KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bos
Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 De Bij Het Bestemmingsplan Behorende Stukken
1.4 Huidige Planologische Regiem
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Landschappelijke Structuur Omgeving
2.2 Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Trends & Ontwikkelingen
3.2 Bedrijfsplan
3.3 Planfilosofie Bungalowpark Hoge Hexel
3.4 Planopzet
3.5 Ruimtelijk Kwaliteit
3.6 Verkeer & Parkeren
Hoofdstuk 4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Geluid (Wet Geluidhinder)
5.2 Bodemkwaliteit
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.6 Geurhinder
5.7 Ecologie
5.8 Archeologie En Cultuurhistorie
5.9 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 6 Wateraspecten
6.1 Beleidskader
6.2 Waterparagraaf
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording
7.1 Inleiding
7.2 Opzet Van De Regels
7.3 Verantwoording Van De Regels
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Vooroverleg En Inspraak
9.1 Vooroverleg
9.2 Inspraak
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 1 Advies Ervenconsulent
Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan
Bijlage 3 Onderbouwing Artikel 2.13.6 Van De Omgevingsverordening Overijssel
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Aan De Oude Zwolseweg 7 Te Hoge Hexel
Bijlage 5 Herbemonstering Grondwater
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Aan De Bruine Hoopsweg Ong. Te Hoge Hexel
Bijlage 7 Actualiserend Grondwateronderzoek
Bijlage 8 Onderzoek Gebiedsgerichte Grondwaterbescherming (Stap-vooruit)
Bijlage 9 Toets Natuurwaarden
Bijlage 10 Stikstofdepositieberekening
Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 12 Aanmeldnotitie Besluit Milieueffectrapportage
Bijlage 13 Watertoets

Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel

Bestemmingsplan - gemeente Wierden

Vastgesteld op 03-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel' met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01 van de gemeente Wierden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of Afbeelding, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afvalcontainer

container voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (d.w.z. afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen);

1.6 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.10 bestaande bungalowpark:

het ten tijde van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan bestaande en als zodanig bestemde bungalowpark 'Hoge Hexel', gevestigd aan de Bruine Hoopsweg 6 te Hoge Hexel;

1.11 bestaande recreatiewoningen:

de ten tijde van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan als zodanig op het bestaande bungalowpark aanwezige recreatiewoningen;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 calamiteitenontsluiting

ontsluiting voor nood- en hulpdiensten (o.a. ambulances en brandweerwagens);

1.21 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;

1.22 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geurgevoelig object:

een geurgevoelig object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

1.26 groepswoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten, veelal in groepen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.27 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.28 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.29 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.30 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.31 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.32 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.33 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.34 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.35 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.36 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan twee wanden;

1.37 paardenbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining.

1.38 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  1. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  1. c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

1.39 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.40 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.41 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.42 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 uitloogbare materialen:

zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen;

1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, (ondergrondse) voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen.

1.45 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen

1.46 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  2. b. het hobbymatig houden van vee;
  3. c. infrastructurele voorzieningen, niet zijnde een calamiteitenontsluiting, zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen
  5. e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;

alsmede:

  1. f. een calamiteitenontsluiting met bijbehorende voorzieningen zoals een slagboom;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. landschappelijke inpassing;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  3. c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 2,50 m.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Daar waar de tot 'Bos' bestemde gronden tevens bestemd zijn voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gelden de volgende aanvullende regels:

  1. a. de hoogte van de beplanting mag maximaal 5 m bedragen waarbij de diameter, gemeten op 1,3 m boven maaiveld, niet groter mag zijn dan 30 cm;
  2. b. de beplanting wordt als hakhout beheerd en moet regelmatig worden gedund;
  3. c. de hoogspanningsverbinding moet bereikbaar blijven voor de leidingbeheerder.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie met de daarbij behorende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  2. c. wegen en paden;
  3. d. parkeervoorzieningen, waarbij tevens parkeervoorzieningen ten behoeve van recreatiewoningen worden toegestaan;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. landschappelijke inpassing;
  6. g. sport- en speelvoorzieningen;
  7. h. waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. terreinen voor recreatiewoningen en groepswoningen;
  2. b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. sanitaire voorzieningen;
  4. d. daarbijbehorende centrale voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel en dienstverlenende bedrijven (één ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen) en horeca;

met daarbijbehorende:

  1. e. gebouwen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  3. g. wegen en paden;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. landschappelijke inpassing;
  7. k. sport- en speelvoorzieningen;
  8. l. afvalcontainers;
  9. m. waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op de tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de hoogspanningsverbinding, alsmede:

  1. a. (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbij behorende:

  1. b. leidingzone;
  2. c. veiligheidszone;
  3. d. gebouwen;
  4. e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  5. f. werken, geen bouwwerken zijnde.

7.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  2. b. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 milieuzone - geurzone

10.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  6. f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m²;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen).

11.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de bevoegdheid als bedoeld in lid 11.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  1. a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  2. b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  3. c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  4. d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  1. a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  2. b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  3. c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  4. d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel van de gemeente Wierden.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De griffier, De voorzitter,

……………… ………………

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Weelink Recreatie Ommen BV beheert en exploiteert het Bungalowpark Hoge Hexel in de gemeente Wierden. Het park is gelegen aan de Bruine Hoopsweg 6 tussen de kernen Wierden en Hoge Hexel. Het park heeft in de huidige omvang een capaciteit van circa 180 recreatiewoningen en een oppervlakte van circa 20 hectare. Op het park zijn verschillende typen bungalows voor de verhuur beschikbaar. De ligging van de bungalows varieert van in het bos verscholen tot wat meer open in het veld. De oudste bungalows zijn inmiddels ruim 30 jaar oud.

Het bungalowpark heeft al geruime tijd plannen om de kwaliteit van het recreatiepark te verhogen en een grotere variatie aan te brengen in het aanbod van recreatiewoningen. Hiertoe is een uitbreiding van het park en het aantal recreatiebungalows noodzakelijk. Daarnaast is de uitbreiding noodzakelijk om het bungalowpark nu en in de toekomst op een gezonde manier te kunnen blijven exploiteren voor recreatieve doeleinden. Concreet bestaat het voornemen om enkele aangrenzende percelen te ontwikkelen ten behoeve van het bungalowpark. Op deze percelen worden, in een ruime en groen vormgegeven opzet, in totaal 145 nieuwe moderne recreatiewoningen met luxe voorzieningen gerealiseerd.

Naast de voornoemde uitbreiding wordt tevens een aan het bungalowpark aansluitend perceel, gelegen tussen de Bruine Hoopsweg en het bungalowpark, ingericht als multifunctioneel terrein ten behoeve van sport, spel en natuur.

Omdat de uitbreiding van het bungalowpark en het inrichten van gronden ten behoeve van het bungalowpark niet in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. In dit bestemmingsplan zal worden aangetoond dat de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel in overeenstemming is met een 'goede ruimtelijke ordening'.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Bruine Hoopsweg te Hoge Hexel in de gemeente Wierden. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kernen Wierden en Hoge Hexel weergegeven. Afbeelding 1.2. geeft de ligging van het plangebied aan de Bruine Hoopsweg weer. In afbeelding 1.2 is tevens aangegeven waar de uitbreiding van het bungalowpark recreatiewoningen zal plaatsvinden en welk gebied zal worden ingericht als een multifunctioneel terrein. Opgemerkt wordt dat de weergegeven begrenzing indicatief is, op de verbeelding wordt de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven.

Het huidige bungalowpark maakt geen onderdeel uit van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied tussen de kernen Hoge Hexel en Wierden (Bron: ArcGIS)

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0002.png"

Afbeelding 1.2: Ligging van het plangebied aan de Bruine Hoopsweg (Bron: ArcGIS)

1.3 De Bij Het Bestemmingsplan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01) en een renvooi;
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het project zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch harde deel van het bestemmingsplan.

1.4 Huidige Planologische Regiem

Het plangebied is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' van de gemeente Wierden. Dit bestemmingsplan is op 12 januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Wierden. Op basis van dit bestemmingsplan hebben de gronden in het plangebied de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Bos'. Daarnaast is het plangebied voorzien van de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied” en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.

De regels van de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden' en 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)' zijn tevens van toepassing.

In afbeelding 1.3 is een uitsnede van het geldend bestemmingsplan weergegeven. Het uitbreidingsgedeelte van het park wordt middels een rode stippellijn globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0003.png"

Afbeelding 1.3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (Bron: Gemeente Wierden)

Gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf (zonder bouwmogelijkheden). Daarnaast zijn deze gronden bedoeld voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik. Op deze gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de agrarische bestemming worden opgericht.

De gronden met de bestemming 'Bos, een bestaande (toegangs)weg bevindt zich deels binnen deze bestemming, zijn onder andere bedoeld voor bos en/of dichte beplantingsstroken, infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden.

De gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' heeft geen directe raakvlakken met de voorgenomen ontwikkeling of het gebruik van de gronden. De gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', de aanduiding is herzien als gevolg van het 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden', is bedoeld voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding.

De uitbreiding van het bungalowpark met recreatiewoningen en het inrichten van een terrein ten behoeve van sport, spel en natuur is niet in overeenstemming met de ter plekke geldende bestemmingen waardoor een bestemmingsplanherziening vereist is.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie gegeven. Er wordt ingegaan op de landschappelijke structuur in de omgeving van het plangebied en op de huidige situatie van het plangebied.

Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving.

In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Wierden beschreven.

In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieuthema's de revue.

Hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten.

In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 9 gaat in op het vooroverleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

In dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk gaat zowel in op de landschappelijke structuur van de omgeving van het plangebied als op de huidige situatie van het plangebied.

2.1 Landschappelijke Structuur Omgeving

Hoge Hexel ligt in een zandgebied met kleine hoogteverschillen. Het in cultuur genomen zandgebied is nu herkenbaar als essenlandschap en jong heide- en broekontginningslandschap. Het plangebied ligt in het relatief jonge ontginningslandschap en wordt gekenmerkt door lineaire structuren zoals lanen, bosstroken, waterlopen en ontginningslinten. De verkaveling heeft een grote ruimte maat en de gronden zijn veelal in gebruik als akker en weiland. Daarnaast zijn er kenmerkende blokvormige bospercelen en lange zichtlijnen over de akkers en weilanden. Indien de historische kaarten uit afbeelding 2.1 worden vergeleken met de luchtfoto uit afbeelding 2.2 valt op dat de lineaire structuren nog steeds herkenbaar is in het wegenpatroon. De bospercelen zijn blokvormig en driehoekig. In de huidige situatie zijn er wel meer bospercelen aanwezig en is het gebied verder verkaveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0004.png"

Afbeelding 2.1: Historisch topografische kaarten ± 1900 (links) en ± 1950 (rechts) (Bron: Gemeente Wierden)

Zoals uit de historische kaart van 1900 blijkt was er rond die tijd sprake van heidegronden, het bungalowpark zelf bestond nog niet. Uit de historische kaart van 1950 blijkt dat veel heidegronden zijn ontgonnen ten behoeve van de landbouw. De eerste contouren van het bungalowpark zijn rond die tijd echter ook al zichtbaar.

2.2 Het Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Bruine Hoopsweg in Hoge Hexel. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich als een afwisselend landschap met verschillende functies als landbouw, bos en recreatie. Het gebied heeft, door zijn kleinschalige gevarieerde landschap, de aanwezigheid van het natuurgebied Wierdense Veld, de diverse buurtschappen en de ligging nabij de verzorgingskern Wierden een grote recreatieve aantrekkingskracht. De luchtfoto in afbeelding 2.2 geeft een beeld van de gevarieerde opbouw van het landschap. Middels een rode stippellijn wordt het uitbreidingsgedeelte globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0005.png"

Afbeelding 2.1: Luchtfoto omgeving plangebied (Bron: Provincie Overijssel)

In de luchtfoto in afbeelding 2.2 is ingezoomd op het plangebied. Middels een rode stippellijn wordt het uitbreidingsgedeelte globaal weergegeven. Duidelijk waarneembaar is het bestaande bungalowpark Hoge Hexel. De uitbreiding van het park met 145 nieuwe recreatiewoningen vindt plaats aan de noordwestzijde van het bestaande park, op gronden die momenteel agrarisch in gebruik zijn. Het perceel dat wordt ingericht als multifunctioneel terrein voor onder meer natuur, sport en spel is nu in gebruik als (speel)weide.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0006.png"

Afbeelding 2.2: Luchtfoto uitbreidingslocatie en bestaande bungalowpark Hoge Hexel (Bron: Provincie Overijssel)

Het bungalowpark is gelegen in een landschappelijke omgeving en het voornemen is om het landschappelijke aspect ook terug te laten komen bij de uitbreiding van het park. Niet waarneembaar op de luchtfoto is een 380 kiloVolt(kV) hoogspanningsverbinding. De bij deze hoogspanningsverbinding behorende beschermingszone valt over een klein deel van het plangebied bedoeld voor de uitbreiding van het bungalowpark. Bij de uitvoering van het plan wordt met deze zone rekening gehouden door hier een groenstrook aan te leggen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

In hoofdstuk 2 is al ingegaan op de landschappelijke structuur van Wierden en de kenmerken van het plangebied zelf. In dit hoofdstuk wordt op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling zelf ingegaan. Alvorens in te gaan op de nieuwe ontwikkeling worden eerst de trends & ontwikkelingen in de verblijfsrecreatieve sector beschreven en wordt kort ingegaan op de voor de beoogde uitbreiding opgestelde bedrijfsplan.

3.1 Trends & Ontwikkelingen

3.1.1 Algemeen

Om goed in te kunnen spelen op de wens van de consument en voor een goede bezetting is meer nodig dan enkel de standaard bungalow. Parken met een herkenbaar en aanstekend profiel doen het beter dan 'gewone' bungalowparken en huisjes met toegevoegde waarde (qua bouwstijl, materiaalkeuze, inrichting, voorzieningenniveau of thematiek) scoren hoger dan standaardwoningen die op elk bungalowpark worden aangetroffen. Uit een onderzoek van Van der Reest Advies voor een bungalowpark in Drenthe blijkt dat 'bungalows met iets extra's' (bijvoorbeeld 'wellnessbungalows') 10-15% beter bezet zijn dan dezelfde bungalows in de standaardcategorie op hetzelfde park.

Hoewel het onderzoek in opdracht van een bungalowpark in Drenthe is uitgevoerd, is het onderzoek niet specifiek gericht op de Drentse bungalowparken. De bezoekers van bungalowparken in Drenthe komen immers, net als in Twente en de overige delen van Nederland, uit het hele land. Derhalve zijn de resultaten van dit onderzoek, waarbij is gekeken welk type bungalow de hoogste bezettingsgraad genereert, van toepassing op bungalowparken in heel Nederland.

Op de verschillende trends & ontwikkelingen die onderscheiden worden wordt hierna op ingegaan.

3.1.2 Meer roep om rust, natuur en ruimte

De roep om rust, ruimte en natuur groeit bij de Nederlandse toerist. De recreant heeft steeds meer de behoefte om zich af te wenden van de hectiek en meer de rust, ruimte en natuur (inclusief landschap) op te zoeken. Dit uit zich in een versterkte wens naar een vakantie of uitstapje in een landelijke en natuurlijke omgeving.

De groeiende behoefte aan rust en ruimte biedt kansen voor het beter benutten van het aanbod verblijfstoerisme in en rondom Wierden. De landschappelijke kenmerken van de omgeving bieden goede uitgangsmogelijkheden voor toeristen om tijdens hun vakantie van de rust, ruimte en groene omgeving te genieten. (Bron: Kenniscentrum Recreatie)

3.1.3 Aandacht voor wellness en gezondheid

Ruim 12 procent van de Nederlandse bevolking heeft matige of ernstige lichamelijke beperkingen. Door de vergrijzing zal dit percentage de komende jaren sterk toenemen. Aandacht voor gezondheid wordt daardoor steeds belangrijker. Ook de overheid stimuleert mensen om meer te bewegen in het groen in het kader van de gezondheid in samenwerking met maatschappelijke organisaties, sportorganisaties, zorgverzekeraars en terreinbeheerders. Daarbij komt dat vooral onder de 30- tot 59- jarigen een grote vraag bestaat naar wellnessvoorzieningen. Dit betekent dat de komende jaren wellness en gezondheid een belangrijkere rol gaan spelen in de vrijetijdsbesteding. Het gaat daarbij om een mengeling van persoonlijke verzorging, gezondheid, welzijn en ontspanning. Commercieel biedt dit kansen voor de verblijfsrecreatieve markt door verblijfsvoorzieningen te combineren met wellnessmogelijkheden. (Bron: Kenniscentrum Recreatie)

3.1.4 Aandacht voor authenticiteit en streekeigenheid

De toerist is steeds meer op zoek naar een unieke beleving. De authenticiteit van een streek als Twente kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Voor Twente betekent dit, dat de bezoeker bewust op zoek kan gaan naar iets Twents en dat het liefst ook herkent in de directe omgeving van het verblijf of zelfs in de verblijfsaccommodatie zelf.

3.1.5 Vraag naar kwaliteit en gedifferentieerd aanbod neemt toe

De verblijfstoerist bestaat niet; de ene toerist is de andere niet. Ook 'zappen' toeristen steeds meer tussen verschillende activiteiten. Er bestaan verschillende leefstijlen op basis waarvan toeristen zijn in te delen. Elke leefstijl heeft behoefte aan specifieke voorzieningen met verschillende kwaliteitsniveaus. Daarnaast stelt de recreant steeds hogere eisen aan zijn vrije tijd, deze moet zo optimaal mogelijk ingevuld worden. De vraag naar kwaliteit neemt daardoor toe. Een voorbeeld is de toenemende behoefte aan comfort en luxe onder de oudere doelgroepen en de zogenaamde 3-generatie vakanties: opa & oma en kinderen en kleinkinderen. Maar ook rust en eenvoud zijn een belangrijk onderdeel van kwaliteit. (Bron: Kenniscentrum Recreatie)

Een gedifferentieerd aanbod van verblijfsaccommodaties gericht op deze verschillende leefstijlen is voor de toekomst van de verblijfssector belangrijk. Dit betekent dat, naast het kunnen blijven bieden van een gedifferentieerd aanbod, kwaliteitsverbetering van de bestaande verblijfsvoorzieningen nodig is voor de toekomst van bungalowpark Hoge Hexel.

3.2 Bedrijfsplan

In verband met de beoogde uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel, dit betrof ook een eis vanuit de gemeente Wierden, is een bedrijfsplan opgesteld door Van der Reest Advies. Dit bedrijfsplan is getoetst door de gemeente en akkoord bevonden. Hierna is de conclusie van het betreffende bedrijfsplan opgenomen:

  1. 1. De huidige consument is kritisch en stelt steeds hogere kwaliteitseisen aan het recreatieve product. Het huidige productaanbod van Hoge Hexel varieert van gedateerde tot moderne nieuwe bungalows. De centrumvoorzieningen zijn goed onderhouden maar beginnen achterop te raken, een kwaliteitsslag is nodig om ook in de toekomst het productaanbod aantrekkelijk te houden.
  2. 2. De afgelopen jaren is de landelijke bungalowmarkt door te grote toename van het aanbod en de stabiliserende vraag een verdringingsmarkt geworden. De concurrentie is dus groot. Vooral verouderd aanbod en aanbod op een slechte locatie hebben hier last van. Onderscheidende elementen worden voor een recreatiebedrijf daarom steeds belangrijker. De christelijke doelgroep geeft Hoge Hexel een onderscheidende identiteit. Het park ligt bovendien op een toeristisch aantrekkelijke locatie, die ook goed bereikbaar is.
    Het aanbod in de regio is over het algemeen kleinschalig en vaak gedateerd. De bungalows worden in veel gevallen niet door landelijke marktpartijen in de markt gezet. Hierdoor is de bezetting en prijsstelling van bungalows in Twente laag. De ontwikkeling van de hotelvakanties (+ 20% in 5 jaar tijd) laat echter zien dat de regio wel degelijk groeipotentie heeft. De beperking is echter het aanbod. Ontwikkelingen in Salland en Noordwest-Overijssel laten zien dat er in Overijssel markt is voor nieuw onderscheidend aanbod.
  3. 3. Beleving wordt een steeds belangrijker onderscheidend element in de recreatie. Recron heeft daarom een model ontwikkelt waarmee doelgroepen in kaart kunnen worden gebracht op basis van hun belevingswereld. Hierbij worden doelgroepen ingedeeld in kleuren. Uit onderzoek blijkt dat Overijssel het vooral moet hebben van de doelgroep Gezellig Lime (35%). Daarnaast komen ook de doelgroepen Ingetogen Aqua en Rustig Groen naar verhouding meer voor dan landelijk. Deze doelgroep loopt door alle lagen van de bevolking heen en is daarom ook sterk vertegenwoordigd binnen de christelijke doelgroep die Hoge Hexel in grote mate aantrekt. Deze Gezellig Lime doelgroep vindt een overdekt zwembad en veel speelvoorzieningen van groot belang. In de regio is het aanbod van parken met centrale voorzieningen die deze doelgroep aanspreekt klein. Voor Hoge Hexel liggen hier kansen. Het park moet inzetten op een flinke uitbreiding en verbetering van de huidige centrumvoorzieningen (overdekt zwemmen en spelen) om deze grote doelgroep te kunnen blijven bedienen. Dit betekent wel dat in de nabije toekomst geïnvesteerd moet worden in een uitbreiding van de zwem- en speelvoorzieningen op het park.
  4. 4. Het park beschikt over 150 bungalows (totale capaciteit van het park is 180 recreatiewoningen) waarvan er circa 70 worden verhuurd. Gemiddeld worden deze bungalows meer dan 20 weken per jaar verhuurd. Daarmee scoort het park boven het gemiddelde dat in de regio wordt gehaald. Ondanks dat blijkt uit de historische cijfers van het park dat de exploitatielasten van de centrumvoorzieningen zo zwaar op de exploitatie drukken dat deze niet meer winstgevend is. Om de noodzakelijke kwaliteitsverbetering te realiseren is daarom een uitbreiding van het aantal bungalows nodig.
  5. 5. Ingeschat wordt dat een modern aanbod met goede centrale voorzieningen dat aansluit bij de wensen van de doelgroep een grote kans van slagen heeft en ook een betere bezetting en prijsstelling kan realiseren. Marktbewerking door een professionele partij is hierbij een voorwaarde.
  6. 6. Uit de concurrentieanalyse blijkt dat in Twente relatief weinig aanbod is van grote bungalows voor 8 personen of meer. Bij de nieuwe ontwikkeling wordt daarom ingezet op uitbreiding een flink aantal van deze bungalow neergezet. Dit past ook goed bij de christelijke doelgroep die over het algemeen een grotere gezinsgrootte heeft.
  7. 7. Het concept voor de uitbreiding bestaat uit de realisatie van recreatiebungalows die vervolgens verkocht worden aan derden. Onderzoek wijst uit dat de kopersgroep van recreatiewoningen voor het grootste deel bestaat uit kopers die de bungalows zowel voor verhuur als ook voor (beperkt) eigen gebruik aanschaffen.
  8. 8. De doorrekening van de financiële haalbaarheid laat zien dat na een aanloopfase de exploitatie van het uitgebreide park sterk verbeterd. Het bedrijfsresultaat komt op een normaal niveau en ook de cashflow bevindt zich op een normaal niveau. Hierdoor is het mogelijk om voldoende vermogen op te bouwen om in het park te blijven investeren.
  9. 9. Op basis van de uitgangspunten en berekeningen komen we tot de slotconclusie dat Hoge Hexel met de uitbreiding van het aantal bungalows en de noodzakelijke investeringen in de kwaliteitsverbetering van de centrumvoorzieningen de exploitatie dusdanig weet te versterken dat een gezonde exploitatie ontstaat die toekomstperspectief biedt.

Van der Reest Advies beoordeelt de uitbreiding van Hoge Hexel dan ook als een haalbaar project.

3.3 Planfilosofie Bungalowpark Hoge Hexel

Het huidige Bungalowpark Hoge Hexel heeft een capaciteit van 180 recreatiebungalows. De oudste woningen zijn nu ruim 30 jaar oud. De jongste dateren van dit jaar. Het park biedt van oudsher een breed palet aan voorzieningen. Daarbij komt dat het bungalowpark een publiek ontvangt dat vooral voor de omgeving komt en graag buiten het park vertoeft om te fietsen en wandelen.

Zoals ook blijkt uit de voorgaande paragraaf wijzen signalen in consumentengedrag en op andere terreinen van de vakantiemarkt, op een mogelijk einde van het traditionele bungalowpark. Het is zaak dat bungalowpark Hoge Hexel zijn doelgroep verder afbakent en zich sterker onderscheidt. De moderne gast wil ruime keuzemogelijkheden hebben, op het park en erbuiten. Men heeft behoefte aan het comfort, gemak en de luxe van thuis gecombineerd met zaken die men thuis niet heeft. Het doorsnee bungalowpark, opgezet als woonwijk met een centrale voorzieningen, loopt op haar einde. Steeds vaker wordt door de consument gekozen op basis van andere accenten. Deze zijn dan vooral ingebouwd in het eigen luxe onderkomen. Men zal zich meer en meer willen kunnen afzonderen en zelf een plek en een moment willen kiezen, op het gebied van uitgaan, ontspanning, inspanning en lichaamsverzorging.

Dit vraagt om een andere opzet van het bungalowpark en om nieuwe kwaliteitsimpulsen. De inrichting en uitstraling van de bungalows alsmede de plaatsing van de bungalows ten opzichte van elkaar en in het plangebied, bepalen in belangrijke mate het succes. Het nieuwe aanbod moet een toevoeging vormen ten opzichte van het bestaande aanbod. Dit nieuwe aanbod moet bovendien voldoende schaal en slagkracht hebben om dit effect te bewerkstelligen. Door het vergroten van de differentiatie in de voorzieningen en het type woningen ontstaat een positieve marktontwikkeling omdat nieuwe doelgroepen worden aangetrokken. Daarbij komt dat in de naaste toekomst een upgrading nodig is van de centrale voorzieningen. Voor een gezonde exploitatie en het in stand houden van deze voorzieningen is een zekere schaalgrootte in aantal eenheden noodzakelijk. Met de uitbreiding van het aantal recreatiewoningen wordt daarin voorzien.

3.4 Planopzet

Uitgegaan wordt van een uitbreiding van het park met in totaal 145 nieuwe moderne recreatiewoningen met luxe voorzieningen op een terrein van circa 14 hectare. Dit betekent dat de uitbreiding van het bungalowpark ruim van opzet is. Voor de recreatiewoningen wordt over het algemeen een kavelgrootte van 450 á 500 m² gehanteerd. Deze ruime opzet biedt de mogelijkheid om de recreatiebungalows op voldoende afstand van elkaar te plaatsen om zo enige privacy te garanderen. De woningen staan daarentegen niet zo ver uiteen om ‘er niet meer bij te horen’ (sociale aspect).

De recreatiebungalows variëren van grootte en omvang. De kleinste bungalows zijn geschikt voor maximaal 6 personen. De grootste bungalows zijn geschikt voor maximaal 10 personen. Door enkele recreatiewoningen aaneen te bouwen kan daarnaast flexibel worden omgesprongen met de beschikbare capaciteit en kunnen ook bungalows worden aangeboden die geschikt zijn voor meer dan 10 personen.

Door de ligging van de uitbreidingslocatie naast het huidige bungalowpark en direct bij de centrale toegangsweg ontstaat bovendien een relatief korte afstand tot de centrumvoorzieningen en de hoofdtoegang van het park. Daarnaast biedt de ruime opzet mogelijkheden om veel kwaliteit aan te brengen in de ‘openbare’ ruimte van het park.

In afbeelding 3.1 en afbeelding 3.2 zijn enkele referentiebeelden opgenomen die een beeld geven van de uitstraling die met de uitbreiding van het park wordt nagestreefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0007.png"

Afbeelding 3.1: Referentiebeelden uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel (Bron: 't Sikkeler Ruurlo)

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0008.png"

Afbeelding 3.2: Referentiebeelden uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel (Bron: 't Sikkeler Ruurlo)

Om de recreant optimaal te kunnen bedienen is het wenselijk een multifunctioneel terrein in te richten tussen de Bruine Hoopsweg en het bungalowpark. Op dit multifunctionele terrein kan de recreant activiteiten op het gebied van sport en spel uitoefenen. Door middel van een stevige groensingel wordt voorzien in voldoende afscherming ten opzichte van de woningen aan de overzijde van de weg.

Bedrijfswoning

Op basis van het geldend bestemmingsplan mogen op het huidige park twee bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' worden gerealiseerd. In beide gevallen is ter plaatse van de aanduidingen een woning aanwezig. Uitsluitend de woning aan de zuidoostzijde van het park, ter plaatse van de betreffende aanduiding, is echter in gebruik als bedrijfswoning. De andere woning, gelegen nabij de centrumvoorzieningen, is in gebruik als recreatiewoning.

Vanuit het oogpunt van beheer en toezicht is het wenselijk om ook op het nieuwe parkgedeelte een bedrijfswoning te realiseren. Door op het uitbreidingsgedeelte een nieuwe bedrijfswoning te realiseren ontstaat tevens een goede spreiding van de bedrijfswoningen (beheer en toezicht). Omdat een toename van het aantal toegestane bedrijfswoningen op het park niet wenselijk wordt geacht, wordt middels dit bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' ter plaatse van de voornoemde recreatiewoning verwijderd. In de regels van dit plan wordt geregeld dat binnen het bestemmingsvlak 'Recreatie -Verblijfsrecreatie', dit bestemmingsvlak omvat het uitbreidingsgedeelte en het perceel van de hiervoor genoemde recreatiewoning, maximaal 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd. Door deze wijze van regelen wordt de mogelijkheid geboden om op het uitbreidingsgedeelte een nieuwe bedrijfswoning te realiseren terwijl het aantal toegestane bedrijfswoningen (2) op het gehele park niet toeneemt.

Qua aantal te bouwen recreatiewoningen betekent dit dat in de regels van dit plan is geregeld dat in totaal 146 recreatiewoningen zijn toegestaan. Dit betreffen de 145 nieuw te bouwen recreatiewoningen en de bestaande recreatiewoning die nu nog is aangeduid als 'bedrijfswoning'. Omdat bij deze bestaande recreatiewoning sprake is van een bestaand object die gerekend wordt tot het bestaande park en ook als zodanig wordt verhuurd, is deze woning niet meegenomen in het bedrijfsplan en de daarin opgenomen exploitatieopzet. Ook wordt om deze reden in het vervolg van deze toelichting niet (m.u.v. paragraaf 7.3) hier niet nader op ingegaan.

Ontwikkelfasen

De uitbreiding van het bungalowpark met de recreatiebungalows zal in verschillende fasen gaan plaatsvinden. In eerst instantie is gekozen voor 5 ontwikkelfasen waarbij om de 2 jaar een nieuw deel van het park tot ontwikkeling wordt gebracht. In afbeelding 3.3 wordt globaal inzichtelijk gemaakt op welke wijze het park tot ontwikkeling gaat komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0009.png"

Afbeelding 3.3: Ontwikkelfasen uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel

Ten aanzien van de in afbeelding 3.3 geschetste ontwikkelfasen wordt opgemerkt dat indien de markt het toelaat of vraagt, het park sneller tot ontwikkeling wordt gebracht. Uitgangspunt voor de ontwikkeling blijft echter ten allen tijde dat eerst aansluitend op het bestaande park wordt ontwikkeld en pas daarna op de gronden richting het Janninksbos.

3.5 Ruimtelijk Kwaliteit

3.5.1 Landschappelijk inpassingsplan

De ervenconsulent van het Oversticht is gevraagd om advies uit te brengen inzake de uitbreidingsplannen van bungalowpark Hoge Hexel. Het uitgebrachte advies van de ervenconsulent heeft geleidt tot een uitgewerkt Ruimtelijk Kwaliteitsplan dat voorziet in een goede landschappelijke inpassing van het park in de omgeving. Het advies is van de ervenconsulent van het Oversticht is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting en het Ruimtelijk Kwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. Een uitsnede van het landschappelijk inpassingsplan is weergegeven in afbeelding 3.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0010.png"

Afbeelding 3.4: Landschappelijk inpassingsplan bungalowpark Hoge Hexel (Bron: Gemeente Wierden)

Zoals blijkt uit afbeelding 3.4 de randen groen aangeplant. De groene randen die evenwijdig met de (calamiteiten)ontsluiting lopen zijn circa 6 meter breed. De breedte van de overige randen bedraagt in elk geval 10 meter. De noordelijke rand wordt breder uitgevoerd, namelijk 20 meter breed. Onder andere in deze groene rand wordt een grondwal van circa 1 meter hoogte aangebracht. De beplanting in de randen is streekeigen en bestaat uit soorten als zomereik, ruwe berk, vuilboom, lijsterbes, sleedoorn, hazelaar en grauwe wilg.

Opgemerkt wordt dat het inpassingsplan ook een globaal inzicht biedt in de inrichting van de gronden op het park. Op welke wijze de gronden op het park exact ingericht gaan worden is echter aan initiatiefnemer. De beplantingsranden van het park dienen echter wel verplicht te worden aangelegd. Middels deze aanplant wordt het park immers landschappelijk ingepast in de omgeving.

Om te verzekeren dat deze inpassing ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd is in de regels van dit bestemmingsplan een zogenoemde voorwaardelijke verplichting opgenomen die ertoe strekt dat de beplantingsranden aangelegd en in stand gehouden dienen te worden. Op welke wijze de beplantingsranden vorm gaan krijgen is weergegeven in het beplantingsplan dat als bijlage is opgenomen bij de regels en is gekoppeld aan de voorwaardelijke verplichting.

3.5.2 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)

Zoals blijkt uit 4.3.4 dient conform het gemeentelijke beleid 'Beleidslijn toepassing kwaliteitsimpuls groeneomgeving' 100% van de meerwaarde die met de ontwikkeling wordt gegenereerd te worden geïnvesteerd in het kader van de KGO. Het voornemen is om dit bedrag, € 107.129,-, te investeren in de directe omgeving waarbij vooralsnog gedacht wordt aan de volgende onderdelen:

  • het inbrengen van een bepaald bedrag in het kader van Groene Blauwe Diensten (dit in nauw overleg met Landschap Overijssel);
  • de aanleg van een nieuw fiets- en wandelpad tussen de Dwarsdijk en de Schaddenbeltsweg;
  • het verlengen van de bestaande wandelroute 'Rondje Hoge Hexel';
  • het realiseren van een vogelkijkhut bij het aan het Janninksbos aangrenzende heideterrein;
  • het plegen van investeringen in het Janninksbos.

Een investering in het kader van de KGO betreft de aankoop van gronden en de aanplant van nieuwe natuur. Initiatiefnemer, gemeente en Landschap Overijssel (eigenaar/ beheerder Janninksbos en andere gronden in de directe omgeving) zijn echter van mening dat de meerwaarde op een betere wijze geïnvesteerd kan worden. Een maatregel waarmee een absolute meerwaarde voor de omgeving gerealiseerd kan worden betreft het inbrengen van een bedrag in het kader van Groene Blauwe Diensten voor de aanleg en het onderhoud van landschapselementen (houtwallen, singels, wandelpaden). Dit omdat het ingebrachte bedrag, kort samengevat, verhoogd wordt als gevolg van subsidies. Wordt bijvoorbeeld een bedrag ingebracht van circa € 50.000,- dan wordt dit bedrag als gevolg van subsidies verhoogd tot circa € 200.000,-. Het voornemen is om het bedrag dat wordt ingebracht in het kader van Groene Blauwe Diensten te investeren in de omgeving van Hoge Hexel.

In overleg met de gemeente, Landschap Overijssel (eigenaar/beheerder Janninksbos) en andere partijen worden de hiervoor genoemde maatregelen nader uitgewerkt in een concreet plan.

Om te verzekeren dat de meerwaarde in het kader van de KGO ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. Via een concerngarantie wordt gewaarborgd dat de investering daadwerkelijk plaatsvindt. Op deze wijze is verzekerd dat de meerwaarde, het hiervoor genoemde bedrag, in het kader van de KGO ook daadwerkelijk geïnvesteerd wordt.

3.6 Verkeer & Parkeren

3.6.1 Algemeen

Bij het nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW. Het CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW staat voor Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek). Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.

Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. In de vermelde publicatie van het CROW worden parkeerkencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad.

Voor wat betreft de stedelijkheidsgraad kan ter zake van de gemeente Wierden worden uitgegaan van 'weinig stedelijk' (Bron: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Voor wat betreft de stedelijke zone kan, vanwege de ligging in het buitengebied, worden uitgegaan van de omgevingscategorie 'buitengebied'.

3.6.2 Verkeer

3.6.3 Parkeren

Uitgaande van een 'bungalowpark (huisjescomplex)' geldt een minimale parkeernorm van 2,0 en een maximale parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per bungalowpark. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd. In dit geval wordt daarom uitgegaan van het gemiddelde van 2,1 parkeerplaatsen per nieuwe bungalow.

Parkeernorm Aantal bungalows Totaal aantal benodigde parkeerplaatsen
2,1 parkeerplaatsen per bungalow 145 304,5

In totaal zijn er 304,5 parkeerplaatsen nodig. Het aantal benodigde parkeerplaatsen per recreatiebungalow is sterk afhankelijk van de capaciteit van de bungalow. Een bungalow die geschikt is voor 6 personen heeft over het algemeen een mindere parkeerbehoefte als een bungalow die geschikt is voor 10 personen. Door de ruime opzet van de kavels voor de recreatiewoningen, over het algemeen een kavelgrootte van 450 á 500 m², is er in elk geval voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij de woningen.

Naast parkeren ten behoeve van de recreanten wordt de centrale parkeerplaats nabij de bestaande in- en uitrit uitgebreid. Bezoekers (familie, vrienden etc.) die geen huisje huren op het park maar op bezoek komen bij recreanten die een huisje huren, moeten parkeren op de centrale parkeerplaats. Op deze wijze worden onnodige verkeersbewegingen op het nieuwe parkgedeelte voorkomen.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.

4.1.3 Conclusie toetsing aan het rijksbeleid

De SVIR laat zich niet specifiek uit over de in dit plan besloten ontwikkeling. Ook is geen sprake van strijd met nationale belangen zoals genoemd in het Barro. Aanvullend hierop wordt opgemerkt dat deze uitbreiding geen invloed heeft op het functioneren van de hoogspanningsverbinding.

Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.

4.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.

4.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2013 in werking getreden.

4.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.

Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

Eén van de provinciale belangen die verankerd is in de Omgevingsverordening Overijssel is de bescherming van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening. Daarom worden de bestaande en toekomstige drinkwatervoorzieningen (ook) via de ruimtelijke ordening beschermd. Voor het ruimtelijke ordeningsbeleid is het uitgangspunt dat het risico op verontreiniging van het grondwater binnen grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden wordt tegengegaan.

Naast de bescherming via ruimtelijke ordening wordt de bescherming van onder andere grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening ook afzonderlijk geregeld in de Omgevingverordening Overijssel. Voor deze gebieden geldt namelijk dat er op allerlei activiteiten die risico’s opleveren voor de kwaliteit van het grondwater, milieuregels van toepassing zijn. Voor grote en grootschalige activiteiten is een ontheffing nodig.

4.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. generieke beleidskeuzes;
  2. 2. ontwikkelingsperspectieven;
  3. 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

4.2.4 Toetsing van het initiatief aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Indien het concrete initiatief, de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel, wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

4.2.5 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

4.2.6 Conclusie toetsing aan het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Nota verblijfsrecreatie in het landelijk gebied

4.3.2 Structuurvisie Wierden

4.3.3 Landschapsontwikkelingsplan gemeente Wierden

4.3.4 Beleidslijn toepassing kwaliteitsimpuls groene omgeving

4.3.5 Conclusie toetsing aan gemeentelijk beleid

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten zoals verwoord in de in deze paragraaf behandelde beleidsdocumenten.

Hoofdstuk 5 Milieu- En Omgevingsaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema's geluid, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, geurhinder, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en het Besluit milieueffectrapportage.

5.1 Geluid (Wet Geluidhinder)

5.1.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

5.1.2 Situatie plangebied

In het kader van de Wgh worden recreatiewoningen niet aangemerkt als geluidsgevoelige objecten. Zo wordt op basis van jurisprudentie ten aanzien van vakantie-/recreatiewoningen het volgende gesteld; 'Vakantiewoningen die naar hun aard niet bestemd zijn voor bewoning in de zin van de Wet geluidhinder doch voor recreatief verblijf hoeven niet bij de besluitvorming te worden betrokken'. (Bron: ABRvS 30 mei 2000, nr. 199901166/1, Geluid, september 2000)

Overigens zal, indien sprake zou zijn van geluidsgevoelige objecten, ruimschoots voldaan kunnen worden aan de voorkeursgrenswaarde. De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich op ruime afstand van de weg. Daarnaast is sprake van een relatief beperkte verkeersintensiteit.

Hoewel ook geen sprake is van een nieuwe geluidsbron als bedoeld in de Wgh, genereert het plan wel extra verkeer. De Bruine Hoopsweg is echter een rustige weg. Het geluidniveau is daardoor niet continu; het betreft telkens het geluid van één of enkele auto’s. Omdat het steeds om enkele auto’s gaat zal het extra verkeer ervaren worden als het drukker worden van de weg, niet als een hoger geluidniveau op zichzelf. De verwachting is daarom dat de toename van het geluid geen significante extra hinder oplevert.

5.1.3 Conclusie

De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.2 Bodemkwaliteit

5.2.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, zijn diverse bodemonderzoeken verricht.

5.2.2 Situatie plangebied

In verband met de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel heeft Mos Grondmechanica B.V. uit Rhoon in het plangebied diverse onderzoeken uitgevoerd, te weten:

  • verkennend bodemonderzoek aan de Oude Zwolseweg 7 te Hoge Hexel (opgenomen in Bijlage 4);
  • herbemonstering grondwater (opgenomen in Bijlage 5);
  • verkennend bodemonderzoek aan de Bruine Hoopsweg ong. te Hoge Hexel (opgenomen in Bijlage 6);
  • actualiserend grondwateronderzoek (opgenomen in Bijlage 7).

In afbeelding 5.1 wordt weergegeven op welke locatie welk onderzoek is verricht. De herbemonstering grondwater heeft plaatsgevonden doordat in een tweetal peilbuizen uit het onderzoek 'Verkennend bodemonderzoek aan de Oude Zwolseweg 7 te Hoge Hexel' enkele (matig) verhoogde gehalten zijn aangetroffen. Het onderzoek 'Actualiserend grondwateronderzoek' heeft betrekking gehad op het rood weergegeven terrein in afbeelding 5.1, het terrein waar de verhoogde gehalten in het grondwater zijn aangetroffen.

De locatie van deze peilbuizen wordt niet weergegeven in afbeelding 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0018.png"

Afbeelding 5.1: Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken plangebied

Ter plaatse van het perceel dat wordt ingericht als multifunctioneel terrein ten behoeve van sport, spel en natuur is geen bodemonderzoek verricht. Hier worden immers geen nieuwe bouwwerken ten behoeve van (recreatief) verblijf opgericht.

Hierna zijn de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken -samengevat- weergegeven. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de betreffende onderzoeksrapportages.

5.2.3 Conclusie

Gezien de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Algemeen

Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:

  • Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
  • Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen).

5.3.2 Situatie plangebied

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in samenwerking met het Kenniscentrum InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld voor ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit als gevolg van een toename in het aantal verkeersbewegingen. Met deze rekentool kan worden berekend of een plan (niet) in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

Zoals blijkt uit 3.6.2 heeft de ontwikkeling een toename van maximaal 406 verkeersbewegingen per etmaal tot gevolg. Deze verkeersbewegingen bestaan uitsluitend uit lichte motorvoertuigen. In de onderstaande tabel wordt inzichtelijk gemaakt wat deze toename betekent voor de luchtkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0020.png"

Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, is de bijdragen aan NO2 en PM10 ruimschoots minder dan de grenswaarde van 3%. De bijdrage van het extra verkeer is daarom als 'niet in betekenende mate' aan te merken.

Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het projectgebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.

Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.

5.3.3 Conclusie

Het project is aan te merken als een project welke 'niet in betekenende mate bijdraagt' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.4 Externe Veiligheid

5.4.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen en moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi);
  • de Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo 1999);
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is het tot een minimum beperken van risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.

5.4.2 Situatie plangebied

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het projectgebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende Afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0021.png"

Afbeelding 5.2: Uitsnede Risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen dan wel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

5.4.3 Conclusie

Het project is in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

5.5 Bedrijven En Milieuzonering

5.5.1 Algemeen

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoewel de richtafstanden in 'Bedrijven en milieuzonering' indicatief zijn, worden deze afstanden wel als harde eis gezien door de Raad van State bij de beoordeling of bedrijven op een passende afstand van woningen worden gesitueerd.

5.5.2 Gebiedstypen

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.

Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

Het gebied waarin het plangebied is gelegen in het buitengebied en derhalve aan te merken met het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

5.5.3 Situatie plangebied

5.5.4 Conclusie

Gezien het vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.

5.6 Geurhinder

5.6.1 Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.

De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.

Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.

Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:

  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.

Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.

5.6.2 Situatie plangebied

Er is diverse uiteenlopende jurisprudentie over de vraag of verblijfsrecreatieve inrichtingen geurgevoelige objecten zijn. De definitie van een 'geurgevoelig object' luidt: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

Gezien de definitie, en ter bescherming van agrarische bedrijven, wordt er in dit geval van uitgegaan dat recreatiewoningen moeten worden aangemerkt als geurgevoelige objecten.

In dit kader zijn uitsluitend de agrarische bedrijven aan de Bruine Hoopsweg van belang. Het agrarisch bedrijf gevestigd aan de Oude Zwolseweg 7 is niet van invloed op de uitbreiding van het bungalowpark. Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' is het bouwvlak van dit bedrijf verkleind waardoor dit bedrijf geen belemmeringen meer oplevert voor de beoogde uitbreiding.

Beide bedrijven aan de Bruine Hoopsweg betreffen intensieve veehouderijen. De geurcontouren van de betreffende bedrijven worden inzichtelijk gemaakt in afbeelding 5.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01_0022.png"

Afbeelding 5.2: Geurcontouren agrarische bedrijven (Bron: Gemeente Wierden)

De geurcontour van het bedrijf aan de Bruine Hoopsweg 1 is in dit kader niet relevant omdat deze niet reikt tot aan de gronden waarop recreatiewoningen gerealiseerd mogen worden. Met de aankoop van de gronden is grotendeels rekening gehouden met de geurcontour van het agrarisch bedrijf aan de Bruin Hoopsweg 3. Daarnaast is daar waar de geurcontour reikt tot de gronden in het plangebied de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' opgenomen. In de regels is bepaald dat ter plaatse van deze zone geen geurgevoelige objecten mogen worden opgericht. Op deze wijze is voldoende rekening gehouden met het agrarisch bedrijf en leidt de uitbreiding van het bungalowpark niet tot een beperking van de bedrijfsvoering van dit bedrijf.

Andersom vormt het agrarisch bedrijf geen belemmering voor de uitbreiding van het bungalowpark.

5.6.3 Conclusie

Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.

5.7 Ecologie

5.7.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

In verband met de voorgenomen ontwikkeling heeft TAUW uit Deventer Toets natuurwaarden uitgevoerd. De conclusies voortkomend uit dit onderzoek zijn in deze paragraaf verwerkt. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 9 bij deze toelichting.

Eén van de onderdelen die samenhangt met de Toets natuurwaarden betreft een Stikstofdepositieberekening. In de Toets natuurwaarden wordt verwezen naar deze berekening. De betreffende berekening is als Bijlage 10 opgenomen bij deze toelichting.

5.7.2 Gebiedsbescherming

5.7.3 Soortenbescherming

5.7.4 Conclusie

Er is geen sprake van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, de EHS of beschermde flora en fauna als gevolg van de in dit plan begrepen ontwikkeling.

5.8 Archeologie En Cultuurhistorie

5.8.1 Archeologie

5.8.2 Cultuurhistorie

5.8.3 Conclusie

Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden waardoor het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan. Het aspect cultuurhistorie vormt eveneens geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.9 Besluit Milieueffectrapportage

5.9.1 Algemeen

De uitbreiding van het bungalowpark valt onder de noemer van vakantiedorp zoals opgenomen in categorie D10c van het Besluit m.e.r. Op grond van deze categorie geldt de m.e.r.-beoordelingsplicht voor besluiten die:

De aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten de stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen mogelijk maken in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 10 hectare of meer in gevoelig gebied.

Het bungalowpark alsmede de uitbreidingen daarvan liggen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwaterbeschermingsgebied waarin de uitbreiding van het bungalowpark ligt is in het Besluit m.e.r. gedefinieerd als gevoelig gebied. Aangezien de oppervlakte van de uitbreiding groter is dan 10 hectare geldt er voor de uitbreiding van het recreatiepark, gekoppeld aan het op te stellen bestemmingsplan, een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Dit betekent concreet dat op grond van de Wet milieubeheer moet worden beslist of voor dit project de procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.) moet worden doorlopen. Daartoe is door bureau TAUW uit Deventer een zogenoemde aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting.

Op basis van de aanmeldingsnotitie is het aan de gemeente in haar rol als bevoegd gezag om op grond van deze notitie te bepalen of er sprake is van een noodzaak tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER). Deze beoordeling vindt plaats op basis van het ‘nee, tenzij-principe’: het opstellen van een MER is in principe niet nodig, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen betrekking hebben op:

  1. a. De kenmerken van de activiteit;
  2. b. De plaats waar de activiteit plaatsvindt;
  3. c. De samenhang met andere activiteiten ter plaatse (cumulatie);
  4. d. De kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben

Hierna wordt aan de hand van de aanmeldnotitie ingegaan op de bovengenoemde onderdelen waarna wordt afgesloten met een conclusie. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar Bijlage 12.

5.9.2 Situatie plangebied

5.9.3 Conclusie

Gebleken is dat er geen sprake is van de bijzondere nadelige gevolgen die het opstellen van een MER noodzakelijk maken. De effecten zijn lokaal en beperkt. Om deze reden is het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Wateraspecten

6.1 Beleidskader

6.1.1 Europees- en rijksbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welke beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstroming, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) heeft tot doel om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd.

6.1.2 Provinciaal beleid

In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.

6.1.3 Waterschap Vechtstromen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Reest en Wieden, Vechtstromen (voorheen Velt en Vecht en Regge en Dinkel), Groot Salland en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.

Waterschap Vechtstromen heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010-2015. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele stroomgebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Het waterbeleid van het waterschap is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijker waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het streven naar een betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt (tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk tegengaan van diffuse verontreinigingen).

De twee belangrijkste onderdelen van het waterplan worden gevormd door:

  • het tekort aan waterberging in het landelijk gebied;
  • de inpassing van inrichtingsmaatregelen binnen de maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water.

6.2 Waterparagraaf

6.2.1 Algemeen

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

6.2.2 Grondwaterbescherming

6.2.3 Watertoetsproces

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Planverantwoording

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begrippen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkings- en aanduidingsregels); en
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

7.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  • Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

  • Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan:
  • Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • Afwijkingen van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels.

7.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  • Anti-dubbeltelregel (Artikel 8)

Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

  • Algemene gebruiksregels (Artikel 9)

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.

  • Algemene aanduidingsregels (Artikel 10)

In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven. In het voorliggende geval betreft het de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone'.

  • Algemene afwijkingsregels (Artikel 11)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.

  • Algemene procedureregels (Artikel 12)

In dit artikel worden de procedureregels voor het stellen van een nadere eis beschreven.

  • Overige regels ( Artikel 13)

In de regels wordt incidenteel verwezen naar wettelijke regelingen en daarin opgenomen artikelen. Dit artikel bepaald dat daar waar naar deze wettelijke regelingen wordt verwezen, deze gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

7.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.

7.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.

Agrarisch (Artikel 3)

De meest noordwestelijke uitloper die aansluit op de Bruine Hoopsweg is bestemd als 'Agrarisch'. Ter plaatse van deze gronden zijn geen verblijfsrecreatieve gepland, deze gronden zijn met name bedoeld om een calamiteitenontsluiting te realiseren voor de hulpdiensten. Voor het overige zijn deze gronden onder andere bedoeld voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, het hobbymatig houden van vee, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden.

Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan. Hierbij is bepaald dat overkappingen, kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest en teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.

Voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Dit omgevingsvergunningenstelsel voorkomt, dat door het uitvoeren van diverse activiteiten de gronden minder geschikt worden voor het beoogde gebruik of dat eventueel aanwezige waarden of de waterhuishoudkundige situatie onevenredig worden aangetast.

Bos (Artikel 4)

Zoals in paragraaf 3.5 reeds beschreven worden de meeste randen van het bungalowpark voorzien van een stevige groensingel. In overleg met de gemeente Wierden is tevens bepaald dat onder de beschermingszone voor de hoogspanningsverbinding een groenstrook van 10 meter komt te liggen. Deze groenstroken zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Bos'. De bestemming is onder andere bedoeld voor bos en/of dichte beplantingsstroken, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden.

Ook binnen deze bestemming worden geen gebouwen toegestaan. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

Tot slot is ook binnen deze bestemming een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden opgenomen. Dit omgevingsvergunningenstelsel voorkomt, dat door het uitvoeren van diverse activiteiten de gronden minder geschikt worden voor het beoogde gebruik of dat eventueel aanwezige waarden of de waterhuishoudkundige situatie onevenredig worden aangetast.

Recreatie - Dagrecreatie (Artikel 5)

Het multifunctionele terrein dat wordt ingericht ten behoeve van sport- en speelvoorzieningen, natuur en overige voorzieningen is bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor dagrecreatie met de daarbij behorende voorzieningen. Daarnaast zijn deze gronden mede bedoeld voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, paden, groenvoorzieningen, landschappelijke inpassing, sport- en speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen lichtmasten en speeltoestellen, ballenvangers en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Recreatie - Verblijfsrecreatie (Artikel 6)

Conform het toekomstige gebruik is de uitbreidingslocatie van het bungalowpark bestemd als 'Recreatie -Verblijfsrecreatie'. Gronden met deze bestemmingen zijn onder andere bedoeld voor terreinen voor recreatiewoningen en groepswoningen, sanitaire voorzieningen en daarbijbehorende centrale voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel en dienstverlenende bedrijven (één ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen) en horeca.

Qua bouwregels is onderscheid gemaakt tussen recreatiewoningen, groepswoningen, bedrijfswoningen, overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

In de regels is bepaald dat het aantal recreatiewoningen maximaal 146 mag bedragen. Dit betreffen de 145 nieuwe woningen en de bestaande recreatiewoning waarvan de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd. Maximaal 15% van de recreatiewoningen mag aaneengebouwd worden (overeengekomen is dat deze percentage mag worden verhoogd tot 25%). Door recreatiewoningen aaneen te bouwen wordt de inhoud van een enkele recreatiewoning niet vergroot, wel wordt de mogelijkheid geboden om verschillende recreatiewoningen te schakelen waardoor deze woningen ook verhuurd kunnen worden aan bijvoorbeeld grote families/ gezinnen die samen op vakantie zijn.
De inhoud van een recreatiewoning is conform het gemeentelijk beleid vastgelegd op 300 m3. De goot- en bouwhoogte mag respectievelijk niet meer bedragen dan 4 en 9 meter.

Groepswoningen zijn vergelijkbaar met recreatiewoningen maar mogen een inhoud hebben van 750 m3. Binnen de bestemming zijn maximaal 10 groepswoningen toegestaan, hierbij wordt het aantal groepswoningen wel in mindering gebracht op het aantal toegestane recreatiewoningen. Groepswoningen dienen vrijstaand te worden gebouwd en er mogen, net als bij recreatiewoningen, geen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht. De bouwhoogte van deze woningen mag niet meer bedragen dan 9 meter.

In paragraaf 3.4 is al onderbouwd dat het wenselijk is om op het uitbreidingsgedeelte een bedrijfswoning te realiseren. Door het perceel waar op basis van het geldend bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' rust mee te nemen in dit bestemmingsplan, deze aanduiding te laten vervallen en in de regels te regelen dat maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan, kan hieraan tegemoet gekomen worden. Het aantal toegestane bedrijfswoningen op het park wijzigt hiermee niet. Voor de bouw van een bedrijfswoning zijn regels opgenomen ten aanzien van inhoud, goothoogte en minimale en maximale dakhelling.

Overigen gebouwen, zoals sanitaire voorzieningen en bergingen of gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen, mogen worden opgericht tot maximaal 2% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. De bouwhoogte van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter.

Tot slot mogen binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht. Hierbij is onderscheid gemaakt in verkeers-, sport- en spelvoorzieningen, vlaggenmasten en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Overigens is permanente bewoning van recreatiewoningen en groepswoningen aangemerkt als strijdig gebruik.

Maatregelen in het kader van de grondwaterbescherming

In verband met de voorgenomen werkzaamheden binnen het grondwaterbeschermingsgebied 'Hoge Hexel' dient een ontheffing te worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel. Deze ontheffing is noodzakelijk in verband met de bouw en de daarbij behorende werkzaamheden voor de realisatie van het nieuwe parkgedeelte binnen het grondwaterbeschermingsgebied.

De betreffende ontheffing kan echter pas worden aangevraagd nadat het voorliggende bestemmingsplan onherroepelijk is aangezien deze ontheffing betrekking heeft op de uitvoeringsfase (bouw en overige werkzaamheden die strekken tot realisatie van het nieuwe parkgedeelte). In het kader van het vooroverleg heeft de provincie aangegeven in te kunnen stemmen met het plan. De maatregelen zoals beschreven in 6.2.2.2 zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in dit bestemmingsplan. Op deze wijze is de uitvoering van de maatregelen verzekerd.

Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 7)

Net buiten het plangebied bevindt zich een hoogspanningsverbinding. De zogenoemde zakelijke rechtstrook van deze leiding is voor een deel gelegen binnen het plangebied. Middels de dubbelbestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding' is dit weergegeven op de verbeelding. Deze dubbelbestemming voorziet in de bescherming van deze leiding.

Binnen deze dubbelbestemming mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, niet zondermeer worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming. Gebouwen zijn enkel toegestaan indien vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer. Bouwwerken, geen gebouwen mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van maximaal 2,5 meter en de hoogte van de hoogspanningsmast mag maximaal 40 meter bedragen.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van het project wordt opgemerkt dat in dit kader een bedrijfsplan is opgesteld. Uit dit bedrijfsplan blijkt ondermeer dat:

  • De doorrekening van de financiële haalbaarheid laat zien dat na een aanloopfase de exploitatie van het uitgebreide park sterk verbeterd. Het bedrijfsresultaat komt op een normaal niveau en ook de cashflow bevindt zich op een normaal niveau. Hierdoor is het mogelijk om voldoende vermogen op te bouwen om in het park te blijven investeren;
  • Met de uitbreiding van het bungalowpark en de noodzakelijke investeringen in de kwaliteitsverbetering van de centrumvoorzieningen, het bungalowpark de exploitatie dusdanig weet te versterken dat een gezonde exploitatie ontstaat die toekomstperspectief biedt.

Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld. Conform artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan op te stellen indien het verhalen van kosten anderszins verzekerd is. Voor dit project is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 9 Vooroverleg En Inspraak

9.1 Vooroverleg

9.1.1 Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

9.1.2 Provincie Overijssel, waterschap Vechtstromen en Vitens

Er heeft gezamenlijk overleg plaatsgevonden tussen de provincie Overijssel, waterschap Vechtstromen, Vitens, de gemeente Wierden en initiatiefnemer. De resultaten van dit overleg zijn integraal verwerkt in dit bestemmingsplan. Dit betreffen onder meer de maatregelen die in het kader van de grondwaterbescherming getroffen moeten worden. De te treffen maatregelen zijn middels een voorwaardelijke verplichting verankerd in dit bestemmingsplan.

9.2 Inspraak

Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In dit geval wordt afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan.

Wel heeft initiatiefnemer een informatieavond voor omwonenden georganiseerd. Deze avond heeft plaatsgevonden op 1 juli 2014. Over het algemeen is het plan positief ontvangen in de omgeving. Opmerkingen van omwonenden op het plan zijn waar mogelijk verwerkt in het plan. Dit betreffen ondermeer het verbreden van de meest noordelijke rand beplanting van 10 naar 20 meter en de aanleg van een grondwal met daarop beplanting in plaats van enkel beplanting voor de aan het bestaande park grenzende groenstrook.

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 1 Advies Ervenconsulent

Bijlage 1 Advies Ervenconsulent

Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan

Bijlage 2 Ruimtelijk Kwaliteitsplan

Bijlage 3 Onderbouwing Artikel 2.13.6 Van De Omgevingsverordening Overijssel

Bijlage 3 Onderbouwing artikel 2.13.6 van de Omgevingsverordening Overijssel

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Aan De Oude Zwolseweg 7 Te Hoge Hexel

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek aan de Oude Zwolseweg 7 te Hoge Hexel

Bijlage 5 Herbemonstering Grondwater

Bijlage 5 Herbemonstering grondwater

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Aan De Bruine Hoopsweg Ong. Te Hoge Hexel

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek aan de Bruine Hoopsweg ong. te Hoge Hexel

Bijlage 7 Actualiserend Grondwateronderzoek

Bijlage 7 Actualiserend grondwateronderzoek

Bijlage 8 Onderzoek Gebiedsgerichte Grondwaterbescherming (Stap-vooruit)

Bijlage 8 Onderzoek gebiedsgerichte grondwaterbescherming (stap-vooruit)

Bijlage 9 Toets Natuurwaarden

Bijlage 9 Toets natuurwaarden

Bijlage 10 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 10 Stikstofdepositieberekening

Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek

Bijlage 12 Aanmeldnotitie Besluit Milieueffectrapportage

Bijlage 12 Aanmeldnotitie Besluit milieueffectrapportage

Bijlage 13 Watertoets

Bijlage 13 Watertoets