KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Geldend Bestemmingsplan
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Huidige Situatie Plangebied
2.2 Gewenste Situatie Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Bodem
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.6 Geur
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Besluit Milieueffectrapportage
4.10 Water
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten En Planverantwoording
5.1 Inleiding
5.2 Opbouw Van De Regels
5.3 Verantwoording Van De Regels
5.4 Handhaving
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek En Asbestonderzoek
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 5 Muizenonderzoek
Bijlage 6 Werkprotocol Steenuil
Bijlage 7 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 8 Archeologisch Veldonderzoek
Bijlage 9 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek
Bijlage 10 Waterstructuurplan
Bijlage 11 Standaard Waterparagraaf

Weemselerveld Zuid fase 3

Bestemmingsplan - gemeente Tubbergen

Vastgesteld op 29-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase 3" met identificatienummer NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01 van de gemeente Tubbergen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0183.1104453-vg01 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep:

een beroep of bedrijf dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.8 bestaand:

legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.9 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;

1.10 bestaand gebouw:

een gebouw dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor het bouwen, met uitzondering van (het deel van) de gebouwen die niet legaal gebouwd zijn;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bouwwerk van openbaar nut:

een gebouw ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gevellijn:

de in een bouwvlak als zodanig aangegeven bouwgrens;

1.25 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.27 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur;

1.28 kamerverhuur:

ruimte(n) in een (deel van een) gebouw die geschikt is (zijn) of geschikt te maken is (zijn) voor (nacht)verblijf, niet zijnde een huishouden, een logiesfunctie als bedoeld in het Bouwbesluit 2012 of niet zijnde een (zelfstandige) woonruimte als bedoeld in de Huisvestingswet 2014, ongeacht de duur van het verblijf en al dan niet tegen betaling;

1.29 omgevingsvergunning:

vergunning zoals bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.30 praktijkruimte:

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning dan zijnde een ondergeschikt deel van de woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.

1.31 prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.32 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.33 voorgevel:

de gevel die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.34 vrij beroep:

een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of hogere beroepsopleiding. Het vrije beroep dient te worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning;

1.35 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.36 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm en/of voor de huisvesting van personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.37 zorgwoning:

een zelfstandige woning die specifiek geoormerkt is voor mensen met een zorgvraag. Deze woningen zijn blijvend geschikt of eenvoudig geschikt te maken voor bewoners van alle leeftijden met een zorgvraag.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van kilgoten en goten van ondergeschikte bouwonderdelen zoals dakkapellen, wolfseinden en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 peil:

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang nabij een weg of pad ligt: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm;
  2. b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 30 cm.

2.7 ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin en erf, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van de volgende regels: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal:

  1. a. erfafscheidingen: 2 m;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden geplaatst vóór de gevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan: 1 m;
  3. c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikelen 3.1 en 3.2 ten behoeve van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's met dien verstande dat:

  1. a. de overschrijding van de voorgevelrooilijn maximaal 1 m mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte van erkers, afdaken, entreeportalen en veranda's maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen;
  3. c. de breedte van erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's maximaal 3/5 deel van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw mag bedragen;
  4. d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 2 m dient te bedragen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, waaronder begrepen zorgwonen;
  2. b. vrije beroepen, met dien verstande dat:
    1. 1. de oppervlakte die voor het vrije beroep mag worden gebruikt maximaal 30% van de bruto-vloeroppervlakte van de woning bedraagt;
    2. 2. woning en/of bijbehorend bouwwerk blijven voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    3. 3. geen opslag dan wel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte plaatsvind(t)en;
    4. 4. het vrije beroep plaatsvindt in de woning en/of in een bijbehorend bouwwerk waarin een verblijfsfunctie is toegestaan;

met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemmingen en met inachtneming van de volgende regels.

  1. a. voor hoofdgebouwen geldt dat:
    1. 1. deze uitsluitend binnen de bouwvlakken mogen worden gebouwd;
    2. 2. deze vrijstaand dienen te worden gebouwd;
    3. 3. het aantal woningen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
    4. 4. de voorgevel in of maximaal 3 m achter de gevellijn dient te worden gebouwd;
    5. 5. de afstand van een woning of woningblok tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 3 m dient te bedragen;
    6. 6. de goothoogte maximaal 6 m mag bedragen;
    7. 7. de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
  2. b. voor bijbehorende bouwwerken geldt dat:
    1. 1. deze zowel aangebouwd als vrijstaand mogen worden gebouwd;
    2. 2. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag, mits het bebouwingspercentage van het perceel maximaal 50% bedraagt, voor zover gelegen buiten het bouwvlak:
      1. a. ten hoogste 85 m2 bedragen;
      2. b. bij percelen groter dan 400 m2 maximaal 100 m2 bedragen;
      3. c. tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt dan onder a of b is gesteld, dan mag de bestaande oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen, met een maximum van 350 m2 . de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak per woning maximaal 50 m² mag bedragen, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50 bedraagt;
    1. 1. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte minimaal 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    3. 3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;
    4. 4. deze minimaal 4 m achter de gevellijn of in het verlengde daarvan dienen te worden gebouwd;
  1. c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maximale bouwhoogten:
    1. 1. erfafscheidingen: 2 m;
    2. 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden geplaatst vóór de gevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan: 1 m;
    3. 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- en/of pornobedrijf dan wel een prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels.

6.2 Toegestaan gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van afvoer, (tijdelijke) berging en infiltratie van hemelwater.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de regels van het plan ten behoeve van de volgende punten:

  1. a. de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen, percentages, afstand tot bouwperceelsgrenzen en overige maatvoering, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maatvoering, het beoogde stedenbouwkundig beeld niet wordt geschaad en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten;
  2. b. het bouwen van bouwwerken van openbaar nut voor zover deze, indien het gebouwtjes betreft, geen grotere inhoud hebben dan 50 m³ en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

7.2 Voorwaarden

Het bevoegd gezag maakt uitsluitend van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 7.1 onder a gebruik mits:

  1. a. de afwijking betrekking heeft op een bouwplan dat op geen andere wijze aan de maatvoering van het bouwbesluit kan voldoen;
  2. b. de afwijking betrekking heeft op een bouwplan dat noodzakelijk is vanwege aanpassing in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

7.3 Beoordeling

De onder artikel 7.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Parkeren

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Weemselerveld Zuid fase 3' van de gemeente Tubbergen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2013 is het bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid fase III" vastgesteld. Met dit bestemmingplan is de wijk Weemselerveld Zuid in de kern Albergen, gelegen in de gemeente Tubbergen, in zuidoostelijke richting uitgebreid.

Het bestemmingsplan voorzag in zowel concreet uitgewerkte woonbestemmingen als in zes nader uit te werken woonbestemmingen. Op 14 juli 2015 is voor vijf van de nader uit te werken woonbestemmingen het uitwerkingsplan “Albergen, Weemselerveld Zuid fase 3” vastgesteld, aangezien behoefte was aan meer kavels in de wijk.

De gemeente Tubbergen wenst ter plaatse van de zesde nader uit te werken woonbestemming eveneens woningen te ontwikkelen, zodat kan worden voldaan aan een nieuwe behoefte. Deze ontwikkeling is niet mogelijk middels een uitwerkingsplan, aangezien de woningaantallen uit het bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid fase III" reeds overschreden zijn.

Een bestemmingsplanherziening is noodzakelijk om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom in een passend juridisch-planologisch kader, waarin wordt aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is en in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied is gelegen in fase III van de wijk Weemselerveld Zuid en in de zuidoostelijke dorpsrand van de kern Albergen, gemeente Tubbergen. De begrenzing hiervan komt overeen met die van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' uit het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase III" (zie afbeelding 1.2).

Het gebied staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, nummers 8226, 7353, 7354 en 7355. In afbeelding 1.1 is een topografische kaart opgenomen waarin de ligging van het plangebied in de kern Albergen, middels de blauwe ster, en ten opzichte van de directe omgeving, middels de blauwe omlijning, is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01_0001.png"
Afbeelding 1.1 Ligging van het plangebied in de kern Albergen en de directe omgeving (Bron: ArcGIS)

1.3 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase 3" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01) en een renvooi;
  • regels (met bijbehorende bijlagen)


Op de verbeelding zijn de bestemmingen binnen het plangebied aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan, maar maakt geen onderdeel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

1.4 Geldend Bestemmingsplan

1.4.1 Algemeen

Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid fase III" van de gemeente Tubbergen. Dit bestemmingsplan is op 1 juli 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Wonen – Uit te werken'.

Daarnaast is het bestemmingsplan gelegen binnen de begrenzing van de (voor)ontwerp bestemmingsplannen 'Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen', '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen' en 'Grote kernen, herziening bijgebouwenregeling' op basis waarvan de regels van het geldende bestemmingsplan op een aantal aspecten wordt gewijzigd.

In afbeelding 1.2 is een uitsnede van het huidige bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied weergegeven. Door middel van de blauwe belijning is het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01_0002.png"
Afbeelding 1.2 Uitsnede bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid III" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4.2 Beschrijving bestemmingen

Het plangebied kent de bestemming 'Wonen – Uit te werken'. Deze gronden zijn, na uitwerking, bestemd voor wonen, vrije beroepen/aan huis verbonden beroepen, groen, parkeer- en speelvoorzieningen, water en wegen, voet- en fietspaden. Met bijbehorende bebouwing, tuinen, erven en (on)bebouwde gronden.

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming uitwerken in een uitwerkingsplan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. het maximum aantal te bouwen woningen bedraagt 53;
  2. b. de bouwhoogte van de woningen mag maximaal 10 m bedragen;
  3. c. de woningen worden vrijstaand, twee-aaneengebouwd dan wel in een rij gebouwd;
  4. d. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de woningen;
  5. e. de bodem dient geschikt te zijn voor de bouw van de woningen.

1.4.3 Strijdigheid

Ter plaatse van het plangebied is het mogelijk woningen te realiseren, wanneer voldaan wordt aan de hiervoor gestelde voorwaarden. Het initiatief kan aan punt a. van deze voorwaarden niet voldoen, aangezien het maximum aantal woningen ter plaatse door eerdere plannen is overschreden. Het initiatief is dan ook strijd met het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied gegeven. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, provincie Overijssel en de gemeente Tubbergen beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsthema's de revue. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Huidige En Gewenste Situatie

2.1 Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied is gelegen in de wijk Weemselerveld Zuid, aan de zuidoostelijke rand van de kern Albergen. De ruimtelijk-functionele structuur van de omgeving bestaat voornamelijk uit woongebied, groen en agrarische gronden.

De ligging van het plangebied in de directe omgeving is op een luchtfoto weergegeven in afbeelding 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01_0003.png"
Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving plangebied (Bron: Provincie Overijssel)

Het plangebied betreft braakliggend terrein. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een watergang met daarachter woningen, in het oosten bevindt zich de Weemselerweg en in het zuiden en westen bevindt zich de Ringovenweg met daarachter woningen.

2.2 Gewenste Situatie Plangebied

2.2.1 Aanleiding

De wijk 'Weemselerveld' is tot circa het jaar 2000 ontwikkeld. Bij deze ontwikkeling is rekening gehouden met het landschap en een organische verkavelingsstructuur is toegepast. Na het jaar 2000 is een kleiner deel, genaamd de Weemselerveld Zuid, ontwikkeld. Dit deel kenmerkt zich landschappelijk door zijn lange slagen van oost naar west. De Weemselerveld Zuid wordt begrensd door de Weemselerweg aan de oostzijde en de Kanaalweg aan de westzijde. De wijk wordt doorkruist door de Molendijk. De Molendijk verdeelt het gebied in een tweetal fasen: de Weemselerveld Zuid fase I en de Weemselerveld Zuid fase II.

In 2013 is het gelijknamige bestemmingsplan vastgesteld voor de ontwikkeling van Weemselerveld Zuid fase III. Dit betreft de afronding van het slagengebied en sluit daarom in ruime mate aan bij Weemselerveld Zuid fase I en II. Het eerste deel van fase III is op basis van het bestemmingsplan uit 2013 ontwikkeld. Vervolgens zijn vijf van de zes overige deelgebieden op basis van een uitwerkingsplan, gelijknamig aan het bestemmingsplan uit 2013, uit 2015 ontwikkeld.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van zesde deelgebied van fase III.

2.2.2 Ontwikkeling

In opdracht van de gemeente Tubbergen is in 2012 door CZT Ruimtelijk Advies & Procesmanagement een beeldkwaliteitsplan opgesteld voor Weemselerveld Zuid fase III (zie bijlage 1 van deze toelichting voor het gehele plan).

In afbeelding 2.2 wordt het stedenbouwkundig ontwerp uit dit beeldkwaliteitsplan weergegeven. Het plangebied is hierin aangegeven door middel van de blauwe omlijning. Hier wordt een viertal vrijstaande woningen gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01_0004.png"
Afbeelding 2.2 Stedenbouwkundig ontwerp bestemmingsplan "Albergen, Weemselerveld Zuid III" (Bron: Gemeente Tubbergen)

De ontwikkeling wordt vormgegeven volgens het beeldkwaliteitsplan (zie paragraaf 3.3.3), waarin aansluiting is gezocht met de eerdere ontwikkelfasen van Albergen. Deze zijn gericht op een zorgvuldige overgang naar het landschap en een eigen interne kwaliteit. Het beeldkader voor de woningen is binnen het plan redelijk vrij. In hoofdzaak zal sprake zijn van individuele ontwikkeling van de kavels door de uiteindelijke eigenaar of bewoners.

2.2.3 Verkeer en parkeren

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

3.1.2 Toetsing aan het rijksbeleid

De SVIR laat zich niet specifiek uit over dergelijke lokale ontwikkelingen. De realisatie van een viertal woningen raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR.

Wat de “Ladder voor duurzame verstedelijking” betreft is een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van belang. Hierin is uitgesproken dat met de realisatie van 11 woningen niet voorzien wordt in een woningbouwlocatie of andere stedelijk ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ABRS 16 september 2015, 201501297/1/R4). Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet in de realisatie van een viertal woningen. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling is in voorliggend geval dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.

Geconcludeerd wordt dat geen verdere toetsing plaats hoeft te vinden aan de “Ladder voor duurzame verstedelijking” en dat het initiatief voldoet aan het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden.

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel (2017)

De omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor het fysieke beleidsplan voor het fysieke leefmilieu in Overijssel. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:

  • goed en plezierig wonen, nu en in de toekomst door een passend en flexibel aanbod van woonmilieus (typen woningen en woonomgeving) die voorzien in de vraag (kwantitatief en kwalitatief);
  • versterken complementariteit van bruisende steden en vitaal platteland als ruimtelijke, cultureel, sociaal en economisch samenhangend geheel. Dit door behoud en versterking van leefbaarheid en diversiteit van het landelijk gebied, stedelijke netwerken versterken, behoud en versterken van cultureel erfgoed als drager van identiteit;
  • veilig, gezond en schoon kunnen wonen, werken, recreëren en reizen door te zorgen voor waterveiligheid, externe veiligheid en verkeersveiligheid;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel (2017)

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel, wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de volgende stappen centraal:

  1. 1. Of - generieke beleidskeuzes
  2. 2. Waar - ontwikkelingsperspectieven
  3. 3. Hoe - gebiedskenmerken


Bij een initiatief voor bijvoorbeeld woningbouw, een nieuwe bedrijfslocatie, toeristisch-recreatieve voorzieningen, natuurontwikkeling, etcetera kun je aan de hand van deze drie stappen bepalen of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden.

De eerste sta p, het bepalen van de of-vraag, lijkt in strijd met de wens zoveel mogelijk ruimte te willen geven aan nieuwe initiatieven. Met het faciliteren van initiatieven moet echter wel gekeken worden naar de (wettelijke) verantwoordelijkheden zoals veiligheid of gezondheid. Het uitvoeringsmodel maakt helder wat kan en wat niet kan.

Om een goed evenwicht te vinden tussen het bieden van ruimte aan initiatieven en het waarborgen van publieke belangen, varieert de provinciale sturing: soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

In afbeelding 3.1 is het Uitvoeringsmodel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01_0005.png"
Afbeelding 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.5 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd wordt dat de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Tubbergen

3.3.2 Woonvisie 2016+

3.3.3 Welstandsnota (Nota omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen)

3.3.4 Conclusie toetsing aan het gemeentelijk beleid

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling goed past binnen de gemeentelijke beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.

In de plantoelichting bij het bestemmingsplan "Weemselerveld Zuid fase III" is uitgebreid ingegaan op de verschillende omgevingsaspecten. Aangezien dit bestemmingsplan slechts een nadere invulling betreft van één woongebied binnen dit bestemmingsplan wordt voor een uitgebreide beschrijving van de onderwerpen volstaan met een verwijzing naar het moederplan.

4.1 Geluid

De Brakenweg, Weemselerweg en Molendijk zijn rondom de wijk Weerselerveld Zuid fase III gelegen. De wegen die het dichtsbij het plangebied zijn gelegen betreffen wegen waar maximaal 30 km/uur mag worden gereden, zo ook op de Weemselerweg. Deze wegen kennnen, integendeel tot de Brakenweg en de Molendijk waar maximaal 60 km/uur mag worden gereden, geen geluidszone.

In 2013 heeft Buijvoets Bouw- en Geluidsadvisering in het kader van de aanwezige geluidszones akoestisch onderzoek verricht. Dit betrof onderzoek naar de gevolgen van deze wegen op de te ontwikkelen woningen binnen het geldende bestemmingsplan (zie bijlage 2 van deze toelichting). Hieruit is destijds gebleken dat daar waar de te ontwikkelen woningen gesitueerd worden (en momenteel grotendeels zijn) geen sprake is van een te hoge geluidsbelasting. Ter plaatse van de te ontwikkelen woningen binnen het plangebied, die destijds in het onderzoek zijn meegenomen, is daarom sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Tevens bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen spoorwegen of gezoneerde bedrijventerreinen.

Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor voorliggend initiatief.

4.2 Bodem

In de periode augustus- september 2010 is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd door DHV. B.V. uit Deventer (zie bijlage 3 van deze toelichting). Hieruit bleek destijds het volgende:

  1. 1. In de ondergrond is in één monster een licht verhoogd gehalte kwik aangetroffen. Deze overschreed echter de tussen- of interventiewaarde niet, waardoor geen nader onderzoek benodigd was.
  2. 2. Tijdens veldwerkzaamheden zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen evenals in de bodemmonsters.
  3. 3. In het grondwater van het hele plangebied zijn licht verhoogde gehaltes aan barium, koper en nikkel aangetroffen. Enkele peilbuizen bevatten tevens een licht verhoogd gehalte aan cadmium. Deze waarden overschreven de tussen- of interventiewaarde niet en behoefden eveneens geen nader onderzoek.
  4. 4. Op de locatie van peilbuis 19 en ter plaatse van een tweede peilbuis is koper in een sterk verhoogde concentratie aangetroffen. Zeer waarschijnlijk is dit veroorzaakt door bemesting.

Peilbuis 19 zoals genoemd in punt 4 uit bovenstaande opsomming bevond zich buiten het plangebied van voorliggend initiatief.

De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormde geen belemmering voor de realisatie van de Weemselerveld fase III. Sinds het onderzoek heeft het plangebied braakgelegen en hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het aspect bodem eveneens geen belemmering zal vormen voor voorliggend initiatief.

4.3 Luchtkwaliteit

Voorliggend initiatief betreft de realisatie van vier woningen. Een project met een dergelijk kleinschalige omvang is aan te merken als een project welke "niet in betekende mate bijdraagt" aan luchtverontreiniging. Tevens betreft de realisatie van vier woningen geen gevoelige bestemming in het kader van de luchtkwaliteit.

Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4 Externe Veiligheid

Aan de hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. In figuur 5.1 is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven, waarin het plangebied is gelegen ter plaatse van de blauwe ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.0183.weemselerveldzuid3-VG01_0012.png"
Figuur 5.1 Uitsnede risicokaart (Bron: Risicokaart)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het project is daarmee in overeenstemming met wet- en regelgeving inzake externe veiligheid.

4.5 Bedrijven En Milieuzonering

Het plangebied is op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' aan te merken als een 'rustige woonwijk'. Bij bedrijven en milieuzonering is onderscheid gemaakt tussen de externe en de interne werking.

Externe werking

Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.

De functie 'wonen' is niet milieubelastend voor de woningen in nabije omgeving.

Interne werking

Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie binnen het plangebied hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.

In de nabijheid van het plangebied is kinderopvang Bambino gelegen. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een kinderopvang enkel een richtafstand voor het aspect geluid. Deze richtafstand bedraagt 30 meter. De afstand van de dichtstbijzijnde woning die voorliggend bestemmingsplan mogelijk maakt tot aan deze kinderopvang bedraagt circa 57 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde richtafstand van 30 meter.

Daarnaast bevinden zich in de nabijheid van het plangebied enkele agrarische bedrijven, zowel grondgebonden als niet-grondgebonden (intensieve veehouderijen). Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen aan de Molendijk 54. Dit bedrijf is gelegen op een afstand van ruim 340 meter vanaf de geplande woningen. Afhankelijk van het type bedrijf bedraagt de richtafstand tot deze bedrijven ten hoogste 100 meter.

Bij veehouderijen zijn echter niet de adviesafstanden op basis van de VNG-uitgave bepalend, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige bedrijven. Daarom wordt hier het aspect 'geur' buiten beschouwing gelaten en zal hier in paragraaf 4.6 nader op in worden gegaan.

Indien het aspect 'geur' buiten beschouwing wordt gelaten geldt een richtafstand van 50 meter voor de overige aspecten. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.6 Geur

In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

De dichtstbijzijnde grondgebonden veehouderij is gelegen op een afstand van meer dan 340 meter (zie paragraaf 4.5) en vormt daarmee geen belemmering voor de in dit plan besloten ontwikkeling. Andersom worden agrarische bedrijven eveneens niet gehinderd in hun bedrijfsvoering door de realisatie van vier woningen in het plangebied.

Op basis van de Wgv en een goede ruimtelijke ordening is geen belemmering voor de realisatie van het plan.

4.7 Ecologie

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.

In 2011 heeft Eelerwoude hiernaar onderzoek verricht door middel van een quickscan Flora & Fauna (zie bijlage 4 van deze toelichting) en daarnaast is een nader onderzoek ten aanzien van muizen uitgevoerd (zie bijlage 5 van deze toelichting).

Gebiedsbescherming

Natura-2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd. Het dichtsbijzijnde gebied bevindt zich op een afstand van ruim 6,5 kilometer van het plangebied.

Natuur Netwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. In principe zijn geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Het dichtsbijzijnde gebied bevindt zich op een afstand van ruim 900 meter van het plangebied.

Het plangebied ligt niet in gebieden behorende tot de Natura-2000 of de NNN en de invloedsfeer van de voorgenomen activiteit is lokaal. De voorgenomen activiteit heeft dan ook geen negatief effect op deze gebieden. Uit de onderzoeken is daarnaast gebleken dat van negatieve effecten ten aanzien van de beschermde natuurgebieden geen sprake is.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is, met uitzondering van de steenuil, niets aangetroffen tijdens de onderzoeken. Voor de steenuil zijn compenserende maatregelen benodigd gebleken. Bij werkzaamheden wordt daarom uitvoering gegeven aan de maatregelen die het plangebied geschikt houden voor de steenuil, hiervoor is een protocol opgesteld (bijlage 6).

Sinds de onderzoeken heeft het plangebied braak gelegen, waardoor niet wordt verwacht dat andere ecologische waarden aanwezig zullen zijn.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

Archeologie

Initiatiefnemers hebben op basis van de Erfgoedwet een archeologische zorgplicht bij projecten waarbij de bodem wordt verstoord. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het projectgebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

Bureauonderzoek

In 2011 is uit bureauonderzoek door Hamaland Advies gebleken dat het plangebied Weemselerveld Zuid III in het noorden en zuiden een hoge trefkans had op archeologische resten uit de periode van het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Voor het centrale deel gold een lage tot middelhoge trefkans op archeologische resten uit dezelfde periode (zie bijlage 7 van deze toelichting). Om deze reden is voorafgaand aan vergunningverlening voor bodemingrepen eveneens in 2011 vroegtijdig archeologisch onderzoek in de vorm van een verkennend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8 van deze toelichting).

Verkennend onderzoek

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek kende de onderzoekslocatie een brede archeologische verwachting. Door middel van het verkennend onderzoek is door MUG Ingenieursbureau b.v. de archeologische verwachting getoetst. Het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is daarin getoetst door middel van een booronderzoek. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd geconcludeerd dat de bodem in de onderzoekslocatie over het algemeen is verstoord. Slechts in een klein gedeelte waren intacte bodems aanwezig.

Proefsleuvenonderzoek

In samenspraak met de regio-archeoloog is op basis van het veldonderzoek besloten voor het gedeelte met intacte bodem een proefsleuvenonderzoek te laten verrichten door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. in 2013 (zie bijlage 9 van deze toelichting). Hieruit is gebleken dat ter plaatse geen aanwijzingen waren voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten. Vervolgonderzoek was daarom niet benodigd.

Conclusie

Het plangebied bevindt zich in het noordoosten van de wijk Weemselerveld Zuid III. Gebleken is dat in het plangebied geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten.

Cultuurhistorie

Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. In de Bro is sinds 1 januari 2012 (artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a) opgenomen dat een bestemmingsplan “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” dient te bevatten.

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich, op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Overijssel, geen rijks- dan wel gemeentelijke monumenten of bijzondere cultuurhistorische waarden. In de directe nabijheid van het plangebied is er eveneens geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Gesteld wordt dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor dit plan.

Geconcludeerd kan worden dat er geen archeologisch onderzoek benodigd is en geen sprake is van negatieve effecten op de cultuurhistorische waarden.

4.9 Besluit Milieueffectrapportage

Gezien de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling en de afstand tot Natura-2000 gebied wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura-2000 gebied. Een beoordeling op basis van artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Daarnaast kan, gelet op de kleinschaligheid van het voornemen en de grote afstand tot Natura 2000-gebieden, geconcludeerd worden dat sprake is van een activiteit die als verwaarloosbaar kan worden beschouwd in het kader van de PAS. Tevens is in het voorliggende geval geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C en D van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn.

Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Er zijn geen nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.10 Water

Voor het gehele plangebied Weemselerveld Zuid fase III is voor het geldende bestemmingsplan een waterstructuurplan opgesteld. Hierin wordt voorzien in voldoende infiltratiemogelijkheden om de toename aan verhard oppervlak te compenseren (zie bijlage 10 van deze toelichting).

Daarnaast is het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (http://www.dewatertoets.nl). De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'korte procedure' van de watertoets van toepassing is. De standaard waterparagraaf behorende bij de korte procedure is opgenomen in bijlage 11 van deze toelichting. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten En Planverantwoording

5.1 Inleiding

De in deze toelichting beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die (digitaal) bindend is voor overheid en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Opbouw Van De Regels

5.2.1 Algemeen

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2.2 Inleidende regels

5.2.3 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. In de bestemmingen is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

5.2.4 Algemene regels

  • Anti-dubbeltelregel (artikel 5): deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
  • Algemene gebruiksregels (artikel 6): in deze regel is aangegeven wat onder verboden gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
  • Algemene afwijkingsregels (artikel 7): in deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
  • Overige regels (artikel 8); in dit artikel zijn regels in verband met parkeren opgenomen.

5.2.5 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

5.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Zij zijn het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In voorliggend geval is aangesloten bij het moederplan bestemmingsplan 'Albergen, Weemselerveld Zuid fase III', zodat het plangebied stedenbouwkundig gezien aansluit bij het omliggende gebied. Er is slechts op een aantal aspecten afgeweken van het moederplan, namelijk op basis van de plannen: het 'Facetbestemmingsplan parkeren Tubbergen', het '(veeg)bestemmingsplan kernen gemeente Tubbergen' en het bestemmingsplan 'Grote kernen, herziening bijgebouwenregeling'. Deze plannen zijn momenteel in (voor)ontwerp.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Tuin (Artikel 3)

De nieuwe woonpercelen binnen het plangebied zijn voor een relatief klein deel bestemd tot 'Tuin'. Deze gronden zijn bestemd voor tuin en erf, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bouwen is uitsluitend in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Hiervoor gelden een aantal maatvoeringseisen. Bij een omgevingsvergunning mogen erkers, afdaken, balkons, entreeportalen en veranda's worden gebouwd, mits aan een viertal voorwaarden wordt voldaan.

Wonen (Artikel 4)

De nieuwe woonpercelen binnen het plangebied zijn grotendeels bestemd tot 'Wonen'. De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, waaronder zorgwonen, vrije beroepen en de daarbij behorende voorzieningen.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, dienen vrijstaand gebouwd te worden en het aantal dient maximaal het op de verbeelding aangeduide aantal te bedragen. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. Ook is een bepaling opgenomen voor het maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. Daarnaast is een aantal afwijkingsregels opgenomen die de regels van deze bestemming flexibeler maken.

5.4 Handhaving

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst.

Het integrale handhavingsbeleid van de gemeente Tubbergen richt zich op het toezicht en de handhaving van de fysieke leefomgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van de gestelde normen en regels. De gemeente Tubbergen zet integrale handhaving helder en strak in.

Een beschikbaar beleidskader voor de gemeente Tubbergen is de handhavings- en gedoogstrategie Fysieke Leefomgeving Overijssel. Dit is een beleidskader voor de bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving en voor het gedogen. Het is een kader dat aangeeft hoe met handhaving wordt omgegaan en ook hoe er gehandeld wordt bij afwijkingen van de strategie.

In deze strategie is weergegeven welke handhavingsinstrumenten er zijn en is een afweging gemaakt naar de effectiviteit van de verschillende handhavingsinstrumenten. Afhankelijk van de uitkomsten uit de probleemanalyse kan gekozen worden voor preventieve instrumenten (zoals communicatie en voorlichting) en repressieve instrumenten (sanctiemiddelen zoals waarschuwen, opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang).

In de strategie is transparant weergeven (helder) op welke de repressieve instrumenten worden ingezet in de praktijk. Hieruit volgt een uniforme wijze van omgaan met niet naleven van regelgeving welke ook consequent (strak) nagevolgd wordt. Onderdeel van deze toezichtstrategie is de sanctiestrategie. In de sanctiestrategie is aangegeven op welke wijze de gemeente Tubbergen bestuursrechtelijk zal optreden bij een geconstateerde overtreding. Voor passief gedogen is geen plaats binnen deze strategie. Gedogen zal alleen in uitzonderingssituaties en alleen actief geschieden, dat wil zeggen op basis van een gedoogbeschikking genomen door het college van burgemeester en wethouders.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen door de gemeente Tubbergen vindt plaats via de publiekrechtelijke weg. Handhavend optreden kan ook plaatsvinden via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Relevante constateringen worden daarom doorgegeven aan de strafrechtelijke partner(s). De opsporingsambtenaar besluit vervolgens zelf of een proces-verbaal wordt opgemaakt.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

In het voorliggende geval is de gemeente eigenaar van de gronden. De ontwikkeling van het laatste relatief kleine deel van Weemselerveld Zuid III is een initiatief van de gemeente. De gemeente draagt de kosten voor de planvorming, maakt de gronden bouw- en woonrijp en geeft de kavels uit. De gemeentelijke exploitatieopzet heeft een gunstig resultaat opgeleverd waardoor geconcludeerd wordt dat het beoogde plan economisch uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg, Inspraak En Zienswijzen

7.1 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Bro is vooroverleg vereist met het waterschap en met de diensten van de provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

7.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

7.1.2 Provincie Overijssel

Het plan is in het kader van het wettelijk vooroverleg naar de provincie toegezonden.

7.1.3 Waterschap Vechtstromen

In het kader van de watertoets heeft er een digitale watertoets plaatsgevonden via de website www.dewatertoets.nl. De uitkomsten van deze watertoets hebben geleid tot de 'korte procedure'. Het waterschap geeft een positief wateradvies. De beantwoording van de vragen heeft er niet toe geleid dat er nader overleg met het waterschap moet worden gevoerd.

7.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In voorliggend geval is geen sprake geweest van een inspraakfase.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 7 juli 2018 tot en met 18 augustus 2018 voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek En Asbestonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek en asbestonderzoek

Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 4 Quickscan flora en fauna

Bijlage 5 Muizenonderzoek

Bijlage 5 Muizenonderzoek

Bijlage 6 Werkprotocol Steenuil

Bijlage 6 Werkprotocol steenuil

Bijlage 7 Archeologisch Bureauonderzoek

Bijlage 7 Archeologisch bureauonderzoek

Bijlage 8 Archeologisch Veldonderzoek

Bijlage 8 Archeologisch veldonderzoek

Bijlage 9 Archeologisch Proefsleuvenonderzoek

Bijlage 9 Archeologisch proefsleuvenonderzoek

Bijlage 10 Waterstructuurplan

Bijlage 10 Waterstructuurplan

Bijlage 11 Standaard Waterparagraaf

Bijlage 11 Standaard waterparagraaf