Vasse, Denekamperweg 135
Bestemmingsplan - gemeente Tubbergen
Vastgesteld op 24-05-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan "Vasse, Denekamperweg 135" met identificatienummer NL.IMRO.0183.VASBPDNKMPWG135-VG01 van de gemeente Tubbergen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan-huis-verbonden bedrijf:
het uitoefenen van kleinschalige bedrijvigheid dat door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan particulieren, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.9 bed-and-breakfast:
het bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.10 bedrijf:
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.11 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de (logies)verblijven -permanent wisselende - recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden worden;
1.12 bedrijfsmatige kamerverhuur:
een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin aan anderen dan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging; een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen;
1.13 bedrijfsmatig:
gericht op het behalen van winst;
1.14 bedrijfsvloeroppervlak (bvo):
De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.15 bedrijfswoning
een gebouw met woning op een terrein, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die (dat) werkgerelateerd is met dat bedrijf. In geval de woning bij een gebouw of op een terrein wordt gebouwd, maken alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken onderdeel uit van de bedrijfswoning;
1.16 bestaand:
legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.17 bestaand gebruik:
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tevens bouwkundig ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
1.21 bijzondere woonvorm:
een woonvorm waar bewoners niet nagenoeg zelfstandig wonen, met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding);
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een zolder en vliering;
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.29 carport:
staanplaats, stalling voor een auto onder een vrijstaand dak of afdak aan het huis
1.30 dak:
iedere vorm van bovenbeëindiging van een gebouw;
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.32 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;
1.33 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.34 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.35 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het hoofdgebouw;
1.36 (hoek)erker:
een bijbehorende bouwwerk met een beperkte omvang, gerealiseerd voor een naar de weg of openbaar groen gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
1.37 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomaat;
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.40 hoofdverblijf:
het adres/de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene, waarbij betrokkene moet zijn ingeschreven in de Gemeente Basisadministratie Persoonsgegevens op dat adres en/of betrokkene het adres heeft opgegeven bij de Belastingdienst als hoofdadres en/of uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat het adres als hoofdverblijf moet worden aangemerkt;
1.41 horeca-activiteit:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.42 horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.43 huishouden:
een zelfstandig dan wel samenwonend persoon of personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire voorzieningen en entree, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.44 inwoning:
wonen in een (ondergeschikt) deel van een woning als medegebruiker van het pand;
1.45 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.46 kap:
en bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken
1.47 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, niet te gebruiken als woonruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
1.48 kleinschalige duurzame energiewinning:
winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
1.49 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.50 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.51 meetverschil:
een door feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens;
1.52 normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.53 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;
1.54 overkapping:
een bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
1.55 ondergeschikte horeca:
een lichte vorm van horeca, in de vorm van het verstrekken van dranken en kleine versnaperingen waarbij geen sprake is van het bereiden van maaltijden, die ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de functie waarbij de horeca wordt uitgeoefend;
1.56 parkeren:
een geparkeerd voertuig is een voertuig dat langer stilstaat dan nodig is voor het in- en uitstappen of voor het laden en lossen;
1.57 peil:
Onder het peil wordt verstaan:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
1.58 permanente bewoning:
bewoning door een of meer personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken;
1.59 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.60 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.61 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
1.62 recreatief verblijf:
verblijf dat plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie;
1.63 risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare object;
1.64 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.65 stallen:
in een garage of andere bewaarplaats zetten;
1.66 standplaats voor ambulante handel:
de voor publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaatsen waar met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel bedrijfsmatig goederen te koop worden aangeboden, goederen worden verstrekt of diensten worden verleend;
1.67 verbeelding:
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
1.68 verdieping(en):
de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondbouwlaag gelegen is/zijn;
1.69 voertuig:
vervoermiddel dat dient om goederen of personen over land te vervoeren;
1.70 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.71 voorgevelrooilijn:
de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevel van het hoofdgebouw is georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;
1.72 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen;
1.73 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning;
1.74 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
1.75 wooneenheid:
een tot bewoning bestemd gebouw of onderdeel van een gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning, voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keuken en/of een toilet en/of een douche, waarbij de aan de wooneenheid ontbrekende voorzieningen wel als gemeenschappelijke voorzieningen ter compensatie moeten zijn gelegen in hetzelfde gebouw.
1.76 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden. Alle aangebouwde bijbehorende bouwwerken maken daarbij onderdeel uit van het woonhuis;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
de afstand tussen de zijdelingse perceelgrenzen en het punt van het op dat bouwperceel voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is.
2.7 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, wolfseinden, gevel- en kroonlijsten, liftkokers, lichtkappen, zonnepanelen en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.8 maatvoering:
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m2);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (°).
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecabedrijven in de categorie 1 en 2 zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage1 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
met daaraan ondergeschikt:
- b. een inpandige bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. speelvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. wegen en paden;
- i. tuinen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in artikel 3.1 gegeven bestemmingsomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel en detailhandel in volumineuze goederen;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecavoorzieningen uit een hogere categorie, zoals genoemd in de bij deze regels behorende en in Bijlage 1 opgenomen Staat van Horeca-activiteiten, dan in de bestemmingsomschrijving is toegestaan;
- c. risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en/of geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- d. het gebruik van een woning voor de huisvesting van meer dan één huishouding;
- e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden;
- g. standplaatsen voor ambulante handel.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. speelvoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, dakhelling, bebouwingspercentage, inhoud en/of afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van met vergunning tot stand gekomen bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, dakhelling, bebouwingspercentage, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Strijdig gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken, dan wel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
- a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
- b. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, een erotisch getinte vermaaksfunctie en/of prostitutiebedrijf;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
- e. het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning;
- f. het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders dan wel elders werkzaam zijnde arbeiders;
- g. het gebruik van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen, voor wonen;
- h. het gebruik van een (bedrijfs)woning voor de huisvesting van meer dan één huishouden;
- i. het gebruik van een (bedrijfs)woning voor bedrijfsmatige kamerverhuur.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.
9.2 Meetverschil
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
9.3 Profiel weg
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken in die zin dat het beloop of het profiel van de wegen of de aansluiting van de wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de intensiteit daartoe aanleiding geeft, mits de afwijking niet meer dan 2,5 m bedraagt.
9.4 Bouwhoogte bouwwerken geen gebouw zijnde
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in die zin dat:
- a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de bouwhoogte van informatiezuilen mag worden vergroot tot 5 m;
- c. de bouwhoogte van kunstobjecten mag worden vergroot tot 8 m;
- d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag worden vergroot tot 10 m;
- e. de bouwhoogte van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten mag worden vergroot tot ten hoogste 40 m, mits:
- 1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;
- 2. de te plaatsen mast (deels) door bomen gecamoufleerd wordt dan wel dat bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande gebouwen en andere verticale elementen;
- 3. door middel van een landschapsplan aansluiting wordt gezocht bij de omliggende omgeving en/of landschapselementen;
- 4. het principe van site-sharing wordt toegepast;
- 5. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
- 6. er afstemming plaatsvindt met de Nota GSM-UMTS installaties.
9.5 Algemene afwijkingsregels voor hoofdgebouw
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor hoofdgebouwen:
- a. als er vanuit architectonisch oogpunt een hoogwaardige versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd, mits:
- 1. de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. als de afwijking noodzakelijk is als gevolg van aanpassingen om het hoofdgebouw duurzaam te maken.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Parkeren
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Vasse, Denekamperweg 135' van de gemeente Tubbergen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Denekamperweg 135 in Vasse bevindt zich Café-Restaurant Bolscher, de bijbehorende bedrijfswoning met bijbehorend bijgebouw bevindt zich op het adres Voortsweg 16/16a. Initiatiefnemer heeft het bedrijf en bijbehorend bedrijfspand verkocht en wil zelf in de bedrijfswoning blijven wonen. Hierbij is het wenselijk dat de nieuwe eigenaar van het horecabedrijf bij het bedrijf kan wonen. Concreet worden de volgende ontwikkelingen voorzien.
- Het omzetten van de bestaande (vrijstaande) bedrijfswoning Voortsweg 16/16a tot reguliere woning;
- Realisatie van een bedrijfswoning op de verdieping van het bestaande horecapand aan Denekamperweg 135;
- Realisatie van een nieuw bijgebouw van 50 m2 bij de nieuwe bedrijfswoning.
Onderhavig initiatief is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passend planologisch regime. Aangetoond zal worden dat de ontwikkeling in overeenstemming is met een ‘goede ruimtelijke ordening'.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied betreft de locatie Denekamperweg 135 en Voortsweg 16/16a liggend binnen de bebouwde kom van Vasse. Kadastraal staat de locatie bekend als gemeente Tubbergen, sectie p, perceelnummers 706 en 707.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied in de kern Vasse weergegeven. Met de rode omlijning is de indicatieve begrenzing van het plangebied aangegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.
![]() |
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Vasse (Bron: PDOK) |
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan "Vasse, Denekamperweg 135" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0183.VASBPDNKMPWG135-VG01) en een renvooi;
- regels (met bijbehorende bijlagen)
Op de verbeelding zijn de bestemmingen binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan, maar maakt geen onderdeel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.4.1 Algemeen
Het plangebied ligt binnen de grenzen van het bestemmingsplan "Kleine Kernen" (vastgesteld 14 maart 2016) en het "(veeg)bestemmingsplan Kernen gemeente Tubbergen" (vastgesteld 25 mei 2020). Verder ligt het plangebied binnen de grenzen van het "Parapluplan woningen in centrum dorpskernen".
In dit kader is met name het bestemmingsplan "Kleine Kernen" en het "Parapluplan woningen centrum dorpskernen" van belang.
Op basis van het geldende bestemmingsplan "Kleine Kernen" geldt binnen het plangebied een 'Horeca' bestemming en dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Binnen het plangebied gelden tevens de volgende aanduidingen:
- bouwvlak (ter plaatse van bedrijfswoning en horecagebouw)
- functieaanduiding bedrijfswoning (ter plaatse van bedrijfswoning Voortsweg 16/16a)
- Functieaanduiding: horeca tot categorie 2;
- Maatvoering maximum bouwhoogte en maximum goothoogte;
- Functieaanduiding: specifieke vorm van waarde – hoge archeologische waarde;
Hierna is in afbeelding 1.2 een uitsnede van het geldende bestemmingsplan opgenomen, waarop het plangebied met witte omlijning is aangeduid.
![]() |
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kleine Kernen' (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl) |
1.4.2 Beschrijving bestemming
'Horeca'
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven en wonen, voor zover het de tweede en/of hogere bouwlaag betreft. In dit geval is de locatie specifiek bestemd voor horecabedrijven in categorie 2 van de in de bijlage van het gelden bestemmingsplan opgenomen 'Staat van Horeca-activiteiten'. Daarnaast zijn ondergeschikt onder andere speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water(huishoudkundige) voorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen en paden en tuinen, erven en terreinen toegestaan. Gebouwen en de bedrijfswoning mogen uitsluitend in de daarvoor opgenomen bouwvlakken worden gebouwd, met inachtneming van de opgenomen maatvoeringen.
In het 'Parapluplan woningen in centrum dorpskernen' is voor horecabestemmingen binnen het bestemmingsplan 'Kleine Kernen' opgenomen dat het gebruik van de gronden en bouwwerken op de tweede en/of hogere bouwlaag voor meer dan het bestaande aantal woningen in strijd is met het bestemmingsplan. Van deze gebruiksregels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken mits het toevoegen van één (of meerdere) woning(en) voorziet in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte, geen onevenredige effecten heeft op het woon- en leefklimaat en de omgeving en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
'Waarde - Archeologie'
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. De opgenomen functieaanduiding geeft aan welke onderzoeksgrenzen gelden voor archeologisch onderzoek. In dit geval is sprake van een hoge verwachting met een onderzoeksplicht bij ingrepen met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, waarbij de bodem dieper dan 0,4 m wordt verstoord;
1.4.3 Strijdigheid
Op basis van het geldende bestemmingsplan is binnen de horecabestemming wonen uitsluitend mogelijk op de 2e en hogere bouwlaag. Daarnaast is in het 'Parapluplan woningen in centrum dorpskernen' opgenomen dat het gebruik van de gronden en bouwwerken op de tweede en/of hogere bouwlaag voor meer dan het bestaande aantal woningen in strijd is met het bestemmingsplan. In voorliggend geval is er een woning op de verdieping aanwezig. In 1993 is er een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van woonruimte in het café-restaurant. Het wonen op de begane grond van het horecapand valt hiermee onder het gebruiksovergangsrecht. Ook is er in 1990 vergunning ongevingsvergunning verleend voor een verbouwing van het horecapand, waarop op de bouwtekeningen is aangegeven dat zich op de verdieping meerdere slaapkamers bevinden.
In het paraplubestemmingsplan is bestaand gebruik als volgt gedefinieerd: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling(en) van dat plan. Het parapluplan is op 23 juli 2020 in werking getreden. Op die datum stond er in de Gemeentelijke Basisadministratie een bewoner ingeschreven op het adres van het horecapand.
Verder is het gebruiken van de bestaande bedrijfswoning aan Voortsweg 16/16a als een reguliere woning in strijd met het bestemmingsplan.
Een herziening van het bestemmingsplan is dan ook vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gewenste juridisch-planologische kaders om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in en rondom het plangebied. In hoofdstuk 3 is de beschrijving van het voorgenomen plan opgenomen. Hoofdstuk 4 behandelt het relevante beleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 7 wordt de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toegelicht, gevolgd door de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 8.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie
2.1 Vasse
Vasse behoort, net als het grootste deel van de buurtschappen en dorpen in de gemeente Tubbergen, tot het esdorpenlandschap. Dit landschap wordt in het gehele zandgebied van Oost- en Zuid- Nederland aangetroffen. Het is ontstaan doordat ontginners in de vroege Middeleeuwen een open plek in het bos uitkapten, er gingen wonen en er akkers inrichtten. Deze akkercomplexen worden essen of enken genoemd. De essen liggen op de overgang van laaggelegen, natte gronden naar hoger gelegen, drogere gronden.
De esdorpen die te midden van de akkercomplexen ontstonden vertonen een kern met (meestal) een met bomen begroeide pleinvormige centrale open ruimte (de brink) waar vanuit wegen in een onregelmatig stervormig patroon uitwaaieren. Voor dit typische ruimtelijke patroon vormen de Denekamperweg en Manderseweg de hoofdstructuren. Pleinvormige open ruimtes zijn in de directe omgeving aanwezig, met het plein rond de kerk, het zitpleintje in de oksel van de Manderseweg en Denekamperweg en het plein voor het horecabedrijf de Gasterij.
De eerste bebouwing van Vasse is ontstaan, aan de oude doorgaande routes, zoals de Denekamperweg, Manderseweg, Beekzijdeweg en Hooidijk. Hier verdichtte het dorp zich doordat tussen de oorspronkelijke lintbebouwing woonhuizen werden toegevoegd. Later zijn er enkele planmatige woonbuurtjes toegevoegd in de oksels van Denekamperweg en zijn zijstraten. Vasse kent een kleinschalige opzet en relatief veel vrijstaande woningen. De korrelmaat is hierdoor overwegend klein en de uitzonderingen worden voornamelijk gevormd door de oudere bebouwing, zoals de kerk, het klooster en de verschillende hoeves in het dorp.
2.2 Huidige Situatie Plangebied
Het plangebied ligt aan de westzijde van de kern Vasse en wordt aan de zuidzijde begrensd door de Denekamperweg wat tevens de belangrijkste ruimtelijke structuurdrager in de omgeving is. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Voortsweg en aan de westzijde door de Amsinksweg.
De functionele structuur van de omgeving bestaat uit woonfunctie (ten noorden en oosten en westen), bedrijventerrein (ten noordwesten) en agrarische cultuurgronden ten zuiden.
Binnen het plangebied bevindt zich Café-Restaurant Bolscher met bijbehorende parkeergelegenheid en de vrijstaande bedrijfswoning aan de Voortsweg 16/16a met bijbehorend bijgebouwd.
Hieronder is met een luchtfoto en straatbeeld is de huidige situatie op het perceel in beeld gebracht.
![]() |
Afbeelding 2.1 Luchtfoto plangebied (Bron luchtfoto: Provincie Overijssel) |
![]() |
Afbeelding 2.2 Straatbeeld vanaf de westzijde (Bron: Google streetview) |
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
In hoofdstuk 2 is ingegaan op de huidige situatie in het plangebied. In dit hoofdstuk wordt op de ontwikkeling zelf ingegaan.
3.1 Gewenste Ontwikkeling
3.1.1 Algemeen
Initiatiefnemer is voornemens om het horecabedrijf en bijbehorend bedrijfspand te verkopen en wil zelf in de bedrijfswoning blijven wonen. Hierbij is het wenselijk dat de nieuwe eigenaar van het horecabedrijf bij het bedrijf kan wonen. Zoals in de inleiding reeds beschreven is initiatiefnemer voornemens om een aantal ontwikkelingen binnen het plangebied door te voeren. Het gaat hierbij om de volgende zaken:
- Het omzetten van de bestaande (vrijstaande) bedrijfswoning Voortsweg 16/16a tot een reguliere woning;
- Realisatie van een bedrijfswoning op de verdieping van het bestaande horecapand aan Denekamperweg 135;
- Realisatie van een nieuw bijgebouw van 50 m2 bij de nieuwe bedrijfswoning.
Met de ontwikkeling wordt planologisch gezien geen nieuwe woning toegevoegd. In 1987 is namelijk een vergunning verleend voor de bouw van een bedrijfswoning ter vervangen van de destijds bestaande woning. In 1990 heeft de gemeente Tubbergen een bouwvergunning verleend voor een verbouwing van het horecagebouw inclusief een woonruimte. Hierna in 1993 is een vergunning verleend voor de wijziging van woonruimte in het café-restaurant.
In onderstaande afbeelding wordt de ontwikkeling weergegeven.
![]() |
Afbeelding 3.1 Gewenste ontwikkelingen binnen plangebied (Bron: Erwin Meinder Bouwkundig Buro) |
3.2 Verkeer En Parkeren
3.2.1 Algemeen
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening worden gehouden met de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. De gemeente Tubbergen hanteert hiervoor de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren'. In deze notitie zijn geen kencijfers opgenomen ten aanzien verkeersgeneratie. Hiertoe wordt de rekentool van het CROW aangehouden.
Wat betreft het gebiedstype geldt voor de kern Vasse de ligging in de zone 'rest bebouwde kom'. De gemeente Tubbergen valt onder de stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk'.
3.2.2 Situatie plangebied
In voorliggend geval wordt zoals hiervoor beschreven planologisch gezien geen (bedrijfs)woning toegevoegd. De parkeerbehoefte en verkeersgeneratie van de bestaande woning, horecafunctie en woning Voortsweg 16/16a, die een reguliere woonfunctie krijgt, veranderd daarmee niet.
3.2.3 Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR: voorganger van de NOVI) is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd . Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
Teneinde een ontwikkeling adequaat te kunnen toetsen aan de ladder is het noodzakelijk inzicht te geven in de begrippen 'bestaand stedelijk gebied' en 'stedelijke ontwikkeling'.
In de Bro zijn in artikel 1.1.1 definities opgenomen voor:
bestaand stedelijk gebied: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
stedelijke ontwikkeling: ´ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.´
Bij het beschrijven van de behoefte dient te worden uitgegaan van het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, zijnde de looptijd van het bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit).
4.1.3 Toetsing aan het rijksbeleid
Het betreft een project waarbij geen nationale belangen in het geding zijn en er is geen sprake van enige belemmering met betrekking tot de prioriteiten zoals verwoord in de NOVI. Geconcludeerd wordt dat de NOVI geen belemmering vormt voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen.
Wat de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' betreft is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet voorzien wordt in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4).
In voorliggend geval wordt één inpandige bedrijfswoning gerealiseerd op de verdieping van het horecapand. Zoals in paragraaf 3.1 reeds toegelicht is er planologisch geen sprake van het toevoegen van een woning. Er is dan ook er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Geconcludeerd wordt dat geen verdere toetsing plaats hoeft te vinden aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' en dat het initiatief voldoet aan het rijksbeleid.
4.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Het gaat in dit geval om de Omgevingsvisie Overijssel 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel.
4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel
De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
- goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
- versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
- veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.
4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:
- 1. Of - generieke beleidskeuzes
- 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven
- 3. Hoe - gebiedskenmerken
Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.
De eerste stap, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.
Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.
In afbeelding 4.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.
![]() |
Afbeelding 4.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel) |
4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
4.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid
Geconcludeerd wordt dat de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Mijn Omgevingsvisie Tubbergen
4.3.2 Woonvisie 2021+
4.3.3 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid
Geconcludeerd wordt dat voorliggend bestemmingsplan past binnen de genoemde gemeentelijke beleidskaders.
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, het Besluit milieu-effectrapportage en water.
5.1 Geluid
5.1.1 Wettelijk kader
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeurswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeurswaarde te voldoen.
5.1.2 Situatie plangebied
Het plan voorziet in de realisatie van woning op de verdieping van de horecagelegenheid. Zoals hiervoor reeds vermeld wordt er planologisch gezien geen woning toegevoegd en daarmee tevens geen nieuw geluidgevoelig object. Hierna wordt de ontwikkeling volledigheidshalve wel getoetst.
5.1.3 Conclusie
De Wet geluidhinder vormt in voorliggend geval geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
5.2 Bodem
5.2.1 Algemeen
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, is een bodemonderzoek verricht conform de richtlijnen NEN 5740/5707.
5.2.2 Situatie plangebied
In voorliggend geval wordt een woning op de verdieping gerealiseerd die planologisch reeds is toegestaan. Verder wordt de functie van de huidige vrijstaande bedrijfswoning veranderd naar reguliere woning. Deze ontwikkelingen gaan niet gepaard met bodemingrepen.
Bij de bedrijfswoning wordt een bijgebouw gerealiseerd. Dit betreft een kleinschalige ontwikkeling en voorziet tevens niet in een verblijfsruimte. Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk.
5.2.3 Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen);
5.3.2 Situatie plangebied
Gelet op de aard en omvang van dit project, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals beschreven in paragraaf 5.3.1.1 wordt gesteld dat voorliggend project 'niet in betekenende mate bijdraagt' aan de luchtverontreiniging. Tevens is in paragraaf 3.2 van deze toelichting geconcludeerd dat de ontwikkeling een relatief forse afname van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg heeft.
Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Gelet op vorenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat inzake het aspect luchtkwaliteit.
5.3.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
5.4 Externe Veiligheid
5.4.1 Algemeen
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen en moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
- het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
- de Regeling externe veiligheid (Revi);
- het Registratiebesluit externe veiligheid;
- het Besluit risico's Zware Ongevallen 2015 (Brzo 2015);
- het Vuurwerkbesluit.
Voor vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de 'Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' (Wet Basisnet). Dat vervoer gaat over water, spoor, wegen of door de lucht. De regels van het Basisnet voor ruimtelijke ordening zijn vastgelegd in:
- het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt);
- de Regeling basisnet;
- de (aanpassing) Regeling Bouwbesluit (veiligheidszone en plasbrandaandachtsgebied).
Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb) die op 1 januari 2011 in werking is getreden.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
5.4.2 Situatie plangebied
Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
In afbeelding 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven, het plangebied betreft de locatie die is aangegeven met de rode omlijning.
![]() |
Afbeelding 5.1 Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart) |
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
- zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
- zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
- niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.4.3 Conclusie
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.5.1 Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
5.5.2 Gebiedstypen
Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering'. Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zoals gesteld in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten'. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van functiescheiding, waarbij twee gebiedstypen te onderscheiden zijn, namelijk: 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Voor gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), kunnen de gebieden worden aangemerkt als 'functiemengingsgebied'. Bij 'functiemengingsgebieden' moet gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
De richtafstanden uit het omgevingstype rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsmaat worden verlaagd indien sprake is van gemengd gebied. Daarbij wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' opgemerkt dat het vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik de voorkeur verdient functiescheiding niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Het plangebied ligt aan de rand van de kern Vasse, in de directe omgeving van het plangebied komen woonfuncties voor en ten noordwesten ligt het bedrijventerrein. Daarnaast ligt het plangebied aan de doorgaande weg (Denekamperweg). Gelet hierop wordt uitgegaan van omgevingstype 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
5.5.3 Situatie plangebied
5.5.4 Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
5.6 Ecologie
Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Met deze wet worden de Europese natuurbeschermingsrichtlijnen (de Vogel- en Habitatrichtlijn) zo helder mogelijk geïmplementeerd. De Wet natuurbescherming kent een apart beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, een apart beschermingsregime voor soorten van de Habitatrichtlijn (het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn) en een apart beschermingsregime voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten voor vrijstelling of ontheffing van de verboden.
5.6.1 Gebiedsbescherming
5.6.2 Soortenbescherming
Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
In voorliggend geval gaat de ontwikkeling niet gepaard met sloopwerkzaamheden of het rooien van beplanting. Er is uitsluitend sprake van verbouw van een bestaand pand en het bouwen van een bijgebouw op een bestaand erf met een lage ecologische waarden. Door de ontwikkeling worden geen beschermde soorten aangetast.
Er hoeft geen flora en faunaonderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing of vergunning aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren in overeenstemming met wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden.
5.6.3 Conclusie
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
5.7 Archeologie En Cultuurhistorie
5.7.1 Archeologie
5.7.2 Cultuurhistorie
5.7.3 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat in het kader van het aspect archeologie geen onderzoek noodzakelijk is. De in het geldende bestemmingsplan opgenomen dubbelbestemming en functieaanduiding ter bescherming van archeologische waarden wordt in voorliggend bestemmingsplan overgenomen. Daarnaast wordt geconcludeerd dat geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.
5.8 Water
5.8.1 Vigerend beleid
5.8.2 Waterparagraaf
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
5.9.1 Kader
De milieueffectrapportage is een wettelijk instrument met als doel het aspect milieu een volwaardige plaats in deze integrale afweging te geven. Een bestemmingsplan kan op drie manieren met milieueffectrapportage in aanraking komen:
- Op basis van artikel 7.2a, lid 1 Wm (als wettelijk plan); Er ontstaat een m.e.r.-plicht wanneer er een passende beoordeling op basis van art. 2.8, lid 1 Wet natuurbescherming nodig is.
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 3); Er ontstaat een m.e.r.-plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 3 (plannen).
- Op basis van Besluit milieueffectrapportage (bestemmingsplan in kolom 4); Er ontstaat een m.e.r.-(beoordelings)plicht voor die activiteiten en gevallen uit de onderdelen C en D van de bijlage van dit besluit waar het bestemmingsplan genoemd is in kolom 4 (besluiten).
In het Besluit m.e.r. neemt het bestemmingsplan een bijzondere positie in, want het kan namelijk tegelijkertijd opgenomen zijn in zowel kolom 3 als in kolom 4 van het Besluit m.e.r.. Of het bestemmingsplan in deze gevallen voldoet aan de definitie van het plan uit kolom 3 of aan de definitie van het besluit uit kolom 4 is afhankelijk van de wijze waarop de activiteit in het bestemmingsplan wordt bestemd. Als voor de activiteit eerst één of meerdere uitwerkings- of wijzigingsplannen moeten worden vastgesteld dan is sprake van 'kaderstellend voor' en voldoet het bestemmingsplan aan de definitie van het plan. Is de activiteit geheel of gedeeltelijk als eindbestemming opgenomen voldoet het aan de definitie van het besluit.
Een belangrijk element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
5.9.2 Situatie plangebied
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r. en daarmee geen sprake van een directe m.e.r.-plicht.
In onderdeel D 11.2 van het besluit wordt de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. Indien geoordeeld wordt dat sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' is een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Uit jurisprudentie volgt dat het antwoord op de vraag of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' afhankelijk is van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aan de hand van aspecten als aard en de omvang van de voorziene ontwikkeling moet worden beoordeeld of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Niet relevant is of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling waarbij een horecabedrijf en bijbehorend bedrijfspand worden verkocht en de voormalig eigenaar zelf in de bedrijfswoning blijven wonen. Hierbij is het tevens wenselijk dat de nieuwe eigenaar van het horecabedrijf bij het bedrijf kan wonen. Concreet worden de volgende ontwikkelingen voorzien.
- Het omzetten van de bestaande (vrijstaande) bedrijfswoning Voortsweg 16/16a tot reguliere woning;
- Realisatie van een bedrijfswoning op de verdieping van het bestaande horecapand aan Denekamperweg 135;
- Realisatie van een nieuw bijgebouw van 50 m2 bij de nieuwe bedrijfswoning.
Netto worden er met de ontwikkeling geen woningen toegevoegd, bestaande bebouwing veranderd van functie en er is sprake van een kleinschalige uitbreiding van bebouwing. De aard en omvang van dit project is hiermee zeer beperkt. Daarnaast wordt het project gerealiseerd in een omgeving die zich kenmerkt door woonbebouwing van de kern Vasse. Verder is, voor zover in dit kader relevant, sprake van nieuwe functies die niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van omliggende woningen. Gelet op de aard en omvang van dit plan wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.
5.9.3 Conclusie
Dit project is niet m.e.r.-plichtig omdat het geen stedelijk ontwikkelingsproject betreft. Tevens zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de voorliggend project.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
6.2 Opbouw Van De Regels
6.2.1 Algemeen
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.2 Inleidende regels
6.2.3 Bestemmingsregels
Hoofstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In paragraaf 6.3 wordt per bestemming een korte uitleg gegeven.
6.2.4 Algemene regels
- Anti-dubbeltelregel (artikel 6): deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
- Algemene bouwregels (artikel 7): In deze regels is aangeven hoe wordt omgegaan met bestaande maatvoeringen die afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan.
- Algemene gebruiksregels (artikel 8): in deze regel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
- Algemene afwijkingsregels (artikel 9): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
- Overige regels (artikel 10); in dit artikel zijn regels in verband met parkeren opgenomen.
6.2.5 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
6.3 Bestemmingen
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Zij zijn het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Horeca (Artikel 3)
Het café-restaurant met bijbehorend erf en bouwwerken heeft net als in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Horeca' gekregen. Binnen de bestemming zijn horecabedrijven in de categorie 1 en 2 zoals genoemd in de bij de regels opgenomen Staat van Horeca-activiteiten. Daarnaast zijn een inpandige bedrijfswoning, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, ten behoeve van afvoer, (tijdelijke)berging en infiltratie van hemelwater, parkeervoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen toegestaan.
Bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak te worden gebouwd. Buiten het bouwvlak mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 m2.
Wonen (Artikel 4)
De voormalige bedrijfswoning Voortsweg 16/16a is bestemd met de bestemming 'Wonen'. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor met name wonen, met ondergeschikte voorzieningen. Deze bestemming is grotendeels ontleend aan het bestemmingsplan "Kleine kernen". Voor de woning/het hoofdgebouw is bouwvlak opgenomen grotendeels overeenkomstig met het bouwvlak dat de bedrijfswoning binnen de horecabestemming had. Aan de oostzijde is een klein stukje eraf gehaald in verband met de 10 meter zone langs de horecabestemming, waarbinnen geen geluidsgevoelige functies worden toegestaan.
Binnen de bestemming is naast wonen onder voorwaarden ook een aan-huis-verbonden-beroep, een aan-huis-verbonden-bedrijf of bed and breakfast toegestaan.
Waarde - Archeologie (Artikel 5)
Deze bestemming is conform het geldende bestemmingsplan overgenomen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. In voorliggend geval geldt een hoge verwachting met een onderzoeksplicht bij bodemingrepen groter dan 2.500 m2 en dieper dan 0,4 m.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Tubbergen. Hierin zijn alle gemeentelijke kosten opgenomen en is vastgelegd dat het risico van planschade bij de initiatiefnemer ligt, zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Hoofdstuk 8 Vooroverleg En Inspraak
8.1 Vooroverleg
8.1.1 Het Rijk
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
8.1.2 Provincie Overijssel
Het plan is in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de provincie toegezonden. De provincie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben.
8.1.3 Waterschap Vechtstromen
Het waterschap Vechtstromen is geïnformeerd over voorliggende ontwikkeling door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is. Het waterschap geeft hiermee aan in te stemmen met de ontwikkeling. Het vooroverleg is hiermee afgerond.
8.2 Inspraak
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval wordt geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het plan wordt meteen als ontwerp ter inzage gelegd.
8.3 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 9 februari 2022 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten