KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Bedrijventerrein
Artikel 8 Bos
Artikel 9 Detailhandel
Artikel 10 Gemengd
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Kantoor
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 16 Recreatie - Volkstuin
Artikel 17 Sport
Artikel 18 Verkeer - Railverkeer
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Wonen - Woongebouw
Artikel 23 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 24 Leiding - Gas
Artikel 25 Leiding - Hoogspanning
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 27 Leiding - Water
Artikel 28 Waarde - Archeologie 1
Artikel 29 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 36 Algemene Procedureregels
Artikel 37 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 39 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 40 Slotregel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Inrichtingen (Horeca)
Bijlage 4 Rood-voor-roodregeling
Bijlage 5 Verblijfsrecreatie In Het Landelijk Gebied
Bijlage 6 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Begrenzing Plangebied
1.4 Planproces En Communicatie
1.5 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Structuur
2.3 De Aanwezige Functies
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Milieuaspecten
4.3 Waarden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Uitgangspunten
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Algemeen
6.2 Nadere Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Handhaving Van Het Plan
7.3 Retrospectieve Toets
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
8.1 Inspraak
8.2 Vooroverleg
Bijlagen
Bijlage 1 Situering Plangebied
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Spoorweglawaai (3 Juni 2008)
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Spoorweglawaai (8 Maart 2010)
Bijlage 4 Detailhandelsstructuurvisie
Bijlage 5 Milieuaspecten
Bijlage 6 Sanering Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 8 Notitie Behandeling Inspraakreacties
Bijlage 9 Staat Van Wijzigingen

bestemmingsplan Wierden Dorp

Bestemmingsplan - Wierden

Vastgesteld op 25-10-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Wierden-dorp van de gemeente Wierden;

1.2 verbeelding

de plankaart van het bestemmingsplan Wierden-dorp, bestaande uit de kaarten met kaartnummer NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.7 aan huis verbonden beroep of bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.9 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 afhankelijke woonruimte

een recreatiewoning, gastenverblijf of bijbehorend bouwwerk, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van ��n huishouden op het perceel;

1.11 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.12 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.13 bebouwing

��n of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.15 bebouwingspercentage

de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;

1.16 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.17 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.20 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 boerderijterras

een terras bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrari�rs uit de regio geproduceerde producten worden verkocht voor consumptie ter plaatse;

1.26 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrari�rs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.27 boomkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;

1.28 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.30 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35 chalet

  1. a. een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is;
  2. b. een stacaravan met een maximale oppervlakte van 60 m2;

1.36 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.37 dak

iedere bovenbe�indiging van een gebouw;

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.39 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.40 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

1.41 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.42 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.43 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.44 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.45 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijke opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.46 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.47 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.49 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden;

1.50 gevellijn

gevellijn als bedoeld in dit bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

1.51 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;

1.52 halfvrijstaande woning

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

1.53 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.54 hoekperceel

een perceel, gelegen aan een hoek van twee wegen c.q. het openbaar gebied;

1.55 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.56 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.57 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.58 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.59 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.60 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.61 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.62 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.63 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.64 kwekerij

het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, ��n en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;

1.65 kwetsbaar object

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.66 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.67 lpg-doorzet

de doorzet van lpg in m� per jaar;

1.68 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.69 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder peuterspeelzalen, kinderopvang en buitenschoolse opvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.70 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.71 melkrundvee

melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;

1.72 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.73 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.74 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte;

1.75 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

1.76 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.77 publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een beroeps of bedrijfsactiviteit waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.78 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.79 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.80 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.81 re�el agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf met een bedrijfsomvang die tenminste overeenkomt met het toegekende bouwperceel en waarvan de continu�teit aannemelijk is;

1.82 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.83 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.84 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.85 stacaravan

een kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit ��n bouwlaag met een totaal oppervlak van niet meer dan 60 m2, met een hoogte van niet meer dan 3,75 meter en een breedte van niet meer dan 4,5 meter, dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. Het kampeermiddel of de afzonderlijke delen zijn op het terrein voort te bewegen;

1.86 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. c. het voorkomen van schade door vorst;

1.87 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
  4. d. het voorkomen van schade door vorst;

met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;

1.88 trekkershut

een blokhut waarvoor een vergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet is vereist en dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;

1.89 verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.90 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken op de begane grond;

1.91 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.92 vrijstaande woning

een bouwmassa bestaande uit ��n vrijstaand woonhuis;

1.93 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.94 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van ��n afzonderlijk huishouden;

1.95 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.96 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts ��n woning omvat;

1.97 woonwagen

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

  1. a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 1 meter, respectievelijk overstekken van meer dan 1 meter, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  2. b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  3. c. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  4. d. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  5. e. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  6. f. De hoogte van een windturbine:
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
  7. g. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  8. h. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', een werktuigenberging;
  3. c. het hobbymatig houden van vee;

met daarbijbehorende:

  1. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  4. g. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden.

3.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. c. landschappelijke inpassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarische bedrijf

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen (niet zijnde rijhallen);
  2. c. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. d. tuinen;
  4. e. erven;
  5. f. agrarische gronden;

met dien verstande dat:

  1. g. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
  2. h. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw.

4.2 Bouwregels

Op de op de verbeelding voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de milieusituatie.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'garage', tevens een garagebedrijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens de opslag van materialen, waaronder in ieder geval niet begrepen de opslag van (explosie)gevaarlijke stoffen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuiterij'tevens voor een autospuiterij;

met daarbijbehorende:

  1. f. gebouwen;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daaronder begrepen;
  3. h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. i. tuinen;
  5. j. erven;
  6. k. terreinen;
  7. l. ontsluitingspaden;
  8. m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. n. groenvoorzieningen;
  10. o. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. p. opslag is toegestaan;
  2. q. detailhandel niet is toegestaan;
  3. r. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  4. s. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  5. t. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  6. u. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 niet zijn toegestaan;
  7. v. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het openbaar nut;
  2. b. transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - mast', een mast;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, een bedrijfswoning daar onder niet begrepen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. erven;
  4. g. terreinen.

6.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 7 Bedrijventerrein

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1', bedrijven tot en met categorie 1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', bedrijven tot en met categorie 2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met categorie 3.1 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met categorie 3.2 van Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', de bestaande bedrijven die niet behoren tot de ter plaatse toegestane categorieën zoals opgenomen onder a tot en met d, en zoals aangegeven in Bijlage 6 Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens volumineuze detailhandel;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en verkoop vuurwerk', tevens opslag en verkoop van vuurwerk;

met daarbijbehorende:

  1. i. gebouwen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen bedrijven zijnde;
  3. k. werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden;

met inachtneming van het volgende:

  1. l. opslag is toegestaan;
  2. m. detailhandel is niet toegestaan;
  3. n. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. o. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  5. p. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  6. q. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 zijn niet toegestaan;
  7. r. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten

dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

7.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de
    terinzagelegging van het plan;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 2,50 m.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. tuinen;
  4. e. erven;
  5. f. terreinen;
  6. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. parkeervoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Gemengd

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening op de begane grond;
  2. b. kantoor op de begane grond;
  3. c. maatschappelijk op de begane grond;
  4. d. wonen in appartementen;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. h. tuinen;
  5. i. erven;
  6. j. terreinen;
  7. k. wegen en paden;
  8. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. m. groenvoorzieningen;
  10. n. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer uitgesloten - parkeren', parkeervoorzieningen niet zijn toegestaan;

met daarbijbehorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. h. verhardingen.

11.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca(bedrijven) in ten hoogste categorie II, zoals opgenomen in Bijlage 3 Staatvan Inrichtingen (horeca);

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de voor 'Horeca' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op de voor 'Kantoor' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van kantoorgebouwen voor bewoning.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven;
  6. g. terreinen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen voor bewoning.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in de bestemming 'Wonen' indien de huidige functie is beëindigd.

Artikel 15 Maatschappelijk - Begraafplaats

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een begraafplaats;
  2. b. een urnenmuur;
  3. c. een urnentuin;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van de lijkbezorging;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen, een bedrijfswoning daar onder niet begrepen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. g. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. h. erven;
  5. i. terreinen;
  6. j. paden;
  7. k. water;
  8. l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. m. groenvoorzieningen;
  10. n. parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Op de voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 16 Recreatie - Volkstuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hobbytuinbouw;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. d. voorzieningen.

16.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. b. de verkeersveiligheid;
  2. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  3. d. de sociale veiligheid;
  4. e. de externe veiligheid.

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen alsook ondergeschikte en daarbijbehorende horeca, zoals een kantine;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. wegen;
  5. f. paden;
  6. g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;
  2. b. geluidschermen en geluidwerende voorzieningen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens voor tunnels met aanverwante bouwwerken zoals liften, trappen en overkappingen;

met daarbijbehorende:

  1. d. gebouwen, waaronder begrepen stations;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. g. wegen, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met wegen en water;
  5. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. geluidschermen en geluidwerende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, al dan niet gelijkvloerse kruisingen met spoorwegen en water;
  3. g. water;
  4. h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. parkeervoorzieningen;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.

19.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de externe veiligheid.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor een verkooppunt motorbrandstoffen.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen, waterwegen en/of vijvers;
  4. d. oeverstroken;
  5. e. extensief recreatief medegebruik;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'waterberging', bovenwijkse waterberging;

met daarbijbehorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. h. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  3. i. kruisingen met (spoor)wegen; waaronder bruggen;
  4. j. dammen;
  5. k. duikers.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep ofbedrijf, met dien verstande dat de woning en/of een aan de woning aangebouwde bouwwerken mogen worden gebruikt voor bed & breakfast;
  2. b. de waterhuishouding;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven.

21.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 22 Wonen - Woongebouw

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in woongebouwen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' tevens een zorginstelling;

met daarbijbehorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. tuinen;
  5. g. erven.

22.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de sociale veiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Wonen - Woonwagenstandplaats

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in woonwagens;

met daarbijbehorende:

  1. b. gebouwen;
  2. c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  4. e. tuinen;
  5. f. erven.

23.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de externe veiligheid.

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. aanleg, instandhouding en bescherming van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding;

met daarbijbehorende:

  1. b. belemmeringenstrook van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;
  2. c. leidingzone;
  3. d. veiligheidszone;
  4. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

In geval van strijdigheid gaan deze regels voor de regels die ingevolge andere artikelen op de gronden van toepassing zijn.

24.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Leiding - Hoogspanning

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  1. a. de aanleg, instandhouding en bescherming van (een) ondergrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbijbehorende:

  1. b. belemmeringenstrook;
  2. c. veiligheidszone;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

25.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  1. a. de aanleg, instandhouding en bescherming van (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbijbehorende:

  1. b. belemmeringenstrook;
  2. c. veiligheidszone;
  3. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. e. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

26.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Leiding - Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming van de leiding, alsmede:
  2. b. (een) leiding(en) ten behoeve van het transport van drinkwater;

met daarbijbehorende:

  1. c. belemmeringenstrook;
  2. d. veiligheidszone;
  3. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. f. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.

27.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van verwachte archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken;
  2. c. voorzieningen.

28.2 Bouwregels

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

28.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van verwachte archeologische waarden;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken;
  2. c. voorzieningen.

29.2 Bouwregels

29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Afwijkende maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

31.2 Afwijkende afstand

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

31.3 Afwijkend bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

32.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het (laten) gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels

33.1 geluidzone - industrie

33.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

33.3 milieuzone - intrekgebied

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

34.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels

35.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 36 Algemene Procedureregels

36.1 Nadere eis

Voor het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. het voornemen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 37 Overige Regels

37.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

37.2 Verwijzing naar adressen

De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de verbeelding zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht Bouwwerken

38.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

38.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

38.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 39 Overgangsrecht Gebruik

39.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

39.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

39.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

39.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 40 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wierden-dorp.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van 25 oktober 2011

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 3 Staat Van Inrichtingen (Horeca)

Bijlage 4 Rood-voor-roodregeling

Bijlage 5 Verblijfsrecreatie In Het Landelijk Gebied

Bijlage 6 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Wierden werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Dit laatste komt de inzichtelijkheid en rechtsgelijkheid ten goede: een gelijke planregeling en – methodiek voor alle inwoners binnen de gemeente Wierden.

Het voorliggende bestemmingsplan betreft gebieden die grotendeels in gebruik zijn als woongebied en voor een kleiner deel functioneren als werkgebied. Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit bestemmingsplan geldt, dat de ontwikkelingen zoals die in het verleden tot stand zijn gekomen als gegeven zijn geaccepteerd. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen. Daarnaast zal - bij een eventueel minder positief te waarderen belasting van het woonmilieu door bedrijfsactiviteiten - gestreefd worden naar de beëindiging van dergelijke conflictsituaties dan wel vermindering daarvan.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan Wierden-dorp bestaat uit de volgende stukken:

  • Verbeelding (NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02);
  • Regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.

1.3 Begrenzing Plangebied

Het plangebied wordt aan de zuidkant begrensd door de voormalige rondweg. De nieuwe woonwijk Zuidbroek valt niet binnen het plangebied. Aan de oostkant wordt het plangebied begrensd door N36. Aan de noord-en westkant wordt het plangebied begrensd door het buitengebied bedrijventerrein Weuste Noord en de toekomstige woonwijk Zenderink. Het centrumgebied van Wierden maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In Bijlage 1 Situering plangebied is een overzicht gegeven van de begrenzing van het plangebied.

1.4 Planproces En Communicatie

Bij het opstellen van het plan is een ambtelijke projectgroep ingesteld, die het hele planproces heeft begeleid. De (tussentijdse) resultaten van het onderzoek, de inventarisatie, de beleidsvorming en de uitwerking van verbeelding en regels zijn steeds in de projectgroep besproken.Tijdens het planproces is aandacht besteed aan het creëren van maatschappelijk draagvlak en de daarvoor noodzakelijke communicatie met belanghebbenden.

Het planproces is op de volgende manieren vormgegeven:

  • Gemeentelijke website: Het plan staat op de gemeentelijke website. Individuele belanghebbenden hebben de mogelijkheid gekregen om via de gemeentelijke website te reageren op het bestemmingsplan.
  • Landelijke website: (www.ruimtelijkeplannen.nl).
  • Overlegpartners: Tijdens het opstellen van het bestemmingsplan heeft met diverse instanties overleg plaatsgevonden over de planvorming.
  • Inloopbijeenkomst: In de eerste week dat het voorontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt, wordt er een inloopbijeenkomst georganiseerd. Dit zal zijn op woensdag 12 januari 2011.
  • Terinzagelegging: Het voorontwerpbestemmingsplan heeft hiertoe voor een periode van zes weken vanaf 6 januari 2011 ter inzage gelegen. Een samenvatting van deze reacties en de beantwoording hiervan is opgenomen in hoofdstuk 8 van deze plantoelichting.

1.5 Opzet Van De Toelichting

De toelichting van het bestemmingsplan Wierden-dorp is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2: Een beschrijving van de huidige en (wanneer relevant) gewenste situatie. De ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke structuur en de aanwezige functies worden hier besproken.
  • Hoofdstuk 3: Een korte schets van het beleidskader voor zover van toepassing.
  • Hoofdstuk 4: Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol. Randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering.
  • Hoofdstuk 5. De planbeschrijving. Het voorgestane ruimtelijke beleid en de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen worden hier beschreven.
  • Hoofdstuk 6. De toelichting op de regels. De gebruikte bestemmingen en aanduidingen worden hier nader toegelicht.
  • Hoofdstuk 7. Uitvoering en handhaving.
  • Hoofdstuk 8. Een samenvatting van het gevoerde overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Wierden is een dorp, dat is ontstaan in de late middeleeuwen aan de zuidoostrand van een es. De kadastrale minuut-kaart uit de vorige eeuw laat zien dat er nauwelijks sprake is van enige kernvorming. De vrijstaande bebouwing lag aan een aantal in- en uitvalswegen, die ook nu nog in de structuur van Wierden en met name het centrum te zien zijn. De belangrijkste wegen waren de Hexelseweg, de Vriezenveenseweg, de Nijverdalsestraat en de verbindingsweg naar Rijssen en naar Almelo.

Nadat in 1881 de spoorlijn Deventer-Almelo in gebruik kwam, stichtte men ten noorden van het dorp enkele textielfabrieken, waaronder die van de firma Scholten. Na de Tweede Wereldoorlog breidde het dorp zich noord- en zuidwaarts uit. De bebouwing vormde zich allereerst langs de straten zoals hierboven genoemd en vervolgens ook door bebouwing langs nieuw gerealiseerde straten en woonwijken zoals De Stouwe, De Weuste, Het Loo, De Hooilanden etcetera (zie hiernavolgende afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02_0001.jpg"

Historisch waardevolle bebouwing is in Wierden niet in grote getale aanwezig. Dit is voor een belangrijk deel veroorzaakt door de snelle groei van Wierden. Veel oudere bebouwing is hiervoor geweken. In paragraaf 4.3.2 zal nog nader worden ingegaan op de nog wel aanwezige historische bebouwing die in de kern Wierden staan (Rijks- en gemeentelijke monumenten).

2.2 Ruimtelijke Structuur

Gebiedsbeschrijving

Het oostelijk deel van Wierden is van recentere datum (jaren zestig van de vorige eeuw) dan het westelijke deel. Ligt in het westelijk deel het accent op de diepere tuinen met minder openbaar groen, in het oostelijk plandeel is juist de openbare groenstructuur van groter belang geweest. Verder is het verkavelingpatroon in het oostelijk deel veel efficiënter opgebouwd (lange rechte lijnen), dan in het westelijk deel waar veel bochtige wegen voorkomen. Binnen Wierden Oost (inclusief Grote Maat) vormt de Almelosestraat de belangrijkste ontsluitingsweg. Binnen Wierden West vormen de Rijssensestraat, de Nijverdalsestraat en de Marke de belangrijkste ontsluitingswegen.

In de Molukse wijk vindt een renovatie van de woningen plaats en wordt aan de openbare ruimte een impuls gegeven.

Ten noorden van de spoorlijn bevinden zich diverse woonwijken, te weten: De Stouwe, De Weuste, Het Loo en De Hooilanden. Het Loo ligt in de noordwesthoek van het plangebied en wordt door middel van drie bedrijventerreinen afgescheiden van de andere drie woongebieden, die in de noordoosthoek van het plangebied zijn gelegen.

Van de vier woongebieden bestaat de wijk De Stouwe het langst (jaren zeventig van de vorige eeuw) en zijn de wijken Het Loo en De Weuste van de meest recente datum (begin respectievelijk half jaren negentig van de vorige eeuw). De verschillen in stedenbouwkundige opzet van de wijken zijn dan ook duidelijk waarneembaar, niet alleen in het verkavelingpatroon maar ook in de wijze van ontsluiting.

Binnen het gebied Wierden Noord bevinden zich diverse "werkgebieden". Dit zijn van west naar oost de bedrijventerreinen Violenhoek, Kluinveen en Hogelucht. Deze liggen min of meer aan elkaar en ze vormen de scheiding tussen de hiervoor behandelde woongebieden. Deze drie werkgebieden bestaan in principe reeds vele jaren. Door sanering van een oud fabriekscomplex op bedrijventerrein Violenhoek, is een deel van het oude terrein opnieuw ingericht en verkaveld, inclusief ontsluitingsweg. Hierdoor kon er weer een deel opnieuw uitgegeven worden. Alle gronden zijn inmiddels al weer enige tijd volledig uitgegeven.

Verkeersstructuur

Het gebied kent enkele belangrijk ontsluitingswegen zoals de Almelosestraat die midden door het gebied loopt, de Rijssensestraat, de Rondweg, de Nijverdalsestraat, de Marke, de Hexelseweg, de Vriezenveenseweg, de Industrieweg, de Stouweweg, de Vijverweg en de Aadorpsweg. De overige wegen zijn van een lagere orde.

Met uitzondering van de stroomwegen, de gebiedsontsluitingswegen en de erftoegangswegen - A zijn alle gebieden aangewezen als 30 km-zone. Dit betreft nagenoeg alle woonwijken en woonbuurten binnen het plangebied.

Tunnelplan

Op dit moment is de aanleg van een tunnel ter hoogte van de Dikkensweg in voorbereiding. In de huidige situatie zijn de spoorwegovergangen voor een groot deel van de tijd gesloten. In de toekomst zal in de periode tot 2015 het aantal treinpassages verdubbelen. Dat heeft als gevolg dat de spoorwegovergangen nog vaker en langer gesloten zullen zijn. Vooral voor de ontsluiting van de noordelijke woonwijken met het centrum is dat een probleem dat alleen nog maar groter zal worden. De economische vitaliteit van het centrum komt hierdoor in het geding. Ook de bereikbaarheid van het station staat onder druk. De samenhang station - centrumgebied is in de ruimtelijke structuur van Wierden groot en verbetering is wenselijk.

Er is gekozen voor de aanleg van een volwaardige auto-/fiets-/voetgangerstunnel in het verlengde van de Dikkensweg met daarbij het opheffen van de spoorwegovergang ter hoogte van huisnummer 11 en 13 gelegen aan de Noord Parallelweg. Een tunnel op deze plaats (verlengde Dikkensweg) heeft het meeste effect voor het eigen interne verkeer, de relatie noordelijke woonwijken met het centrum en de relatie tussen woongebieden onderling. Er zal geen sprake zijn van toename van doorgaand verkeer terwijl het opnemen in en aansluitend op 30km-gebieden voorkomt dat er een toename zal ontstaan van het aantal verkeersbewegingen. Ook de bereikbaarheid van het station wordt vergroot terwijl de aanleg van de tunnel kansen biedt voor een herstructurering van de stationslocatie. De realisering van de tunnel maakt onderdeel uit van een aanpassing van de totale verkeerscirculatie in en rondom het centrum van Wierden.

Groenstructuur

De diverse wijken en buurten kennen ieder een eigen groenstructuur. De kleinere open "groene" ruimten in de woonwijken zijn vaak ingericht als speelplaatsen. De groenstructuur bestaat verder uit het aanwezige "straatgroen". Er zijn geen plannen om het groen verder uit te breiden binnen het plangebied.

2.3 De Aanwezige Functies

Wonen en woonomgeving

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de functie wonen de meest dominante functie binnen het plangebied is. In de kern Wierden wonen circa 11.500 inwoners (exclusief het centrum). Na de realisatie van de laatste grote woningbouwuitbreiding De Weuste, is het inwoneraantal nog maar weinig toegenomen.

Voorzieningen

Binnen het plangebied zijn verschillende openbare en/of maatschappelijke voorzieningen gelegen, zoals sportzalen, kerken, begraafplaatsen, basisscholen, kinderopvang, peuterspeelzalen, een brandweerkazerne, het politiebureau, tenniscomplexen, (tand)artsenpraktijken etcetera. Uitgangspunt is dat deze functies gehandhaafd blijven door middel van een positieve bestemming.

Detailhandel

Binnen het oostelijk deel van het plangebied is een aantal supermarkten aanwezig. De overige winkels in het oostelijk deel betreffen verder een parketwinkel aan de Almelosestraat en aan de Rijssensestraat een slager, een computerwinkel, een dierenwinkel en een kledingwinkel.

De bewoners uit de westzijde van Wierden zullen voor wat betreft de foodsector voor een groot deel georiënteerd zijn op het eigen gebied. Er zijn namelijk niet alleen supermarkten in het gebied aanwezig, maar ook een warme bakker en een groentewinkel. Voor de niet-dagelijkse boodschappen zijn er ook nog enkele winkels, maar zal men toch in hoofdzaak naar het centrumgebied gaan. Deze overige winkels in het deelplangebied betreffen woninginrichtingswinkels en een dierenspeciaalzaak.

De bewoners van Het Loo zullen voor de dagelijkse boodschappen grotendeels georiënteerd zijn op de supermarkt die in het gebied aanwezig is. De bewoners van de wijken De Stouwe, De Weuste en De Hooilanden zullen daarentegen het spoor over moeten (dan wel met de fiets er onder door) voor deze boodschappen. Voor de niet-dagelijkse boodschappen zijn alle bewoners ten noorden van de spoorlijn aangewezen op winkels buiten het eigen woongebied.

In het gehele plangebied voor Wierden-dorp zal er geen sprake zijn van een toename van de detailhandel. De gemeente Wierden voert een beleid dat er geen medewerking wordt verleend aan de nieuwvestiging van detailhandel buiten het kernwinkelgebied. Een uitzondering hierop is volumineuze detailhandel op het bedrijventerrein.

Horeca

Aan de oostzijde van het plangebied is één horecavestiging aanwezig en dat is een cafetaria aan de Akeleistraat. De westzijde van Wierden kent een drietal horecavestigingen, te weten een Chinees restaurant, een eetcafé en een Hollands restaurant. Tevens bevinden zich een aantal kleine cafetaria's binnen Wierden, zoals bijvoorbeeld bij het station. Binnen het plangebied wordt geen nieuwe horeca toegestaan.

Bedrijven en nijverheid

Bij een waardebepaling van het functioneren van bedrijfsactiviteiten is het zinvol een onderverdeling te maken in twee categorieën. Te weten (kleinere) ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven en de grotere nijverheids-/industriële bedrijven.

Binnen het plangebied komen diverse (kleinere) ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven voor, zoals de aanwezigheid van de gemeentegarage/brandweer, een loodgietersbedrijf en een tweetal garages al dan niet met een brandstofverkooppunt lpg. Verder is er nog de gemeentelijke opslag en zijn meerdere panden in gebruik als kantoor. Ten aanzien van al deze bedrijvigheid worden in ruimtelijk opzicht geen verdere ontwikkelingen verwacht, die reservering van gronden voor de toekomst wenselijk maakt.

Ten noorden van het spoor (Kluinveen en Hogelucht) bevindt zich een groot aantal bedrijven. Alle voorkomende bedrijven functioneren binnen de milieuvergunning of melding waar ze over beschikken. Die situatie blijft als zodanig bestaan. De mogelijkheid van vestiging van nieuwe dergelijke bedrijven wordt in dit plan niet geboden. Nadere maatregelen hieromtrent zijn echter niet noodzakelijk, omdat sprake is van een bestaande situatie. Daarbij zijn nergens dusdanige knelpunten gesignaleerd, dat nader onderzoek gewenst zou zijn. Mochten de bedrijven gesaneerd gaan worden dan zal ter plaatse alsnog een bodemonderzoek moeten plaatsvinden.

Langs het spoor was de Twentse Textiel Veredeling gelegen. Dit was een grootschalig bedrijf dat vanuit een historisch perspectief in het verleden in belangrijke mate bij heeft gedragen aan de ontwikkeling van Wierden. Dit bedrijf was echter, gezien de nabijheid tot woningen, niet meer te handhaven. Hetzelfde gold voor de voormalige kaasfabriek, gelegen aan de westzijde van het centrum. Beide bedrijven hebben in het verleden in belangrijke mate bijgedragen aan de diversiteit van het woongebied, maar zijn inmiddels verwijderd. Op het terrein waar de Twentse Textiel Veredeling zat zitten nu de Multimate, Action en de Albert Heijn. Op de locatie van de voormalige kaasfabriek staat nu de Botterhof.

Agrarische functies

Binnen het plangebied liggen aan de noord-, oost- en westkant percelen met een agrarische bestemming. Aan de oostkant van het plangebied zijn 2 agrarische bedrijven aanwezig. Aan de noord- en westkant niet. Vooralsnog heeft de gemeente geen plannen om hier verandering in aan te brengen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor het plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in het bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald naar de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies.

De voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn zijn: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-) nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid voor water en groene ruimte omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere (ook internationaal erkende) landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

3.1.1 Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".

In de periode tot 2009 worden de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden verlaagd. Voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren, vogel- en habitatrichtlijngebieden) kan echter niet van de deadline van 2015 afgeweken worden. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van huidige maatregelen genomen door gemeente en andere partijen nodig zal zijn ("tandje erbij").

Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.

3.1.2 Nationale Waterplan

Het Nationale Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding en een rijksplan voor het waterbeleid in Nederland. Het waterplan is in december 2009 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer.

Hoog Nederland omvat grofweg de zandgronden van Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Hoog Nederland is grotendeels vrij afwaterend, dat wil zeggen dat het water onder vrij verval naar de rivieren en de zee stroomt. Het gebied bevat enkele scheepvaartkanalen die door het rijk worden beheerd en daarnaast vooral regionale wateren in beheer bij de waterschappen. Kenmerkend voor dit deelgebied is de directe samenhang tussen het grond- en oppervlaktewatersysteem en de van nature meanderende beken met aangrenzende beekdalgronden, die incidenteel in tijden van extreem natte perioden op natuurlijke wijze kunnen overstromen.

De belangrijkste wateropgaven voor hoog Nederland zijn watertekort, grondwater, wateroverlast en waterkwaliteit. Via een gebiedsgerichte aanpak, zoals het gebiedsproces voor de Reconstructie Zandgronden, wordt de uitvoering van de wateropgave gecombineerd met andere ruimtelijke opgaven in het gebied (landbouw, landschap, natuur, recreatie).

Maatregelen bestaan onder andere uit het herstel van beekdalsystemen (inclusief acceptatie van natuurlijke overstromingen in de laagste delen van het beekdal), het vasthouden van water in het haarvatensysteem, de aanleg van nevengeulen en het tegengaan van erosie in hellende gebieden in combinatie met bodemverbetering. Door watergangen te verbreden en te verondiepen en de sponswerking van de watersystemen te herstellen, wordt water langer vastgehouden. Hierdoor worden de afvoerpieken verlaagd, treedt er minder snel wateroverlast op en nemen watertekorten af. Deze maatregelen dragen bij aan de verdrogingsbestrijding van de top-gebieden (verdroogde natuurgebieden). Ze worden uitgevoerd in samenhang met maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water, de Natura 2000-gebieden en de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur.

Om de wateropgaven te realiseren werkt het rijk nauw samen met de regio's om op stroomgebiedniveau afspraken te maken met de buurlanden. Ook wordt gekeken hoe knelpunten kunnen worden opgelost als gevolg van de interactie tussen het hoofd- en regionaal watersysteem (bijvoorbeeld het samenvallen van piekafvoeren in Overijssel, Noord-Brabant en Limburg).

3.1.3 Nota Mobiliteit

Deze nota geeft de nationale visie op het verkeers- en vervoersbeleid t/m 2020 weer. Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor de sociale en economische ontwikkeling van Nederland. Belangrijke punten hierin zijn onder andere: verbetering van de bereikbaarheid, faciliteren van de groei van het verkeer, verbetering van de betrouwbaarheid van het openbaar vervoer en het wegennetwerk en het voorbereiden van de invoering van beprijzing van het gebruik van de weg. Hoofddoel van de Nota Mobiliteit is daarom verbetering van de betrouwbaarheid van het verkeerssysteem (weg, water, spoor en lucht) van deur tot deur binnen de maatschappelijke randvoorwaarden op het gebied van de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving. Mobiliteit mag, maar niet altijd en overal. Mensen moeten mobiel kunnen zijn om maatschappelijk te kunnen participeren. De ruimtelijke aspecten van het verkeers- en vervoersbeleid maken onderdeel uit van de Nota Ruimte.

3.1.4 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Op 4 juni 2010 heeft de ministerraad een besluit genomen over de uitwerking van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). De kern van het besluit is dat er 6 intercity's en 6 sprinters per uur gaan rijden in de drukste delen van het land en er komt extra ruimte voor goederenvervoer op het spoor.

Goederenvervoer

De Betuweroute gaat optimaal gebruikt worden. Zo gaan de goederentreinen tussen Rotterdam en Oldenzaal - Bentheim straks niet meer via Amsterdam maar over de Betuweroute en de IJssellijn. Met de kwaliteitsverbeteringen van deze voorkeursbeslissing van PHS wordt reizen per trein aantrekkelijker en kan de groei van het aantal reizigers ruim 40% toenemen ten opzichte van 2008. Ook het goederenvervoer kan dankzij PHS blijven groeien, naar verwachting groeit dat door naar 66 tot 102 miljoen ton per jaar in 2020.

In de voorkeursbeslissing van het kabinet is ook de nodige aandacht besteed aan maatregelen voor leefbaarheid. Meer personentreinen en goederentreinen kunnen ook nadelen hebben. De problematiek van overwegen, geluid, trillingen en externe veiligheid is dan ook van meet af aan in alle analyses meegenomen.

3.1.5 Derde kadernota Railveiligheid: Veilig vervoeren, Veilig werken

Deze kadernota is een actualisering van het spoorwegveiligheidsbeleid, geeft de samenhang aan van de meest belangrijke issues van de spoorwegveiligheid en van bestaand en nieuw beleid om de spoorwegveiligheid permanent te verbeteren.

Het tijdpad van de Derde Kadernota Railveiligheid is de middellange termijn van 2010-2020 waarbij in 2015 een tussentijdse evaluatie zal plaatsvinden. Het jaartal 2020 geeft aansluiting bij de tijdshorizon van de Nota Mobiliteit en van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS).

Het spoor in Nederland heeft al jaren een hoog veiligheidsniveau, ook internationaal gezien. Dit terwijl de omvang van het spoorvervoer in de afgelopen jaren is toegenomen en het Nederlandse spoornet in vergelijking met andere landen een zeer intensieve benutting kent. Dit hoge niveau is te danken aan de ingezette maatregelen. Dat blijkt onder meer uit de evaluatie van de Tweede Kadernota.

Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat absolute veiligheid niet bestaat en dat het niet realistisch is te verwachten dat er nooit incidenten of ongevallen zullen plaatsvinden. Van belang is risico's zo goed mogelijk in kaart te brengen en de juiste maatregelen te treffen om deze risico's te beheersen. Alertheid van alle partijen blijft dus onverminderd nodig.

De hoofdlijn van het spoorwegveiligheidsbeleid in de Derde Kadernota Railveiligheid is het huidige hoge veiligheidsniveau van het spoor duurzaam te bestendigen door te streven naar permanente verbetering. Dit is in de Derde Kadernota opgenomen in de vorm van een Beleidsagenda 2010-2020.

Ook komt op hoofdlijnen een aantal ontwikkelingen aan de orde die van invloed zijn (geweest) op de spoorwegveiligheid en die spelen bij de uitvoering van het veiligheidsbeleid. Het gaat hierbij, naast de genoemde invloed van Europese wet- en regelgeving, ook bijvoorbeeld om technologische ontwikkelingen en innovaties en spoorontwikkelingen als hoogfrequent spoorvervoer ('spoorboekloos reizen') en groei op het spoor. Waar relevant, komt de betekenis van deze ontwikkelingen uitvoeriger aan de orde bij de specifieke thema's van de Beleidsagenda 2010-2020.

De Derde Kadernota Railveiligheid formuleert voor de thema's van de Beleidsagenda 2010-2020 (veilig vervoeren, veilig werken, veilig leven) doelstellingen. Vervolgens zijn per thema de gewenste resultaten benoemd. Voor deze resultaten zijn de relevante indicatoren weergegeven alsmede de streefwaarden voor die indicatoren, voor zover er indicatoren te koppelen zijn aan de resultaten. Immers, niet alle gewenste resultaten laten zich vertalen in kwantitatief meetbare streefwaarden. Per gewenst resultaat is telkens aangegeven welke activiteiten worden ondernomen om het beoogde resultaat (en daarmee de doelstelling) te realiseren.

3.1.6 Nationaal milieubeleidsplan: Een wereld en een wil

In het vierde nationale Milieubeleidsplan neemt de leefomgeving een prominente plaats in. Dit in verband met de verwachting dat de kwaliteit van de leefomgeving in de toekomst zal afnemen door een toename van geluidshinder en luchtverontreiniging. Naar verwachting zal in 2030 het aantal geluidgehinderden met 20% tot 50% toenemen en zullen ongeveer een half tot één miljoen mensen blootgesteld worden aan te hoge niveaus van luchtverontreiniging (volgens EU-norm).

Het streven is om de samenhang tussen milieu en ruimtelijk beleid te vergroten. Bij de bepaling van gebiedskwaliteit spelen bovendien naast milieu ook andere waarden. In sommige gevallen is het sociaal rechtvaardig om een hogere kwaliteit te realiseren op plekken waar sociale, economische en milieuproblemen elkaar onderling versterken.

Belangrijke punten zijn verder: meer nadruk op vergunningverlening en handhaving, inspraak van burgers en heldere besluitvorming.

3.1.7 Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen

Begin juli 2010 is het Basisnet spoor vastgesteld, het spoornetwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor elk traject op het Basisnet is een zogeheten risicoplafond vastgesteld. Hiermee moeten niet alleen vervoerders van gevaarlijke stoffen rekening houden, maar bijvoorbeeld ook gemeenten die langs een traject van het Basisnet willen gaan bouwen. Het Basisnet spoor zorgt ervoor dat economische belangen niet worden gehinderd en dat tegelijkertijd de veiligheid van omwonenden zoveel mogelijk wordt gegarandeerd. In 2012 wordt het Basisnet spoor officieel van kracht.

Kaders Basisnet spoor

De betrokken partijen, waaronder de minister van Infrastructuur en Milieu, hebben voor de inrichting van het Basisnet een aantal randvoorwaarden afgesproken.

Rol Betuweroute

In het routenetwerk van het Basisnet wordt zoveel mogelijk gebruikgemaakt van de Betuweroute. Het goederenvervoer tussen Rotterdam en Sittard-Geleen blijft lopen via de route langs Dordrecht en Zwijndrecht en via de Brabantroute (Breda, Tilburg en Eindhoven).

Samenstelling treinen

Met goederenvervoerders en verladers zijn afspraken gemaakt over de samenstelling van treinen. Zo zullen wagons met brandbaar gas zoveel mogelijk gescheiden worden vervoerd van wagons met zeer brandbare vloeistof.

Veiligheidsmaatregelen aan het spoor

Op veel plekken langs het Basisnet neemt het Rijk extra veiligheidsmaatregelen:

  • Circa 350 extra seinen worden in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen uitgerust met ATB-Verbeterde Versie (ATB-Vv). Deze installatie zorgt ervoor dat automatisch wordt ingegrepen op het moment dat een trein door een rood sein rijdt, ook bij een snelheid lager dan 40 km/uur.
  • Op diverse plekken in het spoor wordt apparatuur aangebracht die het warmlopen van assen van passerende treinen signaleert.

Met deze maatregelen wordt de kans op botsingen en ontsporingen tot een minimum beperkt.

Veiligheidsmaatregelen langs het spoor

Zodra het Basisnet in 2012 van kracht is, moeten gemeenten in hun bouwplannen rekening houden met het Basisnet:

  • Woningen, scholen, zorginstellingen, kantoren en dergelijke mogen niet te dicht bij het spoor worden gebouwd. De afstand die gemeenten moeten aanhouden verschilt per spoorlijn en is afhankelijk van de vastgestelde risicoplafonds (link naar 'Risicoplafonds').
  • Voor nieuwe gebouwen die worden gebouwd binnen 30 meter van een spoorlijn waarover veel brandbare vloeistoffen worden vervoerd, gaan extra bouwvoorschriften gelden.
  • Voor nieuwe bestemmingsplannen binnen 200 meter van het spoor moeten aanvullende maatregelen worden genomen. Mensen moeten zich bij een ongeluk zelf kunnen redden (bijvoorbeeld door voldoende vluchtwegen) en hulpdiensten moeten hun werk goed kunnen door (bijvoorbeeld door aanwezigheid van voldoende bluswater).

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De provincie Overijssel heeft verschillende beleidsplannen samengevoegd tot één plan: de Omgevingsvisie. In november 2008 is deze visie als ontwerp verschenen en op 1 juli 2009 heeft Provinciale Staten de Omgevingsvisie vastgesteld. Voor de omgevingsvisie heeft de provincie twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels.

In de omgevingsvisie heeft de provincie voor de stedelijke omgeving drie ontwikkelingsperspectieven opgenomen:

  1. 1. steden als motor;
  2. 2. dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus;
  3. 3. hoofdinfrastructuur vlot en veilig.

De veelzijdige leefmilieus van dorpen en kernen moeten een goede mix van woon- en werkmilieus vormen. Belangrijk daarbij is dat elk woon- en werkmilieu daarbij z'n eigen karakteristiek behoud. De identiteit en eigenheid van kernen is leidend bij opgaven zoals herstructurering, inbreiding en uitbreiding.

Een gedeelte van het plangebied Wierden-dorp is gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied. Over grondwaterbeschermingsgebieden heeft de provincie in haar omgevingsvisie het volgende opgenomen.

In de nieuwe Drinkwaterwet is vastgelegd dat de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening een dwingende reden van groot openbaar belang is. De gebieden waar (oever)grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken of die daarvoor gereserveerd zijn, worden afdoende beschermd door voortzetting van het geldende beleid. De provincie beoogt de kwaliteit van de grondstof voor de openbare drinkwatervoorziening en de industriële winningen waarvoor een hoge kwaliteit is vereist, te beschermen en te voorkomen dat deze kwaliteit verslechtert (stand-still).

De uitgangspunten zijn:

  • Het gehele intrekgebied van de drinkwaterwinning wordt beschermd;
  • Geen functies met risico op grondwaterverontreiniging, tenzij de beschermingssituatie verbetert (stap-vooruit-principe). Bij grote en grootschalige ruimtelijke ingrepen is een verslechtering op plaatselijk niveau toegestaan, mits op gebiedsniveau verbetering plaatsvindt (saldobenadering);
  • Preventie via de verbodsbepalingen in de verordening is de meest doelmatige bescherming tegen ruimtelijke functies die risico hebben voor grondwaterverontreiniging. Het gaat dan om een brongerichte aanpak van bedreigende activiteiten/functies;
  • Duurzaam veiligstellen: De bescherming van de openbare drinkwatervoorziening moet opgenomen zijn in gemeentelijke structuurvisies en de bestemmingsplannen;
  • Voor kwetsbare winningen worden in 2009 en 2010 gebiedsdossiers opgesteld met een analyse van de actuele bedreigingen voor de waterkwaliteit en de mogelijke maatregelen (KRW).

3.2.2 Provinciaal Verkeers- en vervoersplan

Het provinciale beleid op het gebied van verkeer en vervoer is in het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) vastgelegd. Dit plan sluit aan op de Nota Mobiliteit van het Rijk en is op 13 april 2005 door de Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. In het PVVP wordt voor de komende jaren richting gegeven aan het beleid op het gebied van verkeer en vervoer in Overijssel. Met het plan wordt ingezet op de bereikbaarheid van economische centra voor alle vervoerswijzen, de verbetering van de verkeersveiligheid en de verbetering van de leefkwaliteit.

3.2.3 Toekomstbeeld A1-zone

In het "Toekomstbeeld A1-zone" zijn de doelen en ambities tot 2030 voor de A1-zone vastgelegd. De A1-zone bevat het gebied tussen en rondom de snelweg A1 en het spoor tussen Apeldoorn en de Duitse grens. In het toekomstbeeld zijn de volgende doelen vastgelegd:

  1. 1. Betere bereikbaarheid - tussen Oost-Nederland en de rest van Nederland en Duitsland, en tussen en binnen de Stedendriehoek en Twente;
  2. 2. Hogere ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid - van woon- en werklocaties in het invloedsgebied van de snelweg en spoorlijn in de A1-zone;
  3. 3. Betere benutting economische potentie - vormgeven aan ontwikkelingskansen en hoogwaardige functiecombinaties op goed bereikbare plekken in de A1-zone.

De hoofdambitie voor de A1-zone is het versterken van de structuur van sterke met elkaar verbonden stedelijke regio's, zodat de A1-zone een rol kan spelen als internationaal georiënteerde kennisregio tussen de Randstad en het Ruhrgebied. Een sterke economische ontwikkeling van de A1-zone is goed voor de regio en goed voor het bedrijfsleven van Nederland in het algemeen. Twente vervult hierin een cruciale rol als één van de nationale stedelijke netwerken en tevens een economisch kerngebied. Op een aantal terreinen levert Twente een sterke en bijzondere bijdrage aan de ontwikkeling van de Nederlandse economie. De kennisintensieve industrie en technologische dienstverlening zijn relatief sterke sectoren.

De stuwende en exporterende kennisintensieve industrie zorgt voor veel bedrijvigheid in andere sectoren, bijvoorbeeld de zakelijke dienstverlening. De strategische ligging aan de internationale verbindingsas tussen de Randstad en Centraal en Oost-Europa is een belangrijke kwaliteit van de A1-zone en van groot belang voor de Nederlandse kenniseconomie. De A1/A35 en de Berlijnlijn zijn in 2030 zodanig ingericht dat zij een dubbelfunctie optimaal kunnen vervullen: als slagader voor de regionale ontsluiting van de A1-zone en als (inter)nationale verbindingsas. Voor de Berlijnlijn betekent dit dat met name wordt gestreefd naar het mogelijk maken van een hogere frequentie van het personenvervoer. De A1/A35 moeten zodanig zijn vormgegeven dat hun betrouwbaarheid is vergroot: bij incidenten moeten de slagaders niet meteen dichtzitten. Het verkeer moet kunnen doorstromen.

Het samenhangend systeem in de A1-zone bestaat uit de slagaders A1/A35 en de Berlijnlijn/spoorlijn Münster-Dortmund. De wegen vanaf de knooppunten op het spoor en vanaf de A1/A35 zijn de toegangswegen tot het gebied. Dit infrastructuursysteem en de daaraan gekoppelde gebiedsontwikkelingen worden gebiedseigen ontwikkeld.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Gebiedsdocument Twente 2010 - 2020

Voor het opstellen van de Gebiedsagenda Oost Nederland is het Twentse samenhangende ontwikkelingsperspectief neergelegd in het Gebiedsdocument Twente, met daarin de programma's/projecten, waarover de regio Twente met het Rijk en provincie afspraken wil maken. Twente heeft een krachtige ontwikkeling ingezet naar een innovatieve kenniseconomie. Veel kennisinstituten en -bedrijven zijn nationaal en op een aantal terreinen internationaal toonaangevend. Nationaal gezien is Twente daarmee een economische motor van betekenis. Het sterker benutten van het potentieel van veelal goed geschoolde werknemers vormt een extra kans. Doorontwikkeling vraagt een samenhangende inzet op stedelijke kwaliteit, multimodale bereikbaarheid en groen/blauwe recreatiekwaliteit. Dat wil zeggen op:

  • een uitstekend wervend stedelijk woonmilieu met hoogwaardige voorzieningen en goede fysieke en digitale bereikbaarheid dat kenniswerkers trekt en behoudt;
  • het OV-netwerk, dat de mobiliteitsgroei moet opvangen en dat aan de stedelijke massa (knooppunten, transformatiezones en herstructurering) haar draagvlak ontleent en tegelijk bijdraagt aan de stedelijke kwaliteit en de leefbaarheid;
  • het prachtige Twentse landschap, dat ontzien wordt en daardoor tevens bijdraagt aan de stedelijke kwaliteit vanwege de stedelijke uitloopgebieden en hoge recreatiewaarden;
  • balans tussen het leefmilieu en de economische doorontwikkeling van de regio door een duurzame aanpak, om de groei van de mobiliteit en het goederenvervoer te accommoderen, de reistijd met de Randstad te bekorten en de aansluiting op het Europese transportnetwerk te verbeteren.

Het wordt urgent bevonden om hierin te investeren om de huidige positie in de verdere toekomst succesvol uit te kunnen bouwen. De positie op gebied van ontwikkeling en toepassing van kennis biedt tevens een kans voor aanpak van de sociaaleconomische achterstand op gebied van arbeidsparticipatie en scholing, gecombineerd met een omvangrijk programma voor herstructurering van verouderde woonwijken en bedrijventerreinen. Het kerngebied waar Regio Twente op inzet voor de ontwikkeling van haar innovatieve kenniseconomie is de driehoek die wordt gevormd door het Centraal Station Twente (Hart van Zuid/WTC), het Kennispark rond de Universiteit Twente en het Luchthaventerrein.

3.3.2 Waterbeheerplan 2010-2015

Waterschap Regge en Dinkel is verantwoordelijk voor een optimaal waterbeheer en voor de instandhouding van het voor Twente karakteristieke bekensysteem. Dat betekent dat het waterschap ervoor zorgt dat het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en kwantitatief aansluit bij het maatschappelijk gebruik van de grond. Het waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft hoe het waterschap de doelstellingen wil realiseren. Het waterbeheerplan is gezamenlijk met andere waterschappen ontwikkeld, te weten de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel (samen deelgebied Rijn-Oost).

Het waterbeheerplan beschrijft het beleid van het waterschap. De hoofdthema’s zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en hetontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook opgenomen zijn de maatregelen voor het uitvoeren van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en Waterbeheer 21e eeuw. De waterschappen hebben voor het uitvoeren van de KRWmaatregelen een resultaatsverplichting. De plannen omvatten een uitvoeringsprogramma op hoofdlijnen voor de periode tot en met 2015.

De opdracht van de waterschappen in Rijn-Oost is te zorgen voor voldoende schoon water en voor veilig wonen en werken (taakvelden: watersysteem, waterketen en veiligheid), waarbij rekening wordt gehouden met agrarische, economische, ecologische en recreatieve belangen. Daarnaast is het verder ontwikkelen van de veiligheid in het watersysteem een belangrijke opgave voor de waterschappen in Rijn-Oost.

De hoofdlijnen in het waterbeheerplan worden op stroomgebiedniveau uitgewerkt in stroomgebiedactieplannen, waarin de doelstellingen, knelpunten en oplossingen/ maatregelen worden aangegeven.

3.3.3 Waterwinning

In 2009 is het gebiedsdossier opgesteld voor het waterwingebied Wierden omdat het een kwetsbaar waterwingebied is. In 2010 is een 1e uitvoeringsprogramma opgesteld voor de periode van 2010-2012.

De waterwinningslocatie Wierden bestaat uit twee puttenvelden, één ten westen van Wierden en één ten zuidwesten van Wierden (zie ook hiernavolgende afbeelding). Het is een freatische winning, wat betekent dat de het drinkwater uit de (bovenste) bodemlaag gewonnen wordt die niet wordt afgesloten door een slechtdoorlatende laag. De winning van het grondwater is gestart in 1951. Vitens is van plan een deel van de winputten van de waterwinning Wierden binnen enkele jaren te verplaatsen naar het gebied Rectum-Ypelo. De huidige winning is namelijk niet duurzaam ingepast in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02_0002.png"

Afbeelding Fysische kwetsbaarheid Wierden vastgesteld met de REFLECT-methodiek

Uit de vorenstaande afbeelding blijkt dat de winning Wierden matig kwetsbaar tot kwetsbaar is. De kwetsbaarheid wordt grotendeels door de verblijftijden van het grondwater bepaald. Deze variëren van minder dan 10 jaar in de (donker)rood gekleurde gedeelten tot meer dan 100 jaar aan de randen van het intrekgebied vanaf maaiveld. De bodem in het gebied is overwegend zandig. In het rood gekleurde deel aan de zuidkant van het grondwaterbeschermingsgebied en in het roze gedeelte van het vigerend intrekgebied ontbreekt grotendeels een slechtdoorlatende laag boven het gepompte pakket. In de (licht)geelgekleurde delen van het gebied dat valt binnen de buitenste contour van het vigerend intrekgebied en een ruime contour rond het intrekgebied vanaf maaiveld is een slechtdoorlatende laag aanwezig van 2,5 tot 20 meter dik.

In het bestemmingsplan is de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen.

3.3.4 Regionaal Mobiliteitsplan Twente 2007-2011

Op 27 juni 2007 heeft de regioraad van Regio Twente het Regionaal Mobiliteitsplan (RMP) Twente 2007-2011 vastgesteld. Om te blijven functioneren als belangrijke economische regio, moet Twente bereikbaar blijven. Er komen echter problemen op de Twentse regio af, waardoor de bereikbaarheid zonder gericht en integraal beleid in gevaar komt.

Twente gaat de komende jaren een sterke economische ontwikkeling doormaken. Er worden nieuwe locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen ontwikkeld en er komen nieuwe voorzieningen voor onderwijs en recreatie. De komende 15 jaar groeit de Twentse bevolking nog, maar de samenstelling verandert (vergrijzing, kleinere huishoudens). Dit is allemaal van invloed op de mobiliteit en bereikbaarheid.

Daarnaast heeft Twente te maken met ontwikkelingen buiten de regio. De omvang van het doorgaande verkeer op de Twentse snelwegen neemt de komende jaren toe, met name het vrachtverkeer. Hierdoor blijft de A1 ook in de toekomst een punt van zorg. Bij deze ontwikkelingen wordt een goede kwaliteit van de treinverbindingen, en dan met name die met de Randstad, steeds belangrijker. Het gaat hierbij zowel om de frequenties als de reistijden.

De hoofdpunten van het beleid zijn:

  • Mobiliteitstoets:
    Twente zet in op een versterking van de samenhang tussen ruimte, economie en verkeer en vervoer. Daarom wordt bij alle plannen voor ruimtelijk-economische ontwikkelingen op gemeentelijk en regionaal niveau een mobiliteitstoets uitgevoerd.
  • Twente Mobiel:
    Dit benuttingsprogramma bestaat uit ruim 30 maatregelen gericht op het optimaal benutten van de bestaande weginfrastructuur. Het doel is het ruimtebeslag te beperken en het groene karakter van Twente te behouden.
  • Twentse wegenvisie:
    De komende periode stelt Regio Twente samen met de wegbeheerders een langetermijnvisie op voor het Twentse wegennet. In de wegenvisie wordt aangegeven welke infrastructurele aanpassingen nodig zijn om de doelstellingen van dit Regionaal Mobiliteitsplan te realiseren.
  • Goederenvervoer op de weg:
    Samen met het bedrijfsleven onderzoekt Regio Twente naar de mogelijkheden van medegebruik van busbanen door vrachtverkeer en de toepassing van doelgroepenstroken.
  • Kansen binnenvaart benutten:
    Regio Twente wil de binnenvaart een belangrijke functie laten vervullen in het goederenvervoer. Daartoe worden de infrastructurele knelpunten aangepakt, zoals het vaarwegprofiel van het Twentekanaal en Twentezijkanaal, de breedte van de vaarweg Almelo-Coevorden en de capaciteit van de sluis bij Eefde.
  • Doorgaande spoorverbindingen:
    Om de concurrentiepositie van Twente te versterken en om het openbaar vervoer een alternatief te laten zijn voor langere autoverplaatsingen, wil Regio Twente de reistijd naar de Randstad verkleinen en de verbindingen tussen de Randstad en Centraal Europa verbeteren.
  • Agglonet Twente:
    Het uiteindelijke doel is een openbaar vervoernet van trein en bus dat zich als één samenhangend geheel presenteert en een aantrekkelijk alternatief biedt voor (een deel van) de autoverplaatsingen.
  • Hoogwaardig fietsnetwerk:
    Om het fietsen aantrekkelijk te laten blijven wordt een voldoende fijnmazig netwerk gerealiseerd van kwalitatief goede fietsverbindingen, zowel binnen de gemeenten als tussen de belangrijkste kernen. Ook is een richtinggevend tracé vastgesteld voor een fietssnelweg.
  • Multimodale verplaatsingen:
    Het reizen met verschillende vervoerswijzen moet makkelijker worden. Vandaar dat gestreefd wordt naar het verbeteren van de overstapfaciliteiten bij bestaande knooppunten en het verbeteren van de communicatie hierover.
  • Duurzaam-Veilig-programma:
    De gemeenten werken mee aan een integrale aanpak van de verkeersonveiligheid volgens de principes van het Duurzaam Veilig programma.
  • Externe veiligheid:
    Op verzoek van de Provincie Overijssel stelt Regio Twente samen met de gemeenten een Basisnet op voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Natuur en Milieu:
    De gemeenten werken samen bij het voorkomen, benoemen en aanpakken van knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit en geluid.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Visie Bedrijventerreinen

De Visie Bedrijventerreinen is in maart 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie geeft een richting voor de toekomst en heeft tot doel ruimte te scheppen voor de bevordering van ondernemersactiviteiten en werkgelegenheid, waarbij rekening wordt gehouden met het ontwikkelen van toekomstgerichte bedrijventerreinen en een efficiënt ruimtegebruik van de bestaande terreinen. De bestaande bedrijfsterreinen worden toekomstgericht ingericht, zodat de bedrijfsactiviteiten ook in de toekomst op een goede wijze kunnen worden voortgezet.

Hieronder een overzicht van de ideeën per bedrijventerrein.

Violenhoek

Dit bedrijfsterrein uit de jaren '90 is een mengeling van vrij nieuwe gebouwen, maar daarnaast ook oude gebouwen. De ruimte is op bepaalde plekken niet efficiënt ingedeeld.

De verbeteringen voor dit bedrijfsterrein is als volgt te omschrijven:

  • De wegen (Violenhoeksweg- Bedrijvenstraat) asfalteren. Hierdoor krijgt het gebied een strakke uitstraling. Hierbij is het belangrijk dat er wordt gedacht aan fietsstroken in verband met veiligheidsoverwegingen.
  • De voorkeur gaat uit naar een werk- woongebied (wonen in combinatie met bedrijfshal) voor het gedeelte bij de Violenhoeksweg. Dat betekent dat in de huidige situatie de bestaande woningen kunnen blijven bestaan, maar de oudere panden opgeknapt dienen te worden. Deze kunnen worden vervangen door nieuwe bedrijfswoningen.
  • In de bestaande situatie is er parkeergelegenheid genoeg voor de ingangen van de gebouwen in nagenoeg alle gevallen. Bij de nieuwe kantoren/bedrijfshallen is dit ook mogelijk/ noodzakelijk. Het oude gedeelte van violenhoek (aan beide zijden van de Violenhoeksweg) zal in de toekomst worden geherstructureerd.

Hogelucht

  • Het bedrijfsterrein kenmerkt zich door een goede indelingsstructuur aan beide kanten van de Handelsweg, Nijverheidsstraat en Gildenweg. Gezien de komst van de nieuwe tunnel in dit gedeelte hebben wij de volgende verbeteringen aangebracht.
  • Aan het begin van de Nijverheidsstraat nabij de tunnel komt ruimte voor een enkel bedrijf of kantoor. Door de centrale plek is het een gunstige plek voor ondernemers.
  • Naast het kantoorpand kan ook een bedrijfshal worden gecreëerd. Hierdoor wordt het huidige braakliggende terrein goed opgevuld voor een nuttige bestemming.
  • Achter de huidige tennisbanen is het nog mogelijk om tennisbanen te realiseren richting het fietspad van de Europaring. Op de plek waar zich momenteel volkstuinen bevinden kan een parkeervoorziening worden aangelegd.
  • Alle wegen op dit bedrijventerrein zullen worden geasfalteerd waardoor het een strakke uitstraling krijgt. De openbare ruimte van dit bedrijfsterrein wordt begin 2011 aangepakt. Op de langere termijn is het de bedoeling dat op Hogelucht naar een lagere milieucategorie voor bedrijven wordt gegaan.

Kluinveen

  • Een uitgelezen plek voor kantoren en wonen en werken ten behoeve van de dienstverlenende sector omdat de bereikbaarheid ideaal is in verband met de locatie van Station Wierden. Tevens heeft het een gunstige ligging ten opzichte van het centrum.
  • Aan de Molenbeltsweg is het de bedoeling dat kantoren worden gerealiseerd. Hierdoor wordt een gunstige plek voor ondernemers gecreëerd (dichtbij het dorp en +/- 10 minuten rijden van de snelweg).
  • Het gedeelte tussen de Hamersweg en de Industrieweg wordt gebruikt voor kantoorpanden/bedrijfshallen.
  • Aan de rechterkant van de Ambachtsweg worden eveneens nieuwe kantoorpanden en bedrijfshallen geplaatst. De linkerkant van de Ambachtsweg kan intact blijven, omdat deze in de afgelopen jaren verbeterd is.
  • Op het moment heeft Staalbouw Boom een groot gedeelte van de Kluinveen in gebruik. De ondernemer heeft hierbij een gedeelte van de infrastructuur in gebruik.
  • De komende jaren zal ook dit bedrijventerrein geherstructureerd worden.

3.4.2 Woonvisie/Volkshuisvesting

De gemeente Wierden kent aantrekkelijke dorpse woonmilieus. Ze biedt met deze woonmilieus een woonklimaat die bij veel groepen op de woningmarkt in trek is. De gemeente wil in de komende jaren die aantrekkelijkheid voor alle groepen behouden en waar mogelijk versterken.

Recente demografische cijfers laten zien dat de bevolkingsgroei de komende jaren stagneert. Kwantitatieve groei is niet meer dé dominante richting; er zal meer moeten worden ingespeeld op kwaliteit. De bevolking- en huishoudensamenstelling verandert; de bevolking telt steeds minder jongeren en meer ouderen. Op deze ontwikkelingen wil de gemeente Wierden tijdig inspelen, onder meer door het uitzetten van een duidelijke koers ten aanzien van woonkwaliteit en een gedifferentieerd woningaanbod voor verschillende groepen.

Om de daad bij het woord te voegen heeft de gemeente Wierden recent haar beleidskader wonen bijgesteld. Op 27 april 2010 heeft de gemeenteraad dit beleidskader in de vorm van de gemeentelijke Woonvisie Nieuwe dynamiek in wonen vastgesteld.

Deze beleidsomslag is echter niet van vandaag op morgen realiteit. Vanuit het bestaande beleid zijn ontwikkelingen ingezet die nog tot bloei moeten komen. De gemeente wil haalbaar beleid neerzetten dat meer ruimte biedt voor de vraag van de woonconsument, en waarbij op een vloeiende wijze de omslag van beleid wordt gerealiseerd. Initiatieven vanuit het verleden krijgen dan ook de kans om tot ontwikkeling te komen, terwijl bij nieuwe ontwikkelingen het nieuwe beleid wordt ingezet. Zo wil de gemeente Wierden de dynamiek behouden en voorkomen dat wisselende inzichten leiden tot een situatie waarin elke ontwikkeling onmogelijk wordt.

Het dorp Wierden kent een gedifferentieerd woning- en voorzieningenaanbod en trekt daarmee verschillende doelgroepen aan. Voor de komende jaren ligt de nadruk op het behoud van een gedifferentieerd woningaanbod in koop en huur. De gemeente wil daarbij zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in het dorp Wierden en daarom, in lijn met de provinciale en lokale beleiduitgangspunten, op "dorpse" schaal bouwen. Dat betekent dat bij eventuele toekomstige inbreidinglocaties en herstructureringopgaven optimaal gebruik moet worden gemaakt van de beschikbare ruimte, waarbij de uitgangspunten van de gemeentelijke woonvisie een belangrijke rol spelen.

3.4.3 Welstandsnota

Eén van de instrumenten die het gemeentebestuur heeft om een actief beleid te voeren om de kwaliteit van de leefomgeving te bevorderen, is het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht gebeurt op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. Via haar welstandsnota wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving duurzaam bevorderen. Hiervoor zijn verschillende criteria ontwikkeld die bij de welstandsbeoordeling van een bouwplan een rol spelen.

Het welstandsbeleid van de gemeente Wierden is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Door het opstellen van een welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten. Het welstandsbeleid in de gemeente Wierden kent algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria. De welstandsnota is in augustus 2009 door de gemeenteraad vastgesteld.

Binnen het plangebied komen de diverse deelgebieden voor met de eigen kenmerken. Hoofdzakelijk komen voor:

  • historische uitvalswegen en historische linten (deelgebieden 7 en 11);
  • vooroorlogse arbeiderswijken (deelgebied 10);
  • woonwijken (oudere projectmatige, woonerftype of thematische) (deelgebieden 12, 13 en 15);
  • individuele woningbouw en 2/1 kapwoningen (deelgebied 14);
  • bedrijventerreinen (deelgebied 17); en
  • bijzondere bebouwing (deelgebied 19).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02_0003.jpg"

Overzicht deelgebieden Wierden

Historische uitvalswegen en historische linten (deelgebieden 7 en 11)

De dorpen zijn van oudsher al door wegen met elkaar verbonden. Langs deze wegen hebben zich in de loop van de tijd bebouwingslinten ontwikkeld. Van oorsprong bestaan ze uit vrijstaande bebouwing met tuinen en open ruimtes daartussen. Verder van de kern verwijderd zijn de ruimtes tussen de gebouwen - die vaak in gebruik zijn als weide of moestuin - groter, met doorzichten naar het landschap. De open ruimtes langs de historische uitvalswegen zijn naar de bebouwde kom toe steeds meer verdicht met nieuwere bebouwing. Deze verdichting gaat geleidelijk, alleen bij de Vriezenveenseweg blijft de bebouwing lang ver van elkaar staan. De oude panden zijn meest van agrarische oorsprong, aangevuld met burgerwoningen en een enkel bedrijf. Binnen de bebouwde kom staan er meest burgerwoningen uit verschillende tijdsperioden dicht op elkaar, met voortuinen en kleine open ruimtes. Hier is de bebouwing meest in een wisselende rooilijn evenwijdig aan de weg gesitueerd. Verder naar het landelijk gebied is de rooilijn meer wisselend, evenals de richting van de bebouwing ten opzichte van elkaar en de weg. Veel panden zijn individueel, maar er komen ook twee-onderéén-kap woningen en korte rijtjes voor.

De aard van de bebouwing is divers. Aan de Almelosestraat staan veel grote oude villa’s met in de tuinen grote, oude bomen, die gecompleteerd worden door het andere groen van de tuinen en van erfafscheidingen.

Traditionele architectuurkenmerken overheersen. De hoofdmassa is duidelijk van opzet. De panden zijn opgebouwd uit één of twee bouwlagen met een stevige kap, waarbij de agrarische bebouwing vaak voorzien is van een lage gootlijst. Er komen diverse kapvormen naast elkaar voor, waaronder schild-, zadel-, mansarde- en platte daken.

Rondom de kern Wierden bevinden zich behalve de historische uitvalswegen nog enkele kleinere historische agrarische linten. Deze linten zijn in de loop van de tijd opgenomen in de stedenbouwkundige structuur van de dorpen. In de bebouwingsstructuur zijn de linten herkenbaar aan hun gebogen verloop met variatie aan bebouwing. Van oorsprong was er veel open ruimte tussen de panden, maar na de oorlog is dit verdicht. De bebouwing langs de oude wegen is een mengsel van enkele restanten van de historische lintbebouwing in combinatie met projectmatige bebouwing of individuele panden die de open ruimtes hebben opgevuld. Deze variatie in bebouwing resulteerde ook in verspringingen in de rooilijn en soms scheef staande panden ten opzichte van de weg. De panden zijn straatgericht, maar soms ook met de voordeur in de zijgevel. De voortuinen zijn klein. De woningen aan de 1e Esweg zijn opvallend dicht op elkaar gebouwd. Sommige linten zoals de Marktstraat/Kruissteenweg in Wierden bevatten bredere stukken daar waar het door een enkelzijdige bebouwing mogelijk was de nieuwe bebouwing verder van de weg af te situeren met in het midden plantsoenstroken met bomen.

De historische en nieuwe individuele panden bestaan uit één bouwlaag met verschillende kapvormen, soms met wolfseinden of een geknikte daklijn en een verlaagde gootlijn. De nieuwere twee-onder-één-kap en rijtjeswoningen kenmerken zich door twee bouwlagen afgedekt door een zadeldak.

Het beleid is gericht op het behouden en versterken van het structuurbepalende karakter van de historische uitvalswegen en historische linten. Hierbij gaat het onder andere om het bevorderen van het individuele karakter van de bebouwing en het handhaven en herstellen van de begeleidende groenstructuren. De linten van Wierden zijn in het verleden al verdicht. Het valt niet te verwachten dat in de toekomst grootscheepse veranderingen plaats zullen vinden. De linten zijn van belang voor de gehele structuur van Wierden. Bovendien komt er ook veel historisch waardevolle bebouwing voor.

Vooroorlogse arbeiderswijken (deelgebied 10)

In de driehoekvorm tussen de Kluinveenweg en Hamerweg in Wierden is naast het bedrijventerrein een klein complex arbeidershuizen uit de jaren 1930 gelegen. De rijen in driehoekvorm bestaan uit ingetogen tuindorp-achtige woningen met een kleine voortuin en open straathoeken waar schuttingen en conifeerhagen de privacy waarborgen. Een bijzonder element in de wanden van één bouwlaag met zadeldak is het accent van poorten met een samengesteld dak in het midden van ieder bouwblok.

Het beleid is gericht op het behouden en versterken van de basiskwaliteit van het gebied, zowel stedenbouwkundig als architectonisch gezien. Er moet een heldere scheiding zijn tussen privé en publieke ruimten.

Woonwijken (oudere projectmatige, woonerftype of thematische) (deelgebieden. 12, 13 en 15)

De oudere projectmatige woonbuurten in Wierden kenmerken zich door een blokvormig stratenpatroon. De ruimtes tussen de oude bebouwingslinten zijn opgevuld met projectmatige woonbuurten. Centraal in de buurten van Wierden bevinden zich rechte, lange hoofdontsluitingswegen (soms zijn dit de linten), terwijl de zijstraten juist kort en in sommige gevallen geknikt zijn. De straten zijn vrij breed met aan weerszijden een trottoir, waarbij de straten in de oudere woonbuurten smaller zijn dan die in de jongere buurten. De oudere straten hebben een klinkerverharding, waarbij langs het trottoir geparkeerd kan worden.

De woongebieden hebben een overzichtelijk en rustig karakter. Het vele groen in de plantsoenen, voor- en zijtuinen en de straatbomen geven deze woongebieden een groen uiterlijk. De tuinen zijn gescheiden van de openbare ruimte door eenvoudige en lage erfafscheidingen als muurtjes of haagjes. De woningen staan in dezelfde rooilijn die evenwijdig aan de straat loopt. Het betreft vooral rijtjeswoningen, waarbij het aantal woningen in een rij variabel is. Gevelritmiek, herhaling van schoorstenen en een consequente oriëntatie op de straat zorgen voor een rustig beeld.

In Wierden Oost zijn de twee-onder-één-kap- en rijtjeswoningen op groenstroken gericht en aan de achterkant liggen parkeerhofjes. Het patroon hiervan herhaalt zich. Opvallend is dat in Wierden Oost en de Grote Maat in een centrale ruimte de voorzieningen geconcentreerd zijn.

De bebouwing kenmerkt zich veelal door een eenvoudige hoofdmassa van twee bouwlagen, afgedekt met een zadeldak. In Wierden Oost en de Grote Maat zijn rondom de centrale voorzieningen op verschillende plaatsen seniorenwoningen van één bouwlaag met kap gebouwd. De aaneengesloten woningen zijn voorzien van regelmatigheden als schoorstenen, deurluifels en een doorlopende gootlijn. De panden zijn straatgericht, hoewel bij de nieuwere bebouwing de voordeur zich soms ook in de zijgevel bevindt. Van oorsprong hebben de straten een open straathoek. Hierbij is er een duidelijk onderscheid tussen voor- en zijgevel.

In Wierden komen woonerfgebieden voor uit de periode 1975-1990, zoals de Stouwe en de nieuwere Hooilanden. Deze gebieden kenmerken zich door hun patroon van korte, sterk geknikte of verspringende straten, waaromheen de woningen gegroepeerd zijn. Er bevinden zich een groot aantal doodlopende straten, die in de meeste gevallen bestraat zijn met betonklinkers. In de straten zijn veel verkeersremmende maatregelen aangelegd, zoals drempels, bloembakken en bochten. Er kan worden geparkeerd op zowel parkeerstroken als op geclusterde parkeerplaatsen die verspreid door de buurt zijn gelegen. Trottoirs ontbreken over het algemeen. Kenmerkend is de grote mate van beslotenheid van het ruimtelijk beeld, zowel bij de hoofdroutes als in de woonstraten. Over het algemeen hebben de buurten door de tuinen, plantsoenen en straatbomen een groen karakter. De erfafscheidingen van de vaak ondiepe voortuinen zijn laag en divers van karakter. Een ander kenmerk zijn de aparte garageboxen. Niet alle bebouwing is gericht op de straat, er zijn ook woningen die aan voetpaden en groenstroken liggen. Tussendoor liggen kleine speelplekken. De woonblokken zijn kort, er zijn twee-onder-één-kap woningen, geschakelde of korte rijtjes. De woningen staan afwisselend evenwijdig aan of dwars op de weg en de panden hebben een verspringende rooilijn. In de nieuwere delen komen ook straten met trottoirs voor. Karakteristiek voor de woonerfgebieden in Wierden is de individuele woningbouw aan de randen van de wijken. De straten zijn hier kort en gebogen met trottoirs, voortuinen, parkeervakken met minder verkeersremmende maatregelen, weinig bloembakken en bielzen.

De bouwblokken zijn kort. Er komen kleine sprongen in de rooilijn en dakhoogte voor, waardoor er een zekere mate van variatie en beslotenheid ontstaat. Er zijn, globaal, twee woontype’s te onderscheiden: de twee-onder-één-kap en rijtjeswoningen van twee bouwlagen met kap en de individuele woningen aan de rand van één bouwlaag met kap. Deze huizen hebben verschillende dakvormen, dakhellingen en soms dakverspringingen. De plattegrond bestaat dikwijls uit samengestelde rechthoeken en er bevindt zich vaak een terugliggende garage ten opzichte van de voorgevellijn. Het eerste type is aaneengeschakeld en heeft in veel gevallen een berging met voordeur in een uitbouw aan de voorzijde of een carport met een plat dak tussen woning en straat, ook hier komen verspringingen in de daklijn voor.

De moderne wijk Weuste in Wierden wordt gekenmerkt door een planmatige opzet. De verschillende buurten hebben een onderscheidende architectuur. De "thematische woningbouw" van de afgelopen periode heeft in tegenstelling tot het woonerftype een helder onderscheid tussen openbaar en privé. Er worden weer echte woonstraten en bouwblokken gemaakt waar de voorzijde naar de straat is gericht en aan de achterzijde de private achtertuinen zijn gelegen. Door de regelmaat en eenheid hebben de buurten een rustig karakter. Er is veel aandacht besteed aan subtiele variabele details in de architectuur, waardoor er een degelijk en verzorgd beeld ontstaat. Dit komt ten goede aan de helderheid van de bebouwing- en wegenstructuur. De woningen liggen grotendeels op de rooilijn die evenwijdig loopt met de straat. Het straatprofiel is met zorg ontworpen met aan beide zijden trottoirs en groenstroken met bomen in het gras die de rijweg begeleiden. In de Weuste is er een centrale groen ingerichte ruimte met appartementenblokken van drie of vier bouwlagen met kap. Aan de randen van de wijk zijn vrijstaande woningen gebouwd, die veel variatie in het straatbeeld met zich meebrengen. Door de wijk lopen langzaam verkeersroutes. Gemeenschappelijke kenmerken zijn de evenwijdigheid aan de straat, het bouwen in dezelfde rooilijn, het voorkomen van voor- en achtertuinen en de voordeur in de zijgevel.

Het welstandsbeleid richt zich op het handhaven van de heldere en rustige stedenbouwkundige opzet en architectuur van deze buurten. Daarbij wordt gelet op de situering, schakeling en repetitie van bouwmassa's, op de eenvoud van straatprofielen en op de (weliswaar bescheiden, maar toch zorgvuldige) detaillering van de bebouwing. Deze gebieden kunnen beperkte afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. Het groene karakter van de tuinen wordt zoveel mogelijk gehandhaafd en, indien mogelijk, versterkt. Uitbreidingslocaties zijn vaak met grote inspanning van betrokken partijen tot stand gekomen en trekken door hun bijzondere vormgeving en expressie de aandacht. Het streven van de gemeente is gericht op het handhaven van de karakteristieken en architectuur van deze buurten en het behouden van de gevarieerdheid dan wel eenheid tussen de buurten. Het gaat ook om de handhaving van de stedenbouwkundige opzet en de compositie van het straatbeeld.

Individuele woningbouw en 2/1 kapwoningen (deelgebied 14)

In Wierden liggen de woongebieden het Loo en de Aa aan de dorpsrand. Het gaat in de meeste gevallen om ruime vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen op relatief grote percelen. Het Loo in Wierden heeft echter kleine kavels. De wegen zijn gebogen en hebben een smal profiel met klinkerbestrating. Bij veel straten is er aan één zijde een trottoir en soms aan de andere zijde een grasstrook met daarin straatbomen. Soms bevindt zich aan beide zijden een trottoir. Het parkeren geschiedt voornamelijk op eigen terrein en op geclusterde parkeerpleinen. Er is weinig openbaar groen, maar de buurten zijn door de vele beplanting in voor- en zijtuinen voorzien van voldoende groen. De erfafscheidingen bestaan voor een groot deel uit muurtjes, taxus- of beukenhagen van circa één meter hoog. De woningen staan evenwijdig aan of dwars op de weg en liggen over het algemeen langs een evenwijdig aan de straat gelegen licht wisselende rooilijn. In enkele delen staan de woningen schuin ten opzichte van de straat. Veel voordeuren bevinden zich in de zijgevels. De buurten hebben een rustige, gemoedelijke uitstraling waar de ruimte en het vele groen een belangrijke rol spelen.

De woningen stammen uit verschillende decennia, de jaren '70, '80 en '90. De gevarieerdheid van de architectuur in deze gebieden is het voornaamste kenmerk. Bij de woningen is er variatie in bouwmassa, vormgeving en materialen kleurgebruik. Wel bestaan ze alle uit één of twee bouwlagen met kap. Per woning verschilt de dakvorm en dakrichting, alhoewel de zadeldaken overheersen.

Het beleid is gericht op het behouden en versterken van de oorspronkelijke kwaliteit van het gebied en de bebouwing, zowel stedenbouwkundig als architectonisch gezien. De individuele bebouwingsmassa’s zijn beeldbepalend. Verspringingen in de rooilijn zijn mogelijk als dat in het straatbeeld past. De onderlinge afstand tussen de gebouwen zorgt voor een open bebouwingsbeeld.

Bedrijventerreinen (deelgebied 17)

De bedrijventerreinen in de gemeente Wierden worden gekenmerkt door hun functionele inrichting, vaak brede klinkerwegen of geasfalteerde straten en individuele bedrijfsgebouwen. Bij de oudere terreinen is meestal nog sprake van smallere wegen en een combinatie van bedrijven en woningen, veelal beide met kap. Hier zijn voor de bedrijfspanden meest traditionele materialen gebruikt, zoals baksteen. Bij de nieuwere terreinen worden de gebouwen groter, met platte daken en veel kunststof wanden in diverse kleuren. De panden zijn verder van elkaar gesitueerd door de grotere behoefte aan parkeer-, manoeuvreer- en opslagruimte. De gebouwen staan in een wisselende rooilijn. Aan de noordzijde van Wierden liggen van de dorpskern gescheiden door de spoorlijn de lokale bedrijventerreinen Violenhoek, Kluinveen en Hogelucht. Bij deze drie bedrijventerreinen is sprake van weinig groen, een functionele inrichting en veel variatie in kwaliteit, materialen en uitstraling van de verschillende panden. De bedrijven worden deels door hekken afgescheiden van de openbare ruimte en er is opslag en parkeren grenzend aan de straat aan de voor- of zijkanten.

De Hogelucht is een oud terrein met rechte en licht gebogen betonklinkerwegen, een breed profiel en parkeerstroken aan weerszijden. Tussen de individuele bedrijven staan enkele bedrijfswoningen met dicht beplante tuinen. In Kluinveen staan de gebouwen dichter op elkaar dan in Hogelucht, de wegen zijn ook minder breed. De bedrijfspanden worden afgewisseld met enkele woningen en representatieve showrooms. Violenhoek oogt ordelijker dan Hogelucht en Kluinveen, hetgeen inherent is aan de meer representatieve aard van de bedrijven. De zendmast/telefoonmast is een oriëntatiepunt in Violenhoek. Kantorenpark de Aa in het zuidoosten tussen de Almelosestraat en de rondweg Wierden is een eigen wereld waarin een aantal kantoorpanden gevestigd zijn met een verschillende vorm in een groene setting.

Bij de oudere terreinen in Wierden is de variatie in architectuur en kleur van de panden groot. Kenmerkend zijn de eenduidige bouwvolumes van wisselende schaal, de eenvoud in vormgeving en een grotendeels sobere afwerking. Hallen hebben verschillende hoogtes, overwegend één en soms twee of drie bouwlagen.

De grootte varieert en hangt af van de functie. De verschillende bedrijfsgebouwen zijn over het algemeen voorzien van hoge, blinde, gedekt gekleurde gevels, een enkele fel gekleurde daargelaten.

De bedrijfswoningen in Hogelucht bezitten een rechthoekige plattegrond en een zadeldak. De bedrijven zijn overwegend voorzien van platte daken. De gebouwen van Kluinveen hebben daarentegen verschillende dakvormen in het nieuwere deel van Violenhoek staan de gebouwen meer in dezelfde rooilijn.

Kantorenpark de Aa in het zuidoosten van Wierden ten noorden van de A35, neemt een bijzondere positie in binnen de bedrijventerreinen van de gemeente. Het is met recht een ‘kantoren’-park’: een met gras en bomen ingericht park, waar ontsloten door een gebogen centrale weg verschillende kantoorgebouwen te bereiken zijn. Deze gebouwen bezitten ieder een geheel eigen architectuur, uitstraling en vormgeving, zoals een stelsel van achthoeken en een gebouw bestaande uit een centraal deel met twee vleugels die 45° ten opzichte het middendeel gedraaid zijn.

Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de economie en werkgelegenheid. Het beleid is gericht op stimulering van de ruimtelijke kwaliteit en het dynamische en eigentijdse karakter van dit bedrijfsterrein. Gestreefd wordt naar zekere samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing, zonder het individuele karakter van de bedrijven en hun eigen identiteit aan te tasten.

Bijzondere bebouwing (deelgebied 19)

De bijzondere gebouwen in de gemeente Wierden liggen verspreid in en rond de kernen. Het gaat hierbij om gebouwen die afwijken van hun omgeving door hun specifieke uitstraling en functie, zoals scholen, kerken, het gemeentehuis, verzorgingstehuizen, en bijvoorbeeld het station van Wierden. Ook supermarkten en bouwmarkten in woonwijken behoren tot de bijzondere bebouwing. Aangezien het hier individuele bebouwing betreft zijn er geen algemene kenmerken te geven. Ieder gebouw is geheel anders van vorm, materiaal, kleur en functie. Begraafplaatsen nemen een belangrijke plek in de kernen in. Ze zijn omsloten door hagen en hekwerken. De bebouwing bevindt zich meest aan de entree. Op de begraafplaats aan de Appelhofstraat in Wierden staan grote oude bomen, waardoor de plek een groene uitstraling heeft.

Het welstandstoezicht van bijzondere gebouwen is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van gewaardeerde of gewenste karakteristieken van deze gebouwen. Het individuele karakter staat centraal. Ingrepen die tot een verstoring van het beeld van deze gebouwen leiden, moeten worden vermeden.

3.4.4 Bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan periode 2005-2010

In opdracht van de gemeente Wierden is in 2005 door Witteveen+Bos een wegbermonderzoek uitgevoerd langs het wegenstelsel dat beheerd wordt door de gemeente Wierden. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan. Hierbij is eveneens het landelijk gebied betrokken. In algemene zin heeft de bodemkwaliteitskaart tot doel de gebiedseigen bodemkwaliteit binnen het gebied vast te stellen. Hiermee wordt inzicht verkregen in de -van natuurlijke of antropogene oorsprong- diffuse verontreinigingen binnen een gebied. In het rapport is aangegeven welke consequenties de aangetoonde grondkwaliteit heeft voor mogelijk grondverzet.

3.4.5 Geluidbeleid

De mate waarin het geluid het (woon)milieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidgevoelige functies. Bij plannen waarbij geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek nodig indien het plangebied binnen de onderzoekszone van geluidsbronnen (weg, spoor, industrie) is gelegen.

Omdat vanwege het conserverende karakter met dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is nader onderzoek niet nodig.

De gemeente Wierden zal voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een zelfstandige planologische procedure opstarten. Er zal dan rekening gehouden moeten worden met het gebiedsgericht geluidsbeleid van de gemeente Wierden. Het gebiedsgericht beleid moet in 2011 worden vastgesteld.

Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente Wierden onderverdeeld in een negental gebieden:

natuur- en extensiveringsgebied historisch lint
landbouwontwikkelingsgebied woon-werkgebied
verwevingsgebied bedrijventerrein
woonwijk industrieterrein
centrum

Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit (zie onderstaande tabel) geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied. Daarnaast geeft de ambitietabel (zie onderstaande tabel) ook aan indien dit noodzakelijk is waar de ruimte zit voor mogelijke afwijkingen van de ambitie (bovengrens).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02_0004.jpg"

De nota geluidsbeleid en de hierbij horende nota hogere grenswaarden van de gemeente Wierden schept het lokale geluidbeleid kader, vormt uitgangspunt voor een eventuele hogere waarden afweging en schetst de voorwaarden en criteria waaraan getoetst wordt.

3.4.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's op de omgeving die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom zowel risicovolle inrichtingen, transport-assen of buisleidingen waarover respectievelijk waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid is beschreven in het rapport Externe veiligheidsbeleid gemeente Wierden dat op 13 maart 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld. Doel van het externe veiligheidsbeleid is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Wierden aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige risico's moet worden omgegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en het plaatsgebonden risico te overwegen.

Dit beleid is door nieuwe ontwikkelingen en inzichten achterhaald en wordt momenteel geactualiseerd. De verwachting is dat het geactualiseerde beleid begin 2011 kan worden vastgesteld.

3.4.7 Klimaatprogramma

De rijksoverheid heeft voor de klimaatproblematiek de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • 2% energiebesparing per jaar;
  • 20% duurzame energie in 2020;
  • 30% reductie broeikasgassen in 2030.

In 2007 hebben het ministerie van VROM en de VNG een klimaatakkoord getekend, waarbij de gemeenten deze doelstellingen onderschrijven. De kern van het akkoord is dat gemeenten en Rijk een gezamenlijke inspanning leveren voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Er zijn afspraken vastgelegd over maatregelen op een aantal terreinen: duurzame overheid, duurzame energieproductie, schone en zuinige mobiliteit, energiezuinige gebouwde omgeving, duurzame (agrarische) bedrijven en klimaatbestendige leefomgeving.

De gemeente Wierden heeft een eigen klimaatbeleid 2009-2012 gebaseerd de doeluitkering 'Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven' (SLOK). Per thema zijn projecten aangegeven.

3.4.8 Gemeentelijk Rioleringsplan

Het vastgestelde gemeentelijk rioleringsplan is het beleidkader voor de nieuwe, verbrede, integrale gemeentelijke watertaak. Een zorgplicht voor voorzieningen voor inzameling en transport van hemelwater en voor aanpak van grondwaterproblemen in bebouwd gebied. Dit komt naast de reeds bestaande zorgplicht van inzameling en transport van afvalwater.

3.4.9 Nota Recreatie en toerisme 2005

De gemeente Wierden heeft haar beleid ten aanzien van toerisme vastgelegd in de Nota Recreatie en toerisme 2005. De belangrijkste reden om het toerisme en de recreatie een impuls te geven komt voort uit het feit dat de wens bestaat de werkgelegenheid in de gemeente te bevorderen en de locale economie te versterken. Daarnaast biedt recreatie en toerisme een alternatief waar het gaat om de teruglopende werkgelegenheid in de agrarische sector. Er wordt nader gekeken welke activiteiten nader ontplooid moeten worden om het toerisme in de gemeente een impuls te geven.

3.4.10 Detailhandelsstructuurvisie

Met de centrumplannen voor Wierden- en Enter-centrum bouwt de gemeente aan de toekomst. Het verbeteren van de dorpscentra is dan ook speerpunt in het beleid.

Door BRO is een verkennend onderzoek gedaan naar detailhandel (zie Bijlage 4Detailhandelsstructuurvisie). De conclusie is dat er weinig marktruimte is en dat er ingezet wordt op kwaliteit. Hierdoor is het niet wenselijk om nieuwe detailhandel toe te staan binnen de kern Wierden, zodat de detailhandel vooral geconcentreerd wordt in het centrum. De huidige detailhandelsactiviteiten worden wel bestemd als detailhandel.

3.4.11 Verkeersbeleidsplan

De gemeente Wierden heeft de volgende doelstellingen geformuleerd ten aanzien van het verkeer:

  • de groei van de automobiliteit binnen de gemeente moet worden verminderd door het aanbieden van een goed en veilig fietsnetwerk;
  • het doorgaande verkeer moet zoveel mogelijk buiten de dorpskern gehouden worden;
  • de bereikbaarheid van bedrijventerreinen voor het goederenvervoer moet zo optimaal mogelijk zijn.

Op dit moment is reeds een groot aantal maatregelen uitgevoerd, die bijdragen aan het verder verbeteren van de verkeersstructuur in Wierden. Voorbeelden hiervan zijn het aanwijzen van 30-kilometerzones, het aanbrengen van drempels en de aanleg van de Westelijke randweg.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bodem

Uit diverse (verkennende) bodemonderzoeken is gebleken dat de bodem in het plangebied niet geheel schoon is. Dit is te verklaren uit het feit dat het gebied voor een groot deel al langere tijd intensief is gebruikt voor onder andere wonen en/of bedrijvigheid. Binnen het plangebied komen een aantal gevallen van bodemverontreiniging voor.

Dikkensweg 24

Aan de Dikkensweg 24 is een verontreiniging met vluchtige gechloreerde koolwaterstoffen en minerale olie aanwezig, die inmiddels is gesaneerd. De ernstige grondwaterverontreiniging is nog onder de aandacht, mede vanwege het mogelijke risico op verspreiding richting grondwaterbeschermingsgebied. Er is een drainagesysteem aan-gebracht in de openbare ruimte aan de zuidwestkant van deze locatie. Hierin is een monitoring-systeem voor periodieke bemonstering en analyse van het grondwater opgenomen.

Op verzoek van de provincie wordt in opdracht van de voormalige eigenaar van de grond (Floog bv) periodiek verslag gedaan van de ontwikkeling van de grondwaterverontreiniging. De grondwaterverontreiniging dreigt zich in westelijke richting te verspreiden. De provincie verzoekt de voormalige eigenaar nadere maatregelen te treffen.

Deze verontreiniging vormt echter geen belemmering meer voor de bestemmingen in het plangebied.

Stamanstraat 17

Ter plaatse van de Stamanstraat 17 en de omgeving daarvan is een ernstig geval van bodemverontreiniging aanwezig. Het betreft een verontreiniging met perchlooretheen, veroorzaakt voor een chemische wasserij.

Om de drinkwaterwinning in Wierden veilig te stellen is er in de groenstrook van de Dokter G.H. Beensweg een grondwaterzuiveringsinstallatie aangelegd en in werking voor de grondwaterverontreiniging van de locatie Stamanstraat 17. Deze locatie heeft nu een tijdelijke vrijstelling ex. art. 17 Wro om te voorkomen dat omwonenden voortijdige verwijdering van de installatie afdwingen. De groenstrook aan de Dokter G.H. Beensweg ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan Esrand.

De restverontreiniging die is achter gebleven na de sanering, wordt momenteel beheerd door de provincie Overijssel.

In de afgelopen jaren zijn voor diverse locaties grond(water)saneringen uitgevoerd. Naast bovengenoemde locaties zijn dat meer recentelijk bij vervangende nieuwbouw: hoek Kerkstraat-Spoorstraat, Landmanstraat, voormalig Coberco-terrein (bron: www.bodemloket.nl).

Bij nieuwe ontwikkelingen zal bij een aanvraag omgevingsvergunning ten behoeve van een bouwplan een bodemonderzoek worden verlangd.

4.2.2 Geluid - wegverkeerslawaai

In beginsel heeft iedere weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:

  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg.

In opdracht van de gemeente heeft Goudappel Coffeng de milieueffecten van geluid en lucht onderzocht voor het bestemmingsplan Wierden-dorp (zie Bijlage 5Milieuaspecten).Bij de analyse is specifiek aandacht besteed aan de locatie (situaties langs wegen) waar de grootste verschillen optreden. De norm van een geluidstoename van 2 dB of meer (bij de beoordeling van 'gevolgen elders' volgens de Wet geluidhinder) is hierbij in acht genomen. Hieronder zijn de resultaten voor het onderdeel geluid weergegeven.

Woningen per geluidsklasse

Om inzicht te krijgen in de totale akoestische effecten binnen het bestemmingsplan Wierden Dorp is gekeken naar het aantal geluidsbelaste woningen per geluidsklasse. In de onderstaande tabel is het aantal woningen per geluidsklasse opgenomen. Het gaat hierbij alleen om de geluidsbelastingen op woningen binnen het bestemmingsplan Wierden Dorp.

Geluidsbelasting (dB) Huidig aantal woningen Toekomstig aantal woningen Verschil
40 t/m 47 1.294 1.312 18
48 t/m 52 656 670 14
53 t/m 57 438 324 -114
58 t/m 62 33 115 82
63 t/m 68 0 0 0

Aantal woningen per geluidsklasse binnen plangebied

In de bovenstaande tabel is het aantal woningen per geluidsklasse weergegeven. Te zien is dat er verschuivingen optreden in het aantal woningen per klasse. Over het geheel bezien is er geen sprake van een duidelijke verbetering of verslechtering van de situatie. Het aantal woningen binnen de voorkeursgrenswaarde neemt toe. Het aantal woningen in de geluidsklassen van 53 t/m 57 dB neemt af. Daarentegen neemt het aantal woningen in de klasse van 58 t/m 62 dB toe. Om de gevolgen nader inzichtelijk te maken zijn de effecten op wegvakniveau binnen het bestemmingsplan weergegeven. De resultaten hiervan zijn weergegeven in de volgende paragraaf.

Effecten op wegvakniveau.

De effecten van de vaststaande ontwikkelingen voor het bestemmingsplan zijn middels het verkeersmilieumodel inzichtelijk gemaakt op wegvakniveau. Bij de analyse is aandacht besteed aan de locaties waar de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer.

Als gevolg van een aantal infrastructurele- en ruimtelijke ontwikkelingen in en rond het dorp Wierden treden wijzigingen op in de verkeersstromen. Deze verkeersstromen zijn naast de omgevingskenmerken bepalend voor de geluidsbelasting. De reeds vastgestelde ontwikkelingen zijn opgenomen in het verkeersmilieumodel en daarmee ook in deze effectbeschrijving. Op een aantal wegvakken neemt de geluidsbelasting af in de toekomstige situatie ten opzichte van de huidige situatie. Deze afnames zijn deels toe te schrijven aan de ruimtelijke ontwikkelingen in en rond Wierden. Zo zorgt de Loonderesweg voor omleiding van het verkeer langs de westzijde van het dorp. Door deze Loonderesweg neemt de verkeersbelasting op met name de Hexelseweg af vanaf de rotonde richting het centrum van het dorp.

Ook neemt de geluidsbelasting op een aantal wegen toe. Met name door de ruimtelijke ontwikkelingen in de vorm van een toename van het aantal inwoners en uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen binnen Wierden. Bij deze toenames is onderscheid gemaakt in toenames tot 1 dB (afgerond) en toenames van 2 dB en meer. Op een relatief beperkt aantal wegvakken binnen Wierden neemt de geluidsbelasting toe met 2 dB of meer.

Wegvak Wegvakdeel Aantal woningen waarvoor sprake is van een geluidsbelasting van 2 dB of meer
Grote Maatweg tussen Rijsensestraat en Larixlaan 51
Rijssensestraat tussen Ronweg en rand bestemmingsplan Centrum 34
Dahliastraat tussen Violierstraat en Akeleistraat 31
Iepenlaan tussen Grote Maatweg en rand bestemmingsplan Centrum 12
West Kluinveenweg tussen Hexelseweg en Kupersweg 4
Kruissterweg ten westen van Ter Kuileweg 9
Kupersweg tussen West Kluinveenweg en Vriezenveenseweg 5
Stouweweg ten oosten van Dorsvloer 22
Vijverweg het gehele tracé richting het industriegebied 35
Schering tussen de vijverweg en de Kalander 39
Nijverdalsestraat ten westen van Emmastraat tot aan bestemmingsplangrens 7
Hogeluchtsweg tussen Weusteweg en Vriezenvenseweg 5

Locaties waar sprake is van een geluidstoename van 2 dB of meer (bij geluidsbelasting >48 dB)

Vergelijking van de resultaten met de 'sanering wegverkeerslawaai Wierden'

In december 2004 is door Adviesbureau BVA een saneringsprogramma/ subsidieaanvraag opgesteld (zie Bijlage 6 Sanering wegverkeerslawaai). In deze rapportage zijn de verwachte akoestische effecten van de verkeersmaatregelen in en rond Wierden beschreven. Om de effecten van de planvorming voor de subsidieaanvraag inzichtelijk te maken zijn een 0-variant en een planvariant doorgerekend. Beide voor het toekomstjaar 2016.

De resultaten die uit het saneringsprogramma naar voren zijn gekomen, zijn vergeleken met de resultaten die uit de analyse van de milieueffecten bestemmingsplan Wierden Dorp naar voren komen. De vergelijking is in onderstaande tabel weergegeven.

Uitkomsten Sanering Wegverkeerslawaai aanvraag Uitkomsten Milieueffecten bestemmingsplan Wierden Dorp
Locatie min. max. min. max.
Aadorpsweg -1 0 1
Akeleistraat 2 5 -7 -3
Almelosestraat 0 1 0 1
Anjelierstraat 0 -6
Dahliastraat -1 2 -3 3
De Marke -2 -2
Dikkensweg -1 5
Dokter G.H. Beensweg -3 -1
Grote Maatweg 1 3 6
Hexelseweg
- tussen rotonde en Kluinveenweg -4 0 1
- tussen Kluinveenweg en Industrieweg -6 -4 -2 -1
- tussen Industrieweg en spoorwegovergang -4 -3 -2
Industrieweg
- ten westen van Hexelseweg 1 2 -2 -1
- tussen Hexelseweg en Vriezenveenseweg 2 2 0 1
Kruissteenweg -3 -1 -1 3
- ten westen van Jan Jansweg -2 3
- tussen Jan Jansweg en A. Kuyperstraat-3 -1
- ten oosten van A. Kuyperstraat -2 1
Marktstraat 0 1
Nijverdalsestraat -5 2 -2 2
- ten westen van Emmastraat -1 2
- tussen Emmastraat en Landmanstraat -3 -2 0 1
- tussen Landmanstraat en Schoolstraat -4 -2
- Noord Parallelweg -7 -2 -1
Rijssensestraat (tussen oude Rondweg en Centrum) 1 3
Violierstraat -5 -4 -5 -4
Spoorstraat (Zuid Parallelweg) 3 3 -2 1
Vriezenveenseweg -4 -1 -1 1
- ten zuiden van Stouweweg -1 -1
Weth. van Buurenstraat -6 -1

Bij de vergelijking is een aantal belangrijke verschillen waar te nemen. Deze verschillen treden met name op voor de woningen langs de Akeleistraat, Anjelierstraat, Dikkensweg, Hexelseweg, Spoorstraat en de Industrieweg. Die verschillen worden grotendeels veroorzaakt door verschillen in de gehanteerde uitgangspunten. Bij de beschouwing van de milieueffecten van het bestemmingsplan Wierden-dorp is de huidige situatie 2007 vergeleken met de toekomstige situatie 2020. De toekomstige situatie bevat naast de autonome toename van verkeer ook de geplande maatregelen. Dit in tegenstelling tot de vergelijking die gemaakt is in het kader van de subsidieaanvraag. Bij deze aanvraag is alleen het effect van de voorgestelde maatregelen inzichtelijk gemaakt. Dit is inzichtelijk gemaakt door de varianten voor 2016 met en zonder maatregelen te vergelijken. Naast de verschillen in de vergeleken planjaren, zijn ook andere verkeersgegevens als uitgangspunt gehanteerd. Dit verklaart grotendeels de verschillen in geluidsbelasting op de Spoorstraat in belangrijke mate. Voor beide analyses zijn verschillende verkeersmodellen gehanteerd waardoor hier verschillen kunnen optreden.

Voor een aantal wegvakken kan geen vergelijking gemaakt worden omdat de wegen niet in beide modellen opgenomen zijn. Daarnaast is een deel van het centrumgebied niet meegenomen waarvoor de analyses voor deze locaties niet te maken is. Tenslotte is voor beide varianten een andere rekenmethodiek toegepast. Voor de Sanering Wegverkeerslawaai is gerekend met de standaard rekenmethode II op woningniveau, terwijl voor de milieuanalyse bestemmingsplan Wierden-dorp gerekend is met de standaard rekenmethode I op wegvakniveau.

Vergelijking SOLM aanvraag met milieuanalyse bestemmingsplan Wierden-dorp

Conclusie

Door de ruimtelijke ontwikkelingen treden wijzigingen op in de verkeersstromen alsmede de geluidsbelastingen. Bij de analyse is specifiek gekeken naar locaties waar (situaties langs wegen) de grootste verschillen optreden. De norm van een geluidstoename van 2 dB of meer (bij de beoordeling van 'gevolgen elders' volgens de Wet geluidhinder) is hierbij in acht genomen. Langs een groot aantal wegen neemt de geluidsbelasting op de omliggende woningen af. Ook is er sprake van een aantal locaties waar sprake is van een toename van de geluidsbelasting. De locaties waar de geluidsbelasting met 2 dB of meer toeneemt zijn: Grote Maatweg, Rijssensestraat, Dahliastraat, Iepenlaan, West Kluinveenweg, Kruissterweg, Kupersweg, Stouweweg, Vijverweg, Schering, Nijverdalsestraat en Hogeluchtsweg.

In zowel de huidige als de toekomstige situatie zijn er geen geluidsbelastingen boven de 63 dB berekend. Wettelijk gezien zijn er geen directe consequenties verbonden aan deze uitkomsten. Pas waanneer er daadwerkelijk wijzigingen op of aan de weg plaatsvinden, is mogelijk sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder en is aanvullend akoestisch onderzoek noodzakelijk.

Naast de vergelijking tussen de huidige en de toekomstige situatie is ook de vergelijking gemaakt met de eerder opgestelde SOLM aanvraag. Bij deze vergelijking treedt een aantal verschillen op. Deze verschillen worden voornamelijk veroorzaakt doordat bij de berekeningen andere uitgangspunten (zoals verkeersgegevens en onderzoeksjaren) gehanteerd zijn.

4.2.3 Geluid - spoorweglawaai

De geluidsinvloeden van het spoorweglawaai zijn beoordeeld voor het saneringsprogramma rail-verkeerslawaai NaNOV-project Wierden. Dit programma is door de toenmalig minister van VROM goed bevonden en vastgelegd in een saneringsbeschikking van 12 december 2008. In deze beschikking zijn voor zover nodig, hogere grenswaarden voor de woningen langs het spoor vastgesteld.

Het programma voorziet voor de geluidhinder-bestrijding in de plaatsing van geluidsschermen langs het spoor van 1,75 m hoog (gemeten tov. de bovenkant spoorstaaf ) en in het aanbrengen van raildempers op het spoor. Onlangs is een aanvullend saneringsprogramma vastgesteld voor het plaatsen van een extra schermdeel met dezelfde schermhoogte nabij de 2e Esweg.

De akoestische onderzoeken die aan beide programma's ten grondslag liggen, zijn gebaseerd op de NaNOV-prognoses van 2000 voor het peiljaar 2015. Wel zijn er in het kader van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) nieuwe ontwikkelingen met een mogelijke verdere groei van het goederenvervoer op de Twentelijn tot ca. 52 - 80 goederentreinen in 2020 en met een verdere groei daarna, maar deze plannen zijn nu nog te onzeker om daarop in dit stadium een akoestisch onderzoek te baseren. Het bestemmingsplan Wierden-dorp is een conserverend/ consoliderend plan en voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs het spoor.

Zie voor de akoestische onderzoeken spoorweglawaai Bijlage 2 Akoestisch onderzoekspoorweglawaai (3 juni 2008) en Bijlage 3 Akoestisch onderzoek spoorweglawaai (8maart 2010).

4.2.4 Geluid - industrielawaai

Voor terreinen waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd, die in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken geldt op basis van de Wet geluidhinder een verplichte zonering. De 50 dB(A)-contour van het toekomstig Bedrijvenpark Twente, gelegen in de gemeente Almelo, ligt over een gedeelte van het plangebied.

Buiten deze 50 dB(A)-contouren mag de geluidbelasting afkomstig van inrichtingen niet hoger zijn dan de hierboven aangegeven waarde. Binnen de 50 dB(A)-contouren gelden beperkingen voor het oprichten van woningen en andere geluidgevoelige objecten.

4.2.5 Radarverstoringsgebied

Een gedeelte van het grondgebied van de gemeente Wierden ligt in het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Twente. Het radarverstoringsgebied is aangegeven om ervoor zorg te dragen dat de radar- en communicatieapparatuur op de vliegbasis ongestoord kan functioneren. Het radarverstoringsgebied ligt als een cirkel met een straal van 15 nautische mijl (=27,8 km, gemeten vanaf de positie van de radar) rond de vliegbasis, in onderstaande afbeelding is de ligging van het radarverstoringsgebied in de gemeente Wierden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02_0005.jpg"

Binnen het radarverstoringsgebied dient voor ieder (nieuw) obstakel, hoger dan 85 meter boven NAP te worden berekend of er verstoring van de radar optreedt. De mate van verstoring van de radar is afhankelijk van enerzijds het type radar en anderzijds de hoogte, breedte en opstelling van de hoge objecten. In dit bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen voor de realisatie van objecten met deze hoogte, om deze reden is het gebied enkel in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.

4.2.6 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  1. a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde , of
  2. b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  3. c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of
  4. d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

In opdracht van de gemeente heeft Goudappel Coffeng de milieueffecten van geluid en lucht onderzocht voor het bestemmingsplan Wierden-dorp (zie bijlage Milieuaspecten). Er wordt gekeken naar absolute concentraties in 2007, 2010 en 2018. Eerst wordt ingegaan op de jaargemiddelde en uurgemiddelde concentraties stikstofdioxide en op de jaargemiddelde en daggemiddelde concentraties fijn stof.

Concentraties stikstofdioxide (NO2)

Jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide

Uit de berekeningen blijkt dat de plandrempel van 46 µg/m3 niet wordt overschreden in 2007. In 2010 en 2020 wordt de grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide NO2 in de gehele studiegebied niet overschreden.

De uurgemiddelde stikstofdioxideconcentratie

Naast de berekening van de jaargemiddelde NO2 concentratie is ook het aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde voor NO2 bepaald. Per jaar mag de uurgemiddelde grenswaarde van 200 µg/m3 maximaal 18 keer worden overschreden. Dit komt in de praktijk nauwelijks voor. Uit berekeningen die voor dit onderzoek zijn uitgevoerd kan worden geconcludeerd dat er niet meer dan 18 overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde in het studiegebied voorkomen.

Concentraties fijn stof (PM10)

Jaargemiddelde concentraties fijn stof

Gebleken is dat de grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie voor fijn stof niet wordt overschreden in 2007, 2010 en 2020.

Daggemiddelde concentratie fijn stof (PM10)

Gebleken is dat de maximaal toegestane daggemiddelde concentratie (50 µg/m3) in beide varianten niet vaker dan het maximaal aantal toegestane overschrijdingen (35 keer) wordt overschreden op alle voor dit onderzoek relevante delen.

Conclusie

Zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen

In Nederland worden nu en in de toekomst de grenswaarden voor deze stoffen praktisch nooit overschreden. Dit blijkt ook uit de uitgevoerde berekeningen voor de wegen in Wierden. Daarom is er in voorliggend rapport geen aandacht aan besteed.

Jaargemiddelde concentratie NO2 en uurgemiddelde concentratie NO2

De grenswaarde van de jaargemiddelde en uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide wordt zowel in de huidige (2007) als in de toekomstige situaties (2010, 2020) niet in het studiegebied overschreden.

Jaargemiddelde concentratie PM10

De grenswaarde van de jaargemiddelde concentratie voor PM10 wordt zowel in de huidige als toekomstige situaties niet overschreden.

24-uurgemiddelde concentratie PM10

De 24-uurgemiddelde concentratie van PM10 is in geen van de situaties boven de norm. De norm bedraagt maximaal 35 dagen per jaar overschrijding.

4.2.7 Externe veiligheid

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.

Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn door Wierden, het LPG-tankstation aan de Nijverdalsestraat en de hogedruk aardgasleiding zijn risicobronnen die voor personen in de omgeving van die bronnen een risico inhouden. Eveneens binnen korte afstand van het plangebied liggen de de risicobronnen N35, de A35 en op het grondgebied van de gemeente Almelo de N36 en de risicobronnen op het bedrijventerrein Noord-West Twente.

De externe veiligheid van het plan is door AVIV in februari 2010 getoetst en beoordeeld conform art. 5 en art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. In deze paragraaf is een beknopte samenvatting opgenomen. In bijlage 7 is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

De toetsing bestaat er uit dat bij elk van de genoemde risicobronnen een minimum veiligheidsafstand moet worden aangehouden tot woningen en andere kwetsbare objecten. De beoordeling bestaat er verder uit dat de kans op een ramp voor een groep personen door een ongeluk met een gevaarlijke stof -in de externe veiligheid aangeduid als groepsrisico- moet worden verantwoord.

Toetsing vereiste veiligheidsafstanden

Het bestemmingsplan voldoet aan de normen voor het plaatsgebonden risico en daarmee aan de vereiste minimum veiligheidsafstanden. Uitzonderingen op dit moment zijn het lpg-vulpunt aan de Nijverdalsestraat 80. De reden hiervan is dat de afspraken uit het lpg-convenant nog niet zijn doorgevoerd. Daarnaast bestaat er een uitzondering op het goederenvervoer zolang het Basisnet Spoor nog niet is vastgesteld.

Beoordeling en verantwoording groepsrisico

Het bestemmingsplan is conserverend. Het aantal personen in het plangebied zal (voor het groepsrisico) niet relevant veranderen. Hierdoor zal het groepsrisico dat elke risicobron met zich meebrengt, wat betreft de omvang van het risico, niet veranderen. Wat betreft de kans op gevolgen zullen wel veranderingen optreden. Voor het LPG-tankstation zal de kans op een ramp kleiner worden door een landelijke veiligheidsmaatregel, die eind 2010 moet zijn gerealiseerd.

Voor de aardgasleiding zal het groepsrisico onveranderd blijven. Voor het transport over het spoor van gevaarlijke stoffen is landelijk beleid in ontwikkeling. Bij een stijging van de transportintensiteit, waar de officiële prognoses van uitgaan, zal de bestaande kans op een ramp enigszins toenemen. De verwachting is dat het groepsrisico van het spoor de zogeheten oriëntatiewaarde ook in de toekomst zal blijven overschrijden. Het gaat hier om een autonome ontwikkeling waar de gemeente Wierden geen rechtstreekse invloed op heeft. Omdat het bestemmingsplan conserverend is zullen de risico’s, vanuit de ruimtelijke ontwikkelingen zelf, niet bijdragen aan een toename van het risico.

Aan de regionale brandweer is advies gevraagd bij de voorbereiding van dit besluit. De adviesvraag richt zich primair op de mogelijkheden van de bestrijdbaarheid van een ramp, veroorzaakt door één van de risicobronnen en het beperken van de gevolgen als ook het aspect zelfredzaamheid in het plangebied. Het advies is meegewogen bij de verantwoording van het groepsrisico.

Oordeel

Het bestemmingsplan is conserverend. Ruimtelijke ontwikkelingen zullen de bestaande groepsrisico’s niet wijzigen. De autonome ontwikkeling van de spoorlijn en de veiligheid van LPG tankwagens zijn debet aan verandering van het groepsrisico op termijn, in respectievelijk ongunstige en gunstige zin. Het college van B&W acht het advies van de regionale brandweer van belang. Daarom zal worden nagegaan hoe uitvoering kan worden gegeven aan het advies.

De regionale ontwikkelingen van de voorbereiding op de bestrijding van rampen zullen hierbij mee in beschouwing worden genomen. Mogelijkheden voor het College om het groepsrisico kosten-effectief vergaand te beperken dienen zich niet aan. De groepsrisico’s die de risicobronnen veroorzaken worden aanvaardbaar geacht.

Overig

In het rapport van AVIV is aan enkele zaken nog geen aandacht besteed. Deze volgen hierna.

Over de verschillende rijkswegen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van in oktober 2009 door de Basisnet-werkgroep Weg gepresenteerde definitieve eindrapportage "Voorstel Basisnet Weg" kan worden geconcludeerd, dat zowel bij de N35, de A35 als de N36 de PR 10-6-contour op 0 meter ligt en dat er ook geen sprake is van een "Plasbrandaandachtsgebied" (PAG). Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd. De rijkswegen zijn dus in het kader van de externe veiligheid niet van invloed op het onderhavige bestemmingsplan.

Evenmin is dat het geval met de risicobronnen op het bedrijventerrein Noord-West Twente. De ligging van de bijbehorende PR 10-6-contour is zodanig, dat deze ruim binnen het grondgebied van de gemeente Almelo liggen zijn dus in het kader van de externe veiligheid niet van invloed op het onderhavige bestemmingsplan.

Verder wordt op het perceel Violenhoeksweg 6 de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk toegestaan. De bestemming "Bedrijventerrein" blijft gehandhaafd maar op het perceel zal een aanduiding worden opgenomen dat op het genoemde perceel opslag en verkoop van consumentenvuurwerk is toegestaan. In het pand mag maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk worden opgeslagen. De minimale afstand tot kwetsbare objecten moet minimaal 8 meter zijn. Hieraan wordt voldaan.

4.2.8 Hoogspanningsleidingen

Er lopen twee hoogspanningsleidingen door het plangebied, te weten de meest zuidelijk lopende 110 kV-hoogspanningslijn 330 met een indicatieve zone aan weerszijden van 50 meter waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 µtesla (de magneetveld-zone). En de noordelijker lopende 380 kV-hoogspanningslijn 2173 met een indicatieve magneetveldzone aan weerszijden van 135 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02_0006.jpg"

4.3 Waarden

4.3.1 Archeologie

Per 1 september 2007 is de nieuwe wet op de archeologische monumentenzorg een feit. De wet regelt de bescherming van het bodemarchief, het archeologisch erfgoed, in de bodem. Ook wordt de inpassing van archeologisch erfgoed geregeld en de financiering van opgravingen. Doel van de wet is het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Kern is het zo vroeg mogelijk rekening houden met de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Het streven is behoud in situ. Als behoud in situ niet mogelijk is dan moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. De kosten van het benodigde onderzoek zijn voor rekening van de verstoorder.

Op grond van de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wamz 2007) heeft de gemeentelijke overheid de wettelijke zorgplicht om archeologie een plek te geven in de ruimtelijke processen. Het bestemmingsplan is het meest geschikte instrument om dit te regelen.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit geldt ook voor ontheffingen zoals bedoeld in artikel 3.6, 3.22, 3.10 en 3.23 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat archeologisch waardevolle gebieden moeten worden opgenomen in bestemmingsplannen. Daarnaast zullen archeologische voorschriften opgenomen moeten worden voor de afgifte van bouw-, sloop- en aanlegvergunningen (Wro 3.16, 3.20). De beslissing daarover is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Indien hieraan niet wordt voldaan kan Provinciale Staten (PS) attentiegebieden aanwijzen. Dit heeft tot gevolg dat de gemeenteraad binnen een door PS te stellen termijn een beschermend bestemmingsplan dient vast te stellen (Wamz 44).

De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Wierden begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. BAAC bv heeft in opdracht van de gemeente Wierden een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. De kaart is in overleg met de provincie, Het Oversticht en de plaatselijke historische en archeologische verenigingen tot stand gekomen.

De archeologische verwachtingskaart maakt voor het grondgebied van de gemeente Wierden duidelijk waar zich (mogelijke) archeologische resten kunnen bevinden.

De kaart is hiervoor opgedeeld in drie zones:

  • hoge archeologische verwachting;
  • middelhoge archeologische verwachting;
  • lage archeologische verwachting.

De archeologisch verwachtings- en beleidsadvieskaart is op 5 oktober 2010 vastgesteld door de gemeenteraad.

Beleidsadvies

Op basis van de archeologische verwachtingskaart is een beleidsadvies opgesteld. Aan de op de kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De kaart is een visuele vertaling van het gemeentelijk archeologiebeleid. De beleidsadvieskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de beleidsadvieskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen wordt overgenomen.

Verwachting

  • Bebouwde kom:
    Er geldt een onderzoeksplicht in gebieden met:
    1. 1. middelhoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Wierden) bij plangebieden groter dan 250 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
    2. 2. hoge archeologische verwachting (zie archeologische beleidsadvieskaart gemeente Wierden) bij plangebieden groter dan 100 m² en bij een verstoring dieper dan 50 cm.
    3. 3. Lage verwachting onderzoeksplicht bij plangebieden groter dan 5 ha.
  • Archeologische waarde (AMK-terreinen):
    Bij terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, is het beleid behoud in situ, is dit niet mogelijk dan geldt altijd een onderzoeksplicht. Vooraf wordt advies gevraagd aan de regio-archeoloog. De gemeente Wierden telt terreinen van hoge tot zeer hoge waarde (niet wettelijk beschermd).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2009000005-VA02_0007.jpg"

Bovenstaande is alleen geldig wanneer binnen een straal van 50 meter geen archeologische waarnemingen/vondstmeldingen bekend zijn.

4.3.2 Monumenten

In Wierden komen monumenten niet in grote getale voor. Binnen het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig. Wel zijn er gemeentelijke monumenten. Gemeentelijke monumenten worden beschermd omdat ze beeldbepalend zijn voor het dorp en van gemeentelijk belang zijn. De aanwezige monumenten bevinden zich vooral langs of in de buurt van de (oude) uitvalswegen van Wierden. In het totaal zijn er 13 gemeentelijke monumenten in het plangebied. Hieronder is een overzicht van de gemeentelijke monumenten.

Almelosestraat 4, 6, 8, 10
Oude Zwolsestraat 16
Rijssensestraat 50, 51, 53, 55
Smeijerskampstraat 1, 2a, 3, 4

4.3.3 Water

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

De Omgevingsvisie Overijssel bevat het provinciale waterbeleid en is daarmee ook het Regionaal Waterplan op basis van de nieuwe Waterwet.

Het bestemmingsplan Wierden-dorp, is een conserverend bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan heeft slechts tot doel de bestaande planologische situatie actueel te bestemmen, inclusief het vastlegen van de beoogde herinrichting van de woonomgeving van de Molukse wijk en uitvoering van het tunnelplan mogelijk maken. Het betreft hier het bestaande stedelijke gebied, dat zich kenmerkt door reeds van oudsher aanwezige functies. De belangrijkste beheersaspecten zijn geregeld in de keur van het waterschap. De Keur is een verordening voor de behartiging van de taken die het waterschap zijn opgedragen. Vanuit beheersoogpunt worden regels getroffen voor waterstaatswerken, die van belang zijn voor de taakuitoefening van het waterschap. Bepaald is dat het waterschap de zorg heeft voor het oppervlaktewater kwaliteitsbeheer. Het opnemen van regels voor het beheer van de waterkwaliteit kan slechts plaatsvinden voor zover daarin niet in hogere regelingen is voorzien. De keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterkeringen, watergangen en kunstwerken. Verder zijn ontheffingsbepalingen opgenomen, regels met betrekking tot de schouw en toezicht. Ook bevat de keur enkele strafbepalingen.

Door de provincie zijn rondom de waterwingebieden grondwaterbeschermingsgebieden vastgesteld. In dit kader wordt wel in het bijzonder stilgestaan bij het grondwaterbeschermingsgebied dat ten westen van Wierden is gelegen. Voor een klein deel bevindt deze zone zich binnen het plangebied.

De provincie heeft een centrale rol in het grondwaterbeschermingsbeleid. De gebieden waar grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken en de gebieden die daarvoor in reserve worden gehouden, moeten afdoende worden beschermd. Er worden beperkingen gesteld aan activiteiten en ruimtelijke functies in het zogeheten grondwaterbeschermingsgebied en in mindere mate in het intrekgebied. Activiteiten en functies die de kwaliteit van het grondwater negatief beïnvloeden, worden geweerd of er moeten voorzieningen worden getroffen. Het belang van het water is hier kaderstellend: het waarborgen van het publiek belang van de drinkwatervoorziening staat centraal, de provincie houdt hier actief toezicht op. In het kader van de implementatie van de KRW zijn in 2009 voor kwetsbare winningen, zoals ten westen van Wierden, gebiedsdossiers vastgesteld.

Het intrekgebied wordt begrensd door de 100-jaars zone. Op de grens daarvan bereikt het regenwater in circa 100 jaar de pompput. In de omgevingsvisie heeft de provincie aangegeven dat de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening een dwingende reden van groot openbaar belang is. Het intrekgebied moet worden beschermd.

De grondwaterbeschermingsgebieden worden begrensd door de 25-jaarszone. Op de grens daarvan bereikt het regenwater in circa 25 jaar de pompput. In Wierden wordt een deel van het grondwaterbeschermingsgebied begrensd door de 5-jaarszone. Door de provincie zijn regels gesteld om het grondwater niet te vervuilen. De Omgevingsverordering kent in dat verband een verbodsstelsel voor allerlei handelingen en activiteiten. Ook bevat de verordening een lijst van verboden inrichtingen. Uitgangspunt van het beschermingsbeleid voor openbare drinkwaterwinningen is preventie: het voorkomen van risicovolle activiteiten. Een ander uitgangspunt is het voorzorgprincipe: nieuwe risicovolle activiteiten worden uit voorzorg verboden of slechts onder voorwaarden toegestaan. Het ruimtelijke beleid richt zich daarom op het weren of regelen (aan voorwaarden verbinden) van strijdige functies en op het bevorderen van harmoniërende functies binnen de beschermingsgebieden.

Bij nieuwe ontwikkelingen c.q. (her-)ontwikkelingen binnen het plangebied dient de omgevingsverordening als randvoorwaarde te dienen. De gemeente Wierden heeft regelmatig overleg met het waterschap ten aanzien van het aspect water. Aangezien er in onderhavig bestemmingsplan zich geen nieuwe ontwikkelingen voordoen is uitgebreid overleg niet aan de orde en kan worden volstaan met vooroverleg zoals bepaald in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staan de beleidsuitgangspunten centraal, die zijn vastgelegd in de Kadernotitie Wierden-dorp. Deze kadernotitie is op 30 september 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. De uitgangspunten voor dit beleid worden in de volgende paragraaf beschreven.

5.2 Uitgangspunten

Als algemeen uitgangspunt geldt in ieder geval dat de bestaande situatie (stedenbouwkundig patroon en de aanwezige groenstructuur) het uitgangspunt is en dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend ontwikkelingen waarvoor een bouwvergunning is verleend of waarover een besluit is genomen worden meegenomen, zoals bijvoorbeeld de herinrichting van de Molukse wijk en de aanleg van de tunnel onder het spoor.

Alle verkeerswegen binnen het plangebied worden eenduidig bestemd ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden. Het college heeft toegezegd dat het parkeren in de groenstroken (voor zover gelegen aan de voorzijde van het pand aan de Akeleistraat 26-28), aan de Kruizemunthof (voor de woningen met de nummers 1, 3, 5 en 7), alsmede het ovaaltje tussen de Kamillelaan en de Marjoleinlaan in het voorliggende bestemmingsplan wordt uitgesloten.

De bestaande woningen, maatschappelijke voorzieningen, detailhandelsvestigingen, horecagelegenheden en bedrijven blijven gehandhaafd door een positieve bestemming. Nieuwe functies worden in dit bestemmingsplan planologisch-juridisch niet mogelijk gemaakt.

Voor het beroep/bedrijf aan huis gelden de regels zoals vastgesteld bij de Beleidsregel beroep en bedrijf aan huis gemeente Wierden (4 mei 2010). Ruimten binnen de woning alsmede de bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, met inachtneming van een aantal bepalingen. Zo mag niet meer dan 35% van de vloeroppervlakte worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 50 m2dan wel de bestaande oppervlakte zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Alleen de bewoner van de woning mag de activiteit uitoefenen en detailhandel is niet toegestaan. Ook lichte dienstverlenende bedrijven zijn toegestaan bij vrijstelling, waarbij nagenoeg dezelfde condities in acht dienen te worden genomen. Voor zogenaamde medische beroepen (huisarts, tandarts en dergelijke) kan via een vrijstelling de oppervlakte worden vergroot tot ten hoogste 100 m2.

De huidige milieucategorieën die op de bedrijventerreinen Kluinveen, Hogelucht en Violenhoek zijn toegestaan, zullen, waar mogelijk, worden gehandhaafd. De bedrijventerreinen zullen worden bestemd voor categorie 1 tot en met 3.2 van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering. Daar waar in de vigerende bestemmingsplannen uitsluitend categorie 1 en 2 bedrijven of categorie 1, 2, 3 en 4 bedrijven zijn toegestaan, zullen de gronden specifiek voor de betreffende categorieën worden bestemd. Op de plankaart zal een aanduiding worden opgenomen waar welke categorie bedrijven is toegestaan. Voor de bedrijvigheid binnen de woonwijken zal een wijzigingsbevoegdheid worden opgenomen om de bestemming van het perceel, na beëindiging van de bedrijfsbestemming, te kunnen wijzigen naar wonen, tuin en/of groen.

Met betrekking tot externe veiligheid kan vermeld worden dat de plaatsgebonden risicocontour rond de vulpunten van de lpg-tankstations aan de Nijverdalsestraat 80-82 en 81 voor 1 januari 2010 gereduceerd zullen worden van 35 naar 25 meter. Deze reductie zal gerealiseerd worden door het vastleggen van een maximale lpg-doorzet van 500 m3 per jaar en door doorvoeren van de lpg-convenant maatregelen. Er bevinden zich dan, met uitzondering van de inrichting zelf, geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten meer binnen de risicocontour. De situatie voldoet dan aan hetgeen gesteld is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Na het nemen van maatregelen (hittewerende coating en verbeterde vulslang) voldoet het groepsrisico ook aan het gemeentelijk beleid voor woongebieden.

Voor de tankstations zonder lpg-verkoop ligt de plaatsgebonden risicocontourgrenswaarde, afhankelijk van de benzineomzet, op een afstand tussen 20-25 meter vanaf het vulpunt. Gestreefd moet worden naar een bebouwingsvrije ruimte van tenminste 20 meter rondom de vulpunten. In dat geval zijn ook geen knelpunten voor het groepsrisico te verwachten. Een bebouwingsvrije ruimte van 10 meter van vulpunten is in ieder geval vereist.

Voor het goederenvervoer over spoor geldt dat de plaatsgebonden risico-contour wordt gereduceerd door de risicoreducerende rondmaatregelen die onderdeel uitmaken van het Basisnet Spoor.

Binnen de leidingzones van het straalpad en de voormalige militaire laagvliegroute zal nergens een bouwhoogte worden toegestaan die in strijd is met de beperkende hoogtebepalingen vanwege deze straalpaden/vliegroutes. Het bestemmingsplan zal geen ruimte bieden voor dergelijke hoge bebouwing.

Ter bescherming van de hoofdtransportleidingen van de drinkwatervoorziening en de hoogspanningsleiding zal in het plan een leidingenstrook worden opgenomen, waarbinnen bouwwerken als afwijking en na advies van de leidingbeheerder worden toegestaan.

Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de bij het bestemmingsplan behorende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

1. Inleidende regels.

2. Bestemmingsregels.

3. Algemene regels.

4. Overgangs- en slotregel.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze dient te worden gemeten. Voor wat betreft de berekening van de inhoudsmaat van woningen dient te worden opgemerkt dat kelders in principe niet worden meegerekend bij de berekening van de inhoud van een woning. Alleen wanneer sprake is van een ruimtelijke uitstraling, bijvoorbeeld bij een entree van een garage of ramen, dient de kelder wel meegenomen te worden bij de berekening van de inhoud.

In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de gegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.

Hoofdstuk 3 bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke hoofdstuk onder te brengen.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangsregels en de slotregel.

Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Niettemin is, gezien het speciale karakter van het gebied de regeling relatief uitvoerig. Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is.

Hiertoe zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitsregels opgenomen, zoals:

  1. 1. afwijkingsregels;
  2. 2. ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels);
  3. 3. omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De afwijkingsregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven.

Ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels) maken een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk.

In sommige bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen. Met deze nadere eisen kan de situering van gebouwen worden getoetst aan de omgeving.

Het systeem van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden is bij een aantal bestemmingen opgenomen, met name ter veiligstelling van bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden. Door middel van het opnemen van een vergunningstelsel bij een bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet op elke plaats, in elke omvang en op elk moment in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel biedt het gemeentebestuur de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Hierbij kan in het algemeen worden opgemerkt dat het rooien van houtgewas niet is opgenomen in het aanlegvergunningstelsel, aangezien voor het rooien van houtgewas in beginsel een kap(verordening)verbod geldt.

Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen te allen tijde zonder vergunning uitgevoerd worden. In de praktijk levert het echter nogal wat problemen op om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. Ondanks deze regel zullen in de praktijk problemen kunnen blijven bestaan. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te geraken. Incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen per definitie niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

In de volgende paragraaf worden, voor zover nodig, enige regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.

6.2 Nadere Toelichting Op De Regels

Onderstaand worden enige regels nader toegelicht.

Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag (doorgaans burgemeester en wethouders) zal het verlenen van die vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Overgangsregels

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening.

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt. Indien de onder het overgangsrecht gebrachte bebouwing door een calamiteit verloren gaat is volledige herbouw toegestaan.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als onderdeel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal en het kunnen stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan.

Artikel 6.12 Wro stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan kan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen (6.12.2 Wro).

Dit is mogelijk indien:

  1. a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd;
  2. b. het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is;
  3. c. het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

In dit bestemmingsplan worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de gemeente voor exploitatiekosten zullen stellen die op derden te verhalen zouden zijn door middel van een exploitatieplan. Er wordt voor dit plan dan ook geen exploitatieplan vastgesteld.

7.2 Handhaving Van Het Plan

De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van het bestemmingsplan. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de planregels tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Zo zal controle en toezicht plaats moeten vinden om te constateren of er overtredingen bestaan. Vervolgens zal in veel gevallen getracht worden om met overleg een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, zullen specifieke handhavingmiddelen worden toegepast zoals bestuursdwang. Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een overtreding valt niet onder handhaving.

7.2.1 Preventieve handhaving

Preventieve handhaving heeft als doel om op voorhand overtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actueel bestemmingsplan dient aan een aantal (algemene) voorwaarden voldaan te worden:

Voorlichting

Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van het bestemmingsplan. Hiervoor zijn voor de ondernemers en burgers in Wierden inloopdagen georganiseerd en zijn belangstellenden geïnformeerd over de bestemmingsplanprocedure. Ook zijn er berichten over Wierden-dorp in de Driehoek verschenen. Voor vragen en inlichtingen zijn contactgegevens vermeld.

Klachtenregistratie

Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Bijvoorbeeld door het halfjaarlijks opstellen van een trendrapport kan inzicht verschaft worden hoe vaak een bepaald soort klacht voorkomt. Door verbeteracties kunnen in de toekomst klachten vermeden worden.

Toezicht

Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er zal tijd beschikbaar moeten worden gesteld voor regelmatige controles in de kernen. In dit kader kan een afstemming tussen ruimtelijke ordenings- en milieucontroles mogelijk worden gemaakt door het geïntegreerd opstellen van een handhavingprogramma. De buitendienst ambtenaar dient herkenbaar te zijn, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van speciale kleding of een auto met opschrift van de gemeente.

Financiële maatregelen

Financiële maatregelen zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd of het verbinden van legeskosten aan de afgifte van een gedoogbeschikking kunnen een gunstig effect hebben. De mogelijkheden hiervoor worden nader uitgezocht.

Heldere lijn

Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente, kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker gemotiveerd worden. Er ontstaat meer draagvlak voor het bestemmingsplan, omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden.

7.2.2 Repressieve handhaving

Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft, waarmee zij naleving kan afdwingen of tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De repressieve handhavingmiddelen worden hierna kort beschreven.

Publiekrechtelijke handhaving

Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het doen wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit de regels volgen. Dit houdt meestal in, dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang een preventieve werking. Voordat tot bestuursdwang wordt overgegaan moet sprake zijn van een volledige belangenafweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang.

Privaatrechtelijke handhaving

Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden in geval van een overtreding van een bestemmingsplan. Bij deze vorm van handhaving moet sprake zijn van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan geschaad worden; het enkel overtreden van een voorschrift is niet voldoende.

Strafrechtelijk optreden

In een bestemmingsplan is de strafbaarstelling opgenomen met daarbij de strafmaxima. Het strafrecht wordt als laatste middel in handhaving gezien; het bestuursrechtelijke optreden heeft de voorkeur.

7.3 Retrospectieve Toets

Naast de handhavingsparagraaf moet tegenwoordig ook een zogenaamde retrospectieve toets in het bestemmingsplan worden opgenomen. In de retrospectieve toets wordt een verantwoording gegeven voor bestemmingsregeling die (behoorlijk) afwijken van de situatie zoals die in het voorgaande bestemmingsplan waren opgenomen.

In het bestemmingsplan Wierden-dorp zijn doorgaans dezelfde functies (zoals bedrijven of wonen) bestemd als in de vorige bestemmingsplannen Wierden, Kluinveen, Hoge Lucht, Loo, de Stouwe, de Hooilanden en de Weuste of die sindsdien via een ruimtelijk-planologische procedure als zodanig zijn bestemd. Het nieuwe bestemmingsplan kent een aantal wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Deze zijn met name gebaseerd op een feitelijk ander gebruik of op nieuw beleid. Illegaal ontstane en ongewenste situaties zijn niet positief bestemd. Daarnaast hebben veel kleinere ondergeschikte wijzigingen plaatsgevonden.

Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg

8.1 Inspraak

In de Inspraakverordening van de gemeente Wierden is aangegeven op welke wijze belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid - inclusief bestemmingsplannen - worden betrokken. Met toepassing van deze verordening zal, via het plaatsen van een advertentie in de Driehoek bekend worden gemaakt dat het (voor-)ontwerpbestemmingsplan ter inzage ligt. In deze advertentie zal worden vermeld op welke wijze men nadere informatie kan verkrijgen en hoe men op het plan kan reageren. Hierbij kan tevens vermeld worden wanneer bijvoorbeeld een inloopavond georganiseerd wordt waar inwoners van het plangebied en andere belangstellenden informatie kunnen verkrijgen met betrekking tot het plan.

Vanaf 6 januari 2011heeft het bestemmingsplan Wierden-Dorp als voorontwerp ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder zijn of haar inspraakreactie op het voorontwerp bestemmingsplan naar voren kunnen brengen. Er zijn 32 zienswijzen bij de gemeente ingediend.

De zienswijzen 1 tot en met 29 zijn tijdig ingediend en voldoen verder aan de wettelijke vereisten, en zijn derhalve ontvankelijk. Zienswijze 30 is wel binnen de tijd ingediend maar er staat alleen een handtekening onder en geen naam en adres. Daarom is die zienswijze niet-ontvankelijk. Zienswijzen 31 en 32 zijn buiten de termijn ingediend en dus niet ontvankelijk. Er is echter wel een inhoudelijke reactie gegeven.

Voor een overzicht van de ingediende zienswijzen en de beantwoording wordt verwezen naar Bijlage 8 Notitie behandeling inspraakreacties. De ingediende inspraakreacties hebben wel aanleiding gegeven het ontwerpbestemmingsplan "Wierden-dorp" te wijzigen. Ambtshalve zijn er wel wijzigingen in het voorontwerpbestemmingsplan aangebracht. Deze staan vermeld in Bijlage 9 Staat van wijzigingen.

8.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invulling van het gebied, zal vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.

Het bestemmingsplan Wierden-dorp is voor het vooroverleg voorgelegd aan de volgende instanties:

  • provincie Overijssel;
  • inspectie VROM;
  • Waterschap Regge en Dinkel;
  • 't Oversticht (provinciaal archeoloog);
  • Vitens;
  • Gemeente Almelo;
  • Gasunie;
  • Nederlandse Spoorwegen;
  • Prorail;
  • Tennet;
  • Enexis;
  • Regio Twente (regionale brandweer).

Van deze instanties hebben de volgende een reactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan:

  1. 1. 't Oversticht, email 13 januari 2011, IN2011-15411;
  2. 2. Provinicie Overijssel, Postbus 10078, 8000 GB Zwolle, 24 januari 2011, IN2011-15570;
  3. 3. Vitens, Postbus 1090, 8200 BB Lelystad, 1 februari 2011, IN2011-15766;
  4. 4. Prorail, Postbus 503, 8000 AM Zwolle, 15 februari 2011, IN2011-16111;
  5. 5. Regio Twente hulpverleningsdienst, Nijverheidstraat 30, 7511 JM Enschede, 23 februari 2011, IN2011-16272;
  6. 6. Waterschap Regge en Dinkel, Postbus 5006, 7600 GZ Almelo, 28 maart 2011, IN2011-17250.

Voor de zienswijzen en de beantwoording wordt verwezen naar Bijlage 8 Notitiebehandeling inspraakreacties. De ingediende inspraakreacties hebben wel aanleiding gegeven het ontwerpbestemmingsplan "Wierden-dorp" te wijzigen. Ambtshalve zijn er wel wijzigingen in het voorontwerpbestemmingsplan aangebracht. Deze staan vermeld in Bijlage 9 Staat van wijzigingen.

25 oktober 2011.

Bijlagen

Bijlage 1 Situering Plangebied

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Spoorweglawaai (3 Juni 2008)

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Spoorweglawaai (8 Maart 2010)

Bijlage 4 Detailhandelsstructuurvisie

Bijlage 5 Milieuaspecten

Bijlage 6 Sanering Wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 8 Notitie Behandeling Inspraakreacties

Bijlage 9 Staat Van Wijzigingen