KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Leiding - Riool
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Huidig Planologisch Regime
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Landschap En Omgeving
2.2 Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.2 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Geluid
5.2 Bodemkwaliteit
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Milieuzonering
5.6 Geur
5.7 Ecologie
5.8 Archeologie & Cultuurhistorie
5.9 Wateraspecten
5.10 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
6.2 Opzet Van De Regels
6.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
8.1 Vooroverleg
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 1 Erfinrichtingsplan
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Watertoetsresultaat

Buitengebied, Langeveenseweg 54 Geesteren

Wijzigingsplan - gemeente Tubbergen

Vastgesteld op 01-02-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan "Buitengebied, Langeveenseweg 54 Geesteren" met identificatienummer NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016"

het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" met identificatienummer NL.IMRO.0183.1410621-vg01 van de gemeente Tubbergen, zoals dat is vastgesteld op 23 mei 2016;

1.4 bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan"

het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" met identificatienummer NL.IMRO.0183.BPBUIVEEGPLAN-VG01 van de gemeente Tubbergen, zoals dat is vastgesteld op 15 december 2020;

1.5 verbeelding

de verbeelding van het wijzigingsplan "Buitengebied, Langeveenseweg 54 Geesteren", bestaande uit de kaart met nr. NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01;

1.6 parkeren

een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;

1.7 stallen

in een garage of andere bewaarplaats zetten;

1.8 voertuig

vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren.

In aanvulling op bovenstaande begrippen blijven de overige begrippen behorende bij het bestemmingsplan bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan"Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" onverkort van toepassing.

Artikel 2 Wijze Van Meten

De meetvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" blijven onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' (Artikel 6) van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" blijven onverkort van toepassing op dit plan.

3.1 Specifieke gebruiksregels

3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1.1 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  1. a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 van deze regels opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 van deze regels genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  2. b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Artikel 4 Leiding - Riool

De bestemmingsregels van de dubbelbestemming Leiding - Riool behorende bij het bestemmingsplan"Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" blijven onverkort van toepassing.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

De bestemmingsregels van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 behorende bij het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied2016 Veegplan" blijven onverkort van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

De algemene regels van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan"Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" zijn overeenkomstig van toepassing, met dien verstande dat op dit plan ook de volgende regels van toepassing zijn:

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Overige Regels

7.1 Parkeren en laden/lossen

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

8.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan "Buitengebied, Langeveenseweg 54 Geesteren" van de gemeente Tubbergen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Langeveenseweg 54 aan de rand van de kern Geesteren in de gemeente Tubbergen ligt een bedrijfsperceel met daarop een bedrijfshal. Initiatiefnemer is voornemens om deze bedrijfshal te vergroten ten behoeve van zijn meubel- en interieurbouw bedrijf.

De voorgenomen ontwikkeling is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. De maximale oppervlakte van de bedrijfshal mag 330 m2 zijn volgens het geldende bestemmingsplan, waarmee de beoogde uitbreiding met 140 m2 naar 412 m2 niet past. Daarnaast komen de huidige bedrijfsactiviteiten niet overeen met de in het bestemmingsplan opgenomen functieaanduiding voor een installatiebedrijf.

In het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" is binnen de bestemming 'Bedrijf' een wijzigingsbevoegdheid (artikel 6.6.1) opgenomen om de maximale oppervlakte van een bedrijfshal te vergroten, mits er wordt voldaan aan in dat artikel genoemde voorwaarden. Tevens is er in datzelfde bestemmingsplan in artikel 6.5.1 een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik van het perceel voor bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de reeds toegestane vormen van bedrijvigheid. Ook aan deze afwijkingsbevoegdheid zijn voorwaarden verbonden

Voorliggend wijzigingsplan geeft toepassing aan de hiervoor genoemde wijzigingsbevoegdheid. Daarbij wordt aangetoond dat aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en de voorgenomen ontwikkeling vanuit ruimtelijk en planologische oogpunt verantwoord is. Tevens wordt met dit wijzigingsplan de wijziging van het type bedrijf meegenomen. Dit kan omdat dit eveneens een bevoegdheid is die door de raad aan het college is gegeven.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied aan de rand van de kern Geesteren in de gemeente Tubbergen. In afbeelding 1.1. is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Geesten en de directe omgeving weergegeven. Het plangebied is hierbij indicatief weergegeven met een ster en rode omlijning. Voor de begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01_0001.png"
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied ten opzichte van Tubbergen en de directe omgeving (Bron: PDOK)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het wijzigingsplan "Buitengebied, Langeveenseweg 54 Geesteren" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01) en een renvooi;
  • regels en bijlagen.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het wijzigingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan.

1.4 Huidig Planologisch Regime

1.4.1 Algemeen

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied2016" van de gemeente Tubbergen. Het bestemmingsplan is op 23 mei 2016 door de gemeenteraad vastgesteld.

Daarnaast is het plangebied gelegen in de begrenzing van het bestemmingsplan "TubbergenBuitengebied 2016 Veegplan" en het Facetbestemmingsplan "Parkeren Tubbergen", deze plannen zijn 15 december 2020 en op 28 mei 2018 vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen.

Afbeelding 1.2 bevat een uitsnede van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied is indicatief aangegeven met de rode contour.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01_0002.png"
Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl)

1.4.2 Beschrijving bestemmingen

In het geldende bestemmingsplan gelden er in het plangebied de bestemmingen 'Bedrijf' met de functieaanduidingen 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf'. Tevens geldt de maatvoering 'maximum oppervlakte: 330 m2'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en 'Leiding - Riool'. Hierna wordt op de bestemmingen ingegaan, vervolgens wordt de strijdigheid van dit plan toegelicht.

Bedrijf

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf' bestemd voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een installatiebedrijf, met daaraan ondergeschikt kleinschalige duurzame energiewinning, wegen en paden en water. Voor het bouwen van de genoemde gebouwen en overkappingen geldt dat per bestemmingsvlak uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van één bedrijf worden gebouwd. Door de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", is geen bedrijfswoning is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' zal de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste de aangegeven oppervlakte bedragen. De goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen respectievelijk maximaal 6 en 12 meter zijn.

Waarde - Archeologie 4

Deze bestemming geldt ter plaatse van het gehele plangebied. De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor bouwwerken waarbij de grond met een oppervlakte van 5.000 m2 en dieper dan 0,40 m beneden maaiveld, wordt verstoord dient aangetoond te worden dat archeologische waarden ontbreken, niet onevenredig worden geschaad of verstoord worden.

Leiding - Riool

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan met de daarbij behorende andere bouwwerken. Op deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

1.4.3 Strijdigheid

Voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de geldende bestemmingsplannen, aangezien door de voorgenomen uitbreiding de maximale oppervlakte van 330 m2 wordt overschreden. Daarnaast is er andere bedrijvigheid aanwezig dan het toegestane installatiebedrijf.

Het voornemen kan mogelijk worden gemaakt door toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 6.6.1 van het geldende bestemmingsplan “Tubbergen buitengebied 2016”. De aanpassing van het soort bedrijvigheid is mogelijk door de gebruikmaking van de afwijkingsmogelijkheid in artikel 6.5.1 van het bestemmingsplan.

Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de planologische kaders om de hiervoor benoemde ontwikkeling mogelijk te maken. In hoofdstuk 4.3.1 worden het voornemen getoetst aan de voorwaarden gesteld aan de betreffende wijzigingsbevoegdheid.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een omschrijving van de gewenste ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. In de hoofdstukken 6 en 7 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 8 in op het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Dit hoofdstuk gaat eerst in op de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving en vervolgens de huidige situatie binnen het plangebied.

2.1 Landschap En Omgeving

Het plangebied bevindt zich ten noorden van de kern Geesteren. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving kenmerkt zich voornamelijk door verspreid liggende woningen en woonerven, enkele bedrijven, (agrarische)bedrijfspercelen en agrarische gronden.

2.2 Het Plangebied

Het plangebied betreft een bestaand bedrijfsperceel met een bedrijfshal. Het gebied wordt aan de zuidzijde begrensd door een aangrenzend bedrijfsgebouw. Tevens ligt aan de westzijde, aan de overzijde van de Langeveenseweg een bedrijfsperceel. Ten noorden en ten oosten van het plangebied liggen woningen en agrarische gronden. Het plangebied wordt aan de westzijde ontsloten op de Langeveenseweg.

In afbeelding 2.1 en 2.2. is via een luchtfoto en straatbeeld de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01_0003.png"
Afbeelding 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron: PDOK)
afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01_0004.png"
Afbeelding 2.2 Straatbeeld huidige situatie plangebied (Bron: Google Streetview, 2016)

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ruimtelijke Ontwikkeling

3.1.1 Gewenste ontwikkeling

Initiatiefnemer wil de bestaande bedrijfshal uitbreiden ten behoeve van zijn meubel- en interieurbouw bedrijf. Deze uitbreiding zal aan de noordzijde van de bestaande bedrijfshal plaatsvinden. In afbeelding 3.1 is de plattegrond van de nieuwe bedrijfshal weergegeven, waarop de uitbreiding met grijs is aangegeven.

Tenslotte wordt het perceel aan de randen landschappelijk ingepast. Hier wordt in de volgende paragraaf op ingegaan. In afbeelding 3.2 is de gewenste toekomstige situatie weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01_0005.png"
Afbeelding 3.1 Plattegrond nieuwe woning (Bron: Erwin Meinders)

3.1.2 Landschappelijke inpassing

Eén van de wijzigingsvoorwaarden is dat er een erfinrichtingsplan wordt opgesteld, zodanig dat de nieuwe bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast. Door Erwin Meinders bouwkundig buro is een erfinrichtingsplan (zie afbeelding 3.2) opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01_0006.png"
Afbeelding 3.2 Gewenste situatie (Bron: Erwin Meinders)

Op het erfinrichtingsplan is de bestaande bedrijfshal en de uitbreiding met grijs (1) en zwart (2) weergegeven. Daarnaast zijn de bestaande beplanting (A) en de nieuw aan te leggen beplanting weergegeven. De uitbreiding van de bedrijfshal wordt landschappelijk ingepast door een nieuw aan te leggen beukenhaag (C) en de aanplant van gemengde bosbeplanting 20 m2 (D). Het erfinrichtingsplan is opgenomen als Bijlage 1 van de toelichting van dit wijzigingsplan.

3.2 Verkeer En Parkeren

3.2.1 Algemeen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersbewegingen die ontstaan door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van zowel de publicatie 'Toekomstbestendig parkeren, publicatie 381 (december 2018)' van het CROW als de beleidsnotitie 'Bouwen en Parkeren 2018' van de gemeente Tubbergen. De kencijfers uit deze publicatie en beleidsnotitie zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.

3.2.2 Uitgangspunten

Qua verstedelijkingsgraad, stedelijke zone, hoofdgroep en type worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Verstedelijkingsgraad: niet-stedelijk - gemeente Tubbergen (Bron: CBS Statline)
  • Stedelijke zone: buitengebied
  • Functie: Bedrijf arbeidsintensief/bezoekersextensief (industrie, laboratorium, of een werkplaats): 2,35 parkeerplaats per 100 m2 bvo.

3.2.3 Parkeerbehoefte

Zoals aangegeven bestaat het plangebied in de huidige situatie uit een bedrijfshal. Deze is momenteel 272 m2 groot. In de nieuwe situatie zal deze bedrijfshal 412 m2 worden. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte inzichtelijke gemaakt door de geldende parkeernormen toe te passen op de huidige en nieuwe situatie.

Aantal m2 Gemiddelde aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bvo Totale parkeerbehoefte in aantal parkeerplaatsen
Huidige situatie 272 2,35 6,39
Nieuwe situatie 412 2,35 9,68

Zowel in de huidige situatie als in de nieuwe situatie zal het parkeren op eigen terrein gebeuren. Op het perceel blijft na de uitbreiding voldoende ruimte om de nodige parkeerbehoefte op te vangen. Geconcludeerd wordt dat in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

3.2.4 Verkeersgeneratie

Voor de ontwikkeling wordt uitgegaan van dezelfde uitgangspunten voor het aspect parkeren. In onderstaande tabel is de gemiddelde verkeersgeneratie (voertuigbewegingen per weekdagetmaal) per 100 m2 bvo weergegeven op basis van de kencijfers van het CROW:

Aantal m2 Gemiddelde verkeersgeneratie per 100 m2 bvo Totale verkeersgeneratie in aantal verkeersbewegingen per weekdagetmaal
Huidige situatie 272 10 27,2
Nieuwe situatie 412 10 41,2

De totale verkeersgeneratie in de nieuwe situatie bedraagt afgerond 42 verkeersbewegingen per weekdagetmaal. Dit zal via de Langeveenseweg worden ontsloten. De reeds aanwezige wegenstructuur rondom het plangebied kan de bij deze ontwikkeling behorende verkeersgeneratie eenvoudig en verkeersveilig afwikkelen.

3.2.5 Conclusie

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat er vanuit verkeerskundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen voorliggende ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR (voorganger NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.

In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:

bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´

Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).

4.1.3 Toetsing van het initiatief aan het Rijksbeleid

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

4.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel, welke is verankerd in de Omgevingsverordening.

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn verwerkt in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. Deze beleidsthema's worden benaderd vanuit de overkoepelende rode draden duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

  • Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien.
  • Ruimtelijke kwaliteit is datgene wat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit gaan vooral over 'goed': mooi, functioneel en toekomstbestendig.
  • Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de mens. In de omgevingsvisie gaat het over het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. Of - generieke beleidskeuzes;
  2. 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. Hoe - gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat het initiatief in overeenstemming is met de uitgangspunten uit het provinciaal beleid zoals genoemd in de Omgevingsvisie Overijssel, die is verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.

4.3 Gemeentelijk Beleid

Het gemeentelijk beleid is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste beleidsdocumenten die van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling worden hieronder in willekeurige volgorde behandeld.

4.3.1 Bestemmingsplan "Tubbergen buitengebied 2016"

4.3.2 Omgevingsvisie Tubbergen

4.3.3 Casco-benadering in Noordoost-Twente

4.3.4 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het wijzigingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een wijzigingsplan een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en het Besluit milieueffectrapportage.

5.1 Geluid

5.1.1 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.

5.1.2 Situatie plangebied

In dit geval is geen sprake van een geluidsgevoelig object, omdat het de uitbreiding van een bedrijfshal ten behoeve van opslag betreft. Binnen het nieuwe gebouw verblijven geen personen. Doordat het geen geluidsgevoelig object betreft zijn de aspecten industrie-, weg- en railverkeerslawaai niet van toepassing.

5.1.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, is een bodemonderzoek verricht conform de richtlijnen NEN 5740.

In dit geval is een verkennend bodemonderzoek door Kruse uitgevoerd. Onderstaand wordt op de belangrijkste resultaten ingegaan. Voor de complete onderzoeksrapportage wordt verwezen naar Bijlage2 van deze toelichting.

5.2.2 Situatie plangebied

Aan de hand van het verkennend bodemonderzoek is door het onderzoeksbureau Kruse de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan:

In de bovengrond en in het grondwater zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. Verontreinigingen in de grond met metalen (Kwik) en PAK niet ongebruikelijk op locaties, waar al tientallen jaren sprake is geweest van bebouwing (en bewoning). In het bodemonderzoek van 2010 is ook een licht verhoogd PAK gehalte gemeten. De (zeer) licht verhoogde gehalten aan kwik en PAK zijn niet direct verklaarbaar. De (zeer) licht verhoogde gehalte aan barium, koper, nikkel en zink in het grondwater zijn waarschijnlijk te wijten aan plaatselijk (natuurlijk) verhoogde achtergrondwaarden. In het bodemonderzoek van 2010 zijn er ook licht verhoogde gehalten aan barium en koper aangetoond. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond.

Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren. Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de uitbreiding van de bedrijfshal, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (bedrijf).

5.2.3 Conclusie

Gezien het voorgaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Beoordelingskader

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer.

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Op grond van de Wet milieubeheer, gelet op artikel 5.16 lid 4 Wet Milieubeheer geldende de volgende regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);

5.3.2 Situatie plangebied

In paragraaf 5.3.1.1 is een lijst met categorieën van gevallen beschreven, die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Gelet op de aard en omvang van voorliggende ontwikkeling in vergelijking met voorgenoemde voorbeelden van categorieën, kan worden aangenomen, vooral omdat er geen grote toename van het aantal verkeersbewegingen te verwachten is, dat voorliggende ontwikkeling 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging.

Tevens wordt opgemerkt dat deze ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

5.3.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend wijzigingsplan.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi);
  • het Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 2015 (Brzo 2015);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:

  • het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
  • de Regeling basisnet;
  • de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).

De regelgeving omtrent het vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleiding is vastgesteld in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.4.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart met betrekking tot het plangebied en omgeving weergegeven. Het plangebied is hierbij weergegeven met de rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.BUIWPLANGEVEENSW54-VG01_0012.png"
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

5.4.3 Conclusie

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving aangaande externe veiligheid.

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

5.5.2 Gebiedstypen

Volgens de VNG-uitgave “Bedrijven en Milieuzonering” dient eerst te worden beoordeeld of in de omgeving sprake is van een 'rustige woonwijk' of een 'gemengd gebied'.

Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. In de VNG-uitgave wordt het buitengebied veelal gerekend tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Het plangebied is gelegen aan de rand van het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Rondom het plangebied is sprake van matige functiemenging. Daarom wordt in voorliggend geval uitgegaan van het omgevingstype "gemengd gebied'.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

5.5.3 Beoordeling

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' geeft een eerste inzicht in de milieuhinder van inrichtingen. Hierbij spelen twee vragen een rol:

    1. 1. past de nieuwe functie in de omgeving? (externe werking);
    2. 2. laat de omgeving de nieuwe functie toe? (interne werking).

5.5.4 Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling.

5.6 Geur

5.6.1 Algemeen

5.6.2 Situatie plangebied

Uit afdelingsjurisprudentie (ABRvS, 200801961/1 van 11 maart 2009 (werkplaatsen van een houthandel zijn geurgevoelig objecten)) blijkt dat werkplaatsen geurgevoelig objecten zijn. Het voornemen is geen nieuw geurgevoelig object, immers het betreft een uitbreiding van een bestaande bedrijfshal en het voormalige installatiebedrijf heeft ook een werkplaats.

In voorliggend geval bedraagt de afstand tussen het bedrijfsperceel en de dichtstbijzijnde intensieve veehouderij (varkenshouderij aan de Schotboersweg 10-10a) 87 meter. Deze veehouderij ligt binnen een concentratiegebied, waarbij de geurbelasting niet meer mag bedragen dan 14 odeur units per kubieke meter lucht (zie de vorige paragraaf (5.6.1.1). Uit de omgevingsvergunning (van 21 oktober 2021) van de intensieve veehouderij blijkt dat ter plaatse van de Langeveenseweg 50 en 52a een geurbelasting van respectievelijk 6,6 en 6,9 odeur units per kubieke meter is. De Langeveenseweg 50 en 52a liggen op circa 80 meter van de intensieve veehouderij. Het voornemen van dit wijzigingsplan ligt noordelijker dan de Langeveenseweg 50 en 52a (op circa 87 meter), waardoor de verwachting is dat ter plaatse van de bedrijfshal de geurbelasting lager zal zijn dan aan de Langeveenseweg 50 en 52a. Daarnaast zal de uitbreiding van de bedrijfshal richting noordoosten plaatsvinden, waarmee de afstand met de veehouderij niet wordt verkleind.

Daarom wordt gesteld dat het agrarische bedrijf niet verder in zijn ontwikkelingsmogelijkheden wordt belemmerd en dat er een aanvaardbare geursituatie wordt verwacht ter plaatse van het bedrijfsperceel.

5.6.3 Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland. Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten.

5.7.2 Gebiedsbescherming

5.7.3 Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

In dit geval wordt een bedrijf uitgebreid op gronden die deels zijn verhard en deels in gebruik zijn als tuin. De gronden worden intensief beheerd. Er kan niet verwacht worden dat er sprake is van natuurlijke waarden. Een quickscan wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Daarnaast zullen er geen sloopwerkzaamheden plaatsvinden. De natuurwaarden vormen dan ook geen belemmering voor het voornemen.

5.7.4 Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering.

5.8 Archeologie & Cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie

5.8.2 Cultuurhistorie

5.8.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en er geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

5.9 Wateraspecten

5.9.1 Vigerend beleid

5.9.2 Waterparagraaf

5.10 Besluit Milieueffectrapportage

5.10.1 Algemeen

De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een wijzigingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:

  1. 1. Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan);
      • Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is;
  2. 2. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3);
      • Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het wijzigingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen);
  3. 3. Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4);
      • Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het wijzigingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).

In het Besluit m.e.r. neemt het wijzigingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het wijzigingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het wijzigingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het wijzigingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.

Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

5.10.2 Situatie plangebied

Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op circa 4,5 kilometer van het plangebied. In paragraaf 5.7.2.1 wordt ingegaan op de effecten van het voornemen op Natura 2000-gebieden. Gelet op deze afstand en de aard en omvang van de ontwikkeling, het uitbreiden van een bedrijfshal op een bestaand bedrijfsperceel, wordt gesteld dat er geen sprake is van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied (zie ook paragraaf 5.7).

Een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Daarom is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer.

Drempelwaarde Besluit m.e.r.

Dit wijzigingsplan voorziet in principe in een directe eindbestemming 'Bedrijf' voor wat betreft de binnen het plangebied geplande ontwikkeling en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit wijzigingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling (zowel de uitbreiding als functiewijziging) die niet wordt genoemd in onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. en is daarom niet direct m.e.r.-plichtig. In voorliggend geval is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject aangezien gelet op de aard en de omvang van de ontwikkeling, er sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is dan genoemd in onderdeel C en D van het Besluit m.e.r. Het voorliggende initiatief heeft geen grote extra verkeersaantrekkende werking (zie paragraaf 3.2.2). Daarnaast blijkt uit dit hoofdstuk en het volgende hoofdstuk dat dit wijzigingsplan geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

5.10.3 Conclusie

Dit wijzigingsplan (voor de uitbreiding en functiewijziging) is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording

6.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels.

6.2 Opzet Van De Regels

6.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het wijzigingsplan. Dit wijzigingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

6.2.2 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn enkele in het kader van de SVBP2012 verplichte begrippen en enkele aanvullende begrippen opgenomen die dienen ter verduidelijking van de in dit wijzigingsplan gehanteerde definities. Voor het overige worden de begrippen zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied2016" onverkort van toepassing verklaard.

  • Wijze van meten (Artikel 2)

De wijze van meten zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" wordt onverkort van toepassing verklaard.

6.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De bestemmingsregels van de (dubbel)bestemmingen 'Bedrijf', 'Leiding - Riool' en 'Waarde - Archeologie 4' worden onverkort van toepassing verklaard.

6.2.4 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Omdat het in dit geval een wijzigingsplan betreft zijn de algemene regels zoals opgenomen in bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" onverkort van toepassing verklaard, met dien verstande dat in dit hoofdstuk, in het kader van 'een goede ruimtelijke ordening', tevens regels ten aanzien van anti-dubbeltelregel en parkeren zijn opgenomen.

6.2.5 Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit wijzigingsplan. In de slotregels wordt aangegeven hoe het wijzigingsplan wordt genoemd.

6.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordening regelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit wijzigingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het wijzigingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het wijzigingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd.

Artikel 3 Bedrijf

De gronden binnen het plangebied die reeds onderdeel uitmaken van het bedrijfsperceel hebben de bestemming 'Bedrijf' en behouden ook in de nieuwe situatie de bestemming 'Bedrijf'. De regels behorende bij de bestemming 'Bedrijf', zoals opgenomen in het bestemmingsplan "TubbergenBuitengebied 2016" en het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan" zijn onverkort van toepassing verklaard.

De gronden zijn bestemd voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een type bedrijf afhankelijk van de specifieke aanduiding zoals aangegeven op de verbeelding, waarbij de maximale oppervlakte zoals aangegeven op de verbeelding moet worden aangehouden. In voorliggend geval is middels deze aanduidingen een bedrijfswoning uitgesloten en is de specifieke vorm van bedrijf een meubelmakerij en geldt een maximale oppervlakte van 412m2.

Artikel 4 Leiding - Riool

De regels behorende bij de dubbelbestemming Leiding - Riool, zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied2016 Veegplan" zijn onverkort van toepassing verklaard.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

De regels behorende bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4, zoals opgenomen in het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied 2016" en het bestemmingsplan "Tubbergen Buitengebied2016 Veegplan" zijn onverkort van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In het voorliggende geval wordt een planschadeovereenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hiermee zijn de eventuele kosten voortkomend uit planschade voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke kosten, waaronder leges, komen eveneens voor rekening van de aanvrager.

Hoofdstuk 8 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen

8.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

8.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat de gewenste ontwikkeling geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

8.1.2 Provincie Overijssel

Het ontwerpwijzigingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg, voorgelegd aan de provincie Overijssel. De provincie heeft aangegeven dat het voorliggende wijzigingsplan passend is binnen het provinciaal ruimtelijk beleid. Het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is daarmee afgerond. De provincie stemt in met het plan.

8.1.3 Waterschap Vechtstromen

In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'korte procedure'. Dit houdt in dat vooroverleg met het waterschap niet noodzakelijk is. Voor het volledige watertoetsresultaat wordt verwezen naar Bijlage 3 van deze plantoelichting.

8.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, is afgezien van een voorontwerp wijzigingsplan.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerp-wijzigingsplan heeft vanaf 1 december 2021 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 1 Erfinrichtingsplan

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Watertoetsresultaat

Bijlage 3 Watertoetsresultaat