Buitengebied, Vriezenveenseweg 76 en Vikkersweg ong.
Bestemmingsplan - gemeente Tubbergen
Vastgesteld op 01-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied, Vriezenveenseweg 76 en Vikkersweg ong.' met identificatienummer NL.IMRO.0183.BUIBPVRIEZENVW76-VG01 van de gemeente Tubbergen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-gebonden beroep of bedrijf:
een dienstverlenend beroep of een bedrijf dat op kleine schaal in of bij een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 afschermende beplanting:
beplanting met een visueel afschermende werking;
1.7 afzetten van hakhout:
het bij wijze van onderhoudsmaatregel vlak boven de stobbe verwijderen van alle bovengrondse delen van hakhout, zodanig dat dit weer kan uitlopen;
1.8 agrarisch gebruik:
het gebruik van gronden voor het telen van gewassen en het houden van dieren;
1.9 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 archeologische waarden:
oudheidkundige waarden in de bodem die van belang zijn voor de kennis en studie van (de culturele overblijfselen van) de beschavingsgeschiedenis;
1.11 archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.12 bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;
1.13 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken zijnde;
1.14 bed and breakfast:
een verblijfsrecreatieve medegebruiksvorm als ondergeschikte activiteit in een (bedrijfs)woning, waarbij in de (bedrijfs)woning periodiek kortdurend recreatief verblijf wordt verschaft en ontbijt wordt geserveerd, gedreven door de bewoner(s) van die (bedrijfs)woning. Onder bed and breakfast wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
1.15 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, een aan huis verbonden beroep daaronder niet begrepen;
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw, geen bedrijfswoning zijnde, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.17 bedrijfsmatig:
gericht op het behalen van winst;
1.18 bedrijfsmatige kamerverhuur:
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.19 bedrijfswoning:
een gebouw met woning op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf. In geval de woning bij een gebouw of op een terrein wordt gebouwd, maken alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken onderdeel uit van de bedrijfswoning;
1.20 bestaand:
ten aanzien van vóór 31 december 1997 aanwezige bouwwerken, de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan 'Buitengebied, Vriezenveenseweg 76 en Vikkersweg ong.';
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.22 bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'
het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0183.1410621-vg01 dat op 23 mei 2016 is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen;
1.23 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.24 bijbehorend bouwwerk:
een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een woonhuis/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend woonhuis/bedrijfswoning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.25 boerderijkamers/plattelandskamers:
Een kleinschalige overnachtingsaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf en of in combinatie met het serveren van ontbijt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 60 m2 mag bedragen;
1.26 bomenrij:
drie of meer bomen, al dan niet langs een bestaande of voormalige weg, watergang en/of perceel, visueel als samenhangend element herkenbaar;
1.27 boom:
een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;
1.28 boomteelt:
de teelt van boomkwekerijgewassen, zoals laanbomen, klimplanten, rozen inclusief onderstammen en buitenrozen, coniferen, sierheesters, kerstbomen, heidesoorten, bos- en haagplantsoen en vruchtbomen en -struiken inclusief vruchtboomonderstammen;
1.29 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.31 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.32 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.33 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.34 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.35 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.36 casco:
de voor een landschapstype kenmerkende landschapselementen;
1.37 cascobenadering:
benadering, gericht op behoud en versterking van landschapstypen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen landschapselementen die deel uitmaken van het casco en behouden dienen te blijven en landschapselementen die geen deel uitmaken van het casco en verplaatst kunnen worden vanwege agrarische, economische, infrastructurele en andere maatschappelijke belangen;
1.38 containerteelt
het niet in de volle grond telen van gewassen, oftewel een niet-grondgebonden teelt;
1.39 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.40 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.41 dunning:
velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;
1.42 één bedrijf:
één economisch zelfstandige organisatie van mensen, middelen en procedures teneinde goederen en/of diensten te produceren;
1.43 erfinrichtingsplan:
een plan waarbij, na realisatie bebouwing tussen 1000 m3 en 3000 m3, het bouw- cq bestemmingsvlak is ingepast op een wijze die aantoonbaar past in het type landschap waarin het bouw- cq bestemmingsvlak is gelegen. Hierbij is aangesloten op de “Richtlijnen objectivering casco Noord-Oost Twente” behorende bij de beleidsnota “De casco benadering in Noordoost-Twente', welke is vastgesteld op 2 juli 2012. De hierin opgenomen aanbevelingen worden opgevolgd bij het opnieuw aanleggen van landschapselementen. Het plan dient door het college te zijn goedgekeurd;
1.44 evenement:
elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, voorzover de activiteiten een aaneengesloten periode van ten hoogste 14 dagen omvatten;
1.45 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vis- of picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.47 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.48 geluidsgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;
1.49 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.50 geomorfologische waarden:
de waarden van een gebied die uitdrukking geven aan de vormen van het aardoppervlak in verband met de wijze van hun ontstaan;
1.51 hakhout:
bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;
1.52 houtopstand:
boom of landschapselement;
1.53 houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
1.54 houtwal:
lijnvormig beplantingselement van bomen, hakhout en/of struiken op een wallichaam, voor de instandhouding waarvan periodiek onderhoud noodzakelijk is;
1.55 huishouden:
een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.56 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
1.57 kap:
een dak met een zekere helling;
1.58 kappen:
het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;
1.59 kleinschalige duurzame energiewinning:
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
1.60 kleinschalig kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Dit kampeerterrein of plaats heeft betrekking op een kampeerterrein voor een beperkt aantal kampeermiddelen;
1.61 landgoed
multifunctioneel gedeelte van het landelijk gebied met meerdere functies als landbouw, bosbouw, natuur- en landschapsbeheer, wonen, werken en recreatie, bestaande uit enkele van de volgende elementen: hoofdhuis (kasteel of buitenplaats of landhuis met tuin en/of park) en/of boerderijen al dan niet met gebouwde aanhorigheden, lanen, bos- en landbouwgronden, natuurterreinen en wateren, toebehorend aan één of meer natuurlijke of rechtspersonen, het welk doorgaans als een economische eenheid wordt beheerd om het als zodanig duurzaam in stand te houden;
1.62 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zullen de landschappelijke kenmerken, zoals opgenomen in bijlage 2 van de toelichting van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.63 landschapselement:
hakhout, een houtwal of singel, boomgroep, een natuurlijk bos of een productiebos, een bomenrij, begroeiing van heesters en struiken en erfbos;
1.64 landschapsplan
een plan waarbij, na realisatie bebouwing van meer dan 3000 m³, het bouw- cq bestemmingsvlak is ingepast op een wijze die aantoonbaar past in het type landschap waarin het bouw- cq bestemmingsvlak is gelegen. Hierbij is aangesloten op hetgeen in het document Kwaliteitskader Gebiedskenmerken (KG) is opgenomen alsmede aan de “Richtlijnen objectivering casco Noord-Oost Twente” behorende bij de beleidsnota “De casco benadering in Noordoost-Twente', welke is vastgesteld op 2 juli 2012. De hierin opgenomen aanbevelingen worden opgevolgd bij het opnieuw aanleggen van landschapselementen. Het plan dient door het college te zijn goedgekeurd;
1.65 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.66 natuurnetwerk nederland
een samenhangend netwerk van natuur- en landbouwgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van soorten en ecosystemen;
1.67 normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden;
1.68 normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.69 opslag:
de opslag van goederen;
1.70 overige opgaande teeltvormen:
sierteelt, fruitteelt, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;
1.71 overkapping:
een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.72 parkeren:
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;
1.73 peil:
indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.74 productiegebonden detailhandel:
een ondergeschikte vorm van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.75 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.76 ruimtelijk kwaliteitsplan:
een plan waarbij, na realisatie bebouwing tussen 1000 m3 en 3000 m3, het bouw- cq bestemmingsvlak is ingepast op een wijze die aantoonbaar past in het type landschap waarin het bouw- cq bestemmingsvlak is gelegen. Hierbij is aangesloten op de “Richtlijnen objectivering casco Noord-Oost Twente” behorende bij de beleidsnota “De casco benadering in Noordoost-Twente', welke is vastgesteld op 2 juli 2012. De hierin opgenomen aanbevelingen worden opgevolgd bij het opnieuw aanleggen van landschapselementen. Het plan dient door het college te zijn goedgekeurd;
1.77 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.78 rooien:
het met wortel en al verwijderen van een houtopstand;
1.79 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.80 sierteelt:
de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;
1.81 stallen:
in een garage of andere bewaarplaats zetten;
1.82 vellen:
het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;
1.83 verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatie gericht op ontspanning of vrijetijdsbesteding van recreanten die elders hun hoofdverblijf hebben, en voor een bepaalde periode waarbij ten minste één overnachting plaatsvindt;
1.84 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of; indien het een gebouw betreft zonder of met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw, als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.85 voorkeurswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.86 voertuig:
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;
1.87 vrij beroep:
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of hogere beroepsopleiding. Het vrije beroep dient te worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning;
1.88 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning;
1.89 woning:
een complex van ruimten in een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.90 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken daarbij onderdeel uit van het woonhuis;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Voor overkappingen geldt een inhoud gerekend tussen de buitenzijde van de denkbeeldige gevelvlakken verticaal geprojecteerd vanaf de buitenzijden van de afdekking;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 afstand tot de (bouw)perceelgrens:
tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.7 de afstand tot de weg:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de as van de bestemming 'Verkeer' dan wel waar geen bestemming geldt, de as van de weg;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het agrarisch gebruik;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
- c. het uitvoeren van erfinrichtingsplannen en landschapsplannen.
met daaraan ondergeschikt:
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden;
- e. doeleinden van agrarisch natuurbeheer;
- f. hobbymatig agrarisch gebruik;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. extensief dagrecreatief medegebruik;
- i. wegen, ontsluitingswegen voor bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
- j. fiets- en wandelpaden;
- k. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
- l. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
- m. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een betonfabriek, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - betonfabriek", met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "opslag" uitsluitend opslag ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf is toegestaan.
niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
met daaraan ondergeschikt:
- b. kleinschalige duurzame energiewinning;
- c. wegen en paden;
- d. water;
- e. beken, plassen, poelen, vennen, sloten, en/of andere watergangen en/of -partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met de daarbijbehorende:
- f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg en/of bed and breakfast;
- g. tuinen, erven en terreinen;
- h. paardrijbakken;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. andere bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bos - Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. natuur en bosbouw;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden. De beplanting van de voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden bestaat uit de in bijlage 1 en 2 bij de planregels opgenomen LandschapsplanVriezenveenseweg 76 en Landschapsplan Vikkersweg genoemde soorten;
- c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging;
met daaraan ondergeschikt:
- d. het extensief agrarisch medegebruik (zoals natuurlijke begrazing);
- e. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
- f. wegen en paden;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- h. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. afschermende beplanting en bebossing. De beplanting van de voor 'Groen' aangewezen gronden bestaat uit de in bijlage 1 bij de planregels opgenomen Landschapsplan Vriezenveenseweg 76 genoemde soorten.
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. water;
met de daarbijbehorende:
- e. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud van de archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde -Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 9 Waarde - Ecologie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding van het Natuurnetwerk Nederland.
9.2 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Algemene bouwregels
11.2 Afwijken van de algemene bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.1.1 onder a in die zin dat gebouwen dichter op de weg worden gebouwd, mits:
- a. instemming is verkregen van de wegbeheerder vanuit een oogpunt van wegbeheer en/of verkeersveiligheid;
- b. de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde of een verkregen hogere waarde;
- c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan in de regels van het bestemmingsplan is toegelaten;
- b. het gebruik en laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- c. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouw- en gebruiksactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- d. het gebruik en laten gebruiken van de gronden ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten, evenementen, festiviteiten, manifestaties, en/of standplaatsen voor detailhandel;
- e. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan in de vorm van opslag ten dienste van een loon- en grondverzetbedrijf;
- f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- g. het gebruik en laten gebruiken van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame of daarmee gelijk te stellen weilandborden, anders dan tijdelijke borden overeenkomstig de redelijke eisen van welstand;
- h. het gebruik en laten gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatige kamerverhuur;
- i. het gebruik van bijgebouwen, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van permanente bewoning;
- j. het gebruik van bijgebouwen, recreatiewoningen, boerderijkamers, plattelandskamers, groepsaccommodaties, kampeermiddelen, chalets en stacaravans ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
- k. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen, voor wonen.
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan
13.2 overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt
13.3 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
13.4 reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in het plan op ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, met dien verstande dat de afstand tussen enige bouwgrens en de weg niet wordt verkleind, de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, en de afwijking noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- b. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
- c. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen de bouwgrens of daar waar geen sprake is van een bouwgrens, de voorgevel, de grenzen of de voorgevel naar de buitenzijde worden overschreden door:
- 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen,
- 4. erkers over maximaal 3/5 deel van de gevelbreedte, mits de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 2,00 m bedraagt, tenzij gebouwen aaneengebouwd zijn;
mits de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m wordt overschreden;
- d. de bestemmingsregels ten behoeve van de bouw van kleine niet voor wonen bestemde bouwwerken voor (semi-)openbare diensten met dien verstande dat:
- 1. de inhoud ten hoogste 50 m³ bedraagt;
- 2. in afwijking van het gestelde onder 1 de inhoud van gebouwen ten behoeve van gasdrukregel- en meetstation ten hoogste 15 m³ bedraagt;
- 3. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 5,00 m bedraagt;
- 4. deze afwijking niet van toepassing is binnen de bestemming 'Bos - Natuur'.
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van andere bouwwerken, met dien verstande dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de bestemmingsregels van de bestemming 'Agrarisch - 1' ten behoeve van de inrichting van een camperterrein, mits:
- 1. het terrein uitsluitend gebruikt mag worden voor de plaatsing van ten hoogste 25 campers;
- 2. een erfinrichtingsplan wordt ingediend, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast;
- 3. het terrein op of direct aansluitend aan een agrarische bedrijfskavel of een voormalige agrarische bedrijfskavel wordt aangelegd. Indien daarvan geen sprake is, zal met maatwerk sprake moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' wordt verwijderd, mits:
- 1. de betreffende gronden niet langer deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland;
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en/of 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, mits:
- 1. na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigenadvies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht;
- b. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouw van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 45,00 m, mits:
- 1. sitesharing op een bestaande mast of locatie in alle redelijkheid niet mogelijk is;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Overige Regels
16.1 Parkeren en laden/lossen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 17.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het 17.1 sub a met maximaal 10%.
- c. 17.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.2 sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in 17.2 sub a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.17.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 18 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Buitengebied, Vriezenveenseweg 76 en Vikkersweg ong. van de gemeente Tubbergen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is eigenaar van het perceel aan de Vriezenveenseweg 76 te Geesteren, gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Al sinds 1912 is Weerink Beton B.V. gevestigd op het betreffende perceel. Op dit moment bestaat de productie van Weerink Beton B.V. vrijwel geheel uit prefab betonroosters voor stallen, speciaal voor de agrarische sector.
Het bedrijf heeft een sterke positie op de markt, maar dreigt deze gedeeltelijk te verliezen indien het bedrijf niet anders ingericht wordt. Het productieproces in combinatie met de huidige marktvraag brengt de nodige ruimtevraag met zich mee. De individuele order is namelijk groter qua aantal en product omdat de omvang van de gemiddelde veestal toeneemt. Grotere orders heeft tot gevolg dat de fluctuatie in de productielijn toeneemt. Door de grotere aantallen en grotere producten is het huidige bedrijfsperceel van onvoldoende omvang, wat ondermeer ten koste gaat van de veiligheid. Dit geldt voor zowel de bedrijfspanden als het buitenterrein.
Een belangrijk deel van het productieproces is het drogen van de producten. Dit duurt doorgaans circa 1 maand en neemt hierdoor veel ruimte in beslag alvorens de producten getransporteerd kunnen worden.
Om vanuit de ruimtelijke kwaliteit en de bedrijfsvoering de gewenste verbeteringen door te kunnen voeren, is een uitbreiding van het bedrijfsperceel in oppervlakte vereist. Het voornemen is om de bestaande bedrijfshal ter plaatse met circa 2.000 m2 uit te breiden. Deze uitbreiding van de bedrijfshal is primair bedoeld voor overdekte opslag. Daarnaast wordt het bedrijfsperceel vergroot waardoor het oppervlak aan buitenopslag kan worden uitgebreid.
De uitbreiding van het bedrijf kan tot stand worden gebracht door toepassing van de regeling Kwaliteitsimpuls groene omgeving (KGO). Via deze regeling kan een bedrijf in de groene omgeving uitbreiden indien het qua aard en omvang passend is in de omgeving. Als tegenprestatie voor de uitbreiding dient geïnvesteerd te worden in de ruimtelijke kwaliteit. De uitbreiding van het bedrijfsperceel wordt landschappelijk ingepast aan de hand van een ruimtelijk kwaliteitsplan.
De extra investering in de ruimtelijke kwaliteit vindt plaats ten noorden van het bedrijfsperceel aan de Vriezenveenseweg 76 en aan de Vikkersweg ongenummerd. Hier zal worden geïnvesteerd in de aanleg van bos en natuurontwikkeling.
Voorgenomen ontwikkelingen zijn niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om de gewenste uitbreiding mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin. Daarbij wordt aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling vanuit ruimtelijk en planologische oogpunt verantwoord is en in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, ten westen van de kern Geesteren. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Geesteren en de directe omgeving weergegeven. Het plangebied is hierbij indicatief weergegeven met de rode omlijning. Voor de begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van Geesteren en de directe omgeving (Bron: PDOK) |
Zoals aangegeven wordt de uitbreiding van het bedrijf mogelijk gemaakt door toepassing van de regeling Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO). In het kader van de aanvullende inspanning inzake de ruimtelijke kwaliteit wordt er geïnvesteerd in natuurontwikkeling ten noorden van de Vriezenveenseweg 76 (zie afbeelding 1.1) en aan de Vikkersweg ongenummerd (zie afbeelding 1.2). In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de betreffende ontwikkelingen. In afbeelding 1.2 is de begrenzing van de locatie Vikkersweg ongenummerd indicatief weergegeven.
![]() |
Afbeeldng 1.2 Ligging van plandeel Vikkersweg ongenummerd (Bron: PDOK) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Buitengebied, Vriezenveenseweg 76 en Vikkersweg ong." bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (NL.IMRO.0183.BUIBPVRIEZENVW76-VG01) en een renvooi;
- regels en bijlagen.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Huidig Planologisch Regiem
1.4.1 Algemeen
Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Tubbergen Buitengebied 2016” van de gemeente Tubbergen. Het bestemmingsplan is op 13 mei 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. Afbeelding 1.3 bevat een uitsnede van het geldende bestemmingsplan, hierin zijn beide plandelen indicatief aangegeven met de rode contour.
![]() |
Afbeelding 1.3 Uitsnede bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' - links Vriezenveenseweg 76 en rechts Vikkersweg ongenummerd (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
1.4.2 Beschrijving bestemmingen en aanduidingen
In het geldende bestemmingsplan is het deelgebied aan de Vriezenveenseweg 76 bestemd als 'Bedrijf' en 'Agrarisch 1'. Verder gelden hier de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. Tot slot gelden hier de gebiedsaanduidingen 'overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt' en 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.
Het deelgebied aan de Vikkersweg ongenummerd is bestemd als 'Agrarisch - 1'. Verder gelden hier de dubbelbestemmingen 'Ecologie' en 'Waarde - Archeologie 4'. Tot slot gelden hier de gebiedsaanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.
Hierna worden de verschillende (dubbel)bestemmingen en aanduidingen nader toegelicht:
Bestemming 'Agrarisch - 1'
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor het agrarisch gebruik en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Binnen een bouwvlak is de uitoefening van een agrarisch bedrijf toegestaan. In de bouwregels is bepaald dat het bouwen van gebouwen en overkappingen uitsluitend is toegestaan binnen een bouwvlak.
De tot 'Agrarisch - 1' bestemde gronden binnen het plangebied zijn niet voorzien van een bouwvlak waardoor ter plaatse geen agrarisch bedrijf uitgeoefend mag worden. Tevens is door het ontbreken van een bouwvlak het bouwen van gebouwen en overkappingen niet toegestaan.
Bestemming 'Bedrijf'
Daar waar de gronden binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Bedrijf' geldt tevens de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - betonfabriek'. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een betonfabriek.
In de bouwregels is onder andere bepaald dat per bestemmingsvlak uitsluitend gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd ten behoeve van één bedrijf. Daarnaast is onder andere bepaald dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' aangegeven oppervlakte bedragen. Ter plaatse van het plangebied geldt hier een maximum oppervlakte van 2.410 m2. Verder is per bestemmingsvlak maximaal één bedrijfswoning toegestaan.
Dubbelbestemming 'Ecologie'
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding van het Natuurnetwerk Nederland.
Dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'
De voor 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere door voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
In de bouwregels is bepaald dat voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over respectievelijke een oppervlakte groter dan 2.500 m² of 5.000 m2 en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:
- a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
- b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
- c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
Gebiedsaanduiding 'overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt'
De voor 'overige zone - vestigingsgebied voor boom- en sierteelt' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het toelaten van nieuwe sier- en boomteeltbedrijven op bestaande bouwvlakken voor agrarische bedrijven.
Gebiedsaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'
De voor 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het gebruik van de gronden ten behoeve van sierteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande teeltvormen, niet zijnde boom- en sierteelt binnen de bouwpercelen.
Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'
De voor 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de ontwikkeling van de landbouw, waarbij het belang van de landbouw bovengeschikt is aan andere belangen. Overige functies (onder andere natuur en landschap, recreatie en toerisme en wonen) kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van bestaande of inplaatsing van nieuwe agrarische bedrijven.
Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'
De voor 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het toelaten van verschillende functies naast elkaar, waarbij het bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatie van milieudoelen, en - waar mogelijk - van recreatief gebruik bovengeschikt is aan andere belangen. De intensieve veehouderij wordt beëindigd en/of verplaatst. Overige functies kunnen zich in deze gebieden ontwikkelen, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van natuur, landschap en wonen.
1.4.3 Strijdigheid
Voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het geldend bestemmingsplan “Tubbergen buitengebied 2016”. Het voornemen bestaat om de bestaande bedrijfshal met 2.000 m2 uit te breiden en het buitenterrein te vergroten. Om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken dient het bestemmingsvlak van de bestemming 'Bedrijf' uitgebreid te worden. Daarnaast dient de maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen ter plaatse verhoogd te worden.
Tevens dient aan passende bestemming toegekend te worden aan de Vikkersweg ongenummerd om de beoogde natuurontwikkeling mogelijk te maken en van een juist beschermingsregime te voorzien.
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de planologische kaders om de hiervoor benoemde ontwikkelingen mogelijk te maken.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 8 in op het vooroverleg.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving en vervolgens de huidige situatie binnen het plangebied.
2.1 Huidige Situatie Omgeving
Het erf aan de Vriezenveenseweg 76 en de Vikkersweg ongenummerd liggen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen.
Plandeel Vriezenveenseweg 76
Het plandeel Vriezenveenseweg 76 ligt ten westen van de kern Geesteren. De ruimtelijk- functionele structuur van de omgeving bestaat hoofdzakelijk uit verspreid liggende woonerven en agrarische bedrijvigheid. De belangrijkste structuurdragers in de nabijheid van dit plandeel is de Vriezenveenseweg (N748).
Vikkersweg ongenummerd
Het plandeel Vikkersweg ongenummerd ligt ten zuiden van de kern Tubbergen en ten westen van de kern Tubbergen. De ruimtelijk- functionele structuur van de omgeving bestaat hoofdzakelijk uit bospercelen, agrarische gronden en verspreid liggende woonpercelen. De belangrijkste structuurdragers in de nabijheid van dit plandeel zijn de waterloop Markgraven en het aangrenzende bosperceel (onderdeel uitmakend van het Natuurnetwerk Nederland).
2.2 Het Plangebied
Het plandeel Vriezenveenseweg 76 betreft gedeeltelijk een bedrijfsperceel. Daarnaast is er sprake van agrarisch gronden en een bosperceel. Het bedrijfsperceel Vriezenveenseweg 76 wordt aan de zuidzijde begrenst door de Vriezenveenseweg (N748), aan de oostzijde is een agrarisch bedrijf aanwezig. Aan de overige zijden is voornamelijk sprake van agrarische gronden, met aan de westzijde een woonperceel. De bebouwing op het bedrijfsperceel bestaat uit een bedrijfswoning met bijhorende bebouwing en bedrijfsbebouwing. Tevens is een groot deel verhard ten behoeve van buitenopslag. Het bedrijfsperceel wordt door een verhardde in- en uitrit ontsloten op de Vriezenveenseweg. Binnen het plangebied, ten noorden van het bedrijfsperceel, is een bosperceel aanwezig. Zoals reeds aangegeven vindt er in het kader van de KGO-regeling natuurontwikkeling plaats ten oosten van dit bosperceel. Het betreffende perceel is geheel onbebouwd en in agrarisch gebruik.
Het plandeel Vikkersweg ongenummerd is op dit moment nog agrarisch in gebruik. Echter zijn deze gronden dusdanig geïsoleerd dat het agrarisch gebruik niet meer optimaal is. Dit plandeel is gelegen aan de Markgraven. Dit plandeel is geheel onverhard en binnen het plandeel is onder andere een houtwal en een poel aanwezig.
In afbeelding 2.1 en 2.2 is de huidige situatie van de plandelen op luchtfoto's weergegeven. In afbeelding 2.3 is de ligging van de plandelen onderling weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto huidige situatie plandeel Vriezenveenseweg 76 (Bron: PDOK) |
![]() |
Afbeelding 2.2 Luchtfoto huidige situatie plandeel Vikkersweg (Bron: PDOK) |
![]() |
Afbeelding 2.3 Ligging van de plandelen onderling (Bron: PDOK) |
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.1.1 Bedrijfshistorie & bedrijfsvoering
In 1912 is het bedrijf Weerink Beton B.V. op de huidige locatie aan de weg van Geesteren naar Vriezenveen opgestart. Aanvankelijk bestond de productie uit cementen dakpannen en in de loop van de tijd werd de productie uitgebreid tot systeembouwelementen, betonnen schuttingen en garages. Zoon van de oprichter van het bedrijf volgde later diens vader op, en in de opvolgende jaren kwam het accent te liggen op fabricage van veeroosters en platen voor agrarisch gebruik. Sinds 1977 wordt het bedrijf gerund door de huidige ondernemer. De productie bestaat vrijwel geheel uit prefab betonroosters voor stallen, speciaal voor de agrarische sector. Door de schaalvergroting in de agrarische sector en dierwelzijnseisen zijn de roosters steeds groter geworden.
Het productieproces op zich is echter ongewijzigd gebleven. In mallen wordt beton in vorm gegoten onder bijvoeging van wapening, deze bestaat uit betonijzer. Het in de roosters op de juiste plaats verwerken van deze bewapening is één van de deskundigheden van Weerink Beton. Niet ieder bedrijf is hier dusdanig in gespecialiseerd dat bij deze grote roosters de benodigde kwaliteit is gewaarborgd. In het productieproces spelen een tweetal machines een grote rol. Ten eerste is er de betonproductiemolen gevoed vanuit de zand en grind bunkers en de cementsilo's. Hiervandaan wordt het beton in kubels naar de vulmachine getransporteerd. In deze machine, de tweede belangrijke machine, is de losse mal gemonteerd. Hierin wordt het beton gegoten voorzien van de bewapening en wordt het beton verdicht middels trilling. Na het opstijven van het beton in de mal wordt deze middels kanteling uit de mal genomen en wordt in de hal bij het uitnemen gestapeld. Na enige tijd uitharden in de hal wordt het rooster naar de buitenopslag getransporteerd om volledig uitgehard te zijn na 28 dagen, waarna uitlevering kan plaatsvinden.
3.1.2 Noodzaak uitbreiding
Ten aanzien van de noodzaak wordt opgemerkt dat het huidige perceel op dit moment voor een groot deel volgebouwd is. De minimale resterende ruimte is in gebruik voor buitenopslag. Binnen het huidige terrein zijn zodoende absoluut geen mogelijkheden om te voorzien in de benodigde extra ruimte. Vanwege het productieproces, verbetering van de (verkeers)veiligheid en ontwikkelingen in de markt is het een absolute noodzaak om uit te breiden op de huidige locatie, waar het bedrijf al meer dan 100 jaar gevestigd is.
In de loop van het bestaan van het bedrijf is het accent steeds meer komen te liggen op de productie van roosters voor stallen. Waren deze in de beginperiode slechts ongeveer een meter lang, is tegenwoordig de lengte van deze roosters tot inmiddels vier meter lengte gegroeid. Dit bij een eveneens gegroeide breedtemaat en dito gewicht. Deze groei heeft uiteraard geleidelijk plaatsgevonden en vindt zijn oorsprong in de economische ontwikkeling van de veehouderij (schaalvergroting) en met name aan de stringentere eisen ten aanzien van dierwelzijn en -huisvesting. Weerink Beton wordt gedwongen om de bedrijfsvoering en het productieproces aan te passen op deze ontwikkelingen en veranderende vraag vanuit de markt. Voor deze steeds doorontwikkelde producten, zowel qua afmeting als kwaliteit, werd in 1993 een hypermoderne computergestuurde betonmenginstallatie gebouwd. Een investering van 1,5 miljoen euro. Deze installatie bestaat uit een betonnen stortput met elevator, 4 overdekte grondstoffensilo's en 2 cementsilo's. Door een computergestuurd systeem worden cement, grind en zand gemengd in de betonmolen die zich hoog in het gebouw bevindt. Deze installatie functioneert nog steeds naar behoren en vormt het hart van het bedrijf. Deze installatie is overigens niet verplaatsbaar. Ook dit gegeven brengt met zich mee dat verplaatsing van de bedrijfsvoering naar een andere locatie absoluut niet haalbaar is.
Door de steeds grotere formaten is de mogelijkheid van het gebruik van de huidige vulmachine aan de grens gekomen. Ook is door deze grotere maten de productiecapaciteit van de huidige hal teruggelopen. De grotere roosters gebruiken zoveel ruimte dat niet meer voldoende ruimte beschikbaar is om de benodigde productie op te slaan. Hierdoor vindt onwenselijke buitenopslag plaats, wat leidt tot een zeer rommelig straatbeeld. Uitbreiding van het bedrijfsperceel ter plaatse kan deze onwenselijke situatie oplossen.
Weerink Betonindustrie heeft zich gespecialiseerd in de betonindustrie en heeft daarbij een zeer goede (regionale) naam opgebouwd. Daarom is er in de wijde omgeving veel vraag naar de roosters van dit bedrijf. Het bedrijf vervult in die zin een belangrijke regionale functie voor de agrarische sector in de gemeente Tubbergen en naburige gemeenten. Verplaatsing van het bedrijf is, gelet op de vereiste investeringen niet reëel, aangezien nooit voldoende omzet gerealiseerd kan worden om de hiervoor benodigde investering terug te kunnen verdienen. Het bestaande bedrijfsperceel met de opslagsilo's en stortput zal - gezien de specifieke bestemming en bijbehorende bebouwing - onverkoopbaar zijn. Het bedrijf zou daarnaast moeten uitwijken naar een veel verder weg gelegen XL-park bij Bornerbroek. Conclusie is dat verplaatsen van het bedrijf geen financieel haalbare optie is. Uitbreiding van het bestaande terrein en de bebouwing in westelijke richting in combinatie met investering in de ruimtelijke kwaliteit is de meest wenselijke optie.
3.1.3 Gewenste ontwikkeling en landschappelijke inpassing
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Algemeen
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersbewegingen die ontstaan door een nieuwe ontwikkeling.
3.2.2 Verkeer
3.2.3 Parkeren
3.2.4 Conclusie
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen voorliggende ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Ten aanzien van het plandeel ten noorden van het bedrijfsperceel Vriezenveenseweg 76 en de Vikkersweg wordt opgemerkt dat deze alleen aan bod komt bij het van belang zijnde beleid.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
4.1.2 Toetsing van het initiatief aan het Rijksbeleid
Het rijksbeleid laat zich niet specifiek uit over dergelijke kleinschalige ontwikkelingen. Het initiatief raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Wat betreft de “Ladder voor duurzame verstedelijking” wordt opgemerkt dat toetsing noodzakelijk is bij “nieuwe stedelijke ontwikkelingen” (3.1.6 Bro). Er zijn inmiddels meerdere gerechtelijke uitspraken geweest over deze definitie.
Op voorliggende ontwikkeling is onder andere de overzichtsuitspraak ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724 van toepassing. Uit deze uitspraak blijkt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2 er in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling en er getoetst moet worden aan de Ladder voor Duurzame verstedelijking.
De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling gaat uit van de uitbreiding van een bestaand niet-agrarisch bedrijf in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Concreet gaat het om de uitbreiding van het bedrijfsperceel met circa 6.040 m2. Daarbij zal de bestaande bedrijfshal uitgebreid worden met 2.000 m2. Geconcludeerd wordt dat er in geval van voorgenomen ontwikkeling sprake is van nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Behoefte
In voorliggend geval is sprake van een uitbreiding van bouwmogelijkheden en het bedrijfsperceel van een bestaand bedrijfsperceel om de continuïteit van Weerink Beton B.V. ter plaatse te kunnen waarborgen. Door toenemende verkoop en het groter worden van de betonproducten (als gevolg van marktvraag) is deze uitbreiding noodzakelijk. Door voorgenomen ontwikkeling ontstaat er meer ruimte om zowel inpandig als op het buitenterrein producten op te slaan, hetgeen noodzakelijk is voor Weerink Beton om concurrerend te kunnen zijn.
Het betreft een lokaal geworteld bedrijf. De uitbreiding is noodzakelijk om de continuïteit van het betonbedijf ter plaatse te waarborgen. Er is in voorliggend geval dan ook sprake van concrete behoefte aan de uitbreiding van bouwmogelijkheden.
Binnen of buiten bestaand stedelijk gebied
Het betreft een uitbreiding van een bestaand en lokaal geworteld bedrijf buiten het 'bestaand stedelijk gebied'. In paragraaf 3.1.2 is de noodzaak voor de beoogde uitbreiding beschreven. Het bedrijf is van oudsher gevestigd op deze locatie en het bedrijf heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in deze locatie. Het is financieel en bedrijfstechnisch niet mogelijk de locatie te verplaatsen naar het bedrijventerrein in bestaand stedelijk gebied. Dit heeft onder andere te maken met de aanwezigheid van de computergestuurde betonmenginstallatie die niet verplaatsbaar / demontabel is. Daarbij komt dat de ruimtevraag door het productieproces en marktontwikkelingen dusdanig fors is, dat veel binnenstedelijke locaties qua ruimteaanbod absoluut niet voldoen. Voor een duurzaam toekomstperspectief is het daarom gewenst om het bestaande bedrijfsperceel uit te breiden in combinatie met investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.
Het zou leiden tot kapitaalvernietiging als de bedrijflocatie aan de Vriezenveenseweg 76 moet worden opgeheven en elders opnieuw moet worden geïnvesteerd. Dit zou leiden tot onevenredige bedrijfseconomische gevolgen voor het bedrijf. Verder is van belang dat het perceel landschappelijk goed wordt ingepast, zodat er geen onevenredige inbreuk van het landschap plaatsvindt. Er moet dan ook een zwaarder gewicht worden toegekend aan het belang van de uitbreiding van het bedrijf op de reeds bestaande locatie, dan een eventuele benutting van beschikbare gronden elders in de regio door herstructurering, transformatie of anderszins.
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.
- Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
- Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
- Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- 1. generieke beleidskeuzes;
- 2. ontwikkelingsperspectieven;
- 3. gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel, die is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
4.3 Gemeentelijk Beleid
Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hieronder in willekeurige volgorde behandeld.
4.3.1 Structuurvisie Tubbergen
4.3.2 Kwaliteitsimpuls groene omgeving
4.3.3 Landschapsontwikkelingsplan
4.3.4 Casco-benadering in Noordoost-Twente
4.3.5 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en Besluit milieueffectrapportage.
Ten aanzien van het plandeel ten noorden van het bedrijfsperceel Vriezenveenseweg 76 en het plandeel aan de Vikkersweg wordt opgemerkt dat deze alleen aan bod komt wanneer dit relevant is.
5.1 Geluid
5.1.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plangebied
De uitbreiding van de bedrijfsbebouwing en het bedrijfsperceel wordt in het kader van de Wgh niet aangemerkt als een geluidgevoelig object. De aspecten wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai zijn dan ook niet van toepassing.
In paragraaf 5.5 (milieuzonering) wordt aan de hand van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' nader ingegaan op de milieubelasting van het bedrijf op de omgeving.
5.1.3 Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
5.2 Bodemkwaliteit
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient doorgaans een bodemonderzoek te worden verricht conform de richtlijnen NEN 5740.
Kruse Milieu BV heeft ter plaatse van het deelgebied Vriezenveenseweg 76 (specifiek de beoogde locatie voor de uitbreiding van de bedrijfshal) een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Een samenvatting van de resultaten en de conclusies worden hierna behandeld. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete bodemonderzoek wat is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting.
5.2.2 Onderzoeksresultaten
In het grondwater zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van het bodemonderzoek (zie bijlage 2). De boven- en ondergrond zijn niet verontreinigd. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
5.2.3 Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het toekomstige gebruik van het terrein. De vastgestelde verontreinigingen vormen geen risico’s voor de volksgezondheid. De bodem wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik (betonfabriek).
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.2 Situatie plangebied
In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen, temeer omdat er geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten is, dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Tevens wordt opgemerkt dat deze ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen, per buisleiding of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
5.4.2 Beoordeling
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven.
![]() |
Afbeelding 5.1 Uitsnede Risicokaart Overijssel (Bron: Risicokaart Overijssel) |
Uit de inventarisatie blijkt dan ook dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
In afbeelding 5.1 is te zien dat er een LPG-vulpunt aanwezig is in de kern Geesteren. De afstand tot grens invloedsgebied verantwoording groepsrisico bedraagt 150 meter. Voor het LPG-vulpunt geldt een plaatsgebonden risicocontour van 15 meter. Het plangebied is gelegen op ruim 850 meter waardoor ruimschoots wordt voldaan aan de gestelde afstanden. Een nadere verantwoording voor wat betreft de externe veiligheid wordt niet noodzakelijk geacht.
Verder is nabij het LPG-vulpunt een bewaarplaats voor vuurwerk aanwezig, waarvoor een grootste veiligheidsafstand van 33 meter geldt. Het plangebied ligt hier ruimschoots buiten.
5.4.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
5.5 Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
5.5.2 Gebiedstypen
Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.
Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen waar geen sprake is van matige of sterke functiemenging. Daarom wordt in voorliggend geval uitgegaan van het omgevingstype “rustige woonwijk" (ofwel "rustig buitengebied").
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
5.5.3 Beoordeling
Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:
- 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
- 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).
5.5.4 Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
5.6 Geur
5.6.1 Algemeen
5.6.2 Beoordeling
In de nabije omgeving van het plangebied is één agrarisch bedrijf aanwezig. Het gaat hier om het agrarische bedrijfsperceel aan de Vriezenveenseweg 74. Op basis van het geldende bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" is ter plaatse een intensieve veehouderij toegestaan.
De bedrijfsbebouwing die gebruikt worden voor productiewerkzaamheden zijn reeds aanwezig en aan te merken als geurgevoelig, aangezien er sprake is van een 'gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt' (artikel 1 Wgv). De bebouwing die gebruik gaat worden voor opslagdoeleinden is op basis van voorgenoemde definitie niet aan te merken als geurgevoelig, aangezien hier niet langdurig wordt verbleven.
Opgemerkt wordt dat het bedrijfsperceel niet dichter bij het agrarische bedrijfsperceel aan de Vriezenveenseweg 74 komt te liggen. De planologische mogelijkheid tot het oprichten van bebouwing, zijnde geurgevoelige objecten, komt dus ook niet dichter bij de omliggende agrarische bedrijven te liggen waardoor het bedrijf door dit plan niet extra belemmerd wordt.
De beoogde uitbreiding van de bestaande bedrijfshal zal gebruikt gaan worden als overdekte opslag en wordt daarom niet aangemerkt als een geurgevoelig object in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van (verdere) beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van het nabij gelegen agrarisch bedrijf. Daarnaast kan er vanuit worden gegaan dat ter plaatse van de bestaande bedrijfsbebouwing en bedrijfswoning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.6.3 Conclusie
Op basis van de Wgv en een goede ruimtelijke ordening zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
5.7 Ecologie
5.7.1 Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.
5.7.2 Gebiedsbescherming
5.7.3 Soortenbescherming
5.7.4 Conclusie
Er worden geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Daarnaast zijn er geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten.
5.8 Archeologie & Cultuurhistorie
5.8.1 Archeologie
5.8.2 Cultuurhistorie
5.8.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
5.9.1 Kader
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- 1. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- 2. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- 3. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
5.9.2 Verantwoording (vormvrije) m.e.r.-beoordeling
Het realiseren van de voorgenomen uitbreiding van het betonbedrijf is niet als activiteit opgenomen in de C-lijst van het Besluit MER. In de D-lijst de volgende activiteit opgenomen: ‘De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’. Het realiseren van woningen is als een stedelijk ontwikkelingsproject aan te merken, waardoor toetsing aan de drempelwaarden dient plaats te vinden. De drempelwaarden zijn ten aanzien van de hiervoor genoemde activiteit als volgt:
- 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
- 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
- 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
In voorliggend geval blijft de ontwikkeling ruimschoots onder de drempelwaarden. De in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling gaat uit van het uitbreiden van een bestaande bedrijfshal met 2.000 m2. Daarnaast wordt het terrein rondom het bedrijf met circa 6.040 m2 vergroot. Van een directe m.e.r.-plicht is in dit geval geen sprake.
Echter dient ook wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben. Hiertoe is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r-beoordeling opgesteld, deze is opgenomen in bijlage 6 bij deze toelichting. Uit deze notitie blijkt dat voorliggend bestemmingsplan geen belangrijke nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maakt.
Op 19 juni 2019 heeft de gemeente besloten dat in het kader van voorliggende bestemmingsplan geen milieueffectrapportage als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer opgesteld hoeft te worden. Het besluit is opgenomen in Bijlage 7 behorend bij deze toelichting.
Zoals in het besluit (Bijlage 7) staat opgenomen wordt in de aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling (Bijlage 6) voor wat betreft stikstof nog gesproken op het Programma Aanpak Stikstof (PAS). De Raad van State heeft op 29 mei 2019 uitgesproken dat het PAS niet gebruikt mag worden als basis om toestemming te verlenen voor activiteiten die leiden tot stikstoftoename ter plaatse van de stikstofgevoelige habitattypen en soorten in Natura 2000-gebieden. Daarom is in het kader van het voorliggende bestemmingsplan een stikstofonderzoek uitgevoerd. In het stikstofonderzoek wordt geconcludeerd dat als gevolg van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling geen sprake is van stikstofdepositie en dat daarom significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.7.2.1 en Bijlage5 van deze toelichting.
5.9.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
5.10 Wateraspecten
5.10.1 Vigerend beleid
5.10.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels.
6.2 Opzet Van De Regels
6.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen (Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
6.2.3 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
- Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan;
- Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
- Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels.
- Specifieke gebruiksregels: in dit artikel is het strijdig gebruik geregeld en de voorwaardelijke verplichting opgenomen;
- Afwijken van de gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven gebruiksmogelijkheden;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: omgevingsvergunningenstelsel;
- Wijzigingsbevoegdheden: onder welke voorwaarden mag de bestemming worden gewijzigd.
In paragraaf 6.3 worden de bestemmingen nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.
6.2.4 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel (Artikel 10)
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
- Algemene bouwregels (Artikel 11)
Deze regel is opgenomen om ten aanzien van geluidsgevoelige objecten een bepaalde afstand tot wegen te garanderen.
- Algemene gebruiksregels (Artikel 12)
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.
- Algemene aanduidingsregels (Artikel 13)
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven ter plaatse van het plangebied liggen de aanduidingen 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan', 'overige zone - vestigingsgebiedvoor boom- en sierteelt', 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', 'reconstructiewetzone -landbouwontwikkelingsgebied'.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 14)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
- Algemene wijzigingsregels (Artikel 15)
In dit artikel worden de algemene wijzigingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om onderdelen van het bestemmingsplan te wijzigen.
- Overige regels (Artikel 16)
In dit artikel worden de parkeerregels beschreven.
6.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
6.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.
'Agrarisch – 1' (Artikel 3)
De bestemming ‘Agrarisch – 1’ omvat de agrarische gebieden waar landbouw en landschap nevengeschikt zijn. De gronden zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. De bestemming 'Agrarisch - 1' is tevens gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen deze agrarische gebiedsbestemming van ondergeschikt belang. Tevens is ondermeer extensief dagrecreatief medegebruik toegestaan. Het gaat dan om medegebruiksvormen als wandelen, fietsen, paardrijden en kanoën. Vis- of picknickplaatsen worden ook gerekend tot extensief dagrecreatief medegebruik.
Het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan. Voor andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, is een maximale bouwhoogte vastgesteld. In de bestemming zijn een aantal specifieke gebruiksregels en afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Tevens is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden.
'Bedrijf' (Artikel 4)
Het bedrijfsperceel aan de Vriezenveenseweg 76 is, overeenkomstig het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016", voorzien van de bestemming 'Bedrijf'.
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een betonfabriek, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - betonfabriek". De gehele bedrijfsbestemming is voorzien van deze aanduiding. Daarnaast is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding "opslag" uitsluitend opslag is toegestaan ten behoeve van het ter plaatse aanwezige bedrijf.
Per bestemmingsvlak zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden gebouwd ten behoeve van één bedrijf. Daarnaast mag ten hoogste één bedrijfswoning per bestemmingsvlak worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen is in het kader van voorgenomen ontwikkeling verhoogt van 2.410 m2 naar 4.410 m2 teneinde de beoogde bedrijfshal te kunnen realiseren. Het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen en overkappingen is vastgelegd op de verbeelding met de aanduiding "maximum oppervlakte (m2)".
Voor het overige is aangesloten op de bepalingen van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016". Daar waar bepalingen niet relevant of van toepassing zijn op het plangebied, zijn deze buiten beschouwing gelaten.
'Bos - Natuur' (Artikel 5)
De voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor:
- a. natuur en bosbouw;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden. De beplanting van de voor 'Bos - Natuur' aangewezen gronden bestaat uit de in bijlage 1 en 2 bij de planregels opgenomen LandschapsplanVriezenveenseweg 76 en Landschapsplan Vikkersweg genoemde soorten;
- c. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of –partijen, al dan niet mede bestemd voor waterberging.
Binnen de bestemming 'Bos - Natuur' is het niet toegestaan om gebouwen en overkappingen te bouwen. Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.
Verder is in artikel 5.4.1 bepaald dat voor bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist. Het gaat hierbij om:
- a. het af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden;
- b. het vellen of doen vellen van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
- c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
- d. het dempen, graven, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
- e. het aanleggen of verharden van wegen, fiets-, voet- en ruiterpaden, parkeervoorzieningen en overige oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte groter dan 100 m².
- f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
- g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
In artikel 5.4.2 zijn uitzondering opgenomen met betrekking tot het bovenstaande. Voor de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 1 opgenomen Landschapsplan Vriezenveenseweg 76, dan wel een goedgekeurd landschapsplan als bedoeld in 4.5.3 onder a, is geen omgevingsvergunning vereist.
Gelet op de aard en omvang van de treffen landschapsmaatregelen aan de Vikkersweg (Bijlage 2Landschapsplan Vikkersweg), is hier wel een omgevingsvergunning vereist.
'Groen' (Artikel 6)
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor afschermende beplanting en bebossing. Binnen deze bestemming zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Voor andere bouwwerken geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 2,50 mag bedragen.
'Waarde - Archeologie 3 (Artikel 7)
De gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden.
'Waarde - Archeologie 4' (Artikel 8)
De gebieden met een lage en middelmatige archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden.
'Waarde - Ecologie' (Artikel 9)
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de gronden ten behoeve van de instandhouding van het Natuurnetwerk Nederland.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval zijn er geen te verhalen kosten, zodat er geen exploitatieovereenkomst is afgesloten. De gemeentelijke kosten, waaronder leges, komen voor rekening van de aanvrager. Met de aanvrager wordt daarnaast een overeenkomst gesloten waarin tevens de planschade is afgedekt.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
8.1 Vooroverleg
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
8.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkeling geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.1.2 Provincie Overijssel
Op basis van artikel 3.1.1, lid 2 van de Bro heeft de provincie de mogelijkheid om plannen aan te wijzen waarvoor geen vooroverleg is vereist. De provincie Overijssel heeft van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt en een zogenoemde ‘Vooroverleglijst ruimtelijke plannen’ opgesteld.
Voor plannen in de groene omgeving/ buitengebied is in deze lijst onder B, lid 4 opgenomen:
4. Nieuwe ontwikkelingen en uitbreiding met KGO
Plannen/omgevingsvergunningen waarvoor de KGO van toepassing is, wanneer deze passen binnen een gemeentelijk beleidskader (vastgesteld door de raad) dat door de provincie is beoordeeld als zijnde in overeenstemming met de Omgevingsvisie Overijssel, Omgevingsverordening en Werkboek KGO. In dit beleidskader staat in ieder geval:
- op welke wijze de balans tussen ontwikkelingsruimte en kwaliteitsprestaties wordt bepaald,
- op welke wijze via het proces binnen de gemeentelijke organisatie geborgd wordt, dat de gewenste ruimtelijke kwaliteit wordt behaald.
De goede werking van dit beleidskader moet zich bewezen hebben bij een aantal casussen waarover de provincie positief advies heeft uitgebracht.
Voor plannen en besluiten die (tevens) andere provinciale belangen raken (zoals NNN, waterveiligheid en verblijfsrecreatie) blijft vooroverleg noodzakelijk.
De in voorliggend bestemmingsplan besloten ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op basis van het 'Beleidskader voor de toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' van de gemeente Tubbergen. Dit betreft een gemeentelijke beleidsinvulling van het provinciale KGO-beleid. Zoals uit paragraaf 4.3.2 blijkt is de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met het gemeentelijke KGO-beleid. Gedurende het KGO-proces heeft er afstemming met de provincie plaatsgevonden. Op 15 januari 2019 heeft de provincie akkoord gegeven op de KGO plannen. Gelet op vorenstaande is vooroverleg met de provincie Overijssel niet noodzakelijk.
8.1.3 Waterschap Vechtstromen
In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'normale procedure'. Hiertoe heeft vooroverleg met het waterschap Vechtstromen plaatsgevonden. De reactie van het waterschap is opgenomen in subparagraaf 5.10.2.
8.2 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, is afgezien van een voorontwerpbestemmingsplan.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerp bestemmingsplan heeft voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn er geen zienswijzen op het plan ingediend.
Bijlage 1 Landschapsplan Vriezenveenseweg 76
Bijlage 1 Landschapsplan Vriezenveenseweg 76
Bijlage 2 Landschapsplan Vikkersweg
Bijlage 2 Landschapsplan Vikkersweg
Bijlage 3 Waterberging
Bijlage 4 Ondergeschikte Tweede Tak Of Een Deeltijdfunctie
Activiteit | Specifieke criteria |
Koelhuizen | Er zijn uitsluitend koelhuizen (waarmee niet een extra geventileerde schuur is bedoeld) toegestaan, die functioneren ten behoeve van het agrarisch bedrijf waarbij het koelhuis wordt geplaatst, waarbij tevens opslag is toegestaan voor meerdere bedrijven binnen een straal van 1 km. Bij grotere omvang van de koeling moeten de koelhuizen op een bedrijventerrein worden gevestigd, omdat het dan zal functioneren voor meerdere bedrijven en de verkeersaantrekkende werking niet aanvaardbaar is in het buitengebied. De oppervlakte van een koelhuis mag maximaal 200 m² bedragen. Wanneer het koelhuis bedoeld is voor de opslag voor meerdere bedrijven in de directe nabijheid (straal 1 km) en bij verwerking van de landbouwproducten mag de oppervlakte maximaal 500 m2 bedragen. De koelruimte dient waar mogelijk binnen bestaande gebouwen gerealiseerd te worden. |
Zorgfunctie | Het moet gaan om de vestiging van een kleinschalige maatschappelijke zorgfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van resocialisatie, therapie, gehandicapten, en dergelijke. Bij een zorgfunctie moet sprake zijn van een directe relatie tussen het agrarisch bedrijf of de woonfunctie en de sociale en/of sociaal-medische opvang van personen, in dié zin dat de bewoners behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten of het houden van dieren bij een woonfunctie. |
Agrarische loonbedrijvigheid, gebruiksgerichte paardenhouderijen en andere agrarische aanverwante bedrijvigheid | Er moet een relatie zijn met het bijbehorende agrarisch bedrijf. Er mag maximaal 20% van het bouwvlak worden gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tak of deeltijdfunctie. De bedrijvigheid dient ondergebracht te worden in de bestaande gebouwen. |
Verhuur van fietsen en kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten | De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de verhuuractiviteiten mag maximaal 200 m² bedragen. De opslag van de fietsen, kano's, en daarmee vergelijkbare kleinschalige recreatieproducten mag niet buiten gebouwen plaatsvinden. |
Kinderboerderij | Bij deze activiteiten moet sprake zijn van het houden van verschillende soorten dieren (inheems en uitheems) anders dan voor de productie. Er dient gelegenheid voor bezichtiging te worden geboden. Er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van de bestaande bebouwing op het bouwvlak. |
Niet-agrarische bedrijvigheid als bedoeld in 'Bedrijven en Milieuzonering 2009, uitgave VNG, onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichten en/of voorwerkbedrijven | De bedrijvigheid wordt ondergebracht in bestaande gebouwen en mag, met uitzondering van de opslagruimtes, geen grotere bedrijfsvloeroppervlakte hebben dan 500 m². Er mag geen opslag van goederen buiten de gebouwen plaatshebben. |
Opslag van auto's en boten | Het moet bij de opslag van niet-landbouwproducten gaan om een opslag die een relatie heeft met het buitengebied. De opslag van auto's en boten mag geen grotere vloeroppervlakte beslaan dan 500 m². De opslag is alleen toegestaan op percelen die gelegen zijn aan een doorgaande weg. De opslag moet plaatsvinden binnen de bestaande gebouwen op het bouwvlak. De opslag is niet toegestaan buiten de gebouwen. |
Groepsaccommodatie | Het moet gaan om bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing (indien het bij vestiging van een groepsaccommodatie om bouwtechnische redenen noodzakelijk is, mag een bestaande schuur eventueel worden gesloopt en op dezelfde plek herbouwd worden). Indien de groepsaccommodatie zich niet bevindt in het gebouw met daarin de (bedrijfs)woning, dan mag de groepsaccommodatie op niet meer dan 25 m afstand van dat gebouw worden gesitueerd. Er moet sprake zijn van een geheel met de overige gebouwen. |
Plattelandskamers/-appartementen | De kamers/appartementen worden in bestaande, vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen ondergebracht, die zijn gelegen binnen het bestaande ensemble van gebouwen op het betreffende erf. Plattelandskamers/-appartementen zijn niet toegestaan in veldschuren. Het aantal plattelandskamers/-appartementen bedraagt per perceel minimaal twee. Bij hoge uitzondering kan in kleine, waardevolle en bijzondere panden worden volstaan met één plattelandskamer/-appartement, indien de oppervlakte niet toereikend is voor twee. De oppervlakte van een plattelandskamer/-appartement mag ten hoogste 60 m² bedragen. De gezamenlijke oppervlakte van de plattelandskamers/-appartementen, per bouwvlak mag ten hoogste 500 m² bedragen. De plattelandskamers/-appartementen, moeten bedrijfsmatig geëxploiteerd door één van de bewoners van het perceel worden. Het parkeren moet op eigen erf plaatsvinden. |
Theeschenkerij | De schenkerij moet binnen de bestaande bebouwing gevestigd worden. Er mogen geen buitenterrassen worden aangelegd. De bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theeschenkerij mag maximaal 50 m² bedragen. |
Boerengolf | Ten behoeve van het boerengolf dienen alle voorzieningen, met uitzondering van de golfbaan zelf, op het bouwvlak ondergebracht te worden. Op het bouwvlak moet voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn. Het boerengolf moet nadrukkelijk aan de natuurlijke waarden worden getoetst, wat mogelijk ertoe kan leiden dat het boerengolf gedurende bepaalde perioden van het jaar in bepaalde gebieden niet mag worden uitgeoefend vanwege aanwezige natuurlijke waarden. Het algemeen belang van de natuurwaarden wordt een zwaarder gewicht toegekend dan het individuele belang van de agrariër die boerengolf als neventak aan het bedrijf toevoegt. |
Bijlage 1 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 1 Ruimtelijk kwaliteitsplan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Stofhinderonderzoek
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 5 Stikstofdepositie Onderzoek
Bijlage 5 Stikstofdepositie onderzoek
Bijlage 6 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 6 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Besluit Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 7 Besluit aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling