KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Water
Artikel 6 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 13 Algemene Procedureregels
Artikel 14 Algemene Nadere Eisen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Geldende Planologische Regelingen
1.5 De Bij Het Uitwerkingsplan Behorende Stukken
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.2 Milieueffectrapportage (M.e.r.)
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Flora En Fauna
4.6 Cultuurhistorie En Archeologie
4.7 Parkeerbalans
4.8 Milieu
4.9 Duurzaam Bouwen
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsregels
5.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
6.2 Uitwerkingsplan
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Artikel 3.1.1 Bro Overleg
7.2 Ontwerp-uitwerkingsplan
7.3 Vaststelling Uitwerkingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Geluidsbelastingen Uit Te Werken Woongebied
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording

Uitwerkingsplan Oranjewijk, fase 3

Uitwerkingsplan - Gemeente Urk

Vastgesteld op 09-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Oranjewijk, fase 3 van de gemeente Urk.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0184.BPU2018OW-0301 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijf aan huis:

een bedrijfsmatig door een bewoner van de woning verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden.

1.7 beroep aan huis:

een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten door een bewoner van de woning op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen kan worden uitgeoefend.

1.8 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat of in uitvoering is of dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend.

1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering of onderbouw.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.21 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, zoals de uitoefening van administratieve werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-) overheidsinstellingen, het bankwezen of naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 internetwinkel:

detailhandel via internet, met dien verstande dat:

  1. a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse, en
  2. b. het leveren van goederen overwegend plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten.

1.25 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

1.26 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.27 maatschappelijke voorziening:

educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.28 ondergeschikte horeca:

een onderdeel van een bedrijf of instelling, geen horecabedrijf zijnde, in welk onderdeel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers en/of werknemers van dat bedrijf of die instelling.

1.29 peil:

de bovenkant van de afgewerkte begane grond vloer nabij de hoofdtoegang van een gebouw.

1.30 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf waaronder begrepen een seksclub een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.31 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.

1.32 waterwoning:

woningen op, in, of aan het water.

1.33 woning:

gebouw of gedeelte van een gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 het bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van een bouwvlak indien dat in de planregels wordt aangegeven.

Voor wat betreft de woningen wordt bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel de vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meegerekend voor de oppervlakte, zoals bedoeld in lid 2.5.

2.7 overige:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, ingangspartijen, galerijen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. speelvoorzieningen;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. water;
  5. e. steigers;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. straatmeubilair;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie' uitsluitend voor de waterhuishoudkundige functie van de damwand.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonstraten;
  2. b. water;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. bruggen en duikers;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. nutsvoorzieningen;
  10. j. bermen en taluds;
  11. k. straatmeubilair.

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 6 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen, waterpartijen,
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. wonen, uitsluitend in de vorm van waterwoningen, met bijbehorende steigers en drijvende terassen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  4. d. bruggen;
  5. e. oevers en taluds;
  6. f. straatmeubilair.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregel

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van gronden als bedoeld in lid 5.1 als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoonverblijven en andere drijvende woongelegenheden met uitzondering van waterwoningen als bedoeld in artikel 5.2.1 onder c.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie' uitsluitend voor de waterhuishoudkundige functie van de damwand;

met de daarbij behorende:

  1. c. bouwwerken;
  2. d. tuinen;
  3. e. erven;
  4. f. paden;
  5. g. parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

  1. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
    2. b. de goot- en bouwhoogte van:
      • gestapelde woningen mag niet meer bedragen dan 10 m, tenzij een afwijkende goot- en bouwhoogte is aangegeven door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
      • overige woningen mag niet meer bedragen dan respectievelijk 6,5 m en 10 m;
    3. c. indien aangegeven op de verbeelding mag ter plaatse van de in de onderstaande tabel weergegeven bouwaanduiding uitsluitend het daarbij genoemde woningtype worden gebouwd:
      Bouwaanduiding Woningtype
      vrijstaand vrijstaande woningen
      twee-aaneen 2 onder 1 kap woningen en vrijstaande woningen
      aaneengesloten meer dan twee aaneen gebouwde woningen, 2 onder 1 kap woningen en vrijstaande woningen
      gestapeld gestapelde woningen
    4. d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
    5. e. er mogen niet meer dan 8 hoofdgebouwen aaneen worden gebouwd binnen het bouwvlak, tenzij de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
    6. f. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' dienen bergingen in het hoofdgebouw te worden opgenomen;
    7. g. de afstand van de voorgevel van een woning tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:
      • 5 m voor vrijstaande woningen;
      • 4 m voor 2 onder 1 kap woningen;
      • 3 m voor met meer dan twee aaneengebouwde woningen;
        of, niet minder dan de bestaande afstand indien deze kleiner is;
    8. h. de diepte van vrijstaande woningen mag niet meer dan 13 m bedragen, van halfvrijstaande woningen niet meer dan 12 m en van woningen die met meer dan twee aaneen zijn gebouwd, niet meer dan 11 m;
    9. i. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient, voorzover niet aaneen gebouwd, aan de niet aangebouwde zijde niet minder dan 3 m te bedragen;
    10. j. de dakhelling bedraagt ten minste 35° en ten hoogste 55°, met dien verstande dat een woning over ten hoogste 25% van de oppervlakte plat mag worden afgedekt, of, indien een mansarde-kap of een daarvan afgeleide kapvorm wordt gebouwd, mag de dakhelling niet minder dan 20° en niet meer dan 80° zijn
    11. k. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient ten minste 70% van de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn te worden gebouwd.
  2. 2. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
    1. a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    2. b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1 m achter de voorgevel, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
    3. c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat:
      • het bebouwingspercentage van het bouwperceel, na aftrek van de oppervlakte van het hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt;
      • de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 30 m² bedraagt;
    4. d. de goothoogte en de bouwhoogte bedragen 3,5 m respectievelijk 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken 6 m bedraagt;
    5. e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd;
    6. f. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de bouwgrens aan de voorzijde van de woning worden overschreden ten behoeve van de bouw van een erker, met dien verstande dat deze:
      • geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1 m;
      • geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
      • geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de breedte van de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw waartoe hij behoort;
      • niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg/ woonstraat gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt.
  3. 3. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de waterwoningen als bedoeld in artikel 5.1 onder c gelden de volgende regels:
    1. a. bijbehorende bouwwerken dienen vrijstaand binnen de bouwaanduiding 'bijgebouwen' te worden gebouwd;
    2. b. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt per waterwoning niet meer dan 20 m²;
    3. c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m,
    4. d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd.
  4. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de regels:
    1. a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    2. b. ten aanzien van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      • voor de voorgevel tot 3 m achter de voorgevel mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m;
      • 3 m achter de voorgevel, of in het verlengde hiervan, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
  5. 5. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie' mogen geen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
    Dit verbod is niet van toepassing op steigers en niet op bijbehorende bouwwerken en bouwwerk geen gebouwen zijnde voor zover gelegen op gronden met de bouwaanduiding 'bijgebouwen'.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsb eeld en/of de verkeersveiligheid, nadere eisen stellen aan:

  1. a. de plaats van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  2. b. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.

6.4 Afwijken van de bouwregels

  1. 1. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in 6.2 onder 2, sub f, vierde bullet voor het bouwen van een erker, waarbij de afstand tot de aan de weg gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt, mits de afstand niet minder dan 1 m wordt.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 onder 1, sub i, ten behoeve van een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van minimaal 1 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • het bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid.
  1. 3. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 onder 1, sub c voor een ander woningtype.
  2. 4. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.2 onder 1, sub d voor een groter aantal woningen.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van:

  1. a. aan huis verbonden beroep en bedrijf aan huis;
  2. b. kantoorfunctie.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 6.5 ten behoeve van het toestaan van aan huis verbonden beroep en een bedrijf aan huis, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. 1. het gebruik past qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling in de woonomgeving;
  2. 2. de activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken met uitzondering van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  3. 3. de activiteit dient door één van de bewoners te worden uitgeoefend;
  4. 4. ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf aan huis mag niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw gebruikt worden tot een maximum van 45 m²;
  5. 5. de activiteit past binnen categorie 1 van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten of is naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen met een activiteit uit categorie 1;
  6. 6. detailhandel is niet toegestaan, tenzij deze beperkt is tot maximaal 10% van de totale bedrijfsomzet;
  7. 7. in afwijking van het bepaalde onder 6 is een internetwinkel toegestaan;
  8. 8. horeca, auto-, motor- en bromfietsreparatie, prostitutie, seksinrichtingen en kapsalons zijn niet toegestaan;
  9. 9. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein of in de nabije omgeving dienen voldoende parkeerplaatsen aanwezig te zijn;
  10. 10. de omgevingsvergunning mag voor een maximale duur van 5 jaar worden verleend.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Uitsluiten aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening (onderwerpen van stedenbouwkundige aard) met betrekking tot parkeren blijven buiten toepassing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de in het plan gegeven bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet op eigen terrein bij de ontwikkeling wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in het geldend gemeentelijk parkeerbeleid.

9.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in het geldend gemeentelijk parkeerbeleid.

9.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in de leden 9.1 en 9.2 en toestaan dat niet op eigen terrein wordt geparkeerd dan wel minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in het geldend gemeentelijk parkeerbeleid, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in het gemeentelijk parkeerbeleid daarvoor gestelde voorwaarden.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 geluidszone - weg

Binnen de voor 'geluidszone - weg' aangewezen gronden mogen geluidgevoelige gebouwen uitsluitend worden gebouwd indien op geen van de gevels de geluidsbelasting de ten hoogste toegestane grenswaarde overschrijdt.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de regels van het plan ten behoeve van:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voorzover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden
  2. b. het aanbrengen van wijzigingen van maximaal 10% in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen, voorzover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding;
  3. c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van palen en masten, met een bouwhoogte van niet meer dan 12 m.

Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels

12.1 Algemeen

Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a, Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding.

Artikel 13 Algemene Procedureregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen op grond van artikel 3.6, lid 1, sub d, Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:

  1. 1. Het ontwerpbesluit voor het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage;
  2. 2. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend door publicatie op de gemeentelijke website alsmede door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag- of nieuwsbladen;
  3. 3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijke en mondelinge zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
  4. 4. Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken na afloop van de terinzagelegging een beslissing, mits er geen zienswijzen ingediend zijn. Is na de ter inzage wel sprake van zienswijzen dan geldt een beslissingstermijn van 8 weken. De beslissing is als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed.

Artikel 14 Algemene Nadere Eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing en beplanting in verband met in acht te nemen afstanden tot wegen ten aanzien van de verkeersveiligheid en in verband met in acht te nemen afstanden tot watergangen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

15.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 15.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1 met maximaal 10%.

15.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 15.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

15.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 15.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 15.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan Oranjewijk, fase 3.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plangebied van dit uitwerkingsplan Oranjewijk, fase 3 maakt deel uit van het woongebied Oranjewijk aan de oostkant van Urk. Voor het gebied is op 15 december 2016 het bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)' vastgesteld. In dat bestemmingsplan is voor het zuidelijke gedeelte van het plangebied de bestemming 'Woongebied - uit te werken' opgenomen.
Nu er concrete bouwplannen zijn, is een uitwerkingsplan nodig om de geplande ontwikkelingen planologisch en juridisch mogelijk te maken. Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader om de gewenste ontwikkelingen op gronden van het laatste deel van de ontwikkellocatie te borgen.

1.2 Doel

Het doel van dit uitwerkingsplan is om op een deel van de gronden, de derde fase, de ontwikkeling van de toekomstige bouwlocatie Oranjewijk mogelijk te maken.
In dit uitwerkingsplan wordt aangetoond dat met de beoogde ontwikkeling van de laatste fase wordt voldaan aan de randvoorwaarden (uitwerkingsregels), zoals die in het geldende bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)' zijn gesteld.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BPU2018OW-0301_0001.png"

Afbeelding - ligging Oranjewijk

In bovenstaande afbeelding is de Oranjewijk weergegeven. Het (deels) toekomstige woongebied ligt aan de zuidoostzijde van Urk. Op de luchtfoto is de eerste fase van Oranjewijk al in aanbouw.
Ten zuiden van het plangebied is de Urkerweg (N351) gelegen. De Zeewijk vormt aan de noordzijde van de Oranjewijk de grens. De westelijke grens wordt gevormd door de Polderwijk. Aan de oostzijde ligt de plangrens op een kavelsloot, aansluitend aan het agrarisch gebied.

In onderstaande afbeelding zijn de contouren weergegeven van het uitwerkingsgebied, fase 3. De plangrens is de begrenzing van de uit te werken bestemming 'Woongebied - uit te werken' zoals deze in het geldende bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)' is opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BPU2018OW-0301_0002.png"

Afbeelding - contouren plangebied

1.4 Geldende Planologische Regelingen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)' zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 15 december 2016.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BPU2018OW-0301_0003.png"

Afbeelding - verbeelding bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)'

In de bovenstaande afbeelding is het voorliggende uitwerkingsgebied met een rode contour in het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het uitwerkingsgebied is volledig bestemd als 'Woongebied - Uit te werken'. Het zuidelijkste deel van het uitwerkingsgebied heeft de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg'.

In paragraaf 3.3.1 wordt nader ingegaan op de randvoorwaarden die in de bestemming 'Woongebied - uit te werken' zijn opgenomen.

1.5 De Bij Het Uitwerkingsplan Behorende Stukken

Het uitwerkingsplan 'Oranjewijk, fase 3' bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0184.BPU2018OW-0301);
  • planregels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het uitwerkingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het uitwerkingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het uitwerkingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het uitwerkingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het uitwerkingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Huidige Situatie

De ontwikkeling van de Oranjewijk gebeurd in drie fases. Fase 1 betreft het noordelijk deel van het nieuwe Oranjewijk. De woningen in fase 1 zijn inmiddels gerealiseerd. Het betreft voor het merendeel grondgebonden woningen en beneden-en bovenwoningen.
Fase 2 ligt in het midden van het plangebied en de realisatie van de woningen is momenteel in voorbereiding.
Fase drie, het uitwerkingsgebied, ligt momenteel nog braak.

2.2 Toekomstige Situatie

De stedenbouwkundige hoofdopzet van Oranjewijk voor zowel fase 2 als 3 is uitgewerkt in het bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)'. De beschrijving uit het geldende bestemmingsplan wordt gedeeltelijk in deze paragraaf opgenomen.

2.2.1 Stedenbouwkundig plan

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

In het onderhavige uitwerkingsplan kan voor toetsing aan het rijksbeleid worden aangesloten bij het bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)'. De beleidskaders van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening die in dit bestemmingsplan zijn beschreven, zijn nog steeds van kracht.

3.2 Provinciaal Beleid

In het onderhavige uitwerkingsplan kan voor toetsing aan het provinciaal worden aangesloten bij het bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)'. De beleidskaders van het Omgevingsplan Flevoland 2006, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland en de Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland Water 2015 die in dit bestemmingsplan zijn beschreven, zijn nog steeds van kracht.

Het Omgevingsplan Flevoland 2006 is in januari 2017 partieel herzien voor het onderdeel natuur. Deze partiële herziening is voor de beleidskaders van het uitwerkingsplan niet van belang.

Omgevingsvisie FlevolandStraks
Op 8 november 2017 hebben de Provinciale Staten van Flevoland de Omgevingsvisie FlevolandStraks vastgesteld. De visie gaat over de periode tot 2030 en verder. Het geeft aan welke kansen en opgaven er voor Flevoland liggen en welke ambities voor de toekomst er zijn. Het bijzondere verleden van de jongste provincie van Nederland vormt de basis van de visie.

Flevoland is gemaakt voor ontwikkeling. De ontwikkelingsgerichtheid is onderdeel van onze identiteit. Hier grijpt de provincie met lef de kansen van nieuwe ontwikkelingen. En de ontwikkelingen blijven doorgaan. Denk aan opgaven zoals woningbouw, bedrijvigheid, herontwikkelingen, nieuwe voorzieningen, klimaatverandering, bodemdaling, waterveiligheid, transformatie in landbouw, duurzame energie. Alle opgaven - klein of groot- omarmt de provincie op een wijze, waarbij ze de kenmerkende elementen van de polder koesteren. Binnen deze kenmerken geven ze ruimte aan ontwikkelingen. De overheden hebben de polders aangelegd en ingericht. Het is een plek waar inwoners, organisaties en ondernemers hun idealen kunnen realiseren. Hierdoor krijgt de provincie meer verrassing,spontaniteit en variatie. Mensen maken Flevoland.

De ambitie van de gemeente Urk sluit naadloos aan op de Omgevingsvisie FlevolandStraks. Het voormalig eiland Urk heeft binnen de provincie Flevoland haar eigen identiteit. De inwonersaantallen nemen toe op Urk, en navenant de vraag naar woningen ook. Met het uitwerkingsplan worden woningen, juridisch en planologisch, mogelijk gemaakt in het uitwerkingsgebied. Met het uitwerkingsplan worden ook waterwoningen gebouwd in het zuiden van het plangebied. De uitstraling van deze woningen zorgen voor een mooie en passende entree van het vissersdorp waarbij nieuwe ontwikkelingen worden toegepast en er aandacht is voor de waterveiligheid en duurzame energie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Oranjewijk

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is de motiveringsvereiste voor onder meer bestemmingsplannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken. Op 1 juli 2017 is de het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waardoor er een nieuwe Laddersystematiek geldt.
In artikel 3.1.6 lid 2 Bro wordt beschreven dat een toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, het volgende bevat:

  1. 1. een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en,
  2. 2. indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Uitwerkingsplan
In het geldende bestemmingsplan Oranjewijk (2016) hebben de betreffende gronden reeds de bestemming 'Woongebied - Uit te werken'. In het kader van het geldende bestemmingsplan is al een laddertoets doorlopen, daarbij is:

  1. 1. voor fase 2 en 3 aangetoond dat wordt voorzien in een regionale behoefte tot 2025.
  2. 2. aangetoond dat sprake is van bestaand stedelijk gebied.

Met deze uitwerking wordt voor fase 3 gevolg gegeven aan de uitwerkingsplicht zoals deze is opgenomen in het geldende bestemmingplan (zie paragraaf 3.3.1). Er is geen sprake van gewijzigde inzichten en er wordt op basis van het voorliggende uitwerkingsplan Oranjewijk, fase 3 geen nieuw beslag gelegd op gronden.
Hierdoor voldoet dit uitwerkingsplan aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Milieueffectrapportage (M.e.r.)

Ter onderbouwing van de ontwikkeling 'woningbouw- en werklocaties Urk 2005 - 2025' is in 2005 een m.e.r.-procedure doorlopen. De m.e.r.-procedure richtte zich destijds op de totale ontwikkeling van bijna 4.000 woningen en 20 hectare bedrijventerrein tot 2025.
In het kader van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) en zijn voorloper 'Waterwijk' is uitgebreid bekeken of er een nieuwe m.e.r.-procedure moest worden doorlopen. Er is destijds geconcludeerd dat een nieuwe m.e.r.-procedure niet nodig is.

4.3 Bodem

In het kader van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is er aandacht besteed aan de kwaliteit van de bodem (zie paragraaf 4.3 in Oranjewijk (2016)). In het moederplan is afgezien van een vooronderzoek, omdat er aangenomen werd dat er geen zodanige verontreiniging aanwezig kon zijn dat deze een principiële belemmering zal vormen voor de gewenste bestemmingen.

4.4 Water

In het kader van het geldende bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is destijds stilgestaan bij het waterbeleid, de waterveiligheid, de grondwaterstand, het oppervlakte water en de aan te leggen riolering. In de waterparagraaf uit het vigerende bestemmingsplan is rekening gehouden met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken'. Op grond daarvan heeft de gemeente vooroverleg gevoerd met het Waterschap Zuiderzeeland. Het waterschap gaf te kennen in te kunnen stemmen met het bestemmingsplan, maar gaf aan graag betrokken te worden met de verdere uitwerking van fase 3.

In de uitwerkingsregels van het geldende bestemmingsplan is een bepaling opgenomen met betrekking tot het hoeveelheid water dat minimaal gerealiseerd moet worden (zie paragraaf 3.3.1.1). In paragraaf 3.3.1.2 wordt aangetoond dat met voorliggend uitwerkingsplan daaraan wordt voldaan.
Het voorliggend uitwerkingsplan wordt in het kader van het vooroverleg aangeboden aan het waterschap.

4.5 Flora En Fauna

In het geldende bestemmingsplan is aandacht besteed aan fase 3. Aangegeven is dat bij de aanbesteding van het bouwrijp maken van fase 3 het opstellen van en werken met een ecologisch werkprotocol als randvoorwaarde is opgenomen. In dit ecologisch werkprotocol wordt vastgelegd welke mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Met het opstellen van het nieuwe werkprotocol voor fase 2 en 3 zal het plangebied opnieuw ecologisch worden beoordeeld. Daarbij wordt opgemerkt dat de zetpalen uit fase 2 zullen moeten worden verplaatst naar een nieuwe duurzame locatie.

In het kader van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is het plangebied opnieuw ecologisch beoordeeld. Een nieuwe natuurtoets werd toen niet meer noodzakelijk geacht. Dit geldt ook voor de voorliggende uitwerking

Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet heeft de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 (en Boswet) vervangen. In de nieuwe Wet natuurbescherming treedt de provincie op als bevoegd gezag (met uitzondering van landelijke projecten). Inhoudelijk zijn als gevolg van de wetswijziging voornamelijk (maar niet uitsluitend) veranderingen opgetreden in de soortenbescherming (voorheen Flora- en faunawet).
De wetswijziging heeft geen gevolgen voor dit uitwerkingsplan.

4.6 Cultuurhistorie En Archeologie

4.6.1 Cultuurhistorie

In het plangebied zijn géén cultuurhistorische waardes aanwezig. Tot aan de inpoldering van de Noordoostpolder in 1939 maakte het plangebied deel uit van de Zuiderzee. Na de inpoldering is het land ontgonnen en vanaf die tijd in gebruik geweest als landbouwgrond. In 2006 is vooruitlopend op de ontwikkeling van het gebied als woonwijk het plangebied met een zandpakket opgehoogd.

4.6.2 Archeologie

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BPU2018OW-0301_0010.png"

Afbeelding - Uitsnede archeologische beleidskaart Urk

De archeologische waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Urk. De meest recente beleidskaart en het archeologisch beleid zijn vastgesteld op 17 december 2015. Op de beleidskaart is het hele plangebied aangemerkt als een gebied met een lage verwachtingswaarde.
Een nader archeologisch onderzoek is in het kader van het voorliggende uitwerkingsplan niet nodig.

4.7 Parkeerbalans

Uitgangspunten
In het huidige bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is bij het berekenen van de parkeerbalans voor fase 3 uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • de parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van de parkeerkencijfers uit de 'Notitieparkeernormen Urk 2014, eerste herziening'. In deze notitie zijn specifieke parkeernormen opgenomen voor Oranjewijk;
  • alle vrijstaande, twee-onder-één-kap woningen en de appartementen krijgen een parkeerplaats op eigen terrein;
  • het parkeren op het centrale plein is niet in de parkeerbalans meegenomen.

Parkeerbehoefte
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte zijn de navolgende parkeerkencijfers gehanteerd:

functies parkeer
norm
aantal
woningen
parkeer-
behoefte
vrijstaand (incl. bezoekers)* 1,9 pp/won 11 20,9 pp
twee-onder-een-kap (incl. bezoekers) 1,9 pp/won 6 11,4 pp
rijwoning (incl. bezoekers) 1,4 pp/won 63 88,2 pp
appartementen (incl. bezoekers) 1,4 pp/won 76 106,4 pp
TOTAAL 156 226,9 pp

* één parkeerplaats op eigen terrein

Op basis van de parkeerkencijfers wordt voor fase 3 van de woonwijk een parkeerbehoefte geraamd van 227 parkeerplaatsen.

Parkeeraanbod
Met het bepalen van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van de laatst bekende stedenbouwkundige verkaveling zoals opgenomen in paragraaf 2.2.1.2 van deze toelichting.

locaties parkeerplaatsen
parkeren in het openbaar gebied (op maaiveld niveau)* 183 pp
parkeren op eigen terrein vrijstaande woningen
(garage met oprit = 1,0 pp)
4 pp
parkeren op eigen terrein twee onder een kap- / hoekwoningen (garage met oprit = 1,0 pp) 6 pp
parkeren op eigen terrein bij waterwoningen (vrijstaande woningen) 14 pp
parkeren op eigen terrein app.complexen(op maaiveld niveau) 70 pp
TOTAAL 277 pp

* een deel van de benodigde openbare parkeerplaatsen aan de Pieter van Vollenhovenstraat liggen buiten het uit te werken woongebied

In de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is de voorwaarde opgenomen dat met het aantal parkeerplaatsen voldaan moet worden aan de parkeernormen uit de 'Notitieparkeernormen Urk 2014, eerste herziening'.

Geconcludeerd wordt dat met 277 parkeerplaatsen er sprake is van meer dan voldoende parkeercapaciteit binnen de derde fase van Oranjewijk. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er 37 parkeerplaatsen feitelijk gereserveerd zijn voor de parkeerbehoefte bij de kinderboerderij.
Ook wanneer deze buiten beschouwing worden gelaten zijn er voldoende parkeerplaatsen aanwezig (277-37 = 240 parkeerplaatsen).

4.8 Milieu

In het kader van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is een integraal onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering (zie “Omgevingsonderzoeken Oranjewijk Urk fase 2 & 3” document 16M8014.Rapport.RL d.d. 27 juni 2016, zoals opgenomen in bijlage 7 van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016)). In dit onderzoek zijn ook de te realiseren woningen van fase 3 meegenomen.
Met uitzondering van het aspect 'wegverkeerslawaai' zijn de conclusies uit dit onderzoek in deze paragraaf opgenomen.

4.8.1 Wegverkeerslawaai

In het kader van het voorliggende uitwerkingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om aan te tonen dat wordt voldaan aan de uitwerkingsregel, dat binnen de voor 'geluidszone - weg' aangewezen gronden geluidgevoelige gebouwen alleen mogen worden gebouwd indien op géén van de gevels de ten hoogste toegestane grenswaarde wordt overschreden (zie paragraaf 3.3.1).

Op 21 augustus 2012 zijn in het kader van het bestemmingsplan Waterwijk (2012) voor 10 woningen hogere grenswaarden vastgesteld variërend van 49 tot 50 dB. Bij het verlenen van deze grenswaarden is rekening gehouden met een snelheidsverlaging en het toepassen van stil asfalt op het wegvak van de Urkerweg binnen de bebouwde kom.
De hogere waarden zijn toegekend aan de waterwoningen zoals die destijds in het bestemmingsplan waren vastgelegd. Er is voor 4 woningen een hogere waarde van maximaal 49 dB en voor 6 woningen een hogere waarde van maximaal 50 dB vastgesteld.

In het kader van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is voor het wegverkeer op de Urkerweg een berekening gemaakt om inzicht te krijgen in de geluidsbelastingen voor het uit te werken woongebied van fase 3. In het akoestische rapport werd geconcludeerd dat bij de uitwerking van het woongebied de geluidgevoelige objecten die werden voorzien in het gebied tussen de 48 dB en de 50 dB contour van de Urkerweg getoetst konden worden aan de verleende hogere grenswaarden uit 2012.

Nieuwe akoestische rapportage
Inmiddels is een definitieve verkaveling opgesteld waarin, afwijkend van de oorspronkelijke plannen, zeven waterwoningen zijn voorzien. Op basis van deze verkaveling is opnieuw een akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarbij voor de Urkerweg is uitgegaan van een maximumsnelheid van 50 km/uur en stil asfalt binnen de bebouwde kom en een maximumsnelheid van 80 km/uur en regulier asfalt buiten de bebouwde kom.
De nieuwe akoestische rapportage is als bijlage 1 opgenomen in de toelichting.

In het rapport zijn de geluidbelastingen voor de 7 waterwoningen als gevolg van het verkeer op de Urkerweg berekend. Hieruit blijkt dat drie waterwoningen een maximale geluidbelasting ondervinden van maximaal 49 dB. Drie waterwoningen ondervinden een maximale gevelbelasting van 50 dB en één woning 51 dB. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.

Nieuwe Hogere Grenswaarden
Op grond van deze berekeningen blijkt dat met de nieuwe verkaveling niet voldaan kan worden aan de ten hoogste toegestane grenswaarde uit het besluit Hogere Grenswaarde uit 2012.
Ten behoeve van het besluit hogere waarden uit 2012 zijn aanvullende geluidsreducerende maatregelen reeds onderzocht en is geconcludeerd dat deze niet haalbaar zijn.

Op basis van het nieuwe akoestisch onderzoek wordt het bevoegd gezag (de gemeente) verzocht nieuwe hogere grenswaarden te verlenen. Daarmee wordt met het uitwerkingsplan voldaan aan de uitwerkingsregel m.b.t. akoestiek (zie paragraaf 3.3.1).
Voor de waterwoningen die een geluidbelasting ondervinden van 53 dB of meer(exclusief aftrek), dient door middel van gevelisolatie te worden gezorgd voor een niveau van 33 dB in de verblijfsruimten van de woningen.

Om een en ander in het voorliggende uitwerkingsplan te borgen zijn de waterwoningen op de verbeelding en in de planregels met bouwvlakken binnen de bestemming 'Water' nader vastgelegd. Op deze manier wordt gegarandeerd dat op geen van de gevels van de waterwoningen de geluidsbelasting de ten hoogste toegestane grenswaarde overschrijdt.

4.8.2 Luchtkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is nagegaan in welke mate de ontwikkeling bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Uit paragraaf 4.8.2 van het moederplan blijkt dat de ontwikkeling ruim onder de grenzen uit de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ blijft. De voorgestane ontwikkeling is daarmee niet in strijd met het bepaalde in de Wet milieubeheer en de eisen omtrent een goed woon- en leefklimaat.

4.8.3 Externe veiligheid

In het omgevingsonderzoek bij het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is bekeken of er risicovolle inrichtingen, transportleidingen of transportassen voor gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Daarbij is gebruik gemaakt van de publieke risicokaart.
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening is de publieke risicokaart nogmaals bekeken, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BPU2018OW-0301_0011.png"

Afbeelding - Overzicht risicovolle bedrijven in de omgeving van het plangebied

Geconcludeerd kan worden dat de aanwezige risicobronnen in de omgeving geen belemmering vormen voor de besluitvorming inzake het realiseren van de nieuwe woningen in het plangebied.

4.8.4 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016) is in het omgevingsonderzoek gekeken naar de bedrijven en milieuzonering zie paragraaf 4.8.4 van de toelichting. Geconcludeerd wordt dat voor de bestaande bedrijven in de omgeving van het plan geldt (met uitzondering van kinderboerderij De Stekplek) de maatgevende richtafstand op basis van de VNG-publicatie gerespecteerd wordt.

Er is derhalve sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijke ordening. De nieuwe woningen zullen bovendien de bestaande bedrijven niet belemmeren in hun bedrijfsvoering.

4.8.5 Kabels en leidingen

Er komen in of in de nabijheid van het plangebied geen kabels en/of leidingen voor die directe planologisch-juridische regeling behoeven in het bestemmingsplan

4.9 Duurzaam Bouwen

Zoals in het bestemmingsplan Waterwijk uit 2012 al is gemeld, heeft ruimtelijke ordening invloed op het energieverbruik. Door gebruik te maken van actieve en passieve zonne-energie wordt de energiebalans gunstig beïnvloed.

Door de woningen zodanig te situeren dat een optimale zoninstraling en/of dakorientatie ontstaat, wordt gebruik gemaakt van passieve zonne-energie. In het stedenbouwkundig ontwerp voor de tweede en derde fase wordt wederom zoveel mogelijk met het bovenstaande rekening gehouden. Er zijn meerdere locaties opgenomen waar zo optimaal mogelijk kan worden geprofiteerd van passieve zonne-energie.

Actieve zonne-energie dient tevens meegenomen te worden in het bouwkundig ontwerp van de woningen. Er wordt hier vooral gedacht aan het aanbrengen van energiebesparende installaties, zoals zonneboilers en dergelijke. Verder dient niet alleen aandacht te worden geschonken aan het woningontwerp met de juiste spouw- en dakisolatie, maar ook aan de hoogte, dakhelling en de nokrichting van de woning. Bij het bouwkundig ontwerp wordt rekening gehouden met het gebruik van milieuvriendelijke en duurzame materialen. Verder moet door een juiste toepassing van geluid- en vochtisolatie een gezond intern woonmilieu ontstaan.

De gemeente Urk stimuleert de bouw van 'nul op de meter' woningen, waarbij zelfs een starterslening tot de mogelijkheden behoort naast de subsidie op de aanschaf van zonne-panelen. In het overleg over de grondverkoop maakt de gemeente afspraken met de bouwaannemers over het aantal 'nul op de meter'-woningen.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Uitgangspunt bij een uitwerkingsplan is dat dit uitwerkingsplan juridisch bezien deel gaat uitmaken van het 'moederplan', in dit geval het bestemmingsplan 'Oranjewijk(2016)'. Ter plaatse van het uitwerkingsplan wordt de globale bestemming 'Woongebied - Uit te werken' in het 'moederplan' vervangen door de uitgewerkte bestemmingen, i.c. de bestemmingen 'Verkeer', 'Groen' en 'Water; dit alles binnen het juridisch kader van het 'moederplan'.

In principe zijn de regels van het bestemmingsplan 'Oranjewijk (2016)', direct van toepassing op dit uitwerkingsplan. Hoofdstuk 1 Inleidende regels, Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen en de overgangsbepalingen in Hoofdstuk 4 van de regels van dat 'moederplan' gelden direct voor dit uitwerkingsplan. Als hulp voor de lezer zijn de bepalingen van Hoofdstuk 1 en 3 van het moederplan integraal overgenomen. Daarmee wordt voorkomen dat voor een compleet overzicht van de regels voor het gebied gekeken moet worden in twee documenten. Zodoende kan tegen de bepalingen in Hoofdstuk 1, 3 en 4 in dit uitwerkingsplan geen beroep worden ingesteld. In de slotregel is bepaald met welke naam het onderhavige uitwerkingsplan moet worden aangehaald.

De regels van het onderhavige uitwerkingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de systematiek in de SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:

  1. 1. Inleidende regels
    Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. In artikel 2 is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten.
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven.
  3. 3. Algemene regels
    Hier zijn onder andere bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel de slotregel. Een uitwerkingsplan gaat juridisch deel uitmaken van het bestemmingsplan, waarvan het een uitwerking is, in dit geval het bestemmingsplan Oranjewijk (2016). Het overgangsrecht van dat bestemmingsplan blijft daarmee gelden voor dit uitwerkingsplan. Vandaar dat het uitwerkingsplan geen overgangsrecht bevat.
    In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het uitwerkingsplan is.

5.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de artikelen opgenomen met de verschillende bestemmingen. In dit uitwerkingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Artikel 3 Groen;
  • Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied;
  • Artikel 5 Water;
  • Artikel 6 Wonen.

Op gronden die binnen fase 3 grenzen aan het water is de aanduiding 'waterhuishoudkundige en/of waterstaatkundige functie' opgenomen. In de planregels is een omgevingsvergunningsstelsel opgenomen voor 'het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden'. Zonder vergunning is het niet mogelijk (grond)werkzaamheden uit te voeren die nadelige gevolgen zouden kunnen hebben voor de functie van de damwand.
Ter plaatse van het appartementencomplex aan het water is het de bedoeling dat de oostelijke en zuidelijke gevel van het gebouw voor ten minste 70% in het water staan. De gevel van het appartementencomplex moet dan een waterkerende werking krijgen. Daartoe is op de verbeelding een aanduiding 'gevellijn' opgenomen.

Artikel 5 Water
De gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor watergangen, waterpartijen, oevers, taluds en de waterhuishouding. Met waterhuishouding wordt bedoeld de voorzieningen en activiteiten die nodig zijn om het grondwater en oppervlaktewater te beheren. Ook op deze gronden mag niet worden gebouwd. Alleen bruggen met een maximale hoogte van 3 m zijn toegestaan.

Het gebruik van water als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoonverblijven en dergelijke is niet toegestaan, met uitzondering van de waterwoningen in het zuiden van het plangebied.
Deze waterwoningen, met bijbehorende steigers mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'wonen'. De situering van de woningen zelf worden op de verbeelding nader bepaald door middel van bouwvlakken, vanwege de nabijheid van de Urkerweg (zie paragraaf 4.8.1).

5.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen

Binnen het uitwerkingsplan zijn geen dubbelbestemmingen opgenomen. Wel ligt er een gebiedsaanduiding geluidszone - weg over een gedeelte van het plangebied. De regeling voor deze gebiedsaanduiding is overgenomen uit het moederplan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Economische uitvoerbaarheid
In het kader van het bestemmingsplan dient te worden aangetoond dat de ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden economisch uitvoerbaar zijn.

De woonwijk Oranjewijk wordt binnen de actieve grondpolitiek van de gemeente Urk ontwikkeld. Het kostenverhaal is daarom vervat in een grondexploitatie. Deze grondexploitatie sluit met een positief resultaat, daardoor is de economische uitvoerbaarheid van het plan Oranjewijk (2016) bewezen.

Grondexploitatie
Omdat de gemeente de gronden in eigen bezit heeft is het niet nodig een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening te maken.

6.2 Uitwerkingsplan

Het uitwerkingsplan Oranjewijk, fase 3 maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Oranjewijk (2016). De economische uitvoerbaarheid is daarmee geregeld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Artikel 3.1.1 Bro Overleg

Dit plan betreft een uitwerking van het bestemmingsplan Oranjewijk. Dat bestemmingsplan heeft reeds een uitgebreide procedure doorlopen. Onderhavig uitwerkingsplan past binnen de uitwerkingsregels.

Het ontwerp-van het uitwerkingsplan is beoordeeld door het waterschap Zuiderzeeland en door de provincie Flevoland. De reacties van het waterschap en de provincie zijn samengevat en van beantwoording voorzien in de NOTA VAN BEANTWOORDING REACTIES 3.1.1 BRO OVERLEG UITWERKINGSPLAN "Oranjewijk fase 3”. Deze is als bijlage 2 in de toelichting opgenomen.

Naar aanleiding van de reacties is de toelichting en het akoestisch onderzoek geactualiseerd.

7.2 Ontwerp-uitwerkingsplan

Het ontwerp van het uitwerkingsplan 'Oranjewijk, fase 3' heeft, samen met het ontwerp-besluit Hogere grenswaarde 'Oranjewijk fase 3', vanaf 6 augustus 2018 tot en met 17 september 2018 voor eenieder ter inzage gelegen. Eenieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze kenbaar te maken.
De gemeente heeft gedurende de periode van terinzagelegging géén zienswijzen ten aanzien van het ontwerp-uitwerkingsplan ontvangen.

De tervisielegging van het ontwerp-uitwerkingsplan geeft dus geen aanleiding om het uitwerkingsplan te wijzigen.

7.3 Vaststelling Uitwerkingsplan

Het uitwerkingsplan Oranjewijk, fase 3 is door het college van Burgemeester en Wethouders van Urk ongewijzigd vastgesteld. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar de tekst in het bijgevoegde Vaststellingsbesluit.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Geluidsbelastingen Uit Te Werken Woongebied

Bijlage 1 Geluidsbelastingen uit te werken woongebied

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording

Bijlage 2 Nota van beantwoording