Heeten
Bestemmingsplan - gemeente Raalte
Vastgesteld op 20-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Heeten van de gemeente Raalte;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0177.BP20120016-0002;
1.3 verbeelding
de plankaart van het bestemmingsplan Heeten, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0177.BP20120016-0002 blad 1 tot en met blad 2;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van de nader in de planregels omschreven gronden aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.8 bedrijfsvloeroppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.9 bedrijf aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, al dan niet gericht op uiterlijke verzorging (zoals onder andere kapper, pedicure, manicure, gezichtsverzorging), waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden;
1.10 beroep aan huis
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.11 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.13 beroeps- dan wel bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep aan huis dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.17 Bevi-inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
- aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
- bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
- uitbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw een geheel vormt met het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en een vergroting van een bestaande ruimte inhoudt;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of verhuren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;
1.28 evenement
het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking;
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 gebruiken
onder gebruiken wordt mede verstaan het in gebruik geven en het laten gebruiken;
1.31 gestapelde woningen
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.32 hellend dak
een afdekking van een gebouw, die geen horizontale of gebogen vlakken bevat, met uitzondering van dakkapellen of vergelijkbare onderdelen;
1.33 hoofdgebouw
een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw dat, door zijn vorm en/of constructie en mede gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwvlak kan worden aangemerkt;
1.34 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie en niet zijnde een coffeeshop;
1.35 inwoning
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;
1.36 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.37 kantoor
een ruimte welke door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;
1.38 kunstwerken:
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;
1.39 kunstobjecten
bouwwerken geen gebouwen zijnde van culturele aard en bedoeld ter expositie al dan niet in de buitenlucht;
1.40 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, openbare speelterreinen en speelplaatsen en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.41 magazijn
een (gedeelte van een) gebouw dat uitsluitend dient voor de opslag van goederen;
1.42 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie zonder dan wel met ten hoogste 1 wand;
1.43 peil
- a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: een horizontaal vlak gelegen op 30 cm boven de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: een horizontaal vlak gelegen op 10 cm boven de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.44 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.45 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.47 showroom
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen voor detail- of groothandel;
1.48 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.49 volumineuze detailhandel I
detailhandel in keukens, badkamers en sanitair en in woninginrichting, waaronder meubelen en tuininrichting;
1.50 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;
1.51 Wgh-inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningen-besluit milieubeheer;
1.52 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.53 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.54 woonwagenstandplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 afstand tot de perceelsgrens:
de afstand tussen de perceelgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
2.3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Niet meegerekend worden ondergeschikte delen van het vlak zoals wolfseinden en dakkapellen die voor woningen maximaal één derde van de gezamenlijke goot- en/of boeibordlengten bedragen;
2.4 inhoud van een bouwwerk/gebouw:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 bouwhoogte van een bouwwerk/gebouw:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 oppervlakte van een bouwwerk/gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 meten op de verbeelding:
op de verbeelding dient hart-op-hart van de grenzen te worden gemeten;
2.8 overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen:
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische doeleinden;
- b. een dierenweide;
- c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - bergingsvijver", tevens voor een bergingsvijver;
met de daarbijbehorende:
- d. erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. nutsvoorzieningen;
- f. wegen, straten, paden en in- en uitritten;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- i. water;
- j. recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen - 2, met inachtneming van de volgende criteria:
- a. er mag maximaal 1 vrijstaande woning worden gebouwd;
- b. het bepaalde in artikel 18 Wonen - 2 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf van categorie 1", uitsluitend voor bedrijven van categorie 1 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2", voor bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2", voor bedrijven tot en met categorie 4.2 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening", tevens voor dienstverlening;
- f. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- g. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", voor wonen in een bedrijfswoning;
- h. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel", voor detailhandel in tuinartikelen;
met de daarbijbehorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. nutsvoorzieningen;
- k. wegen, straten en paden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- n. water;
met inachtneming van het volgende:
- o. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- p. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- q. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
- r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 zijn niet toegestaan;
tenzij deze bedrijven reeds zijn toegestaan ingevolge het bepaalde in 4.1 onder b t/m d.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Nutsbedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- b. erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen, straten en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- f. water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos/bebossing;
- b. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- c. recreatief medegebruik;
met de daarbijbehorende:
- d. erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen, straten en paden;
- f. water.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluiten worden gebouwd:
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus", uitsluitend voor volumineuze detailhandel I;
- d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf", tevens voor bedrijven in de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- e. wonen met dien verstande dat:
- 1. per bouwperceel niet meer dan 1 woning is toegestaan;
- 2. geen woning mag worden opgericht ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus";
- 3. in afwijking van het bepaalde in sub 2 is ter plaatse van de aanduiding "wonen", 1 woning toegestaan;
met de daarbijbehorende:
- f. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- g. nutsvoorzieningen;
- h. wegen, straten en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- k. water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (infiltratie) groenvoorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. in- en uitritten;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. kunstobjecten;
- i. kunstwerken;
- j. verhardingen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals een berg(bezink)voorziening;
- m. evenementen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in Bijlage 1;
met de daarbijbehorende:
- b. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. nutsvoorzieningen;
- d. wegen, straten en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- g. water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding "wonen" voor één woning op de verdieping;
met de daarbijbehorende:
- c. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. wegen, straten en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- h. water.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. sociale veiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding "begraafplaats", uitsluitend voor een begraafplaats;
- c. ter plaatse van de aanduiding "opslag", tevens voor opslag;
met de daarbijbehorende:
- d. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. kunstobjecten;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. wegen, straten en paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- j. water.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Sport
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- b. horecavoorzieningen voor zover rechtstreeks gerelateerd aan de ter plaatse uitgeoefende sportieve recreatie;
- c. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. kinderopvang;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. wegen, straten en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- i. water;
- j. evenementen.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend bebouwingsbeeld;
- b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- e. een goede woonsituatie;
- f. de milieusituatie.
Artikel 13 Tuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met de daarbijbehorende:
- b. verhardingen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. in- en uitritten;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- g. water.
13.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" de bestemming Tuin wijzigen in de bestemming Detailhandel, met inachtneming van de volgende criteria:
- a. het maximum bedrijfsvloeroppervlak mag ten hoogste 100 m² per vestiging bedragen;
- b. wijziging kan alleen plaatsvinden als het maximum bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel van 400 m² voor de op de verbeelding aangeduide gronden niet wordt overschreden;
- c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt gelet op:
- 1. de mate waarin het woon- en leefklimaat kunnen worden geschaad;
- 2. een stedenbouwkundig verantwoorde inpassing;
- 3. de distributie-planologische ruimte;
- 4. voldoende parkeergelegenheid;
- d. het bepaalde in artikel 7 Detailhandel is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Verkeer
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
met de daarbijbehorende:
- c. erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. kunstobjecten;
- g. kunstwerken;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- j. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals een bergbezinkvoorziening;
- k. water;
- l. evenementen.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonstraten, pleinen en paden;
- b. voet- en rijwielpaden;
met de daarbijbehorende:
- c. erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. kunstobjecten;
- h. kunstwerken;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals een bergbezinkvoorziening;
- l. water;
- m. evenementen.
15.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
met de daarbijbehorende:
- d. erven en terreinen;
- e. kunstwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- f. nutsvoorzieningen;
- g. kunstobjecten;
- h. wegen, straten en paden;
- i. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- j. evenementen.
16.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Wonen - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
- b. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. "vrijstaand", voor vrijstaande woningen;
- 2. "twee-aaneen", voor twee-aaneengebouwde woningen;
- 3. "aaneengebouwd", voor aaneengebouwde woningen;
met de daarbijbehorende:
- c. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- h. water.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Afwijken van de gebruiksregels
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" de bestemming Wonen - 1 wijzigen in de bestemming Detailhandel, met inachtneming van de volgende criteria:
- a. het maximum bedrijfsvloeroppervlak mag ten hoogste 100 m² per vestiging bedragen;
- b. wijziging kan alleen plaatsvinden als het maximum bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel van 400 m² voor de op de verbeelding aangeduide gronden niet wordt overschreden;
- c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt gelet op:
- 1. de mate waarin het woon- en leefklimaat kunnen worden geschaad;
- 2. een stedenbouwkundig verantwoorde inpassing;
- 3. de distributie-planologische ruimte;
- 4. voldoende parkeergelegenheid;
- d. het bepaalde in artikel 7 Detailhandel is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 18 Wonen - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een beroep en/of bedrijf aan huis in de volgende categorieën:
- b. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. "vrijstaand", voor vrijstaande woningen;
- 2. "twee-aaneen", voor twee-aaneengebouwde woningen;
- 3. "aaneengebouwd", voor aaneengebouwde woningen;
- 4. "gestapeld", voor gestapelde woningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop- en demonstratieruimte', voor een bijbehorend bouwwerk ten dienste van de detailhandel en/of plaatselijk verzorgend c.q. ambachtelijk bedrijf;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis', voor een bedrijf aan huis;
met de daarbijbehorende:
- e. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. nutsvoorzieningen;
- g. paden;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- j. water.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" de bestemming Wonen - 2 wijzigen in de bestemming Detailhandel, met inachtneming van de volgende criteria:
- a. het maximum bedrijfsvloeroppervlak mag ten hoogste 100 m² per vestiging bedragen;
- b. wijziging kan alleen plaatsvinden als het maximum bedrijfsvloeroppervlak voor detailhandel van 400 m² voor de op de verbeelding aangeduide gronden niet wordt overschreden;
- c. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt gelet op:
- 1. de mate waarin het woon- en leefklimaat kunnen worden geschaad;
- 2. een stedenbouwkundig verantwoorde inpassing;
- 3. de distributie-planologische ruimte;
- 4. voldoende parkeergelegenheid;
- d. het bepaalde in artikel 7 Detailhandel is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 19 Wonen - 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf in de volgende categorieën:
- b. ter plaatse van de aanduiding:
- 1. "gestapeld", voor gestapelde woningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", maatschappelijke voorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- d. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- e. nutsvoorzieningen;
- f. paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- i. water.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Wonen - Woonwagenstandplaats
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woonwagens;
met de daarbijbehorende:
- b. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. nutsvoorzieningen;
- d. paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. (infiltratie)groenvoorzieningen;
- g. water.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de milieusituatie;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 21 Leiding
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemming, primair bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding "hartlijn leiding - gas" voor een aardgastransportleiding;
met daarbijbehorende belemmeringenstrook.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waarde - Archeologie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming (basisbestemming), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Hoog
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.
23.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde Laag
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde laag' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.
24.2 Bouwregels
Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde laag' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
27.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor opslag-, stort- of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
- b. detailhandel anders dan in rechtstreeks verband met de bestemming;
- c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- d. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting en/of coffeeshop;
- e. het gebruiken van gronden als standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
28.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 5 m bedraagt;
- b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein mits de structuur van het plan niet wordt aangetast en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere-bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
- e. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde met meer dan 0,75 m worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- f. het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,50 m.
28.2 Toetsingscriteria
Een in28.1genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de sociale veiligheid.
Artikel 29 Overige Regels
29.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Heeten" .
Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d. 20 juni 2013.
Voorzitter
Griffier
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
Het voorliggende bestemmingsplan "Heeten" voorziet in een nieuwe planologische regeling voor de kern Heeten. Het plan is opgesteld in het kader van de actualisatie van bestemmingsplannen binnen de gemeente Raalte. Op dit moment kent het dorp Heeten een groot aantal (vaak ook verouderde) bestemmingsplannen, welke verschillend van planopzet zijn. Dit is niet bevorderlijk voor het overzicht en de toetsing. De gemeenteraad heeft daarom besloten om een actualisatieslag te maken, zodat het aantal bestemmingsplannen drastisch wordt verminderd en er één systematiek geldt voor de hele kern Heeten.
Tevens een belangrijke aanleiding voor de actualisering is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), die per 1 juli 2008 in werking is getreden. Op basis van deze nieuwe wet geldt de wettelijke verplichting om plannen binnen een periode van tien jaar opnieuw vast te stellen. Bestemmingsplannen van vijf jaar of ouder moeten binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Wro zijn vervangen door bestemmingsplannen die zijn vastgesteld conform de nieuwe Wro. Op het niet actualiseren van plannen staat de sanctie dat gemeenten de kosten van verleende omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen en/of afwijkingen van het bestemmingsplan op grond van een verouderd bestemmingsplan niet in rekening mogen brengen bij de aanvrager.
Het voorliggende bestemmingsplan is een gedetailleerd bestemmingsplan en is grotendeels conserverend van aard. Dat wil zeggen dat het de bestaande situatie planologisch regelt. Daarnaast worden er in het bestemmingsplan enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, die al in de vigerende plannen planologisch waren geregeld. Nieuwe ontwikkelingen, die nog niet planologisch geregeld waren in vigerende bestemmingsplannen, worden in onderhavig bestemmingsplan niet opgenomen. Om deze ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken, zullen indien noodzakelijk te zijner tijd aparte bestemmingsplanprocedures worden doorlopen.
Met diverse bestemmingen wordt aangegeven waarvoor de gronden gebruikt en ingericht mogen worden. Het plan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en is afgestemd op de nieuwe Wro. Verder is aangesloten bij het gemeentelijk handboek. Het bestemmingsplan is voorzien van IMRO-codering, zodat onderlinge digitale uitwisseling van gegevens toegepast kan worden.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Heeten" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding, 2 bladen (schaal 1:1.000 (tek.nr.NL.IMRO.BP20120016-0002);
- planregels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de planregels zijn regels opgenomen, teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de diverse onderzoeksaspecten en de beschrijving van de planopzet zijn weergegeven. Tevens worden de juridisch-technische aspecten belicht.
1.3 Situering Van Het Plangebied
Het bestemmingsplan heeft betrekking op de kern Heeten. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 85 hectare. De begrenzing, welke aansluit op het bestemmingsplan Buitengebied, het bestemmingsplan IJsselgouwe en het bestemmingsplan De Veldegge, fase 1 De Enk, is aangegeven op de kaart in Bijlage 1 Situering plangebied.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in een aantal bestemmingsplannen. Het plan vervangt de hieronder vermelde vigerende bestemmingsplannen.
Naam bestemmingsplan | datum B&W of Raad | datum GS | |
Heeten 1997 | 31-03-1998 | 10-11-1998 | |
Heeten 1997, partiële herziening 1999-I | 21-09-1999 | 10-12-1999 | |
Heeten 1997, wijziging 2005-1 (Dorpsstraat 37b) | 19-07-2005 | 06-09-2005 | |
Heeten 1997, partiële herziening 2000-1 | 17-10-2000 | 05-12-2000 | |
Heeten 1997, wijziging 2000-1 (locatie Bosgoed) | 03-10-2000 | 31-10-2000 | |
Heeten 1997, uitwerking 2000-1 (lokatie Boerhof) | 07-08-2001 | 16-10-2001 | |
Hordelman Heeten | 25-06-1991 | 01-10-1991 | |
Hordelman, uitwerking 1991-1 | 19-11-1991 | 13-01-1992 | |
Hordelman Heeten (uitwerking 1992-1) | 01-09-1992 | 05-11-1992 | |
Hordelman Heeten (uitwerking 1993-1) | 03-08-1993 | 21-10-1993 | |
Hordelman Heeten (uitwerking 1993-2) | 03-08-1993 | 28-09-1993 | |
Hordelman Heeten, uitwerking 1995 | 14-05-1996 | 07-08-1996 | |
Hordelman Heeten, uitwerking 1997 | 15-07-1997 | 25-08-1997 | |
Hordelman Heeten, uitwerking 1999 | 25-01-2000 | 10-03-2000 | |
Heeten Hordelman 2000 | 24-04-2003 | 15-10-2003 | |
Heeten Hordelman Oost | 30-09-2004 | 19-04-2005 | |
Bedrijventerrein Heeten | 21-02-1995 | 27-09-1995 | |
Bedrijventerrein Heeten, partiële herziening 1999-1 | 18-07-2000 | 04-10-2000 | |
Heeten, bedrijventerrein De Telgen 2000 | 20-09-2004 | 26-04-2005 | |
Hordelman, omgeving Dorpsstraat 72 | 30-06-2011 | n.v.t. |
1.5 Opbouw Toelichting
De toelichting is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de huidige ruimtelijke en functionele structuur. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voor het plangebied relevante ruimtelijk beleid. Hoofdstuk 4 behandelt diverse onderzoeksaspecten, zoals archeologie, ecologie en milieuaspecten. In hoofdstuk 5 wordt beschreven op welke wijze de verschillende functies in het plan zijn opgenomen. In hoofdstuk 6 wordt nadere aandacht besteed aan de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid komen tot slot aan de orde in hoofdstuk 7. In dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de wijze waarop de gemeente met inspraak en vooroverleg is omgegaan.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de historische ontwikkeling en de huidige ruimtelijke en functionele structuur van Heeten.
2.1 Historische Ontwikkeling
Van oorsprong heeft Heeten bestaan uit een aantal voorzieningen, zoals een kerk, scholen, winkels, café's en aan de agrarische sector verwante bedrijven, zoals maalderijen, een zuivelfabriek, loonwerkbedrijven, smederijen met daarom gegroepeerd agrarische bedrijven met een gering aantal (burger)woningen. De bebouwing concentreerde zich rond het huidige centrum op de hoger gelegen gronden. De structuur kenmerkte zich door enige geconcetreerde bebouwing rond het centrum met uitlopers in de vorm van lintbebouwing langs de Dorpsstraat, de Holterweg en de Weseperweg. Vanaf de jaren '50 heeft de bebouwing zich geleidelijk aan ontwikkeld. Een eerste aanzet werd gegeven ten noorden van de Holterweg aan de Johannalaan.
Vervolgens werden de gebieden ten zuiden van het centrum aan weerszijden van de Dorpsstraat in ontwikkeling genomen. Daarna kwamen respectievelijk de gedeelten Olthof I en II tot ontwikkeling. Ondertussen waren ook de nog aanwezige gaten in de lintbebouwing aan de Dorpsstraat en de Holterweg opgevuld en kwamen ook de verzorgingstehuizen aan de noordwestzijde van Heeten tot stand. Deze ontwikkelingen deden zich voor in die gebieden, die qua hoogteligging en bodemgesteldheid zich het beste leenden voor bebouwing. In de jaren '90 is de woonwijk Hordelman in het zuiden van Heeten in ontwikkeling gebracht.
2.2 Ruimtelijke Structuur
Door het dorp loopt in noord-zuidrichting de Dorpsstraat, die de belangrijkste verbinding vormt met Raalte. In zuidelijke richting gaat de Dorpsstraat over in de Spanjaardsdijk, die een belangrijke verbinding vormt in de richting Deventer.
De bebouwing aan het zuidelijke deel van de Dorpsstraat en de Holterweg is gevarieerd. Er is langs deze toegangswegen een menging van functies waar te nemen. Van oudsher zijn er nog verspreid commerciële en maatschappelijke functies aanwezig langs deze wegen. De mate van functiemenging en de grootte van het verdichte dorpsgebied bepaald de schaal van de bebouwing. De bebouwing is vrij traditioneel en gevarieerd. Er is sprake van vrijstaande, halfvrijstaande bebouwing en enkele rijwoningen met wisselende bouwhoogte, kapvormen en nokrichtingen. Soms is sprake van een mix tussen (voormalige) agrarische bebouwing en woonbebouwing.
Rondom de Dorpsstraat en de Holterweg zijn woonwijken gesitueerd. Het betreffen hier woonwijken uit verschillende perioden, vanaf de jaren vijftig tot heden. Dit is in de stedenbouwkundige opzet en de architectuur van de woningen te herkennen. De wijken hebben een planmatige opzet. De bebouwing is hoofdzakelijk traditioneel. Er zijn verspreid maatschappelijke functies in de wijken aanwezig. De maatschappelijke functies hebben een eigen identiteit ten opzichte van de woningen in de wijk.
In het zuidoosten van de kern zijn de bedrijventerreinen gesitueerd. De bedrijventerreinen zijn in verschillende perioden ontstaan. Dit is in de stedenbouwkundige opzet en de architectuur van de panden te herkennen. De bedrijventerreinen hebben een planmatige opzet. De bedrijventerreinen worden gekenmerkt door een menging van verschillende activiteiten (opslag, productie, overslag, kantoorruimte) en incidenteel wonen. De panden hebben een eigen identiteit en hebben geen specifieke architectuur. De panden hebben in het algemeen een bedrijfsmatig karakter, dat wil zeggen gebaseerd op een eenvoudige plattegrond en meestal voorzien van een plat dak. De situering van de bedrijventerreinen is in het algemeen dusdanig gekozen dat er een sprake is van een goede ontsluiting.
Aan de noordzijde van Heeten bevindt zich het sportterrein. Het sportcomplex heeft een planmatige en rationele opzet. De bebouwing bestaat onder meer uit een zwembadcomplex, een sporthal, kantines en kleedruimten. De bebouwing bestaat uit gebouwen met plat dak of laag zadeldak en staan vrij op de kavel. De gebouwen zijn daardoor rondom zichtbaar.
Het gebied in het noorden van de kern, waar het verzorgingshuis aan de Stevenskamp onder andere gevestigd is, kenmerkt zich door de openheid rond de aanwezige (veelal grootschalige) bebouwing. Het complex heeft een planmatige en rationele opzet. De bebouwing in het gebied bestaat onder meer uit een aantal losse hoofdgebouwen. De gebouwen zijn daardoor rondom zichtbaar.
2.3 Functionele Structuur
Enige concentratie van winkels doet zich nog voor aan het Dorpsplein en aan de Dorpsstraat vanaf de Hademanstraat in zuidelijke richting. Verder komen er nog enkele voorzieningen verspreid voor langs de belangrijkste wegen in de kern. De voorzieningen zijn in hoofdzaak van lokaal verzorgende aard.
De werkgelegenheid in Heeten concentreert zich in hoofdzaak op de plaatselijk verzorgende bedrijventerreinen Telgen I en II, Hordelman en Heeten 1997 welke zich in het zuidoostelijke deel van de kern bevinden.
In het noorden van het plangebied bevindt zich het sportcomplex.
De rest van de kern bestaat uit woonwijken. Er zijn verspreid maatschappelijke functies in de wijken aanwezig. Daarnaast komen er ook solitaire bedrijven voor.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het beleid dat relevant is voor het bestemmingsplan "Heeten". Allereerst wordt ingegaan op het Europees- en rijksbeleid, vervolgens komen relevante aspecten uit het provinciale en regionale beleid aan de orde. Het gemeentelijke beleid wordt in de laatste paragraaf behandeld.
3.2 Europees- En Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de op 13 maart 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan een eenvoudigere regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke druk af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.
Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van de ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en valleys;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
- een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en daarnaast ofwel een hoog afwentelrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van de gezondheid van haar inwoners.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit bovenstaande drie doelen zijn de dertien nationale belangen naar voren gekomen. Voor de regio Oost-Nederland (bestaande uit de provincies Overijssel en Gelderland) zijn de volgende opgaven van nationaal belang:
- verbeteren van de internationale achterlandverbindingen;
- versterking van de primaire waterkeringen;
- deelprogramma's Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en herstructurering van het Deltaprogramma;
- EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden;
- hoofdenergienetwerk (380 kV) over de grens.
Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid.
Naast het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening zijn er vanuit sectoraal (inter)nationaal beleid wettelijke verplichtingen die van invloed kunnen zijn op onderhavig bestemmingsplan. Dit betreft bijvoorbeeld wetgeving op het gebied van ecologie, archeologie en water. Deze onderwerpen worden beschreven in Hoofdstuk 4 Onderzoek.
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Omgevingsvisie Overijssel 2009
De Omgevingsvisie Overijssel is op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het Streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030.
De Omgevingsvisie is opgesteld in het licht van diverse ontwikkelingen die in de provincie Overijssel gaande zijn. Deze ontwikkelingen spelen op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij is sprake van:
- een afname van de groei en verandering van de samenstelling van de bevolking;
- een afname van de werkgelegenheid met 10% tot een groei van 20%;
- een stijgende vraag naar woningen tot 2030, vooral in de grote steden;
- een toename van de mobiliteit tot 2040. Het goederenvervoer stijgt daarbij sneller dan het personenvervoer.
De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. De leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie Overijssel willen ondernemen (ruimtelijke kwaliteit). Ruimtelijke kwaliteit tracht men te realiseren door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Naast ruimtelijke kwaliteit heeft duurzaamheid nadrukkelijk in de provinciale visie aandacht. Duurzaamheid wordt gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
Voor wat betreft de woonfunctie ligt de opgave voor de komende jaren vooral in het waarborgen van een goede afstemming tussen vraag en aanbod, gerelateerd aan de verschillende doelgroepen. Naast een kwantitatieve opgave is dit, gelet op de sterk veranderende bevolkingsontwikkeling, een aanzienlijke kwalitatieve opgave. Het woningaanbod en de woonmilieus moeten flexibel zijn en worden afgestemd op de eisen en wensen van de toekomstige bewoners. Met de 60.000 extra te bouwen woningen kan onvoldoende tegemoet gekomen worden aan deze veranderende behoeftes. Dit houdt in dat de aandacht vooral gericht moet worden op herstructurering van de bestaande woonmilieus, zodat deze ook op langere termijn aansluiten bij de wensen en eisen van de bewoners.
Bij het realiseren van de woningbouwopgave is het van belang dat de ruimte zuinig en zorgvuldig wordt benut. Dit betekent dat voor woningbouw (en ook voor bedrijfslocaties en voorzieningen) de zogeheten SER-ladder wordt gehanteerd. Dit houdt in dat de woningbouwopgave eerst door herstructurering, transformatie of inbreiding moet worden gerealiseerd. Pas als dit onvoldoende blijkt voor het aantal woningen en de kwaliteit van de woonomgeving, kan uitbreiding van het stedelijk gebied plaatsvinden. Daarbij geldt dat de bovenlokale vraag naar woningen en voorzieningen (winkels, cultuur en sport) wordt geconcentreerd in stedelijke netwerken. De wijze waarop aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven is vastgelegd in de Omgevingsverordening. In de Omgevingsverordening is bijvoorbeeld vastgelegd waaraan de woonvisie van een gemeente moet voldoen en hoe wordt omgegaan met nieuwe woningbouwlocaties. Een nieuwe woningbouwlocatie dient in overeenstemming te zijn met een woonvisie, waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en Gedeputeerde Staten van Overijssel.
Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met de provinciale Omgevingsvisie Overijssel 2009.
Omgevingsverordening Overijssel 2009
De Omgevingsverordening Overijssel 2009 is tegelijkertijd met de Omgevingsvisie vastgesteld. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. Elk inhoudelijk thema waar de provincie juridische instrumenten op in wil kunnen zetten, moet in de Omgevingsverordening geregeld zijn. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder.
In de Omgevingsverordening wordt nogmaals het belang van de toets aan de SER-ladder aangehaald. Hierin is bepaald dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat er voor deze opgave in redelijkheid geen ruimte beschikbaar is binnen het bestaande bebouwd gebied en de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied ook niet geschikt te maken is door herstructurering en/of transformatie;
- dat mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied optimaal zijn benut.
Ten aanzien van nieuwe woningbouwlocaties is bovendien bepaald dat bestemmingsplannen voorzien in de totstandkoming van nieuwe woningbouwlocaties voor zover de nieuwe woningbouwlocatie naar aard, omvang en locatie in overeenstemming is met een woonvisie waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en met Gedeputeerde Staten van Overijssel. Deze eis dat er overeenstemming moet zijn met buurgemeenten geldt niet voor buurgemeenten buiten de provincie Overijssel. In dat geval is het voldoende dat aangetoond is dat afstemmingsoverleg heeft plaatsgevonden.
Het onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconstateerd kan worden dat het bestemmingsplan niet conflicteert met de provinciale Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Naast het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening zijn er vanuit sectoraal provinciaal beleid wettelijke verplichtingen die van invloed kunnen zijn op onderhavig bestemmingsplan. Dit betreft bijvoorbeeld wetgeving op het gebied van ecologie, archeologie en water. Deze onderwerpen worden beschreven in Hoofdstuk 4 Onderzoek.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Raalte 2025+
In de op 27 september 2012 vastgestelde Structuurvisie Raalte 2025+ legt de gemeente Raalte het ruimtelijke beleid voor de periode tot 2025 vast. Waar nodig wordt verder gekeken dan 2025, vandaar de titel Structuurvisie Raalte 2025+.
De opgaven waar Raalte voor staat zijn zowel ruimtelijk als programmatisch van aard. De ruimtelijke opgaven concentreren zich met name in de kern Raalte. De programmatische opgaven zijn - geheel in de geest van deze tijd - gericht op het afwegen van de (vele) mogelijkheden voor (nieuw)bouw tegen een teruglopend programma. De reeds bekende uitbreidingslocaties voor woningbouw (voor Heeten is dit De Veldegge fase 1 met 100 woningen) en bedrijventerreinen (voor Heeten is dit Telgen I/II/III met in totaal 7,5 ha) zullen in de meeste gevallen afdoende zijn. Tegelijkertijd wordt het op het gebied van woningbouw steeds belangrijker de bouwstroom te koppelen aan de wensen van een verouderende bevolking. Kwaliteit is daarom in alle gevallen het uitgangspunt. Dat geldt ook voor de lastige opgave waar Raalte voor staat, namelijk het zo goed mogelijk instandhouden van de voorzieningen in de kleine kernen.
Heeten
Het laatste ruimtelijke plan dat voor de kern Heeten is gemaakt stamt van ruim voor de krediet- en bouwcrisis van de afgelopen jaren. Het biedt Heeten aanzienlijke mogelijkheden voor de uitbreiding van bedrijventerrein de Telgen en een forse woningbouwlocatie aan de noordoostzijde van de kern. In het laatste geval mede gevoed door de ontstane planningsruimte na de aanleg van de rondweg. Met de kennis van nu moet geconstateerd worden dat die locaties (veel) te groot zijn uitgevallen, zeker gezien de herontwikkelingsmogelijkheden voor ruim 80 woningen in de noordwesthoek van de kern (IJsselgouwe). Als gevolg hiervan kunnen in Heeten 105 woningen meer gebouwd worden, dan op basis van autonome groei noodzakelijk zal zijn. Bovendien kan Heeten bijna vier hectare bedrijventerrein meer ontwikkelen dan er tot 2025 vraag zal zijn. Woningbouwlocatie de Veldegge zal voor 2025 dan ook zeker niet geheel zijn ontwikkeld. En op het gebied van bedrijvigheid is het zaak eerst de vrije ruimte op de Telgen II te benutten, waarna voor 2025 wellicht ook een klein deel van de Telgen III kan worden ontwikkeld.
In het gebied tussen het dorp Heeten en het Overijssels kanaal is vanuit de landinrichting Olst-Wesepe de wens ontstaan om meervoudig grondgebruik mogelijk te maken. Hierbij wordt gedacht aan waterretentie in combinatie met groen en recreatief medegebruik (o.a. uitloopgebied en mogelijke verplaatsing van de ijsbaan met meervoudig gebruik van de kantine).
In lijn met de voornoemde doelstellingen voor de kern Heeten is de kwaliteitsopgave voor de kern een verbeterde inpassing van bedrijventerreinen in de kern te bewerkstelligen en daarnaast een kwaliteitsimpuls voor de randen van de kern. Daarbij moeten laanstructuren waar mogelijk versterkt worden (overgang dorp - landschap).
Bovenstaande grote(re) ontwikkelingen met een vergaande ruimtelijke impact zijn niet rechtstreeks in onderhavig conserverend bestemmingsplan meegenomen. Te zijner tijd zullen hiervoor indien nodig aparte procedures doorlopen worden, waarbij rekening zal worden gehouden met de Structuurvisie Raalte 2025+. Binnen de marges van een conserverend bestemmingsplan zijn wel kleine verruimingen meegenomen om het plangebied ondanks haar conserverende karakter niet voor de komende 10 jaar op slot te zetten en enige flexibiliteit te bieden om toekomstige vragen te kunnen beantwoorden. Dit betreft onder andere de ruime(re) uitbreidingsmogelijkheden binnen de woonbestemming, de mogelijkheden voor beroep of bedrijf aan huis, het behouden van de mogelijkheden voor detailhandel en dienstverlening in de voormalige winkelpanden, de brede maatschappelijke bestemming en het toestaan van kinderopvang binnen de bestemming "Sport".
Economische beleidsvisie 2005-2020
In de economische beleidsvisie is een lange termijnvisie gedefinieerd: "Waar willen de gemeente Raalte en haar partners de komende 15 jaar naar toe…? Waar moeten we staan met elkaar…?".
Er zijn drie hoofddoelen gedefinieerd:
- de regionaal verzorgende en schragende functie van Raalte vereist een aanpak die voornamelijk is gericht op bestendigen en beheerst uitbouwen van de traditionele bedrijvigheid;
- de gemeente wil haar kansen op het gebied van recreatie en toerisme gaan benutten;
- het winkelaanbod van Raalte zal toewerken naar een onderscheidend vermogen ten opzichte van vergelijkbare winkelharten.
De reikwijdte van deze visie is opgedeeld in ontwikkelprogramma's. Om lijn te brengen in de activiteiten van de gemeente Raalte en haar partners wordt gewerkt langs een aantal programmalijnen:
- het netwerk: de wijze waarop samen met ondernemers en andere partners aan de economie wordt gewerkt;
- de wijze waarop ruimte wordt gecreëerd voor de vestiging van bedrijven;
- een aantal thema's: werkgelegenheid en arbeidsmarkt, centrumfunctie, reconstructie platteland en toerisme en recreatie.
De economische beleidsvisie geeft primair inhoud aan de economische visie voor de komende jaren. Daarbij is zoveel mogelijk aangegeven met welke projecten het thema verder uitgewerkt zou kunnen worden in samenwerking met betrokkenen. Er wordt gestreefd naar een onderscheidend vermogen dat kan worden bewerkstelligd met een kwalitatieve toevoeging van horeca. Dit beleid bevat geen punten die relevant zijn voor dit conserverend bestemmingsplan.
Bedrijventerreinenvisie
Actieve uitbreiding van bedrijventerreinen voor de lokale behoefte vindt binnen de gemeente vooral plaats in de kern Raalte. Voor de overige kernen geldt maatwerk. Voor deze kernen geldt dat zij in eerste instantie zijn bedoeld voor de opvang van de eigen groei van de lokaal gewortelde bedrijvigheid. Dit zijn bedrijven die hun oorsprong en verzorgingsgebied hebben of vinden in de gemeente of kern waar zij zijn gevestigd. Bovendien bieden ze een toegevoegde waarde aan de lokale sociaal-economische structuur. Bij het faciliteren van deze bedrijvigheid probeert de gemeente zo veel mogelijk in te breiden op de bestaande lokale bedrijventerreinen en staat kleinschaligheid voorop. Bedrijven kunnen daarbij wel vanuit de overige kernen naar de kern Raalte verhuizen, maar bedrijven uit de kern Raalte mogen niet naar de overige kernen verhuizen.
Het belang van bedrijvigheid in de kleine kernen moet niet worden onderschat. Het houdt de dorpen levendig; naast het bieden van werkgelegenheid vervult het lokale bedrijfsleven ook een belangrijke sociale functie. Zo ondersteunen en sponsoren zij lokale evenementen, het verenigingsleven en sportclubs. Kortom, lokale bedrijvigheid zorgt voor vitaliteit in de kleine kernen. Verdere ontplooiing van het lokale bedrijfsleven is daarom van belang voor de lokale economie. De gemeente Raalte wil deze bedrijven optimaal faciliteren op de huidige locaties en heel zorgvuldig omgaan met het aanleggen van nieuwe locaties. Maatwerk staat daarbij voorop, met oog voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
Hieronder volgen de criteria die gelden bij de aanleg van bedrijventerreinen voor de lokale bedrijvigheid in de overige kernen, waaronder Heeten:
- aantoonbare behoefte (% voorverkoop of huur, gegarandeerde afzet);
- gefaseerde aanleg afhankelijk van de behoefte;
- duidelijk vestigingsbeleid (aantoonbare lokale ‘wortels’);
- afspraken over milieucategorie;
- landschappelijke inpassing;
- ruimtelijke kwaliteit;
- stedenbouwkundige voorwaarden.
De ambitie van de gemeente Raalte is om alle lokale bedrijvigheid zo goed mogelijk te accommoderen. Bedrijven die zich van buiten aandienen moeten passen binnen de aard en schaal van de bestaande Raalter bedrijvigheid. De gemeente streeft er naar om een gevarieerd en compleet aanbod aan bedrijventerreinen aan te bieden. Vergaande thematisering van bedrijventerreinen wil de gemeente voorkomen, omdat dit niet goed aansluit bij de wensen van bedrijven.
Op bedrijventerreinen is de grens tussen pure industrie en de meer aan detailhandel gelieerde bestemmingen steeds meer vervaagd. Hierdoor verschijnen steeds meer detailhandelvormen (PDV) op bedrijventerreinen. Hierdoor voldoen de gebruiksvoorschriften van de bestemmingsplannen van de bestaande terreinen niet altijd aan de wensen en eisen van de gebruikers. Vandaar de behoefte aan een duidelijk toetsingskader. Voor de kern Raalte zijn twee specifieke locaties aangewezen waar een menging van functies mogelijk is. Dit zijn een gedeelte van de Zegge I en een gedeelte van de Spoorzone Oost. Voorwaarde voor vestiging op deze locaties is dat ook hier de detailhandel past binnen de aard en schaal en de karakteristiek van de terreinen. Voor de overige kernen blijft het leveren van maatwerk uitgangspunt. De reden hiervoor is de kleinschaligheid en de stedenbouwkundige structuur van deze terreinen. Maatwerk is ook nodig om te voorkomen dat scheve aanbodsverhoudingen ontstaan tussen de voorzieningen in het dorp en het bedrijventerrein.
In de visie is aangegeven dat het bedrijventerrein Telgen I en II in Heeten van het type ´Gemengd, Kleinschalig´ is en dat de doelgroepen van dit terrein lichte industrie, productie, autobedrijven en groothandel zijn. Dit betreft bedrijven met een focus op de lokale afzetmarkt. De bedrijventerreinen Hordelman en Heeten 1997 in Heeten zijn van het type 'Gemengd licht, Kleinschalig' en de doelgroepen zijn PDV, productie en (groot)handel. Ook hier betreft het bedrijven met een focus op de lokale afzetmarkt.
Bovenstaande grote(re) ontwikkelingen met een vergaande ruimtelijke impact, zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van het bedrijventerrein, zijn niet in onderhavig bestemmingsplan meegenomen. Te zijner tijd zullen indien nodig aparte procedures doorlopen worden, waarbij rekening zal worden gehouden met de Bedrijventerreinenvisie. Binnen de marges van een conserverend bestemmingsplan zijn wel kleine verruimingen meegenomen om het plangebied ondanks haar conserverende karakter niet voor de komende 10 jaar op slot te zetten en enige flexibiliteit te bieden om toekomstige vragen te kunnen beantwoorden. Dit betreft onder andere het toestaan van productiegebonden detailhandel en de afwijkingsmogelijkheden voor grotere bouwpercelen en volumineuze detailhandel.
Groenbeleidsplan 2004, kernen in het groen - Nota Groenhoofdstructuur 2010
Doel van het groenbeleidsplan is het versterken en handhaven van het groene karakter van de gemeente Raalte. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt getoetst aan bepaalde criteria, zoals cultuurhistorisch inpasbaarheid en ecologisch waardevol. Daarnaast is in het groenbeleidsplan een groenhoofdstructuur aangegeven. Het beleid is gericht op het handhaven, het versterken, het beter ontsluiten en onderling verbinden van de onderdelen van de groenhoofdstructuur. Van belang is dat de groenhoofdstructuur een netwerk of structuur blijft vormen en niet wordt versnipperd. De groenhoofdstructuur is weergegeven op een kaart. Op de kaart wordt onderscheid gemaakt tussen de bomenstructuur en de schaalbepalende groenelementen.
De bomenstructuur bestaat uit een bomenhoofdstructuur, een bomensubstructuur en puntelementen. De puntelementen betreft de in de groenstructuurvisie opgenomen monumentale bomen. Monumentale bomen zijn speciaal door hun hoge leeftijd, schoonheid of zeldzaamheid. Sinds 1990 bestaat het landelijk register van monumentale bomen. Hierin zijn de belangrijkste bomen en boomgroepen van ons land opgenomen. Er is echter geen landelijke wetgeving en zelfs geen nationaal beleid voor de bescherming van bomen.
De schaalbepalende groenelementen bestaan uit multifunctioneel groen (inclusief bomen), multifunctioneel groen dat in eigendom is van derden en groene verbindingszones.
Met betrekking tot zogenaamde 'open plekken' kan vermeld worden dat het uitgangspunt van de gemeente is om verdere verstening van de bebouwde kom te voorkomen. Het zeldzame groen in de kernen moet worden behouden. In het Groenbeleidsplan wordt dit beleid onderschreven. Per situatie zal een nauwkeurige stedenbouwkundige afweging plaatsvinden, waarbij de leefbaarheid en kwaliteit worden betrokken. Ter voorkoming van precedentwerking wordt in principe geen medewerking verleend aan verzoeken om op grote kavels een extra woning te realiseren. Het groene karakter van de kern Heeten wordt gevormd door de ruime aanwezigheid van privé- en openbaar groen. Voor behoud van dit groene karakter is het noodzakelijk de open ruimten die vanaf de weg zichtbaar zijn te vrijwaren van bebouwing.
Eén puntelement (monumentale boom) van de bij het Groenbeleidsplan behorende kaart is binnen het plangebied gesitueerd. Dit puntelement is niet overgenomen op de verbeelding. Via de gemeentelijke kapverordening wordt voldoende bescherming geboden tot instandhouding van dit puntelement. Het is daarom niet noodzakelijk om in onderhavig bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling op te nemen. De gebieden die op de bij het Groenbeleidsplan behorende kaart zijn aangeduid als 'multifunctioneel groen' en van voldoende formaat zijn, zijn bestemd tot 'Groen' dan wel ´Bos´ en worden zo beschermd.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan
In het gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) is het beleid op het gebied van verkeer en vervoer in de gemeente Raalte aangegeven met als planhorizon 2010. De hoofddoelstelling van het gemeentelijk verkeersbeleid luidt:
"Het bevorderen van een veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer dat noodzakelijk is voor het verrichten van de wenselijke maatschappelijke activiteiten, waarbij alle vormen van verkeershinder zo veel mogelijk beperkt worden."
Deze hoofddoelstelling is uitgewerkt in de volgende subdoelstellingen:
- bevordering van de verkeersveiligheid;
- terugdringen hinder door verkeerslawaai; trillingen door het gemotoriseerde verkeer en barrièrewerking;
- terugdringen hinder door doorgaand verkeer;
- verbetering van het verkeersklimaat voor de voetganger;
- verdere stimulering van het gebruik van de fiets;
- terugdringen van het vermijdbaar autogebruik;
- garanderen van de (vracht)autobereikbaarheid voor (economisch) belangrijke bestemmingen;
- het op elkaar afstemmen van functie (conform categorisering), vorm en gebruik van de wegen;
- het gebruik van het openbaar vervoer dan wel het collectief personenvervoer verbeteren;
- bevorderen van een evenwichtige verhouding tussen vraag en aanbod van parkeerplaatsen en zorgdragen voor een goed parkeersysteem in de centra;
- zorgdragen voor een goede bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten;
- herinrichtingsplannen, reconstructies, onderhoudswerkzaamheden en dergelijke dienen te worden getoetst aan het categoriseringsplan;
- controle op naleving van de verkeersregels dient een speerpunt te blijven;
- samenwerken met en ondersteunen van instanties die zich inzetten ten aanzien van educatie en voorlichting;
- monitoring van doelstellingen en effecten van het GVVP.
Er worden in het plan concrete maatregelen aangegeven die moeten leiden tot het behalen van genoemde doelstellingen en de gewenste verkeersstructuur. Met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan moet vermeld worden dat de categorisering van wegen een vertaling heeft gekregen in het bestemmingsplan voor zover de feitelijke situatie op dit moment hiermee overeenkomt. Tevens biedt het bestemmingsplan binnen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' voldoende ruimte voor herprofilering en herstructurering van wegen en worden in onder andere de groenbestemming ook voet- en fietspaden toegelaten, zodat het bestemmingsplan ook voldoende ruimte biedt voor het verbeteren van het netwerk voor langzaam verkeer.
Woonvisie Raalte 2006-2015 - Actualisatienotitie woonvisie
De gemeente Raalte heeft in juni 2006 de Woonvisie Raalte 2006-2015 vastgesteld. Vanaf 2006 hebben de ontwikkelingen niet stil gestaan, noch op de woningmarkt, noch op de verschillende beleidsterreinen. In 2010 is, op basis van het destijds uitgevoerde woningmarktonderzoek, het rapport ´De woningmarkt in Raalte 2009-2025´ verschenen. Dit rapport geeft een beeld van de woningbehoefte in de toekomst. Met de provincie zijn in 2010 prestatieafspraken wonen voor de periode 2010-2015 gemaakt. Op basis van het woningmarktonderzoek, de prestatieafspraken 2010-2015 en actuele ontwikkelingen, is de actualisatienotitie van de Woonvisie Raalte 2011-2015 opgesteld. Deze notitie moet in samenhang worden gezien met de Woonvisie Raalte 2006-2015.
Op hoofdlijnen zijn de ambities uit de vigerende woonvisie nog steeds actueel en kan de ingezette koers worden voortgezet. Echter de huidige economische ontwikkelingen en de invloed daarvan op de woningmarkt vragen om acccentverschuivingen voor de korte termijn (tot en met 2015).
Belangrijkste beleidsuitgangspunten voor de komende periode zijn:
- Aandacht blijven houden voor de kansen voor starters;
- Betaalbaarheid prominent op de agenda voor de korte termijn;
- Inspelen op de vergrijzing en extramuralisatie van zorg;
- Inspelen op de vraag naar kwaliteit.
De komende jaren staan nog diverse nieuwbouwprojecten op de planning, zoals de herontwikkeling van het gebied IJsselgouwe en het perceel op de hoek Holterweg/Dorpsstraat en uitbreiding in het gebied De Veldegge. Gezien de demografische ontwikkelingen zal op de middellange termijn een verschuiving plaatsvinden van uitbreiding door middel van nieuwbouw naar het duurzaam beheren van de bestaande voorraad. Bij nieuwbouw blijft fasering en zorgvuldige afweging van de exacte invulling belangrijk. Er moeten toekomstbestendige woningen worden gebouwd en niet meer woningen worden gerealiseerd dan de markt op dat moment aankan. Een constante monitoring van de markt is daarom essentieel.
De nieuwbouwprojecten zijn niet in het plan meegenomen, de bestaande situatie is vastgelegd in onderhavig bestemmingsplan. Te zijner tijd zullen voor de nieuwbouwprojecten aparte procedures doorlopen worden, waarbij rekening zal worden gehouden met het dan vigerende woonbeleid. Binnen de bestaande bebouwing wordt wel ruimte geboden om bij te dragen aan enkele belangrijke beleidsuitgangspunten. Zo bieden de uitbreidingsmogelijkheden de mogelijkheid om woonwensen te realiseren binnen de huidige woningvoorraad. Daarnaast is er ook een regeling opgenomen voor inwoning om zo in te spelen op de vraag naar mantelzorg.
Welstandsnota
In januari 2011 is de Welstandsnota gemeente Raalte door de gemeenteraad vastgesteld. In de welstandsnota van Raalte staat beschreven aan welke eisen het uiterlijk van een bouwwerk moet voldoen. Bij de behandeling van omgevingsvergunningaanvragen voor de activiteit bouwen speelt deze nota dus een belangrijke rol. De welstandsnota is een duidelijk en objectief toetsingskader voor de welstandscommissie. Voor de inwoners van de gemeente Raalte biedt de nota meer inzicht in deze toetsing door de commissie en - minstens zo belangrijk - meer zekerheid vooraf over de haalbaarheid van bouwplannen.
De gebiedsgerichte criteria in de welstandsnota zijn opgesteld vanuit een visie op de toekomst van het gebied en vanuit een beeld van aanwezige waarden. Er worden criteria benoemd die ertoe moeten bijdragen dat de toekomstige bebouwing past in de omgeving. Afhankelijk van de waarde van het gebied kan het kader meer of minder streng zijn. Naast de gebiedsgerichte criteria zijn in de welstandsnota voorwaarden opgenomen voor veel voorkomende, kleine bouwplannen.
De inhoud van de welstandsnota en het onderhavige bestemmingsplan zijn op elkaar afgestemd. Voor de omschrijving en nadere detaillering van de toetsingscriteria wordt verwezen naar genoemde nota.
Detailhandelsstructuurvisie
In de Detailhandelsstructuurvisie komt de haalbare en gewenste detailhandelsstructuur voor de gemeente Raalte in de komende jaren aan bod.
De nadrukkelijke wens van de gemeente is om het dagelijkse voorzieningenaanbod in kleine dorpen (passend bij de aard en omvang van het dorp) zoveel mogelijk te behouden. Dit is van belang voor de leefbaarheid in de dorpen. In de dorpen Heino, Heeten en Luttenberg is sprake van winkelaanbod gericht op dagelijkse boodschappen. In de overige dorpen zijn niet of nauwelijks dagelijkse voorzieningen gevestigd. De algemene trend van schaalvergroting van de winkelstructuur leidt ertoe dat kleinschalige winkelconcentraties het naar verwachting in de toekomst steeds moeilijker krijgen. Dit staat haaks op de wens van winkelvoorzieningen in de dorpen.
In de visie voor de gemeente Raalte wordt uitgegaan van een winkelstructuur bestaande uit één sterk en compact hoofdwinkelcentrum (centrum Raalte), behoud en waar mogelijk versterking van de lokaal verzorgende centra (´t Raan, Heino centrum, Heeten centrum en Luttenberg centrum) en enkele solitair gelegen winkelvestigingen in volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen Zegge I en Spoorzone Oost. Voor detailhandel buiten deze structuur wordt geadviseerd geen substantiële uitbreiding van bestaande winkels of ontwikkeling van nieuwe winkelruimte toe te staan. Detailhandel dient zo veel mogelijk geconcentreerd te worden in de bestaande centrumstructuur om ook in de toekomst de regionaalverzorgende functie te behouden. Voor de dorpscentra is behoud van dagelijkse winkels gewenst.
In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande situatie, en daarmee ook de detailhandel die in de huidige siuatie aanwezig is, positief bestemd. Om voldoende flexibiliteit te behouden zijn zowel detailhandel als dienstverlening op de begane grond toegestaan en is wonen in het gehele pand toegestaan. Er wordt dus geen ruimte geboden voor substantiële uitbreiding. Wel wordt door deze wijze van bestemmen de mogelijkheid geboden om een winkel naar een woning te veranderen. Dit om leegstand en verloedering te voorkomen. Een en ander is daarmee in lijn met de detailhandelsstructuurvisie.
Evenementennota 2008
In 2008 is de Evenementennota vastgesteld. De doelstelling van de nota valt uiteen in vier doelen:
- 1. openstaan voor initiatieven vanuit de bevolking;
- 2. de gemeente leefbaar houden door (overmatige) overlast te beperken;
- 3. duidelijke en eenduidige kaders stellen waarbinnen een evenement kan plaatsvinden zodat aan alle evenementen dezelfde voorschriften worden gesteld;
- 4. vereenvoudigen van procedures tot vergunningverlening (deregulering).
In de nota wordt ook aangegeven dat binnen de bebouwde kom de meeste evenemententerreinen zijn meegenomen in de bestemmingsplannen. In het plangebied Heeten gaat het onder meer om de volgende evenementen: Volksfeesten Heeten, en Ponymarkt/Helami.
In de APV staat aangegeven wat onder een evenement wordt verstaan en dat het verboden is zonder vergunning een evenement te organiseren. Daarnaast is ook in de planregels een omschrijving van het begrip evenement opgenomen en zijn evenementen binnen diverse openbare bestemmingen toegestaan. Eén en ander laat echter onverlet dat wel een vergunning op basis van de APV is vereist.
Externe Veiligheid
De gemeente wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om de verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Raalte het externe veiligheidsbeleid geformuleerd in het rapport "Externe Veiligheid, Hoe veilig wil de gemeente Raalte zijn?" (2007).
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om een toetsingskader te hebben dat duidelijk maakt welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente aanwezig zijn en hoe er met deze en toekomstige risico's dient te worden omgegaan. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van vergunningverlening en ruimtelijke ordening het externe veiligheidsbeleid in acht, zoals dat in de rapportage is beschreven.
Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is een buisleiding gesitueerd. Daarnaast zijn binnen het plangebied het zwembad Oase met een chloorinstallatie aan de Dorpsstraat en een gasdrukregel- en meetstation aan de Stevenskamp gesitueerd. In paragraaf 4.10 Externe veiligheid zal nader worden ingegaan op de consequenties van deze buisleiding en inrichtingen voor het bestemmingsplan.
Kadernota Duurzaam Raalte 2012
Tijdens de raadsvergadering van 18 juni 2009 zijn het huidige klimaatbeleid en het uitvoeringsprogramma 2009-2013 vastgesteld. De toen geformuleerde doelstelling kwam overeen met de in het Klimaatakkoord geformuleerde doelstelling:
De gemeente Raalte als samenleving stoot per jaar in 2013 niet meer dan 150 Kton en in 2020 per jaar niet meer dan 96 Kton CO2 uit. Dit bereiken we door grondige energiebesparing en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020 te realiseren.
In het bestuursakkoord 2010-2014 “kiezen in de kern” staat in het onderdeel “Raalte werkt duurzaam en onderneemt maatschappelijk verantwoord” het streven opgenomen om samen met inwoners en het bedrijfsleven in 2025 te komen tot een klimaatneutrale gemeente. De doelstelling uit dit bestuursakkoord is ambitieuzer dan de oorspronkelijke doelstelling.
Hoewel het bestemmingsplan alleen de huidige situatie regelt en conserverend van aard is, biedt het voldoende mogelijkheden bij te dragen aan een duurzamere toekomst.
Sportvisie binnensportaccommodaties en zwembaden gemeente Raalte
Raalte streeft naar een optimaal sportief- en bewegingsaanbod, dat bijdraagt aan een gezonde en vitale samenleving (Programmabegroting 2012-2015). De gemeente hanteert daarbij drie subdoelstellingen:
- 1. het stimuleren van sport- en bewegingsdeelname door 50-plussers en mensen met een beperking;
- 2. het stimuleren van sport- en bewegingsdeelname door basisscholieren en jongeren tussen 12 en 18 jaar;
- 3. sportverenigingen ondersteunen en het (verder) versterken van hun maatschappelijke functie.
De gemeente besteedt in 2012 afgerond € 4 miljoen aan sport (programmabegroting 2012). Het grootste deel van deze middelen besteedt de gemeente aan het aanbieden van sportaccommodaties (zwembaden, binnen- en buitensportaccommodaties).
Nederland vergrijst en dat geldt ook voor Heeten. De vergrijzing betekent dat de behoefte aan zorg toeneemt. De druk op de kostenstijging in de gezondheidszorg is enorm. Nederland betaalt steeds meer voor zorg (€ 80 miljard/jaar). Voldoende bewegen heeft een gunstig effect op de gezondheid en de beheersing van de kosten van de zorg. Sportaccommodaties kunnen in de toekomst een grotere rol spelen voor doelgroepen en beweegprogramma's die inspelen op beweegarmoede en overgewicht. Sportaccommodaties moeten in de toekomst geschikt zijn voor de vraag vanuit de zorg en contacten (netwerken) met zorginstellingen moeten meer onderhouden worden.
De gemeente zal, rekening houdend met ontgroening en vergrijzing, de binnensportcapaciteit in toekomst verminderen, waarbij het uitgangspunt is om te voorzien in de behoefte (maar niet in leegstand). Uitgangspunt voor sporthallen en spelzalen is dubbelgebruik: overdag onderwijsgebruik en in de namiddag, avond en weekeinde gebruik door verenigingen en andere groepen/gebruikers.
Sporthalinitiatieven in kleine kernen hebben een plus voor de leefbaarheid in een kleine kern. Belangrijk daarbij is de continuïteit van de exploitatie op lange termijn, inclusief groot onderhoud. In de huidige private exploitaties is (het ontbreken van reserves voor) groot onderhoud een aandachtspunt. De gemeente wil regie houden op de binnensportcapaciteit om er voor te zorgen dat het bestaande aanbod zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt en in de toekomst de afstemming tussen vraag en aanbod ook wordt veiliggesteld. Dat sluit steun aan initiatieven niet op voorhand uit, maar de gemeente stelt daar wel duidelijke voorwaarden aan.
Voorliggend bestemmingsplan staat de ontwikkelingen zoals de sportvisvie die voorstaat niet tegen. Meervoudig gebruik van sportvoorzieningen door bijvoorbeeld buitenschoolse opvang (BSO) of kinderdagverblijven (KDV) wordt in dit bestemmingsplan zelfs bij recht mogelijk gemaakt. Voor grotere ontwikkelingen zullen indien nodig te zijner tijd aparte procedures doorlopen worden, waarbij rekening zal worden gehouden met de Sportvisie binnensportaccommodaties en zwembaden gemeente Raalte.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Algemeen
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies (zoals bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies (zoals woningen).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op die randvoorwaarden die van belang zijn voor de aanwezige en eventueel nieuw te ontwikkelen functies/gebieden in de kern Heeten. Bij de vervaardiging van het voorliggende plan is er in principe van uit gegaan dat de situatie, zoals die zich tot op heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Dit betekent dat een uitgebreid onderzoek achterwege kan blijven. Niettemin wordt het wenselijk geacht om aan een aantal aspecten nader aandacht te schenken. Voor de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden geldt dat bij gebruikmaking van de bevoegdheid onderzoek plaats moet vinden naar de diverse aspecten.
4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.
- 1. In het plangebied worden geen nieuwe planologische ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is dus geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r..
- 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden en/of cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Uit paragraaf 4.5 Ecologie van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een Belvédèregebied. Daarnaast is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied. Binnen het plangebied is wel één rijksmonument aanwezig, echter doordat het bestemmingsplan conserverend van aard is heeft het daar geen invloed op. - 3. In Hoofdstuk 4 Onderzoek zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door onderhavig bestemmingsplan geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Zoals in bovenstaande opsomming blijkt, is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
4.3 Bodem
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van het bestemmingsplan speelt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. Indien het bodemonderzoek uitwijst dat er in de bodem wezenlijke verontreinigingen aanwezig zijn, dienen deze gesaneerd te worden voordat het betreffende gebied in ontwikkeling kan worden genomen. Met het oog op kostenbesparing en efficiëntie is het van belang om een actief bodembeheer toe te passen. Dit is het totaal van activiteiten gericht op het adequaat en efficiënt omgaan met de gevolgen van structureel aanwezige gevallen van bodemverontreiniging.
Voorliggend bestemmingsplan betreft een grotendeels consoliderend plan, het is in beginsel gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Dit betekent, dat voor bouwactiviteiten binnen een bestaande situatie, de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond wordt gevonden in de Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening. Nieuwe ontwikkelingen die bodemonderzoek noodzakelijk maken, zijn in het bestemmingsplan niet rechtstreeks voorzien. Er hoeft dan ook geen onderzoek verricht te worden naar de mogelijke bodem- of grondwaterverontreiniging in het kader van dit bestemmingsplan.
Indien er voorts sprake is van uitbreidingsmogelijkheden binnen aangegeven bebouwingsvlakken (die ook al in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen) zal het bedoelde onderzoek in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan de orde komen.
4.4 Water
Bij plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening moet een watertoets worden uitgevoerd. Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid. Er wordt naar gestreefd om het bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Het behalen/behouden van de goede ecologische toestand betekent het bereiken van een evenwichtige samenstelling van planten- en diersoorten en een chemische samenstelling die geen belemmering vormt voor een gezond ecosysteem.
Rijksbeleid
Het rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is in diverse nota's vastgelegd. De meest directe beleidsplannen zijn het Nationaal Waterplan (NWP) en het vernieuwde Bestuursakkoord Water (NBW-actueel 2008) en de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het NWP beschrijft in hoofdlijnen het nationale waterbeleid voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het NBW heeft tot "doel" om in de periode tot 2015 het watersysteem te verbeteren en op orde te houden en te anticiperen op de klimaatsverandering (o.a. wateroverlast voorkomen). In de SVIR wordt aangegeven dat het belangrijk is dat bij ruimtelijke plannen, waaronder plannen voor stedelijke (her)ontwikkeling, rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Hiervoor is een samenhangende inzet van afwegingsinstrumenten zoals de watertoets nodig.
Provinciaal beleid
De Omgevingsvisie Overijssel bevat het provinciale waterbeleid en daarmee ook het Regionaal Waterplan op basis van de Waterwet. De uitvoering van het waterbeheer is een taak van de waterschappen.
Beleid Waterschap
In West-Overijssel beheert het Waterschap Groot Salland zowel de kwaliteit als het peil (kwantiteit) van het oppervlaktewater. Daarnaast beheert het waterschap de waterkeringen. Afstemming van waterbeleid op Europees, rijks-, provinciaal en regionaal niveau en een goede samenwerking met de waterpartners is een must om dit mogelijk te maken. In het "Waterbeheersplan 2010 - 2015", zet het waterschap het beleid voor de komende jaren op een rij om de nagestreefde doelstellingen voor de korte en lange termijn te realiseren.
Gemeentelijk beleid - Waterplan Raalte
Het Waterplan Raalte "Een helder verhaal" is een gezamenlijk plan van de gemeente en het Waterschap. Hierin wordt een kader geschapen voor het maken van beleidsmatige en procesmatige afspraken over de wijze waarop ruimtelijke ordening en water op elkaar afgestemd moeten worden. Het is een beleidsdocument waarin al het water binnen de gemeentegrenzen van Raalte integraal benaderd wordt. Daarmee vormt het een basis voor het streven naar een duurzaam, toekomstgericht watersysteem en daarnaast biedt het een waterkader voor alle beleidsvelden die raken aan het waterbeheer. In het rapport is een visie op de toekomst van het watersysteem uiteengezet. Deze visie heeft een vertaling gekregen in een concrete set van maatregelen voor de thema's:
- te veel en te weinig water (wateroverlast);
- waterkwaliteit en ecologie;
- waterbeleving;
- communiceren.
Gemeentelijk beleid - Gemeentelijk Rioleringsplan (2008-2012)
De gemeente heeft (in samenwerking met andere overheden) tot taak om de volksgezondheid te beschermen, droge voeten te houden en een goede waterkwaliteit te bereiken. Op grond van de uitgebreide zorgplichtbepaling uit de wet Gemeentelijke Watertaken draagt de gemeente zorg voor:
- de doelmatige inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen;
- de doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;
- het in openbaar gemeentelijk gebied treffen van doelmatige maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of te beperken.
De drie zorgplichten worden ingevuld door te voldoen aan de volgende doelen:
- voorzien in de doelmatige inzameling en het effectieve transport van stedelijk afvalwater;
- voorzien in de doelmatige inzameling en in de verwerking van hemelwater;
- voorzien in de beheersing van de grondwaterstand in relatie tot de bestemming.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Raalte kent een formele looptijd van 2008 t/m 2012. Het eerste deel van de planperiode is vooral benut om de basisinspanning in 2010 te behalen. Om in te kunnen spelen op de ontwikkelingen in het waterbeleid is er tevens een doorkijk gegeven voor de periode na 2010.
Oppervlaktewater
Het aandeel water in het plangebied is beperkt. In het zuidwesten liggen een bergingsvijver en een drietal watergangen. In het zuidoosten ligt een bergingsvijver ten behoeve van het bedrijventerrein. De waterpartijen zijn bestemd tot 'Water'.
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.
Grondwater
Het plangebied bevindt zich niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. De grondwaterstand ligt in het algemeen diep genoeg voor stedelijk bebouwing.
Riolering
Het gebied kent de volgende rioleringssystemen in de bestaande situatie:
- het merendeel van de riolering is een gemengd rioolsysteem voor afvoer van afvalwater en regenwater. In de Hordelmansweg, omgeving Uilenbroekstraat en het zuidelijke deel van de Dorpsstraat is het regenwater afgekoppeld;
- op het bedrijventerrein De Telgen ligt deels een verbeterd gescheiden stelsel en een gescheiden stelsel voor afvoer van afvalwater en regenwater (afgekoppeld);
- in de laatste fase van Hordelman ligt ook een gescheiden stelsel voor afvoer van afvalwater en regenwater (afgekoppeld);
- het ingezamelde afvalwater wordt via een rioolgemaal afgevoerd naar de rioolwaterzuivering in Raalte.
Hemelwater
De gemeente streeft er naar waar mogelijk de duurzaamheidprincipes voor waterbeheer in Raalte toe te passen. De nadruk ligt daarbij op nieuw te ontwikkelen bebouwing, maar dit wordt tevens beoordeeld voor delen van de kern waar geen structurele ingrepen zijn voorzien. De aandacht is hierbij voornamelijk gericht op het verbeteren van de waterkwaliteit en de afkoppeling van schoon verhard oppervlak van de riolering. Dit is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voldoende open water wordt gerealiseerd ten behoeve van waterberging.
Samenvatting
Het betreft bestaand stedelijk gebied. De actualisatie is niet gericht op verandering de waterhuishoudkundige situatie. Bij nieuwe bouwplannen in het plangebied moet worden aangesloten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
- er grondwaterneutraal gebouwd moet worden;
- regenwater binnen het plangebied waar mogelijk afgekoppeld moet worden van de riolering;
- voldoende waterberging aanwezig is;
- het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
- het gebruik van uitlogbare materialen niet is toegestaan.
Advies Waterschap
Het bestemmingsplan is als voorontwerp ter beoordeling aan het waterschap Groot Salland voorgelegd. De reactie van deze partij is in onderhavig bestemminsplan verwerkt.
4.5 Ecologie
In Nederland is het rijksbeleid voor natuur vormgegeven via de Ecologische Hoofdstructuur. Het beleid van de Europese Unie (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn), heeft echter grote invloed op dit nationale natuurbeleid. Veel Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden, ook wel aangeduid als speciale beschermingszones) liggen dan ook binnen de Ecologische Hoofdstructuur.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De in 2005 vastgestelde gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura 2000).
Natura 2000-gebieden
Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandkoming van de samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur. Als uitvloeisel daarvan dienen ruimtelijke plannen getoetst te worden aan de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van in het wild levende zeldzame en bedreigde vogels en hun leefgebied op het grondgebied van de Europese Unie. Dit vindt plaats door de aanwijzing van zogenaamde speciale beschermingszones. Dit geldt ook voor de Habitatrichtlijn, die is gericht op het instandhouden van de natuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna.
Natuurbeschermingswet
Uitgangspunt van de gewijzigde natuurbeschermingswet is een integrale bescherming van de aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden. Dit betekent dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten niet mogen worden aangetast. Bij elk plan of project dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij (tot ongeveer 3 kilometer van) een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet ligt. Bij ontwikkelingen moet voor aanvang van het plan een passende beoordeling worden gemaakt, waarbij de significante gevolgen van het plan voor de flora en fauna worden onderzocht.
Het plangebied ligt niet binnen een speciale beschermingszone. Er liggen ook geen speciale beschermingsgebieden in de omgeving van het plangebied. Er is dan ook geen sprake van (significante) gevolgen voor de flora en fauna in speciale beschermingszones.
Flora- en faunawet
Sinds 1 april 2002 regelt de ' Flora en faunawet' de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Deze wet heeft tot doel het instandhouden van planten- en diersoorten die in het wild voorkomen. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Wanneer plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. In beginsel is daarvoor de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.
De Flora- en faunawet geldt voor alle plaatsen waar beschermde soorten voorkomen, los van de vraag of dat specifieke gebied ook wettelijk beschermd is. Dit betekent dat bij een ruimtelijke ontwikkeling een natuurtoets moet worden uitgevoerd conform de vereisten van de Flora- en faunawet. Gelet op het feit dat het bestemmingsplan in hoofdzaak consoliderend van aard is hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek plaats te vinden naar de aanwezige beschermde plant- en diersoorten. De verplichting bestaat echter om bij elke wijziging van activiteiten (bouw of anderszins) een natuurtoets uit te voeren conform de vereisten van de Flora- en faunawet.
4.6 Cultuurhistorie En Archeologie
De wettelijke bescherming van onroerende rijksmonumenten en door het rijk aangewezen stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1988. Deze wet heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten en archeologische monumenten boven en onder water. Er is in geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als wettelijk beschermd monument. Daarnaast geeft de wet voorschriften voor het ' wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen' van een beschermd monument. Die voorschriften houden in dat er niets aan het monument mag worden veranderd zonder voorafgaande vergunning.
In 1998 is het Europees verdrag betreffende de bescherming van het archeologisch erfgoed (het verdrag van Malta) aanvaard. Het verdrag bepaalt dat archeologische waarden als onvervangbaar onderdeel van het lokale, regionale en (inter)nationale culturele erfgoed bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet dienen te worden meegewogen en waar mogelijk ontzien.
Sinds 1 januari 2012 is het op grond van artikel 3.1.6 onder 2a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te besteden aan cultuurhistorie.
Met betrekking tot de cultuurhistorische en archeologische waarden wordt in deze paragraaf beschreven welke waarden in het plangebied aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Een onderzoek is gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Heeten heeft geen beschermd dorpsgezicht, maar kent wel een rijksmonument. Het betreft het volgende monument:
Rijksmonumenten | ||||
Adres | Omschrijving | |||
Koopmansstraat 6 | Kerk |
Via de Monumentenwet en de gemeentelijke erfgoedverordening wordt voldoende bescherming geboden tot instandhouding van de monumenten. Het is daarom niet noodzakelijk om in onderhavig bestemmingsplan nog een extra specifieke regeling voor de monumenten op te nemen.
Uit de cultuurhistorische atlas van de provincie Overijssel blijkt dat er geen andere cultuurhistorische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn.
Archeologie
Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Raalte (zie Bijlage 2 Archeologischeverwachtingskaart) is te zien dat de bebouwde kom van Heeten gedeeltelijk aan te merken is als een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde en gedeeltelijk als een gebied met een hoge verwachtingswaarde. De gronden in de directe omgeving van de Van Walbekestraat behoren tot een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde. Ten slotte bevindt zich in het zuiden van het plangebied een terrein van hoge archeologische waarde.
Bij de gemeentelijke verwachtingskaart hanteert de gemeente conform de gemeentelijke beleidsnota archeologie de volgende uitgangspunten voor terrein binnen de bebouwde kom:
- Hoge en middelhoge verwachting: bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm is het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk.
- Lage verwachting: bij ingrepen groter dan 5 ha en dieper dan 50 cm is het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk.
- Hoge archeologische waarde: bij ingrepen is het uitvoeren van archeologisch onderzoek noodzakelijk.
In onderhavig bestemmingsplan zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - archeologische verwachtingswaarde hoog' en 'Waarde - archeologische verwachtingswaarde laag' opgenomen. Deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen voor die gronden die op de archeologische verwachtingskaart een hoge/middelhoge verwachtingswaarde dan wel een lage verwachtingswaarde hebben. De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' hebben een hoge archeologische waarde. Door deze dubbelbestemmingen worden (eventuele) archeologische waarden beschermd. Een initiatiefnemer tot bodemverstorende activiteit dient immers door de dubbelbestemmingen in bepaalde gevallen aan te tonen dat geen archeologische belangen worden geschaad. Dit betekent dat voorafgaand aan bepaalde werkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd om aan te tonen dat archeologische waarden al dan niet aanwezig zijn. Stuit men op archeologische waarden dan dienen, afhankelijk van het belang van dit deel van het bodemarchief, vervolgmaatregelen te worden genomen. Deze kunnen bestaan uit beheersmaatregelen waarmee dit deel van het bodemarchief voor de toekomst voldoende wordt veiliggesteld, of vervolgonderzoek.
Omdat onderhavig bestemmingsplan een beheerplan is en er geen grootschalige nieuwbouw rechtstreeks wordt mogelijk gemaakt, is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Mochten er tijdens het uitvoeren van civiele werkzaamheden archeologische resten aangetroffen worden, geldt een meldingsplicht volgens de WAMZ 2007, art, 53, lid 1 en 2.
4.7 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot (spoor)wegverkeerslawaai en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
Wat betreft geluid veroorzaakt door het wegverkeer is in de Wet geluidhinder de verplichting opgenomen tot het verrichten van onderzoek naar de geluidsbelasting op gevels van woningen en daarmee gelijk te stellen geluidgevoelige objecten. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een stedelijk gebied bedraagt de breedte van de onderzoekszone aan weerszijden van de weg 200 meter. Dit onderzoek kan achterwege blijven indien een weg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Bovendien kan het onderzoek voor wegen waar een maximale snelheid van 30 km/uur geldt of wegen die zijn aangeduid als 'woonerf' achterwege blijven. Geconcludeerd kan worden dat onderzoek in verband met wegverkeerslawaai in het kader van dit bestemmingsplan niet nodig is.
Spoorweglawaai
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan bevindt zich buiten de zone van een spoorweg.
Industrielawaai
Op basis van de Wet geluidhinder geldt een verplichte zonering voor industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn gevestigd of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken. Binnen het plangebied is geen industrieterrein met een verplichte geluidzonering aanwezig. Ook is het plangebied niet gelegen binnen de vastgestelde geluidszone rond een dergelijk industrieterrein in de omgeving.
4.8 Bedrijven
In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastende functies en milieugevoelige functies.
Bedrijven en voorzieningen die in de nabijheid van woningen zijn gesitueerd kunnen voor overlast/hinder zorgen. Deze hinderproblematiek kan uit een aantal factoren van het productieproces voortvloeien, zoals lawaai, trillingen, stank en andere vormen van verontreiniging.
Rond bedrijven en voorzieningen liggen hindercirkels waarvan de minimale afstanden ten opzichte van gevoelige functies (zoals woningen) bepaald worden aan de hand van onder andere het bedrijfstype en de omvang van het bedrijf/de voorziening. Voor het bepalen van de minimale afstanden worden de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" (2009) en de "Regeling geurhinder en veehouderij" (2007) gebruikt.
In en rondom het plangebied komen meerdere (agrarische) bedrijven en voorzieningen voor. Het voorliggende plan is een consoliderend plan waarin er van wordt uitgegaan dat elk bedrijf en elke voorziening een milieuvergunning of melding Wet milieubeheer heeft die is afgestemd op de huidige situatie.
4.9 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
- a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde (zie Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen);
- b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect;
- c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 (van de Wet milieubeheer) een grenswaarde is opgenomen;
- d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekenende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
- infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
- kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die niet passen binnen bovenstaande opsomming uit artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Geconcludeerd kan worden dat door de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
4.10 Externe Veiligheid
In hoofdstuk 3 is reeds stilgestaan bij het door de gemeente opgestelde beleidsdocument over externe veiligheid. Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
- of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
- of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde van 10-6 per jaar.
Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute.
Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:
- 10-5 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-7 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-9 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
- et cetera.
Inrichtingen
Binnen het plangebied is het zwembad Oase aan de Dorpsstraat 1 gelegen. Dit zwembad word beschouwd als een risicovolle inrichting wegens chlooropslag. Er is een tank natriumhypochloriet met een inhoud van 400 liter aanwezig in combinatie met een tankje met zwavelzuur met een inhoud van 150 liter. De leidraad risico-inventarisatie geeft een effectafstand letaal (1% letaal) voor van 40 meter. De afstanden welke zijn opgenomen in de leidraad risico-inventarisatie voor de opslag van natriumhypochloriet en zwavelzuur hebben echter een puur indicatieve betekenis. Het zwembad is geen inrichting welke valt binnen de werkingssfeer van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Er is derhalve geen formeel rekenvoorschrift om het groepsrisico van het zwembad te kunnen toetsen. Daarmee is er eveneens geen formele toetsing van het externe veiligheidsrisico mogelijk noch noodzakelijk.
Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen zijn een waarschuwing aan de bevolking om te schuilen (ramen en deuren sluiten) en evacuatie naar locaties buiten het invloedsgebied de belangrijkste taken van de brandweer en het bevoegd gezag. Binnen 40 meter van de inrichting bevinden zich alleen sportvelden (voetbal/tennis) en geen woningen. Er is voldoende mogelijkheid om zich van de risicobron te verwijderen.
Binnen het plangebied bevindt zich eveneens aan Stevenskamp 50 een aardgasreduceerstation van Liander. Het gasreduceerstation valt niet onder de werkingssfeer van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Het reduceerstation heeft geen PR10-6 contour. Het station valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Er is daarom geen formeel rekenvoorschrift om het groepsrisico van het station te kunnen toetsen. Het Activiteitenbesluit geeft een veiligheidsafstand van 15 meter voor een type C-station. Binnen deze veiligheidsafstand zijn geen kwetsbare objecten gesitueerd. Tevens worden er in de directe omgeving van het reduceerstation geen ontwikkelingen voorzien. Daarmee is er geen formele toetsing van het externe veilgheidsrisico mogelijk noch noodzakelijk.
Buisleidingen
Kabels en leidingen zijn elementen waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen nadrukkelijk rekening moet worden gehouden. Aangrenzend aan en gedeeltelijk in het plangebied ligt een aardgastransportleiding (4,5 inch en 40 bar) van de Gasunie. De PR 10-6 contour van de leiding ligt op 0 meter van de leiding. Daarmee legt het plaatsgebonden risico geen beperkingen op aan het plangebied. Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de leiding. Gelet op het feit dat de in het plangebied gelegen aardgastransportleidingen in een gebied liggen waar geen nieuwe ontwikkelingen spelen, wordt een toetsing niet nodig geacht.
Op de verbeelding is de leiding opgenomen met een belemmeringenstrook van 4 meter gerekend uit het hart van de leiding. Uit oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering is het oprichten van enig bouwwerk en/of het aanbrengen van diepwortelende beplanting binnen de aangegeven belemmeringenstrook niet toegestaan. Tevens is binnen deze strook het uitvoeren van werkzaamheden, die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen of gevaar voor personen en/of goederen kunnen opleveren niet toegestaan, behoudens schriftelijke toestemming van de leidingbeheerder.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg
De gemeente Raalte heeft aangegeven welke wegen binnen de gemeente een route voor gevaarlijke stoffen betreft. Deze route is als volgt: N348 Deventer-Raalte tot aan de N35; vervolgens de N35 richting Zwolle en de N35 richting Nijverdal tot de afslag Ommen-Hoogeveen en de N348 richting Hoogeveen. Uitsluitend over deze aangewezen wegen mogen routeplichtige gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op overige wegen is dat alleen bij ontheffing toegestaan. Het invloedsgebied bedraagt 300 meter.
Het plangebied is gelegen ver buiten het invloedsgebied van deze route van transport van gevaarlijke stoffen.
Vervoer gevaarlijke stoffen over water
Het plangebied is gelegen ver buiten het invloedsgebied van de dichtstbijzijnde vaarweg die relevant is in het kader van externe veiligheid.
Vervoer gevaarlijke stoffen over spoor
Het plangebied is gelegen ver buiten het invloedsgebied van de dichtstbijzijnde spoorweg die relevant is in het kader van externe veiligheid.
Brandweer
Het bestemmingsplan is als voorontwerp ter beoordeling aan de brandweer en de Veiligheidsregio IJsselland voorgelegd. De reactie van deze partijen is in onderhavig bestemminsplan verwerkt.
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
In het algemeen wordt met de toekenning van een bestemming zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige functies. Daarnaast wordt met het opstellen van dit plan beoogd een zodanig plan te ontwerpen, dat enerzijds rechtszekerheid wordt geboden aan de burgers en dat anderzijds voldoende praktische mogelijkheden worden geboden om flexibel op ondergeschikte aanpassingen in te kunnen spelen. In het algemeen kan dan ook worden gesteld dat het huidige gebruik van gronden en gebouwen de basis heeft gevormd voor dit onderdeel van het plan oftewel het onderhavige bestemmingsplan consolideert in dat opzicht in belangrijke mate de ruimtelijke situatie en biedt kaders voor het behoud van een goed woon- en leefklimaat.
5.2 Beschrijving Van De Verbeelding
Wonen
Aan alle woonbebouwing binnen het plangebied is een positieve bestemming toegekend. De woningen zijn op de verbeelding voorzien van een bouwvlak, waarbinnen de woning dient te staan/dient te worden gebouwd.
Er zijn vier woonbestemmingen in onderhavig bestemmingsplan, waarbij als volgt onderscheid wordt gemaakt in de toegestane goot- en/ of bouwhoogtes:
- "Wonen - 1": goothoogte maximaal 4 m, bouwhoogte maximaal 10 m.
- "Wonen - 2": goothoogte minimaal 3,5 m - maximaal 6,5 m, bouwhoogte maximaal 10 m.
- "Wonen - 3": de goot- en bouwhoogte zijn opgenomen op de verbeelding.
- "Wonen - Woonwagenstandplaats": goothoogte maximaal 3 m, bouwhoogte maximaal 5 m.
Verder is er onderscheid gemaakt in het type woning, te weten vrijstaand, twee-aan-een, gestapeld of aaneengebouwd. Dit is met een gelijknamige aanduiding in het bouwvlak aangegeven.
De bijgebouwenregeling is voor drie van de vier woonbestemmingen gelijk. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 75 m² bedragen. Daarbij mag de gezamenlijke oppervlakte van de totale bebouwing maximaal 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen. Alleen voor "Wonen - Woonwagenstandplaats" geldt een andere regeling. Binnen deze bestemming mag de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorend bouwwerken en overkappingen niet meer dan 30 m² bedragen en de oppervlakte voor een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 10 m².
Die delen van het woongebied die uit stedenbouwkundige overwegingen onbebouwd dienen te blijven - en welke als tuin of erf in gebruik zijn - zijn tot "Tuin" bestemd. Het betreft in vrijwel alle gevallen de voortuinen en soms ook de zijtuinen. Ook door de gemeente aan particulieren verkochte grond heeft een bestemming "Tuin" gekregen.
Naast de woonfunctie is ook de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis een algemeen aanvaarde activiteit. Het betreft hier beroeps- of bedrijfsuitoefeningen, die door hun aard aanvaardbaar moeten worden geacht binnen het woonmilieu en waarvan mag worden aangenomen dat daarvan geen negatieve invloed uitgaat. Daar het van belang is dat de woning de woonfunctie blijft behouden, zijn er beperkingen gesteld aan de oppervlakte die mag worden ingenomen voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf.
Bedrijven
Bedrijven die volgens de bedrijvenlijst binnen categorie 1 of 2 vallen zijn zonder meer toegestaan binnen de bestemming "Bedrijf". De gronden waar op basis van het vigerende plan bedrijven met een hogere categorie zijn toegestaan, hebben de aanduiding met een specifieke categorie gekregen, zodat de vigerende rechten gewaarborgd blijven. Daarnaast zijn de gronden met een specifieke functie voorzien van een specifieke aanduiding, omdat deze bedrijven niet vallen binnen de toegestane categorie bedrijven.
Aanwezige toegestane bedrijfswoningen zijn op de verbeelding aangeduid.
Voor het nutsgebouw dat groter is dan 15 m2 en hoger is dan 3 meter is een bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf" opgenomen. De kleinere gebouwtjes zijn vergunningsvrij.
Voorzieningen
De bestemmingen "Detailhandel" is opgenomen overeenkomstig de vigerende bestemmingen.
Verder kent het plangebied een aantal maatschappelijke functies zoals een school, een kerk en een begraafplaats. Deze hebben een bestemming "Maatschappelijk" gekregen.
Omdat begraafplaatsen in grote mate afwijken van de verschijningsvorm van overige maatschappelijke functies is hiervoor een aanduiding opgenomen binnen de bestemming "Maatschappelijk".
De kantoren aan het Dorpsplein zijn bestemd als "Kantoor". De aanwezige horeca heeft de bestemming “Horeca” gekregen.
Verder hebben de sportaccommodatie en het zwembad de bestemming "Sport" gekregen.
Agrarisch
De gronden aan de noordwestzijde van het plangebied, een perceel aan de Dorpsstraat en gronden aan de zuidoostzijde van het plangebied (omgeving bedrijventerrein) die agrarisch in gebruik zijn, hebben de bestemming "Agrarisch" gekregen.
Bos
De gronden aan de noordzijde van het plangebied (aan de Dorpsstraat) die als bos in gebruik zijn, hebben de bestemming "Bos" gekregen.
Openbare ruimte
De openbare ruimte bestaat uit de wegen, het groen en de waterlopen in het plangebied.
De categorisering, zoals die is terug te vinden in het gemeentelijk verkeersbeleid heeft zijn vertaling gekregen in het bestemmingsplan. De wegen die in het GVVP zijn aangegeven als een weg met een verkeersfunctie (stroomweg/gebiedsontsluitingsweg) hebben de bestemming "Verkeer" gekregen. Wegen met een verblijfsfunctie (Erftoegangsweg A/Erftoegangsweg B) hebben een bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" gekregen.
Structureel groen heeft de bestemming "Groen" toegekend gekregen. (Fiets)paden vallen hier ook onder. In de openbare ruimte zijn binnen de bestemmingen "Groen", "Verkeer", "Verkeer-Verblijfsgebied" en "Water" evenementen in het algemeen toegestaan. Ook binnen de bestemming "Sport" zijn evenementen in het algemeen toegestaan. Het gaat hierbij om de grootschalige ruimtelijk relevante evenementen die in het bestemmingsplan worden toegestaan. Kleine evenementen worden niet aan het bestemmingsplan getoetst, die zijn sowieso toegestaan aangezien ze niet ruimtelijk relevant zijn.
De belangrijkste waterpartijen hebben een bestemming “Water” gekregen. Kleinere watergangen en waterpartijen zijn opgenomen binnen de bestemming "Groen".
Leidingen
In het plangebied komt een aardgastransportleiding voor. Deze heeft de bestemming Leiding gekregen.
Waarden
De dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog" is toegekend aan het gebied met een hoge verwachtingswaarde. De dubbelbestemming "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde laag" is toegekend aan het gebied met een lage verwachtingswaarde. De dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is toegekend aan het gebied met een hoge archeologische waarde.
5.3 Ontwikkelingen
5.3.1 Overgenomen ontwikkelingsregelingen uit vigerende plannen
Het onderhavige bestemmingsplan regelt in feite alleen de huidige situatie. Desalniettemin zijn de ontwikkelingsregelingen in de vorm van drie wijzingsbevoegdheden uit de voorgaande bestemmingsplannen Heeten 1997 en Heeten 1997 partiële herziening 1999-1 (waarvan tot op heden geen gebruik is gemaakt) in dit plan integraal overgenomen.
Op het perceel tussen Dorpsstraat 13 en 15 is de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" opgenomen om de bestemming "Agrarisch" te wijzigen naar "Wonen". Op het perceel aan Dorpsstraat 39 is de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 2" opgenomen om de bestemming "Bedrijf" te wijzigen naar "Wonen" of naar "Detailhandel". In het centrum van de kern zijn op diverse percelen met de bestemming Wonen-1 en Wonen-2 de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied 3" opgenomen om de bestemming "Wonen-1" en "Wonen-2" te wijzigen naar "Detailhandel". Omdat er nog onduidelijkheid is over het moment van realisatie of de precieze invulling zijn deze ontwikkelingen niet bij recht in het plan meegenomen maar zijn de wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De bijbehorende voorwaarden zijn overgenomen uit het vigerende plan.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Algemeen
In deze paragraaf worden de van het bestemmingsplan deeluitmakende planregels - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien.
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is.
De bij dit plan behorende planregels zijn ingedeeld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP 2008. Deze door heel Nederland te hanteren standaard maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
- 1. Inleidende regels.
- 2. Bestemmingsregels.
- 3. Algemene regels.
- 4. Overgangs- en slotregels.
In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.
Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen.
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
In dit plan zijn drie gebiedsgerelateerde wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden sluiten direct aan bij de bevoegdheden zoals die in het betreffende voorgaande plannen waren neergelegd.
6.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Agrarisch
Deze gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden en een dierenweide. Tevens zijn bijbehorende voorzieningen zoals, nutsvoorzieningen, wegen, straten, paden en in- en uitritten, parkeervoorzieningen, (infiltratie)groenvoorzieningen, water en recreatief medegebruik toegestaan.
Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan, tenzij middels een bebouwingspercentage anders is aangegeven.
Bedrijf
Deze bestemming betreft locaties waar thans al sprake is van bedrijvigheid. Bedrijven als vermeld in de categorieën 1 en 2 van bijgevoegde lijst van bedrijven zijn toegestaan; dit betreft vrij "lichte" bedrijvigheid die in een gebied als het onderhavige in het algemeen toelaatbaar wordt geacht. De gronden waar op basis van het vigerende plan bedrijven met een hogere categorie of specifieke functie zijn toegestaan, hebben de aanduiding met een specifieke categorie en/of functie gekregen, zodat de vigerende rechten gewaarborgd blijven. Ook is het mogelijk om een bedrijf, dat niet is genoemd in de bedrijvenlijst dan wel dat voorkomt in een hogere categorie, toe te staan na afwijking. Hiertoe dient te worden nagegaan of het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegestane bedrijvigheid. Bedrijven die al aanwezig zijn, maar vallen in een hogere categorie, zijn specifiek aangeduid op de verbeelding en in de regels genoemd (respectievelijk. opgenomen in een specifieke bijlage). Daarmee worden de bestaansrechten van deze bedrijven gerespecteerd.
Van belang is, dat risicovolle activiteiten zijn uitgesloten. Dit betreft bedrijvigheid die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en vuurwerkbedrijven. Daarnaast zijn hinderlijke bedrijven expliciet uitgesloten. Dit betreft Wet geluidhinderinrichtingen en inrichtingen waarvoor een Milieueffectrapportage aan de orde is/kan zijn.
Bedrijfswoningen zijn niet in hun algemeenheid toegestaan, maar alleen daar waar dit op de verbeelding is aangegeven. In dat geval is aan de bedrijfswoning ook een regeling voor bijbehorende bouwwerken gekoppeld. Deze regeling betreft dus de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning en niet bij de bedrijfsgebouwen.
Bijbehorende bouwwerken alsmede overkappingen moeten bij bedrijfswoningen binnen het bouwvlak worden gerealiseerd omdat binnen de bouwvlakken bij deze bestemming voldoende ruimte is voor uitbreiding ten behoeve van opslag en opstal.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde geldt dat deze wel buiten de bouwvlakken mogen worden opgericht.
Bedrijf - Nutsbedrijf
Voor openbare nutsvoorzieningen geldt, dat deze tot een oppervlakte van 15 m2 en tot een hoogte van 3 m vergunningsvrij zijn. Deze hoeven dus niet te worden geregeld in het bestemmingsplan maar zijn gewoon toegestaan. De grotere nutsvoorzieningen moeten wel expliciet worden geregeld in het bestemmingsplan, waarin met deze bestemming wordt voorzien.
Bos
Deze gronden zijn bestemd voor bossen, groenvoorzieningen en recreatief medegebruik. Tevens zijn wegen, straten, paden en water toegestaan. Verder zijn er uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Detailhandel
De gronden met als hoofdfunctie detailhandel zijn als zodanig bestemd. Daarnaast zijn tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen, wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, (infiltratie)groenvoorzieningen en water toegestaan.
Groen
Deze bestemming laat onder andere groen- en speelvoorzieningen toe doch biedt ook mogelijkheden voor (ondergrondse) voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voor fiets- en voetgangerspaden.
Horeca
De bestemming "Horeca" bevat een koppeling naar de opgenomen horecalijst, waarbij horeca uit de "lichte"categorieën 1 en 2 wordt toegestaan. Daarnaast zijn tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen, wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, (infiltratie)groenvoorzieningen en water toegestaan.
Kantoor
Binnen deze bestemming zijn kantoren toegestaan. Tevens zijn nutsvoorzieningen, wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, (infiltratie)groenvoorzieningen en water toegestaan.
Maatschappelijk
Deze bestemming voorziet primair in een aantal uiteenlopende, min of meer openbare functies op sociaal, medisch, cultureel en maatschappelijk gebied. De begraafplaats is vanwege zijn afwijkende verschijningsvorm specifiek op de verbeelding aangeduid. Daarnaast zijn tuinen, erven en terreinen, nutsvoorzieningen, wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, (infiltratie)groenvoorzieningen en water toegestaan.
Sport
Relevant binnen deze bestemming is, dat in beginsel binnen het bouwvlak moet worden gebouwd, maar dat daarnaast ook nog wat bouwmogelijkheden bestaan voor materialenbergingen en tribunes, buiten het bouwvlak. Horeca mag, mits direct gerelateerd aan de sportvoorziening. Daarbij wordt met name gedacht aan sportkantines en dergelijke. Binnen deze bestemming zijn ook evenementen en kinderopvang toegestaan.
Tuin
Op de gronden met deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde met een hoogte van 1 meter worden geplaatst, alsmede pergola's met een hoogte van 2,70 m en vlaggenmasten/ lichtmasten met een hoogte van 6 m. Er is voor aangrenzende woonfuncties een speciale regeling voor de bouw van carports en erkers ten dienste van de aangrenzende woonbestemming opgenomen.
Om te bepalen tot waar de tuingrens is opgenomen op de verbeelding, is uitgegaan van de volgende keuze:
Beleidskeuze bijbehorende bouwwerken op hoekpercelen
Voor de hoekpercelen geldt als algemeen uitgangspunt een zone onbebouwd van 3 meter, voorzover de gronden gelegen zijn direct aan de openbare weg langs de zijgevel van de woning.
Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken op hoekpercelen bij woningen gelden de volgende regels (zie ook onderstaande afbeeldingen):
- Uitgangspunt is een praktische benadering, die aan de ene kant zoveel mogelijk stedenbouwkundige principes honoreert, maar ook rekening houdt met de wensen van bewoners.
- In principe wordt er een strook van 3 meter vrijgehouden in de zijtuin, indien deze grenst aan doorgaande wegen (de zijtuinstrook). Zo wordt voorkomen, dat bijbehorende bouwwerken op de perceelgrens worden gebouwd. Bijbehorende bouwwerken op de zijdelingse perceelgrens leiden tot vernauwing en verstening van het woongebied. Dit wordt stedenbouwkundig niet acceptabel geacht. Bestaande bijbehorende bouwwerken in deze zijtuinstrook worden niet wegbestemd. Echter nieuwe omgevingsvergunningsaanvragen voor de activiteit bouwen zullen worden getoetst aan dit beleid (voorbeeld 1 en 2).
- Indien een bestaande woning op minder dan 1 meter vanaf de zijdelingse perceelgrens is gesitueerd wordt ervoor gekozen om op die strook wel bijbehorende bouwwerken toe te staan. In feite heeft immers de verstening hier plaatsgevonden (voorbeeld 3).
- Er geldt geen zijtuinstrook indien de woning gelegen is aan openbaar groen (een groenstrook van minimaal 3 meter breed) (voorbeeld 4), een pad/weg naar binnenterreinen (niet doorlopende routes) (voorbeeld 5) of parkeerstroken (voorbeeld 6).
- Wel dient in alle gevallen voorkomen te worden dat op een hoekperceel bijbehorende bouwwerken komen te liggen voor de voorgevellijn van woningen, die op de zijstraat zijn georiënteerd. Dit wordt dan ook niet toegestaan.
Verkeer
Binnen deze verkeersbestemming zijn ook voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, alsmede parkeer- en groenvoorzieningen en diverse andere - mits ondergeschikte - voorzieningen realiseerbaar. De bestemming richt zich met name op het doorgaande verkeer.
Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming heeft vooral betrekking op wegen met het karakter van een woonstraat. Daarnaast zijn diverse andere functies toegestaan. Gebouwen zijn in principe niet toegestaan, tenzij dat specifiek zo is aangegeven/geregeld.
Water
Naast de feitelijke verschijningsvorm van deze functie (water) is ook de waterbergende functie van belang. Gebouwen zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij het gaat om een gebouw ten dienste van een waterhuishoudkundig project. Dit mag rechtens (afwijking is dus niet nodig) en tot een oppervlakte van 25 m2.
Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3
Aanduidingen op de verbeelding geven weer welk woningtype is toegestaan, vrijstaand, twee-aaneengebouwd, aaneengebouwd of gestapeld. Het verschil in toekennen van de bestemmingstypen (1, 2 of 3) hangt samen met de toegestane goot- en bouwhoogtes van de hoofdgebouwen. De bepalingen ten aanzien van de situering en ten aanzien van de bijbehorende bouwwerken zijn gelijk. Beroepen en/of bedrijven aan huis zijn gewoon toegestaan. Het gaat om beroepen/bedrijfjes die wegens hun aard als passend binnen de woonfunctie worden geacht. Dit betekent ook, dat sprake dient te zijn van ondergeschiktheid aan de woonfunctie. Grotere bedrijvigheid past niet zomaar, hiervoor is een afzonderlijke regeling vereist. De specifieke gebruiksregels geven weer wanneer een gebruik voor een beroep of bedrijf in overeenstemming met de bestemming wordt geacht.
De toegestane goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bijbehorende bouwwerken is weergegeven in de regels. Daarbij is van belang, dat hoe dan ook mag worden aangesloten bij de dakhelling van het hoofdgebouw. De maximale oppervlakte mag 75 m2 bedragen bij een bebouwingspercentage van de te bebouwen gronden van 50%.
Voor mantelzorg is een aparte inwoningsregeling opgenomen. Zo kan het bevoegd gezag ten behoeve van mantelzorg een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning). Overigens mag niet meer dan 75 m2 van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van inwoning.
Binnen de bestemming Wonen-3 (verzorgingshuis aan de Stevenskamp) is voor één van de gebouwen een aanduiding maatschappelijk opgenomen. Daarbinnen zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
Wonen - Woonwagenstandplaats
Een klein gedeelte van het plangebied heeft deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn woonwagenstandplaatsen toegestaan. Tevens zijn tuinen, erven, nutsvoorzieningen, wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, (infiltratie)groenvoorzieningen en water toegestaan. In de bouwregels zijn specifieke regels opgenomen voor de maatvoering van de woonwagens en de bijbehorende bouwwerken.
Leiding
Dit is een dubbelbestemming, waarbij het belang van de betreffende leiding voorop staat. Pas na een belangenafweging kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het bouwen ten dienste van de basisbestemming. Met "basis"bestemming wordt de onderliggende bestemming bedoeld, de term "basis" duidt niet op een rangschikking. Uit oogpunt van veiligheid is het belang van de leiding primair.
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog en Waarde - Archeologischeverwachtingswaarde laag
In verband met verwachte archeologische waarden is voor een nader aangeduid gebied een dubbelbestemming opgenomen en is bepaald dat voor grotere ingrepen een bouwverbod geldt. Het gaat hierbij concreet om gebieden met een lage en hoge verwachtingswaarde en om ingrepen van meer dan 5 ha respectievelijk 100 m2 en dieper dan 50 cm. Verder worden de gronden ook beschermd middels een omgevingsvergunningensysteem.
Waarde - Archeologie
In verband met de hoge archeologische waarden is voor een nader aangeduid gebied een dubbelbestemming opgenomen en is bepaald dat een bouwverbod geldt.
Verder worden de gronden ook beschermd middels een omgevingsvergunningensysteem.
Anti-dubbeltelregel
Deze regeling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een bebouwd oppervlak was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel, wordt betrokken.
Algemene bouwregels
In deze bepaling zijn regels opgenomen voor bestaande afstanden en maten.
Algemene gebruiksregels
Gebruik mag uitsluitend plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit volgt uit de Wro. Om iedere discussie te voorkomen, is ten aanzien van een aantal gebruiksvormen expliciet aangegeven dat dit hoe dan ook als strijdig gebruik wordt aangemerkt. Het feit dat een bijzondere gebruiksbepaling is opgenomen betekent overigens niet dat met behulp van een a contrario-redenering ander gebruik toelaatbaar moet worden geacht. Het gebruik zal steeds moeten worden getoetst aan de bestemmingsomschrijving in samenhang met de verbeelding en de bouwregels.
Algemene afwijkingsregels
In deze regel is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid toegekend voor een aantal nader omschreven afwijkingen van het bestemmingsplan.
Indien de verbeelding niet geheel blijkt overeen te stemmen met de werkelijke afmetingen in het terrein kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen van het plan teneinde afwijkingen op ondergeschikte punten mogelijk te maken. De bepaling geeft de voorwaarden aan waaronder een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend.
Voorts is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor onderdelen van hoofdgebouwen.
Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zal moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.
Overige regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaan, in uitvoering zijn of mogen worden gebouwd krachtens een op dat moment reeds aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mogen in beginsel gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Bij de vraag of de afwijking wordt vergroot kan ook het gebruik relevant zijn.
In het tweede lid is het gebruiksovergangsrecht opgenomen. Bestaand gebruik mag in beginsel worden gehandhaafd. Ook is een uitsluitingsclausule opgenomen voor gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Illegale bouwwerken en/of illegaal gebruik vallen niet onder het overgangsrecht. Daarnaast eindigt de bescherming van het overgangsrecht indien het afwijkende gebruik langer dan een jaar wordt onderbroken.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan opgestart (artikel 3.8 Wro).
7.1.1 Inspraak
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak en inspraak wordt in de Wro ook niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen, bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan heeft de gemeente Raalte besloten geen inspraak plaats te laten vinden.
7.1.2 Overleg
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd. In Bijlage 3Verslag vooroverlegreacties zijn de binnengekomen reacties samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. Daar waar nodig zijn de reacties van de instanties in dit plan verwerkt.
7.1.3 Vaststellingsprocedure
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan heeft in dit kader ter visie gelegen gedurende een periode van zes weken (van 7 maart 2013 t/m 17 april 2013). Gedurende deze periode hebben enkele personen hun zienswijzen kenbaar gemaakt tegen het plan. De zienswijzen zijn verwoord en van een reactie van de gemeente voorzien in een Zienswijzennota. Deze zienswijzennota is als bijlage bij het vaststellingsbesluit opgenomen. Het plan is daarna gewijzigd ter vaststelling aangeboden aan de gemeenteraad en deze heeft het bestemmingsplan op 20 juni 2013 vastgesteld.
7.1.4 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Na deze beroepstermijn is het plan onherroepelijk en treedt het plan in werking (behalve als een verzoek om een voorlopige voorziening leidt tot een schorsing).
7.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor wat betreft de economische uitvoerbaarheid kan worden gesteld dat het hier grotendeels gaat om de planologische regeling van een bestaande situatie. Gezien het bovenstaande brengt het bestemmingsplan als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.
Bijlage 1 Lijst Van Horecabedrijven
Categorie 1 "lichte horeca"
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:
- automatiek;
- broodjeszaak;
- cafetaria;
- croissanterie;
- koffiebar;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar;
- tearoom;
- traiteur.
1b. Overige lichte horeca, zoals:
- bistro;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- hotel.
1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:
- horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).
Categorie 2 "middelzware horeca"
Horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
- bierhuis;
- biljartcentrum;
- café;
- proeflokaal;
- shoarma/grillroom;
- zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 "zware horeca"
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub.
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 1 Situering plangebied
Bijlage 2 Archeologische Verwachtingskaart
Bijlage 2 Archeologische verwachtingskaart