Angeli Custodes
Bestemmingsplan - gemeente Raalte
Vastgesteld op 24-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Angeli Custodes van de gemeente Raalte.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0177.BP20120007-0003 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingsgrens:
de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.11 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.19 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;
1.20 erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning of instelling, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.22 gedeeltelijk vernieuwen:
de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd.
1.23 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.24 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.25 kantoor:
een ruimte welke door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;
1.26 kunstobjecten:
bouwwerken geen gebouwen zijnde van culturele aard en bedoeld ter expositie al dan niet in de buitenlucht;
1.27 kunstwerken:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.28 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.29 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.30 ondergeschikte functie:
onzelfstandige functie die behoort bij een toegestane functie, daaraan nauw aansluit en zowel bedrijfseconomisch als ruimtelijk een ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de toegestane functie.
1.31 peil:
- a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: een horizontaal vlak gelegen op 10 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.33 route voor langzaam verkeer:
wegen en paden ten behoeve van voetgangers en niet gemotoriseerd verkeer.
1.34 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.35 verbeelding:
de plankaart van het Bestemmingsplan Angeli Custodes, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0177.BP20120007-0003.
1.36 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.37 woongebouw:
een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en qua verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.38 zorginstelling:
een instelling die zorg(diensten) verleent in combinatie met huisvesting.
1.39 zorgwoning:
een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw, over het algemeen gelijkvloers en rolstoeltoegankelijk, voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en hun verzorgers, gericht op het verlenen van zorg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Niet meegerekend worden ondergeschikte delen van het vlak zoals wolfseinden en dakkapellen en voor woningen maximaal één derde van de gezamenlijke goot- en/of boeibordlengten;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (infiltratie) groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen, waterpartijen en wadi's;
- f. route voor langzaam verkeer;
met de daarbijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- h. in- en uitritten;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. kunstobjecten;
- k. kunstwerken;
- l. verhardingen;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. infiltratievoorzieningen;
- o. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals een berg(bezink)voorziening;
- p. evenementen.
- q. bouwwerken, zoals de mariagrot en volière.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Maatschappelijk - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een zorginstelling met daarbij behorende voorzieningen;
- b. (zorg)woningen;
- c. religieuze voorzieningen;
- d. aan de onder a, b en c genoemde functies ondergeschikt horecabedrijf;
- e. aan de onder a, b en c genoemde functies ondergeschikte kantoren;
- f. aan de onder a, b en c genoemde functies ondergeschikte detailhandel;
- g. aan de onder a, b en c genoemde functies ondergeschikte dienstverlening;
met de daarbijbehorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- j. wegen en paden;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
- n. straatmeubilair;
- o. kunstobjecten;
- p. water;
- q. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Maatschappelijk - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (zorg)woningen met daarbij behorende voorzieningen;
- b. aan de onder a genoemde functie ondergeschikte werkplaats, dagbesteding, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, horecabedrijf met uitzondering van logies, museum en dienstverlening ter plaatse van de aanduiding "gemengd";
- c. 1 bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
met de daarbijbehorende:
- d. tuinen, erven en terreinen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. straatmeubilair;
- k. kunstobjecten;
- l. water;
- m. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Maatschappelijk - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
met de daarbijbehorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. infiltratievoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. straatmeubilair;
- h. water;
- i. erven en terreinen;
- j. kunstobjecten.
6.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande afstanden en andere maten
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande hoogtematen en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in artikel 4 en 5 voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
- b. In geval van herbouw is lid a uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
- a. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- 1. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor opslag-, stort- of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
- 2. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
- 3. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- b. Het aantal parkeerplaatsen binnen het plangebied mag niet minder bedragen dan 38.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsmogelijkheden
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van
- a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedraagt;
- b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
10.2 Toetsingscriteria
Een in lid 10.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Angeli Custodes.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Voornemens bestaan om het bestaande woonzorg- en verpleegcentrum Angeli Custodes te renoveren en uit te breiden door de bouw van 28 appartementen die geschikt zijn voor zorg. Het betreft een gezamenlijke ontwikkeling voor de huisvesting van senioren door Zorggroep Raalte en Woningstichting de Veste. Om deze uitbreiding mogelijk te maken is een herziening van het vigerend bestemmingsplan noodzakelijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Het onderhavig bestemmingsplan betreft de planologische regeling voor het terrein waarop Angeli Custodes reeds is gehuisvest en waar de nieuwbouw is geprojecteerd.
1.2 Begrenzing
Zorgcentrum 'Angeli Custodes' ligt aan de noordwestzijde van Raalte en wordt globaal begrensd aan de oostzijde door de Hofstedelaan, aan de zuidzijde door de Burgemeester Kerssemakersstraat, aan de westzijde door de Drostenkamp en aan de noordzijde door het perceel Hofstedelaan nr. 6.
Het gebied, dat onderdeel is van de herinrichting omvat het huidige hoofdgebouw, de kloostertuin ten noorden van dit gebouw, de beheerderswoning en de begraafplaats. Het plangebied is aan oost-, zuid- en westzijde omsloten door bestaande woonwijken. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een park en op enige afstand een school.
Ter verduidelijking is de situering en de begrenzing van het plangebied door middel van een luchtfoto weergegeven (zie figuur 1).
Figuur 1: Globale ligging en begrenzing plangebied
1.3 Vigerend Planologisch Regime
Binnen het plangebied is tot het onherroepelijk worden van onderhavige herziening het volgende bestemmingsplan van kracht: Bestemmingsplan 'Drostenkamp', 20 juni 1995 vastgesteld door de gemeenteraad van Raalte en 23 januari 1996 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel. De gronden hebben hierin hoofdzakelijk de bestemming 'Maatschappelijke doeleinden'. Daarnaast kent het gebied de bestemming 'Begraafplaats'.
1.4 Leeswijzer
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.
De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie met daarbij een omschrijving van het plan. Hoofdstuk 3 gaat in op de relevante beleidskaders. In hoofdstuk 4 worden de noodzakelijke onderzoeken besproken en worden keuzes nader verantwoord. De juridische opzet van het plan wordt in hoofdstuk 5 uiteengezet. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 komt tot slot de maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
De regels behorende bij dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende regels in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, de algemene regels in hoofdstuk 3 en de overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Historische Ontwikkeling
Het complex is oorspronkelijk in 1930 gebouwd als R.K. ziekenhuis, in opdracht van het R.K. Kerkbestuur. Het complex is door de architect, H.F. Smit Laren, uitgevoerd in de Delftse school met invloeden van de Amsterdamse school. Op de binnenplaats is de voormalige kapel en het kloostergedeelte terug te vinden.
Van 1932 tot 1964 was Angeli Custodes een ziekenhuis, gesticht door de Zusters van Liefde uit Tilburg samen met de gemeenschap van Raalte. De Zusters waren al vanaf 1858 actief in Raalte in de ouderen- en gezondheidszorg. Na een verbouwing werd het een kloosterverzorgingshuis voor de Congregatie van Zusters van Liefde. Begin jaren ’80 kwam er een verpleegafdeling bij. Vanaf 2000 is het een regulier verpleeg- en verzorgingshuis voor alle ouderen.
2.2 Huidige Situatie
Het plangebied van (de uitbreiding van) Angeli Custodes ligt in de kern van Raalte. Het plangebied is grotendeels omsloten door woonwijken. In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gesitueerd, wel is ten noorden een school aanwezig (Carmel College Salland).
Het huidige plangebied omvat een complex met daarin 90 zorgplaatsen (zie figuur 2), een boerderij die dienst doet als beheerderswoning met een inpandige werkplaats (zie figuur 3), een kloostertuin en een begraafplaats.
Figuur 2: Zorgcentrum Angeli Custodes (huidige situatie)
Figuur 3: Boerderij c.q. beheerderswoning
Het huidige terrein van het zorgcomplex ligt op een groene locatie aan de rand van Raalte. Het terrein is ruim en groen van opzet en heeft een rustige uitstraling.
Het totale terrein van het zorgcentrum heeft een L-vorm. Het hoofdgebouw bevindt zich in het zuidelijk deel met daarachter een parkachtige omgeving, de kloostertuin. Achter het hoofdgebouw staat een overdekte fietsenstalling. Op de locatie waar de nieuwbouw is geprojecteerd bevindt zich momenteel een moestuin. In de kloostertuin bevindt zich de zogenaamde Mariagrot en een volière. Een foto van de Mariagrot is hierna opgenomen.
Figuur 4: Mariagrot in de kloostertuin
In de noordwestpunt van het plangebied bevindt zich de begraafplaats. Alhoewel het terrein van het zorgcomplex niet is afgesloten, wordt het vooral gebruikt door bewoners van het complex zelf. De inrichting is, passend bij een zorgcentrum, in zichzelf gekeerd. Hierdoor is er weinig wisselwerking met de omgeving.
De hoofdontsluiting van het zorgcomplex vindt plaats via de Hofstedelaan. Alle parkeervoorzieningen bevinden zich op eigen terrein. De Hofstedelaan is een eenrichtingsweg en is onderdeel van het hoofdfietsverbindingsnetwerk.
2.3 Toekomstige Situatie
Een groot deel van het plangebied, met uitzondering van de begraafplaats, wordt door Zorggroep Raalte en de woningstichting onder handen genomen. Voornaamste uitgangspunten hierbij zijn: zoveel mogelijk handhaven van het huidige hoofdgebouw, de boerderij en de kloostertuin.
Het bestaande zorgcomplex zal worden gerenoveerd. Dit leidt ertoe, dat het aantal bestaande zorgplaatsen van 90 wordt verminderd tot 70. De bestaande fietsenstalling achter het hoofdgebouw wordt vervangen door een nieuwe (deels) afsluitbare fietsenstalling.
De huidige boerderij zal nieuwe functies krijgen. In de huidige situatie doet hij dienst als beheerderswoning, maar na realisatie van het plan zal het ook geschikt zijn voor dagbesteding, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, lichte horeca, koffie-/theehuis, galerie/exposities/workshops en dienstverlening. De huidige werkplaats in de boerderij blijft gehandhaafd.
In het noordelijk deel van het plangebied worden 28 appartementen geschikt voor zorg, inclusief inpandige bergingen gerealiseerd. De appartementen zullen verdeeld worden over twee gebouwdelen (twee bouwlagen, plat afgedekt) die middels een atrium (met kap) met elkaar verbonden worden. De voorgevel van het nieuwe gebouw is parallel aan de Hofstedelaan gesitueerd. De voorgevel wordt niet ín de rooilijn van de beheerderswoning geplaatst, maar iets erachter.
De bouw van de appartementen is de eerste stap om te komen tot een toekomstbestendig Angeli Custodes. Het stedenbouwkundig plan is in onderstaande figuur weergegeven.
Figuur 5: Stedenbouwkundig plan terrein Angeli Custodes
Onderstaande figuur geeft een indruk van de verschijningsvorm van het appartementencomplex. Er is duidelijk te zien dat de twee gebouwdelen met elkaar verbonden worden middels het atrium (grotendeels in glas uitgevoerd).
Figuur 6: Indruk verschijningsvorm appartementencomplex
De Hofstedelaan is en blijft eenrichtingsverkeer. De infrastructuur binnen het plan blijft ongewijzigd, met dien verstande dat per saldo 11 extra parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Op het terrein moeten minimaal 38 parkeerplaatsen aanwezig zijn om aan de parkeernormen te voldoen (zie ook paragraaf 4.4).
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid ten aanzien van de locatie woonzorg- en verpleegcentrum Angeli Custodes. Eerst wordt ingegaan op het rijks- en provinciaal beleid. Dit vormen de kaders voor het gemeentelijk beleid (en dus ook voor het op te stellen bestemmingsplan). Het gemeentelijk beleid wordt in de laatste paragraaf behandeld.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Medio maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.
Het kabinet richt zich bij de verbetering van het vestigingsklimaat vooral op de regio's die zorgen voor de meeste economische groei. Die zijn voor dit plan niet relevant. Het rijk zet met de structuurvisie het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- "het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn".
Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid. Op het gebied van leefbaarheid en veiligheid is de ambitie dat Nederland in 2040 zijn inwoners een veilige en gezonde leefomgeving biedt met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als landelijk gebied. Daarnaast is aangegeven dat de ambitie is dat:
- 1. Nederland in 2040 blijvend beschermd is tegen overstromingen met voldoende zoet water in droge perioden;
- 2. Nederland een bepalende speler is in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit;
- 3. Nederland in 2040 nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden heeft;
- 4. Nederland in 2040 een natuurnetwerk heeft dat de flora- en faunasoorten in stand houdt.
De beoogde ontwikkeling in het plangebied past binnen het ruimtelijk beleid, zoals geschetst in de SVIR.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Het rijk beëindigt de rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones en het verstedelijkingsbeleid. In de structuurvisie worden de rijksdoelen en nationale belangen limitatief beschreven. Per 1 oktober 2012 is aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.6.1 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.
De wijziging van artikel 3.1.6 Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Gevraagd wordt om standaard en gemotiveerd de volgende stappen te zetten (“de treden van de ladder”) wanneer een nieuwe ontwikkeling of nieuwe ontwikkelingen om ruimtelijke inpassing vragen.
- 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijven- en haventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal;
- 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
- 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om in de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordeling door betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend (multimodaal) ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Dit betekent voor gemeenten en provincies dat de noodzaak voor en mogelijkheden om binnen dan wel buiten bestaand bebouwd gebied in een nieuwe ontwikkeling te voorzien met hun voor- en nadelen tegen elkaar moeten worden afgewogen.
Stap 1: In de Woonvisie is oonderhavig project opgenomen, waarbij er nog sprake van dat de 70 intramurale plaatsen verdwijnen en er 130 appartementen worden gerealiseerd: circa 40 in de sfeer van een woonzorgcomplex en circa 90 in de categorie zelfstandig wonen met thuiszorg. Dit programma is inmiddels aangepast. Dit leidt ertoe, dat het aantal bestaande zorgplaatsen van 90 wordt verminderd tot 70 en dat in het noordelijk deel van het plangebied 28 appartementen geschikt voor zorg worden gerealiseerd. De Woonvisie is regionaal afgestemd.Op 20 januari 2010 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Raalte afspraken gemaakt met Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel over het gemeentelijke en provinciale woonbeleid. Met de 'midterm review 2012' van juni 2012 zijn deze geactualiseerd. Het bestemmingsplan past binnen deze prestatieafspraken. Daarnaast geldt dat de gemeente in haar structuurvisie de ambitie uitspreekt te streven naar de ontwikkeling van woonservicezones, met basiszorg in de directe woonomgeving. Juist in dat soort gebieden is inbreiding met zorgwoningen gewenst. Onderhavig plan voldoet hieraan. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op het woonbeleid en de structuurvisie.
Stappen 2 en 3: Aangezien het gaat om een project binnen bestaand bebouwd gebied zijn deze stappen niet aan de relevant.
Geconcludeerd wordt dat het plan zowel kwantitatief als kwalitatief past en er sprake is van een duurzame verstedelijking. De gemeente Raalte valt verder onder geen van de onderwerpen binnen het Barro. Hiermee is dit thema niet van belang voor het onderhavige bestemmingsplan.
3.1.3 Waterbeleid
In het jaar 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water in werking getreden. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap, waarmee:
- aquatische ecosystemen en de hiervan afhankelijke wetlands en terrestrische ecosystemen voor verdere achteruitgang worden behoed en beschermd en verbeterd worden;
- duurzaam gebruik van water wordt bevorderd, op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
- bijgedragen wordt aan afzwakking van de gevolgen van overstromingen en perioden van droogte.
Diverse doelstellingen uit de Kaderrichtlijn zijn opgenomen in nationaal waterbeleid, zoals de Vierde Nota Waterhuishouding (waterkwaliteit) en de Nota Waterbeleid in de 21e eeuw (duurzaam gebruik).
De Vierde Nota Waterhuishouding (hierna: NW4), vastgesteld in december 1998, bevat het rijksbeleid voor de waterhuishouding. De hoofddoelstelling hiervan luidt:
'Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.'
De belangrijkste speerpunten van het beleid zijn:
- vergroten van samenhang en betrokkenheid;
- vergroten van de veerkracht;
- gebiedsgericht beleid;
- anders omgaan met normen;
- herstel van watersystemen.
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw vormt de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat een aanscherping in het denken over water moet plaatsvinden. Nadrukkelijker moet rekening worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
Het kabinet heeft voor het waterbeleid in de 21e eeuw de volgende drie uitgangspunten opgesteld:
- anticiperen in plaats van reageren;
- niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van 'vasthouden-bergen-afvoeren';
- meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen.
In de Nota Ruimte, zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid, zoals beschreven in de NW4, meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening en wordt sinds 2001 toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben.
Dit bestemmingsplan is een plan voor een ruimtelijke ontwikkeling, zodat een watertoets nodig is. De gevolgen voor de waterhuishouding staan beschreven in paragraaf 4.6.
3.2 Provinciaal Beleid
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening de belangrijkste (beleids)kaders als het gaat om ontwikkelingen.
3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel 2009
In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel tot het jaar 2030. De Omgevingsvisie heeft onder andere de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en regionaal waterplan onder de nieuwe Waterwet.
Eén van de doelen uit de Omgevingsvisie is het realiseren of behouden van aantrekkelijke, gevarieerde en voldoende woonmilieus voor iedereen die in Overijssel wil wonen. Hierbij gaat het om een voldoende en flexibel aanbod van woonmilieus, die voorzien in de vraag. De visie zet in op differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. Dit stelt een duidelijke opgave zowel aan nieuwbouw als aan herstructurering. Hiervoor is een sterke gemeentelijke regie en regionale afstemming onmisbaar.
Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel. Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de sturingsfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden.
- 1. Generieke beleidskeuzes
Bij het realiseren van de woningbouwopgave moet de ruimte zuinig en zorgvuldig benut worden. Hiervoor wordt de zogeheten SER-ladder gehanteerd. Deze houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Dit bestemmingsplan past bij de ambitie om ruimte zuinig en zorgvuldig te benutten. Het betreft namelijk het benutten van ruimte binnen de bebouwde kom (inbreiding).
- 2. Ontwikkelingsperspectieven
Op de kaart met ontwikkelingsperspectieven is het plangebied aangeduid als "Bebouwing - woonwijk" (zie figuur 7). Hiervoor geldt dat een diversiteit aan woonmilieus moet worden nagestreefd. Deze doelstelling is in het bestemmingsplan gewaarborgd, omdat het een niet veel voorkomend type woonmilieu en maatschappelijke voorzieningen mogelijk maakt en hiermee bijdraagt aan de diversiteit aan woonmilieus.
Figuur 7: Uitsnede kaart Beleidsperspectieven uit de Omgevingsvisie.
- 3. Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied kent volgens de Gebiedskenmerkencatalogus de volgende gebiedskenmerken:
- I. natuurlijke laag: het plangebied ligt in de laag 'dekzandvlakte en ruggen'. De bijbehorende ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. De nieuwe ontwikkeling aan en rond Angeli Custodes draagt niet expliciet bij aan deze ambitie, maar belemmert deze ambitie ook niet. De nieuwe bebouwing sluit aan op de bestaande omliggende bebouwing;
- II. laag van het agrarisch cultuurlandschap: het plangebied valt zowel binnen het 'oude hoevenlandschap' als binnen het 'essenlandschap'. De nieuwbouw ligt binnen het 'essenlandschap'. De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit een impuls te geven en soms een ontwikkeling wanneer dat mogelijk is. De ruimtelijke kwaliteit van het plangebied wordt niet direct versterkt door de ontwikkeling, maar wordt ook niet belemmerd;
- III. stedelijke laag: het plangebied ligt in een gebied dat is aangeduid als 'Woonwijken 1955 - nu'. De herstructurering van naoorlogse wijken is hier een belangrijke opgave. De wijken behouden hierbij hun eigen karakter. Bij ontwikkelingen voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel, maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De ontwikkeling voorzien in dit plan past binnen deze ambitie. De nieuwe bebouwing past stedenbouwkundig binnen de omgeving;
- IV. lust- en leisurelaag: het plangebied is niet aangeduid in deze laag.
Conclusie voor het plangebied
De ontwikkeling in het plangebied past binnen de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Het plan is in overeenstemming met de drie niveaus van het uitvoeringsmodel, (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken.
3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
Om het beleid dat is verwoord in de Omgevingsvisie door te laten werken in gemeentelijke plannen is de Omgevingsverordening opgesteld. De Omgevingsverordening is vastgesteld in juli 2009. Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening, dat er niet méér geregeld wordt dan nodig is voor het beleid, zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt, bijvoorbeeld door het rijk, wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.
Het uitgangspunt 'decentraal wat kan, centraal wat moet' is ook toegepast bij de flexibiliteitbepalingen in deze verordening. Waar mogelijk zijn afwijkingsmogelijkheden toegepast in plaats van ontheffingsbepalingen. Ook heeft de provincie zoveel mogelijk gekozen voor positief geformuleerde voorwaarden. De Omgevingsverordening geeft regels voor:
- de provinciale adviescommissie (regelt instelling, taken en werkwijze van de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving);
- gemeentelijke ruimtelijke plannen (geeft instructies aan gemeenteraden over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen);
- grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen (gericht op burgers, bedrijven en instellingen);
- kwantitatief en kwalitatief waterbeheer (geeft instructies aan Waterschappen);
- verkeer (regeling voor provinciale wegen en scheepvaartwegen).
Voor onderhavig plangebied is meer specifiek de regeling voor gemeentelijke ruimtelijke plannen van belang. Onderhavig bestemmingsplan sluit aan op de Omgevingsverordening. Het plangebied maakt geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, Nationaal Landschap, grondwaterbeschermingsgebied of dijkring.
Het plangebied maakt deel uit van de aanduiding 'boringsvrije zone diepe pakket van Salland'. Deze zone heeft met name betrekking op de diepe grondwaterlagen die gebruikt worden bij bijvoorbeeld Warmte-Koude-Opslag. In deze ontwikkeling is hier geen sprake van en treden dan ook geen tegenstrijdige belangen op.
Conclusie voor het plangebied
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de Omgevingsverordening.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Structuurvisie Raalte 2025+
De Structuurvisie Raalte 2025+, 'de kracht van de kernen', heeft als uitgangspunt de eigen kracht en identiteit van de kernen centraal te stellen. Waar mogelijk krijgen de kernen ontwikkelingsruimte. Niet om te groeien, maar om speelruimte te bieden voor vernieuwing.
In deze structuurvisie legt Raalte het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2025 vast. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van de Wet ruimtelijke ordening uit 2008. Waar nodig wordt verder gekeken dan 2025, vandaar de titel structuurvisie 2025+.
Raalte gaat ook voor de lange termijn uit van de kracht van de kernen. Zowel de economische kracht als de kwaliteit van leven begint immers bij diezelfde kernen. De volgende hoofdkeuzes liggen aan de visie ten grondslag:
- er wordt onderscheid gemaakt tussen 7 relatief kleine kernen en de hoofdkernen Heino en Raalte. Voor de zeven kleine kernen wordt ingezet op het handhaven van in ieder geval een basis voorzieningenniveau. Daarbij hoort basisonderwijs en een ontmoetingsruimte. Gezocht wordt naar combinaties van functies in betaalbare (multifunctionele) accommodaties;
- het handhaven van vitale kernen betekent ook ruimte bieden voor ontwikkeling en vernieuwing. Alle kernen krijgen daarom speelruimte, volgens het uitgangspunt ‘eerlijk delen’. Bouwen dus in verhouding tot de huidige omvang. Dit is een trendbreuk met plannen uit het recente verleden, waarin met name voor Raalte, Heino en Heeten nog een wat grotere groei werd voorzien;
- omdat het beschikbare programma terugloopt moet het zeer zorgvuldig worden ingezet. In elk geval voor het vullen van ‘gaten’ binnen de huidige kernen, maar bijvoorbeeld ook voor het realiseren van zo aantrekkelijk mogelijke dorpsranden. Herontwikkeling gaat echter voor uitbreiding;
- ook bij eerlijk delen moeten echter keuzes worden gemaakt. Er is ruimte voor ruim 1.800 woningen en er is ‘slechts’ vraag naar 1.500 woningen. Het werkelijke verschil valt overigens iets kleiner uit. Zorgwoningen tellen namelijk niet mee bij de uiteindelijk gerealiseerde woningen, maar worden wel aan de aanbodzijde opgenomen;
- met name Heeten en Raalte zitten te ruim in hun jas. In Heeten betekent dit dat de Veldegge slechts voor een deel voor 2025 ontwikkeld zal worden. Raalte moet vooral voortdurend afstemmen tussen herontwikkeling binnen de kern en de ontwikkeling van Salland II en de Franciscushof;
- het monitoren van de daadwerkelijke ontwikkelingen op de woningmarkt is cruciaal, zowel aan de aanbod- als de vraagzijde. Er wordt daarom een tweejaarlijkse monitoring ingesteld, waarbij de gemeenteraad het laatste woord heeft over eventuele bijsturing;
- voor bedrijventerreinen geldt een vergelijkbaar verhaal. Alle kernen krijgen ontwikkelingsmogelijkheden, bijvoorbeeld voor kleinschalige (niet hinder-veroorzakende) bedrijvigheid in de dorpskernen. Grootschalige bedrijvigheid wordt geconcentreerd in Heino en Raalte. Ook hier moet Heeten schrappen in een deel van de eerder gemaakte plannen.
Om toekomstige keuzes tussen herontwikkelingslocaties mogelijk te maken is een afwegingskader opgenomen.
Tevens wordt in de structuurvisie aangegeven dat de samenstelling van de bevolking de komende jaren sterk zal veranderen, vooral door een afname van het aantal gezinnen met kinderen en een forse toename van het aantal oudere huishoudens zonder kinderen. Het aanbod van woningen zal op die veranderende vraag moeten inspelen. Ook is een toenemende vraag naar zorg te verwachten. De gemeente streeft naar de ontwikkeling van woonservicezones, met basiszorg in de directe woonomgeving. Juist in dat soort gebieden is inbreiding met zorgwoningen gewenst.
Het plangebied is in de structuurvisie aangemerkt als 'bestaand woongebied' en 'behouden voorzieningen in kleine kernen' (zie figuur 9). Uitgangspunten hierbij is dat de bestaande ontwikkelingsmogelijkheden moeten worden benut. Dit in aansluiting op het voorstaande met betrekking tot de veranderende bevolkingssamenstelling, maakt dit plan passend in dit beleid.
Figuur 9: Uitsnede Structuurvisie Raalte 2025+ t.p.v. plangebied
3.3.2 Woonvisie Raalte 2006-2015
In juli 2006 is de Woonvisie Raalte door de gemeenteraad vastgesteld. Deze Woonvisie is in nauwe samenwerking met de gemeente Olst-Wijhe en de corporaties BWS Raalte en Het Saalien (die inmiddels zijn gefuseerd tot één corporatie SallandWonen) tot stand gekomen. Het document omvat een visie over het wonen in Raalte in pakweg 2015, als basis voor keuzen die rond het wonen gemaakt moeten worden. Geconstateerd is dat de spanning op de woningmarkt in Raalte de afgelopen jaren is opgelopen, waarmee de dynamiek is afgenomen. De positie van met name starters staat door deze spanning onder druk. Daarnaast vormt het behouden van voldoende huisvestingsmogelijkheden voor mensen met een bescheiden inkomen een relevant uitgangspunt van de woonvisie. In dit kader wordt het dan ook van belang geacht de beschikbaarheid van betaalbare huur- en koopwoningen te vergroten. Hiertoe zal onder andere doorstroming moeten worden bevorderd. Tot slot blijkt de woningvoorraad in Raalte onvoldoende geschikt voor senioren en mensen met een zorgvraag. Dit vraagt om een uitbreiding van het aanbod geschikte woningen en het afstemmen met welzijn en zorg.
In het kader van bovenstaande ontwikkelingen in de woningvraag is vernieuwing van delen van de woningvoorraad noodzakelijk. Daarnaast is uitbreiding van de woningvoorraad noodzakelijk. De gemeente Raalte wil ten minste het aantal woningen realiseren, dat nodig is om de eigen behoefte op te kunnen vangen. Gesteld wordt dat het hiertoe noodzakelijk is de woningvoorraad in Raalte in de periode 2005-2015 per saldo uit te breiden met ten minste 1.260 woningen. De gemeente wil echter bij voorkeur nog verder groeien, als inhaalslag en met het oog op de opgave in de regio. Het project Angeli Custodes wordt in de woonvisie genoemd, waarbij sprake is van een uitgebreider programma dat in dit plan is voorzien. In de Woonvisie is er nog sprake van dat de 70 intramurale plaatsen verdwijnen en er 130 appartementen worden gerealiseerd: circa 40 in de sfeer van een woonzorgcomplex en circa 90 in de categorie zelfstandig wonen met thuiszorg. Dit programma is inmiddels aangepast.
Het onderhavige bestemmingsplan dat de bouw van (zorg)woningen mogelijk maakt voor mensen met een zorgvraag of mensen die anticiperen op een mogelijke zorgvraag voldoet aan de Woonvisie.
3.3.3 Prestatieafspraken Wonen gemeente Raalte 2010-2015
Op 20 januari 2010 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Raalte afspraken gemaakt met Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel over het gemeentelijke en provinciale woonbeleid. Met de 'midterm review 2012' van juni 2012 zijn deze geactualiseerd.
De prestatieafspraken benadrukken de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente en provincie ten aanzien van het woonbeleid en hebben onder andere betrekking op de volgende aspecten:
- ruimtelijke kwaliteit: provincie en gemeente streven naar een hoogwaardige kwaliteit, waarbij de focus wordt gelegd op cultureel erfgoed, stedenbouwkundige en architectonische ontwerpen, overgang stad en platteland, verruiming openbare ruimte;
- duurzaamheid en woonkwaliteit: provincie en gemeente hechten belang aan duurzaamheid en energiebesparing, met name voor wat betreft de bestaande woningvoorraad;
- wonen, zorg en welzijn: gemeente en provincie streven met name naar realisatie van woonservicegebieden, zodat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen;
- collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO): de gemeente Raalte bevordert initiatieven voor CPO.
Voor wat betreft het woningbouwprogramma richt de gemeente Raalte haar beleid op een toename van de woningvoorraad met circa 633 woningen in de periode 1 januari 2010 tot 1 januari 2015.
De gemeente Raalte streeft ernaar de bestemmingsplancapaciteit niet meer te laten zijn dan 130 procent van de verwachte groei van de woningvoorraad. Volgens het woningbouwprogramma Raalte 2010 tot en met 2014 mag maximaal 51 procent (323 woningen) van deze groei binnen het feitelijk bebouwd gebied (per 1 januari 2010) plaatsvinden, mits onderbouwd op basis van een vastgestelde woonvisie.
Het onderhavige bestemmingsplan past binnen de prestatieafspraken.
3.3.4 Beleidsnota archeologie
Door de wetswijziging van de Monumentenwet 1988 op 1 september 2007 met de Wet voor de archeologische monumentenzorg zijn gemeenten zélf verantwoordelijk voor het archeologisch erfgoed binnen hun gemeentegrenzen. Archeologie is door het van kracht worden van de nieuwe wet een verplicht onderdeel van het ruimtelijk besluitvormingsproces geworden. Gemeenten krijgen de belangrijke taak om het archeologisch belang af te wegen tegen alle andere belangen die een rol spelen in dit proces. Zij moeten rekening houden met mogelijke archeologische waarden bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan of bij aanpassing/actualisering van een bestaand bestemmingsplan. De gemeente heeft de mogelijkheid om bij het afgeven van omgevingsvergunningen archeologisch onderzoek te eisen. De gemeente Raalte is zich bewust van deze verantwoordelijkheid en heeft het beleid vastgelegd in een beleidsnota archeologie. Op deze wijze wordt archeologie in een integraal kader geplaatst en wordt er op de juiste wijze vorm gegeven aan de nieuwe verplichtingen.
Om het archeologiebeleid uit te kunnen voeren op het door de wet verlangde niveau maakt de gemeente Raalte gebruik van de regio-archeoloog vanuit Het Oversticht. Op deze wijze verzekert de gemeente zich van gekwalificeerde archeologische kennis en van continuïteit van kennis en inzet.
In de beleidsnota zijn de volgende verwachtingskenmerken opgenomen:
Buitengebied:
- Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge verwachting bij plangebieden groter dan 2500 m² én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge verwachting bij plangebieden groter dan 5000 m² én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- Lage verwachting: onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 10 ha én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
Bebouwde kom:
- Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 100 m² én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 250 m² én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- Lage verwachting: onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 5 ha én bij een verstoring dieper dan 50 cm.
- Bovenstaande is alleen geldig wanneer binnen een straal van 50 meter geen archeologische waarnemingen/vondstmeldingen bekend zijn.
Archeologische waarde (AMK-terreinen):
Bij terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, is het beleid behoud in situ. Is dit niet mogelijk dan geldt altijd een onderzoeksplicht. Vooraf wordt advies gevraagd aan de regio-archeoloog.
De gemeente Raalte telt 15 terreinen van hoge tot zeer hoge waarde (niet wettelijk beschermd).
De voor dit plangebied relevante aspecten worden verder behandeld in paragraaf 4.1.
3.3.5 Groenbeleidsplan (2004)
In het Groenbeleidsplan is per kern de groene hoofdstructuur vastgelegd, bestaande uit de meest beeldbepalende groene onderdelen van de buitenruimte. Voor beheer en inrichtingsplannen die in het kader van het Groenbeleidsplan worden opgesteld is een lijst met criteria opgesteld op het gebied van cultuurhistorie, stedenbouwkundige inpasbaarheid, ecologische waarde, duurzaamheid, sociale veiligheid en beheersbaarheid. De groene hoofdstructuur 2010 is in januari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
In het plangebied is een deel opgenomen in de categorie 'multifunctioneel groen'. Daarnaast zijn in de directe omgeving van het plangebied de categorieën 'Bomenhoofdstructuur' en 'Multifunctioneel groen (inclusief bomen)' aanwezig. Zie onderstaande figuur 8. De nieuwbouw is in geen van deze gebieden geprojecteerd.
Figuur 8: Nota Groenhoofdstructuur, uitsnede plangebied
De visie is opgebouwd uit een aantal criteria. Deze criteria moeten worden toegepast. De volgende toetsingscriteria dienen integraal bij planvorming in de afweging te worden betrokken:
- cultuurhistorisch inpasbaar;
- stedenbouwkundig toepasbaar;
- duurzame ontwikkeling;
- ecologisch waardevol;
- veilig openbaar groen;
- criteria t.a.v. beheer;
- financiële kaders.
Alle groene onderdelen van de openbare ruimte die van groot belang zijn voor de kwaliteit van de openbare ruimte zijn ondergebracht in de groenhoofdstructuur. Het beleid is gericht op het handhaven en versterken alsmede het onderling verbinden van de verschillende elementen.
De groenvoorzieningen die tot de schaalbepalende groenelementen worden gerekend vinden de basis in de bomenstructuur. Dit houdt in dat het gehele wegprofiel of plantstrook waar waardevolle bomen staan tot de schaalbepalende groenelementen worden gerekend. Verder vallen alle groengebieden met een multifunctioneel karakter van betekenis onder de schaalbepalende groenelementen.
De in dit plan voorziene ontwikkelingen hebben geen invloed op de groene elementen uit de groenhoofstructuur. Hiermee is dit aspect niet relevant voor dit plan. Er bevindt zich wel groen op de locatie waar de nieuwe woningen zijn geprojecteerd, dat (deels) moet wijken voor de nieuwbouw. Dit tast de Groenhoofdstructuur echter niet aan.
3.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) zet in op verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Een van de belangrijke middelen hiervoor is het vaststellen van een wegencategorisering. Bij deze categorisering wordt onderscheid gemaakt tussen stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. Binnen de gemeente is de rijksweg N35 als stroomweg aangemerkt. Alle provinciale wegen vallen volgens het GVVP binnen de categorie gebiedsontsluitingswegen en dat geldt ook voor enkele toeleidende wegen in de kern Raalte. Inmiddels heeft de provincie in de Omgevingsvisie haar koers gewijzigd voor wat betreft de N348. Deze wordt nu ook gezien als een stroomweg. Alle overige wegen binnen de gemeente zijn erftoegangswegen.
Bij elk wegtype hoort een bepaalde, landelijk vastgestelde inrichting, met als achterliggende gedachte, dat wegen hiermee herkenbaarder worden, dat weggebruikers weten welke wegsituaties men kan verwachten en dat men daarom beter kan anticiperen op verkeerssituaties.
Zo’n 90% van de wegen binnen de gemeente voldoet op dit moment aan de gestelde inrichtingseisen. Het GVVP zet er op in ook de overige 10% om te vormen. Uit kostenoverwegingen zal deze omvorming zo veel mogelijk worden opgepakt bij regulier onderhoud, rioleringswerkzaamheden en/of revitaliseringsplannen. Voor enkele wegen geldt dat reconstructie op korte termijn noodzakelijk is, aangezien ze een belangrijke rol spelen in de wegenstructuur. Ook voor nieuwe wegen geldt uiteraard de eis dat ze aan de landelijke inrichtingseisen moeten voldoen.
Daarnaast moet bij alle maatregelen aan de wegenstructuur rekening worden gehouden met de zogenaamde ‘uitrukroutes’ voor veiligheidsdiensten. Deze mogen niet belemmerd worden.
Binnen het plangebied vallen geen openbare wegen. Het GVVP is dan ook niet van toepassing hierop, wel wordt aangesloten bij het GVVP voor de inrichting en ontsluiting van het plangebied. Hier wordt in paragraaf 4.4 nader op ingegaan.
3.3.7 Waterbeheersplan Groot Salland (2010) & Gemeentelijk waterplan (2008)
Het waterbeleid is gericht op veiligheid, voldoende aanbod en waterkwaliteit. In het recent verschenen Waterbeheersplan van het Waterschap Groot Salland wordt een strategie uitgezet voor de komende decennia, waarbij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem centraal staat. Door watergangen te verondiepen en te verbreden wordt de sponswerking van het watersysteem vergroot, vindt minder afwenteling plaats naar stroomafwaarts gelegen gebieden en wordt de kans op wateroverlast verlaagd. Voorts is er meer ruimte voor natuurvriendelijke inrichting. De natuurwaarde stijgt, maar ook wordt het zelfreinigend vermogen van de watergangen versterkt.
Het gevolg is wel dat er meer ruimte voor water nodig is: watergangen in beheer bij het waterschap zullen aanzienlijk breder worden. Het waterschap zorgt voor de uitvoering tot 2050. Deze herinrichting biedt kansen voor onder andere recreatief medegebruik en natuurbeleving.
In het gemeentelijk waterplan is aangegeven welke gevolgen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft voor het gemeentelijk waterbeheer. De KRW beoogt de chemische en ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater en de waterafhankelijke landnatuur te beschermen en verbeteren. Van daaruit zijn maatregelen nodig voor de inrichting van het watersysteem (natuurvriendelijke inrichting e.d.) maar zeker ook voor het beperken van emissies vanuit het bebouwde gebied naar het oppervlaktewater. Het gaat daarbij om gifvrij onkruidbeheer en toepasssing en handhaving van het bouwstoffenbesluit. Daarnaast wordt vanuit het waterplan ingezet op het saneren van riooloverstorten.
In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op het aspect water.
3.3.8 Welstandsnota 2010
De welstandsnota 2010 van de gemeente Raalte is vastgesteld op 13 januari 2011. Dit welstandsbeleid is in hoofdlijnen gestoeld op een gebiedsgerichte benadering. Het legt voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld het buitengebied, een beoordelingskader vast. Met een gebiedsgericht welstandsbeleid wil de gemeente Raalte ervoor zorgen dat nieuwe gebouwen en bouwwerken passen bij de karakteristiek en kwaliteit van een gebied. Daarbij wordt gelet op ruimtelijke identiteit, ensembles en samenhang naast objectgerichte criteria.
Er worden verschillende typen criteria onderscheiden. Aan welke criteria een bouwplan getoetst wordt, hangt af van het soort gebied en het type bouwwerk. Er zijn -naast welstandsvrij- drie niveaus; basis, plus en bijzonder. Beoordeling vindt plaats van:
- de situering van het bouwwerk;
- de hoofdvorm van het bouwwerk;
- gevelaanzichten en detaillering van het bouwwerk;
- materialisatie en kleurgebruik van het bouwwerk.
De welstandstoets vindt plaats bij het beoordelen van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Het binnen het plangebied geldende welstandsgebied is 'Groene complexen'. In dit gebied geldt een basisniveau van welstand. Het welstandstoezicht is beperkt tot het handhaven van de basiskwaliteiten. Tevens is een deel van het woonzorgcomplex een gemeentelijk monument (zie paragraaf 4.1). Dit houdt in dat plannen voorgelegd moeten worden aan de Monumentencommissie.
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van omgevingsaspecten zoals natuur en milieu, de waterhuishouding en archeologische en cultuurhistorische waarden. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is onderzocht welke omgevingsaspecten bij het plan relevant zijn en wat de gevolgen van het plan hiervoor zijn. Deze aspecten komen in dit hoofdstuk aan de orde.
4.1 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
In het plangebied geldt een lage archeologische verwachtingswaarde, zie figuur 10. Het beleid hiervoor is: bij ontwikkelingen groter dan 5 ha (binnen bebouwde kom) én bij een verstoring dieper dan 50 cm geldt een archeologische onderzoeksplicht. De in dit plan beoogde ontwikkeling is kleiner dan 5 ha. Het plangebied ligt op een grotere afstand dan 50 meter van een AMK-terrein, zodat de regels van het archeologiebeleid van de gemeente, zoals beschreven in paragraaf 3.3.4 van toepassing zijn. Er geldt dus geen archeologische onderzoeksplicht.
Figuur 10: Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Raalte
Voor het gehele plangebied geldt wel een wettelijke meldingsplicht. Dit houdt in dat ook in geval geen archeologisch vervolgonderzoek is vereist en er toch bodemvondsten ouder dan vijftig jaar worden aangetroffen dit moet worden gemeld bij gemeente Raalte.
Cultuurhistorie
In de gemeentelijke welstandsnota is een gebiedsgericht welstandsbeleid geformuleerd. De identiteit van een gebied, waarmee dat gebied zich onderscheid van andere, is een door de jaren heen gegroeid gegeven. Aandacht voor dit gegeven, gestoeld op cultuurhistorisch besef en een beleving van en waardering voor de eigen historische, stedenbouwkundige en architectonische kwaliteiten, eigen karakteristieken en eigen eigenaardigheden, is belangrijk. Op basis van de samenhang tussen karakteristieken van (cultuur)historie, stedenbouw en architectuur zoals die in de bebouwing herkenbaar zijn, is een kaart met te onderscheiden deelgebieden gemaakt. Vanuit welstand zijn derhalve de cultuurhistorische waarden op gebiedsniveau beschermd.
Het gedeelte van de Burgemeester Kerssemakersstraat ter plaatse van Angeli Custodes valt binnen deelgebied “woonwijken”. Voor dit deelgebied geldt een basis niveau van welstand. Het welstandstoezicht is in deze gebieden beperkt tot het handhaven van de basiskwaliteiten. De bestaande ruimtelijke structuur kan relatief veel verdragen. Afwijkingen en ingrepen hebben hier minder grote gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit. Er zal bij de toets niet gedetailleerd op architectonische kwaliteiten worden beoordeeld.
De Hofstedelaan valt binnen het deelgebied "kernen en linten". Voor dit deelgebied geldt een plus niveau van welstand. Dit plus niveau van welstand is gericht op het handhaven van bestaande karakteristieken en kwaliteiten. Nieuwe ontwikkelingen vragen om een zorgvuldige afstemming. De kwaliteit moet bijdragen aan de bestaande karakteristiek en samenhang. Bouwopgaven mogen daaraan op eigen wijze invulling geven. Vanuit de kernen en linten als belangrijke (historische) structuurdragers wordt een gebied het meest intensief beleefd. Daarbij staan langs deze structuren nog veel traditionele historische bebouwing met een relatief hoge cultuurhistorische waarde. Aandacht voor welstand langs deze structuurdragers vormt dan ook een uitgangspunt. Nieuwe invullingen dienen een positieve bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van de gevelwand.
Het deel van het plan, dat is gelegen aan de Burgemeester Kerssemakersstraat geldt dat in het kader van cultuurhistorie wordt opgemerkt dat het zuidelijk deel van het bestaande complex een gemeentelijk monument is (monumentnummer RAT26). In figuur 11 is een foto van het complex weergegeven.
Figuur 11: Gemeentelijk monument Angeli Custodes (bron: www.zorggroepraalte.nl)
Het complex bestaat uit 3 vleugels over twee bouwlagen met een kap (schilddaken, gedekt met pannen). Er zijn later dakkapellen toegevoegd. Op de ontmoeting van twee vleugels is een toren gebouwd met zadeldak en kruis, uurwerken en galmgaten. Daarnaast bevindt zich de voormalige hoofdentree met straalvormige bovenlichten in rondboog en gevuld met glas-in-lood. Op de binnenplaats staat de voormalige kapel en het kloostergedeelte. Het gebouw is van architectuur-historisch belang en in de ontwikkeling van Raalte ook van historisch-sociaal belang.
De renovatie heeft geen invloed op de verschijningsvorm van het gemeentelijk monument. Bescherming van de monumentale waarden wordt geborgd middels de omgevingsvergunning.
Het bestaande AngelCustodes complex en de nieuw te bouwen (zorg)woningen liggen volgens de welstandsnota in het deelgebied 'Groene Complexen'. Deze gebieden kenmerken zich door de openheid rond de aanwezige bebouwing. Deze complexen hebben vaak een (vrijwel) planmatige en rationele opzet. De bebouwing in deze gebieden bestaat onder meer uit een aantal losse hoofdgebouwen. De gebouwen zijn daardoor in het algemeen rondom zichtbaar.
Voor de gebieden aangeduid als 'groene complexen' geldt een basis niveau van welstand. Het welstandstoezicht is in deze gebieden beperkt tot het handhaven van de basiskwaliteiten. Van belang is dat gebouwen vrij op de kavel staan in een ruime groene opzet. Daar wordt met dit plan aan voldaan. De nieuw te bouwen appartementen hebben geen invloed op de monumentale waarden van het bestaande gebouw. Het geprojecteerd complex is een apart gebouw, op enige afstand van het monument. De beleving van het monument wordt hiermee niet aangetast.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie leggen geen belemmeringen op aan het beoogde plan.
4.2 Ecologie
Er is een Verkorte natuurtoets Flora en fauna uitgevoerd door Oranjewoud (247270, 30 oktober 2012). Deze is integraal opgenomen als bijlage 1. Samengevat is het resultaat van deze natuurtoets, dat er ter hoogte van het projectgebied maar in beperkte mate beschermde flora en fauna aanwezig is.
Er zullen door de renovatie van de gebouwen en het verwijderen van de beplanting negatieve effecten optreden voor een aantal algemene beschermde soorten. Door een zorgvuldige werkwijze en het nemen van mitigerende maatregelen (juiste planning) kan schade worden voorkómen en blijven negatieve effecten beperkt. Voor de effecten op de algemene voorkomende, maar beschermde soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling.
Aangezien op het terrein in het voorjaar diverse broedende vogels zijn te verwachten dient hiermee in de planning en uitvoering rekeningen gehouden te worden. Het kappen van bomen en het verwijderen van struweel en bomen dient bij voorkeur in de periode augustus - februari plaats te vinden. Er mag in geen geval begroeiing gedurende het voorjaar verwijderd worden zonder ecologische inspectie vooraf.
Er zijn geen vervolgonderzoeken noodzakelijk. Ecologie vormt geen belemmerende factor voor de uitvoering van het plan.
4.3 Milieu
4.3.1 Bodem
Nieuwbouwlocatie
Ter plaatse van de geplande nieuwbouw van de (zorg)appartementen is door van der Poel Milieu BV in juni 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgenomen in bijlage 2. De onderzoeksstrategie is onverdacht op basis van het uitgevoerde historische onderzoek, dat in december 2010 is uitgevoerd voor de gehele locatie.
Bij het uitvoeren van het veldwerk zijn zintuiglijk wel kolengruisdeeltjes aangetoond.
In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten aangetoond aan arseen, kwik, lood en zink. Tevens zijn plaatselijk licht verhoogd gehalten aan PAK-totaal aanwezig. Deze verhoogde gehalten kunnen verklaard worden door de aanwezigheid van kolengruis. De aangetoonde gehalten zijn niet zodanig verhoogd dat er aanvullend onderzoek moet worden uitgevoerd.
In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond van de onderzochte parameters.
Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten aan barium, nikkel en xylenen. Licht verhoogde gehalten aan zware metalen worden vaker waargenomen in het grondwater. De aangetoonde gehalten zijn niet zodanig verhoogd dat er nader onderzoek moet worden uitgevoerd.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek, ter plaatse van de nieuwbouwlocatie, kan worden geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de realisering van de (zorg)appartementen.
Wel merken we op dat de vrijkomende bovengrond niet onbeperkt kan worden hergebruikt. Er kunnen, in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, aanvullende onderzoeksgegevens worden gevraagd als de grond van de locatie worden afgevoerd.
Overig terreindeel
Als er activiteiten op het overige deel van de locatie worden uitgevoerd zijn de gegevens van het bodemonderzoek van december 2010 van kracht welke eveneens is uitgevoerd door Van der Poel Milieu BV. In dit onderzoek zijn in de bovengrond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan PAK-totaal aanwezig en enkele zware metalen zijn licht verhoogd aangetroffen. Zintuiglijk zijn sporen kolengruis en geringe puinmengingen waargenomen. Deze verklaren de licht verhoogde gehalten die zijn aangetoond.
In de ondergrond zijn verder geen verhoogde gehalten aangetoond van de onderzochte parameters.
Bij het verwijderen van de ondergrondse tank is de ontgravingsput aangevuld met puin. Als er wijzigingen op deze locatie plaatsvinden dient er aandacht te zijn voor het ontgraven van dit puin (bijv. afvoeren naar een erkende verwerker).
Conclusie: de grond is geschikt voor de geplande bestemming. Als er grond van de locatie wordt afgevoerd kunnen er aanvullende gegevens worden gevraagd in het kader van Besluit bodemkwaliteit. Tevens dient er aandacht te zijn voor het puin wat is gebruikt voor de ontgravingsput van de voormalige ondergrondse tank.
4.3.2 Externe veiligheid
Er is door Oranjewoud B.V. een quickscan Externe veiligheid uitgevoerd waarin de risicovolle bronnen geïnventariseerd zijn die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Het rapport is opgenomen in bijlage 3.
Op basis van de inventarisatie is gebleken, dat in de omgeving van het plangebied meerdere risicobronnen aanwezig zijn, te weten een LPG-tankstation, de N348, de N35 en de spoorlijn Zwolle-Almelo. Van de beschouwde risicobronnen blijkt geen enkele risicobron relevant te zijn voor de ontwikkelingen in het plangebied vanwege de afstand tot het plangebied.
Dit betekent dat bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan geen randvoorwaarden worden gesteld door het aspect externe veiligheid.
4.3.3 Geluid
Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd door Oranjewoud B.V. (zie bijlage 4)Het doel van het akoestisch onderzoek is vast te stellen wat de geluidbelasting vanwege omliggende verkeerswegen op het plan bedraagt, om vervolgens te bepalen of aan de wettelijke kaders uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.
Het plangebied ligt binnen de, op grond van de Wet geluidhinder geldende zone van de Burgemeester Kerssemakersstraat. Daarnaast ligt direct ten oosten van het plangebied de Hofstedelaan waarop een maximaal toegestane rijsnelheid geldt van 30 km/uur. De Hofstedelaan is niet in het onderzoek meegenomen, omdat hiervoor op grond van de Wet geluidhinder geen geluidszone geldt. Bovendien is het gezien de beperkte verkeersintensiteit op deze weg (circa 500 mvt/etmaal en voornamelijk licht verkeer) voldoende aannemelijk dat door de Hofstedelaan geen relevante geluidbelasting op het plan optreedt.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt, dat op het overgrote deel van het plan wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder. Alleen op de direct aan de Burgemeester Kerssenakersstraat liggende gevels van het bestaande zorggebouw is de geluidsbelasting Lden hoger dan de voorkeurgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 50 dB.
Er zijn verschillende maatregelen overwogen om de geluidbelasting te reduceren. Geen van de bron-, overdrachtsmaatregelen of maatregelen aan de ontvanger is doelmatig. Gelet op de resterende overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB dient door b&w de volgende hogere grenswaarde te worden vastgesteld:
- Lden 50 dB vanwege verkeer op de Burgemeester Kerssemakersstraat.
4.3.4 Geur
Het plangebied ligt nabij het buitengebied, waardoor de kans bestaat dat dicht bij het plangebied veehouderijen zijn gelegen. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderij moeten bij ruimtelijke ontwikkelingen geurnormen in acht worden genomen. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. heeft voor de gemeente Raalte in het verleden een geuronderzoek uitgevoerd voor bedrijventerrein De Zegge (proj.nr. 195717) waarvan de gegevens bruikbaar zijn voor het plangebied van Angeli Custodes. Hieruit volgt dat aan de westzijde van het plangebied enkele agrarische bedrijven liggen, zowel rundvee- als varkenshouderijen. Het grootste bedrijf is een voormalig proefbedrijf. Uit het geurhinderonderzoek blijkt dat de bijbehorende hindercirkels niet de bebouwde komgrens overschrijden. Daarnaast moet getoetst worden of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De achtergrondbelasting (cumulatieve geur) zal niet dusdanig zijn dat een goed woon- en leefklimaat belemmerd wordt.
Het leefklimaat voldoet aan de wettelijke geurnorm en wordt acceptabel geacht. Het aspect geur vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.3.5 Lucht
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De kern van de 'Wet luchtkwaliteit' bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. De EU heeft Nederland inmiddels derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) verleend. De maatregelen staan genoemd in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Op grond van art. 5.16 Wm moeten bestuursorganen nagaan of besluiten op grond van de Wro gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit.
In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIMB (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de regeling is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Projecten met minder dan 1.500 woningen vallen onder NIBM.
Het realiseren van 28 appartementen geschikt voor zorg wordt niet gezien als een ontwikkeling waarbij de luchtkwaliteit in het gedrang komt. Het project valt onder de regeling NIBM. Een verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
4.3.6 Milieuzonering
Het dichtstbijzijnde hinderveroorzakend object is een school. Het schoolperceel ligt op circa 50 m van de gevel van de nieuw te ontwikkelen woningen. Op basis van de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009) moet bij nieuwbouw van woningen ten opzichte van een school minimaal 30 meter afstand worden gehouden. Als aan die afstand wordt voldaan kan ervan worden uitgegaan dat er geen hinder optreedt. Aangezien de afstand tussen de school en de geprojecteerde nieuwbouw meer is dan 30 meter ondervindt de nieuwbouw geen hinder van de school en wordt de school ook niet door de (zorg)appartementen belemmerd in zijn bedrijfsvoering.
De huidige boerderij zal nieuwe functies krijgen. De huidige beheerderswoning wordt ook geschikt gemaakt voor dagbesteding, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, lichte horeca, koffie-/theehuis, galerie/exposities/workshops en dienstverlening. Dit zijn lichte activiteiten ondergeschikt aan de (zorg)woningen die worden gerealiseerd. Gezien de kleinschaligheid en aard ervan wordt dit gebruik als passend in de omgeving beschouwd.
De nieuw te bouwen appartementen geschikt voor zorg zijn qua milieueffect gelijk te stellen met reguliere woningen. Reden hiervoor is de beperkte schaal en omvang van de ontwikkeling. Aangezien de ontwikkeling plaatsvindt in een bestaande woonwijk, is de ontwikkeling passend in zijn omgeving.
4.4 Verkeer En Parkeren
Infrastructuur
De verkeerseffecten (toename verkeersbewegingen) vanwege dit plan zijn verwaarloosbaar, aangezien het een relatief kleinschalige ontwikkeling (28 nieuwe (zorg)appartementen) betreft, waarbij tevens het aantal bestaande zorgplaatsen zal worden ingeperkt van 90 naar 70. Bij de gemeente zijn klachten bekend over gevaarlijke situaties op de Hofstedelaan die ontstaan doordat autobestuurders de weg in twee richtingen berijden terwijl er sprake is van eenrichtingsverkeer. Dit probleem kan echter niet in het kader van dit bestemmingsplan worden opgelost.
Parkeervoorzieningen
De ontwikkeling voorziet in de eigen parkeerbehoefte. De parkeerbehoefte wordt op eigen terrein opgelost door het aanleggen van extra parkeerplaatsen.
De door de gemeente gehanteerde normen zijn 0,3 parkeerplaats per zorgplaats en 0,6 parkeerplaats per appartement. Het aantal zorgplaatsen in het bestaande woonzorgcomplex neemt af met 20 stuks (van 90 naar 70). De parkeerbehoefte neemt daardoor af met 6 parkeerplaatsen (20 x 0,3 = 6). Daarnaast komen er 28 appartementen geschikt voor zorg bij wat een parkeerbehoefte genereert van 17 parkeerplaatsen (28 x 0,6 = 16,8). Per saldo houdt dit in dat 11 nieuwe parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd (17 - 6 = 11). In de algemene gebruiksregels is opgenomen dat er minimaal 38 parkeerplaatsen in het plangebied aanwezig moeten zijn. Daarmee is de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen gegaraneerd.
4.5 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
De bestemming die met dit bestemmingsplan vastgelegd wordt, maakt functies als maatschappelijke voorzieningen en (zorg)wonen mogelijk. Dat betekent, dat het bestemmingsplan een stedelijk onwikkelingsproject, zoals dat is bedoeld in categorie D.11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, mogelijk maakt.
Een stedelijk project valt onder een m.e.r-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
- een oppervlakte van 100 hectare of meer;
- een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat; of
- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten. Op grond van artikel 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage moet het voornemen worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn.
De kenmerken van het voornemen en de potentiële effecten
Het bestemmingsplan maakt door middel van de bestemmingen maatschappelijke voorzieningen en (zorg)wonen mogelijk. Gezien het in deze situatie gaat om een beperkt oppervlak waarop woningen en maatschappelijke voorzieningen gebouwd kunnen worden, is de verwachting, dat dit niet gepaard zal gaan met een grote toename aan verkeersintensiteiten en een toename van de milieubelasting (geluid, luchtkwaliteit) als gevolg van de toekomstige activiteiten ten opzichte van de referentiesituatie. Als gevolg van de realisatie van maatschappelijke voorzieningen/woningen zijn er naar verwachting ook nauwelijks effecten op het milieu te verwachten. De onderzoeken die in het kader van het bestemmingsplan zijn uitgevoerd, ondersteunen deze conclusie.
De plaats van de uitbreiding (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)
Het plangebied ligt in een stedelijke omgeving met daaromheen wegen, wonen, groen en voorzieningen in de vorm van een school. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van beschermde natuurgebieden.
De conclusie op grond van bovenstaande is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen.
4.6 Water
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Ook in het kader van dit project is de Watertoets uitgevoerd. De resulaten daarvan zijn opgenomen in deze waterparagraaf. De achtergrondinformatie is opgenomen in bijlage 5.
Huidige situatie
Het plangebied van (de uitbreiding van) Angeli Custodes ligt in de kern van Raalte. Het wordt globaal begrensd door de Hofstedelaan aan de oostzijde, de Burgemeester Kerssemakersstraat aan de zuidzijde, Drostenkamp aan de westzijde en het perceel van Hofstedelaan nr. 6 aan de noordzijde. In of grenzend aan het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Op circa 250 meter ten westen van de nieuwbouw ligt de bergingsvijver Drostenkamp. Deze is in eigendom van het Waterschap Groot Salland, die ook zorg draagt voor het beheer en onderhoud. Het verhard oppervlak is op het gemengde rioolstelsel aangesloten.
Toekomstige situatie
In de noordelijke strook langs de Hofstedelaan is nieuwbouw gepland ten behoeve van 28 appartementen geschikt voor zorg, inclusief inpandige bergingen. Om deze nieuwbouw te kunnen realiseren moet onder meer een groenstrook verwijderd worden.
Door de nieuwbouw neemt het verhard oppervlak toe met circa 2.500 m2 (dakoppervlak). Daarnaast wordt circa 160 m2 aan dakoppervlak gesloopt (bestaande schuren en kas nabij en achter boerderij).De netto toename van dakoppervlak is derhalve circa 2.340 m2. In de bestaande situatie ligt er circa 750 m2 verharding ter plaatse van de boerderij en de nieuwbouw. In de nieuwe situatie komt er circa 830 m2 aan verharding. Dit houdt een toename van circa 80 m2 in. Het totale oppervlak aan verharding neem derhalve toe met 2.420 m2.
Thema's handreiking watertoets
De effecten van de voorgenomen ontwikkeling worden conform de relevante thema's uit de 'handreiking watertoets deel 3' besproken, aangevuld met de thema's beheer en onderhoud en klimaat. De wenselijke en toekomstige situatie van de aspecten worden hieronder toegelicht.
- 1. Wateroverlast
Gewenste situatie
Het water moet in het eigen gebied worden opgeslagen en/of geïnfiltreerd. Een toename van het verharde oppervlak mag niet lijden tot het versneld afvoeren van hemelwater uit het plangebied. De bodem is geschikt om te infiltreren en bij voorkeur wordt het hemelwater dan ook in de bodem geïnfiltreerd.
Toekomstige situatie
In en grenzend aan het plangebied is in de bestaande situatie geen oppervlaktewater aanwezig. De ondergrond is geschikt voor infiltratie. De grondwaterstand is naar verwachting voldoende laag om ondergrondse berging en infiltratie mogelijk te maken.
Het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Het hemelwater wordt binnen het plangebied afgevoerd naar het onverhard terrein waar het water naar de bodem infiltreert. Om overlast in extreme situaties te voorkomen wordt aanbevolen om de bouwpeilen iets hoger dan het maaiveld aan te houden en om een voorziening (wadi of grindkoffer) aan te leggen waar het water tijdelijk in geborgen kan worden, voordat het naar de bodem infiltreert.
Gelet op de ruime hoeveelheid onverhard terrein om de verharding, wordt overlast als gevolg van extreme neerslag niet verwacht.
- 2. Riolering
Gewenste situatie
Het hemelwater van het bestaande gebouw afkoppelen en van het nieuwe appartementengebouw niet aankoppelen. De vuilwaterstroom wordt op het bestaande gemengde stelsel aangesloten.
Toekomstige situatie
De vuilwaterafvoer wordt afgevoerd op de riolering. De wijze waarop het hemelwater wordt afgekoppeld wordt nog onderzocht.
- 3. Verdroging
Gewenste situatie
Bij voorkeur wordt zoveel mogelijk hemelwater geïnfiltreerd. Voor toekomstig in te richten terreinen wordt uitgegaan van zogenaamd grondwaterneutraal bouwen [Waterbeleid 21e eeuw” (Rijk, IPO, Unie van Waterschappen en VNG)]. Over het algemeen wordt bij grondwaterneutraal bouwen gestreefd naar minimale ontwateringnormen.
Toekomstige situatie
Het verhard oppervlak neemt toe. Het hemelwater dat van het verhard oppervlak afstroomt, wordt lokaal geïnfiltreerd. Hierdoor komt zoveel mogelijk hemelwater ten goede aan het grondwater. Van verdroging is daarom geen sprake.
- 4. Grondwaterkwaliteit
Gewenste situatie
In de toekomstige situatie wijzigt de inrichting van het plangebied die de grondwaterkwaliteit via het afstromende regenwater negatief kan beïnvloeden (afspoeling uitlogende materialen). Om het afstromende regenwater ook in de toekomst schoon te houden is het noodzakelijk om alleen materialen toe te passen, waarbij afspoeling of uitloging wordt voorkomen.
Toekomstige situatie
Bij de bouw wordt rekening gehouden met het Besluit bodemkwaliteit. Dit betekent dat er geen uitlogende of anderszins uitspoelende en/of verontreinigende materialen worden toegepast.
- 5. Beheer en onderhoud
Gewenste situatie
Het infiltratiesysteem dient goed bereikbaar te zijn voor beheer en onderhoud.
Toekomstige situatie
Het hemelwater wordt bovengronds afgevoerd naar de onverharde bodem waar het kan infiltreren. De infiltratievoorzieningen liggen binnen de plangrenzen en worden door de eigenaar onderhouden.
- 6. Klimaat
Gewenste situatie
Het plangebied moet rekening houden met de verandering van het klimaat en waar mogelijk een bijdrage leveren aan de bestrijding van de klimaatveranderingen.
Toekomstige situatie
Door het afkoppelen van de hemelwaterafvoer van de riolering en het lokaal infiltreren van het hemelwater wordt water langer vastgehouden en wordt verdroging voorkomen.
De onderstaande thema's spelen geen rol bij de ontwikkeling van de nieuwbouw van de 28 appartementen aan de Hofstedelaan:
- 7. Oppervlaktewater kwaliteit: In en grenzend aan het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
- 8. Volksgezondheid: In het plangebied wordt geen oppervlaktewater of andere bovengrondse voorziening aangelegd. Gevaar voor de volksgezondheid is daarom niet aanwezig;
- 9. Natte natuur: In het plangebied is geen natte natuur aanwezig;
- 10. Watervoorziening: Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied. Er loopt ook geen oppervlaktewater door het plangebied. De ontwikkeling heeft geen invloed op de watervoorziening;
- 11. Grondwateroverlast: De grondwaterstand in het plangebied bevindt zich volgens het verkennend bodemonderzoek op circa 1,4 m beneden het maaiveld. Grondwateroverlast wordt niet verwacht;
- 12. Bodemdaling: De grondwaterstand in het plangebied wordt niet verlaagd. De bodemopbouw bestaat uit grof zand. Zettingen worden daarom niet verwacht;
- 13. Veiligheid: Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een waterkering of ander civiel kunstwerk waardoor er een mogelijk veiligheidsrisico zou kunnen ontstaan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden - voor zover dit nodig en wenselijk wordt geacht - de van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels van een nadere toelichting voorzien.
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding (voorheen: plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene op te nemen, wat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- 3. Algemene regels
- 4. Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 1 worden de in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
De omschrijving van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en het gebruik van gronden en gebouwen is vermeld in hoofdstuk 2. Tevens worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld (zie ook paragraaf 5.2).
Hoofdstuk 3 bevat de regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen. Het betreft in dit bestemmingsplan de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4 ten slotte bevat regels ten aanzien van het overgangsrecht en de tenaamstelling van het plan.
5.2 Bestemmingsregels
In deze paragraaf wordt ingegaan op de bestemmingen die dit bestemmingsplan kent, te weten Groen, Maatschappelijk - 1, Maatschappelijk - 2 en Maatschappelijk - 3.
Artikel 3 Groen
Onder deze bestemming zijn onder andere (infiltratie) groenvoorzieningen, bermen, beplantingen, paden, speelvoorzieningen, water, een volière, de Mariagrot en routes voor langzaam verkeer toegestaan. Er zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvoor een aantal bouwregels geldt. De Mariagrot wordt beschouwd als bouwwerk, geen gebouw zijnde.
Artikel 4 Maatschappelijk - 1
Onder deze bestemming worden verstaan een zorginstelling met daarbij behorende woonvoorzieningen, (zorg)woningen en religieuze voorzieningen. Ook zijn een restaurant, kantoren, detailhandel en dienstverlening toegestaan, mits deze ondergeschikt blijven en geen externe werking hebben. Er zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvoor een aantal bouwregels geldt.
Artikel 5 Maatschappelijk - 2
Deze bestemming is bedoeld voor het nieuwbouwgedeelte en de huidige boerderij (beheerderswoning). Binnen deze bestemming zijn (zorg)woningen met daarbij behorende voorzieningen toegestaan. De boerderij heeft de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'gemengd' gekregen. Hier is niet alleen de beheerderswoning toegestaan, maar ook dagbesteding, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel, horecabedrijf met uitzondering van logies, museum en dienstverlening. Er zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan waarvoor bouwregels zijn opgenomen.
Artikel 6 Maatschappelijk - 3
De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk - 3 zijn bestemd voor de begraafplaats. Er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend plan voor de ontwikkeling van het zorgcentrum Angeli Custodes te Raalte, is een particulier initiatief. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanprocedure, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemers Zorggroep Raalte en Woningstichting de Veste.
De gemeente en De Veste hebben een anterieure overeenkomst gesloten waarin afspraken en het kostenverhaal zijn vastgelegd. Het kostenverhaal is voor de gemeente Raalte op deze manier voldoende geregeld, zodat het op- en vaststellen van een exploitatieplan voor deze ontwikkeling niet aan de orde is. Van de anterieure overeenkomst is conform het Besluit ruimtelijke ordening en de Wet ruimtelijke ordening een zakelijke omschrijving ter inzage gelegd.
Gezien het bovenstaande wordt de beoogde ontwikkeling economisch uitvoerbaar geacht. Er is geen exploitatieplan nodig.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
Gezien de aard en omvang van het plan, dat grotendeels bestaat uit een conserverend deel met daarnaast een beperkte ontwikkeling, is besloten om dit plan niet ter inzage te leggen in het kader van inspraak alvorens de officiële procedure te starten.
Wel is op 8 februari 2012 de buurt tijdens een inloopavond geïnformeerd over de plannen. Deze inloopavond is erg goed bezocht. Drie personen hebben een reactie afgegeven. Deze reacties zijn onderzocht en, voor zover mogelijk, verwerkt in dit plan.
7.2 Overleg
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de provincie Overijssel en het Waterschap. De provincie heeft aangegeven dat ze akkoord is met het plan en dat het past in de ‘vooroverleglijst ruimtelijke plannen’. Het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op het plan.
Bijlage 1 Verkorte Natuurtoets Flora En Fauna
Bijlage 1 Verkorte natuurtoets flora en fauna
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 3 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 4 Geluidonderzoek
Bijlage 5 Achtergrondinformatie Watertoets
Bijlage 5 Achtergrondinformatie watertoets