KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij
Artikel 5 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 De Bij Het Bestemmingsplan Behorende Stukken
1.4 Huidige Planologische Regiem
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie
2.1 Landschappelijke Structuur Wierden
2.2 Landschappelijke Structuur Omgeving Plangebied
2.3 Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten
4.1 Algemeen
4.2 Geluid
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Milieuzonering
Hoofdstuk 5 Flora & Fauna, Archeologie En Watertoets
5.1 Flora & Fauna
5.2 Archeologie
5.3 Wateraspecten
Hoofdstuk 6 Planbeschrijving
6.1 Uitgangspunten
6.2 Het Ruimtelijk Kwaliteitsplan
6.3 Verkeer En Parkeren
6.4 Te Behouden Schuren
6.5 Financiële Onderbouwing
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Projectverantwoording
7.1 Inleiding
7.2 Opzet Van De Regels
7.3 Verantwoording Van De Regels
7.4 Handhaving
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 2 Rood Voor Rood Regeling Gemeente Wierden
Bijlage 3 Nota Verblijfsrecreatie Gemeente Wierden
Bijlage 4 Tabel Werk Of Werkzaamheden Strijdig Met Bestemmingsplan
Bijlage 1 Standaard Waterparagraaf
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Locatie A
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Locatie B
Bijlage 4 Gecorrigeerde Vervangingswaarde
Bijlage 5 Taxatierapport
Bijlage 6 Beplantingsplan

Buitengebied 2009, partiele herziening Heerdinksschotweg 1 en1a

Bestemmingsplan - Wierden

Vastgesteld op 05-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan"Buitengebied 2009, partiële herziening Heerdinksschotweg 1/1a" van de gemeente Wierden;

1.2 de verbeelding

de verbeelding van bestemmingsplan"Buitengebied 2009, partiële herziening Heerdinksschotweg 1/1a" , bestaande uit de kaart met nr. NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 afhankelijke woonruimte

een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.12 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.18 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.19 boomkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.27 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.28 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;

1.29 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.30 kelder:

en gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.31 kwekerij

het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;

1.32 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.33 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.34 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.35 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.36 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan twee wanden;

1.37 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;

1.38 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.39 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.40 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.41 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.42 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. c. het voorkomen van schade door vorst;

1.44 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  1. a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  2. b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  3. c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
  4. d. het voorkomen van schade door vorst;

met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;

1.45 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.46 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.47 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;

1.48 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.50 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.51 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  1. a. voor lengten in meters (m);
  2. b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. d. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Landschap" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten;
  2. b. het hobbymatig houden van vee;
  3. c. kwekerijen;
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde;
  5. e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de
    terinzagelegging van het plan;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. g. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  8. h. het behoud van bestaand bos en aanwezige beplantingsstroken;
  9. i. De landschappelijke inrichting van de gronden conform het inrichtingsplan zoals bijgevoegd in Bijlage 1Beplantingsplan.

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de voor "Agrarisch met waarden - Landschap"aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met een omgevingsvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. landschappelijke inpassing;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 3.2.1 onder c ten behoeve van het realiseren van kuilvoerplaten, sleufsilo's en/of andere vormen van veevoeropslag;
  2. b. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. deze grenst aan de bestemming "Wonen"
    2. 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    3. 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1:

  1. a. ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt en/ of fruitteeltbedrijf;
  2. b. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
  3. c. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. deze grenst aan de bestemming deze grenst aan de bestemming "Wonen";
    2. 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    3. 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een (boom)kwekerijbedrijf met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:

  1. a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 (boom)-kwekerijbedrijf is toegestaan;
  2. b. nevenactiviteiten in de vorm van caravanstalling en werktuigenberging zijn toegestaan;
  3. c. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing.
  4. d. De landschappelijke inrichting van de gronden conform het inrichtingsplan zoals bijgevoegd in Bijlage 1Beplantingsplan.

4.2 Bouwregels

De voor "Agrarisch - Kwekerij" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. f. de milieusituatie.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 4.2.1 onder d ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. 4.2.2 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  3. c. 4.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 4.1 juncto artikel 1.49 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  2. b. 4.1 ten behoeve van het gebruiken en verbouwen van gebouwen ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals verkoop van streekeigen producten in een boerderijwinkel, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
  3. c. 4.5.1 onder b ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van mantelzorg;
    2. 2. er niet meer dan 100 m2 aan bestaande bijgebouwen, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    3. 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    4. 4. het bijgebouw, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
    5. 5. het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    6. 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijgebouw, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. de bestemming "Agrarisch - Kwekerij" wijzigen in de bestemming "Wonen" en de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het (boom)-kwekerijbedrijf is of wordt beëindigd;
  2. b. de bestemming "Agrarisch - Kwekerij" wijzigen in de bestemming "Wonen" met de aanduiding 'bedrijf aan huis', met dien verstande dat:
    1. 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    2. 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    3. 3. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, wat blijkt uit een in te dienen landschapsplan;
    4. 4. er geen sprake mag zijn van verstedelijking en dat landschappelijke/natuurlijke kenmerken niet worden aangetast;
    5. 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    6. 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    7. 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
    9. 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
  3. c. de bestemming "Agrarisch - Kwekerij" wijzigen ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als hoofdactiviteit met dien verstande dat:
    1. 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
    2. 2. oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
    3. 3. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
    4. 4. aan de regels van plattelandkamers- en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen in de NotaVerblijfsrecreatie gemeente Wierden en aan de kampeerverordening wordt voldaan.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, met dien verstande dat:

  1. a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
  2. b. bed & breakfast is toegestaan in de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw;
  3. c. De landschappelijke inrichting van de gronden conform het inrichtingsplan zoals bijgevoegd in Bijlage 1Beplantingsplan.

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

Op de tot "Wonen" bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  2. b. het bebouwingsbeeld;
  3. c. de landschappelijke inpassing;
  4. d. de milieusituatie;
  5. e. de verkeersveiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 5.2.2 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
  2. b. 5.2.3 onder e ten behoeve van een afwijkende dakhelling;
  3. c. 5.2.4 ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    2. 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. 5.1 juncto artikel 1.49 (begripsomschrijving woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
  2. b. ten behoeve van een hobbymatige paardenbak, met dien verstande dat:
    1. 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
    2. 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
  3. c. 5.5.1 ten behoeve van het gebruik van een bijgebouw, gastenverblijf of een recreatiewoning als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van mantelzorg;
    2. 2. er niet meer dan 100 m2 aan bestaande bijgebouwen, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
    3. 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
    4. 4. het bijgebouw, het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    5. 5. het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
    6. 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijgebouw, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  1. a. bij de bestemming "Wonen" de aanduiding 'bedrijf aan huis' toekennen, met dien verstande dat:
    1. 1. er sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf;
    2. 2. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
    3. 3. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
    4. 4. landschappelijke waarden niet mogen worden aangetast;
    5. 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
    6. 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
    7. 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
    8. 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
    9. 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dient, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming een afstand van 15 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan in acht te worden genomen.

7.2 Afwijken bebouwingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Bebouwingsgrenzen ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het uitvoeren van de in Bijlage 4 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
  2. b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  3. c. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

8.2 Afstemmingsregel

Indien in Bijlage 4 voor bepaalde gronden een "S" en/of een "O" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "O" en de "T".

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

9.2 reconstructiewetzone - verwevingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:

  1. a. Agrarisch - Kwekerij in 4.7;
  2. b. Wonen in 5.7.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de ontheffing gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  4. d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. e. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2.

Artikel 11 Overige Regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

12.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

12.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan"Buitengebied 2009, partiële herziening Heerdinksschotweg 1/1a".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De intensieve tak (varkenshouderij) van het agrarisch bedrijf van de familie Eshuis aan de Heerdinksschotweg 1 / 1a te Wierden is beëindigd, waardoor een groot aantal schuren op het bewuste perceel hun agrarische functie hebben verloren. Een viertal van deze schuren met een gezamenlijke oppervlakte van 1.448 m2 verkeren in slechte staat en worden in het kader van de Rood voor rood regeling gesloopt. De extensieve tak wordt gecontinueerd in de vorm van een kwekerij, waarbij 4 andere schuren op het perceel blijven behouden. Deze extensieve tak wordt gecontinueerd om inkomsten te blijven genereren.

Om de sloopkosten, de waarde van de bedrijfsgebouwen en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit te compenseren, wordt gebruik gemaakt van de Rood voor Rood-regeling. De Rood voor Rood-regeling is een middel om de vrijgekomen landschapontsierende agrarische bebouwing te slopen en een nieuwe bouwkavel te realiseren. Een harde eis die vanuit de Rood voor Rood-regeling wordt gesteld, is sloop van tenminste 850 m2 landschapontsierende bebouwing en investeren in de ruimtelijk kwaliteit. De familie Eshuis wil een compensatiekavel realiseren op de slooplocatie aan de Heerdinksschotweg. Van de huidige 2 aanwezige woningen zal één huidige woning behouden blijven en één bestaande woning zal worden gesloopt en herbouwd. Deze ontwikkeling leidt tot een investering in de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Wierden, door het verdwijnen van landschapontsierende bebouwing en het versterken van de landschappelijke kwaliteiten. Voor de realisatie van het plan is een herziening van het bestemmingsplan vereist. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin. In voorliggend bestemmingsplan zal worden aangetoond dat het gewenste plan vanuit ruimtelijk en planologisch oogpunt verantwoord is. Voor de uitvoering van het Rood voor rood project is één en ander vastgelegd in een privaatrechtelijke Rood voor rood overeenkomst tussen de familie Eshuis en de gemeente Wierden.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met onder meer:

  • nota's en visies op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau;
  • de nieuwe eisen ten aanzien van de vormgeving van het project; hierbij wordt gedoeld op gestandaardiseerde regels en een digitale verbeelding, gebaseerd op objectgerichte vlakken en voorzien van een codering zoals omschreven in het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO);
  • de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.2 Ligging Van Het Plangebied

Het plangebied Heerdinksschotweg 1 / 1a is gelegen in het buitengebied van de gemeente Wierden, ten noordwesten van het dorp Wierden. In figuur 1.1. is de ligging van het plangebied t.o.v. Wierden aangegeven. In figuur 1.2. is verder ingezoomd op de ligging van het plangebied in de omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging van het plangebied t.o.v. Wierden (Bron: Bingmaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0002.png"

Figuur 1.2. Ligging plangebied aan de Heerdinksschotweg (Bron: Bingmaps)

1.3 De Bij Het Bestemmingsplan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan '"Buitengebied 2009, partiële herziening Heerdinksschotweg 1/1a"' bestaat uit de volgende stukken:

- verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01, schaal 1:1.000) en een renvooi;

- regels.

Op de verbeelding is de bestemming van het bewuste perceel aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het project zeker te stellen.

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan.

1.4 Huidige Planologische Regiem

Het perceel Heerdinksschotweg 1 / 1a is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' van de gemeente Wierden. Dit bestemmingsplan is op 12 januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Wierden.

De locatie aan de Heerdinksschotweg 1 / 1a heeft op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' met functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Op het perceel ligt tevens de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Tot slot heeft het perceel een specifieke bouwaanduiding 'afwijkende maatvoering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0003.png"

Figuur 1.3: onderhavig perceel in bestemmingplan "Buitengebied 2009" (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Op gronden met deze bestemming is een agrarisch bedrijf met de daarbij behorende activiteiten en gebouwen toegestaan. Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' mag enkel ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Het gewenste plan staat niet ten dienste van de huidige bestemming. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling waarmee het gewenste plan mogelijk gemaakt kan worden.

1.5 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 wordt het plangebied beschreven. Er wordt ingegaan op de landschappelijke structuur en de huidige situatie in het gebied.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van rijk, provincie en de gemeente Wierden beschreven.

In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieuthema’s de revue.

Hoofdstuk 5 gaat in op de aspecten betreffende flora & fauna en archeologie alsmede de watertoets.

Hoofdstuk 6 bevat de projectbeschrijving.

In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/projectverantwoording en de economische uitvoerbaarheid van het project.

Hoofdstuk 9 gaat in op de inspraak en vooroverleg.

Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie

In dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk gaat zowel in op de landschappelijke structuur van de gemeente Wierden als op de huidige situatie van het plangebied.

2.1 Landschappelijke Structuur Wierden

Een groot deel van de gemeente Wierden is van oudsher kleinschalig van karakter. Het vormt daardoor een aantrekkelijk en afwisselend gebied. Dit karakter is sterk bepaald door onder andere het reliëf van het beekdal van de Regge en de dekzandkoppen, de hogere ruggen bij Enter en Hoge Hexel, de laagtes ertussen en de hoogveencomplexen. De aanwezigheid van de Sallandse Heuvelrug aan de westkant en de stuwwal van Oldenzaal aan de oostkant hebben een grote rol gespeeld in het ontstaan van dit kleinschalige landschap. Door het specifieke landbouwkundige gebruik heeft ook de mens bijgedragen aan de vorming van het landschap.

In de 20e eeuw is het landschap veranderd door modernisering van de landbouw, stads- en dorpsuitbreidingen en de aanleg van onder andere infrastructuur. Dit heeft op verschillende plekken geleid tot vermindering van de kwaliteit en diversiteit van het landschap. Wel kent de gemeente Wierden nog steeds een grote variatie aan karakteristieke, streekgebonden landschappen.

2.2 Landschappelijke Structuur Omgeving Plangebied

Het erf ligt op de overgang van twee landschapstypen: het essenlandschap en het jong ontginninglandschap. Dit is goed te zien op de historische kaart uit 1908.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0004.png"

Figuur 2.1: Historische kaart uit 1908 (Bron: watwaswaar.nl)

Beide landschapstypen hebben invloed op de erfinrichting en zijn daarom afzonderlijk beschreven.Het essenlandschap is een reliëfrijk landschap met bospercelen, akkers, weilanden, boerenerven en enkele singels. Het open en relatief vlakke jonge ontginningslandschap bestaat uit planmatige rechte ontginningslijnen (structuurdragers) en wegerven (nederzettingsvormen).

2.2.1 Historie en kenmerken essen- en jong ontginningslandschap

2.3 Het Plangebied

Het erf Heerdinksschotweg 1 / 1a ligt aan de rand van de Loonderesch, op de hoek Heerdinksschotweg - Eerste Meijerinkshoekweg. Omliggend gebied is voornamelijk agrarisch in gebruik.

2.3.1 Opbouw erf

Het erf zelf heeft de typische karakteristieken van een grootschalig ontginningserf. Dit is opmerkelijk omdat het landschap gekenmerkt wordt als essenlandschap. Wel ligt het erf in de nabijheid van het jonge ontginningslandschap. Het erf kent een sobere en functionele inrichting. De woningen (2), schuren (8) en het zwembad zijn op een regelmatige en rechtlijnige wijze geordend. Daarnaast heeft het erf geen duidelijk ‘voor’- en ‘achter’-erfprincipe. Dit komt doordat het erf geen traditioneel erf in het essenlandschap is. Op het noordelijk en zuidelijke deel van het erf staan woonhuizen en grof gezien liggen de schuren tussen de twee woningen. De woning ter hoogte van de Heerdinksschotweg heeft geen duidelijke functie als hoofdboerderij op het erf en de schuren zijn door de grote hoeveelheid erfbeplanting niet naar het landschap gericht. Opvallend is de wisseling van parallelle ligging en de haakse ligging van de gebouwen ten opzichte van de weg. Meestal staat de bebouwing op een ontginningserf haaks op de weg gericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0005.png"

Figuur 2.2: Erf Eshuis (Bron: Bingmaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0006.png"

Figuur 2.3: Erf Eshuis (Bron Bingmaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0007.png"

Figuur 2.4: huidige bebouwing in het plangebied

2.3.2 Groenstructuur erf

De groenstructuren op het erf en in directe omgeving bestaan uit houtwallen (bomen en struiken), bos en laanbeplanting. De directe omgeving valt buiten het eigendom, maar is wel van invloed op de erfinrichting. Het erf bevat een stevige groenstructuur en daardoor is het erf ten opzichte van de omliggende erven erg in zichzelf gekeerd. De erven in de directe omgeving hebben een open karakter en zijn meer naar het landschap gericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0008.png"

Figuur 2.4: Groenstructuur en zichtlijnen erf Eshuis

Toch heeft het erf op een aantal plaatsen een aantal doorzichten, waardoor het toch relatie heeft met het omliggende landschap. De bestaande beplanting is van goede waarde. Het erf bevat veel inheems plantmateriaal, voornamelijk zomereiken in goede staat. Het erf bevat daarnaast echter op enkele plaatsen uitheemse beplanting (dennen en coniferen).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. Het accent verschuift van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie. Ruimte voor ontwikkeling betekent ook dat het Rijk voor ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgen creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen.

De nationale belangen omvatten globaal genomen:

  • Nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking van de kwaliteiten van het landschap;
  • De ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een aantal grote bouwlocaties;
  • De bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën;
  • Ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en energieproductie.

De inwerkingtreding van de nieuwe Wro heeft ook gevolgen voor de doorwerking van het nationaal ruimtelijke beleid. Per 1 juli 2008 zijn pkb's, waaronder de Nota Ruimte, alleen nog bindend voor het rijk zelf en niet meer voor andere overheden.

In verband daarmee zijn de nationale ruimtelijke belangen opgenomen en uitgewerkt in de 'Realisatieparagraaf nationaal ruimtelijk beleid'. Hierin wordt ook aangegeven op welke wijze het Rijk deze belangen wil verwezenlijken. Het resultaat is een duidelijk overzicht van de kaders die het Rijk stelt aan het handelen van medeoverheden. De Realisatieparagraaf is in juni 2008 door het kabinet vastgesteld en heeft de status van structuurvisie.

De uitgangspunten uit de Realisatieparagraaf zijn overgenomen in de AMvB Ruimte.

3.1.2 Agenda Vitaal Platteland

De Agenda Vitaal Platteland (AVP) is een integrale rijksvisie op het platteland. De nota is tegelijkertijd met de Nota Ruimte aan de Tweede Kamer aangeboden. Daar waar de Nota Ruimte het ruimtelijk beleid beschrijft, gaat de AVP uit van een integraal perspectief en gaat het in op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. Aan de hand van de thema's verbreding van de landbouw, leefbaarheid, natuur en landschap en milieukwaliteit wordt de rijksvisie geformuleerd. In het algemeen wil het kabinet het beleid voor het landelijk gebied sturen op hoofdlijnen en niet meer regelen dan noodzakelijk is. Het rijk voert alleen specifiek beleid op bepaalde terreinen zoals de Ecologische Hoofdstructuur en de twintig Nationale Landschappen. De gemeente Wierden ligt niet binnen een Nationaal Landschap. Integratie en uitvoering van het beleid dienen op gebiedsniveau plaats te vinden. De overheid wil ruimte scheppen voor investeringen in groen en groene diensten door vermindering van regelgeving.

Ten aanzien van natuur en landschap wil het kabinet de mogelijkheden verruimen om het platteland te beleven. Hiertoe dient de toegankelijkheid en bereikbaarheid voor recreatie en toerisme in het agrarisch cultuurlandschap te worden verbeterd.

Ontwikkelingen in het landelijk gebied dienen zodanig te worden begeleid dat kwaliteit ontstaat, gebaseerd op een goed evenwicht tussen ecologische, economische en esthetische aspecten van het landschap. Het blijft de taak van de rijksoverheid om de Ecologische Hoofdstructuur te versterken.

Met gelden uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) wil het Rijk ervoor zorgen dat er meer samenhang komt in het plattelandsbeleid omdat gelden van diverse regelingen er in opgaan.

3.1.3 Conclusie toetsing aan nationaal beleid

Met toepassing van de Rood voor rood regeling op onderhavige locatie wordt de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied verbeterd. Door de sloop van een groot oppervlak aan landschapontsierende bebouwing en de realisatie van een compensatie woning en de verplaatsing van een woning wordt op een landschappelijk verantwoorde manier ingepast in het landschap waarbij de bestaande structuren en kwaliteiten van het al aanwezige landschap het uitgangspunt zijn. De continuering van de extensieve agrarische activiteiten in de te behouden schuren voorkomen dat verpaupering van de betreffende schuren optreedt. De beoogde ontwikkeling voldoet, vooral vanwege de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap, aan de doelstellingen van de Agenda Vitaal Platteland en de Nota Ruimte.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. In het onderhavige geval is het belangrijkste plan de Omgevingsvisie Overijssel 2009.

3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009

De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.

Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:

  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.

De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.

De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:

  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu’s; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde ‘SER-ladder’; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma’s en bedrijfslocaties noodzakelijk;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.

3.2.2 Regeling Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Met het vaststellen van de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader van de provincie van Rood-voor-rood, Rood-voor-groen en Nieuwe landgoederen vervallen. Daarvoor in de plaats is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geïntroduceerd als nieuw kwaliteitsinstrument. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is ervan uitgegaan dat de uitwerking van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving een eenduidige bundeling bevat van diverse bestaande regelingen als ‘Rood- voor-rood’, ‘Rood-voor-groen’, Vrijkomende Agrarische Bedrijven (VAB-beleid), landgoederen, etc. Die kunnen daar overigens wel herkenbaar in blijven.

Twee principes uit de Omgevingsvisie Overijssel vormen het vertrekpunt:

1. elke ontwikkeling dient bij te dragen aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit;

2. de ontwikkelingsruimte die men krijgt dient in evenwicht te zijn met investeringen (prestaties) in de ruimtelijke kwaliteit.

Het doel van de Rood voor rood regeling zoals verwoord in de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' blijft 'het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van buitengebied door sloop van landschapsontsierende (voormalige) bedrijfsbebouwing'. Gemeenten hebben aangegeven de geaccepteerde bestaande gemeentelijke regelingen, die gebaseerd zijn op eerder geldend streekplanbeleid, als handvat te gebruiken. Uitgangspunt daarvan is de sloop van ten minste 850 m2 landschapsontsierende bedrijfsgebouwen (of 4.500 m2 kassen), waarbij alle landschapsontsierende gebouwen op een erf moeten worden afgebroken. Met behoud van de balans in ontwikkelingsruimte en tegenprestatie is maatwerk met andere kwaliteitsprestaties in bijv. natuur, landschap e.a. mogelijk. De hoogte van investeringen in ruimtelijke kwaliteit is afhankelijk van de getaxeerde waarde van de toegekende bouwkavel.

De Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving geeft aan dat aandachtspunten bij de toepassing van de Rood voor rood regeling zijn: Locatie en woning moeten voldoen aan eisen ruimtelijke kwaliteit en planologisch verantwoord zijn. Combinatie met VAB-beleid is mogelijk. In het reconstructiegebied kan het instrument worden gebruikt voor beëindiging van de intensieve tak van een gemengd bedrijf (niet in LOG). Kapitaliseren kwaliteitsprestaties op basis van standaard uitgangspunten. Waardevolle karakteristieke of monumentale gebouwen komen niet in aanmerking voor sloop.

Voorliggend bestemmingsplan toont aan dat het gewenste plan voldoet aan het doel van de Rood voor rood regeling: 'het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van buitengebied door sloop van landschapsontsierende (voormalige) bedrijfsbebouwing'.

3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009

De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.

Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:

  1. 1. generieke beleidskeuzes;
  2. 2. ontwikkelperspectieven;
  3. 3. gebiedskenmerken.

Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.

3.2.4 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' en de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Indien het concrete initiatief, de sloop van 4 schuren met een oppervlakte van 1.448 m2, de realisatie van een compensatiewoning, de sloop en herbouw van een bedrijfswoning en de continuering van de extensieve agrarische activiteiten, wordt getoetst aan de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving'en de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.

3.2.5 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel 2009

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde, en in de Omgevingsverordening, verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk Beleid

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid en de gemeentelijke beleidsuitgangspunten. Aan de orde komen de 'Structuurvisie Wierden', het 'Landschapsontwikkelingsplan', de 'Welstandsnota' en het 'beleidskader Rood voor rood' van de gemeente Wierden.

3.3.1 Structuurvisie Wierden

De structuurvisie van de gemeente Wierden is een toekomstvisie op de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente: vanaf nu tot 2030. Naast de vraag wat de gemeente Wierden wil bereiken (ruimtelijke ontwikkelingsvisie), staat er ook in hoe de gemeente Wierden dit wil bereiken (uitvoeringsparagraaf). De structuurvisie is op 5 oktober 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de visiekaart te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0013.png"

Figuur 3.6: Uitsnede visiekaart 'Structuurvisie Wierden'

De Structuurvisie kent drie deelgebieden. Onderhavig perceel valt onder het deelgebied 'Landelijk gebied, inclusief Hoge Hexel en buurtschappen'. Voor dit deelgebied geldt de volgende visie:

Wierden heeft een vitaal platteland. De gemeente streeft naar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en biedt daarnaast kansen voor verbrede landbouw. Ook is er ruimte voor functieverandering in vrijkomende agrarische bebouwing, natuurbeheer en de ontwikkeling van enkele nieuwe landgoederen. Verrommeling en verpaupering worden zoveel mogelijk tegengegaan. De Ecologische Hoofdstructuur is ontwikkeld en de wateropgaven in de verdroogde natuurgebieden met nog steeds grote natuurwaarden (TOP-gebieden) en voor de beken zijn uitgevoerd. Het landelijk gebied heeft zich nog meer ontwikkeld als aantrekkelijk recreatiegebied op regionaal niveau. De Regge is bevaarbaar. Er is ruimte voor landelijk wonen, waarbij de leefbaarheid in het landelijk gebied en de buurtschappen optimaal is gebleven.

3.3.2 LOP Wierden

De landschapsvisie van Wierden was geformuleerd in een „Landschapsbeleidsplan. Met dit „Landschapsbeleidsplan heeft de gemeente een actief landschapsbeleid gevoerd. Dit is met name het toetsingskader geweest voor het verlenen van subsidies voor nieuwe aanplant en voor onderhoud van bestaande groene landschapselementen. Het nieuwe Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een landschappelijk toetsingskader dat de gemeente kan benutten bij het opzetten van Groene diensten projecten en het beoordelen van subsidieaanvragen, initiatieven en projecten. Daarnaast biedt het aanknopingspunten voor om projecten in te dienen. Het is tevens de bedoeling om financiering van landschapsprojecten meerjarig vast te leggen. Het voordeel hiervan is, dat er sneller ingesprongen kan worden op lokale initiatieven zonder dat er iedere keer een ruimtelijk kader moet worden ontwikkeld. De opstelling van het LOP heeft niet als doel om meer regelgeving op te leveren. De regelgeving omtrent landschap wordt vastgelegd in de Verordening Landschapssubsidies en de Kapverordening. Daarnaast geeft het Bestemmingsplan Buitengebied aan wat wel en niet kan in het buitengebied.

Het LOP Wierden onderscheidt een dertiental deelgebieden, zoals in figuur 3.7 te zien is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0014.png"

Figuur 3.7: Deelgebieden LOP Wierden (Bron: LOP Wierden)

Onderhavig plangebied is op basis van het LOP gelegen aan de uiterste rand van het deelgebied "Dorpsrand Wierden". De opgaven van het LOP voor dit deelgebied zijn: Het bieden van een stevige landschappelijke structuur en een sterk eigen karakter waarbinnen verschillende ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en handvatten bieden voor diverse ruimteclaims in het gebied. Duurzame instandhouding en waar mogelijk versterking van de oude buurtschappen rond Wierden. Het behouden en versterken van de identiteit en het cultuurhistorisch karakter van de buurtschappen Huurne en Het Loo zijn belangrijke doelen. De buurtschappen vormen de motor voor ontwikkelingen. Behoud karakteristieke (resterende) openheid en steilranden van Loonderesch en van bijbehorend ensemble van bebouwing en beplanting. Versterken ruimtelijke en functionele samenhang kern Wierden en buitengebied (bijvoorbeeld versterken netwerk van wandel- en fietspaden) en stimuleren van recreatief medegebruik van het buitengebied als uitloopgebied voor Wierden en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0015.png"

Figuur 3.8: Deelgebied 2: Dorpsrand Wierden

3.3.3 Welstandsnota

De Welstandsnota van de gemeente Wierden is oorspronkelijk vastgesteld in de raadsvergadering van 15 juni 2004. De herziening is vastgesteld in de raadsvergadering van 25 augustus 2009. Er is een wijziging in het beleidsstuk doorgevoerd naar aanleiding van de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en vastgesteld in de raadsvergadering van 5 oktober 2010. De welstandsnota onderscheidt 21 deelgebieden in de gemeente Wierden. Onderhavig plangebied valt binnen deelgebied 1 'Heuvels'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0016.png"

Figuur 3.9: Ligging van het plangebied in deelgebied 1 'Heuvels'

3.3.4 Beleidskader Rood voor rood

Op 16 maart 2005 hebben Provinciale Staten van Overijssel het rvr-beleid vastgesteld door middel van de partiële herziening van het streekplan Overijssel 2000+ “Rood voor rood met gesloten beurs”. De verdere uitwerking ervan heeft zijn beslag gekregen in het door Gedeputeerde Staten opgestelde uitvoeringskader. Het is aan de gemeenten om een eigen beleidskader te ontwikkelen voor toepassing van Rood voor rood. Dit is vertaald in het 'Beleidskader Rood voor rood met gesloten beurs gemeente Wierden'. Onderhavig beleidsdocument bevat de spelregels waar aan voldaan moet worden als het gaat om het indienen van een aanvraag, het beoordelen van een aanvraag en als het gaat om het afhandelen van een aanvraag.

Het Rood voor Rood beleid van de gemeente Wierden is in mei 2008 gewijzigd. Het college van B&W van de gemeente Wierden heeft medewerking toegezegd voordat betreffend beleid werd gewijzigd.

Het gewenste plan is getoetst aan de criteria van betreffend Rood voor rood document. Geconcludeerd is dat het plan voldoet aan deze criteria. Rood voor rood kan namelijk worden toegepast bij gemengde bedrijven in het verwevingsgebied, waarbij het onderdeel intensieve veehouderij wordt beëindigd. In deze gevallen moet worden vastgelegd dat ten behoeve van de continuering van de extensieve tak geen nieuwe bedrijfsgebouwen worden gebouwd. Het college van B&W heeft toestemming gegeven om het plan verder uit te werken. Hiertoe heeft Eelerwoude een rapport opgesteld waarin het plan verder uitgewerkt en onderbouwd is. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische uitwerking van het rapport van Eelerwoude.

3.3.5 Conclusie toetsing aan de gemeentelijke uitgangspunten

Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling middels toepassing van de Rood voor rood regeling in overeenstemming is met de gemeentelijke uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie, LOP, Welstandsnota en het beleidskader Rood voor rood.

Hoofdstuk 4 Milieu-aspecten

4.1 Algemeen

In de toelichting op het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid en milieuzonering.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies. De functie ‘wonen’ is aan te merken als een geluidsgevoelige functie.

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg wordt ondervonden.

Het onderzoek is alleen noodzakelijk als de geluidsgevoelige bestemming binnen de wettelijke geluidszone van de weg gelegen is. In artikel 74.1 van de Wgh is aangegeven dat een weg een zone heeft die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg:

a. in stedelijk gebied:
1°. voor een weg, bestaande uit drie of meer rijstroken: 350 meter;
2°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken genoemde geval: 200 meter;
b. in buitenstedelijk gebied:
1°. voor een weg, bestaande uit vijf of meer rijstroken: 600 meter;
2°. voor een weg, bestaande uit drie of vier rijstroken: 400 meter;
3°. voor een weg, bestaande uit een of twee rijstroken: 250 meter.
2. Het eerste lid geldt niet met betrekking tot:
a. wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied;
b. wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt.

De hiervoor geldende zones gelden niet voor:

  • wegen die zijn aangeduid als woonerf (art. 74.2);
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt (artikel 74.2).

De 2 nieuwe woningen worden aangemerkt als een 'geluidsgevoelig object'. De woningen zijn gelegen op circa 50 meter uit de wegas van de Heerdinksschotweg en 1e Meijerinkshoekweg en hiermee gelegen binnen de wettelijke geluidszone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening (GRO) dient een goede belangenafweging te worden gemaakt bij het volgen van een procedure of bij het wijzigen van een bestemmingsplan.

De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting (Lden) op de gevels van een woning ten gevolge van een weg mag 48 dB bedragen. Gelet op het feit dat de woningen op grote afstand van de weg gelegen zijn en het feit dat deze 2 voorgenoemde wegen een lage verkeersintensiteit hebben is een akoestisch onderzoek niet benodigd. De geluidsbelasting op de gevels zal beneden de voorkeursgrenswaarde blijven.

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Algemeen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient een bodemonderzoek te worden verricht.

Door Kruse Milieu B.V. uit Geesteren is middels uitvoering van een verkennend bodemonderzoek de bodem in het plangebied onderzocht. Hierbij zijn 2 onderzoekslocaties (A en B) gedefinieerd. Onderzoekslocatie A is de meest noordelijk gelegen te realiseren kavel. Ter plekke van de onderzoekslocatie staan thans 2 leegstaande kippenschuren. De inpandige verharding is van beton. Uitpandig is het westelijke deel onverhard (weiland), het oostelijke deel van de onderzoekslocatie is verhard met puin. Het verkennend bodemonderzoek met betrekking tot onderzoekslocatie A is bijgevoegd in Bijlage 2. Onderzoekslocatie B is de meest zuidelijk gelegen te realiseren kavel. De onderzoekslocatie is onbebouwd en onverhard. De onderzoekslocatie omvat circa 1490 m2. Het verkennend bodemonderzoek met betrekking tot onderzoekslocatie B is bijgevoegd in Bijlage 3.

4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet heeft het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervangen. De aanleiding daartoe is de maatschappelijke discussie die ontstond als gevolg van de directe koppeling tussen ruimtelijke ordeningsprojecten en luchtkwaliteit. De directe koppeling had tot gevolg dat veel geplande (en als noodzakelijk of gewenst ervaren) projecten geen doorgang konden vinden in overschrijdingsgebieden. Bovendien moest voor ieder klein project met betrekking tot luchtkwaliteit een uitgebreide toets gedaan worden.

Met de ‘Wet luchtkwaliteit’ en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De kern van de ‘Wet luchtkwaliteit’ bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen. Verder bevat zij basisverplichtingen op grond van de richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage.

In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie ‘wonen’ zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 (één ontsluitingsweg) of 3000 nieuwe woningen (twee ontsluitingswegen) omvatten aangemerkt als gevallen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het onderhavige project is, gelet op de beperkte omvang ervan, aan te merken als een project dat ‘niet in betekende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging’. Toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.

Geconcludeerd wordt dat Wet Luchtkwaliteit en het Besluit NIBM geen belemmering vormt voor het project.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Algemeen

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Op 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Die beperkingen moeten in milieuvergunningen en bestemmingsplannen zijn vastgelegd. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:

  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • de Regeling externe veiligheid (Revi)
  • de Registratiebesluit externe veiligheid;
  • het Besluit risico's Zware Ongevallen (Brzo)
  • het Vuurwerkbesluit.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Structuurschema buisleidingen (SBUI) van toepassing.

Het doel van het ‘Besluit externe veiligheid inrichtingen’ is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

4.5.2 Situatie in en bij het plangebied

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond de beide locatie die in het onderhavige plan het plangebied vormen. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende figuren zijn uitsneden van de Risicokaart weergegeven voor de betreffende locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0017.png"

Figuur 4.1. Uitsnede Risicokaart Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

Uit de inventarisatie blijkt dat de beide locaties:

  • zich niet bevinden binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevinden in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet zijn gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke
  • stoffen.

Een en ander brengt met zich mee dat het plan in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.

4.6 Milieuzonering

4.6.1 Algemeen

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan of bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk:

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0018.png"

Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

4.6.2 Onderzoeksresultaten milieuzonering

Aan de hand van vorenstaande regeling is onderzoek verricht naar de feitelijke situatie. De feitelijke situatie betreft het opheffen van een agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij) en het oprichten van een tweetal burgerwoningen. Burgerwoningen zijn milieugevoelige objecten (gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt).

Met het bestemmen van burgerwoningen dient de minimale richtafstand van 50 meter tussen een veehouderij en een geurgevoelig object aangehouden te worden. Een agrarisch bedrijf dat, vanuit het oogpunt van milieuzonering, van invloed kan zijn op de woningen bevindt zich aan de 1e Meijerinkshoekweg ten westen van onderhavig perceel. De afstand van de woningen tot aan dit bedrijf bedraagt minimaal 50 meter. De kwekerij valt niet onder de noemer 'veehouderij' aangezien er geen sprake is van een inrichting die tot een krachtens artikele 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.

De VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" is van toepassing. Een kwekerij is op basis van deze VNG-uitgave aan te merken als 'Tuinbouw', welke binnen milieucategorie 2 valt. Hierbij dient een richtafstand van 30 meter aangehouden te worden. Aan deze afstand wordt voldaan. Derhalve is het plan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De woningen zelf hebben, vanuit het oogpunt van milieuzonering, geen negatieve invloed op de omgeving.

Er zijn dan ook geen belemmeringen voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling.

Hoofdstuk 5 Flora & Fauna, Archeologie En Watertoets

5.1 Flora & Fauna

5.1.1 Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

5.1.2 Natuurbeschermingswet

5.1.3 Flora & faunawet

Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd. Gelet op de ligging buiten de Ecologische Hoofdstructuur en Natura 2000 gebieden, de aanwezigheid van veel verharding ter plaatse, de muren niet in spouw zijn uitgevoerd en het feit gesteld dat het perceel dusdanig “verstoord” is dat de kans op aanwezigheid van beschermenswaardige soorten minimaal is. Een onderzoek naar verstoring van beschermde soorten kan achterwege blijven.

Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.

Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.

5.2 Archeologie

5.2.1 Algemeen

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.

De gemeenteraad van de gemeente Wierden heeft hiertoe op 5 oktober 2010 de 'Archeologische waardenkaart' en de 'beleidsnota archeologie gemeente Wierden' vastgesteld. Op grond van deze gemeentelijke archeologische verwachtingskaart heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. In figuur 5.2 is dit in een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0020.png"

Figuur 5.2. Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Wierden (Bron: Gemeente Wierden)

In het buitengebied geldt een onderzoeksplicht in gebieden met een hoge archeologische verwachting bij plangebieden groter dan 2500 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm. In samenspraak met de gemeente Wierden en de provinciaal archeoloog is besloten dat archeologisch onderzoek niet benodigd is.

5.3 Wateraspecten

5.3.1 Vigerend beleid

5.3.2 Waterparagraaf

Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

De initiatiefnemer heeft het waterschap Regge en Dinkel geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.


De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies. De standaard waterparagraaf is bijgevoegd in Bijlage 1.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

In hoofdstuk 2 is al ingegaan op de landschappelijke structuur, de kenmerken van de directe omgeving en op de huidige situatie van het plangebied. In dit hoofdstuk wordt op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling zelf ingegaan.

6.1 Uitgangspunten

Hieronder volgen de uitgangspunten die zijn opgesteld op basis van de wensen, eisen en randvoorwaarden van de familie Eshuis, Gemeente Wierden en het landschap:

  • Op het erf van de familie Eshuis wordt volgens de regeling Rood voor Rood een nieuwe woning (750 m3) en bijgebouw landschappelijk ingepast;
  • Op het erf worden vier schuren gesloopt 1447 m2 en vier schuren behouden;
  • Eén huidige woning blijft behouden en één bestaande woning wordt gesloopt en herbouwd (750 m3 en bijgebouw);
  • De ontwikkelingen vinden plaats, passend binnen de bestaande erfopbouw en erfstructuur;
  • De relatie erf en omgeving blijft behouden;
  • Bestaande groenstructuren behouden en waar nodig versterken;
  • De inrichting bestaat uit een structureel raamwerk van bijvoorbeeld eikengaarden, houtwallen en bos;
  • Gebruik maken van streekeigen inheemse beplantingen;
  • Uitheemse plantensoorten zoveel mogelijk verwijderen.

Deze uitgangspunten zijn vertaald naar een ruimtelijk kwaliteitsplan, waarmee de huidige structuur van het erf en de opbouw van het landschap blijven behouden en daar waar mogelijk versterkt. Het ruimtelijk kwaliteitsplan is uitgewerkt door Eelerwoude uit Goor.

6.2 Het Ruimtelijk Kwaliteitsplan

Het ruimtelijk kwaliteitsplan bestaat uit een aantal onderdelen, die hierna beschreven worden. Aan het eind van deze paragraaf wordt het ruimtelijk kwaliteitsplan visueel weergegeven.

6.2.1 Ruimtelijke opbouw

  • De bestaande woning aan de zuidkant van het erf blijft behouden, evenals vier schuren aan de oostzijde van het erf;
  • De eenheid van het erf blijft behouden doordat de woningen zijn ingepast binnen de nieuwe erfstructuur (het groene eiland);
  • De woning aan de noordzijde van het erf wordt gesloopt en herbouwd;
  • De nieuwe woningen (750 m3) met bijgebouwen zijn ingepast binnen de nieuwe erfstructuur. De woning kent een nieuwe erftoegang met een ondergeschikt belang.

6.2.2 Beplantingstypen

  • De bestaande erfbeplanting, die voornamelijk bestaat uit zomereiken, blijft zoveel mogelijk behouden;
  • De uitheemse boom- en struikvormers (vooral dennen en coniferen) worden verwijderd en vervangen door inheemse beplantingssoorten (zomereik);
  • Bij de woning die wordt herbouwd wordt een beukenhaag geplant;
  • Ten zuiden van de nieuwe woning wordt een singel aangebracht om de bestaande erfstructuur te versterken;
  • De ondergroei van de erfbeplanting rondom de woningen kan naar wens worden verwijderd/uitgedund;
  • De bestaande oprijlaan wordt naar wens van de familie begeleidt door een nieuwe bomenrij (zomereik of groene beuk).

Een weergave van het beplantingsplan is opgenomen in Bijlage 6.

6.2.3 Ecologie

  • De bestaande hoeveelheid erfbeplanting biedt veel verblijfsgelegenheid voor verschillende diersoorten. Daarom blijft zoveel mogelijk (inheemse) erfbeplanting behouden;
  • Het vervangen van uitheemse boom en struikvormers door inheemse soorten (eik, berk, els, hazelnoot, Gelderse roos, vuilboom, meidoorn, liguster, krenteboompje en vlier) en op enkele plaatsen nieuwe aanplant, trekt meer diersoorten aan.

6.2.4 Architectuurstijl

  • De architectuurstijl is in dit stadium nog niet aan de orde en wordt nader bepaald.

Hieronder is een visuele weergave van het ruimtelijk kwaliteitsplan te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0021.png"

Figuur 6.1: Ruimtelijk kwaliteitsplan (Bron: Rapport Rvr Eshuis, Eelerwoude)

Resumerend kan gesteld worden dat het plan voldoet aan het hoofddoel van het beleidskader Rood voor rood: verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Met het integrale ruimtelijke kwaliteitsplan wordt de huidige structuur van het erf en de opbouw van het landschap blijven behouden en daar waar mogelijk versterkt.

6.3 Verkeer En Parkeren

De ontsluiting van het perceel geschiedt via de bestaande noordelijke inrit aan de Heerdinksschotweg. Daarnaast wordt er een extra inrit aangelegd aan de 1e Meijerinkshoekweg die de meest zuidelijke nieuw te bouwen woning zal ontsluiten. Gezien de lage verkeersintensiteit van zowel de Heerdinksschotweg en de 1e Meijerinkshoekweg zal dit vanuit verkeerkundig oogpunt geen problemen opleveren. Het parkeren geschiedt op eigen terrein.

6.4 Te Behouden Schuren

Extensieve agrarische activiteiten worden gecontinueerd op het perceel. In onderstaande figuur wordt weergegeven welke functies deze schuren krijgen. Het roze gebied laat zien welke grond gebruikt gaat worden ten behoeve van het kweken van de buxussen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2011000003-VA01_0022.png"

Figuur 6.2: functies te behouden schuren

6.5 Financiële Onderbouwing

In deze paragraaf staat de financiële onderbouwing van de voorgenomen ontwikkelingen centraal. Het uitgangspunt daarbij is dat de kosten worden gecompenseerd door de waarde van de nieuw te realiseren bouwkavel. De waarde van de te realiseren bouwkavel wordt ingezet voor een vergoeding van een deel van de waarde van de te slopen bebouwing, de sloopkosten en voor de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.

6.5.1 Waarde bouwbestemming

De financiële drager van de Rood voor Roodregeling is de nieuw te realiseren woningbouwkavel. voor het bepalen van de waarde van de woningbouwkavel is een taxatie uitgevoerd door een erkend taxateur. De waarde van een bouwrijpe woningbouwkavel van 1.000 m2 op deze locatie komt op € 180.000,-. De kosten voor het bouwrijp maken van de bouwkavel zijn € 15.000,- en de waarde van de ondergrond is € 5.000,-.


De waardestijging van de locatie van de woningbouwkavel bedraagt daarmee € 160.000,-. Deze waardestijging is de waarde van de bouwbestemming en wordt gebruikt om de investeringen te kunnen bekostigen. Het taxatierapport is bijgevoegd in Bijlage 5.

6.5.2 Sloopkosten

In de provinciale Rood voor Rood-regeling wordt een standaardwaarde voor de sloopkosten van € 25,- per vierkante meter bebouwing gehanteerd. Dit bedrag mag de initiatiefnemer gebruiken om de sloopkosten te dekken en alle verhardingen te verwijderen. In werkelijkheid blijkt dat de sloop- kosten en asbestsaneringskosten hoger zijn dan deze standaardwaarde. Daarom heeft de provincie in december 2008 besloten dat op basis van een onafhankelijke taxatie van de sloopkosten uit kan worden gegaan van de werkelijke sloopkosten op basis van sloopoffertes. Voor de sloop van de op- stallen aan de Heerdinkschotweg zijn een aantal sloopoffertes opgevraagd. De totaalprijs in de offerte van G.j. Kamphuis is het laagst en bedraagt € 90.262,-.

6.5.3 Gecorrigeerde vervangingswaarde 30%

De regeling Rood voor Rood biedt de initiatiefnemer een vrij te besteden deel van de opbrengsten van de woningbouwkavel. Daarbij wordt uitgegaan van een vergoeding van een deel van de waarde van de te slopen bebouwing. Deze vergoeding bedraagt 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de bebouwing. De taxatie van de gecorrigeerde vervangingswaarde dient uitgevoerd te worden conform de berekeningswijze die door de DlG is beschreven in “Informatie gecorrigeerde vervangingswaarde in het kader van de Rood voor Rood regeling provincie Overijssel”. In Bijlage 4 is een overzicht weergegeven van de berekening van de gecorrigeerde vervangingswaarde op de locatie aan de Heerdinksschotweg. Deze bedraagt € 98.865,-, dertig procent hiervan is € 29.660,-.

6.5.4 Investering ruimtelijke kwaliteit

Het bedrag dat geïnvesteerd moet worden in de ruimtelijke kwaliteit, wordt berekend door het bedrag van de waarde van de bouwbestemming te verminderen met de sloopkosten en de vergoeding van dertig procent van de gecorrigeerde vervangingswaarde. Betreffende de ruimtelijke kwaliteit moet € 40.079,- verplicht worden geïnvesteerd.

In totaal wordt € 41.598,- geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit op de locatie aan de Heerdinkschotweg. Allereerst het asbestinventarisatierapport € 678,-. Daarnaast de inrichting van het perceel met de nieuwe bouwkavel en het oude erf aan de Heerdinkschotweg. De kosten voor de landschappelijke inrichting bedragen € 9.577,-. Daarnaast zal het de erfbeplanting worden versterkt met streekeigen soorten. Kosten voor asbestsanering van de te vervangen schuur kan worden beschouwd als investering in de ruimtelijke kwaliteit. De kosten voor asbestsanering bedragen € 7.813,-.

Daarnaast zijn er kosten gemaakt ten behoeve van advies door Eelerwoude, het opstellen van taxatierapporten en een asbestinventarisatie van de schuren voor een totaal bedrag van € 12.200,-. Deze kosten kunnen worden meegenomen als investering in de ruimtelijke kwaliteit. Dit geldt ook voor de leges van de gemeente (€ 3.000,-), evenals de kosten voor de technische onderzoeken wat betreft het bestemmingsplan (€ 8.330,-).

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten En Projectverantwoording

7.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de voorschriften. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.

7.2 Opzet Van De Regels

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf die datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

7.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

• Begrippen (Artikel 1)

In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.

• Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

7.2.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de bestemmingen "Wonen", "Agrarisch met waarden - Landschap" en "Agrarisch - Kwekerij", de bestemmingen die in het plangebied voorkomen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:

  • I. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan:
  • II. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
  • III. Nadere eisen;
  • IV. Afwijken van de bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouwregels;
  • V. Specifieke gebruiksregels en afwijken van deze gebruiksregels.

In paragraaf 7.3 worden de bestemming nader toegelicht en wordt ook per bestemming aangegeven waarom voor bepaalde gronden voor deze is gekozen.

7.2.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Antidubbeltelregel (Artikel 6)

Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.

Algemene bouwregels (Artikel 7)

In dit artikel worden enkele voor alle bestemmingen geldende regels gegeven voor de plaatsing van bouwwerken. Zo wordt - per wegencategorie - aangegeven welke afstand ten opzichte van de as van de weg in acht genomen dient te worden. Van de gestelde afstandseisen kan worden afgeweken, mits daartegen uit hoofde van het wegbeheer (onder andere verkeersveiligheid) geen bezwaar bestaat. Voor zover binnen deze grenzen bebouwing aanwezig is moet de afwijking als verleend worden beschouwd.

Algemene gebruiksregels (Artikel 8)

In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze bevatten regels m.b.t. het gebruik van gronden strijdig met de aan deze gronden gegeven bestemmingen. Deze algemene gebruiksregels gelden voor het gehele plangebied.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 9)

In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven. Het betreffen hier de 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied'. Deze gelden voor het hele plangebied.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 10)

In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze algemene afwijkingsregels gelden voor het gehele plangebied.

7.2.4 Overgangs- en slotbepalingen

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

7.3 Verantwoording Van De Regels

Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.

Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld. Bij de regels is aansluiting gezocht met het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' van de gemeente Wierden.

Agrarisch met waarden - Landschap

Dit artikel regelt de bestemming van de gronden, waarbinnen de agrarische belangen in het algemeen prevaleren boven de andere belangen. Binnen deze gronden mogen in principe uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde (afrastering en dergelijke) tot een hoogte van 2 meter worden opgericht. Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het realiseren van sleufsilo's, kuilvoerplaten en/of andere vormen van veevoeropslag. Bij deze bestemming is een artikel met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voormalige aanlegvergunning) opgenomen.

Agrarisch - Kwekerij

De juridisch-planologische regeling voorziet in een regeling waarbinnen extensief-agrarische activiteiten in de vorm van een kwekerij mogelijk zijn. De op de verbeelding voor Agrarisch - Kwekerij aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een (boom)kwekerijbedrijf met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden. De bestaande woning blijft een agrarische bedrijfswoning.

Wonen

De woningen binnen dit plan worden bestemd als 'Wonen' (burgerwoningen). Bij de benadering van de woonfunctie is uitgegaan van maximale inhoud, namelijk 750 m³. Ten aanzien van het toegestane aantal woningen is in de regels bepaald dat per bestemmingsvlak 1 woning is toegestaan. Bij recht mag 100 m² aan bijgebouwen worden opgericht.

7.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormen deze ruimtelijke plannen ook het juridisch kader voor burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van buurman en directe omgeving. Het bestemmingsplan en/of het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

De gemeente Wierden hanteert een strikt handhavingsbeleid. In dit beleid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • géén stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Handhavend optreden tegen overtredingen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijk traject zal gelijktijdig worden ingezet.

Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid

Het project betreft een volledig particulier initiatief. De financiering van het project is rond. Voor dit project is een Rood voor rood overeenkomst gesloten zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. In deze overeenkomst is ook de landschappelijke inpassing conform het landschapsplan opgenomen. Door middel van deze overeenkomst is deze landschappelijke inpassing gegarandeerd. Het afsluiten van een anterieure overeenkomst brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 31 maart 2011 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 1 Beplantingsplan

Bijlage 2 Rood Voor Rood Regeling Gemeente Wierden

Bijlage 2 Rood voor rood regeling gemeente Wierden

Bijlage 3 Nota Verblijfsrecreatie Gemeente Wierden

Bijlage 3 Nota Verblijfsrecreatie gemeente Wierden

Bijlage 4 Tabel Werk Of Werkzaamheden Strijdig Met Bestemmingsplan

Bijlage 4 Tabel werk of werkzaamheden strijdig met bestemmingsplan

Bijlage 1 Standaard Waterparagraaf

Bijlage 1 Standaard Waterparagraaf

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Locatie A

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek locatie A

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek Locatie B

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek locatie B

Bijlage 4 Gecorrigeerde Vervangingswaarde

Bijlage 4 Gecorrigeerde vervangingswaarde

Bijlage 5 Taxatierapport

Bijlage 5 Taxatierapport

Bijlage 6 Beplantingsplan

Bijlage 6 Beplantingsplan