KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Bedrijventerrein
Artikel 6 Bos
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Groen
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - Uit Te Werken
Artikel 18 Leiding - Gas
Artikel 19 Leiding - Water
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Artikel 21 Waterstaat - Beheerszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Artikel 23 Algemene Bouwregels
Artikel 24 Algemene Gebruiksregels
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Artikel 29 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Uitgangspunten Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving
2.1 Algemeen
2.2 Ontstaansgeschiedenis
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijf En Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Bodem
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Water
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Planopzet En Juridische Verantwoording
5.1 Standaardisering En Digitalisering
5.2 Juridisch Kader
5.3 Opbouw Planregels
5.4 Verantwoording Van De Regels
5.5 Analoge Verbeelding Van Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
7.2 Vooroverleg
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Reactienota Zienswijzen

Kleine Kernen

Bestemmingsplan - gemeente Tubbergen

Vastgesteld op 14-03-2016 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kleine Kernen met identificatienummers NL.IMRO.0183.1317009-vg01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 (hoek)erker:

een uitbouw met beperkte omvang, gerealiseerd voor een naar de weg of openbaar groen gekeerde gevel van het hoofdgebouw;

1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:

het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 agrarisch natuurbeheer

natuurbeheer op landbouwgronden uitgevoerd door boeren gecombineerd met de agrarische bedrijfsvoering;

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde gebaseerd op de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.13 bed-and-breakfast:

het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.14 bedrijf:

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

1.15 bedrijfsinstallatie

een installatie ten behoeve van de bedrijfsprocesvoering alsmede systemen ten behoeve van de klimaatbeheersing;

1.16 bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 beperkt kwetsbaar object:

een object waar ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.19 bestaand:

a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:

1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van dit plan;

2. aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning;

b. ten aanzien van het overige gebruik:

1. bestaand ten tijde van inwerkingtreding van dit plan;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tevens bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een zolder en vliering;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 bruto-vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een bouwwerk gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen;

1.31 cultuurhistorische waarden:

waarden van een gebied en/of de daarin voorkomende bebouwing, elementen en structuren, die uitdrukking geven aan de beschavingsgeschiedenis en/of het gebruik door de mens in de loop van de geschiedenis;

1.32 dak:

iedere vorm van bovenbeëindiging van een gebouw;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.35 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.36 dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.37 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.38 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw;

1.39 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomaat;

1.40 evenement:

een (jaarlijks) terugkerende meerdaagse gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot sport, muziek, ontspanning en cultuur;

1.41 extensief dagrecreatief medegebruik

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.42 garagebox

een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik;

1.43 geaccidenteerd terrein:

een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 m (glooiend landschap);

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 gestapelde woningen

boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen (niet zijnde twee-aan-een gebouwde woningen dan wel aaneengebouwde woningen), waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;

1.46 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.47 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.48 hoofdverblijf

het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;

1.49 horecabedrijf:

een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.50 huishouding:

een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

1.51 inwoning:

wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;

1.52 jongeren ontmoetingsplek:

een openbare voorziening voor jongeren met een zitgelegenheid en een beschutting tegen regen en wind;

1.53 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.54 kantoor:

een ruimte of complex dat, door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratie, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening;

1.55 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen of planten;

1.56 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, niet te gebruiken als woonruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij 'bebouwing in geaccidenteerd terrein' gelegen beneden peil;

1.57 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Dit kampeerterrein of plaats heeft betrekking op een kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen;

1.58 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.59 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.60 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.61 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, (sociaal-)medische, museale, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, kinderopvang, lichamelijke en/of geestelijke volksgezondheid, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.62 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijk-verpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.63 meetverschil:

een door feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;

1.64 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.65 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

1.66 niet - grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief kwekerijbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;

1.67 ondergeschikte horeca

Het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaats vindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaats vindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit.

1.68 peil:

Onder het peil wordt verstaan:

a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;

1.69 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.70 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.71 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.72 recreatiewoning

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.73 risicovolle inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare object;

1.74 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.75 standplaats voor ambulante handel

de voor publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaatsen waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel bedrijfsmatig goederen te koop worden aangeboden, goederen worden verstrekt of diensten worden verleend;

1.76 supermarkt:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

1.77 veldschuur:

een vrij in het open veld staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van agrarische producten of agrarische werktuigen;

1.78 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.79 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt;

1.80 verdieping(en):

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;

1.81 verkooppunt van motorbrandstoffen:

een inrichting voor de uitoefening van detailhandel in motorbrandstoffen, waaronder begrepen smeermiddelen voor motorvoertuigen en benodigdheden voor gebruik, reiniging of spoedeisende reparaties van motorvoertuigen alsmede accessoires daarvoor en daaraan ondergeschikt detailhandel in voedings- en genotmiddelen;

1.82 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.83 voorgevelrooilijn:

de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;

1.84 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld de periodieke verkoop in consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.85 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen;

1.86 winkelvoorzieningen:

voorzieningen die ten dienste staan van een supermarkt zoals een gebouw ten behoeve van de stalling van winkelwagens, een flessenophaal- en inleverpunt en soortgelijke aan de supermarkt ondergeschikte voorzieningen;

1.87 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;

1.88 woonhuis:

een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.89 zakelijke dienstverlening:

bedrijfsmatige activiteit welke niet gericht is op het produceren van goederen, maar op het verlenen van diensten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de afstand tussen de zijdelingse perceelgrenzen en het punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, liftkokers, lichtkappen, zonnepanelen en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.8 maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het agrarisch gebruik;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
  3. e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
  4. f. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een ontvangstruimte ten behoeve van verkoop van eigen en streekeigen producten vanaf de boerderij, rondleidingen, en dergelijke;
  5. g. een bestaande locatie voor kleinschalig kamperen voorzover het gronden betreft op of aansluitend aan het agrarisch bouwvlak;
  6. h. cultuurgrond;
  7. i. openbare nutsvoorzieningen;
  8. j. extensief dagrecreatief medegebruik;
  9. k. paardrijbakken;
  10. l. wegen en paden;
  11. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  12. n. evenementen;
  13. o. groenvoorzieningen;
  14. p. parkeervoorzieningen;
  15. q. tuinen, erven en terreinen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend nutsvoorzieningen zijn toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' uitsluitend opslag, niet zijnde de opslag van brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen, is toegestaan;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten' opslag niet is toegestaan;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie' uitsluitend een antenne ten behoeve van mobiele telecommunicatie is toegestaan;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'garage' is een autobedrijf toegestaan;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuiterijf' tevens een autospuiterij is toegestaan;
    7. 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' tevens een installatiebedrijf is toegestaan;
    8. 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbedrijf' tevens een metaalbedrijf is toegestaan;
    9. 9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek' tevens een timmerfabriek is toegestaan;
    10. 10. met uitzondering van een uitvaarcentrum is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - uitvaartbedrijf' tevens een uitvaartbedrijf toegestaan;
    11. 11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - woninginrichter' tevens een woninginrichter is toegestaan;
    12. 12. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' tevens een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg met bijbehorende detailhandel is toegestaan;
    13. 13. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens een verkooppunt motorbrandstoffen met of zonder lpg met bijbehorende detailhandel is toegestaan;
    14. 14. ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf' tevens een bouwbedrijf is toegestaan;
    15. 15. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een kantoor is toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' of de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – bedrijfswoning 1';
  2. c. niet-zelfstandige kantoren ten behoeve van de in artikel 4.1 onder a toegestane bedrijvigheid;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. wegen en paden;
  8. i. tuinen, erven en terreinen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven genoemd in de in Bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein, met dien verstande dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' uitsluitend een bedrijf tot en met categorie 2 is toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend een bedrijf tot en met categorie 3.1 is toegestaan;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend een bedrijf tot en met categorie 3.2 is toegestaan;
    4. 4. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' tevens een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg met bijbehorende detailhandel is toegestaan;
    5. 5. ter plaatse van de aanduiding 'zendmast' tevens een zendmast is toegestaan;
    6. 6. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens een supermarkt is toegestaan;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, uitsluitend overeenkomstig de bestaande bedrijfsvoering;
  3. c. productiegebonden detailhandel;
  4. d. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. niet-zelfstandige kantoren ten behoeve van de in artikel 5.1 onder a toegestane bedrijvigheid;
  2. f. horeca ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. nutsvoorzieningen;
  5. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. wegen en paden;
  8. l. tuinen, erven en terreinen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bos

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;


met daaraan ondergeschikt:

  1. b. de aanleg, instandhouding en ontwikkeling van bosbeplanting ten behoeve van de houtproductie;
  2. c. speelvoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water;
  6. g. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, met dien verstande dat:
    1. 1. deze functie alleen is toegestaan op de begane grond;
    2. 2. opslag ten dienste van en in directe relatie met de ter plaatse gevestigde detailhandelsvestiging tevens wordt toegestaan op de tweede en/of hogere bouwlaag;
  2. b. een wijnproeverij ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  3. c. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning;
  2. e. wegen en paden;
  3. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. parkeervoorzieningen;
  7. j. tuinen, erven en terreinen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in díe zin dat de aanduiding 'supermarkt' wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. speelvoorziening met dien verstande dat speelvoorzieningen in de vorm van speelplaatsen/ sport- c.q. trapvelden met de hierbij behorende voorzieningen met een oppervlakte groter dan 50 m² uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  4. d. in- en uitritten;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. kunstobjecten;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen;
  10. j. evenementen;
  11. k. verkeersvoorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven in de categorie 1 zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 3 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten;
  2. b. horecabedrijven in de categorie 1 en 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 3 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  3. c. horecabedrijven in de categorie 1, 2 en 3 zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 3 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' zijn uitsluitend geluidswerende voorzieningen toegestaan;
  5. e. wonen, voor zover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. g. speelvoorzieningen;
  3. h. groenvoorzieningen;
  4. i. nutsvoorzieningen;
  5. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  6. k. parkeervoorzieningen;
  7. l. wegen en paden;
  8. m. tuinen, erven en terreinen.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. nutsvoorzieningen;
  3. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. wegen en paden;
  6. g. tuinen, erven en terreinen.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  3. c. een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met dien verstande dat een kantoor uitsluitend is toegestaan op de tweede en/of hogere bouwlaag;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel ten behoeve van de maatschappelijke voorziening toegestaan, met dien verstande dat de detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond;


met daaraan ondergeschikt:

  1. e. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. f. speelvoorzieningen, met dien verstande dat speelvoorzieningen in de vorm van speelplaatsen/ sport- c.q. trapvelden met de hierbij behorende voorzieningen buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. wegen en paden;
  8. l. tuinen, erven en terreinen.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De als "Recreatie" bestemde gronden zijn bestemd voor:

  1. a. recreatiewoningen;

met de daarbij behorende:

  1. b. tuinen, erven en terreinen;
  2. c. sport- en speelterreinen;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. h. overige bouwwerken, geen bijbehorende bouwwerken zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van recreatiewoningen anders dan voor recreatief verblijf;
  2. b. het gebruik van recreatiewoningen voor de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
  3. c. het gebruik van de recreatiewoningen anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
  4. d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
  5. e.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' bestemde gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport, sportactiviteiten, sportvelden, en speelterreinen met bijbehorende voorzieningen;


met daaraan ondergeschikt:

  1. b. ondergeschikte horeca;
  2. c. speelvoorzieningen
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. wegen en paden;
  8. i. tuinen, erven en terreinen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nader eisen stellen:

  1. a. ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
  2. b. aan de plaats, afmetingen en technische uitvoering van lichtmasten en lichtbronnen, zulks ter voorkoming van onevenredige lichthinder voor omwonenden en aantasting van nabijgelegen natuurwaarden.

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. straatmeubilair;
  4. d. terrassen;
  5. e. evenementen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. kunstobjecten;
  8. h. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
  9. i. speelvoorzieningen;
  10. j. groenvoorzieningen;
  11. k. openbare nutsvoorzieningen;
  12. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  13. m. tuinen, erven en terreinen.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

14.4 Specifieke gebruiksregels

14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water;
  2. b. oevers;
  3. c. extensief dagrecreatief medegebruik;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water;
  7. g. wegen en paden.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. een kookstudio ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kookstudio';
  3. c. een fysiotherapiepraktijk ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg';
  4. d. een instelling ten behoeve van gezondheidszorg ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. speelvoorzieningen;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. openbare nutsvoorzieningen;
  4. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. wegen en paden;
  7. k. tuinen, erven en terreinen.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

16.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 17 Wonen - Uit Te Werken

17.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. speelvoorzieningen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. openbare nutsvoorzieningen;
  4. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. wegen en paden;
  7. h. tuinen, erven en terreinen.

17.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in artikel 17.1 omschreven bestemming uit in een uitwerkingsplan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het maximum aantal te bouwen woningen bedraagt 5;
  2. b. de bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 10 m;
  3. c. de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 4 m;
  4. d. de woningen worden vrijstaand dan wel twee-aaneen gebouwd;
  5. e. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de woningen;
  6. f. de bodem dient geschikt te zijn voor de bouw van de woningen.

17.3 Bouwregels

Zolang een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 17.2 nog niet is vastgesteld door burgemeester en wethouders, mag op de in artikel 17.1 bedoelde gronden niet worden gebouwd.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een gastransportleiding;

met de daarbijbehorende:

  1. b. veiligheidszone;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een gasleiding.
  2. b. Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 18.2 en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    2. 2. er geen kwetsbare objecten, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, worden gebouwd;
    3. 3. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen gasleiding niet wordt geschaad;
    4. 4. de veiligheid van personen en goederen met betrekking tot de gasleiding niet mag worden geschaad.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in artikel 18.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een aangegeven veiligheidszone.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 18.4 onder b en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:
    1. 1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    2. 2. er geen kwetsbare objecten, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, worden gebouwd;
    3. 3. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen gasleiding niet wordt geschaad;
    4. 4. de veiligheid van personen en goederen met betrekking tot de gasleiding niet mag worden geschaad.

18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming(en):
    1. 1. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    2. 2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    3. 3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    4. 4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
    5. 5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen
    6. 6. het rooien van diepwortelende beplanting en bomen.
  2. b. Het in artikel 18.6 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    1. 1. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
    2. 2. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten betreffen;
    3. 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
    4. 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  3. c. De in artikel 18.6 onder a genoemde vergunning kan slechts worden mits;
    1. 1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
    2. 2. er geen kwetsbare objecten, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, worden gebouwd;
    3. 3. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen gasleiding niet wordt geschaad;
    4. 4. de veiligheid van personen en goederen met betrekking tot de gasleiding niet mag worden geschaad.

Artikel 19 Leiding - Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor transport van water.

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in artikel 19.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het permanent opslaan van goederen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een aangegeven veiligheidszone.

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of bouwwerk, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  2. b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waterstaat - Beheerszone Watergang

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beheerszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en de bescherming van de waterloop, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

21.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is bouwen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 21.1 omschreven bestemming en met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene Bouwregels

23.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, dakhelling, bebouwingspercentage, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van met vergunning tot stand gekomen bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, dakhelling, bebouwingspercentage, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

Artikel 24 Algemene Gebruiksregels

24.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. b. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Veiligheidszone - LPG

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Afwijken maatvoering

Artikel 27 Overige Regels

27.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheid blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. a. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  5. e. de ruimte tussen bouwwerken.

27.2 Parkeren en laden/lossen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

28.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Kleine Kernen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Een aantal geldende bestemmingsplannen voor de kernen in de gemeente Tubbergen dient geactualiseerd te worden om hiermee invulling te geven aan de actualisatieverplichting vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Artikel 3.1 lid 2 van de Wro bepaalt dat bestemmingsplannen binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw moeten worden vastgesteld door de gemeenteraad. Middels dit bestemmingsplan wordt invulling gegeven aan deze actualisatieverplichting voor wat betreft de 'kleine' kernen van de gemeente Tubbergen.

Het bestemmingsplan "Kleine kernen" is een integrale herziening van de geldende bestemmingsplannen van de kernen Harbrinkhoek-Mariaparochie, Manderveen, Langeveen, Fleringen, Reutum en Vasse. Hierbij worden de huidige geldende plannen vervangen door één actueel en digitaal vormgegeven bestemmingsplan voor de genoemde kernen. Hiermee wordt een meer actuele planologische regeling voor het gemeentelijke grondgebied gerealiseerd van waaruit beter beheer kan plaatsvinden.

1.2 Ligging Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de bebouwde kom van de kernen Harbrinkhoek, Mariaparochie, Langeveen, Manderveen, Fleringen, Reutum en Vasse. Daarnaast maakt het verstenigte gebied Mekkelenberg ook onderdeel uit van het bestemmingsplan. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de begrenzing van het bestemmingsplan Buitengebied. Op onderstaande afbeelding is globaal de ligging van de kleine kernen welke binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan vallen, aangegeven.

Gronden waarvoor een bestemmingsplan als ontwerp in procedure is gebracht of waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld dat nog niet onherroepelijk is geworden, vallen buiten de begrenzing van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.1317009-vg01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied bestemmingsplan Kleine Kernen

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voorliggend plan herziet de bestemmingsplannen alsmede de partiële herzieningen die van kracht zijn in het plangebied. Op dit moment gelden voor het plangebied nog 30 bestemmingsplannen. Hiermee komen na vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan alle hieronder genoemde plannen geheel of gedeeltelijk te vervallen. Het betreffen de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Kleine Kernen
  • Bestemmingsplan LPG stations
  • Bestemmingsplan Kleine Kernen, Pleijhuisstraat Fleringen
  • Bestemmingsplan Bedrijventerrein Langeveen, Vasserdijk 2006
  • Bestemmingsplan Kleine Kernen, ontwikkelingslocatie Peddemors
  • Bestemmingsplan Manderveen, woningbouw Peddemors
  • Bestemmingsplan Manderveen, De Bessentuin
  • Uitwerkingsplan De Steenbrei 2009, De Rietakker Vasse
  • Bestemmingsplan Kleine Kernen, Bruinehaarsweg 23 Langeveen
  • Bestemmingsplan Langeveen, Hardenbergerweg 270
  • Bestemmingsplan Langeveen, Hardenbergerweg 190
  • Bestemmingsplan Kleine Kernen, Oldenzaalseweg 83 / Heerenbrinck 1 Fleringen
  • Bestemmingsplan Vasse, Steenbrei III
  • Bestemmingsplan Vasse, Voortsweg 23 en 25
  • Bestemmingsplan Vasse, Manderseweg – Denekamperweg
  • Bestemmingsplan Reutum, De Maten Zuid fase 4
  • Bestemmingsplan Reutum, Kerkstraat 14 en 20
  • Bestemmingsplan Reutum, Molenhofweg 10
  • Bestemmingsplan Harbrinkhoek, Dannenkamp IV fase 2
  • Bestemmingsplan Fleringen, De Scholt
  • Bestemmingsplan Fleringen, De Scholt II
  • Bestemmingsplan Habrinkhoek, Sportpark ’t Frielink
  • Bestemmingsplan Habrinkhoek, Schietbaanweg 2
  • Bestemmingsplan Habrinkhoek, De Hazelaar 15, 17, 19 en 21
  • Bestemmingsplan Dannenkamp IV
  • Bestemmingsplan Mariaparochie, Timmerfabriek Groothuis
  • Bestemmingsplan Mariaparochie, Stobbegoor 1
  • Bestemmingsplan Mariaparochie, Almeloseweg 208
  • Bestemmingsplan Mekkelenberg, Intergrale herziening 2004-I
  • Bestemmingsplan Harberinkshoek, Mekkelenbergweg 3-5

Naast bestemmingsplannen zijn meerdere afwijkingen, projectbesluiten, ontheffingen, vrijstellingen en wijzigingsplannen op geldende bestemmingsplannen verleend. De aantallen hiervan overschrijden ruim de 300. Daarom is hiervan geen lijst opgenomen.

1.4 Uitgangspunten Bestemmingsplan

Volgens artikel 3.1 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening legt een gemeente in een bestemmingsplan vast wat de passende functie van de grond is (de bestemming) met daarbij behorende regels omtrent het gebruik van de grond en de zich daarop bevindende bebouwing.

Dit bestemmingsplan is een actualisatieplan wat beheersmatig, overwegend conserverend van aard is. Nieuwe projecten worden in principe niet meegenomen. Hiervan kan afgeweken worden, indien het betreffende project geheel is afgerond. Onder ‘afgerond’ wordt in dit geval verstaan dat alle vereiste onderzoeken zijn afgerond, de economische en maatschappelijke haalbaarheid van de ontwikkeling verzekerd is, ten aanzien van alle relevante zaken bindende afspraken zijn gemaakt en het betreffende project niet kan leiden tot een vertraging in het totstandkomingsproces van voorliggend bestemmingsplan.

Overigens betekent het 'conserveren' of 'beheren' niet dat dit bestemmingsplan geen enkele ontwikkeling mogelijk maakt. Kleinschalige ontwikkelingen op perceelsniveau blijven op basis van het bestemmingsplan mogelijk. Nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt door middel van flexibiliteitsbepalingen, zoals wijzigingsbevoegdheden en afwijkingsmogelijkheden.

Die juridische basis verschaft zekerheid -aan overheid en burger- over de wijze waarop gronden en opstallen in een gebied mogen worden gebruikt. In verband daarmee wordt met het onderhavige bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten op de actuele situatie in het betrokken gebied en biedt tevens voldoende mogelijkheden om in te spelen op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen en initiatieven. Daarnaast mag bij het opstellen van het plan gebruik gemaakt worden van de standaardwerkwijze voor de herziening van bestemmingsplannen. Deze 'standaard' heeft vorm gekregen bij het opstellen van de diverse voorgaande bestemmingsplannen in de inhaalslag herziening bestemmingsplannen.

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken gemotiveerd en toegelicht. Hoofdstuk 2 beschrijft kort de ontstaansgeschiedenis en de huidige ruimtelijke en functionele kenmerken van het plangebied. Hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 bevatten het kader voor dit bestemmingsplan, dat gevormd wordt door relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid (hoofdstuk 3) en de randvoorwaarden op het gebied van de diverse milieu- en omgevingsaspecten (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 licht de keuze van de bestemmingen op de verbeelding en in de regels toe. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op het algemene juridisch-planologisch systeem en op de diverse bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In hoofdstuk 7 volgt een korte verantwoording van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Algemeen

Om een integrale visie op het plangebied te kunnen geven, dienen eerst de kenmerken en kwaliteiten in kaart te worden gebracht. In dit hoofdstuk worden de kenmerken en kwaliteiten van de kleine kernen beschreven. Het gaat hier onder meer om de kenmerken van het landschap, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de natuurwaarden. Vervolgens komen het huidige gebruik en de aanwezige functies aan de orde. Elke paragraaf eindigt met een korte toelichting op de uitgangspunten die voor onderhavig bestemmingsplan gelden.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

De bewoningsgeschiedenis van Twente gaat terug tot diep in de prehistorie. Uit alle prehistorische perioden vanaf de laatste fase van de ijstijd zijn vondsten bekend. Dit wil echter niet zeggen dat Twente permanent bewoond is geweest, maar wel dat het door de eeuwen heen een aantrekkelijk leefgebied voor de mens is geweest.

In het Neolithicum, de Jonge Steentijd, werd landbouw belangrijk. Deze nieuwe levenswijze had vele gevolgen. Voor het eerst ging de mens in grote mate invloed op zijn omgeving uitoefenen. Stukken bos werden gekapt om akkers aan te leggen. De meeste steden en dorpen van Twente zijn ontstaan aan de voet van een es. Een es is een complex bouwlanden, waarbinnen meerdere boeren grond hebben, zonder dat er duidelijk zichtbare perceelsscheidingen bestaan. Bovendien had een boer vaak verschillende akkers op de es. De akkers lagen op hogere gronden dicht bij de boerderij, de lagere delen werden gebruikt als weiland of hooiland. In het boerenbedrijf stond de veeteelt in dienst van de akkerbouw. Het voedsel voor mens en dier werd geproduceerd op de akkers, de dieren leverden de mest die nodig was voor de gewassen op de akkers. Het opbrengen van materiaal, zoals mest leidde tot een ophoging van de es. Om de es lag meestal een houtwal. Deze diende als veekering. Voorbeelden van esnederzettingen zijn de kernen Tubbergen, Albergen, Geesteren, Fleringen, Mander en Vasse.

Het noordwesten van de gemeente Tubbergen behoort landschappelijk gezien tot het (voormalige) hoogveengebied van Overijssel. De ontginning van het grote hoogveengebied ten noorden van Almelo vond in verschillende perioden en op verschillende wijze plaats. De occupatie van dit gebied begon met de ontginning van Vriezenveen. Tot dit gebied behoren de kernen Langeveen en Manderveen.

Om te voorkomen dat de woeste gronden (bossen en heidevelden), die voor het landbouwsysteem van essentieel belang waren, zouden verdwijnen, besloten de ‘vrije’ boeren van één of enkele nederzettingen om over te gaan tot bescherming van de woeste gronden. In de Late Middeleeuwen, waarschijnlijk in de loop van de 13e eeuw, ontstonden zo de markegenootschappen, kortweg marken genoemd.

De marken en de buurschappen bleven tot in de 19de eeuw voortbestaan, daarna veranderde het denkbeeld, zodat er ruimte ontstond voor vernieuwing van de landbouw. Na de markendelingen kunnen de grote wijzigingen in het landschap plaatsvinden: ontginningen tot cultuurgrond, bebossing, zoals Het Springendal en de bossen ten noorden van Mander, en de bouw van nieuwe huizen en fabrieken.

2.2.1 Fleringen

Het dorp Fleringen is gelegen bij de kruising van de wegen Almelo-Ootmarsum (N349, Ootmarsumseweg) en Tubbergen-Oldenzaal (N343, Jan van Arkelweg). Fleringen is ontstaan als nederzetting aan de westzijde van de Fleringer Es.

Het dorp wordt reeds in 933 genoemd als Fletharrote, wat ‘ontgonnen moerassig land’ betekent. De kern is ontstaan als een los esdorp. Aanvankelijk was er nauwelijks sprake van enige kernvorming. Dat ontstond pas na 1950, toen planmatige uitbreiding van de woningbouw heeft plaatsgevonden. De aanwezige voorzieningen zijn geconcentreerd aan de zuidzijde van de kern, nabij het kruispunt van bovengenoemde wegen.

2.2.2 Langeveen

Langeveen ligt op de grens van het dekzandgebied naar het jong heide- en veenontginningsgebied. Van oorsprong vormde de Hardenbergerweg een belangrijke doorgaande route vanuit het veengebied naar Twente. De kern is te karakteriseren als een hoogveenrandwegdorp. Veenontginning verliep als volgt: kolonisten namen als als ontginningsbasis een natuurlijke waterloop of een rand van een oud ontgonnen gebied. Loodrecht op de ontginningsbasis werden de sloten gegraven, waardoor een kenmerkende slotenverkaveling ontstond. De sloten zorgden voor ontwatering van de strook, zodat het veen droog genoeg werd om in cultuur te brengen. Elke kolonist bouwde een boerderij op de eigen strook en langs de ontginningsbasis. Hierdoor ontstonden langgerekte dorpen.

In het midden van de jaren ‘90 is Langeveen sterk uitgebreid met woningen. Het dorp strekt zich tussen twee doorgaande wegen, de Hardenbergerweg en de Langehaarsweg. Na 1950 is de Langehaarsweg verbreed en is de Hardenbergerweg ontlast met het verkeer dat naar en uit Twente komt.

Langeveen bestaat ruimtelijk gezien uit twee kerngebieden, een noordelijk en zuidelijk deel, met daartussen een groen (bos)gebied en de sportvelden. De in het dorp aanwezige maatschappelijke voorzieningen bevinden zich met name in het noordelijk deel. Daarnaast beschikt Langeveen over een bedrijventerrein, welke is gelegen ten zuiden van de Vasserdijk.

2.2.3 Manderveen

Manderveen is qua oppervlakte de kleinste kern binnen dit bestemmingsplan. Het behoort samen met Langeveen tot het (voormalig) hoogveengebied ten noorden van Almelo en ten noorden van de Vecht. Kenmerkend is de strookvormige, opstrekkende verkaveling en de bebouwing in linten. De bebouwing in Manderveen is dan ook in lintvorm verspreid langs de Manderveenseweg en de Veendijk.

2.2.4 Mariaparochie - Harbrinkhoek

Deze kernen vormen tezamen een dubbeldorp. De kern Mariaparochie behoort gedeeltelijk tot de gemeente Almelo. De naam Harbrinkhoek doet zijn naam eer aan door de ligging in de hoek Dannekampsweg - Jannes Brouwerstraat en de Almeloseweg. Ten zuiden van de Almeloseweg ligt een klein bedrijventerrein met onder andere een supermarkt en een autoschadebedrijf.

De kern Mariaparochie kan functioneel gezien gesplitst worden in een noordelijk deel, waarin met name de woonfunctie overheerst, en een zuidelijk deel, waar vooral voorzieningen zijn gelegen. De belangrijkste doorgaande route binnen de kern is de Almeloseweg.

2.2.5 Reutum

Tegen het einde van de Vroege Middeleeuwen ontstond een fixatie en clustering van woonplaatsen en akkerlanden. Er ontstonden in die periode ook veel nieuwe nederzettingen, zoals Reutum.

De kern Reutum is te karakteriseren als een zogenaamd flankesdorp. Hierbij zijn de boerderijen in een gerekte bouworde aan één kant van de (grote) es gesitueerd. Ten zuiden van het dorp ligt op de flank van de stuwwal een uitgerekte strook herkenbare en door hagen en houtwallen gescheiden matenlanden (Voortse Maten). In de huidige situatie is de woonfunctie met name geconcentreerd in het zuidwestelijk deel van de kern. De belangrijkste doorgaande weg binnen de kern is de Kerkstraat. Aan deze straat zijn ook vrijwel alle voorzieningen geconcentreerd.

2.2.6 Vasse

De kern Vasse is ontstaan als kransesdorp, waarbij de boerderijen in een gesloten krans rondom de (grote) es zijn gesitueerd.

De Manderseweg en de Denekamperweg zijn de belangrijkste doorgaande wegen, waaraan ook vrijwel alle voorzieningen liggen. De maatschappelijke voorzieningen zijn geconcentreerd aan de Hooidijk. Het betreft hier een bibliotheek, een basisschool en een kerkgebouw. Op de hoek Voortsweg-Amsinksweg is een klein bedrijventerrein gelegen. Tot slot herbergt Vasse een verblijfsrecreatieve voorziening in de vorm van enkele recreatiewoningen aan de Beekzijdeweg. Wonen is de meest omvangrijke functie in de kern.

2.2.7 Mekkelenberg

Mekkelenberg is in tegenstelling tot het geldende plan een gebied dat ook onderdeel uitmaakt van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Het gebied is gelegen ten zuiden van de Ootmarsumseweg nabij Mariaparochie.

De Mekkelenberg is van oudsher een (heide)gebied welke is gelegen op een es die vanaf Geesteren zuidwaarts loopt en hier en daar nog te herkennen is als een zandige hoogte in het landschap. In tegenstelling tot Harbrinkhoek, waar in 1820 het eerste schooltje werd gebouwd en al veel eerder sprake was van bewoning en bebouwing, is het gebied rond de Mekkelenbergweg pas tussen 1900 en 1950 ontwikkeld. Om Mekkelenberg als een kern te typeren, is geen sprake van. Daarin ontbreek de stedenbouwkundige samenhang. Het gebied is niet naar een centrum of lijn gericht.

Evenals vroeger is de Ootmarsumsestraat, de verbindingsweg tussen Almelo en Ootmarsum, in de huidige situatie één van de belangrijkste structuurdragers in het gebied. De Mekkelenbergweg betreft een aftakking van deze Ootmarsumsestraat. In vergelijking met het omliggende gebied is langs de Mekkelenbergweg sprake van relatief intensieve bebouwing. Met name de opstallen van bouwbedrijf Groothuis zijn overheersend aanwezig in het gebied. Het gebied kenmerkt zich door de menging van het bedrijventerrein met wonen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

3.1 Europees Beleid

3.1.1 Vogel-en habitatrichtlijn

De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn door de Europese Unie uitgevaardigd ter bescherming van bedreigde plant- en diersoorten en leefgebieden in Europa. Beide richtlijnen moeten door de lidstaten worden vertaald naar concrete aanwijzing van gebieden die op grond van deze criteria wettelijke bescherming krijgen. De uitwerking van de Europese richtlijnen is voor de Nederlandse situatie ingebed in de Natuurbeschermingswet. Het achterliggende beleid is verwerkt in het Natuurbeleidsplan en het Structuurschema Groene Ruimte.
Het doel van de Vogel- en Habitatrichtlijn is instandhouding van natuurlijke habitats in de gebieden, die als Speciale Beschermingzone (SBZ) zijn aangewezen en bescherming van soorten. Het plangebied van de kern Vasse ligt in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied 'Springendal en Dal van de Mosbeek'. Hoewel de afstand tot het Natura2000-gebied gering is, worden, gezien het conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve effecten op de natuurwaarden van de beschermde gebieden verwacht. Het dichtstbijgelegen horecabedrijf ligt op ruim 280 m van het Natura 2000-gebied. Toetsing aan de Flora- en faunawet is bij elk bestemmingsplan noodzakelijk. Het voorliggende plan is conserverend van aard. Het is daardoor niet aannemelijk dat er negatieve effecten optreden voor de in het plangebied aanwezige flora en fauna. Aanwezige natuur krijgt een passende bestemming waarmee de leefgebieden van de diverse aanwezige soorten veilig wordt gesteld. Zie ook paragraaf 4.7.

3.1.2 Verdrag van Valetta (Malta)

In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees verdrag over de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Doel van het verdrag van Valletta (beter bekend als het verdrag van Malta) is de bescherming van het archeologisch erfgoed als bron van het gemeenschappelijk geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag bepaalt onder andere dat archeologische belangen tijdig worden betrokken bij planvorming van ruimtelijke ontwikkelingen. In paragraaf 4.8 wordt op dit aspect nader ingegaan.

3.1.3 Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwali-teit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 Europees van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internatio-naal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese ver-plichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet om-heen kan. De belangrijkste doelstellingen van de KRW zijn:

  • van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
  • de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
  • het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontrei-niging;
  • de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.

Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetge-ving. De Implementatiewet is gepubliceerd in het Staatsblad 2005, nr. 303. De wet, een wijzi-gingswet, regelt dat stroomgebiedbeheerplannen en maatregelenprogramma's een plaats vin-den in het planstelsel van de Wet op de waterhuishouding. Verder regelt de wet dat de milieu-doelstellingen van de KRW zullen worden geconcretiseerd als milieukwaliteitseisen in het kader van de Wet milieubeheer. Het bindende karakter van de KRW-doelstellingen vereist vastlegging van de doelstellingen in wettelijke voorschriften. Het gaat daarbij om een algemene maatregel van bestuur en provinciale verordeningen op basis van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, waarin ook de doorwerking van de doelstellingen naar vergunningverlening en andere besluiten van overheidsinstanties wordt geregeld. In paragraaf 4.6 wordt nader op waterkwaliteit en waterhuishouding in het plangebied ingegaan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het trace voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

3.2.3 Conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van een aantal geldende bestemmingsplannen binnen de kernen Harbrinkhoek, Mariaparochie, Manderveen, Reutum, Fleringen, Langeveen, Vasse en Mekkelenberg. Dit bestemmingsplan is gericht op het conserveren en beheren van de bestaande (planologische) situatie. Ontwikkelingen die nog niet vervat zijn in een onherroepelijk bestemmingsplan of waarvoor anderszins een planologische procedure is afgerond of een vergunning is verleend, zijn niet meegenomen in dit plan. Geconcludeerd wordt dat dit bestemmingsplan geen rijksbelangen raakt. Tevens is de Ladder voor duurzame verstedelijking in dit geval niet van toepassing is omdat geen sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 september 2013 in werking getreden.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde 'SER-ladder'; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

3.3.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel, zie figuur 3.1. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. generieke beleidskeuzes;
  2. 2. ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hierna nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.1317009-vg01_0002.jpg"

Figuur 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Woonvisie 2010-2014

Het woonbeleid van de gemeente Tubbergen is vastgelegd in de ‘Woonvisie 2010-2014’. Deze woonvisie is op 1 maart 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen. De ‘Woonvisie 2010-2014’ is tot stand gekomen in samenspraak met vertegenwoordigers van professionele en maatschappelijke partijen in de gemeente Tubbergen.

De visie op het wonen in de gemeente Tubbergen, omvat de volgende hoofdlijnen:

  1. 1. Continuïteit van beleid: bouwen voor de lokale behoefte;
  2. 2. Aandacht voor huisvesting lage inkomens;
  3. 3. Voor iedere doelgroep een thuis;
  4. 4. Nieuwbouw en bestaande woningvoorraad.

In de woonvisie zijn de bovengenoemde hoofdlijnen uitgeschreven en zijn hier concrete woonopgaven aan gekoppeld. Bij de uitwerking van de Woonvisie is nadrukkelijk rekening gehouden met de nieuwe eisen die in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 door de provincie zijn gesteld. De Woonvisie is een ontwikkelingskader voor de woningbouw en de ontwikkeling van bestemmingsplannen.

De onderbouwing van de ‘Woonvisie 2010-2014 was gebaseerd op een woningmarktonderzoek dat in 2009 is uitgevoerd. De situatie in de jaren erna behoorlijke veranderd. De economische situatie is verslechterd en dit heeft een effect gehad op het functioneren van de woningmarkt. Dit was de aanleiding voor de gemeente Tubbergen om te komen tot een actualisering van het bouwprogramma. Het geactualiseerde woningbouwprogramma is vastgesteld op 21 juni 2012.

In het geactualiseerde woningbouwprogramma is tevens de vraag-aanbod balans uit 2009 geactualiseerd en bijgesteld naar de huidige marktverhoudingen. Hierbij is rekening gehouden met de plancapaciteit in geldende bestemmingplannen en in voorbereiding zijnde plannen. Als gevolg hiervan is de woningbouwprogrammering voor de kernen bijgesteld.

In de volgende kernen wordt uitgegaan van een bouwprogramma voor de periode van 2012-2019.

  • Fleringen 15 - 20 woningen
  • Harbrinkhoek-Mariaparochie 29 - 34 woningen
  • Langeveen 32 - 37 woningen
  • Manderveen 9 - 14 woningen
  • Reutum 41 - 46 woningen
  • Vasse 26 - 31 woningen

Ook hieruit volgt dat Mekkelenberg niet als kern wordt beschouwd en ook geen uitbreidingsmogelijkheden in woningaantallen kent. Voor Manderveen zijn uitwerkingregels opgenomen ten behoeve van 5 woningen. De 5 woningen passen in aantallen aan de behoefte zoals deze is vastgelegd in het woningbouwprogramma.

3.4.2 Welstandsnota 2009

De gemeenteraad Tubbergen heeft op 12 januari 2009 de "Welstandsnota 2009" vastgesteld. De Welstandsnota geeft uitgangspunten en criteria waaraan het bouwplan wordt getoetst in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag. De criteria zijn afhankelijk van de grootte van het bouwplan en omvat onderwerpen zoals de situering, massa en vorm, gevels, materiaal gebruik en kleurgebruik.

Wanneer er individuele bouwverzoeken worden ingediend zal aan de welstandnota worden getoetst. In voorliggend bestemmingsplan worden geen (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan. De welstandsnota belemmert de uitvoering van het bestemmingsplan niet.

3.4.3 Beleidsnotitie ‘Transformatie en herstructurering 2009’

In de beleidsnotitie "Transformatie en herstructurering 2009", vastgesteld op 9 maart 2009 door de gemeenteraad van Tubbergen, heeft de gemeente Tubbergen haar beleid vastgelegd voor inbreidingslocaties. De centrale doelstelling bij het opstellen van beleid ten aanzien van het beschikbaar stellen van contingent voor het bebouwen van transformatie- cq herstructureringslocaties, is:

  • de sanering van milieuhinderlijke bedrijven mogelijk te maken, of
  • het oplossen van stedenbouwkundig ongewenste situaties, of
  • het bijdragen aan het realiseren van in visies opgenomen planologisch beleid.

Onder een transformatie- c.q. herstructureringslocatie wordt verstaan een locatie binnen de bebouwde kom waar sprake is van bestaande bebouwing. Deze bebouwing wordt niet meer conform de bestemming gebruikt of men wenst deze bebouwing niet meer conform de bestemming te gebruiken. De nieuwe invulling van deze locatie door middel van ver- dan wel nieuwbouw leidt tot een toename van het aantal woningen.

3.4.4 Ontwerp Detailhandelsstructuurvisie Tubbergen

De gemeente Tubbergen heeft in samenwerking met de gemeente Dinkelland een detailhandelsstructuurvisie laten opstellen voor de periode tot 2020. Het doel van deze visie is te komen tot een heldere uitvoeringsgerichte visie op de gewenste ruimtelijke detailhandelsstructuur in de gemeenten Dinkelland en Tubbergen voor de periode tot 2020.
De visie geeft inzicht in de toekomstige functie en positie per kern. Met deze visie kunnen de gemeenten inspelen op lokale en regionale ontwikkelingen en kunnen nieuwe initiatieven van marktpartijen worden beoordeeld. Op basis van de visie worden initiatieven getoetst aan de gewenste detailhandelsstructuur en kan vertaling plaatsvinden naar bijvoorbeeld bestemmingsplannen.

In de overige kernen, naast Tubbergen, Geesteren en Albergen, van de gemeente Tubbergen zijn nog diverse winkels aanwezig. Zo is in Vasse, Harbrinkhoek en Langeveen een kleine supermarkt gevestigd. In de toekomst zijn er onvoldoende economische mogelijkheden voor complete (dagelijkse) winkelvoorzieningen in de kleine kernen. Dit betekent niet dat er buiten de aangegeven winkelstructuur geen winkels meer mogelijk zijn: vaak zullen bestaande winkels nog jarenlang functioneren. Vooral Vasse kan profiteren van bestedingen door verblijfstoeristen in de omgeving. In de nota staat dat er aanbevolen wordt buiten de aangegeven gewenste winkelstructuur (centra van Tubbergen, Geesteren en Albergen) niet substantieel meer te investeren in de winkelfunctie en deze daar ook niet substantieel uit te breiden. Enerzijds ontbreekt op termijn het draagvlak voor een economisch gezond en eigentijds winkelaanbod, anderzijds gaat het ten koste van de gemeentebrede gewenste winkelstructuur.

Nieuwe verzoeken ten behoeve van het vestigen van een detailhandelsbedrijf, buiten de bestaande detailhandelbestemmingen, zullen worden getoetst aan de structuurvisie, wanneer de visie ook is vasgesteld. Indien de gemeente hieraan medewerking wil verlenen, dan zal een separate planologische procedure doorlopen moeten worden. Vooralsnog heeft de visie de status van ontwerp.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, bodem en externe veiligheid. Tevens wordt aandacht besteed aan de aspecten water, ecologie en archeologie.

4.1 Bedrijf En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  2. 2. het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

4.1.1 Richtlijn

Bij een beoordeling van de milieubelasting van bedrijven kan de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” als leidraad gehanteerd. Deze VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd hulpmiddel voor de ruimtelijke inpassing van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De handreiking geeft een systematiek waarbij bedrijven in categorieën worden ingedeeld op basis van de ingeschatte milieubelasting. Per bedrijfscategorie zijn hierbij afstandcriteria tot de woonomgeving opgenomen die bij de planvorming bij voorkeur in acht dienen te worden genomen. De categorieën zijn als volgt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.1317009-vg01_0004.jpg"

Tabel: "Indicatieve hinderzones per milieucategorie"

Deze zonering geldt in principe voor rustige woonwijken. Het is geoorloofd om bij anderssoortige omgevingen (dorpscentra, historische bebouwingslinten of bedrijventerreinen) één afstandsstap terug te gaan. Hiervan is bij onderhavig plan sprake, hetgeen betekent dat de afstanden in de derde kolom van toepassing zijn.

De lijst met richtafstanden gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.

4.1.2 Milieuzonering in het bestemmingsplan

Bij onderhavig bestemmingsplan is een zonering toegepast van het bedrijventerrein. Hierbij is uitgegaan van de bestaande hindergevoelige functies in of direct aangren-zend aan het bedrijventerrein. Van daar uit is 'uitwaarts gezoneerd'. Dit betekent dat vanaf de gevels van de bestaande woningen zones zijn getrokken. Hierbij geldt dat:

  • binnen 10 meter uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 1 toegestaan zijn;
  • binnen 30 meter uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan zijn;
  • binnen 50 meter uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan zijn.
  • binnen het resterende deel van het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan. Hogere milieucategorieen zijn binnen de bedrijventerreinen bij de kern Vasse en Harbrinkhoek dus niet mogelijk, tenzij het bestaande bedrijven betreft; deze zijn specifiek aangeduid.

4.1.3 Conclusie

Als gevolg van het beheergerichte karakter van het onderhavige bestemmingsplan en de wijze waarop de bedrijven worden bestemd, wordt voorkomen dat er sprake is van een toename van hinder op bestaande hindergevoelige functies binnen en buiten de bedrijventerreinen van Vasse en Harbrinkhoek.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Rond geluidsbronnen met een grote geluidsuitstraling gelden zones. In deze zones zijn de wettelijke regelingen van de Wet geluidhinder of de Luchtvaartwet van toepassing. Binnen de zones gelden specifieke regels voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, etc. Voor onderhavig plangebied is de regelgeving ten aanzien van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai van belang.

4.2.1 Wegverkeerslawaai

De geluidsimmissie van een verkeersweg is afhankelijk van het aantal rijstroken en ook van de aard van de omgeving. Daarom heeft een geluidszone langs een weg niet één standaardbreedte. In art. 74 Wgh wordt de omvang van de zone voor de verschillende situaties aangegeven.

Voor een weg buiten de bebouwde kom geldt:

  • voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen: 250 meter;
  • voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken of drie of meer sporen: 400 meter;
  • voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter.

Art. 74 Wgh spreekt over stedelijk en buitenstedelijk gebied en niet over binnen en buiten de bebouwde kom. Een zone van een auto(snel)weg is altijd buitenstedelijk ongeacht of de zone binnen of buiten de bebouwde kom ligt.

De zone strekt zich uit vanaf de as van de weg tot de vermelde breedte aan weerszijden van de weg. De ruimte boven en onder de weg behoort tot de zone. Voor het plangebied zijn de provinciale wegen N343 (Slagharen - Oldenzaal), N349 (Almelo - Denekamp) en N746 ( Mariaparochie - Tubbergen) van belang. Deze wegen bestaat uit twee rijstroken en kent dus een zone van 250 m. In de Atlas van Overijssel zijn de zones weergegeven voor de kernen die aan of in de nabijheid liggen van een provinciale weg. Dit zijn Langeveen, Fleringen, Mariaparochie-Harbrinkhoek en Reutum. Zie figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.1317009-vg01_0005.jpg"

Figuur 4.1 Geluidsniveau provinciale wegen per etmaal (Bron: Provincie Overijssel)

Voor uitbreidingen van geluidsgevoelige bestemmingen geldt dat de bestaande situatie bepalend is. De afstand van de woonhuizen tot de hier bedoelde wegen mogen niet kleiner worden. Nieuwe bouwmogelijkheden voor geluidgevoelige objecten zijn in het voorliggende plan niet opgenomen, waardoor het wegverkeerslawaai de vaststelling van dit plan niet in de weg staat.

4.2.2 Railverkeerslawaai

In het plangebied of in de nabijheid van het plangebied komen geen spoorwegen voor. Railverkeerslawaai is daarom niet van toepassing.

4.2.3 Industrielawaai

De bedrijventerreinen van Vasse en Harbrinkhoek binnen het plangebied zijn niet gezoneerd waardoor het aspect industrielawaai, als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet van toepassing is.

4.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet is een implementatie van de Europese kaderrichtlijn luchtkwaliteit en de vier dochterrichtlijnen waarin onder andere grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu zijn vastgesteld.


De nieuwe wet- en regelgeving onderscheidt projecten die 'in betekenende mate' (IBM) en 'niet in betekenende mate' (NIBM) leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden bestemmingen benoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling. Niet alleen bij gevoelige bestemmingen, maar bij alle projecten moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging.


Projecten die 'niet in betekenende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst aan de grenswaarden. De grens van 'niet in betekenende mate' ligt volgens de gelijknamige AMvB en aangezien het NSL inmiddels in werking is getreden, bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor fijn stof en stikstofdioxide betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m³. Hiervan is volgens de ministeriele regeling sprake bij de realisatie van woningbouwprojecten tot 1.500 woningen of 10 hectare bruto vloeroppervlak kantoren.

Onderhavig project betreft een conserverend bestemmingsplan voor een bestaand gebied. Dit betekent dat niet hoeft te worden verwacht dat er sprake kan zijn van een mogelijke verslechtering van de luchtkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie.

4.4 Bodem

Onderhavig plan betreft een beheergericht bestemmingsplan van een bestaand gebied. Hier worden geen nieuwe activiteiten toegestaan. Om die reden kan een verkennend milieukundig bodem- en grondwateronderzoek voor dit deel van het plangebied achterwege blijven. Mocht er in de toekomst sprake zijn van een nieuwe ontwikkeling, dan zal er op dat moment in het kader van de omgevingsvergunning (bouwen en/of milieu) een bodem-onderzoek dienen te worden uitgevoerd.

4.5 Externe Veiligheid

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek, buisleiding of een lpg-tankstation, en de mobiele bronnen, zoals een tankwagen of vrachtschip.

Bij externe veiligheid gaat het in de eerste plaats om het “plaatsgebonden risico”. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident. Met het groepsrisico wordt aangegeven welk beschermingsniveau ontstaat als mensen (omdat ze wonen, werken, recreëren in de nabije omgeving) en industriële risico's bij elkaar in de buurt komen. Verder dient het groepsrisico om een afweging te kunnen maken over de wenselijkheid van de voorgenomen activiteit (herbestemming, verdichting, etc.) in relatie tot de risicobron.

4.5.1 Inrichtingen

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

In het navolgende is in beeld gebracht met welke aspecten aangaande externe veiligheid voor het plangebied rekening moet worden gehouden.

  • LPG-tankstation risicozone van 25 meter vanuit vulpunt en reservoir, 15 meter vanuit afleverinstallatie op de volgende locaties:
    1. 1. Almeloseweg 175 te Harbrinkhoek;
    2. 2. Almeloseweg 182 te Mariaparochie;
    3. 3. Langehaarsweg 20 te Langeveen;
  • Opslagplaats van max. 10.000 partonen met een risicozone van 5 meter op Almeloseweg 139 te Harbrinkhoek;
  • Ondergronds tank bij het benzinestation op Ootmarsumseweg 326 te Reutum.

4.5.2 Buisleidingen

In of bij het plangebied liggen twee buisleidingen van de Gasunie, waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De leidingen doorkruizen de kern Mariaparochie van oost naar west, ter hoogte van het bedrijf aan de Demmersdwarsweg 8. Dezelfde leidingen volgen de Mekkelenbergweg richting het zuiden. Hiermee grenzen de leidingen aan de westzijde van het plangebied Mekkelenberg.

In geval van aardgastransportleidingen en vervoer van brandbare vloeistoffen door buisleidingen gelden de zoneringsafstanden uit de BEVB. Er geldt zowel een toetsingsafstand waarbinnen de wenselijkheid van ruimtelijke ontwikkelingen moet worden afgewogen, als een bebouwingsafstand waarbinnen de realisatie van kwetsbare objecten niet is toegestaan. Binnen deze contour mogen geen nieuwe gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.1317009-vg01_0006.jpg"

Figuur 4.2 Externe veiligheid (Bron: www.risicokaart.nl)

4.5.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

Tot slot kan worden opgemerkt dat er in de omgeving van het plangebied geen routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn.

4.5.4 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter en maakt geen nieuwe bouwtitels nabij genoemde risicobronnen mogelijk. Daarnaast worden ook geen nieuwe bronnen toegestaan. De bestaande bronnen hebben geen juridische consequenties anders dan het positief bestemming van de LPG-tankstations met bijbehorende veiligheidszone, voor de voorliggende planregeling. De huidige situatie heeft geen invloed op een overschrijding van het plaatgebonden risico en het groepsrisico. Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet.

4.6 Water

In de Omgevingsvisie Overijssel 2009 wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

4.6.1 Waterschap Vechtstromen

Op 11 juli 2012 besloot het algemeen bestuur van waterschap Regge en Dinkel om in 2014 te fuseren met waterschap Velt en Vecht. Op 25 april 2013 stemden de provincies Drenthe, Gelderland en Overijssel als bevoegd gezag in met deze fusie. Op 1 januari 2014 ging het fusiewaterschap, met de naam Vechtstromen, van start. Waterschap Vechtstromen verzorgt sinds die datum het waterbeheer in Twente, Noordoost Overijssel en Zuidoost Drenthe.

Het waterbeleid van het waterschap Vechtstromen is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijker waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het streven naar een betere waterkwaliteit is een onderdeel van duurzaamheid. Aandachtspunten zijn het tekort aan waterberging in het landelijk gebied en het beleid afstemmen op de Kaderrichtlijn Water.

4.6.2 Huidige situatie plangebied

Uit de wateratlas van de provincie Overijssel volgt dat nabij Manderveen water een belangrijke rol speelt. Op een afstand van circa 760 meter ten noordoosten van Manderveen ligt een waterwingebied. In de diagonaal gearceerde zone (zie figuur 4.3), op circa 160 meter van de kern, ligt een grondwaterbeschermingsgebied. Dit gebied ligt om een waterwingebied en waar strenge voorzorgsmaatregelen worden genomen om de kwaliteit van het drinkwater te waarborgen. Het water dat in deze gebieden infiltreert wordt binnen 25 jaar opgepompt als drinkwater.

Om de zone van het grondwaterbeschermingsgebied ligt een intrekgebied. Dit intrekgebied ligt over een gedeelte van de kern Manderveen. Intrekgebied is een gebied dat ligt om een waterwingebied en waarbinnen het onttrokken water wordt aangevuld uit neerslag. Deze gebieden zijn aanmerkelijk groter dan de grondwaterbeschermingsgebieden die begrensd worden door een 25-jaarslijn. Het water dat in intrekgebieden infiltreert wordt binnen 100 jaar opgepompt als drinkwater. De overige kernen liggen niet in of nabij een waterwingebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.1317009-vg01_0007.jpg"

Figuur 4.3 Waterbeschermingsgebied (Bron: provincie Overijssel)

4.6.3 Watertoets

4.7 Ecologie

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er geen strijdigheid ontstaat met het beleid en de wetgeving op het gebied van de natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedsbescherming en de soortenbescherming.

4.7.1 Gebiedsbescherming

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van specifieke gebieden geregeld. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden)
  • Beschermde Natuurmonumenten
  • Wetlands

4.7.2 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming zal worden gewerkt met de zogenaamde 'uitgestelde toets'. Deze bescherming vindt plaats via Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten die in de wet zijn aangewezen niet worden gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld en het is niet toegestaan dieren en planten te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van de verbodsbepalingen mogelijk.

De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn (bij recht, vergunningsvrij of via een afwegingsprocedure), in het kader van de Flora- en faunawet de mogelijke effecten op de te beschermen soorten moet worden meegewogen. Een beoordeling op het moment dat activiteiten daadwerkelijk aan de orde zijn (en dus niet ten tijde van het maken van het bestemmingsplan) geeft het meest actuele en beschermingswaardige beeld.

In dit overwegend conserverende bestemmingsplan hoeft met het oog op het voorgaande punt geen aanvullende regeling worden opgenomen. Voor ontwikkelingen die verder gaan dan de gebruikelijk mogelijkheden op perceelsniveau, zijn in het plan diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen (zoals een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid en een wijzigingsbevoegdheid). Hiervoor geldt, conform het voorgaande, dat een ecologische beoordeling op het moment dat de betreffende ontwikkelingen daadwerkelijk aan de orde zijn, het meest actuele en beschermingswaardige beeld geeft.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

4.8.2 Cultuurhistorie

4.8.3 Conclusie

Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan worden de eventueel aanwezige archeologische waarden beschermd door de in de regels en op de verbeelding opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Verder doet het bestemmingsplan geen afbreuk aan de aanwezige cultuurhistorische waarden doordat enkel de bestaande (planologische) situatie opnieuw wordt vastgelegd.

4.9 Milieueffectrapportage

4.9.1 Beleidskader

4.9.2 Relatie plangebied

Het betreft een voornamelijk conserverend bestemmingsplan. In principe worden er geen nieuwe ontwikkelingen bij recht mogelijk gemaakt. Hoewel dit bestemmingsplan conserverend van aard is, zijn binnen de diverse bestemmingen afwijkings- en wijzigings/ en uitwerkingsregels opgenomen. Deze bevoegdheden zijn echter beperkt van aard en omvang en leiden niet tot een wezenlijk ander plan. Zo kan binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ bijvoorbeeld worden geschakeld naar een bedrijf in of vergelijkbaar met de maximaal toegestane milieucategorie 3.2. Bedrijvigheid in maximaal de categorie 3.2 wordt over het algemeen niet genoemd in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. Daarnaast zal gezien de toegestane omvang van de bedrijfspercelen zeker geen sprake zijn van een overschrijding van de drempelwaarden uit onderdeel C of D.

Tevens worden de bestaande planolgische rechten voor de kern Manderveen overgenomen. Aan de westzijde van de kern kunnen na doorlopen van een uitwerkingsplan, 5 woningen worden ontwikkeld. Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject vermeldt lijst D een (indicatieve) drempelwaarde van een oppervlakte van 100 hectare of meer, >2.000 woningen of een brutovloeroppervlakte van 200.000 m2 . Het planvoornemen heeft betrekking op de realisatie van 5 woningen binnen het de bebouwde kom van Manderveen. Het planvoornemen blijft ver beneden de (indicatieve) drempel. Ook gezien de in deze toelichting beschreven sectorale aspecten kan worden geconcludeerd, dat er géén sprake is van significante effecten, die een m.e.r.(beoordelings)plicht noodzakelijk maken. Daarom is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

Daarnaast moet bekeken worden of een zogenaamde "passende beoordeling "op grond van artikel 19j lid 2 van de Natuurbeschermingswet gedaan moet worden. Zoals in 4.7.1 al aangegeven zijn Natura 2000-gebieden op ruime afstand van het plangebied gelegen. In 4.7.1 is eveneens al geconcludeerd dat vaststelling van dit bestemmingsplan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden tot gevolg heeft. Een passende beoordeling op basis van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Planopzet En Juridische Verantwoording

5.1 Standaardisering En Digitalisering

De fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de ruimtelijke ordening is medio 2008 in werking getreden. Inmiddels heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) gepresenteerd. Per 1 juli 2013 is de toepassing hiervan verplicht. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012).

5.2 Juridisch Kader

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding (plankaart) heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.3 Opbouw Planregels

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

5.3.1 Inleidende regels

  • Begrippen (Artikel 1)
    In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
  • Wijze van meten (Artikel 2)
    Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: Hierin is de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming opgenomen. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies.
  • Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): Op basis van deze regels hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels in het plan.
  • Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing): Deze afwijking geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om met omgevingsvergunning af te wijken van functies die in eerste aanleg strijdig zijn met de bestemmingsomschrijving of de specifieke gebruiksregels.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing): Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat door werken of werkzaamheden (bijvoorbeeld werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd) gronden minder geschikt kunnen worden voor het beoogde gebruik en/of hierdoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige waarden.
  • Wijzigingsbevoegdheid (indien van toepassing): Deze regel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om, onder voorwaarden, bestemmingen te wijzigen. Een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor wijzigen die niet meer als ondergeschikt aan de bestemming kunnen worden aangemerkt (zoals een afwijking van de bouw- en gebruiksregels).

5.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel:
    Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
  • Algemene bouwregels:
    In dit artikel is bepaalt dat in die gevallen dat de bestaande maatvoering van met vergunning tot stand gekomen bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels van hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven, deze als minimale respectievelijk maximale maatvoering gehanteerd mag worden.
  • Algemene gebruiksregels:
    In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.
  • Algemene aanduidingsregels:
    De gebiedsaanduidingen 'milieuzone - geurzone' en 'veiligheidszone - lpg' zijn binnen dit artikel opgenomen. Binnen deze hiervoor genoemde zones gelden beperkingen voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen.
  • Algemene afwijkingsregels:
    In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om, onder voorwaarden, op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
  • Overige regels:
    Middels dit artikel worden voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheid buiten toepassing verklaard. De onderwerpen van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheid die wel van toepassing blijven worden specifiek genoemd in dit artikel.

5.3.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.4 Verantwoording Van De Regels

5.4.1 Algemeen

Voor het toekennen van bestemmingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige (planologische) situatie. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

5.4.2 Enkelbestemmingen

  • Agrarisch
    Gronden die agrarisch in gebruik zijn, waar agrarisch gebruik wordt voorgestaan en daar waar een grondgebonden agrarisch bedrijf aanwezig is, zijn bestemd als ‘Agrarisch’. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij ter plaatse van het agrarisch bedrijf een bouwvlak is opgenomen, en het agrarisch gebruik. Hieraan ondergeschikt wordt onder andere het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden, doeleinden van agrarisch natuurbeheer, extensief dagrecreatief medegebruik, wegen en paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water en groenvoorzieningen toegestaan. Deze bestemming komt voornamelijk voor in het open gebied gelegen in het centrum van Langeveen.
  • Bedrijf
    Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan, zoals opgenomen in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het betreft met name solitaire bedrijven, niet gelegen op een bedrijventerrein. Daarnaast zijn enkele bedrijven specifiek aangeduid. Hierbij is in de regels bepaald dat het aangeduide type bedrijf hier tevens of uitsluitend mag worden uitgeoefend. In elke kern is enige vorm van bedrijvigheid aanwezig. Bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid.
  • Bedrijventerrein
    Aan de bedrijven op het bedrijventerrein van Harberinkshoek en Vasse is de bestemming bedrijventerrein toegekend. De bedrijventerreinen zijn inwaarts gezoneerd, waarbij milieucategorie 3.2 volgens de in de bijlage behorende bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerreinen, de zwaarste categorie is, die maximaal is toegestaan, tenzij het een bestaand bedrijf betreft. Indien het laatste geval van toepassing is, dan is dit bedrijf specifiek aangeduid. De milieuzonering is opgenomen zodoende voldoende afstand tot milieugevoelige objecten in acht te houden. Bedrijfswoningen zijn specifiek aangeduid.
  • Bos
    In dit plan betreffen de voor bos aangewezen gebieden ook de houtwallen en overige natuur. Er is hier voor de enkelbestemming 'Bos' gekozen omdat deze functie het meest herkenbaar is in het plangebied. De bestaande bosgebieden worden positief bestemd.
  • Detailhandel
    De bestemming ‘Detailhandel’ is toegekend aan die percelen die ook op basis van het geldend bestemmingsplan bestemd zijn als ‘Detailhandel’. Binnen deze bestemming worden detailhandel (uitsluitend op de begane grond), een supermarkt ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’, wonen op de tweede of hogere bouwlaag toegestaan.
  • Groen
    Binnen de bestemming zijn groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, verkeersvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, beeldende kunstwerken, water en waterhuishoudkundige voorzieningen ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater, alsmede openbare nutsvoorzieningen toegestaan.
  • Horeca
    De bestaande horecabedrijven zijn ook als zodanig bestemd met een bestemming ‘Horeca’. In veel gevallen wordt horeca tot maximaal de categorie 2 toegestaan. Dit betreft horeca als een bistro, restaurant, broodjeszaak, koffiebar, café, lunchroom en dergelijke. Horeca in de categorie 3 (dancings, disco’s en dergelijke) is enkel toegestaan op Kerkstraat 78 te Reutum. Hier is het partycentrum Disco Bays gevestigd.
  • Kantoor
    De zelfstandige kantoren binnen de kernen zijn bestemd als ‘Kantoren’. Naast kantoren en het wonen in de vorm van een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is deze bestemming tevens bedoeld voor onder andere, zij het ondergeschikt, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen.
  • Maatschappelijk
    In het plangebied komt een aantal maatschappelijke functies voor, zoals basisscholen, sociaal-culturele, medische en religieuze voorzieningen. Deze voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. De verschillende functies zijn inwisselbaar toegestaan. Daarnaast worden binnen deze bestemming een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’ en bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toegestaan. Tevens zijn speelvoorzieningen specifiek aangeduid, zodat uitsluitend bij de onderwijs- en/of opvanginstellingen speelvoorzieningen in de vorm van speelplaatsen/ sport- c.q. trapvelden met de hierbij behorende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn toegestaan.
  • Recreatie
    De bestemming Recreatie is opgenomen voor de verblijfsrecreatie aan de Beekzijdeweg 14 te Vasse. Onder deze bestemming is het mogelijk om te verblijven vergelijkbaar met een hotel, echter zonder horeca-activiteiten.
  • Sport
    Deze bestemming is van toepassing op de bestaande sportvelden in het plangebied. Gebouwen mogen alleen worden opgericht binnen het bouwvlak. Als uitzondering hierop geldt dat in beperkte vorm van onderhoudsgebouwen ook mogelijk zijn buiten het bouwvlak. Naast sportvoorzieningen zijn ondergeschikte horeca-activiteiten toegestaan bij deze functie. Kinderopvang en medische en/of therapeutische praktijken zijn alleen toegestaan bij afwijking.
  • Verkeer
    Alle gronden waar sprake is van een doorgaande verkeersroute of waar sprake is van een openbaar gebied met een verblijf- en verplaatsingsfunctie voor verkeer zijn bestemd tot ‘Verkeer’. Naast wegen, straten en paden worden binnen deze bestemming onder andere parkeervoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van (hemel)water, en speelvoorzieningen toegestaan.
  • Water
    De bestaande watergangen, die door het Waterschap Vechtstromen worden aangeduid als waterlopen van de 1e en 2e soort, worden positief bestemd op basis van de waterafvoerende functie van het watersysteem. Tevens is oppervlakte water van enige omvang ook opgenomen onder de bestemming Water.
  • Wonen
    De woonfunctie vormt de meest voorkomende functie in het plangebied. Binnen het bouwvlak dient tenminste de hoofdvorm van de woning te vallen. De grens van het bouwvlak is bepaald op de huidige voorgevelrooilijn van de woningen met een horizontale diepte van 15 meter bij vrijstaande woningen en bij overige woningen geldt een diepte van 12 meter ten opzichte van de voorgevel. In enkele situaties, zoals bijvoorbeeld bij gestapelde woningen, dient maatwerk toegepast te worden. Hetgeen buiten het bouwvlak valt behoort bij de bijbehorende bouwwerken. De planregels bieden de mogelijkheid tot het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis. Dit is een beroeps- of bedrijfsactiviteit die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Naast hoofdbebouwing kent het plan ook mogelijkheden voor bijgebouwen en/of uit-breidingen van de woonruimte. Daarbij geldt dat de oppervlakte aan-, en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 50% van het erf mag bedragen. Op percelen is ten hoogste 85 m² aan aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan, tenzij het perceel groter is dan 400 m², in welk geval maximaal 100 m² toegestaan.
  • Wonen - Uit te werken
    Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is de bestemming ‘Wonen - Uit te werken’ toegekend aan de gronden in de laatste fase van de woonwijk "De Bessentuin" in Manderveen. Deze bestemming is in het geldend plan opgenomen in verband met de fasering van de uitgifte van de woningbouwkavels. Deze bestemming biedt geen directe bouw- en gebruiksmogelijkheden maar dient eerst uitgewerkt te worden in de vorm van een uitwerkingsplan. De kaders waaraan dit uitwerkingsplan dient te voldoen worden genoemd in deze bestemming. Zolang de bestemming ‘Wonen - Uit te werken’ niet is uitgewerkt geldt er, op basis van de in deze bestemming opgenomen regels, een bouwverbod.

5.4.3 Dubbelbestemmingen

  • Leidingen
    Deze dubbelbestemming heeft betrekking op hoofdgastransportleidingen. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een veiligheidszone op de kaart. Binnen de op de kaart aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen, is een vergunningenstelsel opgenomen.
  • Waarde-Archeologie
    De gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de gebieden met een middelhoge en hoge archeologische waarden. Bij een ingreep in de bodem groter dan 2.500 m² en dieper dan 40 cm moet archeologisch advies worden ingewonnen.
  • Waarde - Ecologie
    In de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' is de begrenzing van de EHS opgenomen voor de bestaande natuurgebieden en de nieuwe natuurgebieden die inmiddels zijn gerealiseerd. Beheersgebieden vallen niet onder deze bestemming, deze vormen wel onderdeel van de EHS, maar door het agrarisch gebruik daarvan, kan geen sprake zijn van bescherming van natuurwaarden. Voor dit gebied geldt het nee-tenzij beleid van de EHS zoals aangegeven in de uitgangspunten.

5.5 Analoge Verbeelding Van Het Bestemmingsplan

Met de invoering van het digitale bestemmingsplan bestaat de plankaart (zoals die tot 1 juli 2008 bekend stond) formeel niet meer. Het digitale bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 9 kaart-bladen. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt met het bepaalde in afdeling 6.4 het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten, wanneer de bouw planologisch mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan. De zogenaamde “aangewezen bouwplannen” waarbij een exploitatieplan verplicht is en welke zijn opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1000 m².

Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de exploitatiekosten over de gronden anderszins verzekerd is. Inmiddels is een ministeriele regeling van kracht waarbij wordt gesteld dat indien in het nieuwe bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen als hiervoor bedoeld maar sprake is van onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan de plankosten op nul gesteld mogen worden.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak conserverend plan waarbinnen het merendeel van de bebouwing reeds aanwezig is. Middels dit bestemmingsplan zal slechts een beperkte nieuwe ontwikkelingsruimte ontstaan voor de reeds aanwezige functies. Hetgeen aan uitbreiding nog mogelijk is, is onbenutte bouwruimte op basis van het vigerende bestemmingsplan en blijft binnen het gestelde in 6.2.1 Bro.

Concluderend kan gesteld worden dat binnen het plan geen sprake is van aangewezen bouwplannen, waardoor de gemeente niet in de mogelijkheid en verplicht is om eventuele kosten te verhalen en er derhalve geen verplichting is om tegelijkertijd met het nieuwe bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.

Voor de gemeente Tubbergen zijn aan zowel de opstelling als de uitvoering van dit bestemmingsplan, met uitzondering van de begrote kosten voor de planvorming, geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is daarmee aangetoond.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak

Voor dit bestemmingsplan is geen inspraak gehouden. Het plan is conform het vastgestelde ruimtelijk beleid en betreft een bestendiging van de bestaande praktijk. Het kan daarom als onomstreden worden beschouwd. Uiteraard blijft de mogelijkheid bestaan om een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Buiten de juridische verplichtingen van de terinzagelegging zal voor het plan ook een inloopmoment worden belegd.

7.2 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met betrokken waterschappen en diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Dit plan bevat geen uitvoeringsaspecten en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Met dit bestemmingsplan zijn geen nationale, provinciale, dan wel waterschapsbelangen in het geding. Daarom heeft geen vooroverleg plaatsgevonden met het Rijk en de Provincie.

Het waterschap is wel nader geïnformeerd over dit bestemmingsplan. Uit de watertoets volgt dat de normale procedure gevoerd moet worden. Hier is gehoor aan gegeven door het plan aan te bieden aan het waterschap voor reactie.

7.3 Zienswijzen

Na voorafgaande publicatie op 18 maart 2015 in de Staatscourant en het huis-aan-huis blad is in overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 19 maart 2015 het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Het ontwerpbestemmingsplan met de hierbij behorende stukken kon tijdens de openingsuren in het gemeentehuis te Tubbergen worden ingezien. Ook was het ontwerp te raadplegen via de gemeentelijke website en de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Binnen de bovengenoemde periode zijn 7 zienswijzen ingediend. Deze zijn voorzien van een gemeentelijke reactie in de 'Reactienota zienswijzen, ontwerpbestemmingsplan Kleine Kernen', welke als Bijlage 2 is opgenomen bij deze toelichting. In dat document staan ook de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan beschreven.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijventerrein

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Categorie 1 "lichte horeca"

Daghoreca. Horecabedrijven die vanwege het karakter en de aard van de inrichting overdag en 's avonds, tussen 07.00 en 0.00 uur geopend zijn, zoals:

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur;
  • en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen.


Categorie 2 "middelzware horeca"

Horecabedrijven die ook delen van de nacht geopend zijn, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1 met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2;
  • bistro;
  • restaurant;
  • hotel;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek / dansevenementen);
  • en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen.


Categorie 3 "zware horeca":

Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancings;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek / dansevenementen).
  • en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 2 Reactienota zienswijzen