KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Omschrijving Van Het Project
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoekskader
4.1 Natuur
4.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels
5.1 Algemeen
5.2 De Regels
5.3 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Natuurtoets En Voortoets
Bijlage 2 Notitie Vleermuizenonderzoek (December 2010)
Bijlage 3 Vleermuizenonderzoek: Maatregelen En Motivatie (September 2011)

Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld, wijziging ex artikel 3.6 Wro, dagbesteding

Wijzigingsplan - gemeente Ommen

Vastgesteld op 13-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld, wijziging ex artikel 3.6 Wro, dagbesteding van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0175.20111203001-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik;

1.7 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid als militair erfgoed;

1.15 erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens;

1.16 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.17 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik;

1.18 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.19 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.20 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.21 peil

  1. a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. b. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.22 plankaart

de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;

1.23 recreatief medegebruik

medegebruik ten behoeve van recreatie uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij kleinschalige exposities bezocht kunnen worden, waarbij weinig gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen, cultuurbeleving en natuur- en landschapsbeleving;

1.24 verbeelding

zie plankaart;

1.25 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, ventilatieroosters, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen of gevellijn niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de verbeelding aangewezen voor ´Maatschappelijk´ zijn bestemd voor:

  1. a. dagbesteding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dagbesteding';
  2. b. expositieruimte;
  3. c. recreatief medegebruik;
  4. d. bijbehorende voorzieningen zoals: paden, wegen, tuinen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Bestaande afstanden en andere maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in artikel 3 Maatschappelijk is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in artikel 3 Maatschappelijk is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in artikel 10 niet van toepassing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor buitenopslag.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijding bestemmingsgrenzen

Artikel 9 Overige Regels

9.1 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. richtlijnen verlening ontheffing van stedenbouwkundige regels (2.5.1);
  2. b. anti-cumulatiebepaling (2.5.2);
  3. c. bereikbaarheid van bouwwerken (2.5.3 en 2.5.4);
  4. d. brandweeringang (2.5.3A);
  5. e. ligging voorgevelrooilijn (2.5.5);
  6. f. afschuining van hoeken tussen voorgevel rooilijnen (2.5.10);
  7. g. de ruimte tussen bouwwerken (2.5.17);
  8. h. terrein- en erfafscheidingen (2.5.18);
  9. i. bouwen nabij leidingen (2.5.19);
  10. j. parkeren en laden en lossen (2.5.30).

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

10.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld, wijziging ex artikel 3.6 Wro, dagbesteding van de gemeente Ommen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voormalige Munitiemagazijncomplex Stegerveld (te Stegeren, gemeente Ommen) is één van de 53 landelijke objecten in Nederland die door het Ministerie van Defensie is afgestoten. Er is een passende herbestemming van het terrein gevonden in de vorm van een zorglandgoed. Om de ontwikkeling van het terrein als zorglandgoed mogelijk te maken heeft de gemeenteraad van Ommen het bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld vastgesteld.

Het voornemen is om op het terrein het gebouw A1 geschikt te maken voor dagbestedingsactiviteiten ten behoeve van het zorglandgoed. Met voorliggend wijzigingsplan maken burgemeester en wethouders van de gemeente Ommen dit mogelijk.

1.2 Ligging Plangebied

Het zorglandgoed Stegerveld bevindt zich aan de Coevorderweg 35b, c en d te Stegeren in de gemeente Ommen. In figuur 1 is de locatie van het zorglandgoed in zijn omgeving globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0001.png"

Figuur 1: Ligging Zorglandgoed Sterveld

Het plangebied van dit wijzigingsplan ligt in de zuidwestflank van het zorglandgoed en omvat de gronden waar het voormalig munitiedepot 'gebouw A1' is gesitueerd en de gronden direct ten zuiden daarvan. De ligging van het plangebied is globaal weergegeven in figuur 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0002.png"

Figuur 2: Ligging plangebied (gebouw A1 en gronden ten zuiden ervan)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld’ van de gemeente Ommen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Ommen op 27 januari 2011 en is onherroepelijk. Een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan is weergegeven in figuur 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0004.png"

Figuur 3: Uitsnede plankaart bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld

Het plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Natuur en is voorzien van een bouwvlak. De gronden in het plangebied met de bestemming Natuur zijn bestemd voor behoud, bescherming, beheer en ontwikkeling van actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden, mede in de vorm van bossen, alsmede voor bijbehorende voorzieningen, zoals paden, wegen, water, parkeer- en groenvoorzieningen.

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag geheel worden bebouwd. De maximale goothoogte is 4 meter, de maximale bouwhoogte is 6 meter. Er mag per bouwvlak 1 gebouw worden gebouwd.

De gronden zijn voorzien van een aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'. Het vigerende bestemmingsplan bepaalt in lid 4.4.1, dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied', de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk, met dien verstande, dat het bepaalde in artikel 3 (Maatschappelijk) van overeenkomstige toepassing is, met uitzondering van het bepaalde in lid 3.1 onder a, e en f. De wijziging, zoals bedoeld in lid 4.4.1, kan uitsluitend worden toegepast, indien de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Het uitzonderen van leden 3.1 onder a, e en f betekent, dat er in het onderhavige plangebied geen zorgwoningen en geen opslag kan worden toegestaan. Bovendien heeft het perceel inclusief de bebouwing daarmee geen functie in het kader van het behoud, bescherming en beheer van het militair erfgoed, dat elders in het plangebied van het vigerende bestemingsplan wel wordt nagestreefd.

Dit bestemmingsplan wijzigt voor de gronden van het plangebied door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro de bestemming Natuur in de bestemming Maatschappelijk.

1.4 Opzet Van Het Bestemmingsplan

Voorliggend wijzigingsplan bevat een toelichting, regels en een verbeelding. De regels
en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het wijzigingsplan.

De grondslag voor dit wijzigingsplan wordt zoals aangegeven gevormd door het bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld van de gemeente Ommen. De regels van dit wijzigingsplan maken in juridische zin deel uit van dat bestemmingsplan. Artikel 3.6 lid 1 onder a Wro bepaalt immers, dat wijzigingen worden geacht deel uit te maken van het (bestemmings)plan. Het wijzigingsplan is dus onderdeel van en vormt een aanvulling op het genoemde bestemmingsplan. Vanwege het raadpleegbaar moeten zijn van een op zich zelf leesbare digitale versie van het bestemmingsplan is onderhavig wijzigingsplan op dezelfde wijze opgesteld als een 'gewoon' bestemmingsplan, dus met volledige verbeelding, regels en toelichting. Dit is gebeurd in nauw overleg met Geonovum, de organisatie die de (digitale) standaarden (RO standaarden 2008) voor bestemmingsplannen beheert.

De toelichting is als volgt opgebouwd: na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en het plan zelf beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan de hand van het vigerende provinciale en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de toetsing aan de voorwaarde voor de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wijze van bestemmen. Hierin worden de bepalingen in de regels nader uitgelegd. Ten slotte komen in het zesde hoofdstuk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Omschrijving Van Het Project

In dit hoofdstuk wordt eerst in paragraaf 2.1 de huidige situatie beschreven. In paragraaf 2.2. wordt ingegaan op de beoogde situatie.

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied wordt gevormd door gebouw A1 en de gronden direct ten zuiden ervan. Het plangebied ligt in het zuidwestelijke gedeelte van het Zorglandgoed Stegerveld, gelegen aan de Coevorderweg 35b, c en d. In figuur 2 is de ligging van het plangebied globaal aangegeven.

Gebouw A1 is een voormalig munitiedepot en is opgetrokken uit baksteen. Het gebouw is circa 10 meter breed en circa 20 meter lang. Het gebouw is weergegeven in figuur 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0005.png"

Figuur 4: Het bestaande gebouw A1

Het plangebied grenst aan de noord-, oost- en zuidkant (vrijwel) direct aan het boscomplex waarin het zorglandgoed is gelegen. Aan de westkant van het gebouw ligt in de huidige situatie verharding, die het gebouw verbindt met de interne ontsluitingswegen van het zorglandgoed.

De buitenruimte aan de zuidkant van het gebouw, onderdeel van het plangebied, meet circa 6 bij 10 meter en betreft gras en bomen. De huidige situatie is weergegeven in figuur 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0006.png"

Figuur 5: Huidige situatie, plangebied rood aangegeven.

2.2 Toekomstige Situatie

Bebouwing en gebruik

Gebouw A1 krijgt een functie voor dagbesteding ten behoeve van het Zorglandgoed Stegerveld. De ruimtelijke context waarbinnen het zorglandgoed wordt vormgegeven bestaat uit een publiek toegankelijke groene natuurlijke omgeving bestaande uit dichte bosstroken en lintvormige open plekken met heidevegetaties. In de zuidelijke rand van het terrein is voorzien in een gebouwen-/voorzieningenstrip, bestaande uit 4 zorgwoningen, 3 voormalige bunkers voor opslag/dagbesteding en 1 voormalig munitiedepot voor dagbesteding (gebouw A1).

In de toekomstige situatie worden de vier zorgbunkers elk bewoond door maximaal 6 personen met een verstandelijke beperking. Veelal zullen deze cliënten een stoornis in het autistisch spectrum hebben. Voor hen is het belangrijk om in een prikkelarme omgeving te leven. Deze doelgroep heeft behoefte aan nieuwe accommodaties. De 4 zorgwoningen en de 3 gebouwen voor opslag/dagbesteding zijn toegestaan in het vigerende bestemmingsplan.

Het voormalige munitiedepot gebouw A1 wordt omgevormd tot dagbestedingsruimte. Het bestaande gebouw wordt daarvoor verbouwd. In het gebouw worden aparte ruimten gerealiseerd ten behoeve van groepsruimten en individuele ruimten. Daarnaast komen er inpandig bijbehorende voorzieningen als toiletruimte en een natte ruimte.

Aan het gebouw wordt aan de zuidkant (rechterkant in figuur 6) een aanbouw gerealiseerd ten behoeve van buiten-dagactiviteiten. In figuur 6 is de toekomstige inrichting van gebouw A1 weergegeven. Figuur 7 geeft een impressie van de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0007.png"

Figuur 6: Toekomstige inrichting gebouw A1

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0008.png"

Figuur 7: Impressie nieuwe situatie met aan de linkerkant gebouw A1 met aangebouwde buitenruimte.

Verkeer en parkeren

De realisatie van dit plan heeft geen gevolgen voor het verkeer en parkeren. De hoofdontsluiting van het zorglandgoed verloopt via de bestaande oprit. De bestaande interne ontsluitingsweg in het westelijk deel van het terrein blijft behouden. Voor het parkeren van bezoekers en verzorgend personeel wordt voorzien in een centrale parkeerplaats op het eigen terrein.

Ten behoeve van de recreatieve ontsluiting van het gebied en de toegankelijkheid van de gebouwen met publieksfunctie wordt middels een pad een verbinding met het zorglandgoed gelegd.

Voor de veiligheid van toekomstige bewoners en bezoekers van het plangebied is het niet voldoende om één ontsluiting te hebben (op de provinciale weg), maar is een tweede ontsluiting nodig. Aan de oostkant van het plangebied is daarom een ontsluiting voor calamiteiten voorzien. Deze is uitsluitend bedoeld voor bijvoorbeeld brandweer en ambulance, en dus niet voor dagelijks gebruik.

Er wordt voor het zorglandgoed in parkeergelegenheid voorzien op het eigen terrein. Voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen wordt gebruik gemaakt van de CROW parkeerkencijfers. Voor zorginstellingen wordt als norm 0,3 - 0,6 per wooneenheid gehanteerd volgens CROW. In dit bestemmingsplan wordt een norm van 0,5 parkeerplaatsen per wooneenheid gehanteerd. Dit betekent dat in totaal 12 parkeerplaatsen benodigd zijn (24 x 0,5). De bewoners zijn niet in het bezit van een auto. De verwachting is dat een groot deel van de bezoekers en het zorgpersoneel het plangebied met de auto zal bereiken. Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld is al rekening gehouden met de realisatie van de dagbesteding in gebouw A1. Dit plan leidt derhalve niet tot een behoefte aan extra parkeervoorzieningen.

Landschappelijke inpassing

Het bestaande boscomplex rondom gebouw A1 zal waar mogelijk gehandhaafd blijven en heeft naast een ecologische functie ook een afschermende functie voor de bewoners van de zorginstelling.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal Beleid

In het vigerende bestemmingsplan is zorgvuldig gemotiveerd dat het zorglandgoed past binnen het provinciale beleidskader. De beleidsparagraaf uit het vigerende plan is daarom integraal overgenomen in dit plan.

3.1.1 Omgevingsvisie Overijssel (2009)

De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Deze is weergegeven in figuur 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0009.jpg"

Figuur 8: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie provincie Overijssel

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de bestuursfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalend zijn of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Er wordt onder andere gebruik gemaakt van de SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. In het geval van het zorglandgoed Stegerveld geldt dat deze zorginstelling niet in bestaand stedelijk gebied gerealiseerd kan worden. Cliënten die een contra-indicatie hebben voor de wijk, hebben behoefte aan een rustige, prikkelarme omgeving, waarin contacten met buitenstaanders zoveel mogelijk gestructureerd worden. Zij hebben geen behoefte deel te nemen aan maatschappelijk verkeer (winkels, clubs e.d.). Een omgeving met veel prikkels zoals geluid, interacties van mensen e.d. zorgen voor veel onduidelijke informatie die tot verwarring leidt. Overprikkeling en verwarring leiden dan tot moeilijk verstaanbaar gedrag. Hierbij valt te denken aan agressie gericht op materiaal, begeleiders of op de cliënt zelf. De rust en de ruimte van het zorglandgoed Stegerveld hebben zij nodig voor mobiliteit en het ontladen van interne spanning in gezonde fysieke activiteiten zonder dat zij daar geconfronteerd worden met onduidelijkheden uit een wijk en zonder dat een wijk hier overlast van ondervindt.

De beleidsambities van de provincie voor dit gebied zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied veelzijdige gebruiksruimte', zie figuur 9. Het plangebied wordt omringd door een gebied met de ontwikkelingsperspectieven 'schoonheid van de moderne landbouw' en 'EHS concreet begrensd'. Het belangrijkste accent op de visie hier is de ontwikkeling van natuur en modernisering van de landbouw. Dit betekent dat niet alleen ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling en cultuurhistorie belangrijk zijn, maar ook natuur en moderne landbouw een prominente rol spelen. De kernkwaliteiten zijn dan ook natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteit en beleving van rust. De ontwikkelingsperspectieven maken verschillende combinaties van functies mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0010.jpg"

Figuur 9: Gebiedskenmerken Omgevingsvisie provincie Overijssel. Ligging Zorglandgoed met rood aangegeven

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent de volgende gebiedskenmerken volgens de Gebiedskenmerkencatalogus:

  1. 1. natuurlijke laag: het plangebied ligt op dekzandvlakte. De bijbehorende ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door beplanting met natuurlijke soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen. Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. De ontwikkeling van het zorglandgoed past bij deze ambitie. De ontwikkeling is erop gericht om de huidige situatie te versterken. Delen van het plangebied worden teruggegeven aan de natuur. De bestemmingsregeling is beschermend van aard;
  2. 2. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied valt landschappelijk gezien binnen het jonge heide- en broekontginningslandschap. De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De ontwikkeling van het zorglandgoed past bij deze ambitie. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt versterkt. Het gebied wordt getransformeerd van militair terrein tot zorglandgoedontwikkeling, maar de militaire geschiedenis wordt gehonoreerd en delen van het plangebied worden teruggegeven aan de natuur. Zo zal de heide voor een deel weer hersteld worden;
  3. 3. stedelijke laag: het plangebied wordt niet aangeduid in de stedelijke laag;
  4. 4. lust- en leisurelaag: het plangebied is aangeduid als gebied met donkerte. Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige donkere gebieden ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. In de donkere gebieden is het wenselijk alleen minimaal noodzakelijk kunstlicht toe te passen. Dit vereist het selectief inzetten en richten van kunstlicht. Veel aandacht gaat uit naar het vermijden van onnodig kunstlicht bij ontwikkelingen in het buitengebied. Bij de uitwerking van het zorglandgoed zal bedachtzaam omgesprongen worden met het toepassen van kunstlicht. Er zal zoveel kunstlicht als nodig, maar zo weinig als mogelijk toegepast worden. Vanwege de ligging in het buitengebied is een spaarzame toepassing gewenst, maar daar staat tegenover dat de veiligheid van bewoners, bezoekers en personeel op het terrein van belang is en zoveel mogelijk gewaarborgd moet worden.

Conclusie voor het plangebied

De ontwikkeling van het zorglandgoed past binnen de Omgevingsvisie provincie Overijssel. De motivatie van de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken, geeft de basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie of, waar en hoe het zorglandgoed gerealiseerd kan worden.

3.1.2 Omgevingsverordening Overijssel 2009

Om het beleid, dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken, is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009.

Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening, dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt - bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:

  • de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
  • gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
  • grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
  • kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
  • verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).

Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsverordening.

Ontwikkelingsperspectieven

Het plangebied maakt geen deel uit van de EHS of Nationaal Landschap. Ook is het niet aangewezen voor waterveiligheid- of bodembescherming. Wel zijn er ontwikkelingsperspectieven benoemd waarvan het plangebied, net als bij de Omgevingsvisie, ligt in buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap). In figuur 10 is dit weergegeven

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0011.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0012.png"

Figuur 10: Omgevingsverordening provincie Overijssel, ligging Zorglandgoed met rode lijn aangeduid

Het accent “veelzijdige gebruiksruimte” heeft betrekking op de doelstelling om in deze gebieden de gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen benadrukken, te versterken.

Conclusie voor het plangebied

Het ontwikkelingsperspectief verzet zich niet tegen de voorgenomen ontwikkeling van het zorglandgoed en de beoogde dagbesteding in gebouw A1.

3.1.3 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen et cetera. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.

Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.

Ontwikkelingen in de groene omgeving worden als volgt benaderd:

Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.

Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.

In de Omgevingsverordening is in artikel 2.1.6 bepaald, dat bestemmingsplannen voor de groene omgeving kunnen voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de groene omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond, dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Hieraan wordt voldaan. Tegenover de nieuwe bebouwing op het zorglandgoed staan als compensatie het behoud van het militair erfgoed, het toegankelijk maken van een deel van het gebied, het toekennen van een natuurbestemming aan een groot deel van het plangebied en het saneren van een deel van de militaire bebouwing en verharding op het terrein. Daarnaast is het plan van algemeen maatschappelijk belang vanwege de huisvesting van een urgente zorgdoelgroep.

Conclusie voor het plangebied

De ontwikkeling vanhet zorglandgoed vindt plaats naar analogie van de regeling 'Rood voor rood met gesloten beurs'. De vrijgekomen bunkers worden gesloopt en de huidige bestemming wordt omgezet naar een maatschappelijke bestemming met zorg.

Door de sloop van de bunkers en een adequate landschappelijke inpassing van de nieuwbouw wordt een grote kwaliteitsimpuls aan de groene ruimte gegeven. De ruimtelijke ontwikkeling past in het ontwikkelingsperspectief ter plekke. Het plan wordt volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' uitgevoerd.

Hiermee wordt voldaan aan de wens van de provincie Overijssel met betrekking tot de impuls aan de groene omgeving.

3.1.4 Reconstructieplan Salland-Twente (2004)

Het Reconstructieplan Salland-Twente is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel op 15 september 2004. De ontwikkelingslocatie is gelegen in een verwevingsgebied van het reconstructieplan (zie figuur 11). Hier gaan landbouw, natuur en recreatie samen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0014.png"

Figuur 11: Zoneringskaart

Conclusie voor het plangebied

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het beleid van het reconstructieplan. Door enkele bunkers te slopen, nieuwe, compacte bebouwing toe te voegen, het terrein opnieuw in te richten en het aanzicht van de te behouden bunkers te versterken, wordt de beleving en aantrekkelijkheid van het terrein vergroot.

3.1.5 Natura-2000 gebieden

Nederland wijst op dit moment 162 gebieden aan als Natura-2000 gebieden (cf. de Natuurbeschermingswet 1998) met als doel de gevarieerde en rijke natuur te behouden en te versterken. Natura-2000 vormt op die manier een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden.

Conclusie voor het plangebied

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van gebieden welke beschermd zijn in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Effect op het nabijgelegen Natura-2000 gebied 'Vecht- en Beneden Reggegebied' is uitgesloten. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.1.1 van deze toelichting.

3.1.6 Natuurbeheerplan

Gedeputeerde Staten van Overijssel (GS) hebben op 19 september 2011 het Natuurbeheerplan Overijssel 2012 vastgesteld. In het Natuurbeheerplan van de provincie Overijssel wordt het volgende vermeld over zorglandgoederen.

Gestreefd wordt naar een toename van de oppervlakte en naar een verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap. Hierbij gaat het zowel over natuur in natuurgebieden, als om het stimuleren van natuurwaarden daar buiten. Met de bedoeling om (draagvlak voor) natuurwaarden te versterken, geeft de provincie ruimte aan functies die hierop aansluiten, zoals zorglandgoederen. Hierdoor ontstaat een ruimtelijke verwevenheid tussen natuur en omgeving. Deze verwevenheid maakt natuur en landschap tot een economische factor die in belang toeneemt. Over het algemeen gaat het hier om het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. In het plangebied is sprake van dit ontwikkelingsperspectief, zoals is aangegeven in paragraaf 3.1.1 en 3.1.2. De karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschap in deze gebieden wil de provincie versterken. Hier liggen aan de flanken van natuurgebieden kansen voor ontwikkelingen die de beleefbaarheid van de natuurgebieden vergroten.

Conclusie voor het plangebied

De ontwikkeling van het zorglandgoed en daarmee de dagbesteding in gebouw A1 past binnen het beleid van het Natuurbeheerplan.

3.2 Gemeentelijk Beleid

3.2.1 Bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld

De vigerende juridisch-planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan ‘Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld’ van de gemeente Ommen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Ommen op 27 januari 2011 en is onherroepelijk. In het vigerende bestemmingsplan kent het plangebied de bestemming Natuur. Op basis van deze bestemming kan het plan niet worden gerealiseerd.

Zoals in paragraaf 1.3 aangegeven kent het vigerende plan een wijzigingsbevoegdheid om de vigerende bestemming te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk, indien wordt aangetoond dat de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Onderhavig plan omvat de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid. De motivatie dat de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast is in paragraaf 4.1 opgenomen. De begrenzing van het onderhavige plangebied komt overeen met de begrenzing van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' uit het vigerende plan.

Conclusie voor het plangebied

De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het vigerend bestemmingsplan. Om de ontwikkelingen mogelijk te maken moet de bestemming Natuur door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 lid 1 onder a Wro worden gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk. Onderhavig plan voorziet daarin.

3.2.2 Visie op wonen, welzijn en zorg in Ommen

In 2008 is door bureau TMOP de visie op wonen, welzijn en zorg in Ommen ontwikkeld. De behoefte aan deze visie was groot, aangezien de markt voor zorg en welzijn enorm in beweging is. Vergrijzing, en ontgroening zijn factoren waar rekening mee moet worden gehouden.

Met opzet is de volgorde wonen - welzijn - zorg gekozen: wonen komt vóór welzijn: als een woning voldoende is aangepast, is voldaan aan een eerste voorwaarde om zelfstandig te kunnen (blijven) wonen. Welzijn gaat voor zorg: als er voldoende welzijnsactiviteiten zijn, is aan de tweede voorwaarde voldaan om zelfstandig te kunnen blijven. Uiteindelijk komt de zorg: met voldoende zorg op maat kan een inwoner met beperkingen zelfstandig blijven wonen.

Er is voor een viertal scenario's gekozen waar langs ontwikkeling op het gebied van wonen, welzijn en zorg kunnen plaatsvinden:

1. eigen boontjes doppen;
2. mogelijkheden binnen grenzen;
3. alles is mogelijk voor inwoners van Ommen;
4. de markt van zorg en welzijn.

Twee uitersten spelen hierbij een rol:

  • een zorggemeente worden of geen zorggemeente worden;
  • het aanbod van de instellingen centraal of de vraag van de inwoners centraal.

Scenario 3 is gekozen als streefbeeld voor Ommen. In dit scenario is er veel ruimte voor samenwerking tussen instellingen en voor vernieuwing. De gemeente neemt een regiorol op zich. Zorgvragers worden mondig en weten hun wensen te formuleren. Er komen beperkt aanvullende zorgvoorzieningen bij, omdat de vraag van de (huidige) bewoners centraal staat. Ommen wordt een zorggemeente voor de eigen bewoners.

Conclusie voor het plangebied

De ontwikkeling van het zorglandgoed, dus ook gebouw A1 als onderdeel van dit landgoed, past binnen deze visie, aangezien het tegemoet komt aan de zorgbehoefte van mensen met een verstandelijke beperking.

Hoofdstuk 4 Onderzoekskader

4.1 Natuur

Zoals in paragraaf 1.3 aangegeven kan de vigerende bestemming Natuur worden gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk, indien wordt aangetoond dat de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. De motivatie dat de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast is in dit hoofdstuk verwoord. In paragraaf 4.1.1 en 4.1.2 wordt ingegaan op de natuuronderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van het vigerende bestemmingsplan, om daarmee de context helder in beeld te brengen. In paragraaf 4.1.3 worden de mitigerende maatregelen beschreven die ervoor zorgen dat de natuurwaarden niet worden aangetast. In paragraaf 4.1.4 wordt bondig de conclusie van de natuuronderzoeken in relatie tot de wijzigingsbevoegdheid gegeven. Paragraaf 4.2 bevat de wettelijk verplichte waterparagraaf.

4.1.1 Natuurtoets en voortoets

In het kader van het bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld is een Natuurtoets en een voortoets uitgevoerd (Oranjewoud, Zorglandgoed Stegerveld, Ommen Onderzoek naar beschermde natuurwaarden, projectnr. 219841, revisie 07, 3 september 2010). De voortoets dient om vast te stellen of als gevolg van de voorgenomen plannen negatieve effecten mogelijk kunnen optreden op het nabij liggende Natura 2000-gebied Vecht- en Benedenreggegebied en de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. De conclusies luiden als volgt.

In het plangebied komt een aantal beschermde soorten voor. Het gaat om enkele meer algemeen voorkomende soorten die onder het lichtste beschermingsregime (tabel 1) van de Flora- en faunawet vallen, zoals konijn en veldmuis. Ook komen er zwaarder beschermde zoogdieren (tabel 2/3), reptielen (tabel 2/3) en (in hun broedseizoen beschermde) vogelsoorten (tabel 3) voor.

Voor broedvogels (tabel 3) geldt dat, indien aan de gestelde voorschriften wordt voldaan (de mitigerende maatregelen in paragraaf 3.4 van het genoemde onderzoeksrapport dienen te worden opgevolgd), er geen negatief effect zal optreden. Voor de zwaarder beschermde eekhoorn (tabel 2) en boommarter (tabel 3) wordt geen negatief effect verwacht. Het plangebied blijft zijn geschikte karakter voor deze soorten behouden.

Ook voor de levendbarende hagedis (tabel 2) en adder (tabel 3) geldt dat, mits men zich houdt aan de mitigerende maatregelen, er geen negatief effect zal optreden. Voor meer algemene soorten zoogdieren, de zogenaamde tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet (zoals het konijn), geldt een algemene vrijstelling. Wel dient er rekening te worden gehouden met de zorgplicht, die ook voor deze soorten geldt.

Ten aanzien van vleermuizen is een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2.

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen direct significant effect op kwalificerende habitattypen en habitatsoorten voor het Natura 2000-gebied Vecht- en Beneden-Reggegebied. Ook indirecte significante effecten kunnen worden uitgesloten. Een licht positief effect door een verbeterd intrekgebied voor grondwater door de voorgenomen natuurontwikkeling op huidige bestrate locaties, kan een licht positief effect hebben. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten.

De voorgestane ontwikkelingen hebben geen negatieve effecten op de omliggende Ecologische Hoofdstructuur (EHS), zolang bij werkzaamheden en de inrichting van het landgoed rekening wordt gehouden met de mitigerende maatregelen, zoals genoemd in het genoemde onderzoeksrapport.

Conclusie

Vanuit het aspect flora en fauna en de ligging nabij de EHS is er geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Ten behoeve van de vleermuizen is nader onderzoek uitgevoerd. Onderstaande paragrafen gaan in op de in het plangebied aanwezige vleermuizen.

4.1.2 Vleermuizenonderzoek

In 2010 heeft een vleermuizenonderzoek plaatsgevonden (Notitie vleermuizenonderzoek, Locatie Stegerveld, Ommen, projectnr. 10-143, december 2010, Ecogroen advies). Het onderzoek is uitgevoerd om inzichtelijk te krijgen of, wanneer en in welke mate de betreffende gebouwen en bomen in gebruik zijn als vaste verblijfplaats voor vleermuizen en in hoeverre aan- of afwezigheid van vleermuizen consequenties heeft voor de beoogde ontwikkelingen van het totale zorglandgoed. Het onderzoek is uitgevoerd conform het Protocol vleermuizenonderzoek (NGB, 2010).

Op basis van de veldonderzoeken kan gesteld worden dat het munitiegebouw (zuidwestelijk gebouw, i.c. gebouw A1) een belangrijke verblijfplaats is van gewone grootoorvleermuizen. Om aan dit gegeven tegemoet te komen, is aan dit gebouw in het vigerende bestemmingsplan in eerste instantie de bestemming natuur gegeven met een beschermende regeling ten aanzien van natuurwaarden, i.c. de vleermuizen. Voor het zorglandgoed is het van groot belang dat gebouw A1 als dagbestedingsgebouw in gebruik genomen kan worden. Om dit maatschappelijk gebruik van gebouw A1 in de toekomst mogelijk te maken is om die reden een wijzigingsbevoegdheid opgenomen

Om schade aan vleermuizen te voorkomen en de functionaliteit van de vaste verblijfplaatsen te waarborgen is het noodzakelijk om mitigerende maatregelen te nemen. De noodzakelijke maatregelen zijn via onderzoek bepaald en verwoord in paragraaf 4.1.3.

4.1.3 Onderbouwing mitigerende maatregelen gewone grootoorvleermuis

In het bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld is opgenomen dat de bestemming Natuur ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' kan worden gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk, mits de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Uit het onderzoek zoals genoemd in paragraaf 4.1.2 is naar voren gekomen, dat het gebouw A1 een functie heeft als verblijfplaats van de gewone grootoorvleermuis. Dit gebouw krijgt door onderhavig wijzigingsplan een maatschappelijke bestemming en zal daardoor haar functie voor vleermuizen verliezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0015.png"

Figuur 12: Ligging gebouw A1 en A2.

Door Ecogroen is onderzocht welke mitigerende maatregelen genomen moeten worden om negatieve effecten op gewone grootoorvleermuis te voorkomen als gevolg van de omvorming van gebouw A1. De resultaten van dit onderzoek zijn weergegeven in de Notitie ‘Onderbouwing mitigerende maatregelen Gewone grootoorvleermuis Stegerveld’ (Ecogroen, 15 september 2011). De resultaten van dit onderzoek worden hieronder samengevat.

Om vleermuizen een alternatief te bieden wordt gebouw A2 (met een vergelijkbare bouw als A1) zodanig ingericht, dat het gebouw dezelfde functies voor de gewone grootoorvleermuis krijgt als gebouw A1 momenteel heeft. Gebouw A2 ligt op korte afstand ten noorden van gebouw A1 en binnen het zorglandgoed (zie figuur 12).

Omdat de constructie van gebouw A2 volledig identiek is aan gebouw A1 en beide gebouwen dichtbij elkaar liggen is een zeer goede uitgangssituatie aanwezig om te zorgen dat gewone grootoorvleermuizen gebouw A1 verlaten en zich in gebouw A2 gaan vestigen. Hierbij is het belangrijk, dat enkele mitigerende maatregelen worden getroffen. Van belang is dat gebouw A2 eerst geschikter wordt gemaakt voor vleermuizen, alvorens gebouw A1 wordt omgevormd/ ongeschikt wordt gemaakt. Hiervoor worden de volgende maatregelen getroffen:

  1. 1. Verbeteren toegankelijkheid gebouw A2

Gebouw A1 dient als referentie voor de inrichting van gebouw A2. Qua toegankelijkheid zijn de belangrijkste verschillen tussen gebouw A1 en A2 het ontbreken van openingen tussen het rooster en het ontluchtingskanaal en de aanwezigheid van één ontluchtingskanaal die vrijwel geheel afgesloten is in gebouw A2.

Om de toegankelijkheid van gebouw A2 te verbeteren, wordt het rooster direct onder de nok van het dak iets verbogen of deels verwijderd, zodat smalle openingen (2 à 3 cm) ontstaan tussen het rooster en het ontluchtingskanaal. Geheel verwijderen of het maken van grotere openingen is nadelig voor vleermuizen, omdat er dan mogelijk roofdieren in het gebouw terecht kunnen komen. Daarnaast dient het vrijwel gesloten ontluchtingskanaal weer open gezet te worden. De ontluchtingspijpen worden spinnenwebvrij gemaakt.

  1. 2. Ophangen van vleermuiskasten in gebouw A2

Aangezien gebouw A1 qua binnenruimte identiek is aan gebouw A2 wordt verwacht dat de inrichting van de binnenruimte geen oorzaak is voor het nagenoeg ontbreken van vleermuizen.

Het ophangen van vleermuiskasten in gebouw A2 biedt extra mogelijkheden voor vleermuizen, omdat vleermuizen de voorkeur hebben om in smalle ruimten weg te kruipen. Er worden vier kasten opgehangen aan verschillende gevels van het gebouw. In figuur 13 zijn de beste locaties voor de vleermuiskasten weergegeven. De kasten zullen conform figuur 13 worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.20111203001-va01_0016.png"Figuur 13: Locaties vleermuiskasten gebouw A2

  1. 3. Garanderen rust gebouw A2

Om nieuwsgierige gebruikers van het toekomstige zorglandschap uit gebouw A2 te weren is het van belang dat het gebouw wordt afgesloten en alleen ten behoeve van eventueel vleermuisonderzoek wordt geopend. Hierdoor blijft verstoring van vleermuizen tot een minimum beperkt.

  1. 4. Ongeschikt maken gebouw A1

Het ongeschikt maken van gebouw A1 kan plaatsvinden, nadat de maatregelen voor gebouw A2 (verbeteren toegang en ophangen vleermuiskasten) zijn uitgevoerd. Gebouw A1 kan vrij eenvoudig ongeschikt worden gemaakt voor vleermuizen door alle deuren van het gebouw te openen. Hierdoor wordt het gebouw onaantrekkelijk voor vleermuizen, vanwege tochtstromen en vooral doordat de ruimte geheel verlicht wordt.

Het openzetten van de deuren dient plaats te vinden in oktober, buiten de kwetsbare voortplantings- en overwinteringsperiode van de gewone grootoorvleermuis, bij een buitentemperatuur van minimaal 5 °C. Van belang is om de deuren pas aan het eind van de middag te openen om kans op predatie door roofdieren tot een minimum te beperken. Wanneer de vleermuizen na één of enkele dagen vertrokken zijn, kunnen de ontluchtingskanalen afgesloten worden en kunnen de deuren vervolgens weer gesloten worden. Op deze wijze is gebouw A1 niet meer toegankelijk voor vleermuizen.

De genoemde maatregelen zijn getroffen.

4.1.4 Conclusie

Tijdens het onderzoek in 2010 (Notitie vleermuizenonderzoek, Locatie Stegerveld, Ommen, projectnr. 10-143, december 2010, Ecogroen advies) is vastgesteld, dat de aantallen gewone grootoorvleermuizen in gebouw A1 sterk wisselen. Dit indiceert, dat de lokaal aanwezige populatie gewone grootoorvleermuizen ook gebruik maakt van in de omgeving aanwezige gebouwen/ bomen als verblijfplaats. Omdat gebouw A2 een vergelijkbare bouw heeft als gebouw A1, gebouw A2 op korte afstand van gebouw A1 ligt (circa 75 meter) en er op het terrein in het verleden meerdere gebouwen als verblijfplaats van vleermuizen (en gewone grootoorvleermuis in het bijzonder) zijn gebruikt, is het zeer aannemelijk, dat de gewone grootoorvleermuis het gebouw A2 op korte termijn zal ontdekken als verblijfplaats. Bovendien zijn naar verwachting buiten het terrein alternatieve verblijfplaatsen aanwezig. De vleermuizen kunnen dan ook eenvoudig uitwijken naar alternatieve verblijfplaatsen. In combinatie met de voorgestelde mitigerende maatregelen blijft de functionele leefomgeving van gewone grootoorvleermuis zowel op de korte als de lange termijn gegarandeerd. De natuurwaarden worden derhalve niet onevenredig aangetast.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de maatregelen aan gebouw A2, dat bestemd is als Natuur, passen binnen het vigerende bestemmingsplan en reeds zijn uitgevoerd.

4.2 Waterparagraaf

In het kader van de ontwikkeling van het zorglandgoed is op 7 april 2010 telefonisch overleg gevoerd met de heer Legtenberg van Waterschap Velt en Vecht. De afspraken ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie, voor zover relevant in het kader van het bestemmingsplan, zijn opgenomen in de waterparagraaf van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld.

In het vigerende bestemmingsplan is bepaald, dat er bij de ontwikkeling van het zorglandgoed sprake is van een netto afname van verhard oppervlak op het totale terrein, waardoor het af te voeren water zal afnemen. Om het dakwater van de nieuw te bouwen glazen verbinding tussen de bunkers niet op naastgelegen deelstroomgebieden af te wentelen wordt er een infiltratievoorziening aangelegd om het water in de bodem te infiltreren. Daarnaast wordt een deel van het huidige verhard oppervlak ingericht als heidevegetatie. Dit betekent dat de uitbreiding geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie buiten de plangebiedgrenzen. Indien nodig, vanwege de beperkte uitbreiding van 60 m2 dakoppervlak van gebouw A1, zal er naast het gebouw een inflitratievoorziening worden aangelegd in de vorm van een berm of (zak)sloot.

Om grondwateroverlast in de (bestaande) gebouwen te voorkomen heeft het waterschap in het vigerende bestemmingsplan geadviseerd om de vloerpeilen voldoende hoog aan te leggen en te kiezen voor een vloerpeil die tenminste 30 centimeter boven de weg ligt. Er is sprake van een bestaande situatie (bestaande bebouwing die een andere functie krijgt) die niet verandert en waarbij er bovendien geen wateroverlast bekend is. Het is daardoor niet nodig de vloerpeilen op 30 cm boven de weg aan te leggen. Mocht er ondanks het feit dat er geen overlast bekend, toch sprake zijn van wateroverlast vanaf het maaiveld in het gebouw dan zullen daarvoor maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld in de vorm van drempels.

Waterketen

Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van WB21 betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Dit is in de toekomstige situatie ook het geval. Het hemelwater wordt afgevoerd naar een infiltratievoorziening en middels bodempassage wordt het water gezuiverd. De gemeente streeft bij nieuwbouw en renovaties naar het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel, waardoor het afvalwater en het regenwater afzonderlijk wordt afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. In de toekomstige situatie wordt het hemelwater niet door middel van riolering afgevoerd, maar in het plangebied geïnfiltreerd. Aan de noordkant van het terrein ligt een persleiding met voldoende capaciteit om vuil water af te voeren. Hierop kan de riolering van het terrein worden aangesloten met daartussen een persgemaal.

Duurzaam stedelijk waterbeheer

In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer zal bij de inrichting van het plangebied rekening worden gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. De nadruk wordt gelegd op het gebruik van duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren.

Conclusie

Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan de verplichtingen in het kader van de watertoets. In het plangebied zijn geen knelpunten ten aanzien van water aanwezig die de planontwikkeling kunnen belemmeren.

Hoofdstuk 5 Toelichting Op De Planregels

5.1 Algemeen

Overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. Bij het opstellen van de regels is rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.


In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2 De Regels

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit eerste artikel is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities teneinde misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe gemeten wordt.


2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kent de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;

In paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan.


3. Algemene regels

Dit hoofdstuk regelt de volgende onderwerpen:

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

In dit artikel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Artikel 5 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is bepaald dat onder bepaalde voorwaarden bestaande maten mogen worden gehandhaafd.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Hiermee is bepaald dat het verboden is om grond te gebruiken als buitenopslag.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Hierin wordt geregeld dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen en dat bouwgrenzen mogen worden overschreden. Hieraan zijn enkele voorwaarden en beperkingen verbonden.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

Hierin is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders opgenomen om de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen met niet meer dan 3 m.

Artikel 9 Overige regels

Deze bevat de uitsluiting aanvullende werking bouwverordening. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over de relatie tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan.


4. Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:

Artikel 10 Overgangsrecht

Het overgangsrecht betreft regels ten aanzien van bouwwerken en gebruik die niet (geheel) passen in dit nieuwe bestemmingsplan.

Artikel 11 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan).

5.3 Nadere Toelichting Op De Bestemmingen

In deze paragraaf wordt uitleg gegeven over de bestemmingsregels die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

Artikel 3 Maatschappelijk

Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn dagbesteding, expositieruimte, recreatief medegebruik en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Er gelden bouwregels ten aanzien van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeren.

Hoofdstuk 6 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de ontwikkeling van het zorglandgoed Stegerveld is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Hierdoor is het volgens de Wet ruimtelijke ordening niet nodig om een exploitatieplan op te stellen. Het uitvoeren van het plan heeft verder geen financiële gevolgen voor de gemeente. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar wordt geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak


Inspraak vigerende plan

Onderhavig bestemmingsplan is een wijzigingsplan gebaseerd op de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld. In het kader van dat bestemmingsplan is er op 16 april 2010 een informatiebijeenkomst geweest, waarbij alle omwonenden en andere geïnteresseerden welkom waren. Tijdens die middag is het ontwerp van het zorglandgoed gepresenteerd. Gebruik van gebouw A1 als dagbesteding was onderdeel van de gepresenteerde plannen. Bij de ontwikkeling zijn diverse partijen betrokken die eveneens aanwezig waren op deze bijeenkomst. Zo waren vertegenwoordigers van Baalderborg, Woningstichting de Veste, de gemeente Ommen en de provincie Overijssel aanwezig.

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld heeft vanaf 17 juni 2010 gedurende 6 weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis. In deze inspraakperiode zijn betrokkenen en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om te reageren op de inhoud van dat voorontwerp bestemmingsplan. Hierop zijn drie schriftelijke inspraakreacties ontvangen. Tevens heeft op 6 juli 2010 een inloopavond plaatsgevonden. Tegen de dagbesteding in gebouw A1 zijn destijds geen reacties ingediend. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen van donderdag 30 september 2010 tot en met woensdag 10 november 2010. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op donderdag 27 januari 2011 vastgesteld. Er is geen beroep ingesteld.

Inspraak onderhavige plan

Dit wijzigingsplan vindt zijn oorsprong in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld. In het kader van dit vigerende plan heeft reeds de nodige inspraak plaatsgevonden. Zo is er op 16 april 2010 een informatiemiddag geweest en heeft er op 6 juli 2010 in het kader van de inspraak een inloopavond plaatsgevonden, waarbij de plannen zijn gepresenteerd. Voorts zijn er tegen het vigerende plan geen zienswijzen en beroepschriften ingediend. Gelet op deze uitgebreide voorbereidingsprocedure van het moederplan, alsmede gelet op het karakter van dit plan, het betreft de toepassing van een in het moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, is er voor gekozen geen afzonderlijke inspraakprocedure te volgen en het plan direct als ontwerpplan ter inzage te leggen. Wel kan een ieder zijn of haar zienswijze tegen het ontwerpplan kenbaar maken.

Afstemming verplaatsing vleermuizen A1

Na de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan is begonnen met het traject om een goed alternatief te vinden voor de vleermuizen in gebouw A1, zodat dat gebouw kan worden ingezet voor dagbestedingsactiviteiten. Hierover is uitgebreid overlegd en gesproken met de Dienst Landelijk Gebied Regio Oost (DLG).

In eerste instantie was in het vigerende bestemmingsplan voorzien, dat de grondgedekte bunker S8 (zie figuur 2) in de zuidoostflank van het zorglandgoed gehandhaafd zou blijven en geschikt zou worden gemaakt voor verblijf van vleermuizen. In het vigerende bestemmingsplan is aan die bunker dan ook een Natuurbestemming toegekend en is een bouwvlak opgenomen.

In overleg met DLG en na een locatiebezoek is samen met DLG en Ecogroen, waarbij de aanwezige relevante gebouwen op het terrein zijn bekeken, door partijen besproken, dat met de juiste maatregelen gebouw A2 geschikt te maken is als alternatief van gebouw A1. Ecogroen heeft een notitie opgesteld waaruit volgt welke maatregelen daarvoor noodzakelijk zijn. Dit is in paragraaf 4.1.3 beschreven.

6.2.2 Vooroverleg

Het concept ontwerpwijzigingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld, wijziging ex artikel 3.6 Wro, dagbesteding is ten behoeve van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening verzonden aan:

  1. 1. Provincie Overijssel, eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid;
  2. 2. VROM-Inspectie Oost Nederland;
  3. 3. Waterschap Velt en Vecht;
  4. 4. Gemeente Hardenberg.


Van de instantie als genoemd onder 2. is geen reactie ontvangen. De reacties van de overige overleginstanties zijn hieronder samengevat en beantwoord.


Ad.1 Provincie Overijssel, eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid

Het concept ontwerpwijzigingsplan Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld, wijziging ex artikel 3.6 Wro, dagbesteding is op 9 november 2011 besproken met de provincie Overijssel tijdens het periodieke ambtelijke overleg tussen provincie en gemeente Ommen. Tijdens dit overleg heeft de provincie aangegeven dat het plan provinciaal belang raakt, maar hiermee niet stijdig is. Gelet hierop gaat de provincie akkoord met het wijzigingsplan.

Reactie gemeente
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpwijzigingsplan.

Ad 3. Waterschap Velt en Vecht

Het waterschap heeft, in een e-mail d.d. 16 augustus 2011, geadviseerd om wateroverlast in gebouwen te voorkomen door de vloerpeilen tenminste 30 centimeter boven de weg aan te leggen. In het voorliggende wijzigingsplan staat beschreven, dat er sprake is van een bestaande situatie en het daardoor niet nodig is om de vloerpeilen op 30 centimeter boven de weg aan te leggen. Bij het waterschap is niet duidelijk hoe groot het verschil, tussen de bovenkant vloerpeil en het maaiveld, nu daadwerkelijk is. Om wateroverlast vanaf het maaiveld in gebouwen te voorkomen adviseert het waterschap om hier maatregelen voor te nemen. Dit kan bijvoorbeeld door drempels te plaatsen. Wanneer voornoemde opmerking in het plan wordt meegenomen heeft waterschap Velt en Vecht geen bezwaar.


Reactie gemeente
Ten aanzien van het advies over de vloerpeilen merken we op, dat er in de bestaande situatie geen wateroverlast bekend is. Het is daardoor niet nodig de vloerpeilen op 30 cm boven de weg aan te leggen. Mocht er ondanks het feit dat er geen overlast bekend, toch sprake zijn van wateroverlast vanaf het maaiveld in het gebouw dan zullen daarvoor maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld in de vorm van drempels.


Conclusie
De reactie van het waterschap wordt verwerkt in de waterparagraaf van het bestemmingsplan. Deze reactie geeft verder geen aanleiding tot aanpassingen van het bestemmingsplan.


Ad. 4. Gemeente Hardenberg

De gemeente Hardenberg heeft per e-mail gereageerd op 1 december 2011. De gemeente geeft aan, dat het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied, Zorglandgoed, Stegerveld, wijziging ex artikel 3.6 Wro, dagbesteding" geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.


Reactie gemeente
Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie
Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het ontwerpwijzigingsplan.

Bijlage 1 Natuurtoets En Voortoets

Bijlage 1 Natuurtoets en voortoets

Bijlage 2 Notitie Vleermuizenonderzoek (December 2010)

Bijlage 2 Notitie Vleermuizenonderzoek (december 2010)

Bijlage 3 Vleermuizenonderzoek: Maatregelen En Motivatie (September 2011)

Bijlage 3 Vleermuizenonderzoek: maatregelen en motivatie (september 2011)