;
  • woonpunt;
  • cultuurtoeristisch punt;
  • intensieve bedrijvigheidpunt (A6-zone).

Het projectgebied ligt in de woonpunt. De woonpunt heeft voor de ontwikkeling van Wegen en Water de volgende uitgangspunten:

  • uitbreiding van de wandel- en fietsroutes, met name koppeling oude en nieuwe land;
  • opwaarderen N50, N331 en N333;
  • scheiden landbouwverkeer en recreatief verkeer waar mogelijk;
  • aanleg natuurvriendelijke oevers in verband met uitbreiding watersysteem.

Vanuit de eerste twee uitgangspunten ondersteund het beleid van de Structuurvisie Noordoostpolder de vervanging van de Vollenhoverbrug. Ook past de vervanging van de Vollenhoverbrug binnen de Nota Mobiliteit Flevoland.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

4.1 Algemeen

Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige project getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.

4.2 Milieutechnische Aspecten

4.2.1 Geluid

In 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidsgevoelige en overige gebouwen. De voorgenomen ontwikkeling betreft de vernieuwing van de Vollenhoverbrug , dit is in de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelig gebouw.

Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van projectbesluiten rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. In de toekomstige situatie wordt het fietspad afgescheiden van de rijstroken voor motorverkeer. De ontwikkeling is echter alleen ter verbetering van de verkeerveiligheid. Het aantal rijstroken op de brug blijft gelijk. De as van de weg blijft nagenoeg op dezelfde plaats en de verkeersintensiteit wordt door de aanpassing niet vergroot.

Hiermee valt de ontwikkeling niet onder "reconstructie van een weg" zoals genoemd in artikel 1 van de Wgh. Akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.2.2 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. In deze wet is van bepaalde projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.

De voorgenomen ontwikkeling zal op geen manier de luchtkwaliteit aantasten en zal om deze reden worden beschouwd onder "niet in betekenende mate".

Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.

4.3 Waterparagraaf

In het kader van de waterparagraaf heeft er afstemming plaatsgevonden met de waterschappen Reest en Wieden en Zuiderzeeland.

Waterschap Reest en Wieden
De Vollenhoverbrug ligt volledig buiten de verbodszones van de primaire waterkering. De brug ligt in de provincie Flevoland, de gemeente Noordoostpolder en het waterschap Zuiderzeeland. Er is derhalve geen watervergunning nodig van het waterschap Reest en Wieden voor het vervangen van deze brug.

De afvoer van een groot deel van het waterschap gaat via gemaal Stroink, welke loost op het Vollenhovermeer. De capaciteit van het gemaal is maximaal 3400 m³/min. Deze afvoer moet ten allertijde geloost kunnen worden op het Vollenhovermeer. Stremming zal kunnen leiden tot hogere waterstanden en indirect tot wateroverlast. Dit is afhankelijk van de duur en het tijdstip van stremming. In de zomer kan er een omgekeerde situatie ontstaan als er een watertekort is zal er aanvoer van water mogelijk moeten zijn. Naast gemaal Stroink zijn er ook nog een paar kleine waterstaatkundige objecten die lozen of onttrekken aan het Vollenhovermeer, maar staan niet in verhouding tot gemaal Stroink.

Waterschap Zuiderzeeland
Het waterschap heeft waterinlaten in de waterkering liggen welke oppervlaktewater inlaten uit het Vollenhovermeer/Vollenhoverkanaal. Hiermee dient rekening te worden gehouden. De Vollenhoverweg kruist de waterkering van Waterschap Zuiderzeeland. Werkzaamheden aan de brug mogen niet plaatsvinden in het gesloten seizoen, althans voor zover ze plaatsvinden binnen waterkering.

Aangezien het grootste deel van de Vollenhoverbrug in het beheersgebied ligt van Zuiderzeeland is dit waterschap bevoegd gezag als het gaat om de nog aan te vragen watervergunning.

4.4 Ecologie

Bij het opstellen van ieder bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met effecten op ecologische waarden in of in nabijheid van het projectgebied. Hiervoor is wetgeving ontwikkeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt in gebieds- en soortbescherming. Gebiedsbescherming vindt plaats door middel van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Soortbescherming gebeurt door de werking van de Flora- en Faunawet. Door initiatiefnemer is aan Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek B.V. uit Veenwouden de opdracht gegeven om een Quickscan (Quick-scan ecologisch onderzoek, Altenburg & Wymenga, projectnr. 1529vhb.09, d.d. 24-03-2010) te laten uitvoeren (zie Bijlage 1).

4.4.1 Conclusies m.b.t. beschermde gebieden

Natuurbeschermingswet: Voortoets.

  • De beoogde vervanging van de brug veroorzaakt geen conflict met de Natuurbeschermingswet ten aanzien van Meervleermuis, mits negatieve effecten op de mogelijke vliegroute van Meervleermuis over het Vollenhoverkanaal worden voorkomen (zie paragraaf 4.2, Natuurbeschermingswet). Maatregelen om negatieve effecten op Meervleermuis te voorkomen, dienen vooraf te zijn vastgelegd in de uitvoeringsbeschrijvingen van de werkzaamheden. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet worden onderzocht of de beoogde herinrichting een conflict veroorzaakt met de instandhoudingsdoelen van Meervleermuis in de Natura 2000-gebieden 'Wieden' en 'Zwarte Meer'.
  • De beoogde werkzaamheden veroorzaken een verstoring van Rivierdonderpad die waarschijnlijk langs de stenige kanaaloevers onder de Vollenhoverbrug aanwezig zijn. Het gaat hier om een tijdelijke en zeer plaatselijke verstoring en het is niet te verwachten dat het instandhoudingsdoel van Rivierdonderpad in het Natura 2000- gebieden 'Wieden' in gevaar komt. Om deze reden heeft de provincie Flevoland (bevoegd gezag) geoordeeld dat de vervanging van de brug niet vergunningplichtig is volgens de Natuurbeschermingswet ten aanzien van de Rivierdonderpad.
  • De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Natuurbeschermingswet ten aanzien van de overige aangewezen natuurwaarden van de Natura 2000-gebieden nabij het projectgebied.

Ecologische Hoofdstructuur

  • Het Vollenhoverkanaal vormt een ecologische verbinding tussen de (natuur)gebieden die noordelijke en zuidelijk daarvan liggen. De beoogde herinrichting zal de kwaliteit van deze verbinding, voor zover deze onder en vlakbij de brug ligt, kunnen verlagen. Tijdens de aanlegfase zal een belemmering optreden voor dieren die de oevers van het kanaal volgen om de brug onderlangs te passeren. De initiatiefnemer wordt aangeraden om in contact te treden met de provincie Flevoland over deze tijdelijke en plaatselijke verstoring van de PEHS.
  • Negatieve effecten op vleermuizen kunnen worden voorkomen door voldoende rekening te houden met de waarschijnlijk aanwezige vliegroute van vleermuizen onder de brug (zie paragraaf 4.2, Ecologische Hoofdstructuur). Na de aanlegfase kan ervoor worden gezorgd dat dieren langs de oevers van het kanaal de brug onderlangs kunnen blijven passeren, bijvoorbeeld door het inrichten van faunapassages. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, veroorzaakt de beoogde herinrichting in dezen geen conflict met de regelgeving omtrent de PEHS.
  • De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met de regelgeving omtrent de PEHS ten aanzien van de overige PEHS-gebieden in de omgeving van het projectgebied.

4.4.2 Conclusies m.b.t. beschermde soorten

Rivierdonderpad
Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een goedgekeurde gedragscode, veroorzaakt de vervanging van de brug geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van Rivierdonderpad. Indien niet wordt gewerkt volgens een dergelijke gedragscode, is aanvullend onderzoek naar aanwezigheid van de Rivierdonderpad noodzakelijk en afhankelijk van de resultaten mogelijk een ontheffingsaanvraag.

Vogels
De beoogde inrichting veroorzaakt geen conflict met de Flora-en faunawet ten aanzien van broedende vogels, mits verstoring van broedende vogels en hun nesten wordt voorkomen.

Vleermuizen
De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Flora-en faunawet ten aanzien van vleermuizen, mits de waarschijnlijk aanwezige vliegroute van vleermuizen onder de brug niet worden verstoord. Wanneer negatieve effecten niet worden tegengegaan, is aanvullend onderzoek nodig naar de aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen om te bepalen of de ingreep een conflict veroorzaakt met de Flora- en faunawet ten aanzien van vliegroutes van vleermuizen.

Overige soorten
Wettelijk beschermde soorten die in deze paragraaf niet worden genoemd, komen naar verwachting niet voor in het projectgebied en/of ondervinden geen negatieve effecten van de beoogde herinrichting. De beoogde herinrichting veroorzaakt ten aanzien van de betreffende soorten geen conflict met de Flora-en faunawet.

4.4.3 Aanbevelingen

De initiatiefnemer wordt aangeraden om met de provincie Flevoland in overleg te treden ten aanzien van de tijdelijke negatieve effecten op de ecologische verbinding via de kanaaloevers onder de brug. De initiatiefnemer kan tevens gebruik maken van ter zake deskundigen op het gebied van ecologische verbindingen. Daardoor kan vooraf aan de werkzaamheden worden vastgesteld welke maatregelen nodig zijn om de ecologische verbinding langs de oevers van het Vollenhoverkanaal te optimaliseren, bijvoorbeeld middels faunapassages.

De initiatiefnemer kan gebruik maken van ter zake deskundigen op het gebied van vleermuizen. Met behulp van advisering en ecologische begeleiding kan zodoende worden gezekerd dat de mitigerende maatregelen ten aanzien van vleermuizen juist worden uitgevoerd.

4.5 Archeologie

In verband met het voornemen om de vollenhoverbrug te vervangen moeten archeologische waarden in het planvormingsproces betrokken worden. Op de speciaal voor de gemeente Noordoostpolder ontwikkelde "Archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Noordoostpolder" is aangegeven welke gebieden een hoge verwachtingskans op archeologische vondsten hebben, welke een gematigde kans op archeologische vondsten hebben, en welke gebieden een lage verwachtingskans op archeologische vondsten hebben. Verder is op de kaart aangegeven waar zich scheepswrakken bevinden en welke gebieden een archeologisch monument betreffen. Op basis van de Archeologische basis- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Noordoostpolder kan gesteld worden dat voor het hele gebied een "lage archeologische verwachting" geldt.

Nader archeologisch onderzoek is op basis van deze verwachtingswaarde niet noodzakelijk. Het opnemen van een aanlegvergunningplicht in de bestemmingsplanregels kan daarom achterwege blijven. Tijdens de uitvoering kunnen in het projectgebied toch archeologische waarden worden aangetroffen. In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, artikel 53, lid 1 is aangegeven dat de uitvoerder de plicht heeft eventuele archeologische vondsten tijdens de werkzaamheden te melden aan het college van burgemeester en wethouders.

4.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat onder meer over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen - als vuurwerk, lpg en munitie - over weg, water, spoor en door buisleidingen.

Voor de rampen en crises die verband houden met externe veiligheid zijn vooral ongevallen met brandbare, explosieve of giftige stoffen van belangen. Deze ongevallen zijn te onderscheiden in drie typen.

  1. a. Inrichtingen.
  2. b. Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
  3. c. Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen toe en aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi, 27 mei 2004) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet daarom twee zaken worden onderzocht.

  • I. Wordt er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen in verband met het zogenaamde plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • II. Of bestaande of geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichten en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico. Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De routering van gevaarlijke stoffen wordt sinds 1 augustus 1996 geregeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs). Als verplichte route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen kunnen daarvoor rijks-, provinciale en gemeentewegen worden aangewezen.

Op basis van artikel 18 van deze wet is de gemeenteraad bevoegd wegen of weggedeelten aan te wijzen waarvoor een routeplicht geldt. Deze route dient echter aan te sluiten op die route, die in dat kader door het rijk en de provincie is vastgesteld.

Hieronder volgt een toelichting per type.

  1. a. Inrichtingen.

Uit raadpleging van de "Risicokaart Flevoland" blijkt dat er geen risicovolle bedrijven of andere objecten in de directe nabijheid van het projectgebied liggen. Dit geldt ook voor bedrijven die in het Risicoregister gevaarlijke stoffen (Rrgs) zijn ingevoerd.

  1. b. Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Nabij het projectgebied komen geen routes gevaarlijke stoffen voor.

  1. c. Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Nabij het projectgebied zijn buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Voor en tijdens de werkzaamheden voor de vervanging van de Vollenhoverbrug zal de projectleider contact op nemen met de Gasunie over deze nabij de brug gelegen buisleidingen. Dit in verband met vereiste afstanden etc.

Uit gegevens van de gasunie blijkt dat het plaatsgebondenrisico van de naast gelegen leiding op het hart van de leiding ligt, daarnaast geldt een belemmeringsstrook van 5 m aan weerszijden van de leiding. Voor wat betreft het groepsrisico is geconstateerd dat er geen of een geringe toename is. De gegevens van de gasunie zijn opgenomen in bijlage 4 (gegevens gasunie).

In de toekomstige situatie wordt het fietspad afgescheiden van de rijstroken voor motorverkeer. De ontwikkeling is alleen ter verbetering van de verkeerveiligheid. Het aantal rijstroken op de brug blijft gelijk. De as van de weg blijft nagenoeg op dezelfde plaats en de verkeersintensiteit wordt door de aanpassing niet vergroot. Er is geen verwachting dat het groepsrisico zal toenemen door voorgenomen ontwikkeling.

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen nadere beschouwing behoeft.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Algemeen

Het project is opgezet als een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening, een project met directe bouw- en gebruikstitel. Het projectbesluit bevat een ruimtelijke onderbouwing waarin de aanleg wordt onderbouwd en beschreven. Op de bijbehorende projectkaart (verbeelding) is de exacte omvang en ligging van het projectgebied is vastgelegd. Tot slot zijn in de voorschriften voor de bestemde gronden randvoorwaarden opgenomen, waar bij de realisatie rekening mee gehouden dient te worden. De voorschriften behorende bij het projectbesluit zijn conform de regels van het in voorontwerp zijnde bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2010" opgesteld. In de voorschriften behorende bij het projectbesluit zijn geen ontheffingen opgenomen aangezien deze niet in de aard van het projectbesluit passen.

5.2 Verklaring Vlakken

In een projectbesluit wordt niet de terminologie gehanteerd van bestemmingen en aanduidingen zoals dat wel gebeurt bij bestemmingsplannen maar wordt gewerkt met besluitvlakken en subbesluitvlakken. Voor de verbeelding bij dit projectbesluit heeft dit er toe geleid dat voor de bedrijf, groen, verkeer - 2 en water bestemming besluitvlakken zijn opgenomen. Deze besluitvlakken komen overeen met de bestemmingen zoals deze in het voorontwerp bestemmingsplan "Landelijk gebied 2010" zijn opgenomen. De inhoud van de voorschriften behorende bij deze besluitvlakken is overeenkomstig de inhoud van de regels van het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2010".

Naast de opgenomen besluitvlakken als vervanging van de hoofdbestemmingen zijn voor de dubbelbestemmingen (waterleiding en waterkering) en de aanduidingen (brug en toegestane bedrijvigheid) ook besluitvlakken opgenomen. In verband met het digitaal raadpleegbaar maken van projectbesluiten is het hanteren van subbesluitvlakken bij dit projectbesluit niet mogelijk.
Met het opnemen van deze besluitvlakken wordt aangesloten bij de dubbelbestemmingen/aanduidingen uit het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2010". Het besluitvlak voor de brug zorgt ervoor dat de verkeersfunctie toch kan worden weergegeven, ondanks de onderbroken verkeersbestemming door het besluitvlak voor water.

In de voorschriften die gekoppeld zijn aan de besluitvlakken staan de bouw- en gebruikregels beschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerp projectbesluit 'Vollenhoverbrug' heeft vanaf 5 augustus 2010 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging zijn twee zienswijzen ingediend door de VROM-inspectie en het Waterschap Zuiderzeeland. Beide zienswijzen zijn hebben geleid tot aanpassingen van het plan. Hun zienswijze en de reactie van de gemeente hierop is samengevoegd in bijlage 3 (Reactie- en antwoordnota) behorend bij dit projectbesluit.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief waarvan de aanvrager de kosten draagt. De kans op planschade ex artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening ten gevolge van dit bouwplan wordt gering geacht. Met de initiatiefnemer is een planschade overeenkomst gesloten waarin deze verklaart de volledige planschade voor zijn/haar rekening te nemen. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)

AFSTANDEN IN METERS INDICES
SBI-CODE OMSCHRIJVING GEUR STOF GELUID GEVAAR CATEGORIE VERKEER BODEM LUCHT
Tabel 1: Bedrijven
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 10 50 10 3.1 2
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 2 1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 30 10 50 10 3.1 2
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 2 1
0162 KI-stations 30 10 30 0 2 1
03 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0312 Binnenvisserijbedrijven 50 0 50 10 3.1 1
032 Vis- en schaaldierkwekerijen
032 - visteeltbedrijven 50 0 50 0 3.1 1
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
101, 102 Slachterijen en overige vleesverwerking:
101, 102 - slachterijen en pluimveeslachterijen 100 0 100 50 R 3.2 2
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 0 100 50 R 3.2 2
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 0 50 30 3.1 1
101 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 0 50 10 3.1 1
101, 102 - loonslachterijen 50 0 50 10 3.1 1
108 - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 0 50 10 3.1 2
102 Visverwerkingsbedrijven:
102 - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 10 50 30 3.2 1
102 - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 10 30 10 3.1 1
1031 Aardappelprodukten fabrieken:
1031 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 10 50 50 R 3.1 1
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 - jam 50 10 100 10 3.2 1
1032, 1039 - groente algemeen 50 10 100 10 3.2 2
1032, 1039 - met koolsoorten 100 10 100 10 3.2 2
1051 Zuivelprodukten fabrieken:
1051 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 50 0 100 50 R 3.2 2
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 0 100 50 R 3.2 2
1052 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 2 1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 2 1
1071 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 30 100 30 3.2 2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 10 100 30 3.2 2
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 30 50 30 3.2 2
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
10821 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 30 50 30 R 3.2 2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
1073 Deegwarenfabrieken 50 30 10 10 3.1 2
1083 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 - theepakkerijen 100 10 30 10 3.2 2
1089 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 - zonder poederdrogen 100 10 50 10 3.2 2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 2 1
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 10 0 100 50 R 3.2 3
13 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 10 50 100 30 3.2 2
132 Weven van textiel:
132 - aantal weefgetouwen < 50 10 10 100 0 3.2 2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 0 50 10 3.1 2 B
139 Vervaardiging van textielwaren 10 0 50 10 3.1 1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 0 10 50 10 3.1 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 0 50 0 3.1 1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 2 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 10 10 10 3.1 1 B L
15 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 10 30 10 3.1 2
152 Schoenenfabrieken 50 10 50 10 3.1 2
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 0 50 100 50 R 3.2 2
16102 Houtconserveringsbedrijven:
16102 - met zoutoplossingen 10 30 50 10 3.1 2 B
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 30 100 10 3.2 3 B
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout² 0 30 100 0 3.2 2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 0 30 50 0 3.1 1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 2 1
17 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1712 Papier- en kartonfabrieken:
1712 - p.c. < 3 t/u 50 30 50 30 R 3.1 1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 30 100 30 R 3.2 2
17212 Golfkartonfabrieken:
17212 - p.c. < 3 t/u 30 30 100 30 R 3.2 2
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 0 100 10 3.2 3 B L
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 30 0 100 10 3.2 3 B
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 2 1 B
1814 Grafische afwerking 0 0 10 0 1 1
1814 Binderijen 30 0 30 0 2 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 2 2 B
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 2 2 B
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 1 1
19 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 0 100 30 R 3.2 2 B L
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 10 50 50 R 3.1 2 B L
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 2 2
2052 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 - zonder dierlijke grondstoffen 100 10 100 50 3.2 3 B L
205902 Fotochemische produktenfabrieken 50 10 100 50 R 3.2 3 B L
205903 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 10 50 50 R 3.1 3 B
22 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 - vloeropp. < 100 m² 50 10 30 30 3.1 1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 10 50 50 R 3.2 1
222 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 30 50 30 3.1 2
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
231 Glasfabrieken:
231 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 30 30 100 30 3.2 1 L
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 30 50 10 3.1 1
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 2 1 L
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 50 100 30 3.2 2 L
23612 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 - p.c. < 100.000 t/j 10 50 100 30 3.2 2
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 50 100 30 3.2 2
2363, 2364 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 - p.c. < 100 t/u 10 50 100 10 3.2 3
2365, 2369 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369 - p.c. < 100 t/d 10 50 100 50 R 3.2 2
237 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 10 30 100 0 3.2 1
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 10 30 50 0 3.1 1
2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 10 30 50 10 3.1 1
2399 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 50 50 100 50 3.2 2
25, 31 VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
251, 331 Constructiewerkplaatsen
251, 331 - gesloten gebouw 30 30 100 30 3.2 2 B
251, 331 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 30 30 50 10 3.1 1
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 50 30 100 30 3.2 2 B
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² 30 30 50 10 3.1 1 B
2561, 3311 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 - algemeen 50 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - metaalharden 30 50 100 50 3.2 1 B
2561, 3311 - lakspuiten en moffelen 100 30 100 50 R 3.2 2 B L
2561, 3311 - scoperen (opspuiten van zink) 50 50 100 30 R 3.2 2 B L
2561, 3311 - thermisch verzinken 100 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - thermisch vertinnen 100 50 100 50 3.2 2 B L
2561, 3311 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 50 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - anodiseren, eloxeren 50 10 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - chemische oppervlaktebehandeling 50 10 100 30 3.2 2 B
2561, 3311 - emailleren 100 50 100 50 R 3.2 1 B L
2561, 3311 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 30 30 100 50 3.2 2 B
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie 10 30 100 30 3.2 1 B
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² 10 30 50 10 3.1 1 B
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 30 100 30 3.2 2 B
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² 30 30 50 10 3.1 1 B
27, 28, 33 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
27, 28, 33 - p.o. < 2.000 m² 30 30 100 30 3.2 2 B
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 2 1
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 30 100 50 3.2 2 B L
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 2 1
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 30 0 50 30 3.1 2 B
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 10 50 30 3.1 1 B
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 2 1
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 10 100 30 R 3.2 2
30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 - houten schepen 30 30 50 10 3.1 2 B
301, 3315 - kunststof schepen 100 50 100 50 R 3.2 2 B
302, 317 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 - algemeen 50 30 100 30 3.2 2 B
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 10 100 30 R 3.2 2 B
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 30 100 30 3.2 2 B
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 Meubelfabrieken 50 50 100 30 3.2 2 B
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 1 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 2 1 B
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 2 2
323 Sportartikelenfabrieken 30 10 50 30 3.1 2
324 Speelgoedartikelenfabrieken 30 10 50 30 3.1 2
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 2 1
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 10 50 30 3.1 2
35 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
35 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 50 100 30 R 3.2 2 L
35 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 50 100 30 R 3.2 2 L
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 0 0 30 10 2 1 B
35 - 10 - 100 MVA 0 0 50 30 3.1 1 B
35 - 100 - 200 MVA 0 0 100 50 3.2 1 B
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 0 10 10 1 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 10 2 1
35 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 0 0 50 50 R 3.1 1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - stadsverwarming 30 10 100 50 3.2 1
35 - blokverwarming 10 0 30 10 2 1
35 windmolens:
35 - wiekdiameter 20 m 0 0 100 30 3.2 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 10 0 50 30 3.1 1
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 - < 1 MW 0 0 30 10 2 1
36 - 1 - 15 MW 0 0 100 10 3.2 1
41,
42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 30 100 10 3.2 2 B
41, 42, 43 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 30 50 10 3.1 2 B
41, 42, 43 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 10 30 50 10 3.1 2 B
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 2 1 B
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 2 2 B
451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 10 10 100 10 3.2 2
45204 Autoplaatwerkerijen 10 30 100 10 3.2 1
45204 Autobeklederijen 0 0 10 10 1 1
45204 Autospuitinrichtingen 50 30 30 30 R 3.1 1 B L
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 2 3
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 2 1
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 1
4621 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 30 30 50 30 R 3.1 2
4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 2 2
4623 Grth in levende dieren 50 10 100 0 3.2 2
4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 0 30 0 3.1 2
46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 10 30 50 R 3.1 2
4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 10 0 30 50 R 3.1 2
4634 Grth in dranken 0 0 30 0 2 2
4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 2 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 2 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 2 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 2 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 2 2
46499 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V 2 2
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 10 0 30 50 V 3.1 2
46499 - munitie 0 0 30 30 2 2
46711 Grth in vaste brandstoffen:
46711 - klein, lokaal verzorgingsgebied 10 50 50 30 3.1 2
46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 0 30 50 3.2 2 B
46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 0 10 100 10 3.2 2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. > 2000 m² 0 10 50 10 3.1 2
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 2 1
46735 zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. > 200 m² 0 30 100 0 3.2 2
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 2 1
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 0 0 50 10 3.1 2
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 2 1
46751 Grth in chemische produkten 50 10 30 100 R 3.2 2 B
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 2 1
4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 2 2
4677 Autosloperijen: b.o. > 1000 m² 10 30 100 30 3.2 2 B
4677 - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 3.1 2 B
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² 10 30 100 10 3.2 2 B
4677 - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² 10 10 50 10 3.1 2 B
466 Grth in machines en apparaten:
466 - machines voor de bouwnijverheid 0 10 100 10 3.2 2
466 - overige 0 10 50 0 3.1 2
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 2 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 0 50 0 3.1 2
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 1 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 10 2 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 0 2 2
493 Touringcarbedrijven 10 0 100 0 3.2 2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 0 0 100 30 3.2 3
494 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 0 0 50 30 3.1 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 10 2 1 B
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52242 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
52242 - stukgoederen 0 10 100 50 R 3.2 2 B
52102, 52109 Distributiecentra, pak- en koelhuizen 30 10 50 50 R 3.1 2
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 10 2 2
5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 0 2 3 L
5221 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 0 100 30 3.2 2
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 2 2
61 Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 1 1
61 zendinstallaties:
61 - LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 0 0 0 100 3.2 1
61 - FM en TV 0 0 0 10 1 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 0 0 0 10 1 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 2 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 10 0 50 10 3.1 2
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 0 50 10 3.1 2 B
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 2 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 1 1
58, 63 Datacentra 0 0 30 0 2 1
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 2 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 1 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 10 30 30 3.1 1 B
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 2 2 B
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 1 2
84 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
8425 Brandweerkazernes 0 0 50C 0 3.1 1
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 rioolgemalen 30 0 10 0 2 1
381 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 30 50 10 3.1 2
381 Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 30 30 50 30 R 3.1 2 B
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - kabelbranderijen 100 50 30 10 3.2 1 B L
382 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 10 30 10 3.1 1 L
382 - oplosmiddelterugwinning 100 0 10 30 R 3.2 1 B L
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 2 1 B L
382 Composteerbedrijven:
382 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 100 100 10 3.2 2 B
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 2 2
931 Skelter- en kartbanen, in een hal 10 0 50 10 3.1 2
931 Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 2 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 Wasserijen en strijkinrichtingen 30 0 50 30 3.1 2
96011 Tapijtreinigingsbedrijven 30 0 50 30 3.1 2 L
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 2 2 B L
96013 Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 2 1
96013 Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 1 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 1 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 0 2 1
9609 Dierenasiels en -pensions 30 0 100 0 3.2 1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 0 1 1
Tabel 2: Opslagen en installaties
0 OPSLAGEN
1 butaan, propaan, LPG (in tanks):
1 - bovengronds, < 2 m³ - - - 30 2 -
1 - bovengronds, 2 - 8 m³ - - - 50 3.1 -
1 - bovengronds, 8 - 80 m³ - - - 100 3.2 -
1 - ondergronds, < 80 m³ - - - 50 3.2 -
2 niet reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld - - - 50 3.1 -
3 brandbare vloeistoffen (in tanks):
3 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 - - 10 1 - B
3 - bovengronds, K1/K2-kl.: < 10 m³ 10 - - 50 3.1 - B
3 - bovengronds, K1/K2-kl.: 10 - 1000 m³ 30 - - 100 3.2 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ 10 - - 10 2 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: 10 - 1000 m³ 30 - - 50 3.1 - B
4 Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
4 - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO 10 - - 10 1 -
4 - overige opslagen onder drempelwaarde BRZO 30 - - 50 3.1 -
5 Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
5 - kleine hoeveelheden < 10 ton - - - 10 1 -
5 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog
beschermingsniveau
- - - 30 2 -
6 ontplofbare stoffen en munitie:
6 - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 10 1 -
6 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 30 2 -
8 kunstmest, niet explosief - 50 - 30 D 3.1 -
11 INSTALLATIES
12 gasflessenvulinstallaties (butaan, propaan) 10 0 30 100 3.2 2
13 laadschoppen, shovels, bulldozers 30 30 50 10 3.1 1
14 laboratoria:
14 - chemisch / biochemisch 30 0 30 10 D 2 1
14 - medisch en hoger onderwijs 10 0 30 10 2 1
15 luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 10 0 10 0 1 1
16 keukeninrichtingen 30 0 10 0 2 1
17 koelinstallaties freon ca. 300 kW 0 0 50 0 3.1 1
18 koelinstallaties ammoniak < 400 kg 0 0 30 10 2 1
19 koelinstallaties ammoniak > 400 kg 0 0 50 50 3.1 1
20 total energy installaties (gasmotoren) ca. 100 kW 10 0 50 10 3.1 1
21 afvalverbrandingsinstallatie, kleinschalig 100 50 50 30 D 3.2 1 L
22 noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 10 0 30 10 D 2 1
23 verfspuitinstallaties en moffel- en emailleerovens 50 30 50 30 3.1 1 L
24 vorkheftrucks met verbrandingsmotor 10 10 50 0 3.1 1
25 vorkheftrucks, elektrisch 0 10 30 0 2 1
26 transformatoren < 1 MVA 0 0 10 10 1 1
28 vatenspoelinstallaties 50 10 50 30 3.1 1 B
29 hydrofoorinstallaties 0 0 30 0 2 1
30 windmolens:
31 - wiekdiameter 20 m 0 0 100 30 3.2 1
31 stookinstallaties>900kW thermisch vermogen:
32 - gas, < 2,5 MW 10 0 30 10 2 1
32 - gas, 2,5 - 75 MW 30 0 50 30 3.1 1
32 - olie, < 2,5 MW 30 0 30 10 2 1
32 - olie, 2,5 - 75 MW 30 10 50 30 3.1 1
32 - kolen, 2,5 - 75 MW 30 100 100 30 3.2 1 L
32 stoomwerktuigen 0 0 50 30 D 3.1 1
33 luchtcompressoren 10 10 30 10 D 2 1
34 liftinstallaties 0 0 10 10 1 1
35 motorbrandstofpompen zonder LPG 30 0 30 10 2 2 B

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 1 Quick-scan Ecologisch Onderzoek

Bijlage 1 Quick-scan ecologisch onderzoek

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 watertoets

Bijlage 3 Reactie- En Antwoordnota

Bijlage 3 Reactie- en antwoordnota

Bijlage 4 Gegevens Gasunie

Bijlage 4 gegevens gasunie