KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 6 Centrum
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Recreatie
Artikel 12 Sport
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen - 1
Artikel 18 Wonen - 2
Artikel 19 Wonen - 3
Artikel 20 Leiding - Riool
Artikel 21 Leiding - Water
Artikel 22 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
Artikel 23 Waterstaat
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 28 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht
Artikel 30 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidsanalyse
2.1 Algemeen
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Functionele Analyse
3.1 Algemeen
3.2 Geologie, Bodem En Waterhuishouding
3.3 Landschap En Natuur
3.4 Cultuurhistorie En Archeologie
3.5 Landbouw
3.6 Wonen
3.7 Bedrijven En Voorzieningen
3.8 Recreatie
3.9 Infrastructuur
3.10 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 4 Visie
4.1 Wonen
4.2 Werken
4.3 Recreatie En Toerisme En Sport
4.4 Natuur, Landschap En Water
4.5 Cultuurhistorie
4.6 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Onderzoek En Verantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Geluidhinder
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Bodem
5.5 Archeologie En Cultuurhistorie
5.6 Water
5.7 Flora En Fauna
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Externe Veiligheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Systematiek Van De Planregels
6.3 Beschrijving Per Bestemming
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Specifieke Vormen Van Bedrijven
Bijlage 1 Akoestische Berekening Canadastraat 74-76
Bijlage 2 Berekening Groepsrisico Hartholt Olie Bv
Bijlage 3 Berekening Groepsrisico Autoservice Heino
Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico Autoservice Heino
Bijlage 5 Verantwoording Groepsrisico Hartholt Olie
Bijlage 6 Verslag Inspraak En Overleg
Bijlage 7 Verslag Zienswijze
Bijlage 8 Wijzigingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 9 Eindnoten

Heino

Bestemmingsplan - gemeente Raalte

Vastgesteld op 22-04-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Heino' van de gemeente Raalte;

1.2 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een productiegerichte paardenhouderij, een vis- of een wormenkwekerij;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, al dan niet gericht op uiterlijke verzorging (zoals onder andere kapper, pedicure, manicure, gezichtsverzorging), waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden;

1.9 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.11 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten:

het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca);

1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0177.BP20080018 -0003 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi - inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.18 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.22 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 cultuurhistorische waarden:

de waarde die is toegekend aan ruimtelijk relevante elementen en structuren in stedelijk en landelijk gebied die een beeld geven van de bewonings- en ontginninggeschiedenis. Met andere woorden: de fysieke elementen in een landschap die het ingrijpen van de mens in de jaren tonen.

De cultuurhistorie omvat zowel het archeologisch, historisch (steden)bouwkundig, als het historisch geografisch erfgoed;

1.26 dagrecreatie:

het verblijf, buiten de woning, voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;

1.27 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.28 detailhandel volumineus:

detailhandel in auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling waaronder begrepen een tuincentrum en een bouwmarkt;

1.29 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.31 evenement:

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.34 gestapelde woning:

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.35 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open grond, waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltvoorzieningen zoals bijvoorbeeld een melkveehouderij, akkerbouwbedrijf of een paardenfokkerij;

1.36 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

1.37 hellend dak:

een afdekking van een gebouw, die geen horizontale of gebogen vlakken bevat, met uitzondering van dakkapellen of vergelijkbare onderdelen;

1.38 hoofdgebouw:

een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw dat, door zijn vorm en/of constructie, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwvlak kan worden aangemerkt;

1.39 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, met uitzondering van coffeeshops;

horeca, categorie 1 "lichte horeca"

Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

automatiek;

broodjeszaak;

cafetaria;

croissanterie;

koffiebar;

lunchroom;

ijssalon;

snackbar;

tearoom;

traiteur.

1b. Overige lichte horeca, zoals:

bistro;

restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

hotel.

1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;

restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).

horeca, categorie 2 "middelzware horeca"

Horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

bierhuis;

biljartcentrum;

café:

proeflokaal;

shoarma/grillroom;

zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

horeca, categorie 3 "zware horeca"

Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

dancing;

discotheek;

nachtclub;

partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

1.40 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.41 kantoor:

een ruimte welke door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.42 kunstobject:

voortbrengsel van beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.43 kunstwerken:

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.44 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen;

1.45 overkapping:

een bouwwerk al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie zonder dan wel met ten hoogste 1 wand;

1.46 parkeergarage:

een, ten behoeve van het stallen van voertuigen opgericht gebouw;

1.47 patiowoningen:

woningen met een kleine ommuurde privé-buitenruimte;

1.48 peil:

  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: een horizontaal vlak gelegen op 10 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.49 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.50 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.52 recreatieve bewoning:

de bewoning van een gebouw dat naar aard en inrichting bestemd is voor bewoning in het kader van verblijfsrecreatie door mensen welke hun hoofdwoonverblijf elders hebben en waarvan permanente bewoning door dezelfde mensen niet is toegestaan;

1.53 route voor langzaam verkeer:

wegen en paden ten behoeve van voetgangers en niet gemotoriseerd verkeer;

1.54 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 veiligheidszone - lpg:

minimaal vereiste afstand ten opzichte van het vulpunt van het ondergrondse of ingeterpte opslagreservoir op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.56 voorgevel:

de naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw of, indien het een hoofdgebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.57 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.58 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.59 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het vlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de afstand tot de perceelsgrens:

de afstand tussen de perceelgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk/gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk/gebouw:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk/gebouw:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk/gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 meten op de verbeelding:

op de verbeelding dient hart-op-hart van de grenzen te worden gemeten;

2.8 overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor karakteristieke boombeplanting;

met de daarbij behorende:

  1. c. verkeers(verblijfs-)voorzieningen;
  2. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. evenementen;
  3. g. openbare nutsvoorzieningen;
  4. h. recreatief medegebruik;
  5. i. water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Aanlegvergunning

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone- wijzigingsgebied 2' de bestemming 'Agrarisch', gelegen binnen het bouwvlak, te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het veranderen, dan wel de gehele of gedeeltelijk herbouw of verbouw, daaronder woningsplitsing in ten hoogste twee woningen begrepen, van boerderijen, waaronder wordt verstaan agrarische bedrijfswoningen zonodig met de in het bouwlichaam geintergreerde bedrijfsruimte (n), inclusief die welke op zichzelf beschouwd een architectonische en/of cultuurhistorische waarde bezitten danwel door hun karakter en ligging een wezenlijk element in het landschapsbeeld vormen, voor wonen, die geen verband houden met enige tak van agrarische bedrijfsvoering, mits:

  1. a. de uitwendige architectonische vormgeving niet wezenlijk wordt aangetast, tenzij het betreft herstel van de oorspronkelijke waarden;
  2. b. het in de architectonische vormgeving tot uitdrukking komende karakter van de boerderij niet wordt vergroot;
  3. c. de bebouwde grondoppervlakte van de boerderij niet wordt vergroot;
  4. d. door het veranderen, dan wel de herbouw/verbouw andere belangen, met name agrarische en landschappelijke, niet onevenredig worden geschaad;
  5. e. gelet op de ligging van de te verbouwen boerderij ten opzichte van de overige (agrarische) bebouwing en bestemmingen in redelijkheid geen vrees behoeft te bestaan voor het ontstaan van ernstige hinder over en weer;
  6. f. ingeval van woningsplitsing de lengte van een van de gevels van de boerderij ten minste 20,00 meter en de inhoud van de boerderij ten minste 1.000 m³ bedraagt;
  7. g. ingeval van splitsing de inhoud van de woning ten minste 250 m³ bedraagt, met dien verstande dat bij de woningsplitsing een woning mag worden uitgevoerd als kleine wooneenheid met een inhoud van ten minste 150 m³;
  8. h. door middel van specifiek onderzoek wordt aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder, geluidhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie;
  9. i. voor het overige het bepaalde in artikelen 13 en 17, 18 of 19 wordt toegepast.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 2', voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten behorende tot categorie 1 en 2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende en als zodanig deel uitmakende bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten) met inachtneming van het bepaalde in sub d;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2', voor het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten behorende tot categorie 1, 2, 3.1 en 3.2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende en als zodanig deel uitmakende bijlage 1 (Lijst van bedrijfsactiviteiten) met inachtneming van het bepaalde in sub d;
  3. c. de verhouding tussen bedrijfsruimte en kantoorruimte mag maximaal 60% / 40% bedragen, mits de kantoorruimten bouwkundig zijn gekoppeld aan de bedrijfsruimten;
  4. d. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  5. e. detailhandel in motorvoertuigen en motorbrandstoffen, met dien verstande dat alleen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' de opslag en verkoop van lpg is toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' voor een lpg-vulpunt;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wonen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - volumineus', voor de verkoop van motorvoertuigen en detailhandel in doe-het-zelf artikelen, zoals ijzerwaren, gereedschappen, land- en tuinbouwartikelen, bouwartikelen etc. en verhuur van elektrische gereedschappen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', voor volumineuze detailhandel;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf 1 t/m 5', voor bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels behorende en als zodanig deel uitmakende bijlage 2 (Specifieke vorm van bedrijven) met dien verstande dat:
    1. 1. de betreffende bedrijven uitsluitend zijn toegestaan op de aangegeven adressen en waarbij het bepaalde onder a en b onverminderd van toepassing is;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' de stalling van vee en mestopslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stalling vee en mestopslag' is toegestaan;
  11. k. met uitzondering van het bepaalde in sub c, zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', geheel bestemd voor kantoren;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', voor een geluidscherm;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', voor een opslagruimte/magazijn;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - fietsenwinkel', voor de reparatie van fietsen en de daarbij behorende productiegebonden detailhandel;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping', voor een overkapping;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop vuurwerk', voor de verkoop van consumentenvuurwerk tot maximaal 10.000 kg;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uitgesloten', zijn geen bedrijven toegestaan;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uitgesloten' gelegen aan de Lentheweg, zijn geen bedrijven toegestaan; ook mag hier geen opslag van goederen plaatsvinden en mogen hier de achterliggende bedrijven niet vanaf de Lentheweg voor gemotoriseerd verkeer ontsloten worden;

    met de daarbijbehorende:
  19. s. aan- en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
  20. t. tuinen, erven en terreinen;
  21. u. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. v. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen alsmede van parkeervoorzieningen, met dien verstande dat de onbebouwde zone van een bedrijfsperceel tussen de naar de weg gekeerde zijde en de bebouwingsgrens alsmede de onbebouwde zone langs de Rondweg-Heino uitsluitend bestemd zijn voor de aanleg van parkeerplaatsen en groenvoorzieningen;
  2. w. (infiltratie)groenvoorzieningen;
  3. x. wegen, straten en paden;
  4. y. water;
  5. z. openbare nutsvoorzieningen.

met inachtneming van het volgende:

  1. aa. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. ab. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in sub e;
  3. ac. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering van het bepaalde in sub p;
  4. ad. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 zijn niet

toegestaan.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Ontheffing van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden binnen het aangegeven gebied 'Wro-zone – wijzigingsgebied 1' wijzigen in een de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de navolgende voorwaarden:

  1. a. indien de bestemming wordt gewijzigd dient ingeval van een nieuwe woonfunctie de uitbreiding van de woningvoorraad te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  2. b. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder, geluidhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie;
  3. c. in het kader van de wijziging dienen nadere regels met betrekking tot het bouwen te worden toegepast, die zoveel mogelijk zijn gebaseerd op artikelen 13 en 17, 18 of 19.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen;

    met de daarbijbehorende:
  2. b. terreinen;

    met daaraan ondergeschikt:
  3. c. ontsluitingswegen;
  4. d. water;
  5. e. (infiltratie)groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Centrum

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. horeca in categorie 1 en 2 voor zover reeds aanwezig op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-plan, uitsluitend op de begane grond met uitzondering van hotelaccommodatie, dat op tevens de verdieping is toegestaan;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. kantoren;
  6. f. evenementen;
  7. g. wonen op de begane grond, indien dit wonen reeds plaatsvindt op het moment van tervisielegging van het ontwerp-plan;
  8. h. wonen op de verdieping;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf, een bedrijf tot en met categorie 2, zoals vermeld in bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', een parkeergarage voor minimaal 40 parkeerplaatsen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', voor een onderdoorgang;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor karakteristieke boombeplanting;

met de daarbijbehorende:

  1. m. groenvoorzieningen;
  2. n. parkeervoorzieningen;
  3. o. tuinen, erven en terreinen.
  1. p. met daaraan ondergeschikt:
  2. q. groenvoorzieningen;
  3. r. openbare nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Ontheffing van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

6.6 Ontheffing van de gebruiksregels

6.7 Aanlegvergunning

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';

met de daarbijbehorende:

  1. a. tuinen, erven en terreinen;
  2. b. parkeervoorzieningen;

    met daaraan ondergeschikt:
  3. c. wegen en paden;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Gemengd

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. kantoren;
  5. e. evenementen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', voor detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', voor horeca van categorie 2;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - pension', voor een pension;

met de daarbijbehorende functies:

  1. i. beperkte, onzelfstandige horeca-activiteiten ten dienste van bovengenoemde functies;
  2. j. parkeervoorzieningen;
  3. k. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. wegen en paden;
  2. m. groenvoorzieningen;
  3. n. openbare nutsvoorzieningen;
  4. o. waterhuiskoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (infiltratie) groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. waterlopen en waterpartijen;
  5. e. voet- en rijwielpaden;
  6. f. calamiteitenroute;
  7. g. verhardingen;
  8. h. een volière en een muziekkoepel binnen de aangegeven bouwvlakken in de Hof van Rakhorst aan de Canadastraat;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor karakteristieke boombeplanting;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', voor een antennemast;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', voor opslag c.q. de bouw van gebouwen ten behoeve van de opslag van gescheiden ingezamelde afvalstromen, zoals koelkasten, diepvriezers, glas en oud ijzer;

met de daarbij behorende:

  1. l. kunstwerken;
  2. m. kunstobjecten;
  3. n. voorzieningen van algemeen nut met een signaleringsfunctie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. o. evenementen;
  2. p. in- en uitritten;
  3. q. parkeervoorzieningen;
  4. r. verhardingen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Aanlegvergunning

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats', voor een begraafplaats;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', voor een brandweerkazerne;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', voor wonen op de verdieping;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor karakteristieke boombeplanting;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - (niet) zelfstandige wooneenheden' voor wonen en hieraan gerelateerde maatschappelijke voorzieningen in (niet) zelfstandige wooneenheden;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'sport', voor sportvoorzieningen;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2', voor een horeca categorie 2 met een maximum bvo van 200 m²;

met de daarbijbehorende:

  1. i. wegen en paden;
  2. j. speelvoorzieningen;
  3. k. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. l. parkeervoorzieningen;
  2. m. groenvoorzieningen;
  3. n. water.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd :

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. een goede woonsituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Aanlegvergunning

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een ijsbaan;

met de daarbij behorende:

  1. b. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. water;
  2. d. groenvoorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  2. b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Sport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. sportvoorzieningen;
  3. c. horecavoorzieningen voor zover rechtstreeks gerelateerd aan de ter plaatse uitgeoefende sportieve recreatie;
  4. d. evenementen;

met de daarbijbehorende:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. parkeervoorzieningen;
  2. h. water;
  3. i. groenvoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd :

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
  2. b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 12.2.1 voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  2. b. de hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;
  3. c. er ontstaat geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' voor karakteristieke boombeplanting;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schuur', voor een schuur;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' voor aanbouwen bij de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2;

met de daarbij behorende:

  1. e. erven;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. verhardingen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. groenvoorzieningen;
  2. i. waterlopen en waterpartijen;
  3. j. wegen en paden;
  4. k. in- en uitritten.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Aanlegvergunning

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
    waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met de daarbijbehorende:

  1. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. e. voorzieningen ten dienste van het algemeen nut met een signaleringsfunctie;
  3. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. parkeervoorzieningen;
  2. h. kunstwerken;
  3. i. waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten, pleinen en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- route langzaam verkeer', een route voor langzaam verkeer;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor karakteristieke boombeplanting;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'garage', voor garages;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luifel', voor een luifel;
  7. g. evenementen;
  8. h. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. i. kunstwerken;
  2. j. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. k. waterlopen;
  4. l. kunstobjecten;
  5. m. voorzieningen ten dienste van het algemeen nut;
  6. n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  7. o. speelvoorzieningen;
  8. p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. q. nutsvoorzieningen;
  2. r. groenvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. een goede woonsituatie;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Specifieke gebruiksregels

15.5 Aanlegvergunning

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'steiger', voor een steiger;

met de daarbijbehorende:

  1. e. kunstwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. wegen, straten en paden;
  2. g. erven en terreinen;
  3. h. voorzieningen ten dienste van het algemeen nut;
  4. i. groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd :

16.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in 16.2.1, voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van waterhuishoudkundige projecten zulks tot een hoogte van maximaal 6 meter en een maximale oppervlakte van 25 m²;

16.4 Specifieke gebruiksregels

16.5 Aanlegvergunning

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', voor woningen twee-aaneen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', voor aaneengebouwde woningen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoningen', voor patiowoningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn uitsluitend woonwagens met bijbehorende voorzieningen toegestaan;
  3. c. aan- en bijgebouwen;

met de daarbijbehorende:

  1. d. tuinen, erven en terreinen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. wegen en paden.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Ontheffing van de bouwregels

17.5 Specifieke gebruiksregels

17.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen', voor woningen twee-aaneen;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd', voor aaneengebouwde woningen;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen;
  2. b. aan- en bijgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - klusbedrijf', voor een klusbedrijf;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - duivenvereniging', voor een duivenvereniging;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor karakteristieke boombeplanting;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', voor opslag;

met de daarbijbehorende:

  1. g. tuinen, erven en terreinen;
  2. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. wegen en paden.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd :

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Ontheffing van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

18.6 Ontheffing van de gebruiksregels

18.7 Aanlegvergunning

Artikel 19 Wonen - 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', voor vrijstaande woningen;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', voor gestapelde woningen;
  2. b. aan- en bijgebouwen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom', voor karakteristieke boombeplanting;

met de daarbijbehorende:

  1. d. tuinen, erven en terreinen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. wegen en paden.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de milieusituatie;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Speciefieke gebruiksregels

19.5 Ontheffing van de gebruiksregels

19.6 Aanlegvergunning

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming (basisbestemming), mede bestemd voor een rioolpersleiding, met daarbij behorende leidingzone, veiligheidszone, gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.

20.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

20.3 Ontheffing van de bouwregels

20.4 Aanlegvergunning

Artikel 21 Leiding - Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming (basisbestemming), mede bestemd voor een waterleiding, met daarbij behorende leidingzone, veiligheidszone, gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken.

21.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd :

21.3 Ontheffing van de bouwregels

21.4 Aanlegvergunning

Artikel 22 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar

voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

22.3 Ontheffing van de bouwregels

22.4 Aanlegvergunning

Artikel 23 Waterstaat

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd :

23.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterhuishouding , ontheffing verlenen van het bepaalde in 23.2.1 en toestaan dat de in de basisbestemming vermelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterstaatsbeheerder.

23.4 Aanlegvergunning

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken voor opslag-, stort-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
  2. b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' geldt dat deze gronden ook zijn bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een aanwezige lpg-installatie. Hier mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het vulpunt behoort.

26.2 Vrijwaringzone - straalpad

Artikel 27 Algemene Ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

  1. a. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven op de verbeelding niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  2. b. de bestemmings-, bouwgrenzen en overige aanduidingen indien en voor zover deze afwijkingen noodzakelijk zijn in verband met de uitmeting van het terrein dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond gewenst is, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  3. c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter.

Artikel 28 Algemene Procedureregels

28.1 Ontheffingen

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

28.2 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

28.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

28.4 Aanlegvergunning

Bij het verlenen van een aanlegvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

29.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

29.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

29.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 30 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Heino'

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 april 2010.

De voorzitter, De griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De kern Heino kent op dit moment een groot aantal bestemmingsplannen, waarvan een deel verouderd is. De gemeente Raalte wenst deze bestemmingsplannen te actualiseren waardoor er een nieuw bestemmingsplan voor de kern komt, dat de huidige plannen vervangt. Door het nieuwe bestemmingsplan volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van het gemeentelijke handboek bestemmingsplannen, wordt uniformiteit in kaartbeeld en regels bewerkstelligd, waardoor de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van bestemmingsplannen wordt vergroot.

Het op te stellen bestemmingsplan is opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak. Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd zonder ontwikkelingen.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

De gemeente Raalte ligt in het hart van de landelijke regio Salland, in het zuidwesten van de provincie Overijssel. De gemeente ligt tussen de steden Deventer en Zwolle in en telt 36.891 inwoners (1 januari 2009). Tot de gemeente behoren negen kernen (Raalte, Heino, Heeten, Luttenberg, Mariënheem, Broekland, Nieuw Heeten, Laag Zuthem en Lierderholthuis) met ieder een eigen karakter.

De kern Heino ligt in het noorden van de gemeente Raalte en telt 6.961 inwoners (1 januari 2009). Daarmee is Heino de op één na grootste kern van de gemeente (de kern Raalte is met 19.040 inwoners de grootste kern). Het plangebied voor het bestemmingsplan 'Heino' omvat de gehele bebouwde kom van de kern. Het plangebied van het bestemmingsplan is als volgt afgebakend (zie ook afbeelding 1):

  • Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de perceelsgrenzen van de meest noordelijk gelegen bedrijven aan 't Zeegsveld, de Zwolseweg en de Rondweg Heino (N35). De N35 valt zelf niet binnen het plangebied.
  • De oostelijke grens wordt gevormd door de Lentheweg, de achterzijde van een aantal percelen aan de Lentheweg, de achterzijde van de percelen aan de Van der Capellenweg, de achterzijde van een aantal percelen aan de Marktstraat, de achterzijde van de percelen aan de Dolderstraat en de Canadastraat en de Raalterstraat.
  • De Bendijksweg vormt de zuidelijke grens van het plangebied.
  • De westelijke grens wordt gevormd door de Stationsweg, de Rozendaelseweg, de Brinkweg, de achterzijde van de percelen aan de Haverakker en de Speltakker, de Boekweitakker, de Tarweakker, De Hilde, de Molenweg en de perceelsgrenzen van de meest westelijk gelegen bedrijven aan 't Zeegsveld.

Toekomstige uitbreidingen aan de randen van de kern, zoals Kiezebos III en de uitbreiding van het bedrijventerrein Blankenfoort, zullen een afzonderlijke procedure doorlopen. Deze gebieden zijn dan ook niet meegenomen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0001.png"
Afbeelding 1. Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Onderhavig bestemmingsplan 'Heino' is een herziening van de volgende (gedeeltelijk) vigerende bestemmingsplannen:

Plannr Plannaam Vastgesteld
201 Bestemmingsplan Marktstraat e.o. 29-08-2000
204 Bestemmingsplan De Vloedgraven 15-12-1998
205 Partiële Herziening Bestemmingsplan Bedrijventerrein Blankenfoort II, nr. 2, omgeving L.J. Costerweg 49 24-06-1997
206 Bestemmingsplan Kiezebos II 24-06-1997
207 Bestemmingsplan De Dollenhoek Partiële Herziening, nr.6, omgeving Paalweg 7 03-06-1997
208 Bestemmingsplan De Molenhoek 1996 07-03-2006
209 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Blankenvoort II 17-01-1995
210 Partiële Herziening Bestemmingsplan De Dollenhoek, nr. 5, omgeving Wilgeroosje 23 21-12-1993
0014 Uitbreiding 't Zeegsveld, nr. 5 22-11-2007
212 Bestemmingsplan Kiezebos 16-02-1993
213 Partiële Herziening Bestemmingsplan De Dollenhoek, nr. 4, omgeving Fluitekruid 15 25-09-1993
214 Bestemmingsplan De Kampen 28-01-1992
215 2e Partiële Herziening Uitwerkingsplan C De Dollenhoek omgeving Fluitekruid 02-04-1991
217 Bestemmingsplan Bedrijventerrein Blankenfoort 18-09-1990
218 Bestemmingsplan 't Woolthuis 19-09-1989
219 1e Partiële Herziening Uitwerkingsplan C De Dollenhoek omgeving Wilgeroosje 25 13-12-1988
220 Uitwerkingsplan C Bestemmingsplan De Dollenhoek 15-09-1987
221 Bestemmingsplan Zuivelfabriek 19-08-1986
222 Partiële Herziening Bestemmingsplan De Dollenhoek omgeving Bendijksweg 2a 27-05-1986
223 Uitwerkingsplan B Bestemmingsplan De Dollenhoek 29-10-1985
224 Bestemmingsplan De Dollenhoek 18-01-1983
226 Bestemmingsplan Industrieterrein Molenweg 26-06-1979
227 Bestemmingsplan Veldzigt 19-10-1976
228 Bestemmingsplan Dorpsstraat - West 26-03-1970
015 Herziening Bestemmingsplan Industrieterrein Molenweg 19-08-1986
230 Wijziging Bestemmingsplan Buitengebied, omgeving Molenweg 4 09-04-1991
231 Partiële Herziening Bestemmingsplan Buitengebied, nr. 10, omgeving Molenweg 21-04-1992
232 Partiële Herziening Bestemmingsplan Indutrieterrein Molenweg, nr. 3, omgeving de Weerd 4 t/m 8 15-06-1993
233 Herziening bestemmingsplan 't Woolthuis, nr. 1, omgeving Woolthuisweg 19 12-04-1994
234 Partiële Herziening Bestemmingsplan De Kampen, nr. 1, Herziening voorschriften 18-06-1996
235 Partiële Herziening Bestemmingsplan Centrum Heino, nr. 1, omgeving Dorpsstraat 30 15-12-2003
236 Partiële Herziening Bestemmingsplan Centrum Heino, nr. 2, omgeving Dorpsstraat 14 26-02-2004
0021 Partiële Herziening Bestemmingsplan Centrum Heino, nr. 3. omgeving Zwolseweg 1 20-09-2007
237 Partiële Herziening Bestemmingsplan De Molenhoek 1996, nr. 2, omgeving De Haere 20-04-1999
238 Bestemmingsplan Bijgebouwenregeling 1996 20-08-1996
239 Partiële Herziening Bestemmingsplan De Dollenhoek, nr. 3, voorschriften standplaats woonwagens 19-12-1989
050 Bestemmingsplan Buitengebied (Heino) 21-04-1987
049 Partiële Herziening Bestemmingsplan Buitengebied, nr. 22, Voorschriften 24-03-1998
0007 Bestemmingsplan Statenweg 2005 27-04-2006
200 Bestemmingsplan Centrum Heino 18-07-2000
013 Herziening Voorschriften Bestemmingsplan Dorpsstraat - West 19-08-1980
017 Herziening Voorschriften Bestemmingsplan Dorpsstraat - West 17-01-1978
016 Wijziging Bestemmingsplan Dorpsstraat - West 18-01-1972
014 Herziening Bestemmingsplan Dorpsstraat - West, Voorschriften bijgebouwen 18-09-1979
011 Partiële Herziening Industrieterrein Molenweg, nr. 4, Herziening Voorschriften 15-06-1993
012 Partiële Herziening Bedrijventerrein Blankenfoort II, nr. 1, Herziening Voorschriften 20-08-1996

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. Omdat zich geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voordoen, ligt de nadruk op beheer en behoud van de bestaande omgeving.

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit een zevental hoofdstukken. Hoofdstuk 2 geeft de relevante beleidskaders weer en in hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in al haar facetten. In hoofdstuk 4 wordt een beschrijving van de visie op het plan gegeven. In hoofdstuk 5 worden de noodzakelijke onderzoeken besproken en worden keuzes nader verantwoord. De juridische opzet van het plan wordt in hoofdstuk 6 uiteengezet. Tenslotte komt in hoofdstuk 7 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid aan de orde.

De regels behorende bij dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende regels in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, de algemene regels in hoofdstuk 3 en de overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 2 Beleidsanalyse

2.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid ten aanzien van de kern Heino. Allereerst wordt ingegaan op het rijksbeleid, vervolgens komen relevante aspecten uit het provinciale en regionale beleid aan de orde: dit vormen de kaders voor het gemeentelijke beleid (en dus ook voor het op te stellen bestemmingsplan van Heino). Het gemeentelijke beleid wordt in de laatste paragraaf behandeld.

2.2 Rijksbeleid

Nota Ruimte

In de Nota Ruimte1 wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van veiligheid.

Om deze doelen te bereiken wil het rijk verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. 'Bundeling van verstedelijking in 'infrastructuur' en 'organisatie in stedelijke netwerken' zijn beleidsstrategieën die gehanteerd worden voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn:

  • ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra;
  • verstedelijking van de economische kerngebieden;
  • verbetering van de bereikbaarheid;
  • verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden;
  • bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden;
  • afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding;
  • waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

Ondanks het streven naar bundeling van verstedelijking, is het uitgangspunt dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden, waar vooral starters en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen, waardoor de sociale samenhang onder druk komt te staan.

Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en regels die het rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. De Nota Ruimte bevat hier generieke regels voor, waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingsbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groen/blauwe (natuur en water) functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad.

Onderhavig bestemmingsplan 'Heino' is een beheerplan. Een beheerplan beoogt de bestaande situatie vast te leggen, wat een adequate handhaving vergemakkelijkt. De aandacht voor handhaving en het waar mogelijk creëren van intensivering binnen de bebouwde kom, maken dat het bestemmingsplan conform het ruimtelijke rijksbeleid is.

  1. 1. De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Op grond van artikel 9.1.2 lid 1 Overgangsrecht Wro is bepaald dat een planologische kernbeslissing (zoals de Nota Ruimte) gelijkgesteld wordt met een structuurvisie. Het recht van de planologische kernbeslissing zoals gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro blijft van toepassing.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

Omgevingsvisie

Op 1 juli 2009 is de omgevingsvisie van de Provincie Overijssel vastgesteld door Provinciale Staten. In de omgevingsvisie zijn het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan met elkaar geïntegreerd zodat één beleidsplan ontstaat voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In de omgevingsvisie benoemt de provincie de provinciale belangen en geeft ze aan hoe ze de maatschappelijke opgaven samen met de partners gaat realiseren. De omgevingsvisie is een structuurvisie in het kader van de nieuwe Wro.


Leidende thema's in de omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de omgevingsvisie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.


Het door de provincie gekozen sturingsmodel in de omgevingsvisie kan als volgt worden beschreven. Allereerst vindt de afweging plaats of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. Dit is opgenomen in de generieke beleidskeuzes. Vervolgens wordt gekeken waar deze ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. In de omgevingsvisie zijn ontwikkelingsperspectieven opgenomen voor de gebieden. Tot slot wordt met behulp van de gebiedskenmerken aangegeven hoe de ontwikkeling plaats moet vinden.


Generieke beleidskeuzes: (of-vraag)

Onderstaand zijn de generieke beleidskeuzes weergegeven die het meest relevant zijn voor onderhavig bestemmingsplan.


Woonomgeving

De provincie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar. Daarnaast zet de provincie in op het behouden en versterken van de leefbaarheid in steden en dorpen door te sturen op de concentratie van voorzieningen en stimuleren van herstructurering. Hierbij is de kwaliteit van de openbare ruimte (voldoende groen, speelvoorzieningen, etc.) een belangrijk aandachtspunt.


Economie en vestigingsklimaat

Doel is de aantrekkingskracht te vergroten door aandacht voor cultuur, cultuurhistorie en recreatie- en winkelvoorzieningen. Daarnaast heeft de provincie tot doel buiten stedelijke netwerken onder voorwaarden ruimte voor de eigen groei van lokaal gewortelde bedrijven te bieden.


(Binnen)steden en landschap

De provincie zet in op zuinig ruimtegebruik door het toepassen van de SER-ladder en de concentratie van bovenlokale behoefte aan woningen, bedrijven en voorzieningen in de stedelijke netwerken en streekcentra. De motivering van ruimtelijke planning gebeurt op basis van de beleidskaart, ontwikkelingsperspectieven, de Catalogus Gebiedskenmerken en regionale behoefteraming.


Watersysteem en klimaat

Binnen het stedelijk gebied is het waterbeheer afgestemd op de functie van wonen en werken. De ontwikkeling van het watersysteem biedt kansen voor het behoud en de versterking van ruimtelijke kwaliteit. Bij nieuwbouw en herstructurering wordt het belang van het water goed meegewogen. Het watertoetsproces is hiervoor een belangrijk instrument.


Ontwikkelingsperspectieven stedelijke omgeving (waar-vraag)

Op de Overzichtskaart van de provincie wordt het volgende ontwikkelingsperspectief geschetst voor het plangebied. Het plangebied valt onder ontwikkelingsperspectief 5; Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus (historische kern, woonwijk, geplande woonwijk en bedrijventerrein). Het plangebied betreft bestaand bebouwd gebied. Volgens de SER-ladder dient eerst bestaande bebouwing benut te worden en herstructurering plaats te vinden, alvorens uitbreiding plaatsvindt.


Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan dat de bestaande situatie beoogt vast te leggen en geen uitbreidingsplannen omvat.


Gebiedskenmerken (hoe-vraag)

Als in een bepaald gebied een verandering aan de orde is, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. Bij de gebiedskenmerken is in de kolom 'sturing' onder de kop norm aangegeven welke kenmerken altijd, met elke ontwikkeling, gerespecteerd en versterkt dient te worden, omdat ze gerekend worden tot het provinciale belang. Onder de kop richting is een manier van omgang met kenmerken weergegeven, die de provincie zeer wenselijk vindt. Hier mag van worden afgeweken. Onder de kop inspiratie staan ontwikkelingen vermeld die denkbaar zijn in het betreffende gebiedstype met respect voor de gebiedskenmerken. Voor het plangebied is de volgende laag met het daarbij behorende gebiedskenmerk uit de omgevingsvisie van toepassing.


Stedelijke laag: Historische centra, binnensteden en landstadjes

De historische centra, binnensteden en landstadjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het bestaande, historische patroon van wegen en bebouwing.


Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan dat de bestaande situatie beoogt vast te leggen. Het is gericht op instandhouding van het bestaande wegenpatroon en de bestaande bebouwing. Dit is gedaan door de systematiek die gebruikt is voor de verbeelding waarop bestaande bebouwing een bouwvlak heeft en wegen een verkeersbestemming.


De omgevingsverordening

In de omgevingsverordening wordt aangegeven welke aspecten aan de orde moeten komen in de toelichting en de regels van het bestemmingsplan. In onderhavig bestemmingsplan zijn alle voor dit bestemmingsplan van belang zijnde aspecten belicht.

Waterbeheersplan

Waterschap Groot Salland heeft een waterbeheersplan opgesteld, waarin het beleid voor de periode 2006-2009 is verwoord. De vier thema's in het waterbeheersplan zijn: Veilige dijken, Ruimte voor water, Schoon water en Genieten van water. De thema's beïnvloeden en versterken elkaar.

  • Veilige dijken; Waterschap Groot Salland heeft de wettelijke plicht waterkeringen aan te leggen en in stand te houden om overstromingen te voorkomen. Bedreigingen voor het gebied vormen de toekomstige stijging van de zeespiegel, het IJsselmeerpeil en de waterafvoer van de IJssel.
  • Ruimte voor water; Hoog buitenwater is niet het enige risico van water. Ook overlast, bijvoorbeeld als gevolg van extreme neerslag in het gebied, moet het waterschap zoveel mogelijk voorkomen. Uit het oogpunt van duurzaamheid zoekt het waterschap de berging op natuurlijke laagtes en door watergangen te verondiepen en verbreden. Ondiepere watergangen voorkomen verdroging van het gebied. Bij overvloedige regenval bieden de brede watergangen en natuurlijke laagtes voldoende ruimte voor berging.
  • Schoon water; Groot Salland streeft naar een optimale kwaliteit van grond- en oppervlaktewater in stad en land. Op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water (EKW) moet in 2015 een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en een goede chemische toestand van het grondwater zijn bereikt.
  • Genieten van water; Het gaat in de waterbeheerstaak niet alleen meer om veiligheid en bedrijfsvoering, maar ook om beleving van water. Waterhuishoudkundige functies krijgen daarom een goede plek in de leefomgeving, niet alleen uit functioneel oogpunt, maar ook met als doel dat iedereen op zijn manier kan genieten van water.

Onderhavig bestemmingsplan is een beheerplan. Een beheerplan beoogt de bestaande situatie vast te leggen. De hierboven beschreven thema's zorgen op dit moment niet voor aanpassingen van de waterhuishouding binnen Heino. Daarom worden er naast het vastleggen van de bestaande situatie geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De hoofdwatergangen, structurele waterpartijen en vijvers met een waterbergende functie worden bestemd als 'Water'.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Heino 2006-2020

De Structuurvisie Heino 2006-20202 geeft een analyse van het dorp Heino, om vervolgens in te gaan op de gewenste ontwikkelingen voor de kern.

Centraal in de gewenste ontwikkeling staat het behoud van voorzieningen. Uit de analyse van de kern is duidelijk geworden dat als de huidige ontwikkeling van het dorp Heino zich voortzet, er een situatie dreigt waarin het draagvlak voor deze commerciële voorzieningen en voorzieningen voor jongeren afneemt. Voor het behoud van voorzieningen is het gewenst deze trend te doorbreken. Hiervoor is een aantal instrumenten beschikbaar. Ten eerste is het gewenst dat de bevolkingsontwikkeling van het dorp sterker dan nu toeneemt en het voorzieningendraagvlak blijft ondersteunen. Dit kan bewerkstelligd worden door een toename van de woningbouw. Het is daarbij van belang een extra impuls te bieden aan huisvesting van mensen met een sociale of economische binding met Heino. Daarnaast is extra aandacht nodig voor de huisvesting van starters en senioren.

Naast het inwoneraantal is ook de bevolkingssamenstelling een belangrijk item. Er zal sprake moeten zijn van een evenwichtige bevolkingsopbouw. Om deze samenstelling te bereiken is het van belang dat er voldoende kansen zijn voor starters op de woningmarkt en voor gezinnen met kinderen.

Er wordt veel belang gehecht aan de omgeving van het dorp en de groene plekken in het dorp. Bij uitbreiding van het dorp moet gekozen worden voor een bouwwijze die aansluit bij het dorpse karakter van Heino.

Verjonging van het dorp kan ook bereikt worden door een kwalitatief goed aanbod van voorzieningen. Door middel van clustering en vergroten van de samenwerking tussen voorzieningen zou verhoging van de kwaliteit van het bestaande aanbod nagestreefd moeten worden.

Daar waar het gaat om de mogelijkheden voor het lokale bedrijfsleven, is het van belang dat de capaciteit van het huidige bedrijventerrein wordt uitgebreid. Daarnaast is het gewenst dat er een pand wordt gerealiseerd waarin startende ondernemers een plek kunnen vinden. Tevens is behoud van de middenstand in Heino van belang.

Kortom, de gewenste ontwikkeling van Heino in de komende 15 jaar is gericht op het voorzien in de woningbehoefte, ook van mensen met wortels in Heino die naar het dorp willen terugkeren; op ondersteuning van het voorzieningendraagvlak, op verjonging van de bevolkingssamenstelling en op kwalitatieve verbetering van de bestaande voorzieningen. Op die manier blijft Heino een vitaal en aantrekkelijk dorp voor alle bevolkingsgroepen.

Op basis van bovenstaande ambities is er een integrale afweging gemaakt. Er is gekozen voor een beheerste groei van het dorp. Heino gaat niet op slot, maar de gemeente is ook geen voorstander van een explosieve groei van het dorp. Heino zal zich zo moeten ontwikkelen dat de centrale positie van het centrum zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en versterkt. Idealiter wordt er dus gestreefd naar het model van een 'rond dorp'. Hoewel inbreiding belangrijk is, zowel uit het het oogpunt van zuinig ruimtegebruik als vanuit de woningbehoefte, kan het niet zo zijn dat elk groen plekje wordt bebouwd. Open zones binnen het dorp en de verbindingen met het landschap rond Heino moeten zoveel mogelijk gehandhaafd blijven.

Heino kent veel potentiële mogelijkheden voor woningbouw, meer dan voor een beheerste groei noodzakelijk is. Voor de periode 2006-2020 is dan ook een afweging uitgevoerd, die er toe leidt dat in de structuurvisieperiode aan een diversiteit van woonmilieus gewerkt gaat worden:

  • dorpse uitbreiding: vooral appartementenbouw voor starters en senioren;
  • wonen met zorg;
  • uitbreidingsnieuwbouw in laagliggende gebieden, waarin wadi's worden aangelegd;
  • luxere bouw in bos-/parkachtige setting.

De woonvisie Raalte geeft een indicatie van de noodzakelijke woningvoorraaduitbreiding van Heino tot 2015. Hier wordt uitgegaan van 250 tot 280 woningen voor Heino. In dit aantal is niet begrepen de vraag van economisch en/of sociaal gebondenen die thans niet in Heino wonen. Uit ervaringen blijkt dat deze vraag de behoefte van de eigen inwoners met 10 tot 15% verhoogt. Op basis van deze gegevens wordt uitgegaan van een te bouwen aantal woningen van 400 in de periode 2006-2020. Het uitgangspunt is dat van de 400 woningen er 200 door inbreiding en 200 door uitbreiding worden gerealiseerd. Inbreidingslocaties kunnen goed gebruikt worden voor het realiseren van appartementenbouw voor starters en senioren waaronder woningen met zorg (woonzorgzone).

Eén van de uitgangspunten van de gemeente voor de ontwikkeling van Heino is dat het centrum ook daadwerkelijk zoveel mogelijk centraal blijft liggen. Dat betekent dat de zoekrichting voor potentiële woningbouwlocaties een cirkel rondom het huidige centrum beslaat. Dit uitgangspunt van "het ronde dorp" heeft zowel potentiële inbreidings- als uitbreidingslocaties opgeleverd. De conclusie luidt dat Heino ruim voldoende locaties heeft om de woningbouw voor de eigen bevolking inclusief economisch en/of sociaal gebonden in de periode t/m 2020 te realiseren. Het gaat erom de potentiële locaties ook daadwerkelijk bebouwbaar te maken. Overigens is een zekere overmaat aan locaties strikt noodzakelijk om de beoogde aantallen ook daadwerkelijk te realiseren. En die overmaat is dus aanwezig.

Het centrum van Heino heeft een belangrijke betekenis als voorzieningencentrum; dit moet behouden blijven. Het winkelapparaat verdient ondersteuning door woningbouw, goede toegankelijkheid en gratis parkeren. Verder juicht de gemeente de totstandkoming van een dorpshuis in het voormalige gemeentehuis van harte toe.

Het bedrijventerrein Blankenfoort krijgt een uitbreidingsreservering van ca. 8 ha. voor uitbreiding van gevestigde bedrijven en het accommoderen van (door)startende bedrijven.

De belangrijkste maatregel op het gebied van sport is de mogelijke verplaatsing (op termijn) van de voetbalvelden en het handbalveld naar de overzijde van de Brinkweg of de locatie Heino Noordoost.

Binnen de onderwijswereld is een concentratie-tendens en de ontwikkeling van Brede Scholen gaande. Hieraan wenst men ook in Heino vorm te geven.

De verkeers- en vervoersstructuur in Heino is in beginsel goed en ook in staat de toekomstige groei op te vangen. Wel is aandacht nodig ten aanzien van de handhaving in 30 km-gebieden, doorgaand verkeer door het centrum en langparkeren in het centrum.

Behoud van cultuurhistorisch erfgoed en de waardevolle landschappen rond Heino is een uitgemaakte zaak. Voor nieuwe in- en uitbreidingsgebieden moet goed worden nagedacht over de waterbeheersing en voorkoming van wateroverlast. In principe moet bij (nieuwe) bebouwing in bestaand stedelijk gebied worden gezocht naar aanvullende waterberging. De gemeente Raalte is voorstander van de aanleg van wadi's.

Onderhavig bestemmingsplan betreft een beheerplan en bovenstaande geschetste ontwikkelingen worden dan ook grotendeels niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Voor wat betreft de mogelijke woningbouwlocaties geldt het volgende:

De uitbreidingsgebieden vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor de locatie 'Kamphof' is een bouwvergunning verleend waardoor deze ontwikkeling meegenomen wordt in dit bestemmingsplan en de locatie direct bestemd wordt conform het toekomstig gebruik. Voor de overige locaties worden de ontwikkelingen niet meegenomen in dit bestemmingsplan, deze locaties worden bestemd conform huidig gebruik. Wanneer de plannen zijn uitgekristalliseerd zullen hiervoor aparte (bestemmingsplan)procedures worden doorlopen.

Waterplan Raalte

Het waterplan Raalte "een helder verhaal" is een gezamenlijk plan van de gemeente en het Waterschap. Hierin wordt een kader geschapen voor het maken van beleidsmatige en procesmatige afspraken over de wijze waarop ruimtelijke ordening en water op elkaar afgestemd moeten worden. Het is een beleidsdocument waarin al het water binnen de gemeentegrenzen van Raalte integraal benaderd wordt. Daarmee vormt het een basis voor het streven naar een duurzaam, toekomstgericht watersysteem en biedt daarnaast een waterkader voor alle beleidsvelden die raken aan het waterbeheer.

In het rapport is een visie op de toekomst van het watersysteem uiteengezet. Deze visie heeft een vertaling gekregen in een concrete set van maatregelen voor de thema's:

  • te veel en te weinig water (wateroverlast);
  • waterkwaliteit en ecologie;
  • waterbeleving;
  • communiceren.

In paragraaf 5.6 'Water' wordt nader ingegaan op de waterhuishouding binnen de kern.

Evenementennota

De grote hoeveelheid aan evenementen binnen de gemeente heeft gevolgen voor de inwoners (zowel versterking van sociale cohesie als ook overlast), voor de gemeente (veel aanvragen voor vergunningen) en voor andere partijen zoals de politie (beheersbaarheid).


Het doel van het evenementenbeleid3 is het creëren van duidelijkheid. Uitgangspunt van deze nota is het behouden van de huidige vorm van de evenementen. Er treden slechts kleine veranderingen op. Momenteel zijn enkele randvoorwaarden aan evenementen, zoals het sluitingstijdstip, al bepaald. De overige zaken zoals een verkeersplan of calamiteitenplan worden nu per evenement bepaald. Door middel van deze nota worden aan alle grootschalige of kleinschalige evenementen dezelfde voorwaarden gesteld. Het begrip 'grootschalig evenement' is in deze nota nader bepaald.

De grootste verandering voor organisatoren van een evenement is vooral terug te vinden in de vereenvoudiging van de procedure van vergunningverlening. Veel kan namelijk aan de verantwoordelijkheid van organisatoren en burgers worden overgelaten. Een terugtredende overheid is wenselijk. Op basis van de tweedeling in type evenement waren in 2007 24 evenementen grootschalig. Alle overige evenementen en activiteiten zijn kleinschalig. Voor deze evenementen geldt dat zoveel mogelijk met standaardvoorschriften wordt gewerkt.


Voor de grootschalige evenementen blijft overleg met onder andere de gemeente noodzakelijk. De evenementen blijven vergunningplichtig met de bijbehorende specifieke voorschriften. Voor sommige evenementen kunnen veranderingen optreden, omdat wordt voorgesteld om een terrein/gebied gedurende een evenement aan een organisatie uit te geven. Indien derden activiteiten in dit gebied willen ontplooien dan dienen zij met de betreffende organisatie (van het totale evenement) te overleggen. Denk aan het evenement Pompdagen dat het gehele centrumgebied beslaat. Ook kunnen veranderingen ontstaan door het sanctiebeleid. Het niet naleven van voorschriften uit de vergunning zal gevolgen hebben voor voortzetting van het evenement in de jaren daarop.


Tot slot is het aantal evenementen per dorp en per terrein begrensd, namelijk maximaal zeven grootschalige evenementen per dorp waarvan de grootschalige evenementen per terrein tezamen niet langer duren dan 12 evenementendagen per jaar.

In onderhavig bestemmingsplan worden de locaties waar het houden van evenementen acceptabel is (openbare ruimte) daarvoor positief bestemd. Dit betreft de gronden met de bestemming 'Agrarisch', 'Centrum', 'Gemengd', 'Groen', 'Sport' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Een nadere afweging ten aanzien van een evenement zal, zoals in de evenementennota beschreven, gebeuren in het kader van de verlening van de vergunning voor dat evenement. De aanvraag zal getoetst worden aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de gemeentelijke evenementennota. Er wordt dan ook gekeken naar de gevolgen voor de omgeving. Eventueel worden nadere regels gesteld.

Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP)4 is het beleid op het gebied van verkeer en vervoer in de gemeente Raalte aangegeven met als planhorizon 2010.

De hoofddoelstelling luidt:

Het bevorderen van een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer dat noodzakelijk is voor het verrichten van de wenselijke maatschappelijke activiteiten, waarbij alle vormen van verkeershinder zoveel mogelijk beperkt worden. Deze hoofddoelstelling is uitgewerkt in een aantal subdoelstellingen, hieronder worden enkel de doelstellingen die voor dit bestemmingsplan van belang zijn, genoemd:

  • bevordering van de verkeersveiligheid. Dit zit grotendeels in het concept 'Duurzaam Veilig'. Er dient een samenhangend verkeerssysteem te worden opgezet zodat de verkeersveiligheid verbeterd wordt;
  • terugdringen hinder door doorgaand verkeer. Het vermijden van doorgaand verkeer over straten en wegen waar dit ongewenst is een belangrijke doelstelling;
  • het op elkaar afstemmen van functie (conform categorisering), vorm en gebruik van de wegen. De uitwerkingsdoelstelling van het categoriseren is het (op termijn) in overeenstemming brengen van de weginrichting met de functie die de weg in het wensbeeld heeft gekregen. Als uitwerking van de categorisering zullen de 30- en 60 km/uur-gebieden worden uitgebreid.

Bovenstaande beleidsdoelstellingen zijn uitgewerkt in een maatregelenpakket. In de eerste fase van Duurzaam Veilig heeft het creëren van verblijfsgebieden (30 km/uur-gebieden) binnen de bebouwde kom prioriteit. Om een snelheidsregime in te kunnen te stellen van 30 km/uur dienen op netwerk-, kruispunt- en wegvakniveau maatregelen te worden getroffen. De gemeente heeft reeds diverse 30 km/uur-gebieden gerealiseerd, waaronder de kern Heino. Op afbeelding 2 is het principemaatregelenpakket voor de situatie binnen de bebouwde kom van Heino weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0002.gif"
Afbeelding 2. Maatregelenpakket 30 km/uur-gebied kern Heino (tot 2010)

Voor het onderhavige bestemmingsplan is bovenstaande kaart met 30 km/uur-gebieden het uitgangspunt geweest voor het bestemmen van de wegen. De wegen met een 30 km/uur regime hebben de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' gekregen terwijl de wegen behorende tot gebieden met een hogere maximumsnelheid de bestemming 'Verkeer' hebben gekregen.

Beleidskader Functies op bedrijventerreinen

Raalte is een woon- én een werkgemeente. Zowel voor lokale als voor regionale bedrijven biedt Raalte ruimte om te ondernemen. Een belangrijk deel is op een van de Raaltese bedrijventerreinen gevestigd. De gemeente wil bedrijven die ruimte ook blijven bieden.

Het beleidskader5 brengt alle belangen op de bedrijventerreinen binnen de gemeente met elkaar in verband en weegt ze vervolgens tegen elkaar af. Zo wordt voor elk bedrijventerrein een doelgroep bepaald. Dat wordt op basis van criteria en normen gedaan. De criteria (bijvoorbeeld de milieucategorie) zijn op alle terreinen van toepassing. De normen (bijvoorbeeld dat bedrijven tot en met milieucategorie 3 worden toegelaten) die daarbij horen, kunnen echter per terrein verschillen.

Criteria voor voorzieningen op bedrijventerreinen elders in Raalte

Het beleidskader functies op bedrijventerreinen is vooral toegespitst op Raalte, meer in het bijzonder bedrijventerrein Zegge I en de Spoorzone. Voor de bedrijventerreinen in de overige kernen en in Raalte is maatwerk voor de toe te laten functies gewenst; maatwerk voor functies als detailhandel en andere commerciële (leisure, sport e.d.) en maatschappelijke voorzieningen (b.v. een kinderdagverblijf). Niet iedere functie heeft dezelfde eigenschappen, zodat verschillende criteria (kunnen) gelden voor deze functies.

Hieronder is een aantal criteria opgesomd die kunnen worden gebruikt bij het beoordelen en afwegen van toe te laten functies op bedrijventerreinen elders in de gemeente Raalte. Eerst wordt een aantal criteria voor de functie detailhandel opgesomd, vervolgens komen de criteria die zowel voor detailhandel als voor commerciële voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen gelden aan bod. Opgemerkt wordt dat het overzicht niet limitatief is.

Detailhandel op bedrijventerreinen

  • De bestaande voorzieningenstructuur mag niet onevenredig worden aangetast. Van structuurverstoring is sprake als de mogelijke komst leidt tot een omzetverschuiving die buiten de distributie-planologische dynamiek valt en leidt tot schade aan de bestaande structuur en het beoogde geformuleerde detailhandelsbeleid (aan te tonen met een distributieplanologisch onderzoek, dpo);
  • Geen grootschaligheid, kleinschaligheid staat voorop (kleiner dan 1.000 m² bedrijfsvloer oppervlakte);
  • Geen detailhandel in dagelijkse artikelen, voorkeur voor Perifere DetailhandelsVestigingen (PDV) (en volumineuze goederen).

Horeca, commerciële en maatschappelijke voorzieningen op bedrijventerreinen

  • Geen horeca;
  • Alleen toepassen in incidentele, concrete gevallen, er dient te worden aangetoond dat alternatieve locaties niet realistisch zijn;
  • Wat zijn de te verwachten mobiliteitseffecten? Het gaat om de verkeersaantrekkende werking van het beoogde planinitiatief (winkel/formule). In de afweging kunnen de verkeerseffecten, de bereikbaarheid met openbaar vervoer en de intensiteit van vrachtbewegingen aan de orde komen;
  • Leidt het planinitiatief tot schade aan de ruimtelijke kwaliteit of wordt deze versterkt? Hierbij spelen de uitstraling en versterking voor de gebouwde en ruimtelijke omgeving van de betreffende vestigingslocatie en de aansluiting op (bestaande) infrastructuur een rol;
  • Beoordelen of de activiteit een verzorgende, toegevoegde functie heeft voor het omliggende gebied (voor de werkers / bedrijven) dan wel een verzorgende, toegevoegde waarde heeft voor de gemeente dan wel de kern, vanwege het unieke karakter ervan. Ook wordt meegenomen of de activiteit niet gewenst is in bestaande winkelgebieden (vanuit oogpunt milieu en/of ruimtelijk).

In onderhavig bestemmingsplan wordt detailhandel, behalve de handel in motorvoertuigen, niet direct toegestaan op de bedrijventerreinen. Ook andere functies, zoals commerciële en maatschappelijke voorzieningen zijn niet toegestaan. Deze voorzieningen horen thuis in het centrum van de kern. Er wordt dus strikt omgegaan met bovenstaande criteria uit het beleidskader, om zo de levensvatbaarheid van het centrum van Heino te garanderen. De aanwezige detailhandelsvoorzieningen op het bedrijventerrein, één fietsenwinkel met reparatie- en herstelwerzaamheden, één detailhandelsvoorziening in volumineuze artikelen en één detailhandelsvoorziening in vuurwerk, kunnen blijven bestaan en zijn positief bestemd.

Welstandsnota

In de welstandsnota van Raalte6 staat beschreven aan welke eisen het uiterlijk van een bouwwerk moet voldoen. Bij de behandeling van bouwaanvragen speelt deze nota dus een belangrijke rol. De welstandsnota is een duidelijk en objectief toetsingskader voor de welstandscommissie. En voor de inwoners van de gemeente Raalte biedt de nota meer inzicht in deze toetsing door de commissie en - minstens zo belangrijk - meer zekerheid vooraf over de haalbaarheid van bouwplannen. Naast algemene en gebiedsgerichte criteria zijn in de welstandsnota voorwaarden opgenomen voor veel voorkomende, kleine bouwplannen.

De kern Heino is in de welstandsnota verdeeld in deelgebieden. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  1. 1. Historisch gegroeide woon- en gemengde gebieden
    1. a. Eslint - dorpsgebied
    2. b. Eslint - uitloper/buurtschap
    3. c. Jonge ontginningslint - uitloper/buurtschap
  2. 2. Planmatig ontworpen woongebieden
    1. a. Woongebieden in stroken- en blokverkaveling
    2. b. Woonerven
    3. c. Woongebieden eind 20e/begin 21e eeuw
    4. d. Individuele bouw
  3. 3. Woongebieden met een sterke architectonische ensemblewaarde
    1. a. Traditionalisme
    2. b. Neomodernistische bebouwing
  4. 4. Werkgebieden en grootschalige publieke voorzieningen
    1. a. Werkgebieden met weinig samenhang tussen stedenbouw en architectuur
  5. 5. Groengebieden
    1. a. Parken en begraafplaatsen
    2. b. Sportterreinen en recreatiegebieden
    3. c. Grootschalige bebouwingscomplexen en instituten in een groene omgeving
    4. d. Essen- en Kampenlandschap

Voor elk gebied zijn gebiedsgerichte criteria opgesteld.

De inhoud van de welstandsnota en het onderhavige bestemmingsplan zijn op elkaar afgestemd.

Op dit moment wordt de welstandsnota geactualiseerd.

Externe veiligheidsbeleid

De gemeente Raalte wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Raalte het Externe Veiligheidsbeleid7 geformuleerd.

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Raalte aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico8en plaatsgebonden risico9 te overwegen.

De gemeente Raalte kent voor wat betreft Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) tien risicobronnen waarvan er negen LPG-tankstations betreffen en één opslag gevaarlijke stoffen. Er zijn op dit moment geen situaties die knelpunten opleveren voor wat betreft het plaatsgebonden risico.

De gemeente Raalte streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico's en de behoefte aan de activiteiten die de risico's veroorzaken. Daartoe conformeert de gemeente Raalte zich aan haar wettelijke verplichtingen. Daar waar de gemeente als bevoegd gezag een beoordelingsvrijheid heeft, maakt zij in haar Externe veiligheidsbeleid keuzes. Die keuzes hebben de vorm van algemene uitgangspunten en gebiedsgerichte uitgangspunten.

Algemene uitgangspunten

  1. 1. De gemeente legt de focus op veiligheid, rust en behoud en stimulatie van economische activiteiten in een natuurlijk gebied, en is terughoudend ten aanzien van zwaardere en risicovolle bedrijvigheid.
  2. 2. Voor de toepassing van dit EV-beleid onderscheidt de gemeente Raalte drie gebiedstypen: woongebieden, bedrijventerreinen en landelijk gebied.
  3. 3. In woongebieden wil de gemeente dat het bijzonder veilig is. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen toegelaten, met uitzondering van (ontheffings-)routes gevaarlijke stoffen. Bestaande risicobronnen mogen wel blijven.
  4. 4. Op bedrijventerreinen en in het landelijke gebied accepteert de gemeente een enigszins minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met een geringe risicobelasting op de omgeving onder voorwaarden mogelijk.
  5. 5. Waar zich EV-knelpunten voor (kunnen) doen, besteedt de gemeente veel aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen door voor inrichtingen via de milieuvergunning adequate voorschriften op te nemen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
  6. 6. Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de mogelijke effecten en beheersbaarheid van een calamiteit betrokken. Hierbij wordt zorgvuldig rekening gehouden met het advies van de regionale brandweer in het kader van de verantwoordingplicht groepsrisico.

Op basis van de beschrijving en ligging van de risicobronnen, bedrijventerreinen, woongebieden etc. is vanuit het perspectief van externe veiligheid een indeling gemaakt in gebieden waarvoor het wenselijk is om een verschillend ambitieniveau op het gebied van externe veiligheid na te streven.


Woongebied

  • In woongebieden worden geen nieuwe risicobronnen toegelaten;
  • Kwetsbare objecten mogen (ook in nieuwe situaties) niet binnen de PR 10-6 contour van een risicobron liggen (wettelijke eis). Aanvullend hierop mogen ook beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties niet binnen de PR 10-6 contour van een risicobron liggen.
  • Toename van het groepsrisico door risicobronnen is niet toegestaan.
  • Toename van groepsrisico door een structurele toename van het aantal personen in het invloedsgebied is onder voorwaarden wel toegestaan, mits invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen in het Bevi.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in nieuwe situaties als grenswaarde beschouwd.


Bedrijventerreinen

  • Binnen een PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten eventueel gemotiveerd toegestaan.
  • In nieuwe situaties dienen de PR 10-6 contouren binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle inrichtingen te blijven, daarbij zijn uitzonderingen onder voorwaarden mogelijk.
  • Het invloedsgebied van een risicobron dat geldt voor het bepalen van het groepsrisico mag niet over woongebieden vallen.
  • Een toename van het groepsrisico wordt onder voorwaarden geaccepteerd.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in nieuwe situaties als richtwaarde beschouwd.

Landelijk gebied

  • Binnen een bestaande PR 10-6 contour zijn nieuwe beperkt kwetsbare objecten eventueel gemotiveerd toegestaan.
  • In nieuwe situaties dienen de PR 10-6 contouren binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle inrichtingen te blijven, daarbij zijn uitzonderingen onder voorwaarden mogelijk.
  • Een toename van het groepsrisico wordt onder voorwaarden geaccepteerd.
  • Het invloedsgebied van een risicobron dat geldt voor het bepalen van het groepsrisico mag niet over woongebieden vallen.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt in nieuwe situaties als grenswaarde beschouwd.

In nieuwe situaties kunnen de uitgangspunten en ambities direct worden toegepast. Bij bestaande en overgangssituaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten direct toe te passen en kan er sprake zijn van een overgangsperiode.

Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn twee LPG-tankstations gesitueerd. In hoofdstuk 5 zal in de paragraaf over externe veiligheid nader worden ingegaan op de consequenties van deze tankstations voor het bestemmingsplan.

Woonvisie Raalte

In januari 2006 is de Woonvisie Raalte10 opgesteld. Deze woonvisie gaat uit van de groei die nodig is om in eigen behoefte te voorzien. Dit is de minimale opgave die de gemeente Raalte zich stelt. Doen zich meer kansen voor, dan zal de gemeente Raalte die binnen bepaalde uitgangspunten benutten.

De gemeente wil de kansen voor starters op de woningmarkt verbeteren, door het vergroten van de beschikbaarheid van betaalbare huurwoningen, maar ook door te zorgen voor voldoende betaalbare en middeldure koopwoningen. Alleen bouwen voor starters is niet voldoende. Ook dient er aandacht te zijn voor de potentiële doorstromers. De gemeente Raalte wil mensen de mogelijkheid bieden een vervolgstap in de wooncarrière te maken. Hierdoor krijgen zij de kans om een beter passende woning te betrekken én wordt doorstroming op gang gebracht. Hierdoor krijgen starters meer kans de woningmarkt te betreden. Ook wil de gemeente meer mogelijkheden bieden voor (geheel of gedeeltelijke) zelfbouw.

Naast de doorstromers en de starters is ook de zorgvragende doelgroep van belang. Dit zijn met name een deel van de senioren en mensen met een lichamelijke dan wel geestelijke beperking die zelfstandig willen blijven wonen in een vertrouwde omgeving.

Om de groei van het aantal huishoudens te kunnen accommoderen is het nodig om de voorraad in Raalte in de periode 2005-2015 per saldo uit te breiden met circa 1.260 woningen. Voor de kern Heino geldt een woningbehoefte van circa 250 tot 280 woningen tot 2015. Daarbij wordt geen rekening gehouden met de regionale vraag, maar wordt alleen uitgegaan van de woonwensen van de inwoners van de gemeente Raalte. Heino is de meest vergrijsde kern: 34% van de huishoudens is 60+, t.o.v. 31% gemiddeld in de gemeente. Als verhuisreden wordt vaker dan gemiddeld gezondheid als reden opgegeven. In de uitbreiding zal rekening gehouden worden met een fors deel gelijkvloerse en toegankelijke woningen. Ook is er ruimte voor een variatie aan andere woningtypen, zowel in het betaalbare als in het luxe segment. Definitieve invulling van nieuwbouwlocaties in kleine kernen is maatwerk. Wanneer een locatie voorhanden komt, wordt het programma bepaald op basis van:

  • de ruimtelijke kenmerken van de locatie;
  • de vraag ter plaatse;
  • het gemeentebrede nieuwbouwprogramma;
  • de eigendomssituatie.

In onderhavig bestemmingsplan wordt op locaties met de bestemming 'Centrum' en 'Gemengd' het wonen boven winkels in het centrumgebied rechtstreeks mogelijk gemaakt. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan de hierboven beschreven behoefte, met name voor starters.

Groenbeleidsplan

Doel van het groenbeleidsplan11 is het versterken en handhaven van het groene karakter van de gemeente Raalte. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt getoetst aan de volgende criteria:

  • cultuurhistorisch inpasbaar;
  • stedenbouwkundig toepasbaar;
  • duurzame ontwikkeling;
  • ecologisch waardevol;
  • veilig openbaar groen;
  • criteria ten aanzien van het beheer;
  • financiële kaders.

In het kader van deze criteria zijn doelstellingen opgesteld die dienen te worden nagestreefd en te worden verantwoord. Hieronder volgt een opsomming van de voor dit bestemmingsplan van belang zijnde criteria.

  • Het zichtbaar houden en maken van de cultuurhistorisch gewenste landschappelijk beplantingen (langs wegen en kavelgrenzen, het markeren van hoogteverschillen en op erven). Door cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen, de landschappelijke hoofd- en substructuren en de opgaande schaalbepalende elementen een plaats te geven op het moment van planvorming kan aan dit criterium worden voldaan.
  • De karakteristieke waardevolle verkavelingpatronen die horen bij de verschillende landschapseenheden moeten bij ruimtelijke ontwikkelingen zoveel mogelijk gehandhaafd worden.
  • Het handhaven van cultuurhistorisch belangrijke kenmerken die van invloed zijn geweest op de ontwikkeling van een gebied. Hiermee wordt recht gedaan aan het voormalige gebruik van gronden en terreinen.
  • Groenvoorzieningen dragen bij aan een evenwichtige ruimtelijke opbouw, geven structuur aan een bebouwd gebied en ondersteunen daarmee de hiërarchie.
  • Groenvoorzieningen leveren een bijdrage aan het vergroten van de leefbaarheid.
  • Groenvoorzieningen leveren een belangrijke bijdrage aan de inpassing van wijken, randen van wijken of kernen en gebouwen.
  • De groenhoofdstructuur binnen de kernen bestaat uit de bomenstructuren en schaalbepalende groenelementen en worden op basis van de daaraan ten grondslag liggende criteria gerealiseerd en gehandhaafd.
  • Groenvoorzieningen zijn zodanig gesitueerd dat deze voor een ieder bereikbaar en toegankelijk zijn en vertonen zoveel mogelijk een onderlinge samenhang.

Landschappelijk gezien ligt Heino op een zogenaamd dekzandgebied. De verschillende landschappelijke verschijningsvormen komen binnen de gehele kern voor. Het herkenbaar houden en maken van de verschillende oorspronkelijke landschappelijk verschijningvormen is uitgangspunt bij het te voeren beleid.

De bomenhoofdstructuur voor de kern Heino wordt gevormd door de oude landschappelijk structuren waarlangs een weg loopt en de invalswegen. Door aan deze wegen een dubbele bomenrij te koppelen kan het belang van de weg worden aangegeven. Verder is een aantal stedenbouwkundige hoofdstructuren opgenomen in de bomenhoofdstructuur. Deze in hiërarchisch opzicht belangrijke wegen zijn herkenbaar door een dubbele rij bomen. Hoewel het realiseren van de bomenhoofdstructuur in Heino in zijn volledige omvang als onhaalbaar moet worden beschouwd, dient bij de toetsing van ruimtelijke plannen steeds het gewenste oorspronkelijk beeld ingebracht te worden. Het consequent doorvoeren van deze beleidslijn levert op lange termijn een samenhangende bomenhoofdstructuur op. Dit geeft een grote meerwaarde aan de leefbaarheid en de sfeer binnen de kern.

Ten aanzien van de groenhoofdstructuur dient aandacht te worden besteed aan het onderling verbinden van de diverse elementen, waarbij met name een relatie moet worden gelegd met het aangrenzende landelijk gebied. De landgoederen en bossen welke grenzen aan de kern Heino bieden ten aanzien van met name het recreatieve medegebruik een grote meerwaarde.

In het groenbeleidsplan is een groenhoofdstructuur aangegeven. Het beleid is gericht op het handhaven, versterken het beter ontsluiten en onderling verbinden van de onderdelen van de groenhoofdstructuur. Van belang is dat de hoofdgroenstructuur een netwerk of structuur blijft vormen en niet wordt versnipperd. De groenhoofdstructuur is weergegeven op een kaart. Op de kaart wordt onderscheid gemaakt tussen Bomenstructuur en Schaalbepalende groenelementen.

De Bomenstructuur bestaat uit een bomenhoofdstructuur, een bomensubstructuur en puntelementen. De puntelementen betreft de in de groenstructuurvisie opgenomen monumentale bomen. Monumentale bomen zijn speciaal door hun hoge leeftijd, schoonheid of zeldzaamheid.

De Schaalbepalende groenelementen bestaan uit multifunctioneel groen (inclusief bomen), multifunctioneel groen dat in eigendom is van derden en Groene verbindingszones.

Afbeelding 3 geeft de bomenstructuur en de schaalbepalende groenelementen binnen de kern Heino aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0003.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0004.png"
Afbeelding 3. Groenhoofdstructuur kern Heino

In onderhavig bestemmingsplan zijn vier puntelementen (bomen) van bovenstaande kaart overgenomen op de verbeelding en middels een aanlegvergunning beschermd. De eiken die in het oude bestemmingsplan 'Statenweg 2005' reeds waren aangeduid als waardevolle boom zijn eveneens op de verbeelding aangeduid en middels een aanlegvergunning beschermd. De gebieden die op bovenstaande kaart aangeduid zijn als 'Multifunctioneel groen' en van voldoende formaat zijn, zijn bestemd tot 'Groen' en worden zo beschermd.

Economische beleidsvisie 2005-2020

In de economische beleidsvisie is een lange termijnvisie gedefinieerd: "Waar willen de gemeente Raalte en haar partners de komende 15 jaar naar toe…? Waar moeten we staan met elkaar…?".

Er zijn drie hoofddoelen gedefinieerd:

  • de regionaal verzorgende en schragende functie van Raalte, vereist een aanpak die voornamelijk is gericht op bestendigen en beheerst uitbouwen van de traditionele bedrijvigheid;
  • de gemeente wil haar kansen op het gebied van recreatie en toerisme gaan benutten;
  • het winkelaanbod van Raalte zal toewerken naar een onderscheidend vermogen ten opzichte van vergelijkbare winkelharten.


De reikwijdte van deze visie is opgedeeld in ontwikkelprogramma's. Om lijn te brengen in de activiteiten van de gemeente Raalte en haar partners wordt gewerkt langs een aantal programmalijnen:

  • het netwerk: de wijze waarop samen met ondernemers en andere partners aan de economie wordt gewerkt.
  • de wijze waarop ruimte wordt gecreëerd voor de vestiging van bedrijven.
  • een aantal thema's: werkgelegenheid en arbeidsmarkt, centrumfunctie, reconstructie platteland en toerisme en recreatie.

De notitie geeft primair inhoud aan de economische beleidsvisie voor de komende jaren. Daarbij is zoveel mogelijk aangegeven met welke projecten het thema verder uitgewerkt zou kunnen worden in samenwerking met betrokkenen.

Ook deze economische beleidsvisie vormt de basis voor het centrumbeleid, zoals dat verderop wordt beschreven. Er wordt gestreefd naar een onderscheidend vermogen dat kan worden bewerkstelligd met een kwalitatieve toevoeging van horeca.

Beleid centrumgebied

Het beleid met betrekking tot het centrumgebied met in het bijzonder de functies detailhandel en horeca is weergegeven in diverse beleidsnota's, onderzoeksrapporten en de vigerende planologische regeling. Zo is er het DPO van 1999, de Economische beleidsvisie uit 2008, de structuurvisie Heino 2006 - 2020 en het Koopstromenonderzoek. Hierna wordt het beleid van de gemeente Raalte samengevat, zoals dat volgt uit deze documenten. Voor wat betreft detailhandel stemt dit beleid overeen met de concept detailhandelsstructuurvisie van de gemeente Raalte (december 2008).

Er is sprake van een gedifferentieerd, door inwoners gewaardeerd voorzieningenniveau in Heino. Het winkelaanbod is relatief groot, zij het voornamelijk gericht op de dagelijkse boodschappen. De inwoners van Heino zijn over het algemeen erg tevreden over het bestaande aanbod van commerciële en maatschappelijke voorzieningen en willen deze graag behouden. Zij vinden voorzieningen van belang voor de leefbaarheid van het dorp.

Het winkelaanbod in Heino is omvangrijk maar weinig gespecialiseerd. In het verleden is de keuze gemaakt Heino te bestempelen als 'boodschappen dorp'. Deze doelstelling is behaald maar heeft geleid tot verschraling. Funshoppen gebeurt niet in Heino. In de huidige situatie is er beperkte leegstand in het centrum van Heino voor wat betreft winkelruimte.

Het instandhouden en versterken van het winkelapparaat is van belang. De kwaliteit van een centrum is gebaat bij de aanwezigheid van een grote hoeveelheid winkels binnen een beperkt gebied. In combinatie hiermee wordt gestreefd naar behoud en versterking van de ruimtelijke samenhang. Het beleidsmatige uitgangspunt is om detailhandel en horeca te concentreren in het centrum. Dit sluit aan bij de uitkomsten van het DPO van 1999. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden tot kwalitatieve verbetering gezien de kwalitatieve indeling van horeca en ruime mogelijkheden met betrekking tot detailhandel in het concentratiegebied.

Ondanks de huidige trends (afname inwoners, vergrijzing en ontgroening) is er sprake van economische groei en een toename van inkomen. Beperkte uitbreidingsmogelijkheden sluiten hier bij aan. De woningvoorraad neemt wel toe, maar de nadruk zal hierbij liggen op Raalte. Er wordt gestreefd naar voorzieningen die passen bij de aard en omvang van het dorp.

Sinds 2000 is het draagvlak in de dagelijkse sector bijzonder sterk gegroeid. Het zijn met name de consumenten van buiten Heino die meer op het winkelaanbod in Heino georiënteerd zijn. Er is slechts 1 artikelgroep waarvan het draagvlak is afgenomen. Men is positief over de winkelvoorzieningen in Heino, waarbij eigen inwoners positiever zijn dan regiobezoekers. Het aanbod daghoreca wordt door inwoners en regiobezoekers het minst gewaardeerd. Dit benadrukt het verlangen naar betere kwalitatieve onderverdeling en eveneens de bredere mogelijkheden binnen de centrumbestemming om verbetering mogelijk te maken. Voor de beleving zal de concentratiegedachte moeten worden doorgezet om tot een kwalitatief sterker centrum te komen. Het nieuwe bestemmingsplan sluit aan bij de onderzoeksresultaten.

Ruimtelijke en functionele karakteristiek centrum Heino

Inleiding

In het bestemmingsplan 'Centrum Heino' is de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het centrum van Heino beschreven en is aangegeven hoe deze behouden c.q. versterkt kan worden. Dit beleid is nog steeds actueel en voor het grootste gedeelte van kracht en is hieronder weergegeven.

Ruimtelijke karakteristiek

De ruimtelijke karakteristiek kan als volgt beschreven worden: de kom van het dorp Heino wordt gekenmerkt door een langgerekte structuur. Er is sprake van een lintbebouwing langs de Dorpsstraat en de Canadastraat met de kerk op het Marktplein als markant oriëntatiepunt. Deze kerk met de directe omgeving is vanuit cultuurhistorisch opzicht zeer waardevol. De bebouwing vormt een nagenoeg gesloten straatwand: wel wordt de bebouwing opener van structuur naarmate de afstand tot de kerk op het Marktplein groter wordt. De kerk is (gedeeltelijk) omgeven door bomen. De bebouwing hieromheen grenst direct aan het openbaar gebied.

De langgerekte lintstructuur wordt getypeerd door:

  • lichte hoekverdraaiingen en (kleine) sprongen in de bebouwingslijn;
  • een verspringende en (over het algemeen) kleinschalige bebouwingsstructuur gekenmerkt door afwisselende kapvormen, kaprichtingen, goot- en nokhoogten en verticale gevelindelingen;
  • een variatie in percelering en bebouwingsdiepte;
  • begeleidende bomen en andere groenvoorzieningen (openbaar dan wel privé).

Belangrijke, waardevolle groenelementen zijn:

  • de bomen rondom de kerk op het Marktplein;
  • het groen rondom de kerk aan de Canadastraat inclusief de Hof van Rakhorst.

Het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke karakteristiek kan als volgt nader worden gespecificeerd: om de kleinschalige bebouwingsstructuur te behouden, zijn grootschalige ontwikkelingen, die deze structuur aantasten niet toegestaan; dit betekent, dat nieuwbouw zoveel mogelijk dient te worden gekarakteriseerd door afwisselende hoogte, kapvormen, dakbopbouwen en verticale gevel indelingen.

Functionele karakteristiek

De functionele karakteristiek kan als volgt beschreven worden:

  • er is sprake van een grote verscheidenheid en menging van functies: wonen, detailhandel, horeca, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening en bedrijven;
  • in het gehele centrum wordt gewoond, voor het merendeel in vrijstaande, halfvrijstaande woningen dan wel woningen in gesloten bebouwing. Daarnaast zijn er bovenwoningen. In de Kloostermanshof net buiten het centrum, is gestapelde woningbouw gerealiseerd o.a. ten behoeve van ouderen;
  • het winkelapparaat bevindt zich verspreid over het gehele centrum. Er is geen sprake van een echt winkelconcentratiegebied. In plaats daarvan is een drietal deelconcentraties te onderscheiden, die nauwelijks met elkaar zijn verbonden. Het gaat hier om:
    1. 1. een concentratie ter hoogte van de kruising Canadastraat - Haarstraat - Paalweg;
    2. 2. een concentratie nabij de Marktstraat;
    3. 3. een concentratie aan de Dorpsstraat ruwweg tussen de kerk op het Marktplein en de Brinkweg;
  • in het centrumgebied bevinden zich zowel kleinschalige als grootschalige maatschappelijke voorzieningen op het gebied van welzijn, religie, gezondheidszorg, openbaar bestuur en onderwijs.

Het behouden c.q. versterken van de functionele karakteristiek kan als volgt nader worden gespecificeerd:

  • om de huidige verzorgingsfunctie van het detailhandelsapparaat te behouden en te versterken is een concentratiegebied aangewezen. Naast winkels mogen zich hier ook andere centrumfuncties vestigen, waaronder horecabedrijven (na ontheffing). Daartoe is het concentratiegebied bestemd tot 'Centrum -C-'. De regels zijn zodanig opgezet, dat een grote uitwisselbaarheid van functies mogelijk is; het streven is gericht op het functioneel naar elkaar toegroeien van de winkelconcentraties Marktstraat en Canadastraat-Haarstraat-Paalweg;
  • wat betreft de vestiging van kantoren en dienstverlening gaat de voorkeur uit naar vestiging in het concentratiegebied. Echter dergelijke bedrijven en instellingen mogen zich ook vestigen buiten het concentratiegebied, indien na sluiting of verplaatsing van winkels of horecavestigingen daarvoor ruimte vrijkomt;
  • in het algemeen zal het voorzieningenapparaat beperkt moeten blijven tot een niveau, dat past bij de aard, schaal en omvang van Heino;
  • het plan gebied dient goed bereikbaar te zijn. Dit betekent:
    1. 1. het handhaven c.q. verbeteren van het openbaar vervoer;
    2. 2. het handhaven c.q. verbeteren van voorzieningen voor het langzaam verkeer;
    3. 3. het handhaven en verbeteren van voorzieningen voor het bevoorradingsverkeer;
    4. 4. het handhaven en waar mogelijk uitbreiden van de bestaande parkeervoorzieningen voor auto's;
    5. 5. het verbeteren van de stallingsmogelijkheden voor fietsers;
  • het behouden en versterken van de woonfunctie in het plangebied voor onder andere ouderen en alleenstaanden, door woningen op de verdieping altijd mogelijk te maken. Hierdoor zal tevens de leefbaarheid (sociale veiligheid) van het centrum van Heino verbeterd worden.
  1. 2. Structuurvisie Heino 2006-2020; Gemeente Raalte; Vastgesteld november 2006.
  2. 3. Evenementennota 2008. Gemeente Raalte, 2008.
  3. 4. Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP Raalte), Beleid op hoofdlijnen; BVA, augustus 2004.
  4. 5. Beleidskader Functies op bedrijventerreinen. BRO, 19 februari 2008.
  5. 6. Welstandsnota Raalte. BRO, 1 juli 2004 vastgesteld door de gemeenteraad.
  6. 7. Externe Veiligheidsbeleid; Hoe veilig wil de gemeente Raalte zijn? Royal Haskoning, 21 februari 2007.
  7. 8. Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk aanwezige) groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de kans op overlijden op de verticale as.
  8. 9. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
  9. 10. Woonvisie Raalte 2006-2015; RIGO research en Advies BV (rapportnr. 89760); vastgesteld 14 juli 2006.
  10. 11. Groenbeleidsplan 'Kernen in het groen', gemeente Raalte, 2003.

Hoofdstuk 3 Functionele Analyse

3.1 Algemeen

Heino maakt deel uit van de gemeente Raalte. De gemeente ligt in het zuidwesten van de provincie Overijssel, in het hart van de regio Salland. Heino ligt in het noorden van de gemeente, tussen Raalte en Zwolle. De kern wordt aan de oostzijde ontsloten door de N35, de rijksweg tussen Almelo en Zwolle.

De kern Heino is ontstaan in de 13e eeuw. De bebouwing heeft aanvankelijk een verspreid karakter en concentreert zich vooral langs de huidige Canadastraat, waarbij de woningen op brinken in kleine groepjes bijeen staan. Later concentreert de uitbreiding van het dorp zich nagenoeg geheel langs de huidige Dorpsstraat waardoor de kern tot in de jaren 60 van de 20e eeuw werd gevormd door een kleine dorpskom rondom de (kerk)brink, onderbroken lintbebouwing langs de voormalige rijksweg (Dorpsstraat en Canadastraat) en sporadische bebouwing langs de Stationsweg.


Pas na de Tweede Wereldoorlog is de structuur van Heino veranderd, het heeft een compactere vorm gekregen door de dorpsuitbreidingen. De Dorpsstraat is de centrale noord-zuid verbinding gebleven maar aan beide zijden van deze straat zijn uitbreidingen gerealiseerd. De eerste grote uitbreiding vond plaats in de jaren 60, voornamelijk westelijke richting (de wijk De Kampen). Daarna heeft er in de jaren 80 nog een uitbreiding in zuidelijke richting plaatsgevonden (de wijken De Dollenhoek en 't Woolthuis). Vervolgens is er in de jaren 90 weer in westelijke richting uitgebreid (de wijken Kiezebos en Haverakker).


Het centrum van Heino wordt nog steeds gevormd door het zogenaamde 'Rondje om de kerk' en de directe omgeving. Daar zijn de belangrijkste functies te vinden zoals winkels, horeca, cultuur en wonen. Het dorp is ondanks de forse groei van de laatste 50 jaar (van 1.500 naar ca. 7.000 inwoners) nog altijd als kleinschalig te bestempelen. Naast de gerichtheid op voorzieningen in het eigen dorp is er een grote oriëntatie op plaatsen als Zwolle en Raalte voor werk, scholing, recreatie en allerlei andere voorzieningen. De omgeving van Heino is als afwisselend te typeren. Er zijn bossen, uitgestrekte weilanden en kleinschalig houtwallenlandschap. In de lommerrijke omgeving van Heino zijn vele landgoederen te vinden.

3.2 Geologie, Bodem En Waterhuishouding

Geschematiseerde regionale bodemopbouw

Diepte
(m –mv)
Samenstelling Geohydrologische
eenheid
Formatie
0 - 2 Lemig matig fijn zand Watervoerend pakket Kreftenheye
2 – 28 Matig grof tot zeer grof zand (soms grindig) Watervoerend pakket Kreftenheye
28 – 70 Klei, slibhoudend fijn zand 1e scheidende laag Drenthe

Bodem

Volgens de bodemkaart van Nederland is de bodem in het plangebied (het bovenste deel tot 1,20 m -mv) opgebouwd uit leemarm en zwaklemig fijn zand.

Grondwater

De regionale grondwaterstroming is westelijk gericht. Plaatselijk kan de stromingsrichting worden beïnvloed door sloten, watergangen, vijvers, riolering e.d.

Volgens de bodemkaart van Nederland komen in het plangebied grondwatertrappen III t/m VII voor. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt 40 - 80 cm beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) 80 - >120 cm beneden maaiveld.

Oppervlaktewater

Het plangebied maakt deel uit van het beheersgebied van het Waterschap Groot Salland. Ook het oppervlaktewater is in beheer bij het Waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0005.png"
Afbeelding 4. Situering watergangen

Zoals op afbeelding 4 te zien is, bevindt zich binnen het plangebied een aantal watergangen. Zo lopen de Molensloot en de Rozendaelse Leide bijvoorbeeld door het plangebied. Zoals op de kaart te zien is, wordt er onderscheid gemaakt tussen 'hoofdwatergangen' en 'watergangen'. De hoofdwatergangen hebben in onderhavig bestemmingsplan de bestemming 'Water'. Daar waar de hoofdwatergang op verbeelding 5 ondergronds is gesitueerd, hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat' gekregen. De overige watergangen hebben een ondergeschikte functie en zijn zodoende niet specifiek bestemd.


Binnen het plangebied zijn drie grote waterpartijen aanwezig. Twee vijvers bevinden zich in het zuiden van het plangebied, de derde is in het noorden van de kern gesitueerd. De eerste vijver bevindt zich aan de Paalweg, de tweede is gesitueerd aan de Korenbloem en de laatste bevindt zich aan de Molenweg. Alle drie de vijvers hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Water'.

3.3 Landschap En Natuur

De gemeente Raalte ligt voor het grootste deel in een glooiend zandlandschap. Er komen verschillende landschapstypen voor met natte en droge gronden, rechte en kronkelende wegen, besloten en juist open landschappen. In de omgeving van het plangebied liggen veel beeldbepalende landgoederen met bossen, lanen, parken en pachtboerderijen. Verder is de zogeheten “groene long” tussen Stationsweg en Statenweg een kenmerkend en gezichtsbepalend element in het dorp waaraan ook door de inwoners een belangrijke waarde wordt toegekend.


In het noorden van de kern zijn rond de bedrijventerreinen en zowel rond als in de wijk Kiezebos groenvoorzieningen aanwezig. In het zuiden van de kern Heino liggen het verzorgingshuis Het Wooldhuis en het European Care Hotel. Door de groenvoorziening rondom deze voorzieningen wordt het grootschalige karakter gecompenseerd en krijgt het aanwezige groen een wijkfunctie. Ook in het centrum is een groenvoorziening aanwezig. Dit betreft Hof van Rakhorst. Hof van Rakohorst wordt het groene hart van Heino genoemd en staat ook wel bekend als voormalige gemeentetuin. De Hof is gesitueerd achter de panden aan de Canadastraat. De beschutte tuin is voorzien van diverse bankjes, een volière en Kruidentuin Allegaardje. De treurbeuk die centraal in de tuin staat, domineert de Hof. Deze monumentale boom is het meest waardevolle element in dit stuk groen.


Naast de groenvoorzieningen zijn op de groenhoofdstructuurkaart van Heino ook de bomenstructuren en puntelementen (bomen) aangegeven. De bomenstructuren zijn langs vrijwel alle doorgaande wegen in de kern, zoals de Dorpsstraat, de Canadastraat en de Bendijksweg, aanwezig. Vier puntelementen bevinden zich in het centrum van de kern, aan de Canadastraat en binnen de groenvoorziening in het centrum. Daarnaast is er één puntelement aan de Rozendaelseweg gesitueerd.


Zoals op afbeelding 3 te zien is, zijn er binnen het plangebied diverse groenvoorzieningen van allerlei formaat aanwezig. Indien deze groenvoorzieningen voldoende groot zijn, hebben ze in onderhavig bestemmingsplan de bestemming 'Groen' gekregen. De bomenstructuren zijn niet opgenomen in het onderhavige bestemmingsplan. Deze worden voldoende beschermd via de APV (kapvergunning). Vier puntelelementen en de eiken die in het oude bestemmingsplan 'Statenweg 2005' reeds waren aangeduid als waardevolle boom worden (vanwege hun grote waarde) nog eens extra beschermd door middel van een aanlegvergunning.

3.4 Cultuurhistorie En Archeologie

In het plangebied komen de volgende Rijksmonumenten voor:

Rijksmonumenten
Adres Omschrijving
Canadastraat 8 Woonhuis en kantoor
Dorpsstraat 2 Kerkelijk gebouw

In het plangebied komen de volgende gemeentelijke monumenten voor:

Gemeentelijke monumenten
Adres Omschrijving
Canadastraat 2 - 4 Woonhuis en kantoor
Canadastraat 4c Bezoekerscentrum
Canadastraat 5 Woonhuis en kapsalon
Canadastraat 7 - 7a Woonhuis
Canadastraat 37 Basisschool
Stationsweg 1 Woonhuis
Stationsweg 2 - 2a Woonhuis

Via de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening worden deze monumenten voldoende beschermd. Het is daarom niet noodzakelijk om in onderhavig bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten op te nemen.


In het dorpshart van Heino is de herkenbare historische kwaliteit een belangrijk pluspunt. De Dorpsstraat, de Canadastraat en voor een beperkt deel de Haarstraat zijn karakteristieke oorspronkelijke dorpsstraten. Het dorpshart van Heino heeft een kleinschalig karakter. De bebouwing heeft een opbouw van één tot twee bouwlagen met kap waarbij incidenteel drie bouwlagen zonder kap voorkomt. Wisseling van goot- en nokhoogten in de bebouwingswand en de aanwezigheid van verschillende kapvormen en -richtingen zorgen voor een gedifferentieerd straatbeeld. De combinatie tussen de kleinschaligheid en de differentiatie van bebouwing zorgen voor een bijzondere dorpse sfeer. De wijze waarop de bebouwing aan de straat is gelegen, draagt bij aan deze sfeer.


De kwaliteit en uitstraling van de bebouwing en van de inrichting van de openbare ruimte in het centrum van Heino is van groot belang. Daarom is het besteden van veel zorg hieraan belangrijk. Waar mogelijk worden de bestaande cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten uitgebouwd. Voorbeelden daarvan zijn de inrichting van de openbare ruimte en de visuele uitstraling van de winkels, bedrijven e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0006.png"
Afbeelding 5. Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Raalte (afbeelding 5) is te zien dat vrijwel de gehele bebouwde kom van Heino aan te merken is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. De gronden in het centrum van de kern en de gronden in het noorden van het plangebied behoren tot gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde. In paragraaf 5.5 Archeologie en cultuurhistorie zal worden ingegaan op het provinciale en gemeentelijke beleid ten aanzien van deze archeologische verwachtingswaarde.

3.5 Landbouw

Binnen het plangebied is een drietal locaties aanwezig waar de gronden als weiland gebruikt worden. Deze terreinen bevinden zich aan de Stationsweg, de Brinkweg en de Zwolseweg. De locatie aan de Stationsweg (tussen Statenweg en Stationsweg) is de zogeheten "groene long". Dit gebied is een kenmerkend en gezichtsbepalend element in het dorp waaraan ook door de inwoners een belangrijke waarde wordt toegekend. Op het terrein aan de Zwolseweg is bebouwing aanwezig, de overige terreinen zijn onbebouwd.

3.6 Wonen

Heino wordt voor het eerst vermeld in 1236. Van een dorp is dan nog geen sprake. De bebouwing ligt verspreid omdat de voor bewoning geschikte gebieden klein zijn en verspreid liggen. De bebouwing concentreert zich dan vooral langs de huidige Canadastraat waar de woningen op brinken in kleine groepjes bij elkaar staan. Ook nu is de Canadastraat één van de belangrijkste linten. De kerk op het Marktplein is een waardevol cultuurhistorisch en herkenbaar element in het centrum van Heino. In het centrumgebied van Heino is geen sprake van een uniform beeld van de aanwezige bebouwing. Het woningtype, de bouwhoogte, kapvormen en -richtingen variëren in hoge mate. Het centrumgebied heeft vooral de functie van winkelgebied.

Aan de linten van Heino (waaronder de Dorpsstraat, de Stationsweg en de Canadastraat) is voornamelijk expressionistische bebouwing gesitueerd. De panden hebben veelal een zelfde bouwhoogte met kap. Bijzonder is de Stationsweg die loopt vanuit het centrum van Heino naar het station. De weg wordt aan beide zijden begeleid door een bomenrij.

De Zwolseweg in Heino is in de jaren '30 ontstaan langs de noordelijke uitvalsweg vanuit de dorpskern. De bebouwing is gevarieerd. Er komen zowel vrijstaande woningen als rijenwoningen voor. De bouwhoogte van de woningen (met kap) loopt dan ook uiteen.

Woonwijk 'De Kampen' is gebouwd in jaren '60 en heeft voornamelijk een vrij open bebouwingsstructuur. Langs de meeste straten staan vrijstaande dan wel halfvrijstaande woningen op niet al te grote kavels. In het westelijk gedeelte van de woonwijk is een aantal villa's gesitueerd op wat grotere kavels. Bijna alle panden in deze wijk hebben een hellende kap en de meeste woningen hebben een zelfde bouwhoogte. De woonwijk heeft een groen karakter.

De wijk 'Molenhoek' is een woonbuurt ten noordoosten van het centrum die grotendeels dateert uit de jaren '50 en '60. De structuur is helder en overzichtelijk. De wijk kent veel groen zowel op privé-terrein als in het openbaar gebied. Er bevinden zich zowel vrijstaande en halfvrijstaande woningen als woningen in gesloten bebouwing op relatief kleine percelen. De meeste van deze woningen zijn uitgevoerd in twee bouwlagen met kap. Daarbij komen diverse hoogtes van de gootlijn voor, waardoor er sprake is van een wisselend bebouwingsbeeld. Aan de rand (ten noorden van de Van der Capellenweg) liggen enkele grote villa's op grote percelen. Deze zorgen voor een vloeiende overgang naar het buitengebied.


Eind jaren '70, begin jaren '80 is het woongebied in het zuiden van de kern Heino tot stand gekomen. Deze woonwijk wordt gekenmerkt door het woonerfconcept en is in verschillende fasen aangelegd. In het woongebied is een duidelijke structuur van hoofdontsluitingen, langzaamverkeersroutes, verblijfsgebieden en groenzones aangebracht. De bebouwing is gevarieerd.


Als reactie op de naoorlogse architectuur en stedenbouw vindt eind jaren '80 een omslag plaats in het ontwerp van nieuwe woongebieden. De woningnood is achter de rug en er wordt meer marktconform gebouwd. Ook in Heino zijn aan het einde van de 20e en het begin van de 21e eeuw dergelijk woongebied in het noordwesten van de kern gerealiseerd. In de verkavelingsopzet wordt in tegenstelling tot de wijken uit de voorgaande decennia weer gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. De woongebieden uit deze periode hebben geen eenduidige structuur. De woningen kenmerken zich door hun variatie aan vormen, kleuren en materialen waarmee de individualiteit van een wijk of buurt optimaal tot uitdrukking kan worden gebracht.


Op enkele plaatsen binnen de kern, met name aan de randen van wijken en de kern zijn gebieden met individueel ontworpen, vooral vrijstaande gebouwen gesitueerd. Deze gebieden hebben een beperkte samenhangende karakteristiek tussen cultuurhistorie, stedenbouwkundig concept en architectuurstijl. De gebouwen zijn individueel ontworpen en de wijken en straten hebben daardoor een gevarieerd gezicht. In de loop der jaren zijn de invloeden van diverse stedenbouwkundige stromingen ook in deze vrije sectorwijken ingebracht.


In Heino ligt in het noordwesten aan de rand van de kern de meest recente uitbreiding van de kern; Kiezebos. Dit is een gebied met een hoge ensemblewaarde. De woningen vallen op door de hoofdvorm en kleurgebruik. De woningen hebben een horizontale geleding en zijn samengesteld uit geometrische vormen. Elke bouwlaag wordt door een verspringing benadrukt.

In dit bestemmingsplan wordt één inbreidingslocatie uit de Structuurvisie Heino 2006-2020 conform het toekomstig gebruik bestemd, aangezien de procedure voor de ontwikkeling reeds afgerond is. Het betreft de locatie 'Kamphof' aan de Dorpsstraat, waar wordt voorzien in vijf appartementen met bijbehorende garages en parkeerplaatsen.

3.7 Bedrijven En Voorzieningen

Het dorp Heino kent een gedifferentieerd en door de inwoners gewaardeerd voorzieningenniveau. Op het gebied van accommodaties voor zorg, cultuur, onderwijs en sport is er een groot aanbod waarvan tal van non-profitorganisaties en verenigingen gebruik maken. Ook het winkelaanbod is relatief groot, al is dit voornamelijk gericht op de dagelijkse boodschappen. Daarnaast zijn er in het noorden van de kern twee bedrijventerreinen aanwezig; 't Zeegsveld en Blankenfoort.

Commerciële voorzieningen

Het winkelbestand in Heino is omvangrijk, maar weinig gespecialiseerd. In het verleden is de keus gemaakt voor Heino als boodschappendorp. Die doelstelling is behaald, maar dat heeft wel geleid tot een verschraling van het aanbod. Het funshoppen gebeurt dan ook niet in Heino; daarvoor trekt men naar Zwolle, Raalte of andere plaatsen in de omgeving (bron: Structuurvisie Heino 2006 - 2020).

De commerciële voorzieningen zijn met name geconcentreerd in het centrum van de kern, rondom de kerk aan de Dorpsstraat. Daarnaast zijn er in de uitlopers vanuit het centrum, in de Canadastraat, de Marktstraat, de Haarstraat, de Dorpsstraat en (in mindere mate) de Stationsweg veel commerciële voorzieningen aanwezig. De concentratie van detailhandel neemt af naarmate de afstand tot het centrum toeneemt. De detailhandel die in de kern aanwezig is betreft bijvoorbeeld drie supermarkten, een electrozaak, bloemenwinkels, enkele kledingzaken, een kantoorboekhandel, drogisterijzaken en een verfwinkel.

Naast de commerciële voorzieningen in het centrum, is er ook enige detailhandel aanwezig op de bedrijventerreinen binnen de kern. Dit betreft onder andere een bouwmarkt, garagebedrijf en een meubelzaak.

Horeca

In het centrum van Heino zijn enkele horecagelegenheden, zoals een café, een Chinees restaurant, een Italiaans restaurant en een snackbar aanwezig. Alle horecagelegenheden bevinden zich aan het Marktplein of aan één van de uitlopers vanuit het centrum, de Canadastraat en de Dorpsstraat.

Bedrijven

In Heino is een tweetal bedrijventerreinen in het noorden van de kern gesitueerd. Het betreft 't Zeegsveld en Blankenfoort. De bedrijventerreinen worden gekenmerkt door een menging van verschillende (bedrijfs)activiteiten (opslag, productie, overslag, kantoor etc.) en wonen. De gebieden kennen een weinig samenhangende architectuur. Het bedrijvenbestand van Heino is divers en over het algemeen als 'schoon' te kenmerken; zware industrie ontbreekt. Op de bedrijventerreinen zijn bedrijven met diverse milieucategorieën aanwezig, deze variëren van categorie 1 tot en met categorie 3.2. Het gaat om bedrijven zoals een transportbedrijf, een autobedrijf, een installatiebedrijf en een schildersbedrijf.

Op het bedrijventerrein 't Zeegsveld is één bedrijf aanwezig met een milieucategorie 4.1. Dit betreft De Haan Machinefabriek. Bedrijven uit de milieucategorie 4.2 en hoger komen niet voor op de bedrijventerreinen.

Daarnaast zijn er ook in de kern zelf enkele bedrijven aanwezig. Dit beperkt zich tot kleine bedrijven zoals een bouwbedrijf en een autobedrijf.

Aan de Zwolseweg 40 is een agrarisch bedrijf gevestigd.

Dienstverlening

Heino kent een aantal dienstverlenende instellingen, zoals kapsalons, banken, makelaarskantoren en een notariskantoor. Deze voorzieningen bevinden zich, net als de commerciële voorzieningen en de horecabedrijven, voornamelijk in het centrum van de kern.

Maatschappelijke voorzieningen

In Heino zijn veel maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen zijn verdeeld over de kern aanwezig. Er zijn onder andere een huisartsenpraktijk, een fysiotherapiepraktijk, een zorghotel, een aantal basisscholen, een sociaal-cultureel centrum, een verzorgingshuis, een tandartsenpraktijk en een tweetal kerken aanwezig.

Sportvoorzieningen

In de kern is een sporthal aan de Brinkweg, een tennisvereniging, een voetbalvereniging en een handbalvereniging aan de Stationsweg aanwezig. De sporthal is gesitueerd in de nabijheid van de basisschool aan de Brinkweg. De sportvelden liggen in de nabijheid van elkaar en zijn centraal in de kern gelegen.

3.8 Recreatie

In de kern Heino zijn een tweetal recreatieve voorzieningen aanwezig. Het betreft de IJsclub ter Heyne aan de Dolderstraat in het zuidoosten van de kern en het buitenzwembad de Tippe aan de Brinkweg in het westen van de kern.

3.9 Infrastructuur

Heino kent een grote verwevenheid met de regio. Steeds betere verbindingen en vervoersmogelijkheden hebben voor de toenemende verwevenheid van Heino met de regio en daarbuiten gezorgd. Dat betekent dat veel inwoners van Heino in een andere plaats/gemeente werken, voorzieningen voor opleiding en medische verzorging bezoeken en (recreatief) winkelen en uitgaan. Heino is goed bereikbaar; er zijn over de weg goede (rijks- en provinciale) verbindingen met omliggende plaatsen.

De infrastructuur in het dorp zelf is ook goed. Het openbaar vervoer kent redelijke goede trein- en busverbindingen voor een dorp van circa 7.000 inwoners. Door het ontbreken van een alternatieve route maakt landbouwverkeer met zijn relatief zware en grote voertuigen gebruik van wegen in de dorpskern.

Een belangrijke voorwaarde om te komen tot een optimaal functionerend (winkel)centrum is een goede bereikbaarheid voor auto en fiets. Voldoende parkeerplaatsen die goed bereikbaar zijn in en nabij het centrum zijn daarvoor noodzakelijk. Maar ook dienen de fiets- en voetverbindingen met de achterliggende woonbuurten te worden gecombineerd met voldoende (overdekte) fietsenstallingen in het centrum. Deze samenhang stimuleert het gebruik van de fiets.

In het najaar van 1999 heeft een parkeeronderzoek plaatsgevonden naar het huidige kwantitatieve en kwalitatieve parkeeraanbod in het centrum van Heino en naar het toekomstige parkeeraanbod. Uit dit onderzoek blijkt, dat nu en in de komende jaren in het hele centrum voldoende capaciteit aanwezig is en zal zijn voor het stallen van fietsen en het parkeren van auto's. Dit neemt niet weg dat er in de huidige en toekomstige situatie parkeerlocaties aanwezig (zullen) zijn die relatief druk bezet zijn. Dit geldt voor de parkeerplaatsen in de Marktstraat (bij de C1000), gedeeltes van het Kloostermanshof en gedeeltes van de Canadastraat.

3.10 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied zijn een rioolpersleiding en een hoofdtransportleiding voor drinkwater aanwezig. De rioolpersleiding bevindt zich langs de Zwolseweg en de Molenweg. De waterleiding ligt langs de Van de Capellenweg, Zwolseweg, C. Huygenstraat en Molenweg. In het kader van deze leidingen is een veiligheidszone van 5 meter aan weerszijde van de leidingen opgenomen op de verbeelding.

Daarnaast is er een straalpad in het noorden van het plangebied aanwezig. Ten behoeve van dit straalpad is een aanduiding opgenomen in het plan. Op de gronden waar deze aanduiding is opgenomen, mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken niet meer dan 25 meter bedragen.

Hoofdstuk 4 Visie

In onderhavig bestemmingsplan zijn de bestaande situatie en de in de bestaande situatie ontstane ruimtelijk-functionele knel- en verbeterpunten uitgangspunt geweest voor de opgenomen bestemmingsregeling. Dit hoofdstuk bevat de visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de gehele bebouwde kom van Heino. In het onderhavig bestemmingsplan is gekozen voor conservering.

4.1 Wonen

Het overgrote deel van de bebouwing in het plangebied bestaat uit woningen. Er is een variatie aan woningtypen aanwezig zoals vrijstaande, halfvrijstaande en rijenwoningen.

In de Structuurvisie Heino 2006 - 2020 wordt het volgende omtrent het thema wonen en bevolking aangegeven:

In Heino zijn veel woningen voorzien van tuinen, dit betreffen in grote meerderheid koopwoningen. Het woningbehoeftenonderzoek 2005 leidt tot de volgende conclusies:

  • Er komen onvoldoende woningen voor starters vrij.
  • Er zijn te weinig woningen beschikbaar voor gezinnen met kinderen die willen doorstromen naar een kwalitatief betere woning ("kwaliteitszoekers").
  • De leeftijdsopbouw van de Heinose bevolking is vergelijkbaar met het Nederlandse gemiddelde, zij het dat de bevolking iets meer vergrijsd is. Er is een vrij grote behoefte aan woningen voor senioren (deels met zorg).
  • Door de sterk gestegen prijzen in de koopsector is het voor veel huurders of starters niet mogelijk een woning te kopen. Deze huishoudens behoren lang niet altijd tot de laagste inkomensgroepen. Als voor hen geen goedkope koopwoningen gerealiseerd kunnen worden, zullen huurwoningen moeten worden toegevoegd. Dit kunnen trouwens multifunctionele woningen zijn, die tevens geschikt zijn voor senioren.

Er wordt voor het dorp Heino uitgegaan van een kwantitatieve woningbehoefte van 200 woningen in de periode 2006-2010. Voor de langere termijn (2006-2020) wordt hierin uitgegaan van 400 woningen. Aan inbreiding wordt de voorkeur gegeven boven woningbouw aan de rand of buiten het dorp. De gemeente wil dat Heino een aantrekkelijke en veilig dorp blijft om in te wonen en men wil het groene karakter en de diversiteit van het landschap behouden.

Alle bestaande woningen krijgen in het bestemmingsplan een woonbestemming. Deze bestemming biedt veelal ruimte voor uitbreiding en aanpassing van de woning. Uiteraard is hierbij rekening gehouden met de eventuele gevolgen van deze wijzigingen voor de omgeving. In ruimtelijke zin is het van belang dat het voor eenieder duidelijk is wat en in welke omvang op bepaalde delen van het perceel gebouwd mag worden. Om deze duidelijkheid te verschaffen, is in dit bestemmingsplan een onderscheid gemaakt in verschillende bouwzones. In hoofdstuk 6 (de juridische vormgeving van het plan) wordt nader ingegaan op de essentie van de regeling.

In de Structuurvisie is een aantal mogelijke woningbouwlocaties aangegeven (zie paragraaf 2.4). Één van deze locaties is in dit bestemmingsplan reeds positief bestemd; op de locatie 'Kamphof' aan de Dorpsstraat worden vijf appartementen met bijbehorende garages en parkeerplaatsen gerealiseerd.

Tenslotte is in het centrumgebied het wonen boven winkels mogelijk gemaakt op locaties met de bestemming 'Centrum' en 'Gemengd'. Op deze manier wordt tegemoet gekomen aan de hierboven beschreven behoefte, met name voor starters.

Wijzigingsbevoegdheid

Een vijftal locaties is in onderhavig bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Bedrijf', met daarbij een wijzigingsbevoegdheid waarmee het onder bepaalde voorwaarden mogelijk wordt gemaakt de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Het betreft de volgende locaties:

  • Dorpsstraat 44/46;
  • Dorpsstraat 69;
  • Schoolstraat perceel nr. 3125;
  • Brinkweg 2;
  • Paalweg 5.

Daarnaast is één locatie voorzien van de bestemming 'Agrarisch', met daarbij een wijzigingsbevoegdheid waarmee het onder bepaalde voorwaarden mogelijk wordt gemaakt de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen'. Dit betreft de locatie Zwolseweg 40.

Één van de voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is dat door middel van specifiek onderzoek wordt aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geluidhinder, geurhinder, hinder van bedrijfsactiviteiten, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie. Dit zal worden aangetoond bij de procedure voor de wijziging van de bestemming.

4.2 Werken

Maatschappelijke voorzieningen

Op het gebied van onderwijs en educatie is de wens om te komen tot nieuwbouw voor centrale huisvesting van één of meerdere basisscholen het meest actueel. De verwachte dalende ontwikkelingen van het leerlingenaantal (-20% in 2030), de verdergaande samenwerking van het onderwijs met aanpalende voorzieningen zoals bijvoorbeeld kinderopvang/ peuterspeelzaal zijn bepalend voor de keuzes die op dit gebied gemaakt worden. Vanuit het oogpunt van samenwerking en exploitatie zou het wenselijk zijn om tot nieuwbouw voor meer of zelfs alle basisscholen in Heino te komen eventueel in combinatie met voor- en naschoolse voorzieningen.

De drie huidige schoollocaties (locatie 'De Dolfijn', locatie 'De Springplank' en locatie 'De Gouden Emmer/Sporthal') worden positief bestemd conform de oude bestemmingsplannen. Omdat er nog niet voldoende duidelijkheid is over de hierboven beschreven ontwikkelingen is hiermee geen rekening gehouden in dit bestemmingsplan. Daartoe zullen te zijner tijd aparte procedures doorlopen moeten worden.

Het sociaal cultureel centrum De Haere is verkocht aan woningbouwvereniging Salland Wonen. Op deze locatie wordt woningbouw voorzien. Ook hierover is echter onvoldoende duidelijkheid waardoor de locatie conform het oude bestemmingsplan bestemd is en te zijner tijd hiervoor een aparte procedure zal worden doorlopen. Door de verkoop van De Haere is op termijn een andere ruimte voor sociaal-culturele en welzijnsactiviteiten noodzakelijk. Het voormalige gemeentehuis is verkocht aan Salland Wonen. De invulling van het gemeentehuis moet nog worden vormgegeven. De locatie wordt positief bestemd conform het oude bestemmingsplan. Eventuele functiewijziging naar sociaal-cultureel centrum past binnen de bestemming.

Op het gebied van zorg en welzijn zal de vergrijzing belangrijke invloed hebben. In hun keuze voor wonen, willen mensen zo weinig mogelijk beperkt worden door hun behoeften aan welzijn en zorg. In het zorg- en welzijnbeleid wordt hiermee rekening gehouden.

Bedrijven

In het gemeentelijke economische beleidskader is er sprake van een beleid dat gericht is op bestendiging en beheerste uitbouw van de huidige bedrijvigheid. De ambitie bestaat om de bedrijvigheid in Heino te laten groeien. Er bestaat een voorkeur voor arbeidsintensieve bedrijven.

De bestaande bedrijventerreinen in de kern worden conform de geldende bestemmingsplannen opnieuw bestemd. Inhoudelijk is de bestemming vrijwel gelijk aan die van de oude plannen. Alleen voor wat betreft de hoogte wordt meer flexibiliteit geboden doordat de hoogtescheidingslijn uit de oude plannen niet over is genomen. Er zijn verder geen redenen om de regels te wijzigen. Wel is een nieuwe uitgave van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' die dateert van 2009 als uitgangspunt genomen voor de toegestane bedrijvigheid (zie paragraaf 5.3).

Commerciële voorzieningen, horeca en dienstverlening

Er is geconstateerd dat het voorzieningenniveau van Heino op peil is. Het aanbod van commerciële voorzieningen is vooral gericht op de dagelijkse sector.

Besloten is om het eind jaren '90 ingezette beleid tot concentratie van voorzieningen in het winkelconcentratiegebied voort te zetten. Dit betekent dat de omvang van het winkelconcentratiegebied niet is gewijzigd. Naast winkels mogen zich hier ook andere centrumfuncties vestigen (waaronder na ontheffing ook horecabedrijven). Buiten het concentratiegebied mogen zich geen nieuwe winkels of horecabedrijven vestigen. Bestaande bedrijven mogen gewoon hun activiteiten voortzetten.

Wat betreft allerlei vormen van dienstverlening en kantoren gaat de voorkeur uit naar vestiging in het concentratiegebied. Echter dergelijke bedrijven en instellingen mogen zich ook vestigen buiten het concentratiegebied indien na sluiting of verplaatsing van winkels of horecavestigingen daarvoor ruimte vrijkomt.

4.3 Recreatie En Toerisme En Sport

Het plangebied is te karakteriseren als een overwegend typisch woongebied. In de woongebieden is geen nieuwe vestiging van recreatieve en toeristische functies voorzien. De bestaande toeristische en recreatieve functies en sportvoorzieningen zijn positief bestemd conform de oude bestemmingsplannen.

4.4 Natuur, Landschap En Water

Leefbaarheid van de kernen is een belangrijk uitgangspunt in de gemeente Raalte. Dat betekent dat er belang wordt gehecht aan het handhaven van natuur, landschap en water. Alle bestaande openbare groenvoorzieningen met een voldoende groot oppervlak zijn in het bestemmingsplan positief bestemd door middel van de bestemming 'Groen'. Deze bestemming biedt bescherming tegen bebouwingsontwikkelingen.

Het groene karakter van de kern wordt gevormd door de aanwezigheid van openbaar groen, maar ook door de ruime aanwezigheid van privé groen. Voor behoud van het groene karakter van de kern is het noodzakelijk ook de open ruimten in het privé groen te vrijwaren van bebouwing.

Met betrekking tot zogenaamde 'open plekken' kan vermeld worden dat het uitgangspunt van de gemeente is om verdere verstening van de bebouwde kom te voorkomen. Het zeldzame groen in de kernen moet worden behouden. In het Groenbeleidsplan wordt dit beleid onderschreven. Per situatie zal een nauwkeurige stedenbouwkundige afweging plaatsvinden, waarbij de leefbaarheid en kwaliteit worden betrokken. Ter voorkoming van precedentwerking wordt in principe geen medewerking verleend aan verzoeken om op grote kavels een extra woning te realiseren.

Naast de groenvoorzieningen hebben de belangrijke bomen in de kern (zie beschrijving groenbeleidsplan in paragraaf 2.4) middels dit bestemmingsplan een extra bescherming gekregen in de vorm van een aanlegvergunning.

Hoofdwatergangen, alsmede structurele waterpartijen en vijvers met een waterbergende functie zijn bestemd tot 'Water'. Indien de hoofdwatergang op verbeelding 5 ondergronds is gesitueerd, hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat' gekregen.

4.5 Cultuurhistorie

Er wordt belang gehecht aan het handhaven van cultuurhistorische zaken binnen de kern. Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, is er een aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanwezig in het plangebied. Via de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening worden deze monumenten voldoende beschermd. Het is daarom niet noodzakelijk om in onderhavig bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten op te nemen.

In het dorpshart van Heino is sprake van een historische kwaliteit. De Dorpsstraat, de Canadastraat en voor een beperkt deel de Haarstraat zijn karakteristieke oorspronkelijke dorpsstraten. Het straatbeeld is kleinschalig en de wijze waarop de bebouwing aan de straat is gelegen draagt bij aan de bijzondere sfeer. De kwaliteit en uitstraling van de bebouwing en van de inrichting van de openbare ruimte in het centrum van Heino is van groot belang. Daarom is het besteden van veel zorg hieraan belangrijk. Waar mogelijk dienen de bestaande cultuurhistorisch waardevolle kwaliteiten te worden uitgebouwd. De bescherming van dit dorpshart vindt tevens plaats via de welstandsnota.


Als er sprake is van (functionele) veranderingen, dan dient dit bij te dragen aan het herstel dan wel het versterken van deze bijzondere waarden. Dit houdt in dat nieuwbouwplannen zich dienen te richten op de schaal van deze omgeving en niet andersom. Daarbij gaat het om onder andere de bestaande kleinschalige bebouwing van één tot twee lagen met kap. Hierbij is elke laag maximaal één volledige bouwlaag. De kap mag daarbij ook maximaal als één bouwlaag worden gebruikt. Incidenteel is bebouwing bestaande uit drie lagen zonder kap toegestaan.

4.6 Verkeer En Parkeren

Onderhavig bestemmingsplan is in hoofdzaak een beheerplan. De verkeersaantrekkende werking die uitgaat van de binnen het plangebied gelegen voorzieningen is dusdanig dat er geen aanpassingen in de verkeersintensiteit zijn voorzien. Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bestemmingen van verkeers- en verblijfsgebieden welke is afgestemd op de categorisering van wegen in het kader van Duurzaam Veilig. Dit betekent dat alle wegen binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben en de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' krijgen. Delen van de Molenweg, de Raalterstraat en de Zwolseweg zijn een uitzondering hierop. Deze wegen hebben een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur en krijgen dan ook de bestemming 'Verkeer' in plaats van de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied'.

Met betrekking tot parkeren is het bepaalde in artikel 2.5.30 van de bouwverordening van toepassing. Het beleid van de gemeente is erop gericht dat parkeren in principe op eigen terrein wordt ondervangen.

Binnen de bestemmingen van verkeers- en verblijfsgebieden is het realiseren van parkeervoorzieningen mogelijk.

Hoofdstuk 5 Onderzoek En Verantwoording

5.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor de aanwezige en eventueel nieuw te ontwikkelen functies/gebieden in de kern Heino. Dit bestemmingsplan laat maar weinig ontwikkelingen toe. Het gaat in de meeste gevallen om ontwikkelingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan bij recht reeds toegestaan zijn (via een vrijstelling ex artikel 19 van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening of via een bestemmingsplanherziening) en dan ook als 'bestaand' te beschouwen zijn. Dit zijn geen 'nieuwe' ontwikkelingen, waarvoor onderzoek noodzakelijk is.

5.2 Geluidhinder

Op basis van artikel 77 van de Wet Geluidhinder dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd, indien dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de nieuwbouw van woningen of andere geluidsgevoelige functies (functies zoals genoemd in artikel 82, lid 2 van de Wet Geluidhinder juncto artikel 4, lid 2 van het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en artikel 106, lid 1 onder e van de Wet Geluidhinder);
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie.

Voorliggend bestemmingsplan maakt binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' een functiewijziging naar wonen (op de verdieping) mogelijk.

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld, dat indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

De locaties met de bestemming 'Centrum' of 'Gemengd' bevinden zich allemaal binnen het gebied waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Er zijn echter rond het 30 km/uur gebied wegen met een maximum snelheid van 50 km/uur en 80 km/uur aanwezig. De onderzoekszone van deze wegen zijn 200 meter breed. Daardoor vallen enkele locaties binnen de onderzoekszones van deze wegen, waardoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is.

Eén locatie betreft Pension Salouwe, Canadastraat 74-76. Dit pension ligt net bij de plek waar de Canadastraat overgaat van 50 naar 30 km/uur. Voor dit object is een bestaande hogere geluidgrenswaarde van 58 dB(A) op basis van de oude Wet geluidhinder van kracht. Deze waarde kan worden beschouw als 56 dB Lden op grond van de nieuwe Wet geluidhinder van 2007. Uit een akoestische berekening op basis van de gemeentelijke geluidniveaukaart blijkt dat de geluidbelasting voldoet aan de hogere grenswaarde van 56 dB. Deze berekening is als bijlage bijgevoegd.

De andere locatie betreft "Kitchen Café" aan de Zwolseweg 1. Hier kan nog een bedrijfswoning gerealiseerd worden. Deze ontwikkeling is echter al bij recht toegestaan en als bestaand te beschouwen. Hiervoor is nu geen akoestische beoordeling meer nodig.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen.


Bedrijven en milieuzonering

Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het instrument milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken.

Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG.12

In deze publicatie zijn bedrijven opgenomen in richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.


Allereerst zijn er richtafstanden, die zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk13 of een vergelijkbaar omgevingstype.


Gemotiveerd kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied14,dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hoge milieubelasting kent. Verdere reducties zijn in de meeste gevallen niet te verantwoorden, omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht.

In onderstaande tabel worden de richtafstanden weergegeven afhankelijk van het omgevingstype.

Milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Niet overal kan worden voldaan aan de gewenste ideale richtafstanden uit de VNG-brochure. Dit wil niet per definitie betekenen dat ter plaatse milieuhinder aanwezig is. Op grond van de direct werkende normen uit de verschillende AMvB's waaronder de bedrijven vallen dan wel op grond van de milieuvergunning van de bedrijven, kunnen maatregelen getroffen zijn, waarmee de milieuhinder teruggebracht is tot een aanvaardbaar niveau.


Milieuzonering op de bedrijventerreinen 't Zeegsveld en Blankenfoort

Ieder bedrijf valt volgens de VNG-methode in een bepaalde milieucategorie, daarvoor geldt een richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming, die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning, die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.

De bedrijventerreinen zijn gezoneerd op basis van de hierboven beschreven methodiek. De maximale toegestane milieucategorie is 3.2. Bevi-inrichtingen, met uitzondering van de twee bestaande LPG-tankstations, zijn daarbij uitgesloten. Daarbij is uitgegaan van het omgevingstype rustige woonwijk (conform de geldende bestemmingsplannen Blankenfoort I en Blankenfoort II).

Op het bedrijventerrein 't Zeegsveld is één bedrijf aanwezig met een milieucategorie 4.1. Dit betreft De Haan Machinefabriek. Deze is specifiek bestemd conform het bestemmingsplan 'Uitbreiding 't Zeegsveld nr. 5. Bedrijven uit de milieucategorie 4.2 en hoger komen niet voor op de bedrijventerreinen.

Functiewijziging naar wonen (op de verdieping)

Voorliggend bestemmingsplan maakt binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' een functiewijziging naar wonen (op de verdieping) mogelijk. Locaties met deze bestemming bevinden zich in het centrum van de kern. In de omgeving van deze locaties zijn enkele bedrijven gesitueerd. Deze bedrijven vallen echter onder een milieucategorie die passend is binnen een woonomgeving en zeker binnen een centrumomgeving. De aanwezige bedrijven in het centrum van de kern vormen aldus geen belemmering voor het toestaan van wonen (op de verdieping) binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'.

  1. 12. Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009.
  2. 13. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.
  3. 14. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals, winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden, die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot dit omgevingstype. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

5.4 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling wordt genomen. Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van bodemverontreiniging.

Voorliggend bestemmingsplan maakt binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' een functiewijziging naar wonen (op de verdieping) mogelijk. Dit maakt het noodzakelijk aan te tonen dat er geen sprake is van bodemverontreiniging op de betreffende locaties:

Schoolstraat 4

Ter plaatse van de schoolstraat 4 heeft een bodemsanering plaatsgevonden. Op de locatie is sprake van een voormalig tankstation. De ondergrondse tanks zijn in het verleden deels verwijderd. Twee tanks zijn gereinigd en afgevuld met zand, omdat deze technisch moeilijk te verwijderen waren. Daarnaast heeft sanering van een ernstig geval van bodemverontreiniging plaatsgevonden in de periode 1999 tot 2002. Na de sanering is tussen de ondergrondse afgevulde tanks een kleine restverontreiniging in de vaste bodem achtergebleven. De oppervlakte van de restverontreiniging is circa 5 m² en bevindt zich tussen de tanks. Het volume van de verontreiniging bedraagt circa 2,5 m3. Bovenstaande gegevens vormen geen belemmering voor huidige bestemming. Bij bouwwerkzaamheden dient wel bodemonderzoek uitgevoerd te worden met aandacht voor de restverontreiniging.

Dorpsstraat 10-12

In januari 2004 heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden in het kader van een bouwaanvraag. Destijds is in de vaste bodem een (niet ernstig geval van) verontreiniging met zink aangetoond. Deze verontreiniging is vervolgens in april 2004 volledig gesaneerd. Het uitgevoerde onderzoek en de sanering vormen geen belemmering voor de voorgenomen bestemming.

Dorpsstraat 61

Van de Dorpsstraat 61 is bekend dat hier sprake is van een voormalige ondergrondse huisbrandolietank. De tank is in het verleden gereinigd en afgevuld met zand. De tanksanering heeft plaatsgevonden in eigen beheer. Er is geen KIWA-certificaat afgegeven. Bovenstaande gegevens vormen geen belemmering voor huidige bestemming. Bij bouwwerkzaamheden dient wel bodemonderzoek uitgevoerd te worden met aandacht voor de tank.

Overige adressen

Voor de overige locaties bestaat op basis van gegevens geen vermoeden dat hier sprake zal zijn van bodemverontreiniging.

Onderhavig bestemmingsplan beoogt verder de bestaande situatie vast te leggen. Dit betekent, dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk maken, zijn in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien.

5.5 Archeologie En Cultuurhistorie

Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven, is er een aantal rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten aanwezig in het plangebied. Via de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening wordt voldoende bescherming geboden tot instandhouding van de monumenten. Het is daarom niet noodzakelijk om in onderhavig bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten op te nemen.

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Raalte is te zien dat vrijwel de gehele bebouwde kom van Heino aan te merken is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. De gronden in het centrum van de kern en de gronden in het noorden van het plangebied behoren tot gebieden met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde.

Het beleid van de rijksoverheid (Wet op archeologische monumentenzorg) is gericht op behoud van het archeologisch erfgoed. Door het verdrag van Malta (Europees verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed) is het beleid steeds meer gericht op het tijdig betrekken van archeologische belangen bij het ruimtelijk ordeningsbeleid.

Bij de gemeentelijke verwachtingskaart hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten voor terrein binnen de bebouwde kom:

  • geen onderzoeksverplichting in gebieden met een lage archeologische verwachting < 5 ha;
  • geen onderzoeksverplichting in gebieden met een middelhoge en hoge archeologische verwachting < 100 m²;
  • onderzoeksverplichting voor AMK-terreinen (hoge tot zeer hoge archeologische waarde).

Bovenstaande is alleen geldig wanneer binnen een straal van 50 meter geen archeologische waarnemingen/vondstmeldingen bekend zijn.

In onderhavig bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waarde - archeologische verwachtingswaarde' opgenomen. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor die gronden die op de archeologische verwachtingskaart (abeelding 5) een hoge of middelhoge verwachtingswaarde hebben. Op deze gronden mag niet worden gebouwd. Uitzondering daarop vormen bouwprojecten met een grondbeslag van niet meer dan 100 m², activiteiten waarvoor geen bouwvergunning vereist is en bouwprojecten waarvoor een bouwvergunning verleend is en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld. Daarnaast is er aan deze dubbelbestemming een aanlegvergunningenstelsel verbonden waarin is opgenomen dat voor gebieden groter dan 100 m² en bij een verstoring dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht geldt.

Omdat onderhavig bestemmingsplan een beheerplan is en geen grootschalige nieuwbouw rechtstreeks wordt mogelijk gemaakt, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Mochten er tijdens het uitvoeren van civiele werkzaamheden archeologische resten aangetroffen worden, geldt een meldingsplicht volgens de WAMZ 2007, art, 53, lid 1 en 2.

5.6 Water

Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterhuishoudingsplan van Overijssel, het Waterbeheersplan van waterschap Groot Salland, de Vierde Nota Waterhuishouding, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water, de Beleidsbrief regenwater en riolering en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. Ook een belangrijk aandachtspunt hierbij is gezond duurzaam stedelijk waterbeheer.

De bekende driestapsstrategieën zijn leidend:

  • Vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit)
  • Voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit)


De meest relevante beleidsstukken zijn nader toegelicht in de beleidsanalyse in hoofdstuk 2.

Het aandeel water in het plangebied is beperkt. Het bestaat uit een aantal sloten, (hoofd)watergangen, structurele waterpartijen en bergingsvijvers die water vanuit het gebied afvoeren naar de ten westen en ten noorden van het plangebied gelegen weteringen.

In het gebied Heino-zuid zijn in het verleden maatregelen genomen tegen grondwateroverlast. Het plangebied is voorzien van diverse rioleringsstelsels (gemengd, verbeterd gescheiden en gescheiden). Alleen bij extreme regenval kan deze de afvoer van water niet aan en wordt er overtollig water op oppervlaktewater geloosd.

Het bestemmingsplan gaat uit van het vastleggen van de bestaande situatie. In dat kader wordt ook de bestaande situatie gerespecteerd. Hoofdwatergangen, alsmede structurele waterpartijen en vijvers met een waterbergende functie zijn bestemd tot 'Water'. Indien de hoofdwatergang op verbeelding 5 ondergronds is gesitueerd, hebben de gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat' gekregen.

De gemeente streeft er naar waar mogelijk de duurzaamheidprincipes voor waterbeheer in Heino toe te passen. De nadruk ligt daarbij op nieuw te ontwikkelen bebouwing, maar dit wordt tevens beoordeeld voor delen van de kern waar geen structurele ingrepen zijn voorzien. De aandacht is hierbij voornamelijk gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit en de afkoppeling van schoon verhard oppervlak van de riolering. Voor de realisatie van een duurzaam watersysteem wordt meegelift met renovatieprojecten van woningen, wegen, riolering en de herinrichting van gebieden. Concreet betekent dit onder andere dat daar waar mogelijk geleidelijk zal worden overgeschakeld op een gescheiden rioleringsstelsel. Verder wordt er naar gestreefd om bij nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk (schoon) verhard oppervlak van de riolering af te koppelen. Dit is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voldoende open water wordt gerealiseerd ten behoeve van waterberging.

Bij het tot stand komen van de voorliggende waterparagraaf heeft de gemeente overleg gevoerd met het Waterschap Groot Salland. De inhoud van deze waterparagraaf wordt door de waterbeheerder onderschreven.

5.7 Flora En Fauna

Natuurwetgeving

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van de ecologische hoofdstructuur (EHS), die is geïntroduceerd in het 'Natuurbeleidsplan' (1990) van het Rijk en op provinciaal niveau in het streekplan is uitgewerkt.

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura-2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek) vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Bij ruimtelijke ontwikkelingen hoeft echter alleen rekening gehouden te worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2' en 'tabel 3' van de Flora- en faunawet, en met vogels. Voor deze soorten moet een ontheffing worden aangevraagd wanneer een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot schade aan de soort of verstoring van leefgebied. Voor soorten van 'tabel 3' en vogels geldt hierbij een strenger afwegingskader dan voor soorten van 'tabel 2'. Voor soorten van 'tabel 2' en vogels geldt bovendien dat een ontheffing niet nodig is wanneer gewerkt wordt conform een door LNV goedgekeurde gedragscode. Momenteel zijn echter nog geen algemeen toepasbare gedragscodes voorhanden.

Onderhavig plangebied betreft de bebouwde kom van de kern Heino. Hier is sprake van intensief ruimtegebruik en een vrij hoog verhardingspercentage. Het bestemmingsplan laat rechtstreeks geen nieuwe ontwikkelingen toe die getoetst dienen te worden in het kader van de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet.

5.8 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging met (gasvormige) stoffen en verontreiniging van de lucht met stof. Veel stoffen die in de lucht kunnen voorkomen hebben na inademing een schadelijk effect op de gezondheid. Behalve de aard en de concentratie van de stof is de blootstellingsduur bepalend voor het gezondheidseffect.


Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving betreffende luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm), bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Dit vervangt het Besluit luchtkwaliteit. De kern van de Wet luchtkwaliteit bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. De wet voorziet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL kan pas in werking treden als de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend.


Bij de start van een project moet worden onderzocht of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' aangetast wordt. In de AmvB 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.


Het Besluit NIBM legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2.

Interimperiode: 1% grens
De 3% grens is van toepassing, vanaf het moment dat het NSL definitief is vastgesteld. In de periode tussen de inwerkingtreding van het Besluit NIBM en de definitieve vaststelling van het NSL wordt een NIBM-grens gehanteerd van 1%. Dit staat gelijk aan 0,4 microgram/m3. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is, is voor en na de inwerkingtreding van het NSL gelijk.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.


Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die niet passen binnen de lijst met categorieën van gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Er wordt voldaan aan de NIBM-grens zoals deze in de Regeling NIBM is vastgesteld. Zodoende hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

5.9 Externe Veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen15 vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op twee maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van één op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.


Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).


Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.


(Beperkt) kwetsbare objecten

Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer in een bestemmingsplan (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants16.



Gevolgen voor dit bestemmingsplan

In het kader van dit bestemmingsplan is beoordeeld of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.


Inrichtingen

In de omgeving van het plangebied zijn meerdere bedrijven aanwezig die met gevaarlijke stoffen het plangebied beïnvloeden.17

Er zijn twee benzinestations in het plangebied gevestigd. Dit zijn:

  • benzinestation Autoservice Heino aan de Weerd 5: het benzinestation heeft een jaardoorzet van LPG van maximaal 1.000 m3. Het benzinestation heeft hierdoor een PR 10-6 contour van 45 meter en een invloedsgebied van het groepsrisico van 150 meter.
  • Benzinestation Hartholt Olie B.V. aan de C. Huijgensstraat 2: het benzinestation heeft een jaardoorzet van LPG van maximaal 1.000 m3. Het benzinestation heeft hierdoor een PR 10-6 contour van 45 meter en een invloedsgebied van het groepsrisico van 150 meter.

Binnen de PR 10-6 contour van beide benzinestations zijn in de huidige situatie geen kwetsbare objecten gelegen. In het bestemmingsplan worden binnen deze contouren ook geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0007.png"
Afbeelding 6. Plaatsgebonden risicocontour en invloedsgebied van Autoservice Heino.
afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0008.png"
Afbeelding 7. Plaatsgebonden risicocontour en invloedsgebied van Hartholt Olie B.V.

Voor Hartholt Olie BV is de verantwoordingsplicht reeds doorlopen bij de milieuvergunningprocedure. Uit de berekening (LPG rekentool van VROM) van het groepsrisico ten tijde van de vergunningverlening (d.d. 28-08-2007, kenmerk 2006-79) blijkt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. De berekening en de verantwoording groepsrisico zijn als bijlage bijgevoegd.

Voor Autoservice Heino is 18 februari 2009 een globale berekening (LPG rekentool van VROM) gemaakt van het groepsrisico. Daaruit blijkt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. De berekening is als bijlage bijgevoegd. Een verdere verantwoordingsplicht zal nog wel moeten plaatsvinden op grond van artikel 13 van het Bevi. In de bijlage is de verantwoording groepsrisico opgenomen.

Naast de twee LPG-tankstations wordt het zwembad de Tippe aan de Brinkweg beschouwd als een risicovolle inrichting wegens chlooropslag. De PR 10-6 contour van dit zwembad is gelegen binnen de perceelsgrenzen van het terrein. Tevens worden er in de directe omgeving van het zwembad geen ontwikkelingen voorzien, waardoor een toename van het groepsrisico niet hoeft te worden beschouwd.

Ten slotte zijn er nog enkele andere inrichtingen, zoals Doeland en Welkoop, die gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, opslaan. Deze bedrijven worden niet aangeduid op de Risicokaart en hebben ook geen PR 10-6 contour. Het vuurwerkbesluit biedt in deze voldoende bescherming.

Transport

De spoorverbinding Zwolle-Raalte ligt op meer dan 450 meter afstand van het plangebied en de risicocontouren van de spoorlijn liggen daarom buiten het plangebied.

De gegevens ten aanzien van transport van gevaarlijke stoffen voor de Heinoseweg (N35), een weg die nabij het plangebied gelegen is, zijn opgevraagd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.18

De volgende telgegevens zijn verschaft.


Tabel: Aantal tankwagens per jaar: N35

Stofcategorie N35
LF1 1692
LF2 1718
LT1 0
LT2 17
GF3 (LPG) 99
Totaal EV 1) 3525
Totaal 2) 4417

Bron: Tellingen vervoer gevaarlijke stoffen op de weg 2006 & 2007 AVV (afgerond).

1) totaal aantal externe veiligheid relevante stofcategorieën (som van stofcategorieën LF1, LF2, LT1 t/m LT6, GF1 t/m GF3 en GT1 t/m GT5.

2) totale jaarintensiteit van alle stofcategorieën (kolom AG; stofcategorie GP is hierbij niet meegeteld om dubbeltelling te voorkomen, daar deze stofcategorie extra wordt toegekend aan transporten van de stofcategorieën GF0, GT0 en GNR wanneer de gevaarlijke stof voor de interne veiligheid van tunnels en vergelijkbare kunstwerken relevant is).

Op basis van de vuistregels uit de 'Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen'19 zou er sprake zijn van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 wanneer er:

  • meer dan 2.300 LPG-tankwagens over de weg gaan (wegtype buiten de bebouwde kom 80 km/uur);
  • meer dan 7.500 tankwagens (bulkvervoer) per jaar over een weg gaan (wegtype buiten de bebouwde kom 80 km/uur).

Zowel het vervoer van LPG (stofcategorie GF3) als het aantal tankwagens (bulkvervoer) blijft onder het aantal dat een plaatsgebonden risicocontour veroorzaakt. Hieruit kan worden afgeleid dat er geen sprake is van een PR 10-6 contour buiten de rand van de N35. Door het conserverend karakter van het bestemmingsplan en de geringe hoeveelheid transport is er geen noodzaak tot een gedetailleerde beoordeling van het groepsrisico. Andere transportmodaliteiten (buisleidingen, waterwegen) zijn in en in de nabijheid van het plangebied niet aanwezig.

  1. 15. Geactualiseerde Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
  2. 16. Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  3. 17. Risicokaart, provincie Overijssel.
  4. 18. Ministerie Verkeer en Waterstaat, RWD Dienst Verkeer en Scheepvaart, Afdeling Veiligheid, 19 maart 2008.
  5. 19. VNG, 1998.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit 5 plankaarten (verbeelding) (met legenda) en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.

6.2 Systematiek Van De Planregels

De opbouw van het bestemmingsplan isconform SVBP 2008. De planregels van het bestemmingsplan 'Heino' bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

6.2.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. In de begrippenlijst zijn uitsluitend begrippen opgenomen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Deze begrippen zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.

6.2.2 Bestemmingsregels

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een bouwvergunning hebben verleend. Een bouwvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:20

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Ontheffing van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Ontheffing van de gebruiksregels;
  • Aanlegvergunning;
  • Wijzigingsbevoegdheid.

Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting.

Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

De hoofdfuncties worden als eerste genoemd. Indien van toepassing worden ook de aan de hoofdfuncties ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt weergegeven door de zinsnede 'met daaraan ondergeschikt'. Tevens wordt aangegeven welke functies bij de bestemming behoren door middel van de zinsnede 'met daarbij bijbehorende'. Het betreft hier meestal functies als paden, groen, erven, etc. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel, maar bevat ook inrichtingsaspecten.

Bouwregels

In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Nadere eisen

Nadere eisen zijnflexibiliteitsbepalingen waarmee kan worden bijgestuurd bij de uitvoering van een bestemmingsplan. In de planregels dienen objectieve criteria opgenomen te worden, waaraan getoetst kan worden. Het gaat uitsluitend om het kunnen sturen op kleine onderdelen zoals de situering van een bouwwerk.

Ontheffing van de bouwregels

Door het opnemen van een ontheffingsregeling bestaat de mogelijkheid af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Voor elke ontheffing wordt aangegeven waarvan ontheffing wordt verleend, de maximale afwijking die met de ontheffing kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder ontheffing wordt verleend.

Het gaat hier om ontheffingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien ontheffingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels).

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdig gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.

Ontheffing van de gebruiksregels

Een ontheffing van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel ontheffing kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via ontheffing kunnen geen 'nieuwe' functies worden toegestaan. Met andere woorden: de ontheffingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.

Aanlegvergunning

Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een aanlegvergunning gebonden te worden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toelaatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een aanlegvergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke bestemming waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen en/of waterstructuur.

Wijzigingsbevoegdheid

Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming, maar deze wijziging kan eventueel ook gebruikt worden om de bouwmogelijkheden op een perceel te wijzigen.

Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Indien wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 (de algemene regels). Een gebiedsgebonden wijzigingsbevoegdheid is op de verbeelding aangegeven door middel van een aanduiding.

  1. 20. Duidelijk mag zijn, dat een bestemmingsplanbepaling niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

6.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Het overgangsecht is conform het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen.

Algemene bouwregels

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

In deze bepaling wordt, bij de toepassing van bepalingen van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Verder wordt in deze bepaling een opsomming gegeven van onderwerpen, waarop de bouwverordening wel van toepassing is.

Algemene ontheffingsregels

In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen ten behoeve van niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven

Algemene wijzigingsregels

Hierin is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een gebied dat meerdere bestemmingen omvat.

Algemene procedureregels

In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een ontheffings-, wijzigingsbevoegdheid, dan wel uitwerkingsplicht. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet ruimtelijke ordening.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsbepalingen

In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Het overgangsecht is conform het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen.

Slotbepaling

Als laatste is de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

6.2.5 Lijst met bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de voorschriften is een lijst met bedrijfsactiviteiten opgenomen. In de lijst van bedrijfsactiviteiten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste afstand van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.

De lijst met bedrijfsactiviteiten heeft echter de navolgende nadelen:

  • De lijst heeft een algemeen karakter. De milieuhygiënische kengetallen in de lijst houden nauwelijks rekening met het verschil in milieubelasting tussen individuele bedrijven (waardoor een specifiek bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit minder hinderlijk is dan de lijst aangeeft; bijvoorbeeld wanneer een bedrijf bereid is zich extra milieuhygiënische inspanningen te getroosten waardoor de feitelijke milieubelasting geringer is dan van zijn soortgenoten die daartoe niet bereid zijn) en met technologische ontwikkelingen (waardoor een bepaald bedrijfstype tijdens de planperiode minder hinderlijk wordt).
  • Als tweede nadeel kan genoemd worden dat de normen in de lijst niet van toepassing zijn op bestaande situaties, waarbij uiteraard de concrete informatie over bedrijven en omgeving prevaleert.

Deze nadelen worden in het onderhavige plan ondervangen door:

  • Een limitatief gebruik van de als bijlage toegevoegde lijst met bedrijfsactiviteiten, in combinatie met d.w.z. in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen aangegeven categorieën van bedrijven die zich binnen het plangebied(delen) kunnen vestigen, waarbij de als bijlage bij de voorschriften toegevoegde lijst als leidraad fungeert;
  • Een ontheffingsbevoegdheid voor de vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) uit de naast hogere categorie van de lijst, maar qua milieubelasting gelijkwaardig geacht kan worden aan de toegestane categorieën alsmede de vestiging van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten, die weliswaar gelijkwaardig zijn aan de toegestane categorieën maar die niet worden genoemd in de lijst met bedrijfsactiviteiten.

Ad 1. Het limitatief karakter van de lijst met bedrijfsactiviteiten:

In de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Bedrijf' is aangegeven welke bedrijven zich binnen het plangebied kunnen vestigen. Het betreft bedrijven die passen binnen milieucategorieën 1 t/m 3.2. Op deze manier is aangegeven welke categorieën van bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten, waarbij de als bijlage (bij de planregels) toegevoegde lijst als leidraad fungeert. Een en ander betekent, dat de lijst fungeert als limitatief toetsingskader bij de (directe) toelating van bedrijven. Om te voorkomen dat deze lijst niet een te limitatief karakter krijgt is enige flexibiliteit gewenst. Daarvoor is de hieronder bedoelde ontheffingsbevoegdheid opgenomen.

Ad 2. Ontheffingsbevoegdheid voor gelijkwaardige bedrijven:

Teneinde een te starre en arbitraire toepassing van de lijst met bedrijfsactiviteiten te voorkomen is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn ontheffing te verlenen voor de uitoefening of vestiging van een bedrijf (c.q. bedrijfsactiviteit) die gelijkwaardig is aan de direct toegelaten categorieën. Deze regeling maakt het mogelijk bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten toe te laten, die niet in de lijst zijn genoemd en waarvan de milieubelasting van een bepaald bedrijf of bepaalde bedrijfsactiviteit door ter plaatse aanwezige omstandigheden uit het oogpunt van hinder/overlast acceptabel is, dan wel dat het bedrijf zodanige beperkende maatregelen heeft genomen, dat de activiteit qua milieubelasting gelijkgesteld kan worden met bedrijfsactiviteiten uit de direct toegelaten categorieën. De milieubelasting wordt beoordeeld aan de hand van de in de lijst met bedrijfsactiviteiten genoemde milieubelastingscomponenten (geurproductie, stofuitworp, geluidhinder, e.d.).

6.2.6 Evenementen

Binnen een aantal bestemmingen in het bestemmingsplan worden evenementen toegestaan. In het bestemmingsplan worden uitsluitend de ruimtelijk relevante evenementen geregeld. Nieuwe evenementen zijn op basis van een bestemmingsplan niet zonder meer toegestaan. Aan de hand van de Algemene Plaatselijke verordening (APV) vindt een toets plaats voordat een vergunning verleend wordt. Dit geldt voor alle evenementen, dus voor zowel de ruimtelijk relevante als de niet ruimtelijk relevante evenementen.

6.3 Beschrijving Per Bestemming

Agrarisch

De gronden die een agrarische bestemming hebben, zijn bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Het betreft uitsluitend Zwolseweg 40, waarvoor binnen de bestemming een bouwvlak is opgenomen. Rechtstreeks zijn gebouwen en maximaal 2 bedrijfswoningen toegestaan. De maximale toegestane hoogtes zijn in de planregels weergegeven. Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de gronden binnen het bouwvlak om te zetten naar de bestemming 'Wonen'.

Karakteristieke bomen binnen deze bestemming hebben een aanduiding op de kaart, waaraan een aanlegvergunningenstelsel is gekoppeld om de waardevolle bomen te beschermen.

Bedrijf

De bedrijventerreinen ''t Zeegsveld' en 'Blankenfoort' zijn bestemd tot 'Bedrijf'. Daarnaast hebben de bedrijven binnen de kern Heino tevens de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Op de verbeelding zijn de toegestane categorieën weergegeven. De maximale toegestane categorie is 3.2. Hierbij is specifiek gekeken naar de bestaande toegestane mogelijkheden in de vigerende bestemmingsplannen.

Bedrijven die een hogere categorie hebben, zijn met een specifieke aanduiding op de verbeelding weergegeven. De melkpoederfabriek heeft bijvoorbeeld een specifieke aanduiding. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan waar dit op de verbeelding is aangegeven.

Voor een aantal onderdelen is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen: voor de bouw van bedrijfsgebouwen die de gevellijn overschrijden, voor de maximale hoogte van bedrijfsgebouwen, de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en silo's, voor een overkapping tot niet minder dan 1 meter achter de voorgevellijn en het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen en bijgebouwen.

Bedrijf - Nutsbedrijf

Deze gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen. Binnen de bestemming zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen de gehele bestemming toegestaan.

Centrum

De grenzen van de bestemming Centrum sluiten aan bij het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Heino'. De gronden binnen de bestemming Centrum zijn bestemd voor wonen, met onder andere de volgende functies: detailhandel, horeca en dienstverlening.

Het betreft hier het winkelconcentratiegebied. Met uitzondering van horeca is een wisseling van de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies toegestaan. Uitsluitend de bestaande horeca in categorie 1 en 2 is toegestaan binnen deze bestemming. Wel is ontheffing mogelijk voor een nieuwe horeca-vestigingen in de categorieen 1 en 2.

Karakteristieke bomen binnen deze bestemming hebben een aanduiding op de kaart, waaraan een aanlegvergunningenstelsel is gekoppeld om de waardevolle bomen te beschermen.

Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten, de goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven.

Detailhandel

De gronden binnen de bestemming Detailhandel zijn specifiek bestemd voor volumineuze detailhandel. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten, de goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven. Uitsluitend de Welkoop aan de Marktstraat 62 heeft deze bestemming. Binnen deze bestemming is de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg toegestaan.

Gemengd

Buiten het winkelconcentratiegebied zijn binnen het plangebied verschillende niet-woonfuncties gelegen. Hier is gekozen voor een flexibele bestemming. Meerdere functies zijn rechtstreeks toegestaan: wonen, dienstverlening, kleinschalige maatschappelijke voorzieningen en dienstverlenende bedrijven en instellingen. Horeca en detailhandel zijn alleen ter plaatse van een aanduiding toegestaan. Zo wordt voorkomen, dat nieuwe winkels en horecabedrijven zich vestigen buiten het winkelconcentratiegebied. Gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegelaten, de goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding weergegeven.

Groen

Gronden met de bestemming Groen zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, paden, speelvoorzieningen. Tevens zijn deze gronden bestemd voor calamiteitenroutes. Deze routes mogen, naast hulpdiensten, tevens gebruikt worden door personenauto's. Karakteristieke bomen binnen deze bestemming zijn door middel van een aanduiding op de kaart aangegeven. Hieraan is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld om de waardevolle bomen te beschermen.

Tevens is met twee bouwvlakken aangegeven waar een muziekkapel en volière zijn toegestaan binnen het Hof van Rakhorst.

Maatschappelijk

Deze gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn er specifieke aanduidingen weergegeven voor de begraafplaatsen, religie, de brandweerkazerne en voor de waardevolle bomen.

Het cafégedeelte aan de Brinkweg is met een specifieke aanduiding op de verbeelding opgenomen, met in de planregels een maximum aantal m².

Karakteristieke bomen binnen deze bestemming zijn door middel van een aanduiding op de kaart aangegeven. Hieraan is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld om de waardevolle bomen te beschermen.

Een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarvoor de goot- en bouwhoogtes op de verbeelding zijn opgenomen.

Recreatie

Voor de in het plangebied gelegen ijsbaan aan de Dolderstraat is een de bestemming Recreatie opgenomen. De regels zoals opgenomen in het oude bestemmingsplan 'De Molenhoek 1996' zijn zoveel mogelijk gehandhaafd.

Sport

Het sportterrein aan de Stationsweg en het zwembad aan de Brinkweg zijn bestemd tot Sport. De gronden zijn bestemd voor sportterreinen en sportvoorzieningen. De goot- en bouwhoogtes van de toegestane gebouwen zijn op de verbeelding weergegeven.

Tuin

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Binnen deze bestemming zijn aansluitend aan woningen gelegen erkers, serres en andere gebouwen op de begane grond, luifels en dakoverstekken en balkons toegestaan. Daarnaast zijn tevens bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Karakteristieke bomen binnen deze bestemming zijn door middel van een aanduiding op de kaart aangegeven. Hieraan is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld om de waardevolle bomen te beschermen.

In de voortuinen van sommige woningen zijn aanbouwen gelegen, die bijvoorbeeld gebruikt wordt als hal of berging bij de woning. Deze worden door een specifieke regeling mogelijk gemaakt binnen deze bestemming.

Om te bepalen tot waar de tuingrens opgenomen dient te worden op de verbeelding, is uitgegaan van onderstaande keuze:

Beleidskeuze bijgebouwen op hoekpercelen

Wat betreft de hoekpercelen geldt als algemeen uitgangspunt een zone onbebouwd van 3 meter, voorzover de gronden gelegen zijn direct aan de openbare weg langs de zijgevel van een woning.

Voor de bouw van bijgebouwen op hoekpercelen bij woningen (niet zijnde gestapelde woningen) gelden de volgende regels (zie ook afbeeldingen):

  • uitgangspunt is een praktische benadering, die aan de ene kant zoveel mogelijk stedenbouwkundige principes honoreert, maar ook rekening houdt met de wensen van bewoners;
  • in principe wordt er een strook van 3 meter vrijgehouden in de zijtuin, indien deze grenst aan doorgaande wegen (de zijtuinstrook). Zo wordt voorkomen, dat bijgebouwen op de perceelsgrens worden gebouwd. Bijgebouwen op de zijdelingse perceelsgrens leiden tot vernauwing en verstening van het woongebied. Dit wordt stedenbouwkundig niet acceptabel geacht. Bestaande bijgebouwen in deze zijtuinstrook worden niet wegbestemd. Echter nieuwe bouwaanvragen zullen worden getoetst aan dit beleid (voorbeeld 1 en 2);
  • indien een bestaande woning op minder dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens is gesitueerd wordt ervoor gekozen om op die strook wel bijgebouwen toe te staan. In feite heeft immers de verstening hier plaatsgevonden (voorbeeld 3);
  • er geldt geen zijtuinstrook indien de woning gelegen is aan openbaar groen (een groenstrook van minimaal 3 meter breed) (voorbeeld 4), een pad/weg naar binnenterreinen (niet doorlopende routes) (voorbeeld 5) of parkeerstroken (voorbeeld 6);
  • wel dient in alle gevallen voorkomen te worden dat op een hoekperceel bijgebouwen komen te liggen voor de voorgevellijn van woningen, die op de zijstraat zijn georiënteerd. Dit wordt dan ook niet toegestaan.
afbeelding "i_NL.IMRO.0177.BP20080018-0003_0009.jpg"
Afbeelding 8. Bijgebouwenregeling

Door het toepassen van bovenstaande systematiek kan het zo zijn dat er sprake is van een afwijking van de vigerende bestemmingsplannen.

Verkeer

De wegen die niet behoren tot de 30-km p/uur wegen zijn bestemd tot Verkeer. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor wegen, straten en paden.

Verkeer - Verblijfsgebied

De wegen die behoren tot de 30-km p/uur wegen zijn bestemd tot Verkeer- Verblijfsgebied. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor woonstraten, paden en pleinen.

Karakteristieke bomen binnen deze bestemming zijn door middel van een aanduiding op de kaart aangegeven. Hieraan is een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld om de waardevolle bomen te beschermen.

Water

De watergangen binnen het plangebied zijn bestemd tot water. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Wonen 1, Wonen 2 en Wonen 3

De bestemming Wonen is verdeeld in drie bestemmingen: Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3. Het verschil is gelegen in de maximaal toegestane goot- en nokhoogtes. Indien de goot- en nokhoogtes niet passen binnen de toegestane hoogte bij Wonen - 1 en Wonen - 2, wordt de woning bestemd tot Wonen - 3. Dit zijn in de meeste gevallen gestapelde woningen. De goot- en nokhoogte van de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2 zijn in de planregels opgenomen, voor Wonen - 3 is dit op de verbeelding weergegeven. De type woningen zijn bij elke bestemming Wonen specifiek op de verbeelding weergegeven door middel van een aanduiding. Naast wonen is binnen deze bestemming een beroep en / of bedrijf aan huis toegestaan.

Voor overkappingen, aan- en bijgebouwen zijn in de regels specifieke bepalingen opgenomen. In het bestemmingsplan is de zogenaamde 10%-ontheffingsmogelijkheid niet meer opgenomen in de planregels. Deze is vertaald in de regels van het bestemmingsplan door bijvoorbeeld de maximale hoogtes van bijgebouwen met 10% te verhogen.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduinding - bouwhoogte' is een lessenaarskap toegestaan. Een lessenaarskap is een kap waarbij de goothoogte aan een zijde van de woning hoger is dan aan de andere zijde van de woning.

Karakteristieke bomen binnen deze bestemmingen hebben een aanduiding op de kaart, waaraan een aanlegvergunningenstelsel is gekoppeld om de waardevolle bomen te beschermen.

Bij het bepalen van de voorgevel van een woning bij een hoekperceel wordt aangesloten bij de toelichting op het Bblb (staatsblad 2002, 410). Hierin staat aangegeven dat bij het bepalen van de voorgevel afgegaan moet worden op de ligging van de voorgevelrooilijn, en wanneer dat geen duidelijkheid oplevert, de feitelijke situatie doorslaggevend is. Bij dit laatste wordt gewezen op aanknopingspunten uit de jurisprudentie voor het bepalen van de voorgevel op grond van de systematiek van de huisnummering, de zijde van het gebouw waar zich de voordeur, de hoofdingang of de brievenbus bevindt of de plaats van de hoofdontsluiting van het perceel.

Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden. Om deze gronden te beschermen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Leiding - Riool

Binnen het plangebied is een rioolpersleiding gelegen, deze heeft de bestemming 'Leiding- Riool', met bijbehorende beschermingszone. Binnen deze zone zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan ontheffing verlenen.

Leiding - Water

Binnen het plangebied is een waterleiding gelegen, deze heeft de bestemming 'Leiding - Water', met bijbehorende beschermingszone. Binnen deze zone zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan ontheffing verlenen.

Waterstaat

De voor Waterstaat aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen. Om deze gronden te beschermen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

Inspraak


De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak heeft volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure plaatsgevonden en de reacties zijn waar nodig in dit plan verwerkt. Het resultaat van de inspraak is verwoord in het 'verslag inspraak en overleg'. Dit verslag is als bijlage in het bestemmingsplan gevoegd.


Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. De reacties van deze instanties zijn waar nodig in dit plan verwerkt. Het resultaat van het overleg is verwoord in het 'verslag inspraak en overleg'. Dit verslag is als bijlage in het bestemmingsplan gevoegd.

Ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan heeft van 20 augustus tot en met 30 september 2009 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is een aantal zienswijzen ingediend. Een samenvatting van deze zienswijzen en de gemeentelijke reactie hierop is opgenomen in een 'Verslag zienswijzen'. Dit verslag is als bijlage in het bestemmingsplan gevoegd.

7.2 Economische Uitvoerbaarheid

Exploitatie

Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik, het (zonodig) vastleggen van ruimtelijke kenmerken van de bebouwde en onbebouwde ruimte en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Bij dit laatste is ook van belang invulling te geven aan de behoefte aan globaliteit en flexibiliteit in de regeling. Ook is het bestemmingsplan erop gericht om het gemeentebestuur een flexibel instrument in handen te geven om sturing te geven aan eventuele ontwikkelingen in het plangebied.

Binnen het plangebied zijn de gronden in eigendom van de gemeente of in eigendom van particulieren. In de begroting van de gemeente zijn reeds middelen gereserveerd voor de bouw van (maatschappelijke) voorzieningen op locaties waar de gemeente eigenaar is. Daar waar kosten verhaald moeten gaan worden, zal dat bij voorkeur via een overeenkomst gebeuren. Aangezien er geen nieuwe bouwplannen mogelijk worden gemaakt, speelt deze situatie op dit moment niet in het in hoofdzaak conserverende bestemmingsplan. Zolang de gemeente nog geen eigenaar is van de gronden heeft de gemeente ook geen financiële verantwoordelijkheid dan wel risico bij een ontwikkeling.

Wijzigingen die in het plan mogelijk worden gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid dienen op het moment dat gebruik wordt gemaakt van die bevoegdheid pas voorzien te worden van een exploitatieplan. Op dit moment is voor de wijzigingsbevoegdheden dus geen exploitatieplan noodzakelijk.

Er is een aantal kleinschalige uitvoeringsgerichte ontwikkelingen meegenomen in het plan welke reeds via overeenkomsten tot stand zijn gekomen voor zover er particuliere partijen bij zijn betrokken. Die kosten zijn dus eveneens reeds gedekt en een exploitatieplan is in deze gevallen dan ook niet noodzakelijk.

Ten slotte zijn er vanuit de oude bestemmingsplannen bouwmogelijkheden die worden overgenomen in dit bestemmingsplan. Het betreft het perceel op de hoek van Sonsbeeckstraat/Stationsweg en een perceel aan de Marktstraat, tegenover het brandweerterrein. Er is overgangsrecht opgesteld (nog niet in werking, maar hierop kan wel worden geanticipeerd) waarin staat dat voor zover op grond van een bestemmingsplan onder de WRO een bouwvergunning verleend kon worden voor een bouwplan dat onder de Wro is aangewezen als een bouwplan waarvoor de verplichting van kostenverhaal geldt, de artikelen 6.12 t/m 6.22 Wro buiten toepassing blijven. Hiermee worden de voor 1 juli 2008 bestaande bouwtitels die nadien in een bestemmingsplan nieuwe stijl worden gehandhaafd, geëerbiedigd.

Gezien het bovenstaande brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.


Handhaving


In het kader van de actualisering van bestemmingsplannen dient ingevolge aanbeveling 4 van de IRO een handhavingsparagraaf te worden opgenomen.

Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die erop gericht is de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.

Handhaving kan ook worden gezien als:

  • het stellen van normen c.q. grenzen;
  • het uitvoeren van normen (vergunningverlening) c.q. norm conform handelen;
  • het houden van toezicht;
  • het opleggen van sancties.


Handhaving wordt om meerdere redenen door bestuursorganen toegepast. Genoemd kunnen worden:

  • handhaving levert een wezenlijke bijdrage aan het bereiken van de doelstelling van beleid, door middel van wet- en regelgeving;
  • toename van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid;
  • toename van een grotere acceptatie van wet- en regelgeving;
  • toename van geloofwaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit van de overheid.


Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is een dergelijke inbreuk een aantasting van één van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten, veelal eisen, van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Bovendien tast het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van de bestemmingsplannen ter hand te nemen en blijven nemen.

Het ruimtelijke beleid, zoals de gemeente Raalte dat voor haar grondgebied heeft vastgesteld, vindt voor het belangrijkste deel haar weerslag in de vastgestelde bestemmingsplannen. Hierin is voor het stedelijk- en landelijk gebied, de kernen, de industrieterreinen en de verschillende individuele percelen het juridische toetsingskader neergelegd die het gemeentebestuur in die gebieden wil verwezenlijken. Aan het vaststellen van een bestemmingsplan gaat een uitgebreide en zorgvuldige voorbereiding vooraf. Er wordt een "uitgebreide" inventarisatie gemaakt van de bestaande situatie binnen het plangebied, ten einde deze op te kunnen nemen in het bestemmingsplan. Bovendien vindt er uitgebreid overleg plaats met belanghebbenden, door middel van overleg- en inspraakrondes inzake het voorontwerp en ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan.


Deze uitgebreide voorbereidingen hebben een duidelijk doel. Het bestemmingsplan dient een zorgvuldig opgesteld plan te zijn, waarin de verworvenheden van de democratische rechtsstaat doorklinken. Het bestemmingsplan heeft immers, zodra het rechtskracht heeft, een enorme impact op het gemeentelijke grondgebied. Deze werking wordt, met name door burgers, nogal eens onderschat. Het bestemmingsplan kan bijvoorbeeld het gebruik van in eigendom zijnde onroerende zaken zowel beperken als verruimen. Bovendien is het bestemmingsplan een criterium waaraan bouwplannen moeten worden getoetst en kan het een grondslag zijn voor het toepassen van strafrechtelijke, privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke dwangmiddelen, waarvan de kosten veelal verhaald kunnen worden op de overtreder. De juridische status van het bestemmingsplan kan dan ook het best verduidelijkt worden met de lekenterm: "gemeentelijke wet".

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Specifieke Vormen Van Bedrijven

sb-1: 't Zeegveld 5, machinefabriek;

sb-2: Zwolseweg 36, veetransportbedrijf;

sb-3: Schoolstraat 3, constructiewerkplaats;

sb-4: Zwolseweg 35, melkpoederfabriek;

sb-5: Paalweg 5: bouwbedrijf.

Bijlage 1 Akoestische Berekening Canadastraat 74-76

Bijlage 1 Akoestische berekening Canadastraat 74-76

Bijlage 2 Berekening Groepsrisico Hartholt Olie Bv

Bijlage 2 Berekening groepsrisico Hartholt Olie BV

Bijlage 3 Berekening Groepsrisico Autoservice Heino

Bijlage 3 Berekening groepsrisico Autoservice Heino

Bijlage 4 Verantwoording Groepsrisico Autoservice Heino

Bij de motivering moet rekening worden gehouden met onderstaande punten:

  1. 1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting op het tijdstip dat beschikking is vastgesteld.
  2. 2. Groepsrisico van de inrichting vergeleken met de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
  3. 3. Mogelijk en voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de toekomst.
  4. 4. Mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting om zich in veiligheid te brengen indien zich in de inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
  5. 5. Mogelijkheden tot de voorbereiding op de bestrijding van en beperking van omvang van een ramp of zwaar ongeval.
  6. 6. Beschikbaarheid bluswater.

Ad 1 en 2.

Ten aanzien van de oriënterende waarde geldt dat het groepsrisico niet wordt overschreden. Bij de berekening van het totaal aanwezig personen binnen de bedrijven en geprojecteerde bedrijven is uitgegaan van het brutovloeroppervlakte per persoon (b.v.o.) van 100 m².

Ad 3.

Maatregelen aan de bron zijn de eerste soort maatregelen die moeten worden onderzocht. Op 22 juni 2005 is een convenant afgesloten tussen het ministerie van VROM en de LPG-branche.

Dit convenant voorziet in de realisatie van een aantal maatregelen, zoals het verplicht stellen van:

  • Een verbeterde vulslang. Deze scheurbestendige slang met lekdetectie waarbij tevens een automatische afsluiter met verschildrukmeting wordt aangebracht zorgt voor een aanzienlijke verkleining van de faalkans.

De maatregelen van het convenant moeten vóór 2010 zijn getroffen. Daarnaast wordt in het Besluit LPG-tankstations een groot aantal bronmaatregelen (zoals aanrijdbeveiligingen) voorgeschreven. Vanwege de rechtstreekse werking van het besluit is de inrichtinghouder van het tankstation verplicht om deze maatregelen na te leven.

Ad 4.

Bij een mogelijke incident zal een afweging moeten worden gemaakt tussen schuilen of vluchten. Wanneer bij het tankstation een incident dreigt is vluchten de insteek, aangezien schuilen niet effectief is. Indien een ontploffing dreigt, dan is de vluchttijd bijzonder kort. Dat betekent dat het van belang is aandacht te besteden aan de infrastructuur. Doordat de inrichting is gelegen aan de doorgaande weg (De Weerd / Molenweg naar Zwolseweg / C. Huygensstraat), is een mogelijkheid aanwezig voor de bezoekers van het autoservicebedrijf/ tankstation om snel weg te komen. Middels het rampenplan bereidt de (regionale) brandweer zich voor op de bestrijding van en de mogelijkheden voor beperking van de omvang van de betreffende ramp.

Aangezien in de nabijheid een beperkt aantal woningen aanwezig is, wordt er vanuit gegaan dat alle bewoners in de gelegenheid zijn om zich snel in veiligheid te brengen, indien zich in de inrichting een ramp of ongeval voordoet. Indien zich een ramp voordoet, zullen de bewoners op dat moment door de hulpdiensten worden gealarmeerd dat zij moeten vluchten. Voorts mag worden aangenomen dat de woningen aan de vigerende bouwregelgeving voldoen. Dat houdt in dat de woningen toch een bepaalde beschermingsgraad bezitten.

Ad 5.

Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. Doordat de inrichting is gelegen aan de doorgaande weg, is er een mogelijkheid aanwezig voor de hulpdiensten om snel en makkelijk bij de inrichting te komen (in geval van een calamiteit).

Ad 6.

In de directe omgeving van de inrichting is een aantal brandkranen aanwezig. De minimumcapaciteit van 2000 liter per minuut (benodigd t.b.v. het koelen van een LPG tankwagen bij een dreigende BLEVE) kan niet worden gegarandeerd. In de directe nabijheid, op circa 100 meter afstand, is aan de Molenweg echter een vijver gelegen die als secundair bluswater kan dienen.

Conclusie toetsing

Bij de beoordeling van zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico is uitgegaan van een jaardoorzet kleiner dan 1.000.000 liter (1.000 m³). Aangezien de risico-afstanden gekoppeld zijn aan de doorzet, is in onderhavige beschikking opgenomen dat de jaardoorzet niet meer mag zijn dan 1.000.000 liter (1.000 m³). Daarnaast is de verplichting opgenomen dat de inrichtinghouder jaarlijks een opgave moet doen van de lpg-doorzet aan het bevoegd gezag.

De eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten worden in de huidige situatie niet overschreden. Bij de toetsing is gebruik gemaakt van de LPG groepsrisico berekeningsmodule die beschikbaar is gesteld op de website www.groepsrisico.nl. Op basis daarvan kan worden gesteld dat het groepsrisico (fN-curve) onder de oriëntatiewaarde ligt. De berekening is als bijlage bijgevoegd. Op basis van bovengenoemde punten achten de gemeente Raalte het groepsrisico verantwoord.

Bijlage 5 Verantwoording Groepsrisico Hartholt Olie

Bij de motivering moet rekening worden gehouden met onderstaande punten:

  1. 1. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting op het tijdstip dat beschikking is vastgesteld.
  2. 2. Groepsrisico van de inrichting vergeleken met de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
  3. 3. Mogelijk en voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de toekomst.
  4. 4. Mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting om zich in veiligheid te brengen indien zich in de inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
  5. 5. Mogelijkheden tot de voorbereiding op de bestrijding van en beperking van omvang van een ramp of zwaar ongeval.
  6. 6. Beschikbaarheid bluswater.


Ad 1 en 2.

Ten aanzien van de oriënterende waarde geldt dat het groepsrisico niet wordt overschreden. Bij de berekening van het totaal aanwezig personen binnen de bedrijven en geprojecteerde bedrijven is uitgegaan van de personendichtheden uit het bevolkingsregister en de personeelsbestanden van de bedrijven. Er is dus uitgegaan van de daadwerkelijk aanwezige personen.

Ad 3.

Maatregelen aan de bron zijn de eerste soort maatregelen die moeten worden onderzocht. Op 22 juni 2005 is een convenant afgesloten tussen het ministerie van VROM en de LPG-branche.

Dit convenant voorziet in de realisatie van een aantal maatregelen, zoals het verplicht stellen van:

  • Een verbeterde vulslang. Deze scheurbestendige slang met lekdetectie waarbij tevens een automatische afsluiter met verschildrukmeting wordt aangebracht zorgt voor een aanzienlijke verkleining van de faalkans.

De maatregelen van het convenant moeten vóór 2010 zijn getroffen. Daarnaast wordt in het Besluit LPG-tankstations een groot aantal bronmaatregelen (zoals aanrijdbeveiligingen) voorgeschreven. Vanwege de rechtstreekse werking van het besluit is de inrichtinghouder van het tankstation verplicht om deze maatregelen na te leven.

Ad 4.

Bij een mogelijke incident zal een afweging moeten worden gemaakt tussen schuilen of vluchten. Wanneer bij het tankstation een incident dreigt is vluchten de insteek, aangezien schuilen niet effectief is. Indien een ontploffing dreigt, dan is de vluchttijd bijzonder kort. Dat betekent dat het van belang is aandacht te besteden aan de infrastructuur. Doordat de inrichting is gelegen aan de doorgaande weg (Zwolseweg / C. Huygensstraat), is een mogelijkheid aanwezig voor de bezoekers van het autoservicebedrijf/ tankstation om snel weg te komen. Middels het rampenplan bereidt de (regionale) brandweer zich voor op de bestrijding van en de mogelijkheden voor beperking van de omvang van de betreffende ramp.

Aangezien in de nabijheid een beperkt aantal woningen aanwezig is, wordt er vanuit gegaan dat alle bewoners in de gelegenheid zijn om zich snel in veiligheid te brengen, indien zich in de inrichting een ramp of ongeval voordoet. Indien zich een ramp voordoet, zullen de bewoners op dat moment door de hulpdiensten worden gealarmeerd dat zij moeten vluchten. Voorts mag worden aangenomen dat de woningen aan de vigerende bouwregelgeving voldoen. Dat houdt in dat de woningen toch een bepaalde beschermingsgraad bezitten.

Ad 5.

Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken is het van belang dat op het moment dat er iets misgaat de hulpverlening niet wordt belemmerd bij de uitvoering van haar taken. Doordat de inrichting is gelegen aan de doorgaande weg, is er een mogelijkheid aanwezig voor de hulpdiensten om snel en makkelijk bij de inrichting te komen (in geval van een calamiteit).

Ad 6.

In de directe omgeving van de inrichting is een aantal brandkranen aanwezig. De minimumcapaciteit van 2000 liter per minuut (benodigd t.b.v. het koelen van een LPG tankwagen bij een dreigende BLEVE) kan niet worden gegarandeerd. In de directe omgeving van het tankstation is echter voldoende oppervlaktewater als secundaire bluswatervoorziening beschikbaar.


Conclusie toetsing

Bij de beoordeling van zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico is uitgegaan van een jaardoorzet kleiner dan 1.000.000 liter (1.000 m³). Aangezien de risico-afstanden gekoppeld zijn aan de doorzet, is in onderhavige beschikking opgenomen dat de jaardoorzet niet meer mag zijn dan 1.000.000 liter (1.000 m³). Daarnaast is de verplichting opgenomen dat de inrichtinghouder jaarlijks een opgave moet doen van de lpg-doorzet aan het bevoegd gezag.

De eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten worden in de huidige situatie niet overschreden. Bij de toetsing is gebruik gemaakt van de LPG groepsrisico berekeningsmodule die beschikbaar is gesteld op de website www.groepsrisico.nl. Op basis daarvan kan worden gesteld dat het groepsrisico (fN-curve) onder de oriëntatiewaarde ligt. De berekening is als bijlage bijgevoegd. Op basis van bovengenoemde punten acht de gemeente Raalte het groepsrisico verantwoord.

Bijlage 6 Verslag Inspraak En Overleg

Bijlage 6 Verslag inspraak en overleg

Bijlage 7 Verslag Zienswijze

Bijlage 7 Verslag zienswijze

Bijlage 8 Wijzigingen Ten Opzichte Van Het Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 8 Wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 9 Eindnoten

  1. 1. De Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben ingestemd met de nota op respectievelijk 17 mei 2005 en 17 januari 2006. Met de bekendmaking op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Op grond van artikel 9.1.2 lid 1 Overgangsrecht Wro is bepaald dat een planologische kernbeslissing (zoals de Nota Ruimte) gelijkgesteld wordt met een structuurvisie. Het recht van de planologische kernbeslissing zoals gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro blijft van toepassing.
  2. 2. Structuurvisie Heino 2006-2020; Gemeente Raalte; Vastgesteld november 2006.
  3. 3. Evenementennota 2008. Gemeente Raalte, 2008.
  4. 4. Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP Raalte), Beleid op hoofdlijnen; BVA, augustus 2004.
  5. 5. Beleidskader Functies op bedrijventerreinen. BRO, 19 februari 2008.
  6. 6. Welstandsnota Raalte. BRO, 1 juli 2004 vastgesteld door de gemeenteraad.
  7. 7. Externe Veiligheidsbeleid; Hoe veilig wil de gemeente Raalte zijn? Royal Haskoning, 21 februari 2007.
  8. 8. Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk aanwezige) groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de kans op overlijden op de verticale as.
  9. 9. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
  10. 10. Woonvisie Raalte 2006-2015; RIGO research en Advies BV (rapportnr. 89760); vastgesteld 14 juli 2006.
  11. 11. Groenbeleidsplan 'Kernen in het groen', gemeente Raalte, 2003.
  12. 12. Bedrijven en milieuzonering, VNG, 2009.
  13. 13. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.
  14. 14. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals, winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden, die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot dit omgevingstype. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
  15. 15. Geactualiseerde Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen en het Bevi en sluit zoveel als mogelijk aan op het Bevi.
  16. 16. Zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  17. 17. Risicokaart, provincie Overijssel.
  18. 18. Ministerie Verkeer en Waterstaat, RWD Dienst Verkeer en Scheepvaart, Afdeling Veiligheid, 19 maart 2008.
  19. 19. VNG, 1998.
  20. 20. Duidelijk mag zijn, dat een bestemmingsplanbepaling niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.