RVR 4 locaties, Albergen, Geesteren en Vasse
Bestemmingsplan - gemeente Tubbergen
Vastgesteld op 19-04-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "RVR 4 locaties, Albergen, Geesteren en Vasse" met identificatienummer NL.IMRO.0183.BUIBPRVR4ALGEVA-VG01 van de gemeente Tubbergen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Bestemminsplan Tubbergen Buitengebied 2016
Het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' met identificatienummer NL.IMRO.0183.1410621-vg01 van de gemeente Tubbergen, vastgesteld op 23 mei 2016;
1.4 Bestemmingsplan Tubbergen, Buitengebied 2016 Veegplan
Het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' met identificatienummer NL.IMRO.0183.BPBUIVEEGPLAN-VG01 van de gemeente Tubbergen, vastgesteld op 15 december 2020;
1.5 aan-huis-gebonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep of een bedrijf dat op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 afzetten van hakhout:
het bij wijze van onderhoudsmaatregel vlak boven de stobbe verwijderen van alle bovengrondse delen van hakhout, zodanig dat dit weer kan uitlopen;
1.9 agrarisch gebruik:
het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en het houden van dieren;
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.11 ander werk:
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.12 appartement:
het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;
1.13 archeologisch monument:
een terrein welke van algemeen belang is wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet wordt beschermd;
1.14 archeologische waarden:
oudheidkundige waarden in de bodem die van belang zijn voor de kennis en studie van (de culturele overblijfselen van) de beschavingsgeschiedenis;
1.15 bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.16 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.17 bed and breakfast:
een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte activiteit in een woning, waarbij in de woning periodiek kortdurend recreatief verblijf wordt verschaft en ontbijt wordt geserveerd, gedreven door de bewoner(s) van die woning. Onder bed and breakfast wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.18 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, een aan huis verbonden beroep daaronder niet begrepen;
1.19 bedrijfsmatig:
gericht op het behalen van winst;
1.20 bedrijfsmatige kamerverhuur:
een samenstel van bedrijfsruimten om aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.21 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.22 bestaand:
ten aanzien van de vóór 1998 aanwezige bouwwerken, ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het Bestemmingsplan Buitengebied Tubbergen 2016;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een woonhuis/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend woonhuis/bedrijfswoning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.26 boerderijkamers:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en of in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.27 bomenrij:
drie of meer bomen, al dan niet langs een bestaande of voormalige weg, watergang en/of perceel, visueel als samenhangend element herkenbaar;
1.28 boom:
een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;
1.29 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.30 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.32 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.34 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.35 camper:
motorvoertuig dat is ingericht om te kunnen slapen en te verblijven;
1.36 casco:
de voor een landschapstype kenmerkende landschapselementen;
1.37 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.38 dunning:
velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;
1.39 erfinrichtingsplan:
een plan waarbij het bouw- cq bestemmingsvlak is ingepast op een wijze die aantoonbaar past in het type landschap waarin het bouw- cq bestemmingsvlak is gelegen. Hierbij is aangesloten op de “Richtlijnen objectivering casco Noord-Oost Twente” behorende bij de beleidsnota “De casco benadering in Noordoost-Twente', welke is vastgesteld op 2 juli 2012. De hierin opgenomen aanbevelingen worden opgevolgd bij het opnieuw aanleggen van landschapselementen. Het plan dient door het college te zijn goedgekeurd;
1.40 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;
1.41 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.43 geomorfologische waarden:
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
1.44 hakhout:
bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;
1.45 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.46 hoofdverblijf:
het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;
1.47 houtopstand:
boom of landschapselement;
1.48 houtwal:
lijnvormig beplantingselement van bomen, hakhout en/of struiken op een wallichaam, voor de instandhouding waarvan periodiek onderhoud noodzakelijk is;
1.49 huishouden:
een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen ,zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.50 inpassingsplan:
een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;
1.51 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
1.52 kap:
een dak met een zekere helling;
1.53 kappen:
het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;
1.54 kas:
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;
1.55 kleinschalige duurzame energiewinning:
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
1.56 kleinschalig kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Dit kampeerterrein of plaats heeft betrekking op een kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen;
1.57 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
1.58 landschapsplan:
een plan waarbij, na realisatie bebouwing van meer dan 3000 m³, het bouw- cq bestemmingsvlak is ingepast op een wijze die aantoonbaar past in het type landschap waarin het bouw- cq bestemmingsvlak is gelegen. Hierbij is aangesloten op hetgeen in het document Kwaliteitskader Gebiedskenmerken (KG) is opgenomen alsmede aan de “Richtlijnen objectivering casco Noord-Oost Twente” behorende bij de beleidsnota “De casco benadering in Noordoost-Twente', welke is vastgesteld op 2 juli 2012. De hierin opgenomen aanbevelingen worden opgevolgd bij het opnieuw aanleggen van landschapselementen. Het plan dient door het college te zijn goedgekeurd;
1.59 landschapselement:
hakhout, een houtwal of singel, boomgroep, een natuurlijk bos of een productiebos, een bomenrij, begroeiing van heesters en struiken en erfbos;
1.60 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
1.61 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.62 normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.63 normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.64 ondergeschikte tweede tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij of een bedrijfseigen mest- en/of biomassavergisting;
1.65 overkapping:
een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.66 parkeren:
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;
1.67 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- b. indien over of in het water wordt gebouwd:
- 1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.68 permanente bewoning:
bewoning door een of meer personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken;
1.69 plattelandskamers:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en of in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.70 productiegebonden detailhandel:
een ondergeschikte vorm van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.71 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.72 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.73 rooien:
het met wortel en al verwijderen van een houtopstand;
1.74 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.75 silo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslagdoeleinden;
1.76 singel:
lijnvormig beplantingselement van bomen, hakhout en/of struiken, waarbij periodiek onderhoud voor de instandhouding ervan noodzakelijk is, niet gelegen op een wallichaam;
1.77 stacaravan/chalet:
een kampeermiddel, al dan niet voorzien van een as/wielstelsel, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.78 stallen:
in een garage of andere bewaarplaats zetten;
1.79 veldschuur:
een geheel buiten bouwvlakken/bouwpercelen staande schuur, die wordt of werd gebruikt voor het stallen of het melken van vee, dan wel de opslag van landbouwproducten of agrarische werktuigen, de opslag van overige goederen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebruik;
1.80 vellen:
het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;
1.81 verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt;
1.82 voertuig:
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;
1.83 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of; indien het een gebouw betreft zonder of met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.84 voormalig agrarisch bedrijf:
een voormalig agrarisch bedrijf op een perceel waar op 28 december 1985 nog een agrarisch bedrijf actief was;
1.85 vrij beroep:
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of hogere beroepsopleiding. Het vrije beroep dient te worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning;
1.86 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning;
1.87 woning:
een complex van ruimten in een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.88 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken daarbij onderdeel uit van het woonhuis;
1.89 zorgfunctie/-boerderij:
een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in dié zin dat de personen al dan niet behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Voor overkappingen geldt een inhoud gerekend tussen de buitenzijde van de denkbeeldige gevelvlakken verticaal geprojecteerd vanaf de buitenzijden van de afdekking;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- c. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- f. hobbymatig agrarisch gebruik;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik;
- i. wegen, ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
- j. fiets- en wandelpaden;
- k. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- l. tuinen tot een oppervlakte van ten hoogste 900 m² (aansluitend aan gronden met de bestemming 'Wonen';
- m. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbij behorende:
- n. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten, met uitzondering van functies die op basis van VAB+ beleid zijn toegelaten, in welk geval vervangende nieuwbouw is toegestaan waarbij de inhoud van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
- 1. een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep;
- 2. mantelzorg;
- 3. bed and breakfast;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
- c. wegen en paden;
- d. water;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. paardrijbakken;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegelaten, met uitzondering van functies die op basis van VAB+ beleid zijn toegelaten, in welk geval vervangende nieuwbouw is toegestaan waarbij de inhoud van de bestaande bebouwing niet mag worden vergroot.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 5 Leiding - Riool
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;
met de daarbijbehorende:
- b. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
- b. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Geluidzones langs wegen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels, geldt voor gronden binnen een zone van 250 m ter weerszijden van de bestemming “Verkeer”:
- a. indien en voor zover door middel van de in de regels opgenomen geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd, mag de geluidsgevoelige functie uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde;
- b. indien en voor zover een op het tijdstip van tervisielegging van het bestemmingsplan aanwezige woning op hetzelfde perceel vervangen wordt door een andere woning, zal de afstand van de nieuwe woning tot de weg, niet verminderen.
9.2 Afwijken van de algemene bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1 onder a in die zin dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
- a. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
- b. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.3 Monumenten
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan in de regels van het bestemmingsplan is toegelaten;
- b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouw- en gebruiksactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het gebruik en laten gebruiken van gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en/of standplaatsen voor detailhandel, tenzij hiervoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning en/of afwijking is verleend;
- e. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan in de vorm van opslag ten dienste van een loon- en grondverzetbedrijf voor een periode van maximaal zes maanden per kalenderjaar en met uitzondering van organisch materiaal zoals bladeren, berm- en slootmaaisel ter verbetering van de bodemstructuur van de agrarische gronden voor een periode van maximaal twaalf maanden per kalenderjaar;
- f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame of daarmee gelijk te stellen weilandborden, anders dan tijdelijke borden overeenkomstig de redelijke eisen van welstand;
- h. het gebruik en laten gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatige kamerverhuur;
- i. het gebruik van bijbehorende bouwwerken, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
- j. het gebruik van bijbehorende bouwwerken, boerderijkamers, plattelandskamers, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
- k. het gebruik en laten gebruiken van (zelfstandig) bewonen van gebouwen, niet zijnde woningen.
10.2 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in het plan op ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, met dien verstande dat de afstand tussen enige bouwgrens en de weg niet wordt verkleind, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, en de afwijking noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- b. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes en overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
- 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
- 3. de dakhelling van een gebouw of een overkapping ten minste 15° zal bedragen;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen de bouwgrens of daar waar geen sprake is van een bouwgrens, de voorgevel, de grenzen of de voorgevel naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,
- 4. erkers over maximaal 3/5 deel van de gevelbreedte, mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m bedraagt, tenzij gebouwen aaneengebouwd zijn;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;
- e. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van kleine niet voor wonen bestemde bouwwerken voor (semi-)openbare diensten met dien verstande dat:
- 1. de inhoud ten hoogste 50 m³ bedraagt;
- 2. in afwijking van het gestelde onder 1 de inhoud van gebouwen ten behoeve van gasdrukregel- en meetstation ten hoogste 15 m³ bedraagt;
- 3. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 5,00 m bedraagt;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van andere bouwwerken, met dien verstande dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. de bestemmingsregels van de bestemmingen 'Agrarisch - 1' en 'Wonen' ten behoeve van de inrichting van een camperterrein, mits:
- 1. het terrein uitsluitend gebruikt mag worden voor de plaatsing van ten hoogste 25 campers;
- 2. een erfinrichtingsplan wordt ingediend, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. het terrein op of direct aansluitend aan een agrarische bedrijfskavel of een voormalige agrarische bedrijfskavel wordt aangelegd. Indien daarvan geen sprake is, zal met maatwerk sprake moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
- 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 33 van het bestemmingsplan "Tubbergen, Buitengebied 2016 Veegplan" van overeenkomstige toepassing zijn;
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, mits:
- 1. na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht;
- c. de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 3' uit het Bestemminsplan Tubbergen Buitengebied 2016 wordt aangebracht, mits:
- 1. door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen, waarbij de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond;
- d. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouw van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 45,00 m, mits:
- 1. sitesharing op een bestaande mast of locatie in alle redelijkheid niet mogelijk is;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 15.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 15.1 sub a met maximaal 10%.
- c. 15.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in 15.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. 15.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'RVR 4 locaties, Albergen, Geesteren en Vasse' van de gemeente Tubbergen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het voornemen is om aan de Ootmarsumseweg 184 en Monnikenbraakweg 8 te Albergen, de Delmaweg 13 te Geesteren en de Beekzijdeweg 31 te Vasse (allen in de gemeente Tubbergen) landschapsontsierende bebouwing te slopen.
Concreet gaat het om de sloop van 960 m² aan de Ootmarsumseweg 184, 861 m² aan de Monnikenbraakweg 8, 560 m² aan de Delmaweg 13 en 810 m² aan de Beekzijdeweg 31. Het totale gezamenlijke sloopoppervlak bedraagt hiermee 3.191 m².
Van dit sloopoppervlak wordt 960 m² aan de Ootmarsumseweg 184, 861 m² aan de Monnikenbraakweg 8, 560 m² aan de Delmaweg 13 en 664 m² aan de Beekzijdeweg 31 ingezet in het kader van de Rood voor Rood-regeling. Het totale gezamenlijke sloopoppervlak dat wordt ingezet in het kader van de Rood voor Rood-regeling bedraagt hiermee 3.045 m².
Ter compensatie van de sloop van 1.000 m² aan landschapsontsierende bebouwing wordt het bouwrecht op een compensatiewoning met bijgebouw verkregen. Het voornemen is om ter plaatse van de slooplocaties aan de Ootmarsumseweg 184, Monnikenbraakweg 8 en Delmaweg 13 een compensatiewoning te realiseren.
Het restant van de sloopmeters aan de Beekzijdeweg 31 (146 m²) wordt ingezet om het toegestane oppervlak aan bijgebouwen bij de woning te maximeren op 200 m². Van het restant van de sloopmeters dat in het kader van de Rood voor Rood-regeling wordt ingezet (45 m²) wordt de helft ingezet om het toegestane oppervlak aan bijgebouwen bij de woning aan de Ootmarsumseweg 184 te verhogen.
Als onderdeel van deze Rood voor Rood ontwikkeling worden de bestaande (voormalige agrarische) woningen herbouwd aan de Ootmarsumseweg 184, Monnikenbraakweg 8 en Delmaweg 13.
De gemeente Tubbergen heeft besloten om onder voorwaarden medewerking te verlenen aan deze ontwikkeling.
Samenvattend bestaat de voorgenomen ontwikkeling uit:
Ootmarsumseweg 184 in Albergen
- de sloop van 906 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de sloop en herbouw van de bestaande woning, inclusief nieuw bijgebouw;
- de realisatie van een compensatiewoning met bijgebouw in het kader van de Rood voor Rood-regeling;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
Monnikenbraakweg 8 in Albergen
- de sloop van 861 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de sloop en herbouw van de bestaande woning, inclusief nieuw bijgebouw;
- de realisatie van een compensatiewoning met bijgebouw in het kader van de Rood voor Rood-regeling;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
Delmaweg 13 in Geesteren
- de sloop van 560 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de sloop en herbouw van de bestaande woning, inclusief nieuw bijgebouw;
- de realisatie van een compensatiewoning met bijgebouw in het kader van de Rood voor Rood-regeling;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
Beekzijdeweg 31 in Vasse
- de sloop van 810 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de realisatie van een nieuw bijgebouw van circa 146 m², waarmee het totale oppervlakte aan bijgebouwen uitkomt op 200 m²;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Een bestemmingsplanherziening is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken. Daarbij wordt aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied bestaat uit vier deelgebieden in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. In afbeelding 1.1 is de ligging van de vier plandelen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen weergegeven. Voor de exacte ligging en begrenzing van de plandelen wordt verwezen naar de verbeelding bij dit bestemmingsplan.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van de deelgebieden (Bron: PDOK) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "RVR 4 locaties, Albergen, Geesteren en Vasse" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (NL.IMRO.0183.BUIBPRVR4ALGEVA-VG01) en een renvooi;
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Huidig Planologisch Regime
1.4.1 Algemeen
De plandelen liggen binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen “Tubbergen Buitengebied 2016”, “Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan” en "Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen" van de gemeente Tubbergen, die op respectievelijk 23 mei 2016, 15 december 2020 en 28 mei 2018 zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Hierna wordt nader ingegaan op de huidige planologische situatie ter plaatse van de individuele plandelen.
1.4.2 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen
1.4.3 Strijdigheid
Het realiseren van een extra (compensatie)woning aan de Ootmarsumseweg 184, Monnikenbraakweg 8 en Delmaweg 13, en de gewenste uitbreiding van het oppervlak aan bijgebouwen bij de woning aan de Beekzijdeweg 31 is niet in overeenstemming met de gebruiks- en bouwregels van het geldende bestemmingsplan. Om de volledige ontwikkeling mogelijk te maken dient het bestemmingsplan herzien te worden. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een passend juridisch-planologisch kader vastgelegd en wordt aangetoond dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue en hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten. In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 9 in op het vooroverleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
Het plangebied bestaat uit vier deelgebieden. Dit hoofdstuk gaat per deelgebied in op het landschap, de omgeving en de huidige situatie ter plaatse.
2.1 Ootmarsumseweg 184
Deelgebied Ootmarsumseweg 184 bestaat uit een voormalig agrarisch bedrijfsperceel met bijbehorende agrarische bedrijfsgebouwen en cultuurgronden. Het deelgebied ligt circa 400 meter ten oosten van de kern Albergen. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen in agrarisch gebied.
De bebouwing binnen het deelgebied bestaat uit een woning met enkele voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.
De overige agrarische cultuurgronden zijn ingericht als weiland en tuin.
Afbeelding 2.1 toont een weergave van de huidige situatie.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie Ootmarsumseweg 184 (Bron: PDOK) |
2.2 Monnikenbraakweg 8
Deelgebied Monnikenbraakweg 8 bestaat uit een voormalige paardenhouderij met bijbehorende agrarische bedrijfsgebouwen en cultuurgronden. Het deelgebied ligt circa 900 meter ten noordoosten van de kern Albergen. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen in agrarisch gebied.
De bebouwing binnen het deelgebied bestaat uit een woning met enkele voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.
De overige agrarische cultuurgronden zijn ingericht als weiland en tuin.
Afbeelding 2.2 toont een weergave van de huidige situatie.
![]() |
Afbeelding 2.2 Luchtfoto huidige situatie Monnikenbraakweg 8 (Bron: PDOK) |
2.3 Delmaweg 13
Deelgebied Delmaweg 13 bestaat uit een voormalig agrarisch bedrijfsperceel met bijbehorende agrarische bedrijfsgebouwen en cultuurgronden. Het deelgebied ligt circa 1,1 kilometer ten zuidwesten van de kern Geesteren. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit verspreid gelegen woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen in agrarisch gebied.
De bebouwing binnen het deelgebied bestaat uit een woning met enkele voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.
De overige agrarische cultuurgronden zijn ingericht als weiland en tuin.
Afbeelding 2.3 toont een weergave van de huidige situatie.
![]() |
Afbeelding 2.3 Luchtfoto huidige situatie Delmaweg 13 (Bron: PDOK) |
2.4 Beekzijdeweg 31
Deelgebied Beekzijdeweg 31 bestaat uit een woonperceel met bijbehorende (voormalige agrarische bedrijfs-)bebouwing. Het deelgebied ligt circa 900 meter ten zuiden van de kern Vasse. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat met name uit bosgebied met verspreid gelegen woonpercelen en agrarische bedrijfspercelen.
De bebouwing binnen het deelgebied bestaat uit een woning met enkele voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die momenteel dienst doen als bijgebouwen bij de woning.
De overige gronden zijn als tuin en groen ingericht.
Afbeelding 2.4 toont een weergave van de huidige situatie.
![]() |
Afbeelding 2.4 Luchtfoto huidige situatie Beekzijdeweg 31 (Bron: PDOK) |
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
Zoals reeds in de aanleiding beschreven betreft voorliggende ontwikkeling een Rood voor Rood ontwikkeling waarbij op vier locaties landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt en op drie locaties een extra woning wordt gerealiseerd.
Samenvattend bestaat de voorgenomen ontwikkeling uit:
Ootmarsumseweg 184 in Albergen
- de sloop van 906 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de sloop en herbouw van de bestaande woning, inclusief nieuw bijgebouw;
- de realisatie van een compensatiewoning met bijgebouw in het kader van de Rood voor Rood-regeling;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
Monnikenbraakweg 8 in Albergen
- de sloop van 861 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de sloop en herbouw van de bestaande woning, inclusief nieuw bijgebouw;
- de realisatie van een compensatiewoning met bijgebouw in het kader van de Rood voor Rood-regeling;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
Delmaweg 13 in Geesteren
- de sloop van 560 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de sloop en herbouw van de bestaande woning, inclusief nieuw bijgebouw;
- de realisatie van een compensatiewoning met bijgebouw in het kader van de Rood voor Rood-regeling;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
Beekzijdeweg 31 in Vasse
- de sloop van 810 m² landschapsontsierende bebouwing;
- de realisatie van een nieuw bijgebouw van circa 146 m², waarmee het totale oppervlakte aan bijgebouwen uitkomt op 200 m²;
- de landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel.
Van het overschot aan Rood voor Rood sloopmeters (45 m²) wordt op basis van de Rood voor Rood-regeling de helft (22 m²) ingezet om het toegestane oppervlak aan bijgebouwen bij de bestaande woning aan de ootmarsumseweg 184 uit te breiden.
3.2 Gewenste Situatie En Ruimtelijke Kwaliteit
Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling heeft N+L Landschapsontwerpers een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. In dit ruimtelijke kwaliteitsplan wordt per plandeel de gewenste situatie beschreven en in beeld gebracht. Daarnaast wordt duidelijk gemaakt hoe de nieuwe woonerven in het omliggende landschap worden ingepast, rekening houdend met de landschappelijke kenmerken van de omgeving en het vigerende beleid.
De volgende afbeeldingen tonen per locatie een uitsnede uit het ruimtelijk kwaliteitsplan. Op deze wijze wordt de ontwikkeling per locatie in beeld gebracht. Voor de bijbehorende onderbouwing wordt verwezen naar het volledige ruimtelijk kwaliteitsplan dat als Bijlage 1 bij deze plantoelichting is gevoegd.
![]() |
Afbeelding 3.1 Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan plandeel Ootmarsumseweg 184 (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
![]() |
Afbeelding 3.2 Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan plandeel Monnikenbraakweg 4 (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
![]() |
Afbeelding 3.3 Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan plandeel Delmaweg 13 (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
![]() |
Afbeelding 3.4 Uitsnede ruimtelijk kwaliteitsplan plandeel Beekzijdeweg 31 (Bron: N+L Landschapsontwerpers) |
3.3 Verkeer En Parkeren
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie die ontstaat als gevolg van een nieuwe ontwikkeling.
Ter plaatse van de deelgebieden aan de Ootmarsumseweg 184, Monnikenbraakweg 8 en Delmaweg 13, waar een compensatiewoning wordt toegevoegd, is sprake van een feitelijke toename van de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie. vanuit planologisch oogpunt is sprake van een theorethische afname van de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie. Dit vanwege het wegbestemmen van de agrarische bestemmingen ter plaatse.
Het parkeren ten behoeve van de compensatiewoningen en de te behouden woningen vindt bij elke van deze plandelen plaats op eigen terrein. Gelet op de omvang van de verschillende woonpercelen is er voldoende ruimte om in de benodigde parkeerplekken te voorzien. De woonpercelen worden veilig op de omliggende wegen ontsloten, waarbij onder andere gebruik wordt gemaakt van de bestaande in- en uitritten. Hiervoor wordt ook verwezen naar de afbeeldingen in de vorige paragraaf en het ruimtelijk kwaliteitsplan dat als Bijlage 1 bij deze plantoelichting is opgenomen.
De bestaande wegenstructuur rondom de verschillende plandelen zijn zodanig ingericht dat de verkeersgeneratie in de toekomstige situatie eenvoudig en veilig kan worden afgewikkeld.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald in de verbeelding en in de regels.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
4.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid
Geconcludeerd wordt dat het relevante ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling niet in de weg staat.
4.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
- Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
- Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
- Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
4.2.3 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving: een ontwikkelingsgerichte aanpak
De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.
Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaaleconomische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en 'Catalogus Gebiedskenmerken'.
Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd: Er wordt ruimte voor sociaaleconomische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.
Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Eén en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.
4.2.4 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- 1. Of - generieke beleidskeuzes;
- 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven;
- 3. Hoe - gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hierna nader toegelicht.
4.2.5 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
4.2.6 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hierna behandeld.
4.3.1 Mijn omgevingsvisie Tubbergen
4.3.2 Beleidsnotitie Rood voor Rood met gesloten beurs 2014
4.3.3 Woonvisie 2021+
4.3.4 Casco-benadering in Noordoost-Twente
4.3.5 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en besluit milieueffectrapportage.
Opgemerkt wordt dat slechts waar dit relevant wordt geacht wordt ingegaan op het plandeel aan de Beekzijdeweg 31. Ter plaatse is immers al sprake van een woonperceel waar de bestaande woonboerderij behouden blijft en verder geen woningen worden toegevoegd. Hiermee is locatiespecifieke toetsing aan de aspecten 'geluid', 'milieuzonering' en 'geur' niet noodzakelijk.
5.1 Geluid
5.1.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plandelen
In voorliggend geval worden met de compensatiewoningen en de te herbouwen woningen op de locaties aan de Ootmarsumseweg 184, Monnikenbraakweg 8 en Delmaweg 13 nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt.
Er is geen sprake van spoorwegen of gezoneerde bedrijventerreinen in de omgeving van het plangebied. De aspecten 'spoorweglawaai' en 'industrielawaai' zijn in deze dan ook niet relevant. Het aspect 'wegverkeerslawaai' heeft wel nadere aandacht nodig.
De locaties aan de Monnikenbraakweg 8 en Delmaweg 13 liggen in gebied waar de wegen in de directe omgeving een lage verkeersintensiteit kennen. Dit vanwege het feit dat deze wegen nagenoeg uitsluitend door bestemmingsverkeer worden gebruikt. Op basis hiervan wordt gesteld dat ter plaatse van deze locaties wordt voldaan aan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB.
De compensatiewoning en te herbouwen woning aan de Ootmarsumseweg 184 liggen in buitenstedelijk gebied binnen de wettelijk vastgestelde geluidszone, als bedoeld in art. 74 van de Wet geluidhinder, van de Ootmarsumseweg.
Ten behoeve van voorliggend plan heeft Buijvoets Bouw- en geluidsadvisering een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd in verband met de ligging van deze woningen nabij de Ootmarsumseweg. Hierna wordt beknopt ingegaan op de belangrijkste onderzoeksconclusies. Voor de volledige onderzoeksrapportage wordt verwezen naar bijlage 2 bij deze plantoelichting.
Onderzoeksresultaten
Bij de vervangende woning op 60 meter uit de wegas is de geluidbelasting incl. 2 dB aftrek maximaal 57 dB en wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De maximaal toelaatbare hogere grenswaarde van 58 dB uit de Wet geluidhinder voor een vervangende woning wordt niet overschreden.
Bij de compensatiewoning op ruim 80 meter uit de as van de Ootmarsumseweg is de geluidbelasting incl. 2 dB aftrek maximaal 50 dB en wordt de voorkeursgrens/ambitiewaarde overschreden. De maximaal toelaatbare hogere grenswaarde van 53 dB uit de Wet geluidhinder en de bovengrens uit het gemeentelijk geluidbeleid voor een nieuwe woning wordt niet overschreden.
Voor de vervangende woning op 60 meter uit de wegas kan een hogere waarde worden vast gesteld van 57 dB. Voor de compensatiewoning op 80 meter uit de wegas kan een hogere waarde worden vast gesteld van 50 dB.
5.1.3 Conclusie
Met verlening van hogere grenswaarden voor de woningen aan de Ootmarsumseweg 184 vormt het aspect 'geluid' geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.2 Bodemkwaliteit
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
5.2.2 Situatie plangebied
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan heeft Terra Agribusiness ter plaatse van alle plandelen een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hierna wordt beknopt ingegaan op de belangrijkste onderzoeksconclusies. Voor de volledige onderzoeksrapportages wordt verwezen naar Bijlage 3, Bijlage4, Bijlage 5 en Bijlage 6 bij deze plantoelichting.
Op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat ter plaatse van de plandelen aan de Delmaweg 13 en Beekzijdeweg 31 geen nader onderzoek noodzakelijk is. De grondkwaliteit ter plaatse is passend in relatie tot het beoogde gebruik (wonen).
Ter plaatse van de plandelen aan de Ootmarsumseweg 184 en Monnikenbraakweg 8 zijn verontreinigingen met asbest aangetroffen die formeel aanleiding geven tot het uitvoeren van nader onderzoek. In voorliggend geval wordt hiervan afgezien aangezien deze verontreinigingen op basis van de verwachte omvang als onderdeel van de ontwikkelingen ter plaatse direct gesaneerd kunnen worden.
5.2.3 Conclusie
De plandelen worden vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor het beoogde gebruik (wonen met tuin) of zijn hiervoor met enkele kleine saneringen zonder onoverkomelijke belemmeringen geschikt te maken. Het aspect 'bodem' vormt hiermee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.2 Situatie plangebied
In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.
Tevens wordt opgemerkt dat ten aanzien van de ontwikkeling geen sprake is van de realisatie van een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het vervoer van gevaarlijke stoffen per buisleiding is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden- en het groepsrisico.
5.4.2 Beoordeling
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de plangebieden. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart opgenomen in relatie tot de plandelen.
![]() |
Afbeelding 5.1 Uitsnede Risicokaart (Bron: Risicokaart Overijssel) |
Uit de inventarisatie blijkt dat de deelgebieden:
- zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevinden binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet liggen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet liggen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Een en ander brengt met zich mee dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
5.4.3 Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
5.5.2 Gebiedstypen
5.5.3 Beoordeling
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:
- 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
- 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.5.4 Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
5.6 Geur
5.6.1 Wet geurhinder en veehouderij & Activiteitenbesluit
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object.
Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden. Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odeur units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
De Wgv bevat een regeling (art. 14, lid 2 en 3) voor onder meer voormalige bedrijfswoningen en compensatiewoningen in het kader van Rood voor rood. Het tweede lid van artikel 14 luidt:
Voor de toepassing van de artikelen 3, 4 en 6 bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een woning die op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
- op een kavel die op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij;
- in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en;
- in samenhang met de sloop van de bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van de veehouderij;
ten minste 100 meter indien de woning binnen de bebouwde kom is gelegen en ten minste 50 meter indien de woning buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
5.6.2 Situatie plangebied
Voorgenomen ontwikkeling gaat uit van het toevoegen van nieuwe geurgevoelige functies in de vorm van de te realiseren compensatiewoningen en de te herbouwen voormalige agrarische bedrijfswoningen. Op de locatie aan de Beekzijdeweg 31 worden geen nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd. De ontwikkelingen op deze locatie hoeven dan ook niet te worden getoetst aan de Wgv.
Het is dan ook van belang om per relevante locatie in te gaan op het toetsingskader uit de Wgv en de situatie ter plaatse in relatie tot de omliggende veehouderijen.
Ootmarsumseweg 184
Beide nieuw te bouwen woningen op deze locatie bevinden zich binnen de contour van het voormalige agrarische bouwperceel. Hiermee mag voor deze woning dan ook aan de vaste afstand van 50 meter worden getoetst conform artikel 14 van de Wgv. Binnen een straal van 50 meter ten opzichte van de geprojecteerde locatie van deze woningen bevinden zich geen veehouderijen. Tussen de dichtstbijzijnde veehouderij en de locatie van deze woningen zijn één of meerdere andere geurgevoelige objecten gelegen. Van enige negatieve invloed op de bedrijfsvoering en/of ontwikkelmogelijkheden van omliggende veehouderijen is dan ook geen sprake.
Monnikenbraakweg 8
Te herbouwen woning
Aan de Monnikenbraakweg wordt de te herbouwen voormalige bedrijfswoning gebouwd binnen de contour van het oorspronkelijke agrarische bouwperceel. Hiermee mag voor deze woning dan ook aan de vaste afstand van 50 meter worden getoetst conform artikel 14 van de Wgv. Binnen een straal van 50 meter ten opzichte van de geprojecteerde locatie van deze woning bevinden zich geen veehouderijen. Tussen de dichtstbijzijnde veehouderij en de locatie van deze woning zijn één of meerdere andere geurgevoelige objecten (woning Steenkampsweg 3) gelegen. Van enige negatieve invloed op de bedrijfsvoering en/of ontwikkelmogelijkheden van omliggende veehouderijen is dan ook geen sprake.
Compensatiewoning
De nieuwe compensatiewoning ligt echter buiten de contour van het voormalige agrarische bouwperceel. Hiermee dient aan de hand van de ter plaatse van de omliggende veehouderijen gehouden diercategorieën te worden getoetst aan de vaste afstand of aan specifieke geurwaarden.
De dichtstbijzijnde veehouderij bevindt zich in deze aan de Monnikenbraakweg 5/5a. Ter plaatse is uitsluitend een grondgebonden veehouderij toegestaan. Hiermee mag worden getoetst aan de vaste afstand van 50 meter. De onderlinge afstand bedraagt in dit geval minimaal 150 meter. Tussen de bedoelde veehouderij en de locatie van deze woning zijn één of meerdere andere geurgevoelige objecten (woning Steenkampsweg 3) gelegen. Van enige negatieve invloed op de bedrijfsvoering en/of ontwikkelmogelijkheden van omliggende veehouderijen is dan ook geen sprake.
Delmaweg 13
Te herbouwen woning
Aan de Delmaweg wordt de te herbouwen voormalige bedrijfswoning gebouwd binnen de contour van het oorspronkelijke agrarische bouwperceel. Hiermee mag voor deze woning dan ook aan de vaste afstand van 50 meter worden getoetst conform artikel 14 van de Wgv. Binnen een straal van 50 meter ten opzichte van de geprojecteerde locatie van deze woning bevinden zich geen veehouderijen. Tussen de dichtstbijzijnde veehouderij en de locatie van deze woning zijn één of meerdere andere geurgevoelige objecten (woning Delmaweg 11) gelegen. Van enige negatieve invloed op de bedrijfsvoering en/of ontwikkelmogelijkheden van omliggende veehouderijen is dan ook geen sprake.
Compensatiewoning
De nieuwe compensatiewoning ligt echter ten zuiden van en hiermee buiten de contour van het voormalige agrarische bouwperceel. Hiermee dient aan de hand van de ter plaatse van de omliggende veehouderijen gehouden diercategorieën te worden getoetst aan de vaste afstand of aan specifieke geurwaarden.
De dichtstbijzijnde veehouderij bevindt zich in deze aan de Geesterseveldweg 5. Ter plaatse is uitsluitend een grondgebonden veehouderij toegestaan. Hiermee mag worden getoetst aan de vaste afstand van 50 meter. De onderlinge afstand bedraagt in dit geval minimaal 200 meter. Tussen de bedoelde veehouderij en de locatie van deze woning zijn één of meerdere andere geurgevoelige objecten (woning Monnikenbraakweg 11) gelegen. Van enige negatieve invloed op de bedrijfsvoering en/of ontwikkelmogelijkheden van omliggende veehouderijen is dan ook geen sprake.
De dichtstbijzijnde locatie waar een intensieve veehouderij is toegestaan bevindt zich aan de Haarbrinksweg 47. Deze locatie ligt op minimaal 700 meter afstand en wordt vanwege de grote onderlinge afstand niet relevant geacht in het kader van geurhinder.
Conclusie
Ter plaatse van alle binnen deze ontwikkeling betrokken nieuwbouwwoningen wordt een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verwacht in relatie tot het aspect 'geur'. Omgekeerd is van enige negatieve invloed op de bedrijfsvoering en/of ontwikkelmogelijkheden van omliggende veehouderijen geen sprake.
5.6.3 Conclusie
Het aspect geur vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
5.7 Ecologie
5.7.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.3 Soortenbescherming
5.7.4 Conclusie
In de planregels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen in relatie tot de uitvoering van een vleermuizenonderzoek voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden voor de locatie aan de Ootmarsumseweg 184 en verkrijging van een ontheffing in relatie tot huismussen voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden voor de locatie aan de Monnikenbraakweg 8.
Het aspect ecologie vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
5.8 Archeologie & Cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op cultuurhistorische waarden.
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
5.9.1 Kader
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen). - Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
5.9.2 Situatie projectgebied
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en daarmee geen sprake van een directe m.e.r.-plicht.
In onderdeel D 11.2 van het besluit wordt de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. Indien geoordeeld wordt dat sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Uit jurisprudentie volgt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aan de hand van aspecten als aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
In dit geval is sprake van een Rood voor Rood-ontwikkeling waarbij op drie afzonderlijke locaties één compensatiewoning wordt gerealiseerd ter compensatie voor de sloop van een veelvoud aan landschapsontsierende bebouwing. Netto worden drie woningen toegevoegd, maar is wel sprake van een afname aan bebouwing. De aard en omvang van dit project is hiermee beperkt en de omvang van de (woon)percelen wordt in vergelijking met de huidige situatie niet tot nauwelijks vergroot. Daarnaast wordt het project gerealiseerd in een omgeving die zich kenmerkt door (verspreid liggende) woonbebouwing. De betrokken woonpercelen worden op passende wijze ingepast in het landschap. Dit is een herinrichting van ondergeschikte aard. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van nieuwe functies (woningen) die niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op de aard en omvang van dit plan wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.
5.9.3 Conclusie
Dit plan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen belangrijk nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit plan.
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Vigerend Beleid
6.1.1 Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
6.1.2 Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 (vastgesteld 17 december 2015). Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen. De doorwerking van de beleidsambities/uitgangspunten naar lagere overheden is geregeld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012), het Bestuursakkoord Water (2011) en de Waterwet (2009).
6.1.3 Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
6.1.4 Waterschap Vechtstromen
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan opgesteld.
Het algemeen bestuur van waterschap Vechtstromen heeft in de vergadering van 7 oktober het 'Waterbeheerplan 2016-2021' vastgesteld.
In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:
- voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
- beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
- het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.
6.2 Waterparagraaf
6.2.1 Algemeen
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
6.2.2 Watertoetsprocedure
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is voor de plandelen Ootmarsumseweg 184, Monnikenbraakweg 8 en Delmaweg 13. De standaard waterparagraaf behorend bij de korte procedure is opgenomen in Bijlage 8, Bijlage 9 en Bijlage 10 bij deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets voor deze plandelen is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.
De beantwoording van de vragen in relatie tot het plandeel Beekzijdeweg 31 heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'normale procedure' van de watertoets van toepassing is. Het volledige watertoetsresultaat is opgenomen als Bijlage 11 bij deze plantoelichting. Hiermee is vooroverleg met het waterschap Vechtstromen noodzakelijk. Hiertoe is dit bestemmingsplan in het kader van vooroverleg aan het waterschap Vechtstromen toegezonden. Hierna wordt ingegaan op de reactie van het waterschap in relatie tot de ontwikkeling ter plaatse van het plandeel Beekzijdeweg 31.
"In de directe nabijheid van het plangebied ligt waterloop WL 01746: WLGTS1-029 van waterschap Vechtstromen. In deze waterloop liggen bovendien enige technische werken waaronder duiker DK 09330. De waterloop heeft een belangrijke aan-, af-, en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze waterlopen is een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de insteek noodzakelijk. In deze obstakelvrije zone mag niet zonder toestemming van het waterschap worden gebouwd.
Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden ingediend in kader van de Waterwet. Onder ingrepen in het watersysteem worden ook het onttrekken- en lozen van grond- en oppervlaktewater verstaan. Op onze website www.vechtstromen.nl treft u meer informatie aan over de Waterwet.
Het voorliggende plan voorziet wellicht in de bouw van enkele obstakels in de beschermingszone. Hiervoor dient ruim van te voren in kader van de Waterwet een vergunning worden aangevraagd. Voor het behandelen van de aanvraag is een formele procedure tijd van 8 weken."
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording
7.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
7.2 Opzet Van De Regels
7.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
7.2.2 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
7.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
- Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels.
- Specifieke gebruiksregels: in dit artikel is het strijdig gebruik geregeld en zijn de voorwaardelijke verplichtingen opgenomen;
- Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven gebruiksmogelijkheden;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: omgevingsvergunningenstelsel;
- Wijzigingsbevoegdheden: onder welke voorwaarden de bestemming mag worden gewijzigd.
In paragraaf 7.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
7.2.4 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
- Algemene bouwregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven. hierin wordt ingegaan op geluidszones langs wegen en afwijken van de algemene bouwregels.
- Algemene gebruiksregels (Artikel 10)
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Hierin wordt in het algemeen ingegaan op het strijdige gebruik en eventuele afwijkingen hiervan.
- Algemene aanduidingsregels (Artikel 11)
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven. Daar waar deze zijn opgenomen kunnen extra voorwaarden ten aanzien van bepaalde aspecten gelden.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 12)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
- Algemene wijzigingsregels (Artikel 13)
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om onderdelen van het bestemmingsplan te wijzigen.
- Overige regels (Artikel 14)
In dit artikel worden de overige regels beschreven. Hier staan regels ten aanzien van parkeren beschreven.
7.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
7.3 Verantwoording Van De Regels
7.3.1 Bestemmingen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
Agrarisch - 1 (Artikel 3)
De gronden, die buiten de woonerven vallen, behouden de agrarische bestemming.
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor het agrarisch gebruik. Tevens is het uitvoeren van erfinrichtingsplannen, inpassingsplannen en/of landschapsplannen toegestaan. Het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan.
Wonen (Artikel 4)
De gronden ter plaatse van de bestaande woningen en de nieuwe compensatiewoningen zijn bestemd tot wonen. De compensatiekavels hebben een oppervlakte van circa 1.200 m2, conform het rood voor rood beleid.
Inhoudelijk sluiten de gebruiks- en bouwregels zoveel mogelijk aan bij de standaard voor het buitengebied van Tubbergen. Dit houdt in dat in beginsel een woning van 1.000 m3 mogelijk is, met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 9 meter. Ook de regels omtrent bijbehorende bouwwerken komen grotendeels met deze standaard overeen. Enkel voor de bestaande te herbouwen woning en woonboerderij aan respectievelijk de Ootmarsumseweg 184 en Beekzijdeweg 31 is hiervoor maatwerk geleverd.
Van de bouw- en gebruiksregels kan op ondergeschikte punten afgeweken worden. Er is voor elke locatie een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de sloop en de landschappelijke inpassing. Daarnaast zijn op basis van de uitkomsten van de verschillende milieukundige onderzoek specifieke voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor enkele locaties. Een en ander overeenkomst de plantoelichting en de daarbij behorende bijlagen.
'Waarde - Archeologie 3' (Artikel 6)
Met het oog op het behoud van de archeologische waarden van de gronden is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen, conform het geldende bestemmingsplan. Hier is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig, wanneer de grond over een bepaalde oppervlakte en diepte wordt geroerd.
'Waarde - Archeologie 4' (Artikel 7)
Met het oog op het behoud van de archeologische waarden van de gronden is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen, conform het geldende bestemmingsplan. Hier is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig, wanneer de grond over een bepaalde oppervlakte en diepte wordt geroerd.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Tubbergen. Hierin wordt onder meer opgenomen dat het risico van planschade bij de initiatiefnemers ligt zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Hoofdstuk 9 Vooroverleg
9.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
9.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkelingen geen nationale belangen schaden. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
9.1.2 Provincie Overijssel
Op basis van artikel 3.1.1, lid 2 heeft de provincie de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist.
Voor plannen in het buitengebied/de groene omgeving waarvoor de KGO van toepassing is, en die aantoonbaar passen binnen de gemeentelijke beleidskaders, is geen vooroverleg noodzakelijk. Dit blijkt uit de uitzonderingsregel zoals opgenomen onder B.4 van de 'Uitzonderinglijst Vooroverleg Ruimtelijke Plannen' van de provincie Overijssel.
In voorliggend geval is sprake van een ontwikkeling die voldoet aan bovenstaande uitzonderingsregel. Vooroverleg is niet noodzakelijk.
9.1.3 Waterschap Vechtstromen
In het kader van de watertoets heeft er per plandeel een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 6.2.2. Het waterschap heeft geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.
9.1.4 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 22 december 2021 tot en met 2 februari 2022 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen tegen het plan ontvangen. Dit bestemmingsplan is dan ook ongewijzigd vastgesteld.
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Ootmarsumseweg 184
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan Ootmarsumseweg 184
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Monnikenbraakweg 8
Bijlage 2 Erfinrichtingsplan Monnikenbraakweg 8
Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Delmaweg 13
Bijlage 3 Erfinrichtingsplan Delmaweg 13
Bijlage 4 Erfinrichtingsplan Beekzijdeweg 31
Bijlage 4 Erfinrichtingsplan Beekzijdeweg 31
Bijlage 5 Ondergeschikte Tweede Tak Of Een Deeltijdfunctie
Activiteit | Specifieke criteria bij toepassing van de afwijking in 4.5.1 |
Koelhuizen | Er zijn uitsluitend koelhuizen (waarmee niet een extra geventileerde schuur is bedoeld) toegestaan, die functioneren ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbij het koelhuis wordt geplaatst, waarbij tevens opslag is toegestaan voor meerdere bedrijven binnen een straal van 1 km. Bij grotere omvang van de koeling moeten de koelhuizen op een bedrijventerrein worden gevestigd, omdat het dan zal functioneren voor meerdere bedrijven en de verkeersaantrekkende werking niet aanvaardbaar is in het buitengebied. De oppervlakte van een koelhuis mag maximaal 200 m² bedragen. Wanneer het koelhuis bedoeld is voor de opslag voor meerdere bedrijven in de directe nabijheid (straal 1 km) en bij verwerking van de landbouwproducten mag de oppervlakte maximaal 500 m2 bedragen. De koelruimte dient waar mogelijk binnen bestaande gebouwen gerealiseerd te worden. |
Zorgfunctie | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in dié zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. |
Agrarische loonbedrijvigheid, gebruiksgerichte paardenhouderijen en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf. Er mag maximaal 20% van het bouwvlak worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie. De bedrijvigheid dient ondergebracht te worden in de bestaande gebouwen. |
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten | De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 200 m² bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden. |
Kinderboerderij | Bij deze activiteiten moet sprake zijn van het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. Er dient gelegenheid voor bezichtiging te worden geboden. Er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de bestaande bebouwing op het bouwvlak. |
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in 'Bedrijven en Milieuzonering 2009, uitgave VNG, onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven | De bedrijvigheid wordt ondergebracht in bestaande gebouwen en mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 500 m². Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben. |
Opslag van auto's en boten | Het moet bij de opslag van niet-landbouwproducten gaan om een opslag die een relatie heeft met het buitengebied. De opslag van auto's en boten mag geen grotere vloeroppervlakte beslaan dan 500 m². De opslag is alleen toegestaan op percelen die gelegen zijn aan een doorgaande weg. De opslag moet plaatsvinden binnen de bestaande gebouwen op het bouwvlak. De opslag is niet toegestaan buiten de gebouwen. |
Groepsaccommodatie | Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden gesloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen. |
Plattelandskamers/-appartementen | De kamers/appartementen worden in bestaande, vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen ondergebracht, die zijn gelegen binnen het bestaande ensemble van gebouwen op het betreffende erf. Plattelandskamers/-appartementen zijn niet toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken en veldschuren. Het aantal plattelandskamers/-appartementen bedraagt per perceel minimaal twee. Bij hoge uitzondering kan in kleine, waardevolle en bijzondere panden worden volstaan met één plattelandskamer/-appartement, indien de oppervlakte niet toereikend is voor twee. De oppervlakte van een plattelandskamer/-appartement mag ten hoogste 60 m² bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van de plattelandskamers/-appartementen, per bouwvlak mag ten hoogste 500 m² bedragen. De plattelandskamers/-appartementen, moeten bedrijfsmatig geëxploiteerd door één van de bewoners van het perceel worden. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. |
Theeschenkerij | De schenkerij moet binnen de bestaande bebouwing gevestigd worden. Er mogen geen buitenterrassen worden aangelegd. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 50 m² bedragen. |
Boerengolf | Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwvlak ondergebracht te worden. Op het bouwvlak moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt. |
Bijlage 6 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 6 Quickscan natuurwaardenonderzoek
Bijlage 7 Lijst Van Toegestane Evenementen
Bijlage 7 Lijst van toegestane evenementen
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Ootmarsumseweg 184
Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek Ootmarsumseweg 184
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Monnikenbraakweg 8
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Monnikenbraakweg 8
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Delmaweg 13
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Delmaweg 13
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Beekzijdeweg 31
Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek Beekzijdeweg 31
Bijlage 7 Quickscan Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 7 Quickscan natuurwaardenonderzoek
Bijlage 8 Watertoetsresultaat Ootmarsumseweg 184
Bijlage 8 Watertoetsresultaat Ootmarsumseweg 184
Bijlage 9 Watertoetsresultaat Monnikenbraakweg 8
Bijlage 9 Watertoetsresultaat Monnikenbraakweg 8
Bijlage 10 Watertoetsresultaat Delmaweg 13
Bijlage 10 Watertoetsresultaat Delmaweg 13