KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Ontheffingsregels
Artikel 7 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
1.3 Begrenzing Plangebied
1.4 Opzet Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie
2.1 Ruimtelijke Structuur
2.2 Het Initiatief
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Milieuaspecten
4.3 Waarden
Hoofdstuk 5 Het Plan
5.1 Algemeen
5.2 Planologisch Afweging
5.3 Economische Uitvoerbaarheid
5.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Witmoesdijk ong./ Schapendijk 6

Bestemmingsplan - Wierden

Vastgesteld op 31-08-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Witmoesdijk ong./Schapendijk 6van de gemeente Wierden;

1.2 verbeelding

de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Witmoesdijk ong./Schapendijk 6, bestaande uit de kaarten met het nummer NL.IMRO.0189.BP2010000024-0003;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.BP2010000024-0003 met de bijbehorende regels;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aanlegvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 afhankelijke woonruimte

een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.11 bed&breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.12 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.13 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.17 boerderijterras

een terras bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde producten worden verkocht voor consumptie ter plaatse;

1.18 boerderijwinkel

een winkel bij een agrarisch bedrijf, waar in hoofdzaak eigen of door agrariërs uit de regio geproduceerde agrarische producten worden verkocht;

1.19 boomkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 erf

de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.28 hoofdgebouw

een gebouw dat binnen een bouwperceel door constructie of afmeting als het of één van de belangrijkste valt aan te merken;

1.29 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.30 intensieve veehouderij

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden, of dieren biologisch worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.31 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;

1.32 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.33 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.34 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.35 kwekerij

het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;

1.36 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.37 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.38 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.39 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.40 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.41 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan twee wanden;

1.42 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

1.43 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.44 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.45 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
  4. d. het voorkomen van schade door vorst;
  5. e. met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;

1.47 trekkershut

een blokhut waarvoor een vergunning ingevolge artikel 40 van de Woningwet is vereist en dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;

1.48 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.49 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan-en bijgebouwen op de begane grond;

1.50 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.51 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.52 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.53 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de plankaart voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten;
  2. b. het hobbymatig houden van vee;
  3. c. kwekerijen, niet zijnde boomkwekerijen;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde;
  5. e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. g. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  8. h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere-werken.

3.2 Bouwregels

Op de op de plankaart voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. landschappelijke inpassing;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. a. 3.2.1 onder c ten behoeve van het realiseren van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of andere vormen van veevoeropslag;
  2. b. 3.2.1 onder d ten behoeve van het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de teeltondersteunende voorzieningen zijn gelegen binnen een afstand van 50 m van de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf;
    2. 2. de teeltondersteunende voorzieningen landschappelijk zijn ingepast;
    3. 3. niet meer dan 20% van de totale bedrijfsoppervlakte wordt aangewend voor de kwekerij met een maximum van 1.000 m2, met dien verstande dat voor het percentage de teeltondersteunende voorzieningen in de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf worden meegerekend;
  3. c. 3.2.1 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. deze grenst aan de bestemming Wonen;
    2. 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    3. 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.000 m2.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1:

  1. a. ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt en/ of fruitteeltbedrijf;
  2. b. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
  3. c. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. deze grenst aan de bestemming Wonen;
    2. 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    3. 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.000 m2;
  4. d. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden grenzen aan de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf en/of de bestemming Wonen;
    2. 2. het kleinschalig kampeerterrein niet op een logische, landschappelijk verantwoorde manier kan worden ingepast binnen de bestemming Wonen en dit in de bestemming Agrarisch met Waarden- Landschap wel het geval is;
    3. 3. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    4. 4. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    5. 5. wordt voldaan aan de regels kleinschalige kampeerterreinen zoals deze zijn opgenomen in Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied en de kampeerverordening.

3.6 Aanlegvergunning

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap wijzigen in de bestemming Natuur en/of de bestemming Bos, met dien verstande dat:

  1. a. natuurontwikkeling uitsluitend plaatsvindt ter uitvoering van het provinciaal natuurbeleid;
  2. b. het ruimtelijke en hydrologische afgeronde (natuur)eenheden betreft.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen met dien verstande dat:

  1. a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  2. b. de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw mogen worden gebruikt voor bed & breakfast;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding bedrijf aan huis een hondentrimsalon is toegestaan met een maximale oppervlakte van 186 m2;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

  1. a. het bepaalde in 4.1 en op een voormalig agrarisch bedrijf twee trekkershutten in de vorm van een hooiberg met een oppervlakte van niet meer dan 36 m2 toestaan;
  2. b. het bepaalde in 4.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  3. c. het bepaalde in 4.2.3 onder d ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  4. d. het bepaalde in 4.2.4 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    2. 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.000 m2.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

  1. a. 4.1 juncto artikel 1.51 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  2. b. 4.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
    1. 1. uitsluitend ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf een trekkershut is toegestaan;
    2. 2. niet meer dan twee trekkershutten per voormalig agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    3. 3. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
  3. c. 4.1 ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    1. 1. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
    2. 2. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
    3. 3. wordt voldaan aan de regels kleinschalig kamperen zoals deze zijn verwoord in de beleidsnota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied (zoals deze als bijlage bij de planregels is opgenomen) en de kampeerverordening;
  4. d. 4.1 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    2. 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.000 m2;
    3. 3. 4.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
      • er sprake is van mantelzorg;
      • er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijgebouwen, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
      • er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
      • het bijgebouw, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
      • het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
      • de ontheffing en derhalve het gebruik van het bijgebouw, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming van het perceel wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandskamers en/of -appartementen, met dien verstande dat:

  1. a. sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
  2. b. de gronden zijn gelegen binnen de op de plankaart aangegeven reconstructiewetzone verwevingsgebied;
  3. c. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
  4. d. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
  5. e. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
  6. f. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen de beleidsnota Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied en de kampeerverordening wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming een afstand van 15 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht worden genomen.

5.2 Ontheffing bebouwingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de naastgelegen rijbaan, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar te staat.

Artikel 6 Algemene Ontheffingsregels

6.1 Ontheffingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen gemotiveerd ontheffing verlenen van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt en/of welstand ter plaatse aanvaardbaar is;
  2. b. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. c. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
  7. g. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen).

Artikel 7 Algemene Procedureregels

Voor een besluit tot verlening van ontheffing of het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

8.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplanBuitengebied 2009, herziening Witmoesdijk ong./Schapendijk 6.

augustus 2010.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Wierden in de vergadering van 31 augustus 2010.

ing. J.H.M. Robben

, voorzitter

drs. W.H.J. Wienk

, griffier

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Bij de gemeente Wierden is het verzoek binnengekomen voor de bouw van een woning aan de Witmoesdijk ongenummerd in het kader van de regeling "Rood voor Rood met gesloten beurs gemeente Wierden".

Het is de bedoeling de nieuwe woning te bouwen op het perceel aan de Witmoesdijk tussen de bestaande woningen Witmoesdijk 16a en 18 (kadastraal nummer 2278). In ruil hiervoor worden voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt aan de Schapendijk 6 te Wierden en Reefsweg nummer 8 in Borne. Burgemeester en wethouders hebben aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan dit verzoek.

De bouwlocatie aan de Witmoesdijk ongenummerd heeft in het nieuwe bestemmingsplan "Buitengebied 2009" de bestemming ‘Agrarisch met waarden- Landschap' gekregen. De bouw van een woning is niet mogelijk binnen deze bestemming. Voordat medewerking verleend kan worden aan het initiatief, dient de geldende bestemming gewijzigd te worden. Hiervoor is deze herziening opgesteld. In deze herziening wordt eveneens de bestemming van de slooplocatie aan de Schapendijk 6 gewijzigd.

1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan “Buitengebied 2009, herziening Witmoesdijk ong./Schapendijk 6” bestaat uit de volgende stukken:

  • Verbeelding;
  • Regels;

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.

1.3 Begrenzing Plangebied

De beide locaties waarvan de bestemming in dit bestemmingsplan herzien wordt, liggen in het buitengebied van de gemeente Wierden. De bouwlocatie aan de Witmoesdijk ongenummerd ligt aan de noordwestzijde van het dorp Enter en is kadastraal bekend als gemeente Wierden sectie E, nummer 02278. De slooplocatie aan de Schapendijk 6 ligt ten westen van de kern Wierden en is kadastraal bekend als gemeente Wierden sectie H, nummer 004961.

1.4 Opzet Van De Toelichting

De toelichting van het bestemmingsplan “Buitengebied '85, herziening Witmoesdijk ong/ Schapendijk 6” is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en gewenste situatie;
  • Hoofdstuk 3: het beleidskader;
  • Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering;
  • Hoofdstuk 5. Het plan. In dit hoofdstuk staat de planologische afweging. Tevens wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 De Huidige En Gewenste Situatie

2.1 Ruimtelijke Structuur

De bouwlocatie aan de Witmoesdijk ligt in het buitengebied van de gemeente Wierden aan de noordwestzijde van het dorp Enter. Het perceel is momenteel in gebruik als weidegrond, deels paardenweide. Het perceel wordt omringd door agrarische gronden (vooral weilanden). In de directe omgeving van het perceel staan enkele burgerwoningen. Aan de Witmoesdijk 18 is nog een agrarisch bedrijf aanwezig.

Het gebied was oorspronkelijk erg open. Langs de Witmoesdijk is het gebied in de loop der tijd wat meer besloten geworden door nieuwe bebouwing. Het realiseren van een nieuwe woning kan een waardevolle aanvulling zijn wanneer deze aansluit op het landschap. Hierbij is het van belang dat een woning met streekeigen kenmerken wordt gebouwd die een waardevolle aanvulling in relatie tot de minder streekeigen, ogende bebouwing aan de Witmoesdijk vormt. Op onderstaande afbeelding is de ligging van de bouwlocatie aan de Witmoesdijk weergegeven.

Het perceel aan de Schapendijk ligt nabij het Notterveld. In de directe omgeving liggen enkele agrarische bedrijven.

2.2 Het Initiatief

De agrarische activiteiten op de percelen Schapendijk 6 te Wierden en Reefsweg 8 te Borne zijn gestaakt. Het is de bedoeling van initiatiefnemer om de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en in ruil hiervoor een nieuwe woning te bouwen. In totaal wordt er 1.063 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. De te slopen oppervlakte op het perceel Schapendijk 6 bedraagt 425 m2. Op het perceel Reefsweg 8 in Borne wordt 638 m2 aan bebouwing gesloopt.

Voor het initiatief is een inrichtingsschets opgesteld. Deze is als aparte bijlage bij deze toelichting is gevoegd. De nieuwe woning komt op het westelijk gedeelte van de kavel te staan. Het oostelijk gedeelte van de kavel is reeds lange tijd in gebruik als paardenweide en blijft dit in de toekomst ook. De woning wordt ontsloten via de huidige toegang van het perceel. Uit de inrichtingsschets blijkt dat de nieuwe nieuwe woning aan de Witmoesdijk landschappelijk zorgvuldig wordt ingepast. Hierdoor draagt het bouwplan bij aan het behoud van het karakter van de streek.

De woning komt in een half open landschap te staan. Langs de randen van de kavel en op de scheiding tussen tuin en paardenweide worden solitaire bomen en kleine boomgroepen geplaatst ten behoeve van de dieptewerking van het landschap.

De slooplocatie aan de Schapendijk 6 wordt opnieuw ingericht. Een oppervlakte van 425 m2 aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt afgebroken. In een gedeelte van de bestaande stallen wordt een hondentrimsalon gerealiseerd. Hiervoor wordt een oppervlakte van 186 m2 gebruikt. De bestaande (voormalige) bedrijfswoning wordt vervangen door een nieuwe woning.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies.

De voornaamste ruimtelijke beleidsopgaven die het kabinet ziet voor de kortere en langere termijn zijn: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-) nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.

De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid voor water, bodem en groene ruimte omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het Rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit, en van bijzondere (ook internationaal erkende) landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Het bouwen van een woning in ruil voor de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen is niet in strijd met de Nota Ruimte.

Natuurbeschermingswet 1998

Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • De Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden).
  • Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten).
  • De Ecologische Hoofdstructuur.

De bouwlocatie en de slooplocaties liggen niet in een Natura 2000-gebied, een beschermd natuurmonument of de Ecologische Hoofdstructuur. De slooplocatie aan de Schapendijk 6 grenst wel aan de Ecologische Hoofdstructuur. Het stoppen van de intensieve veehouderij ter plaatse en het afbreken van bebouwing zijn positief voor de werking van de Ecologische Hoofdstructuur.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is het provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Voor de omgevingsvisie heeft de provincie twee thema’s die leidend zijn voor alle beleidskeuzes: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels. Ontwikkelingsperspectieven schetsen de ontwikkelingsrichtingen voor gebieden. Voor de groene omgeving worden de volgende ontwikkelingsperspectieven geschetst:

  1. 1. realisatie groene en blauwe hoofdstructuur;
  2. 2. buitengebied- accent agrarische productie;
  3. 3. buitengebied- accent veelzijdige gebruiksruimte.

Zowel de bouwlocatie als de slooplocatie liggen binnen het perspectief “buitengebied- accent veelzijdige gebruiksruimte”, het betreft een mixlandschap van landbouw, natuur, water en wonen. De slooplocatie aan de Schapendijk grenst aan het perspectief "realisatie groene en blauwe hoofdstructuur". De omgevingsvisie is gedeeltelijk uitgewerkt in de omgevingsverordening Overijssel 2009.

De provincie schrijft dat een uitzondering kan worden gemaakt op de algemene regel dat inbreiding voor uitbreiding gaat, mits het verlies van ecologisch en landschappelijk kapitaal in voldoende mate wordt gecompenseerd. Dit is opgenomen in de “Kwaliteitsimpuls Groene omgeving”. Hieronder vallen situaties waarbij de bouw van (een) nieuw(e) woning(en) als financieringsbron dient voor ontwikkelingen die de ruimtelijke kwaliteit een impuls geven, het gaat hierbij onder meer om rood-voor-rood-constructies. Dat er voldoende wordt gecompenseerd moet blijken uit een ruimtelijke onderbouwing. Hiervoor kan door een gemeente een kader worden opgesteld. In de verordening is een regeling opgenomen voor de beoogde kwaliteitsimpuls groene omgeving.

In deze onderbouwing staat de motivatie voor het initiatief. Het gemeentelijk kader is in de volgende paragraaf opgenomen.

Reconstructieplan Salland-Twente

Zowel de bouwlocatie als de slooplocatiesliggen in het verwevingsgebied. Dit gebied is als zodanig aangewezen in het kader van het Reconstructieplan Salland-Twente. Binnen het verwevingsgebied wordt ruimte geboden aan meerdere functies, waaronder economie en wonen. Daarbij wordt het mogelijk maken van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar gestimuleerd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Beleid Rood voor Rood met gesloten beurs gemeente Wierden

Doelstelling van het Rood voor Rood-beleid is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door de sloop van landschapsontsierende agrarische bedrijfsgebouwen en door overige verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit. Tegen de sloop van 850 m² aan voormalige agrarische bebouwing kan een woning worden teruggebouwd. In totaal wordt circa 1.063 m2 aan voormalige agrarische bedrijfbebouwing gesloopt. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Een combinatie van Rood voor Rood met hergebruik van voormalige agrarische gebouwen (VAB-beleid) is mogelijk. Hierbij mag maximaal 300 m2 aan bedrijfsbebouwing aanwezig blijven. Op het perceel Schapendijk blijft 186 m2 voor een hondentrimsalon staan. Aan deze voorwaarde wordt dus voldaan.

Onderhavig verzoek betrof één van de eerste rood voor rood-verzoeken binnen de gemeente. In beginsel bestaat de mogelijkheid om op de slooplocatie terug te bouwen. Vanwege de nabije ligging van twee intensieve veehouderijbedrijven is het terugbouwen van een woning op de locatie Schapendijk 6 niet wenselijk.

In mei 2008 is het Rood voor Rood-beleid gewijzigd. Het verzoek voor het bouwen van een woning aan de Witmoesdijk is voor de beleidswijziging aangevraagd. Destijds was nog niet expliciet vastgelegd dat op de slooplocatie teruggebouwd moest worden. Om deze reden is destijds ook medewerking toegezegd aan de aanvraag.

Bestemmingsplan Buitengebied 2009

De gronden aan de Witmoesdijk ongenummerd hebben in het recent vastgestelde bestemmingsplan “Buitengebied 2009” de bestemming “Agrarisch met waarden- Landschap” gekregen. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met daarbij behorende bebouwing en voorzieningen. Het bouwen van een (burger)woning past niet binnen deze bestemming. Om deze reden is deze herziening van het bestemmingsplan opgesteld.

De slooplocatie aan de Schapendijk 6 heeft in het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" de bestemming "Agrarisch- Agrarisch bedrijf" gekregen. Het bedrijf heeft een beperkt bouwblok gekregen. Het bedrijf is nader aangeduid als "intensieve veehouderij".

Voorwaarde vanuit het Rood voor Rood-beleid is dat voor het vrijkomende bouwblok van voormalige agrarische bedrijfsgebouweneen passende herbestemming gevonden dient te worden. Om deze reden wordt de bestemming van dit perceel in dit bestemmingsplan gewijzigd. Door het perceel te bestemmen voor woondoeleinden, vervallen de bouwmogelijkheden voor het (voormalig) agrarisch bedrijf.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.

4.2 Milieuaspecten

Bodem

Voor het verlenen van de bouwvergunning dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Gezien het gebruik van de bouwkavel in het verleden (agrarische grond zonder bebouwing) is het niet de verwachting dat de realisatie van de nieuwe woning hierdoor belemmerd wordt.

Geluid

De nieuwbouwlocatie aan de Witmoesdijk ligt in het landelijk gebied. De Witmoesdijk is aangewezen als 60 km/h gebied. Er zijn in 2006 verkeerstellingen gehouden op het viaduct bij de gemeentegrens. Er zijn 1.029 motorvoertuigen per etmaal langs dit punt gekomen. Indicatief is berekend hoe ver de woning van de as van de weg moet worden gebouwd om een gevelbelasting van maximaal 50 dB(A) te krijgen. Dit is minimaal 14,2 meter van de as van de weg. In de regels is opgenomen dat minimaal 15 meter uit de as van de weg moet worden gebouwd. Hierdoor is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet nodig.

Externe veiligheid

In of nabij het plangebied is geen sprake van inrichtingen als bedoeld in het Bevi dan wel andere risico's of gevaarbronnen. Ook zijn er geen routes gevaarlijke stoffen (over de weg, het spoor of het water) en buisleidingen in de nabije omgeving van het plangebied aanwezig. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet aan de orde.

Luchtkwaliteit

Op 15 november is de wijziging van de Wet milieubeheer op het gebied van luchtkwaliteitseisen (Hoofdstuk 5 titel 2 Wm, Stb. 2007, 414) in werking getreden. Dit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wettelijke regels geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt
  • een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), dat in werking treedt nadat de EU derogatie heeft verleend

Veel projecten in de gemeente Wierden vallen onder de regeling NIBM. In deze regeling staan de getalsmatige grenzen van projecten die ´niet in betekenende mate´(NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Van de overige projecten moet worden aangetoond dat de concentratietoename beneden de 1% ligt, hetgeen voor fijn stof (PM10) en NO2 overeenkomt met 0,4 mg/m³. Er zijn dus twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  1. a. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie zoals bepaald in artikel 4 lid 1 van de Ministeriële regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig. Voor woningbouw is een ondergrens van 1.500 woningen opgenomen. Voor projecten of plannen met minder woningen is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk.
  2. b. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1% (later 3%) criterium. Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn.

Onderhavig initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.

Hinder

De bouwlocatie is in het Reconstructieplan aangewezen als verwevingsgebied. In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient een minimale afstand van 50 meter tussen dit bouwblok en een agrarisch bouwblok van derden te liggen.

Aan de Witmoesdijk 18b is een agrarisch bedrijf aanwezig. Tussen de nieuwe woning en het agrarisch bedrijf dient een minimale afstand van 50 meter aangehouden te worden. De afstand tussen de rand van het perceel tot aan het dichtst bij gelegen gebouw is 134 meter. Geconcludeerd kan worden dat de nieuwe woning geen belemmering vormt voor het nabijgelegen agrarisch bedrijf.

4.3 Waarden

Ecologie

De bouwlocatie aan de Witmoesdijk is momenteel in gebruik als weide. Op het perceel is geen opgaande beplanting aanwezig. Gezien het intensieve gebruik van de paardenweide en de ligging naast een burgerwoning is het niet de verwachting dat op de bouwlocatie beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet voorkomen.

Bij realisatie van de woning wordt verschillende beplanting aangebracht. Dit komt flora en fauna in het gebied ten goede.

In het plangebied kunnen broedvogels voorkomen. Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste broedvogels mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering in elk geval op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels.

Archeologie

Het gebied waarbinnen de bouwlocatie ligt kent een lage archeologische verwachtingswaarde. Verwacht mag worden dat archeologische waarden niet geschaad worden door de bouw van de woning.

Water

Ruimtelijke plannen worden in toenemende mate getoetst aan diverse waterstaatkundige aspecten, zoals waterafvoer en waterkwaliteit. In deze waterparagraaf wordt ingegaan op de toekomstige waterhuishouding in het gebied.

De bouw- en slooplocaties liggen niet in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.

Doordat per saldo een grotere oppervlakte aan gebouwen wordt gesloopt dan dat er wordt bijgebouwd kan gesteld worden dat de waterhuishoudkundige situatie niet verslechterd.

Het waterschap Regge en Dinkel is geinformeerd over het plan via de digitale watertoets. Voor het initiatief is de korte procedure van de watertoets toegepast. De bestemming en grootte hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

De procedure in kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.

Hoofdstuk 5 Het Plan

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag of de gewenste ingreep kan worden toegestaan en op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

5.2 Planologisch Afweging

Op het perceel aan de Witmoesdijk ongenummerd wordt een nieuwe woning gebouwd in het kader van het beleid “Rood voor Rood met gesloten beurs gemeente Wierden”. Hiervoor in de plaats wordt voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt aan de Schapendijk 6, alsmede aan de Reefsweg 8 in de gemeente Borne. In totaal wordt er 1063 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt.

Het verzoek valt onder de "oude" Rood voor Rood-regeling, toen nog niet expliciet was vastgelegd dat herbouw van de woning op de slooplocatie moest plaatsvinden. Herbouw aan de Schapendijk 6 is niet mogelijk vanwege de nabije ligging van twee intensieve veehouderijbedrijven.

De nieuwe woning aan de Witmoesdijk sluit aan op de bestaande structuur van afwisselend bebouwing en open terreinen. Agrarische bedrijven in de omgeving worden niet gehinderd door de bouw van deze woning. Waarden op de slooplocaties worden versterkt door de sloop van (landschapsontsierende) bebouwing. De totale oppervlakte aan bebouwing neemt af, waardoor infiltratiemogelijkheden worden versterkt. De nieuwe woning wordt landschappelijk zorgvuldig ingepast. Hiervoor is een inrichtingsschets gemaakt. De verwachting is dat waarden in de omgeving niet geschaad worden door het initiatief. Het initiatief wordt niet belemmerd door milieuhygiënische aspecten.

5.3 Economische Uitvoerbaarheid

Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als Afdeling 6.4 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal en het kunnen stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. In de wet is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat. Daarnaast kan de gemeente eisen stellen met betrekking tot de te ontwikkelen locatie, zoals kwaliteitseisen van het openbaar gebied of eisen met betrekking tot woningbouwcategorieën (particulier opdrachtgeverschap en sociale woningbouw).

De wet geeft in principe twee manieren voor gemeenten om de kosten te verhalen op grondeigenaren en locatie-eisen te stellen:

  1. 1. Via een privaatrechtelijke overeenkomst met een grondeigenaar op vrijwillige basis. In deze overeenkomst kunnen beide partijen over alle mogelijke onderwerpen afspraken met elkaar maken.
  2. 2. Wanneer het niet lukt om er met de grondeigenaar via een privaatrechtelijke overeenkomst uit te komen, dan moet de gemeente een exploitatieplan opstellen. In het exploitatieplan legt de gemeente het verhalen van kosten bindend op aan de grondeigenaar.

Het exploitatieplan moet tegelijkertijd worden vastgesteld en bekendgemaakt met het bestemmingsplan. Als het kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen via een privaatrechtelijke overeenkomst is geregeld, dan moet de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan expliciet het besluit nemen geen exploitatieplan vast te zullen stellen.

Bij de realisatie van dit bestemmingsplan is het kostenverhaal en het stellen van locatieeisen geregeld door middel van het sluiten van een overeenkomst met de betrokken grondeigena(a)r(en). Er wordt dan ook geen exploitatieplan vastgesteld. De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee gewaarborgd.

5.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

"Op grond van artikel 3.8, lid 1 heeft het ontwerp-bestemmingsplan vanaf 1 april 2010 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen.

Tijdens deze periode is er een zienswijze ingediend door de heer J.P.A. Lubbers, Witmoesdijk 16, 7468 PT te Enter. In de "Notitie behandeling zienswijze ontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Witmoesdijk ong./ Schapendijk 6" staat de beantwoording van de zienswijze."

augustis 2010.