Kraggenburg, Leemringweg 33
Projectbesluit - gemeente Noordoostpolder
Vastgesteld op 14-09-2010 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het projectbesluit Kraggenburg, Leemringweg 33 van de gemeente Noordoostpolder;
1.2 projectbesluit
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0171.PB00010-ON01 met de bijbehorende voorschriften;
1.3 bestaande goothoogte
bouwwerk, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte, plaats, inhoud, afstand, omvang, hoeveelheid zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.4 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, en dat, indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd;
1.5 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.6 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.7 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.8 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter bouwhoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.9 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief(nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.10 woning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;
1.11 wooneenheid
een deel van een woning of woongebouw wat als zelfstandig woonruimte wordt gebruikt voor een huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de bouwhoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 goothoogte van gebouw met dakoverstek
vanaf peil tot de snijlijn van het buitenwerkse gevelvlak en het buitenwerkse dakvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsbepalingen
Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsrecreatieve voorzieningen,
- b. detailhandel, als ondergeschikt nevenactiviteit in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten en in AGF-producten, met een maximale verkoopoppervlakte van 200 m2;
- c. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en tuinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksbepaling
Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening is in ieder geval ook permanente bewoning van stacaravans, recreatiewoningen en andere voor verblijfsrecreatie bedoelde gebouwen.
Hoofdstuk 3 Slotbepaling
Deze voorschriften worden aangehaald als:
Regels van het projectbesluit Kraggenburg, Leemringweg 33.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Camping De Voorst is van plan om het aantal stacaravans op zijn terrein te verhogen van 60 stacaravans tot 100 stacaravans. Camping De Voorst is gelegen in het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004" en heeft daarin de bestemming "Recreatie doeleinden" met de code "R7". Hier zijn alleen tenten, kampeerauto's en caravans toegestaan. Tot het vervallen dan de Wet Openluchtrecreatie in 2008 had camping De Voorst echter wel een kampeerexploitievergunning waarin 60 stacaravans waren toegestaan. In het kader van de inspraak op het vigerende bestemmingsplan is door de eigenaar/exploitant aangegeven dit aantal te willen verhogen tot 100 stacaravans. Door de gemeente is hier positief op gereageerd, maar per abuis zijn er helemaal geen stacaravans opgenomen in de regels van het bestemmingsplan. De eigenaar/exploitant is er vanuit gegaan dat de gemeente de inspraakreactie zou verwerken en heeft daarom nagelaten te controleren of de inspraakreactie ook in het ontwerpbestemmingsplan was opgenomen en heeft daarmee de mogelijkheid om deze omissie te corrigeren laten verlopen. Op basis van de kampeerexploitatievergunning is de eigenaar/exploitant begonnen de stacaravans te plaatsen (56 van de vergunde 60 zijn geplaatst), maar de gemeente heeft nu op basis van het bestemmingsplan de plaatsing stilgelegd d.m.v. handhaving.
Het voorontwerpbestemmingsplan voorziet er alsnog in de omissie (de vergunde 60 standplaatsen en de toegezegde uitbreiding tot 100 standplaatsen) te herstellen. De gemeente wenst middels een projectbesluit, vooruitlopend op het definitieve bestemmingsplan, medewerking te verlenen om de omissie zo spoedig mogelijk te herstellen en tevens aan de uitbreiding van het aantal stacaravans.
Het projectbesluit waar onderhavige ruimtelijke onderbouwing onderdeel van is, gaat ingevolge 3.10 Wro, deel uitmaken van het besluit en zal de in de artikel aangegeven procedure, met terinzagelegging en gelegenheid tot indienen van zienswijzen, doorlopen. Het projectbesluit omvat naast de ruimtelijke onderbouwing ook voorschriften en een verbeelding.
1.2 Situering Van Het Projectgebied
Het plangebied is de bestaande camping, met uitzondering van het zwembad en de bij de camping in gebruik zijnde gemeentelijke parkeerplaats en tennisbanen van Natuurmonumenten/Staatsbosbeheer, gelegen in het Voorsterbos ten noorden van de kern Kraggenburg aan de Leemringweg 33.
afbeelding - ligging projectgebied ten opzichte van omgeving
Het projectgebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Zwolse vaart. De camping is gelegen in het Voorsterbos.
afbeelding - ligging projectgebied en globale begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het projectgebied valt binnen het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2004" dat is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder op 29 september 2005 en goedgekeurd door de provincie Flevoland op 28 maart 2006. Het gehele projectgebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming "Recreatie doeleinden" met de code R7. In deze bestemming zijn mobiele kampeermiddelen en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Voor de gebouwen zijn maximale oppervlakten en hoogten opgenomen. Op afbeelding is een uitsnede van het geldende bestemmingsplan te zien.
afbeelding - uitsnede plankaart geldend bestemmingsplan van het projectgebied
1.4 Opzet Ruimtelijke Onderbouwing
In de ruimtelijke onderbouwing wordt in de volgende hoofdstukken stilgestaan bij verschillende relevanten aspecten.
- In hoofdstuk 2 wordt stilgestaan bij de relevante beleidsstukken;
- hoofdstuk 3 gaat in op de bestaande en toekomstige situatie;
- hoofdstuk 4 beschrijft de planologische- en milieuaspecten;
- in hoofdstuk 5 wordt de juridische opzet van het project beschreven;
- tot slot is in hoofdstuk 6 ingegaan op de de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid;
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Gemeentelijk Beleid
2.1.1 Ontwikkelingen binnen Noordoostpolder
Bestaande verblijfsrecreatieve terreinen worden gehandhaafd en krijgen ruimte om zich verder te ontwikkele, voor zover ruimtelijk verantwoord en daarvoor plannen bekend zijn. Het beleid is gericht op de versterking van de recreatieve en toeristische mogelijkheden van het landelijk gebied.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van bestaande recreatiebedrijven richt zich voor wat betreft de ruimtelijke ordening op het handhaven van toeristische plaatsen. Hiermee wordt voorkomen dat alle recreatiebedrijven omgevormd worden tot bungalow- en/of stacaravanterreinen en er voor de toeristen met eigen tent of caravan geen plaats meer is. In alle door de jaren heen verleende kampeerexoploiatitevergunningen is een verdeling toeristische en vaste plaatsen aangegeven. Er dient minimaal 30% toeristisch kamperen in stand gehouden te worden. Al hoewel er geen formele recreatieve beleidsnota aan ten grondslag ligt is er op basis van jurisprudentie wel sprake van een constante beleidslijn, die als zodanig richting gevend is voor de recreatiebedrijven.
2.1.2 Bestemmingsplan Landelijk gebied 2004
Het bestemmingsplan Landelijk gebied 2004 is vastgesteld door de Gemeenteraad op 29 september 2005 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Flevoland op 28 maart 2006. Het belang van recreëren is aanmerkelijk toegenomen. De Nederlander heeft naast meer vrije tijd tevens een hoger inkomen te besteden. Voor een belangrijk deel wordt vakantie in het buitenland genoten, maar ook de recreatiemogelijkheden dicht bij huis worden steeds meer gewaardeerd. Het platteland komt bij deze ontwikkelingen in een nieuw perspectief te staan. Er vindt een duidelijke verschuiving plaats van pure productiefunctie naar een recreatieve functie met aandacht voor natuur en landschapsontwikkeling.
Samenhangende projecten, zoals de bollenroute, een netwerk van bed and breakfast-adressen en minicampings, maken de meeste kans, mits voldaan wordt aan de voorwaarde dat voorzien wordt in marketing en promotie voor het geheel. Dit moet niet onderschat worden en vraagt zelfs meer inspanningen dan in meer traditionele agrarische gebieden in Nederland.
Bestemmingsplan Landelijk gebied 2010
In het nieuwe bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2010' krijgt de camping De Voorst de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie.
Hoofdstuk 3 Bestaande En Nieuwe Situatie
3.1 Algemeen
Het plan omvat een kampeerterrein van de al eerder vergunde 60 standplaatsen voor stacaravans en de uitbreiding met 40 plaatsen. Deze extra standplaatsen worden gerealiseerd op de helft van het middelste perceel van de camping, aansluitend aan het bestaande stacaravanterrein. Hier zal ook een waterpartij gegraven worden die voorziet in de benodigde waterberging en aankleding van het terrein.
3.2 Ruimtelijk En Functionele Structuur
De camping is opgebouwd uit een drietal velden, waarvan de maatvoering is gebaseerd op de oorspronkelijke kavelstructuur. Door het terrein loopt een kavelsloot die voor de afwatering van het achterliggende bos en de camping zorgdraagt. Het gedeelte dat nu omgezet wordt naar stacaravans betreft het zuidoostelijk deel van het middelste veld. Het noordwestelijk deel blijft kamperen. Het een en andere is weergegeven op onderstaande foto en het verkavelingsplan in paragraaf 3.3. Deze opzet zorgt ervoor dat het stacaravangedeelte verschoond blijft van de verkeersbewegingen van de passanten.
De centrale voorzieningen liggen bij de entree en langs de entreeweg van de camping. Per kampeerveld (2 stuks) is een sanitaire voorziening aanwezig.
3.3 Verkavelingsplan
Op onderstaand kaartje is het verkavelingsplan van het nieuw in te richten terrein weergegeven. De sanitaire voorziening ten behoeve van het resterende kampeerterrein van het middelste veld wordt voorlopig opgenomen in het stacaravanterrein, maar kan op een later moment heringericht worden tot standplaats.
3.4 Bouwmogelijkheden
Binnen het plan is ruim 625 m2 aan bebouwing aanwezig. Er bestaat daarnaast behoefte aan een verruiming van de bestaande gebouwen om aan de eisen van de tijd te kunnen blijven voldoen. Met name de sanitaire voorzieningen, de receptie/kampwinkel en de materialenberging behoeven uitbreiding. Daarom wordt de bouwruimte verhoogd tot 3000 m2.
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige project getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
4.1 Milieutechnische Aspecten
4.1.1 Bodemkwaliteit
Het plan voorziet in het graven van een waterpartij, waarbij grond vrij komt. Indien de grond van de locatie wordt afgevoerd zal de grond gebeurd moeten worden om te zien of de grond zonder meer overal toepasbaar is of niet.
Uit historisch onderzoek is gebleken dat er over een periode van meer van 25 jaar geen verontreinigingen bekend zijn, die het beoogde gebruik belemmeren. Onderzoek naar de bodemkwaliteit is derhalve niet noodzakelijk.
4.1.2 Geluid
Geluid van buitenaf op de recreatie is gezien de ligging in het bos geen onderdeel dat op enigerlei belemmering opwerpt.
Geluid vanuit de inrichting op de omgeving is een aspect dat wel een rol speelt, juist vanwege de eerder genoemde ligging in het bos. Omdat de inrichting niet wezenlijk veranderd en er door de plaatsing van de stacaravans ter vervanging van seizoenplaatsen eerder sprake is van een geluidsafname dan van een toename is ook dit geen probleem.Onderzoek in het kader van het aspect geluid is derhalve niet noodzakelijk.
Onderzoek in het kader van milieuhinder is derhalve niet noodzakelijk.
4.1.3 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit van kracht. In deze wet is van bepaalde
projecten getalsmatig vastgelegd dat ze "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009, zijn deze grenzen zoals deze in de Wet luchtkwaliteit waren opgenomen verruimd. Een project draagt volgens het NSL "niet in betekende mate" bij zolang de toename van de concentratie fijnstof of stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt van de grenswaarde.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de legalisatie en uitbreiding van een kampeerterrein. De verwachting is dat deze ontwikkeling niet van dusdanige invloed is op de luchtkwaliteit dat het niet binnen de NIBM-regeling valt.
Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het
aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het voorgenomen plan.
4.2 Waterparagraaf
4.2.1 Inleiding
Nederland is groot geworden door het leven met en de strijd tegen het water. In de 20eeeuw is, doordat er te weinig rekening is gehouden met het waterbelang, veel ruimte aan het water onttrokken en veel afvalwater direct geloosd op oppervlaktewater. Om de toekomst van Nederland veilig te stellen is het nodig om te anticiperen op klimaatsveranderingen en bij de ruimtelijke planvorming goed rekening te houden met water. De waterbeheerder heeft de taak, kennis en kunde om daar zorg voor te dragen. Daarom is het belangrijk om hem vroegtijdig te betrekken bij de planvorming.
4.2.2 Waterrelevant beleid
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verankerd in het 'Besluit op de ruimtelijke ordening 1985'.
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Nota Ruimte (ministerie van VROM), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets (VROM), het Omgevingsplan Flevoland (Provincie Flevoland), het Waterbeheersplan (Waterschap Zuiderzeeland) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
In het Waterplan Noordoostpolder heeft de gemeente Noordoostpolder haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd.
Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).
Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën:
- Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren)
- Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren)
Beide strategieën zijn vastgelegd in de Nota Ruimte (2006).
Aan de hand van deze waterparagraaf wordt duidelijk gemaakt hoe het vigerende waterbeleid is vertaald naar waterhuishoudkundige inrichtingsmaatregelen in het plan Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2004, herziening De Voorst, Plan A, hoe met water in dit plan wordt omgegaan en op welke wijze de inrichtingsmaatregelen bijdragen aan 'Veiligheid, Voldoende en Schoon Water'.
4.2.3 Proces van de watertoets
De beslisboom uit het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland is gevolgd. Op basis hiervan is gebleken dat volgens de regels voor het voorliggende plan niet de procedure kleine plannen gevolgd kan worden, maar dat de normale Watertoets moet worden gemaakt.
Deze waterparagraaf is opgesteld aan de hand van de randvoorwaarden die zijn opgenomen in het Waterkader van Waterschap Zuiderzeeland. Tevens zijn de meest relevante gegevens in het Waterlogboek van de gemeente Noordoostpolder opgenomen (zie bijlage 1). Het logboek wordt ongeveer vier keer per jaar met Waterschap Zuiderzeeland besproken.
4.2.4 Watertoets
Op basis van de bestaande en gewenste situatie is een keurontheffing noodzakelijk.
Op basis van de gepresenteerde plannen, waarbij een toe te voegen verhard oppervlak van 3080 m2 betrokken is, dient een waterbergingscapaciteit van 74 m3 gerealiseerd te worden binnen het betrokken peilgebied en binnen de uitvoering van het plan.
De minimale waterdiepte van nieuw water moet minimaal 1,20 m bedragen en de drooglegging eveneens minimaal 1,20 m.
Lozing van schoon regenwater is toegestaan, zolang er geen uitlogende materialen worden gebruikt.
In het kader van de procedure behorende bij een projectbesluit zal het projectbesluit worden toegezonden aan onder andere het waterschap. Evenutele aanbevelingen of wijzigingen afkomstig van het waterschap dienen bij de herontwikkeling in acht te worden genomen.
Het uitvoeren van een hydrologisch onderzoek en/of uitgebreide watertoets kan dan ook in eerste instantie achterwege blijven.
4.3 Ecologie
Ten behoeve van deze ontwikkeling is door Ecogroen een quickscan natuurtoets uitgevoerd. De conclusie uit het onderzoek is dat:
- er geen sprake is van verstorende effecten op de omliggende natuur
- er bij de beoogde plannen mogelijk exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde planten, kleine zoogdieren en amfibieën verloren zouden kunnen gaan. Het nemen van mitigerende en/ of compenserende maatregelen of het aanvragen van een ontheffing is voor laag beschermde soorten echter niet aan de orde, omdat automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen 9, 11 en 12 uit de Flora- en faunawet geldt en
- er geen sprake is van nesten van broedvogels waarvan dede nesten jaarrond beschermd zijn. Voor de andere broedvogels zal vlak voor de daadwerkelijke uitvoering van de werkzaamheden moeten worden nagezien dat er op dat moment geen broedvogels nestelen.
Voor de realisatie van het plan dienen 40 bomen gekapt te worden. Op grond van de Boswet dient er compensatie plaats te vinden. De compensatie vindt plaats binnen het plangebied.
4.4 Archeologie
Het recreatieterrein ligt in een gebied met diverse archeologische verwachtingswaarden. Het betreft de volgende drie categorieën:
- 1. Gebied of terrein met de bijzondere bepaling “hoge archeologische verwachting” (oranje)
- 2. Gebied of terrein met bijzondere bepaling “gematigde archeologische verwachting” (geel)
- 3. Gebied of terrein met de bijzondere bepaling “lage archeologische verwachting” (blauw)
Alleen categorie twee is van toepassing, omdat alleen hier ontwikkelingen plaatsvinden die de bodem aantasten (graven van waterpartij en aanleg riolering). Op dit terrein rust een aanlegvergunningplicht zoals aangegeven in art. 21c van de Archeologische beleidskaart. Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten ligt in dit geval bij beneden 5.000 m2 en/of niet dieper dan 0,5 m –mv. In dit geval gaan de graafwerkzaamheden dieper. De oppervlakte blijft wel onder de gestelde maat.
De hoek met hoge verwachtingswaarde (oranje) blijft ongemoeid zoals uit de verkavelingstekening in paragraaf 3.3. blijkt.
Omdat een onderzoek in een kabel- en leidingentracé gezien de breedte een enorm lage trefkans oplevert bij zowel een archeologisch onderzoek als bij de daadwerkelijke graafwerkzaamheden, wordt hier het onderzoek achterwege gelaten, onder de voorwaarde dat er extra aandacht aan de wijze van graven en de uitgegraven grond wordt besteed.
De gebieden met hoge en lage verwachtingswaarde blijven ongemoeid of zijn al eerder ingericht ten behoeve van standplaatsen voor stacaravans.
ADC ArcheoProjecten heeft een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. In de vorm van een verkennend en karterend booronderzoek (rapport 2163). Er zijn geen archeologische waarden in het plangebied aanwezig. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.
4.5 Externe Veiligheid
Uit de toets op Risicokaart.Flevoland.nl blijkt dat er in de directe omgeving van het recreatieterrein geen risicovolle voorzieningen, leidingen of routes aanwezig. Alleen de op het terrein staande en bij het bedrijf behorende gastank is een risico-object. Deze valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit van de Wet Milieubeheer. Deze tank heeft een normafstand van 20 meter in het kader van het plaatsgebonden risico, maar staat op een zodanige plaats dat die geen gevaar voor bezoekers oplevert.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
Het project is opgezet als een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening, een project met directe bouw- en gebruikstitel. Het projectbesluit bevat een ruimtelijke onderbouwing waarin de legalisatie en uitbreiding wordt onderbouwd en beschreven. Op de bijbehorende projectkaart (verbeelding) is de exacte omvang en ligging van het projectgebied is vastgelegd. Tot slot zijn in de voorschriften voor de bestemde gronden randvoorwaarden opgenomen waar bij de realisatie rekening mee gehouden dient te worden. De voorschriften behorende bij het projectbesluit zijn conform de voorschriften van het in ontwerp zijnde bestemmingsplan "Landelijk Gebied 2010" opgesteld. In de voorschriften behorende bij het projectbesluit zijn geen ontheffingen opgenomen aangezien deze niet in de aard van het projectbesluit passen.
Bij de bestemming wordt in paragraaf 5.2 kort stilgestaan.
5.2 Verklaring Vlakken
Voor camping De Voorst is de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" opgenomen. Ter plaatse van deze bestemming zijn verblijfsrecreatieve voorzieningen mogelijk. Tevens zijn binnen deze bestemmingen groenvoorzieningen, parkeerplaatsen en water toegestaan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Resultaten overleg ex artikel 5.1.1 Bro
Het projectbesluit is in het kader van het overleg ex artikel 5.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening toegezonden aan de gebruikelijke instanties. De (eventuele) binnengekomen reacties worden samengevat en van antwoord voorzien.
[...]
6.1.2 Terinzagelegging
Het projectbesluit en de bijbehorende stukken zoals het bouwplan en de goede ruimtelijke onderbouwing inclusief de projectkaart en de voorschriften zullen voor de duur van zes weken ter inzage worden gelegd. Binnen deze periode kunnen belanghebbenden tegen het project zienswijze indienen. De provincie Flevoland heeft als enige een zienswijze ingediend. Onderstaand is een samenvatting gegeven van de ingediende zienswijze
De provincie merkt het volgende op:
Natuur
Op het middenveld worden bomen gekapt. Onduidelijk is of hiervoor boscompensatie moet plaatsvinden. Wij verzoeken u daarom aan te geven welke bomen er worden gekapt en hoe in de eventueel benodigede boscompenstatie wordt voorzien.
Reactie
In de toelichting wordt opgenomen dat er bosompenstie plaats zal vinden.
Uit het natuuronderzoek blijkt dat er geen nesten van broedvolgels zijn aangetroffen waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn. Voor de andere broedvogels zal vlak voor de daadwerkelijke uitvoering van de werkzaamheden moeten worden nagezien dat er op dat moment geen broedvogels nestelen.
Reactie
De aanvrager wordt hiervan op de hoogte gesteld.
In het natuuronderzoek wordt ook ingegaan op mogelijke plannen ter plaatse van het zwembad. De provincie constateerd dat het onderhavinge ontwerp-projectbesluit geen betrekking heeft op de zwembadlocatie.
Reactie
Het klopt dat het ontwerp-projectbesluit geen betrekking heeft op de zwembadlocatie.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Aan de zijn geen financiële consequenties verbonden voor de gemeente. Alle kosten voor de ontwikkeling van het kampeerterrein en dergelijke zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling is derhalve verzekerd.
Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan/projectbesluit kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Kijkend naar de omgeving van het projectgebied, omvang van de uitbreiding en de huidige situatie van het projectgebied is het niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade. Eventuele planschade als gevolg van de uitbreiding van het aantal stacaravans zal voor rekening van de initiatiefnemer zijn.
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 1 Archeologisch onderzoek
Bijlage 2 Quickscan Natuurtoets
Bijlage 2 Quickscan natuurtoets