Wittebeltsweg 5, Sluizendijk 1 en Schapendijk 37
Bestemmingsplan - Gemeente Wierden
Vastgesteld op 11-12-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37, Sluizendijk 1 met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2022000007-VA01 van de gemeente Wierden;
1.2 de verbeelding
De plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37, Sluizendijk 1 bestaande uit de verbeelding met nr. NL.IMRO.0189.BP2022000007-VA01;
1.3 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.4 Buitengebied 2009
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2009000002-0002' van de gemeente Wierden;
1.5 Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2012000013-VA01' van de gemeente Wierden;
1.6 Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)
het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)' met identificatienummer 'NL.IMRO.0189.BP2019000005-VA01' van de gemeente Wierden;
1.7 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.8 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.9 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.10 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.11 afhankelijke woonruimte
een recreatiewoning, gastenverblijf of bijbehorend bouwwerk, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;
1.12 afwijking
Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.13 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;
1.14 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;
1.15 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.16 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.17 bebouwingsconcentratie
Het centraliseren van bebouwing;
1.18 bebouwingspercentage
de bebouwde oppervlakte van de gebouwen uitgedrukt in procenten van de totale oppervlakte van nader aangegeven gronden;
1.19 bed & breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.20 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.21 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.22 bedrijfswoning/dienstwoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.23 beroeps- of bedrijfsoppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.24 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.25 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.26 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.29 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.30 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.31 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.34 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.35 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.36 eerste verdieping
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.37 extensieve (dag)recreatie
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden;
1.40 hobbymatig houden van dieren
het niet bedrijfsmatig houden van vee;
1.41 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.42 houtteelt
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;
1.43 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;
1.44 kas
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.45 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;
1.46 kleinschalig kamperen
een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet meer dan 25 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.47 kwekerij
het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;
1.48 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.49 maaiveld
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.50 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.51 melkrundvee
melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;
1.52 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.53 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.54 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.55 omgevingsvergunning
Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.56 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde
een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingrecht;
1.57 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met maximaal één wand;
1.58 paardenbak
Buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining.
1.59 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.60 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.61 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.62 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.63 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
1.64 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een bedrijfsomvang die tenminste overeenkomt met het toegekende bouwperceel en waarvan de continuïteit aannemelijk is;
1.65 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.66 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
- c. het voorkomen van schade door vorst;
met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw en/of aspergeteelt;
1.67 verticale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
1.68 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.69 waterberging
een gebied waarin oppervlaktewater wordt opgeslagen in waterpartijen om het te infiltreren in de bodem;
1.70 weg
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;
1.71 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.72 wonen
het woonachtig zijn in een hoofdverblijf;
1.73 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.74 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
a. voor lengten in meters (m);
b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
d. voor verhoudingen in procenten (%);
e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbijbehorende gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:
- a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw;
- c. intensieve veehouderij is niet toegestaan.
- d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' één recreatiewoning ten behoeve van verblijfsrecereatie;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'mini-camping' een kampeerterrein voor kleinschalig kamperen met maximaal 10 kampeermiddelen.
3.2 Bouwregels
Op de op de verbeelding voor Agrarisch - Agrarisch bedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
- a. 3.1 en toestaan dat een rijhal wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
- 1. voor wat betreft de agrarische activiteiten er sprake is van een volwaardig bedrijf, wat blijkt uit een bedrijfsplan;
- 2. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
- 3. de rijhal landschappelijk wordt ingepast
- b. 3.1 ten behoeve van een trekkershut, met dien verstande dat:
- 1. niet meer dan twee trekkershutten per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
- 2. de oppervlakte van een trekkershut niet meer dan 36 m2 mag bedragen;
- c. 3.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 8 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
- d. 3.2.2 onder e en toestaan dat de hoogte wordt verhoogd tot 12 m, met dien verstande dat dit niet geldt voor bedrijfswoningen;
- e. 3.2.2 onder f ten behoeve van een afwijkende dakvorm, indien en voor zover het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
- f. 3.2.3 onder b ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3 voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van inwoning van de toekomstig rustende agrariër, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen;
- g. 3.2.3 onder b en toestaan dat een erker met een inhoud van niet meer dan 20 m3 wordt gebouwd;
- h. 3.2.4 onder d ten behoeve van het vergroten van de goothoogte tot maximaal 4 meter, met dien verstande dat:
- 1. deze afwijking wordt toegepast bij ten hoogste één gevel van het bijbehorend bouwwerk;
- 2. de vergroting functioneel noodzakelijk is;
- i. 3.2.5 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. de afstand tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
- 2. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
- j. 3.1 en toestaan dat een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, door een derde bewoond mag worden (plattelandswoning);
- k. 3.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.000 m3 wordt verbouwd ten behoeve van twee (plattelands)woningen;
- l. 3.2.3 en toestaan dat een bedrijfswoning, met een omvang van minimaal 1.500 m3 wordt verbouwd ten behoeve van drie (plattelands) woningen;
- m. 3.1 ten behoeve van het gebruik van een bijbehorend bouwwerk, gastenverblijf of een recreatiewoning als een afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
- 1. er sprake is van mantelzorg;
- 2. er niet meer dan 75 m2 aan bestaande bijbehorende bouwwerken, een bestaande recreatiewoning of een bestaand gastenverblijf in gebruik wordt genomen als afhankelijke woonruimte;
- 3. er geen sprake is van nieuwbouw ten behoeve van de afhankelijke woonruimte;
- 4. het bijbehorend bouwwerk het gastenverblijf of de recreatiewoning een ruimtelijke eenheid vormt met de bedrijfswoning;
- 5. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
- 6. de afwijking en derhalve het gebruik van het bijbehorend bouwwerk, de recreatiewoning of het gastenverblijf als afhankelijke woonruimte dient te worden beëindigd als de mantelzorgsituatie is komen te vervallen;
- n. 3.2.2 ten behoeve van de verbouw van een ruimte voor nevenactiviteiten.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- a. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen en de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering.
- b. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen ten behoeve van plattelandskamers- en/of appartementen als hoofdactiviteit met dien verstande dat:
- 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
- 2. de kamers binnen bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
- 3. de oppervlakte per kamer niet meer bedraagt dan 50 m2;
- 4. de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 300 m2;
- 5. aan de regels van plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn opgenomen in de beleidsnota in Bijlage 4 en de kampeerverordening wordt voldaan;
- c. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie (als hoofdactiviteit), met dien verstande dat:
- 1. de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied;
- 2. wordt voldaan aan de regels plattelandskamers en/of -appartementen zoals deze zijn verwoord in de beleidsnota in Bijlage 4 en de kampeerverordening;
- d. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen met de aanduiding bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;
- 3. de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, wat blijkt uit een in te dienen landschapsplan;
- 4. er geen sprake mag zijn van verstedelijking en dat landschappelijke/natuurlijke kenmerken niet worden aangetast;
- 5. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
- 6. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
- 7. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
- 8. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
- 9. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
- 10. op de gronden welke op de plankaart zijn aangeduid met reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied alleen medewerking kan worden verleend aan de functiewijziging indien onderbouwd kan worden dat de functieverandering geen afbreuk doet aan de mogelijkheden van uitbreiding, her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen.
- e. de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen ten behoeve van een nieuw landgoed met een woonfunctie, met dien verstande dat:
- 1. er sprake is van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
- 2. de grootte van het landgoed minimaal 10 hectare zal bedragen;
- 3. op het landgoed sprake zal zijn van een woongebouw met een minimale inhoud van 1.000 m3 en mits de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
- 4. 30% van het landgoed zal bestaan uit nieuw bos of een ander natuurdoeltype;
- 5. omliggende agrarische bedrijven bij de realisatie van een nieuw landgoed niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gehinderd;
- 6. met een inrichtingsplan of een beeldkwaliteitsplan wordt aangetoond dat er sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en dat dit past binnen het gemeentelijklandschapsbeleid.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap
4.1 Bestemmingsmschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, niet zijnde de opslag van veevoer en agrarische producten;
- b. het hobbymatig houden van vee;
- c. kwekerijen, niet zijnde boomkwekerijen;
- d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarde;
- e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
- f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
- g. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
- h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.
4.2 Bouwregels
Op de op de plankaart voor Agrarisch met waarden - Landschap aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat schuren en stallen die met een bouvergunning aanwezig zijn of gebouwd kunnen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. landschappelijke inpassing;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. 4.2.1 ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. deze grenst aan de bestemming Wonen.
- 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
- 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
- b. 4.2 ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
- 1. deze grenst aan de bestemming Wonen - Landhuis;
- 2. de afstand van de zonnepanelen tot grens bouwblok niet meer bedraagt dan 50 meter;
- 3. de oppervlakte aan zonnepanelen niet meer bedraagt dan 500 m²;
- 4. de hoogte niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
- 5. de noodzaak om buiten het bouwblok te bouwen voldoende wordt onderbouwd;
- 6. de zonnepanelen landschappelijk ingepast worden;
- 7. geen zonnepanelen geplaatst worden op essen of kampen of (archeologisch) monument;
- 8. de bestaande houtopstanden worden gerespecteerd;
- 9. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 4.6 onder d wordt toegepast;
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 4.1:
- a. ten behoeve van een boomkwekerij-, houtteelt en/ of fruitteeltbedrijf;
- b. ten behoeve van de opslag van veevoer en agrarische producten;
- c. ten behoeve van de realisering van een paardenbak, met dien verstande dat:
- 1. deze grenst aan de bestemming deze grenst aan de bestemming Wonen;
- 2. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden niet minder bedraagt dan 50 meter;
- 3. de oppervlakte van een paardenbak niet meer bedraagt dan 1.200 m2.
- d. ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
- 1. de gronden grenzen aan de bestemming de bestemming Wonen;
- 2. het kleinschalig kampeerterrein niet op een logische, landschappelijk verantwoorde manier kan worden ingepast binnen de bestemming Wonen en dit in de bestemming Agrarisch metwaarden - Landschapwel het geval is;
- 3. op deze gronden het keur van het waterschap niet van toepassing is;
- 4. de sanitaire voorzieningen binnen bestaande opstallen worden gerealiseerd;
- 5. wordt voldaan aan de regels kleinschalige kampeerterreinen zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 4 en de kampeerverordening.
- e. ten behoeve van de realisering van zonnepanelen, met dien verstande dat:
- 1. tegelijkertijd de afwijking genoemd in 4.4 onder b wordt toegepast.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Agrarisch met waarden - Landschap wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van de wijziging van de situering en/of een ondergeschikte uitbreiding van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 3.000 m² zal bedragen;
- 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 3. deze wijziging in samenhang met 6.7 wordt toegepast;
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;
met daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde aangewezen gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen, met dien verstande dat:
- a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
- b. bed & breakfast is toegestaan in de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven;
6.2 Bouwregels
Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. het bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de milieusituatie;
- e. de verkeersveiligheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Wonen wijzigen in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Landschap ten behoeve van de wijziging van de situering van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
- 1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de nabij gelegen (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 2. deze wijziging in samenhang met 4.8 wordt toegepast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bebouwingsgrenzen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:
bestemming | afstand |
Verkeer - 1 | 100 m |
Verkeer - 2 | 50 m |
Verkeer - 3 | 30 m |
Verkeer - 4 | 15 m |
Verkeer - Onverhard | 15 m |
8.2 Afwijken bebouwingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het uitvoeren van de in de Bijlage 3 genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
10.2 reconstructiewetzone – verwevingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding reconstructiewetzone - verwevingsgebied zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij:
- a. Wonen in
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Nadere eis
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Parkeerregels
13.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
13.3 Verwijzing naar adressen
De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen betreffen de adressen, zoals deze op de verbeelding (plankaart) zijn terug te vinden ten tijde van de vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
14.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.4 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
14.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
14.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van de Buitengebied 2009, herziening Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37, Sluizendijk 1
Vastgesteld door het college in de vergadering van
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemers zijn voornemens een nieuwe woning te realiseren op het perceel naast de Wittebeltsweg 5 (kadastraal bekend als WDN02-Q-1178). Op dit moment is het perceel naast de Wittebeltsweg 5 nog onbebouwd. In ruil voor de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende opstallen wordt het recht voor een woningbouwkavel op het naastgelegen perceel verkregen. Op twee locaties, gelegen aan de Sluizendijk 1 te Wierden en de Schapendijk 37 te Notter, wordt in totaal aan ruim 989 m2 aan landschapsontsierende opstallen gesloopt. Daarnaast wordt aan de Westerveenweg 2 een losse veldschuur gesloopt van 34 m2. Hiermee komt het totaal te slopen oppervlak op 1.023 m2. Op de locaties aan de Sluizendijk en Schapendijk worden tevens de aanwezige mest- en kuilplaten verwijderd en worden beide locaties landschappelijk ingepast om zo extra kwaliteit toe te voegen. Vanwege het verwijderen van de landschapsontsierende agrarische bebouwing komen tevens twee milieubelastende bestemmingen te vervallen. Dit is vanuit milieutechnisch oogpunt ook een kwaliteitsimpuls.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is op 14 oktober 2021 door het college van burgermeester en wethouders een positief principebesluit afgegeven ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling.
Het beleid biedt kansen!
Op 8 maart 2022 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wierden het beleidskader 'Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente' vastgesteld. Dit betreft het nieuwe beleidskader, waar Rood voor Rood ook een onderdeel van is. Samen met andere deelnemende gemeenten in Zuidwest-Twente is het nieuwe beleidskader opgesteld. De nieuwe spelregels hebben als doel om een verbreding en versimpeling van het oude te zijn, waarbij ingezet wordt op de verbetering van ruimtelijke kwaliteit.
Een beleidskader welke onder de nieuwe spelregels valt is Rood voor Rood. Hierbij mag in ruil voor de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing één compensatiewoning worden gebouwd. Wanneer de beleidsregels niet voldoende ruimte bieden, kan maatwerk worden toegepast.
Partiële herziening van het bestemmingsplan
De voorgenomen ontwikkeling, de realisatie van een nieuwe woning op het perceel naast de Wittebeltsweg 5, is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Hiertoe is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Locatie Plangebied
Het plangebied voor de realisatie van de nieuwe woning is gelegen naast de Wittebeltsweg 5 te Wierden en ligt ten zuidwesten van de kern Wierden. Ten zuidoosten van de nieuw te bouwen kavel is de spoorlijn tussen Rijssen en Wierden gelegen. De slooplocatie aan de Schapendijk 37 is gelegen in het buurtschap Notter, ten zuidwesten van het plangebied. De Sluizendijk 1 ligt ten zuiden van het plangebied, in het buurtschap Rectum. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de drie locaties weer.
Afbeelding 1. Ligging plangebied en de twee slooplocaties ten opzichte van de omgeving.
1.3 Huidig Planologisch Regime
Het plangebied voor de nieuwe woning is gelegen in het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2009'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Wierden op 12 januari 2010 vastgesteld. Daarnaast behoort het plangebied tot de herziening 2012 ('Bestemmingsplan 2009, herziening 2012 (veegplan)', zoals vastgesteld op 2 juli 2013). Verder gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden', het 'Paraplubestemmingsplan bouw van gebouwtjes voor algemeen belang', het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Wierden' en de herziening 2019 (bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)).
De locatie aan de Wittebeltsweg kent de enkelbestemming 'agrarisch'. Tevens zijn ter plaatse van het plangebied een tweetal gebiedsaanduidingen van toepassing te kennen: 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'recronstructiewetzone - verwevingsgebied'. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling, de realisatie van de nieuwe woning, niet past binnen het vigerend bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer.
Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2009, met het plangebied binnen het rode kader (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Slooplocaties
De twee locaties waar gesloopt gaat worden zijn tevens gelegen binnen het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2009'. Daarnast zijn ook de bestemmingsplannen 'Bestemmingsplan 2009, herziening 2012 (veegplan)', 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden', het 'Paraplubestemmingsplan bouw van gebouwtjes voor algemeen belang', het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Wierden' en de herziening 2019 (bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)) van toepassing op de twee slooplocaties.
Sluizendijk 1
De locatie aan de Sluizendijk kent de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied'. Afbeelding 3 geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer.
Afbeelding 3: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2009, met de locatie aan de Sluizendijk 1 binnen de rode cirkel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Schapendijk 37
De locatie aan de Schapendijk 37 kent de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Daarnaast is ter plaatse van het erf ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van toepassing. Verder kent de slooplocatie de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied'. Afbeelding 4 geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer.
Afbeelding 4: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2009, met de locatie aan de Schapendijk 37 binnen de rode cirkel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
1.4 Bij Het Plan Behorende Stukken
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37, Sluizendijk 1' bestaat uit de volgende stukken:
- 1. verbeelding (tek.nrNL.IMRO.0189.BP2022000007-VA01 ) en een renvooi;
- 2. regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.
1.5 Leeswijzer
De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die hieruit volgen. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven op de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Het Initiatief
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging van het plangebied en de omgeving. Daarnaast wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.
2.2 Huidige Situatie
Beschrijving plangebied
Het plangebied van de nieuwbouwkavel is gelegen ten westen van de woning aan de Wittebeltseweg 5. De nieuw te realiseren woning schikt zich in de lintbebouwing aan de Wittebeltsweg. Langs de Wittebeltsweg is een verspringende rooilijn aanwezig. Afbeelding 5 geeft een impressie van het plangebied weer.
Historie van het landschap
Tot begin van de 20e eeuw was ter plaatse van het plangebied sprake van woeste grond (onontgonnen gebied, hoog veen, verstoven heiden, voedselarme heidevelden en stukken bos) (zie historische kaarten hierboven). Een restant hiervan is het Wierdenseveld. Door de ontginning is de meeste heide verdwenen en is een rechte verkaveling ontstaan, met de Wittebeltsweg als een van de ontginningsassen waaraan diverse boerderijen als lintbebouwing liggen. Het gebied heeft een overwegend functioneel, agrarisch karakter. Er zijn nog vrij veel bosjes, houtwallen en boomsingels aanwezig. Bijvoorbeeld het Notterveld (ten westen) en Grimberg (ten zuidwesten). Langs de spoorlijn is recentelijk een zone ingericht als waterwingebied, met nieuwe natuur. Rond 2014 is er reeds een rood voor rood ontwikkeling geweest op het erf, waarbij de woning ten oosten van het erf gerealiseerd is en een groot stuk nieuw bos achter het erf is aangeplant ter compensatie voor deze rood voor rood regeling.
Afbeelding 5: Historische kaarten gebied rondom de Wittebeltsweg 5.
2.3 Planbeschrijving
De nieuwe woning aan de Wittebeltsweg dient landschappelijk te worden ingepast, maar ook de twee locaties van de te slopen opstallen dienen een nieuwe inpassing te krijgen. Op de locatie aan de Schapendijk 37 vindt naast de basisinspanning tevens een aanvullende inpassing plaats ten behoeve van de nieuwe functie van het erf. Deze maatregelen zijn beschreven in het ruimtelijke kwaliteitsplan, welke is opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aspecten van het ontwikkelplan beschreven.
2.3.1 De voorgenomen ontwikkeling
De initiatiefnemers zijn voornemens om op het weiland naast de Wittebeltsweg 5 een nieuwe woning te realiseren. Het plangebied wordt daarnaast landschappelijk ingepast, zodat het nieuwe erf past binnen het agrarisch landschap.
In ruil voor de sloop van 1.023 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen wordt een nieuw bouwrecht verkregen. De sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen vindt plaats op twee externe locaties aan de Sluizendijk 1 te Wierden en de Schapendijk 37 te Notter. Op deze twee locaties wordt in totaal 989 m2 gesloopt. Afbeeldingen 7 en 8 geven de te slopen bedrijfsgebouwen weer. Na de sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden beide locaties landschappelijk ingepast, zodat de slooplocaties ook een kwaliteitsimpuls krijgen. Aan de Westerveenweg 2 is reeds een losse veldschuur van 34 m2 gesloopt, welke als sloopvoucher wordt ingezet bij voorliggegnde ontwikkeling.
2.3.2 Toekomstige situatie
Aansluiten op het bestaande erf
Om het nieuwe erf en de nieuwe woning te laten passen in het agrarische landschap wordt het nieuwe erf landschappelijk ingepast, passend bij een compact erfprincipe. De nieuwe woning en het bijgebouw vormen gezamenlijk een compact ensemble rond het bestaande erf aan de Wittebeltsweg 5. Het uitgangspunt voor de landschappelijke inpassing van het nieuwe erf zijn de reeds aanwezige elementen, zoals de huidige boerderijwoning, de rooilijn van het lint langs de Wittebeltsweg, de oprit en de bomenlaan.
Door het huidige erf vandezelfde bestrating te voorzien als het nieuwe erf van de nieuwe woning, ontstaat een uniform beeld van een gezamelijk erf, waaraan de huidige boerderijwoning en de nieuwe woning komen te liggen. De bestaande inritten blijven gehandhaafd. De westelijke oprit dient recht van overpad te houden, zodat de schuur achter het perceel altijd bereikbaar blijft voor de initiatiefnemers. De bestaande rode beuk, midden op het erf, zorgt voor een markante blikvanger.
Landschappelijke inpassing
Ten westen van de nieuwe woning, achter de kavelgrens wordt een nieuwe houtsingel aangeplant voor meer privacy. Ook cultuurhistorisch gezien zijn deze houtsingels waardevol. Hiermee wordt het oude cultuurlandschap met struweelhagen en houtsingels langs de Wittebeltsweg hersteld. Langs de kavelgrens met de Wittebeltsweg wordt een rij hoogstam fruitbomen aangeplant. Door de aanplant van deze fruitbomen wordt het kleinschalige karakter dat van oudsher aanwezig was rond het erf hersteld.
Afbeelding 6: Weergave inrichtingsplan (zie voor een betere weergave het inrichtingsplan in Bijlage 1 van de toelichting van voorliggend bestemmingsplan).
Beplanting nieuw erf
Met de landschappelijke inpassingen van de woning wordt ingezet op een compacte erf opzet. Door het aanplanten van een houtsingel langs de westrand van het perceel, ontstaat er weer een robuust groen kader en een meer kleinschalig landschap. Daarnaast draagt het bij aan het herstel van het cultuurhistorische coulissenlandschap. De privacy van zowel de nieuwe woning als die van de buren wordt hierdoor tevens gewaarborgd.
Door het gehele perceel te extensiveren, in te zaaien met een bloemrijk mengsel en natuurlijk te beheren ontstaat er een ecologische meerwaarde. Dit zorgt voor een andere habitat, meer diversiteit in de beplanting en versterkt het groene kader. Dit is goed voor de biodiversiteit van het gebied. Insecten zoals wilde bijen & vlinders, maar ook vogels en andere kleine zoogdieren hebben baat bij dit kleinschalige landschap en worden hierdoor aangetrokken.
De inrichting van het erf is nader uitgewerkt in het landschappelijk inrichtingsplan welke is opgenomen in Bijlage 1 behorende bij voorliggende toelichting.
De slooplocaties
Als kwalitatieve tegenprestatie voor het verkrijgen van een nieuw bouwrecht wordt er in totaal 1.023 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen gesloopt. De sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen vindt plaats op twee locaties, gelegen aan de Sluizendijk 1 en de Schapendijk 37. Daarnaast is aan de Westerveenweg 2 een losse veldschuur van 34 m2 gesloopt, welke middels een sloopvoucher wordt ingezet.
Sluizendijk 1
Aan de Sluizendijk 1 wordt voor ruim 741 m2 gesloopt, waarvan 621 m2 wordt ingezet voor de woning aan de Wittebeltsweg. De overige 120 m2 wordt teruggebouwd als bijgebouw voor hobbymatig agrarisch gebruik. De te slopen schuren aan de Sluizendijk 1 betreffen hoofdzakelijk oude varkenstallen.
Afbeelding 7: Weergave te slopen schuren aan de Sluizendijk 1.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de locatie aan de Sluizendijk 1 landschappelijk ingepast, zodat deze ook een kwaliteitsimpuls krijgt. Het erf krijgt een landschappelijke inpassing, welke passend is bij het erfprincipe. Onderstaande afbeelding geeft de landschappelijke inpassing van de locatie aan de Sluizendijk weer. De locatie wordt ingepast met inheemse soorten, zoals verschillende fruitbomen, lindebodem en eik.
Afbeelding 8: Landschappelijke inpassing Sluizendijk 1.
Schapendijk 37
Aan de Schapendijk 37 wordt voor ruim 368 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen gesloopt. Dit betreffen ook hier hoofdzakelijk oude varkensstallen. Daarnaast wordt aan de Schapendijk een externe mestkelder gesaneerd. Onderstaande afbeelding laat de te slopen opstallen zien.
Afbeelding 9: Weergave te slopen schuren aan de Schapendijk 37.
Op de locatie aan de schapendijk 37 vindt naast de basisinspassing een aanvullende kwaliteitsinvestering plaats ten behoeve van de beoogde aanvullende activiteiten op het nieuwe erf.
Minicamping onder de hoogstam fruitboomgaard
Op de plek waar de hoogstam fruitboomgaard is beoogd wordt een mini-camping gerealiseerd met maximaal 10 plekken. Hier kunnen mensen recreëren met een tent en/of camper (niet groter dan 6 meter).
Kookhuisje
Het kookhuisje op het erf wordt omgebouwd tot recreatieverblijf. Het kenmerkende aanzicht van het kookhuisje wordt niet aangetast. De verbouwing betreft enkel een interne verbouwing.
Verbouw of vervanging oude kapschuur voor een recreatieverblijf
De oude kapschuur zal vervangen worden door een recreatieverblijf in een stijl die past bij de boerderij als geheel. Op dit moment zijn er nog geen concrete plannen voor het recreatieverblijf, maar de maatvoering zal in de beoogde situatie niet afwijken van hetgeen wat aanwezig is. Het recreatieverblijf zal geschikt zijn voor circa 6 personen. Het uiteindelijke ontwerp van de recreatiewoning wordt bij de gemeente ter goedkeuring ingediend na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
De andere schuur op het erf blijft behouden voor opslag en stalling van werktuigen voor het onderhoud van het erf en omliggende gronden.
Afbeelding 10: Landschappelijke inpassing Schapendijk 37
Toekomstige bestemming slooplocaties
Op dit moment hebben de twee slooplocaties beide een agrarische bestemming. Ter plaatse van de Sluizendijk 1 zal de agrarische bestemming worden omgezet in de enkelbestemming 'Wonen', aangezien het erf haar agrarische functie verliest. Ter plaatse van de Schapendijk 37 wordt de agrarische bestemming behouden, mede vanwege de aanwezigheid van een agrarisch bedrijf aan de overzijde. Om te voorkomen dat de gesloopte gebouwen terug worden gebouwd, wordt op het erf aan de Schapendijk 37 een bebouwingsbeperking opgelegd tot een maximum van 350 m2 (hetgeen wat na sloop van de stallen blijft behouden).
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op de plangebieden en de voorgenomen ontwikkelingen beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)
Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie, de huidige situatie en de verwachten ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze vier prioriteiten zijn beleidskeuzes gemaakt:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk:
- 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
- 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
- 3. Afwentelen wordt voorkomen.
Het Rijk formuleert in de NOVI dat de huidige woningvoorraad onvoldoende aansluit op de toename van het aantal inwoners en huishoudens. Het doel is om tussen 2019 en 2035 de woningvoorraad aan te vullen met circa 1,1 miljoen woningen, die aansluiten op de huidige en toekomstige woonbehoeften in een fijne, leefbare omgeving. In bepaalde regio's kan transformatie of sloop van vastgoed uitkomst bieden, zodat de ruimtelijke structuur in gebieden wordt behouden. Het Rijk zet in op het behoud van compacte kernen in de regio. Bij transformatie en groei dient rekening te worden gehouden met cultuurlandschappen, landschappelijke structuren en objecten en andere waardevolle elementen in de omgeving. Het streven is om deze unieke kwaliteiten te versterken en te waarborgen in het ruimtelijk ontwerp. Daarnaast richt het Rijk zich op de realisatie van meer natuur en biodiversiteit in steden en het landelijk gebied. Bij nieuwe ruimtelijke opgaven dienen natuur en natuur-inclusief ontwikkelen meegenomen te worden.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een nieuwe woning, waarbij Rood voor Rood wordt toegepast. Het nieuwe erf aan de Wittebeltsweg 5 wordt landschappelijk ingepast in de omgeving door gebruik te maken van inheemse beplanting. Hiermee wordt tevens een bijdrage geleverd aan de versterking van natuurwaarden en biodiversiteit. Daarnaast worden de twee slooplocaties aan de Sluizendijk 1 en Schapendijk 37 ook landschappelijk ingepast met versterking van de natuurwaarden. Met het voorgenomen plan wordt voldaan aan de prioriteit voor toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied en is daarmee in overeenstemming met de NOVI.
3.2.2 Conclusie Rijksbeleid
Vanuit de NOVI komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op het voorliggend plan. Geconcludeerd kan worden dat het plan passend is binnen het rijksbeleid.
3.3 Provinciaal Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie- en verordening Provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “Het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is”. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.
De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
- Herstructurering: Er wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's, dorpen en steden worden gestimuleerd om hun eigen kleur te ontwikkelen.
- Hoofdinfrastructuur: Investeren in wegverkeer: trein, fiets, waar veiligheid en doorstroming centraal staan.
- SER-ladder: Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik toepassen bij bebouwing door hantering van de 'SER-ladder'. Deze methode maakt eerst het gebruik van de ruimte, die wordt geoptimaliseerd, daarna wordt de toepassing van meervoudig ruimtegebruik onderzocht, vervolgens de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden. Hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma's en bedrijfslocaties noodzakelijk.
- Plannen: Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
3.3.2 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO)
Door de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader, zoals o.a. 'Rood voor Rood', 'Rood voor Groen' en 'Nieuwe landgoederen' vervallen en is er een nieuw document opgesteld: de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' (KGO). KGO is vastgelegd in de provinciale verordening (artikel 2.1.6). De KGO gaat er vanuit dat er ruimte is voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe functies in het buitengebied, uitsluitend indien hier sociaal economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Twee principes zijn leidend:
- Elke ontwikkeling dient bij te dragen aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
- De ontwikkelingsruimte die men krijgt dient in evenwicht te zijn met investeringen in de ruimtelijke kwaliteit.
Afbeelding 19: Weergave KGO-balansmodel (bron: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving).
Uitgangspunt is dat plannen ontwikkelingsruimte krijgen als deze passen binnen het generieke beleid en de ontwikkelingsperspectieven van de provincie en worden uitgewerkt conform de gebiedskenmerken. Voorwaarde daarbij is dat de geboden ontwikkelingsruimte in evenwicht is met de te leveren kwaliteitsprestaties. Bij elke ontwikkeling hoort een basisinspanning in de vorm van een goede ruimtelijke inpassing zoals situering van gebouwen en erfbeplanting. Voor het bepalen van de hoogte van aanvullende kwaliteitsprestaties wordt het plan getoetst aan de hand van de volgende drie variabelen:
- Is de ontwikkeling gebiedseigen of gebiedsvreemd.
- Wat is de schaal van de ontwikkeling en de impact op de omgeving.
- Dient het initiatief een eigen belang of ook maatschappelijke belangen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De ontwikkeling betreft een gebiedseigen ontwikkeling, passend bij het landschapstype, waarbij ruimte is voor de ontwikkeling van bestaande erven en de oprichting van nieuwe erven. De schaal en impact van voorliggende ontwikkeling is dan ook vrij beperkt. Als compensatie voor de realisatie van de nieuwe woning worden op twee locaties landschappelijke bedrijfsgebouwen gesaneerd. Op deze slooplocaties vindt tevens een basis landschappelijke inspanning plaats, wat zorgt voor een aanvullende kwaliteitspresetatie op de sloop van de landschapsontsierende opstallen. Daarnaast krijgt de Schapendijk 37 een aanvullende reacreatieve nevenfunctie.
Daarnaast wordt het nieuw op te richten erf aan de Wittebeltsweg landschappelijk ingericht, zodat deze aansluit op het bestaande erf de reeds aanwezige landschappelijke elementen. Het voorgenomen plan past binnen het KGO-beleid, zoals vastgelegd in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening. De ontwikkelingsruimte die geboden wordt is in balans met de investeringen in ruimtelijke kwaliteit.
Met de regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente heeft de gemeente Wierden - in samenwerking met andere deelnemende gemeenten - het provinciale KGO-beleid vertaald naar eigen beleidskaders. In paragraaf 3.4.4 wordt ingegaan op de specifieke spelregels.
3.3.3 Conclusie provinciaal beleid
Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening. Het plan past binnen de geldende ontwikkelingsperspectieven en de geldende gebiedskenmerken.
3.4 Gemeentelijk Beleid
De gemeente Wierden verleend planologische medewerking aan het voorliggende plan door het toepassen van de 'regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente'
3.4.1 Structuurvisie Wierden
Op 5 oktober 2010 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wierden de 'Structuurvisie Wierden' vastgesteld. Dit betreft een toekomstvisie voor ruimtelijke ontwikkelingen tot aan 2030. Nieuwe ontwikkeling in de gemeente Wierden dienen getoetst te worden aan de structuurvisie.
Ruimtelijke ontwikkelingsvisie
De structuurvisie uit 2010 betreft een verdere uitwerking van de ontwikkelingsvisie voor de gemeente Wierden uit 2005. In de ontwikkelingsvisie uit 2005 is beschreven waar de gemeente in 2030 wil staan. Deze lijn is in de strucuurvisie verder uitgewerkt. De ambitie van Gemeente Wierden in de structuurvisie is “een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt”. In 2030 wil de gemeente een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving zijn.
Centrale waarden
Gemeente Wierden is een gemeente, die verbindt. Dit is ook op te maken uit de ligging van de gemeente. Zo ligt de gemeente Wierden op het overgangsgebied tussen de Sallandse Heuvelrug en het Twentse landgoederen landschap, dichtbij de natuur en vlakbij de Twentse steden. De gemeente Wierden verbindt:
- Stad en land;
- Wonen, werken en recreëren (kruispunt van snelwegen en spoorlijnen);
- Landschapstypen.
Afbeelding 20 laat schematisch de kernkwaliteiten van de gemeente Wierden zien.
Afbeelding 20: Kernkwaliteiten en centrale waarden gemeente Wierden (bron: Gemeente Wierden).
Deelgebiedvisies
Naast de centrale waarden onderscheidt de structuurvisie ook een drietal deelgebieden, waarvoor per deelgebied een visie is gemaakt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het plangebied aan de Wittebeltsweg is gelegen in het deelgebied 'Landelijk gebied'. In dit deelgebied wordt gestreeft naar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en biedt daarnaast kansen voor verbrede landbouw. Daarnaast is er ook ruimte voor functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing, natuurbeheer en de ontwikkeling van enkele nieuw landgoederen. Het doel is om verrommeling en verpaupering zo veel mogelijk tegen te gaan. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ruim 1.000 m2 aan landschapsontsierende opstallen gesloopt, wat ten goede komt van de doelen en ambitities uit de structuurvisie. Met de voorgenomen ontwikkelingen worden omliggende agrarische bedrijven niet belemmerd in hun bedrijfsvoering en ontwikkelmogelijkheden. Verder draagt de landschappelijke inpassing van het perceel bij aan een kwaliteitsimpuls van de directe omgeving. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Wierden.
3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan (LOP)
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Wierden betreft onder andere een landschappelijk toetsingkader voor beoordelen van ruimtelijke projecten. Het doel van het LOP is om een duidelijke visie te ontwikkelen op het veranderende landschap. Voor het LOP van de gemeente Wierden zijn een drietal doelstellingen geformuleerd:
- Behouden en versterken van de landschappelijke (kern)kwaliteiten van het gebied;
- De diversiteit en herkenbaarheid van de verschillende landschappen in de gemeente behouden en versterken.
- een ontwikkelingsgerichte benadering.
De gemeente Wierden is nader onder te verdelen in 13 verschillende deelgebieden. Gebieden die onderling een sterke samenhang hebben, maar die tegelijkertijd ruimtelijk en functioneel van elkaar verschillen. Over al deze 13 deelgebieden doet het Landschapsontwikkelingsplan uitspraken op basis van landschappelijke kwaliteiten, bestaande en gewenste ontwikkelingen. Het plangebied aan de Wittebeltsweg is gelegen in deelgebied 2 'Dorpsrand Wierden'. De kansen voor dit deelgebied zijn de ontwikkeling van een aantrekkelijk landelijk gebied voor wonen en werken met een duidelijke herkenbare structuur, de ontwikkeling van een aantrekkelijk uiloopgebied voor Wierden en onder andere de kans voor een goede landschappelijke inpassing van (nieuwe) erven en ontwikkelingen, welke gekoppeld worden aan een landschappelijke tegenprestatie.
Het plangebied van de nieuwbouwlocatie aan de Wittebeltsweg te Wierden ligt daarnaast in het "jonge ontginningenlandschap ". Dit betreft een grotendeels open gebied waar de boerderijen verspreid in het landschap staan, vaak omgeven met erfbeplanting. Daarnaast worden enkele wegen begeleid door laanbeplanting. Dit sluit aan op de structuur die wordt nagestreefd zoals beschreven in de Omgevingsvisie. Het plangebied aan de Wittebeltsweg ligt in een zone tussen de hogere stuwwal waarop Wierden ligt en het Reggedal. Het "jonge ontginningslandschap" is van oudsher woeste grond dat relatief laat is ontgonnen.
Afbeelding 21: Uitsnede kaart LOP, met daarop globaal aangegeven de ligging van het plangebied.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Bij het voorgenomen plan is ingespeeld op de uitgangspunten uit dit LOP. Zo wordt aan de rand van het plangebied een nieuwe houtsingel aangeplant. Daarnaast wordt aangesloten bij de kenmerken, kansen en opgaven van deelgebied 2 'Dorpsrand Wierden'. Met de landschappelijke inpassing van het erf wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een aantrekkelijk landelijk gebied voor wonen en werken. Zie hiervoor tevens paragraaf 2.3 en het landschappelijk inrichtingsplan in Bijlage 1.
3.4.3 Nota verblijfsrecreatie in het landelijk gebied
Gemeente Wierden heeft een specifieke nota vastgesteld voor verblijfsrecreatie in de gemeente Wierden. Het doel van de opgestelde nota is een heldere visie weer te geven voor de verblijfsrecreatie alsmede duidelijke kaders en criteria vast te stellen voor diverse vormen van verblijfsrecreatie, met de intentie om de verblijfsrecreatie in de gemeente Wierden te bevorderen.
Gemeente Wierden streeft met de nota naar een verhoging van het aantal verblijfsrecreatieve mogelijkheden, waarbij ingezet wordt op een voortdurende kwaliteitsverbetering en vernieuwing van het product. Hiervoor heeft de gemeente een aantal uitgangspunten, waaronder de ontwikkeling van nieuwe, kleinschalige kwalitatief hoogwaardige verblijfsrecreatieve voorzieningen. Voor kleinschalig kamperen zijn afwijkingsmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Gemeente Wierden wil kleinschalig kamperen toestaan bij agrarische bedrijven en burgerwoningen in het buitengebied. Bij kleinschalige kampeerterreinen zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen plannen aan de Schapendijk 37 sluiten aan bij de nota verblijfsrecreatie in het landelijk gebied. Op het erf vindt in de toekomstige situatie kleinschalig kamperen plaats voor 10 kampeermiddelen en twee recreatiewoningen binnen de bestaande bebouwing. Hiermee past het plan binnen de nota van de gemeente Wierden. Daaraast wordt het erf landschappelijk ingepast, zie hiervoor hoodstuk 2.
3.4.4 Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente
Op 8 maart 2022 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wierden het beleidskader 'Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente' vastgesteld. Dit betreft het nieuwe beleidskader, welke en verbreding en versimpeling van het huidige beleid moet zijn. Nieuwe ontwikkelingen moeten leiden tot een verbetering van ruimtelijke kwaliteit. Onderdeel van de spelregels is het Rood voor Rood-beleid. Bij Rood voor Rood (RvR) gaat het om de sloop van landschapsontsierende gebouwen in ruil voor een bouwkavel voor één of meer (compensatie)-woningen.
De basisinspanning bij RvR-ontwikkeling betreft de sloop van landschapsontsierende gebouwen. In ruil voor de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende opstallen kan één woningbouwrecht worden verkregen, waarbij in de basis een woning van 750 m3 met een bijgebouw van 150 m2 gerealiseerd mag worden. Het is hierbij mogelijk om verschillende slooplocaties in te zetten om een woningbouwrecht te verkrijgen. Uitgangspunt is dat er op elke locatie ten minste 300 m2 aan landschapsontsierende schuren wordt gesloopt.
De gemeente Wierden stelt daarnaast hoge eisen aan haar buitengebied, waardoor een aanvullende kwaliteitsinvestering noodzakelijk is. Een van de eisen is dat elk initiatief gepaard gaat met een ruimtelijk kwaliteitsplan, waarin de investering ruimtelijke kwaliteit wordt vastgelegd. Daarnaast kunnen initiatiefnemers - naast de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen als primaire investering - onder voorwaarden ook andere balansinvesteringen doen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling, waarbij op drie locaties in de gemeente Wierden landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en een veldschuur worden gesloopt, past binnen het nieuwe beleid van de gemeente Wierden. In de ruil voor de sloop van in totaal 1.023 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen wordt op het perceel naast de Wittebeltsweg 5 een nieuwe woning gerealiseerd, passend binnen de kaders van Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente. Hoofdzakelijk geldt dat nieuwbouw enkel plaatsvindt op slooplocaties. Echter kan er sprake zijn van maatwerk, waarbij sprake moet zijn van een aantoonbare extra kwaliteitsslag en dat de nieuwe woning moet aansluiten op bestaande bebouwing. De nieuwe woning van aan de Wittebeltsweg 5 sluit aan op een lint van bebouwing, welke allemaal een woonbestemming kennen. Daarnaast wordt op een tweetal locaties landschapsontsierende agrarische bebouwing gesloopt, waarmee deze twee locaties ook een kwaliteitsimpuls krijgen.
Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld, welke als bijlage is bijgevoegd bij voorliggende toelichting. Twee slooplocaties worden, middels een basisinspanning, landschappelijk ingepast. De slooplocatie aan de Schapendijk 37 betreft een (voormalig) agrarisch bedrijf. Op deze locatie blijft wordt naast de basisinpassing tevens een minicamping en twee recreatieverblijven in bestaande bijgebouwen gerealiseerd. Om de voorkomen dat de voormalige bedrijfsgebouwen terug worden gebouwd, wordt in dit bestemmingsplan een bebouwingbeperking op de locatie gelegd.
Op het erf aan de Sluizendijk worden de aanwezige bedrijfsgebouwen gesloopt. Een deel van de te slopen bedrijfsgebouwen (120 m2) wordt teruggebouwd in de vorm van een bijgebouw voor de bewoners aan de Sluizendijk 1. De terug te bouwen 120 m2 is ook het maximum wat teruggebouwd mag worden. Daarnaast vindt op het erf een landschappelijke inpassing plaats. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling binnen de Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente.
3.5 Conclusie
Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Waardentoets
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op verschillende waarden beschreven. Hieronder vallen ecologie, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de gewenste ontwikkeling.
4.2 Natuurwaarden
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de relevante natuurwetgeving en het relevante natuurbeleid. De bescherming van houtopstanden, de bescherming van soorten en de bescherming van gebieden is geregeld in de Wet Natuurbescherming. De kern van het natuurbeleid wordt gevormd door het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat een samenhangend netwerk van natuurgebieden vormt. De provincies zijn het bevoegd gezag. Alleen in een aantal situaties, zoals bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, is het Rijk het bevoegd gezag.
Door Eelerwoude is een quickscan uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Deze is opgenomen in Bijlage 2 behorend bij deze toelichting. Volgend op de quickscan is door Eelerwoude nader onderzoek uitgevoerd naar een aantal soorten. Deze is opgenomen in Bijlage 3. De belangrijkste conclusies zijn weergegeven in deze paragraaf.
4.2.1 Soortenbescherming
Het uitgangspunt bij het onderdeel soortenbescherming is dat geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. De wet kent een drietal beschermingsregimes; beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en beschermingsregime “andere soorten”. Elk beschermingsregime heeft zijn eigen verbodsbepalingen. Voor ieder ruimtelijk plan of ruimtelijke ontwikkeling is het verplicht om te toetsen of deze leidt tot overtreding van de betreffende verbodsbepalingen. Wanneer er sprake is van een overtreding dient er onderzocht te worden of er een vrijstelling geldt. Indien er geen vrijstelling geldt, kan het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk zijn.
Soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt
De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat er sprake is van een tijdelijke en plaatselijke verstoring, er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.
Soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt
Vleermuizen
Voor de locaties aan de Sluizendijk 1 en Schapendijk 37 geldt dat de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen niet op voorhand uit te sluiten is. Door de voorgenomen sloop gaan de eventuele verblijfplaatsen verloren en treden mogelijk negatieve effecten op. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd op de twee slooplocaties. Uit het onderzoek komt naar voren dat verblijfplaatsen, foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen niet aanwezig zijn binnen de plangebieden. Door de voorgenomen werkzaamheden treedt geen verstoring of vernietiging op van verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes die onderdeel uitmaken van het (essentieel) leefgebied van vleermuissoorten. De geplande werkzaamheden hebben geen negatief effect op vleermuizen. Maatregelen of een ontheffing worden hierom niet noodzakelijk geacht.
Egel
Door de sloop van de gebouwen op de locaties aan de Sluizendijk 1 en Schapendijk 37 gaan mogelijk verblijfplaatsen van de egel verloren. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is tevens nader onderzoek gedaan naar de egel. Uit dit nadere onderzoek blijkt dat het leefgebied van de egel op en rondom het plangebied grotendeels intact blijft. Negatieve effecten op de egel als gevolg van de geplande werkzaamheden worden uitgesloten. Er is geen aanleiding voor het aanvragen van een ontheffing, mits de werkzaamheden aan potentieel leefgebied (struiken en houtopstanden) van deze soort buiten de kwetsbare periode van deze soort worden uitgevoerd.
Huismus
Tijdens de quickscan die op de plangebieden is uitgevoerd is bepaald dat het plangebied aan de Schapendijk 37 potentieel geschikt is voor de huismus. Dit is een soort die gebruik maakt van pannendaken. Tijdens de twee veldbezoeken die voor deze soort zijn uitgevoerd is er geen (territoria van de) huismus waargenomen. Tijdens de vleermuisonderzoeken zijn ook geen waarnemingen van deze soort gedaan. Vanwege het ontbreken van nestplaatsen en territoria van de huismus zijn negatieve effecten als gevolg van de geplande werkzaamheden uit te sluiten. Maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten op de huismus worden hierom niet noodzakelijk geacht.
Broedvogels
Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk in gebruik zijnde nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of beschadigen, als ook op het wegnemen van in gebruik zijnde nesten van vogels. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In veel situaties kan dit voorkomen worden door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren (In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. Globaal gaat het echter om de periode van 1 maart tot 15 juli).
Algemeen zorgplicht
In de Wet natuurbescherming is in artikel 1.11 een omschrijving opgenomen over de algemene zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten, dus ook niet-beschermde soorten en hun directe leefomgeving. Dit is een algemene verantwoordelijkheid die voor iedereen geldt. Het betekent bijvoorbeeld dat er niet onnodig dieren en planten worden gedood, wanneer er redelijkerwijs een andere oplossing voor is, bijvoorbeeld door de dieren te verplaatsen naar een ander gebied.
4.2.2 Gebiedsbescherming
Niet stikstof-gerelateerde effecten:
De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkelingen maken dat de effecten uitsluitend tot de locaties of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden (ruim 3 km tot aan het Wierdense Veld), de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er geen sprake van mogelijk negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming van niet stikstof-gerelateerde effecten wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Stikstof-gerelateerde effecten
In het plangebied verdwijnt het agrarisch gebruik van het perceel. In de plaats daarvan wordt een nieuwe, duurzame en gasloze woning gerealiseerd. Met de afname van het agrarisch gebruik is het aannemelijk dat er sprake zal zijn van een afname van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden.
4.2.3 Bescherming houtopstanden
Er worden binnen de locaties geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.
4.2.4 Natuurnetwerk Nederland
De ontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan, maar de locaties liggen niet binnen het NNN. Het NNN kent in deze provincie ook geen externe werking. Een toetsing aan het natuurbeleid is daarom niet noodzakelijk.
4.3 Archeologische En Cultuurhistorische Waarden
4.3.1 Archeologie
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De gemeenteraad van de gemeente Wierden heeft op 5 oktober 2010 de 'Archeologische waardenkaart' en de 'Beleidsnota archeologie gemeente Wierden' vastgesteld. In deze beleidsnota is de Indicatieve kaart van Archeologische Waarden opgenomen. Op deze kaart kent het plangebied een middelhoge indicatieve waarde (zie afbeelding 22).
Afbeelding 22: Uitsnede Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Gemeente Wierden, met daarbij globaal aangegeven de ligging van het plangebied aan de Wittebeltsweg.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', vastgesteld op 12 januari 2010, kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingswaarde'. Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan de archeologische dubbelbestemming.
Conclusie
Er worden met het voorgenomen plan geen archeologische en cultuurhistorische waarden aangetast. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk.
4.3.2 Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen die met een nieuw bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden gesloopt of aangetast. Er bevinden zich in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten die worden gesloopt en/of aangetast.
4.4 Water
Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.
Europees beleid
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater verbeterd zodat het water chemisch en ecologisch (weer) gezond wordt. Alle waterbeheerders moeten ervoor zorgen dat de waterkwaliteit in 2015 op orde is. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op stroomgebied niveau plannen opgesteld. In deze stroomgebiedplannen staan de concrete doelstellingen en maatregelen beschreven voor de verschillende stroomgebieden.
Rijksbeleid
Het Nationaal Water Programma 2022–2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Er wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Er liggen grote opgaven voor het waterdomein:
- Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering.
- We moeten blijven werken aan een goede bescherming tegen overstromingen en klimaatrobuuste zoetwatervoorziening tegen toenemende droogte.
- Ook de zorg voor goede waterkwaliteit en duurzame drinkwatervoorziening verdient aandacht.
Daarnaast zijn allerlei functies afhankelijk van water, zoals de scheepvaart, de landbouw en de natuur. Op de Noordzee moeten vele functies, waaronder de opgaven voor windenergie, natuurontwikkeling, duurzame visserij, scheepvaart en zandwinning, in balans met elkaar een plek krijgen. Om aan te geven hoe we omgaan met de uitdagingen van ons water, ontwikkelde de Rijksoverheid het Nationaal Water Programma 2022-2027.
Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022. In hetNationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen.
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied. De provincie werkt nauw samen met Waterschappen om haar ambities te realiseren. Hiervoor hebben de waterschappen eigen regionale waterbeheerplannen opgesteld. De Provinciale staten hebben de wettelijke bevoegdheid tot het instellen en opheffen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verder reglementering van waterschappen. De manier waarop de waterschappen hun taak uitoefenen is onderhevig aan provinciaal, toezicht doordat het waterbeheerplan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft. Dus de provincie stelt de regels en de waterschappen doen de verdere uitvoering van het waterbeheer.
Waterschap Vechtstromen
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in een Watervisie 2050 en Waterbeheerprogramma 2022-2027. De drie belangrijkste opgaven voor waterschap Vechtstromen uit de Watervisie 2050 zijn de toenemende droogte en overlast als gevolg van klimaatverandering, de waterkwaliteit die onder druk staat en de transitie naar een duurzame ontwikkeling. Maar deze opgaven bieden ook kansen. De Watervisie van Vechtstromen benoemt zeven hoofdlijnen, maakt een doorkijk naar 2050, richt het denken en werken van de waterschapsorganisatie en biedt belanghebbenden duidelijkheid hoe we het gesprek over de leefomgeving insteken en we moeilijke keuzes niet willen ontwijken. Het Waterbeheerprogramma vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie en beschrijft hoe het waterschap in de periode van 2022-2027 werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.
De Keur en Legger
Op de Leggerkaart, behorende bij de Keur waterschap Vechtstromen, is te zien dat er nabij het plangebied geen watergangen met waterschapsbelangen zijn gelegen. Daarnaast betreft het een kleine ontwikkeling, welke geen schadelijke gevolgen heeft voor de waterkwaliteit. De toename van verharding bedraagt niet meer dan 1.500 m2 en hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem.
Afbeelding 23: Uitsnede legger van Waterschap Vechtstromen.
Digitale watertoets
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie Bijlage 9) . Uit de digitale watertoets komt dat de 'korte procedure' gevolgd kan worden.
4.5 Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen aanwezige waarden aangetast.
Hoofdstuk 5 Milieuaspecten
5.1 Inleiding
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
- Bodem
- Ontgronding
- Geluid
- Luchtkwaliteit
- Externe veiligheid
- Bedrijven en milieuzonering en geur
- Vormvrije m.e.r.-beoordeling
- Verkeer en parkeren
5.2 Bodem
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zijn door Kruse een verkennenden bodemonderzoeken conform NEN5740 uitgevoerd ter plaatse van de nieuw te bouwen woning aan de Wittebeltsweg en de te slopen locaties aan de Schapendijk 37 en Sluizendijk 1. Voor de locatie aan de Sluizendijk 1 is tevens nader (asbest)bodemonderzoek gedaan. Deze onderzoeken zijn separaat bijgevoegd in bijlage 4, 5, 6 en 7 . Het onderzoeksbureau concludeert dat vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de realisatie van de nieuwe woning aan de Wittebeltsweg en de bijbehorende bestemmingsplanwijziging. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Voor de locatie aan de Schapendijk 37 zijn vanuit milieukundig oogpunt tevens geen bezwaren.
Voor de locatie aan de Sluizendijk 1 is naar aanleiding van de verkennende (asbest)bodemonderzoeken een nader asbestonderzoek uitgevoerd door EcoReest (Bijlage 7). Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat er sprake is van niet-spoedeisende gevallen van ernstige bodemverontreiniging met asbest. Geadviseerd wordt om de met asbest verontreinigde bodem- en verhardingslagen te saneren en een BUS-melding in te dienen. Begin maart 2023 is door projectbureau BAS een BUS-melding ingediend bij de Omgevingsdienst Twente. De verontreinigde bodem zal gesaneerd worden, waarbij de saneringsdoelstelling 'wonen' wordt bereikt. Parallel met de planologische procedure gaat de sanering plaatsvinden. Voorafgaand het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan wordt aan het bevoegd gezag een document overhandigd waarin wordt aangetoond dat de saneringsdoelstelling 'functie Wonen' op de Sluizendijk 1 is bereikt.
5.3 Geluid
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
- De normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
- Bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
- Op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Wet geluidhinder
Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. Op basis van deze wet dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai. Industrielawaai is op deze locatie niet van toepassing, omdat er geen industrie in de nabije omgeving gelegen is.
De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed. Indien de waarde wordt overschreden kan noodzakelijk verzocht worden naar een ontheffing, om de waarde te verhogen tot 53 dB.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het toevoegen van een nieuwe woning aan de Wittebeltsweg. Om de geluidsbelasting van wegverkeer op het plangebied te bepalen is gebruik gemaakt van de kaart 'Geluid in Nederland van wegverkeer (Lden)'. Op basis van deze kaart valt te concluderen dat het plangebied in een gunstige geluidscontour zit voor wat betreft wegverkeer. Het plangebied is namelijk grotendeels gelegen in een zone van <45 dB. In een zone van langs de Wittebeltsweg is het plangebied gelegen in een contour van 46-50 dB. Vanwege de relatief rustige ligging van de Wittebeltsweg met een beperkte verkeersintensiteit is verkeerslawaai niet aan de orde.
Afbeelding 24: Uitsnede kaart 'Geluid in Nederland van wegverkeer (Lden)' (bron: Atlas Leefomgeving).
Railverkeerlawaai
Ten zuiden van het plangebied is de spoorlijn Almelo-Rijssen gelegen. Deze ligt op circa 300 meter ten zuiden van het plangebied.
In 2013 is in het kader van het vorige rood voor rood-traject, waarbij een compensatiewoning is gerealiseerd (Wittebeltsweg nr. 3), een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor wat betreft het railverkeerlawaai. Het vorige bestemmingsplan (NL.IMRO.0189.WB2013000009-VA01), met bijbehorend onderzoek, is op 6 mei 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Wierden.
Uit het onderzoek van 2013 blijkt dat de geluidsbelasting op de zuidelijk gevel van de compensatiewoning op nummer 3 maximaal 56.7 dB bedraagt. Hiervoor is door de gemeente een hogere waarde van 57 dB vastgesteld. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB (geluidbelasting LDEN op gevels van woningen als gevolg van spoorwegen) overschreden, maar wordt de maximale ontheffingwaarde van 68 dB niet overschreden.
In het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling is ter plaatse van de nieuwe nieuwbouwkavel een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van railverkeerlawaai op de gevels van de beoogde nieuwe woning. Dit onderzoek is als Bijlage 8 bij voorliggende toelichting gevoegd.
Uit de rekenresultaten vanwege het railverkeerslawaai blijkt dat de geluidbelasting vanwege het spoor op de gevels van de nieuwbouw ten hoogste 54 dB bedraagt. Daarmee wordt bij de nieuwbouw overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.
Omdat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden is de geluidbelasting vanwege het spoor niet relevant voor het woon- en leefklimaat bij de planlocatie en kan onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren achterwege blijven. Hiermee wordt de voorgenomen ontwikkeling voor het aspect 'geluid' uitvoerbaar geacht.
5.4 Luchtkwaliteit
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt.
In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. Voor een woningbouwlocatie geldt bijvoorbeeld dat deze niet in betekenende mate bijdraagt wanneer deze niet meer dan 1.500 woningen omvat (met de bijbehorende verkeersbewegingen).
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorliggende plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Aan de Wittebeltsweg 5 wordt enkel één woning, die een beperkt aantal extra verkeersbewegingen met zich meebrengt.
5.5 Externe Veiligheid
Externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door onder andere productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
- Transport risico behandelt de externe veiligheid langs transportassen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd, zoals spoorlijnen, buisleidingen en snelwegen.
- Risico bij inrichtingen gaat over externe veiligheid rond bedrijven waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt, bijvoorbeeld tankstations met LPG-verkoop.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Er wordt gewerkt met een plaatsgebonden risicocontour (PR) en een groepsgebonden risico (GR):
- In het Bevi heeft iedere risicovolle inrichting een veiligheidszone gekregen. Dit heet de plaatsgebonden risicocontour (PR-contour). Binnen deze contour mogen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen, grootschalige kantoren) of beperkt kwetsbare objecten (zoals verspreid liggende woningen, bedrijfswoningen, kleinere kantoren) niet of niet zonder meer worden opgericht. Het Bevi gaat uit van een PR-contour 10-6/jaar.
- Naast het plaatsgebonden risico kent het Bevi ook het groepsgebonden risico (GR). Het groepsgebonden risico geeft aan wat de kans is op een ongeval met ten minste 10, 100 of 1000 dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde bron. Het aantal personen dat in de omgeving van de bron verblijft bepaalt daardoor mede de hoogte van het groepsrisico. Voor het GR geldt geen harde juridische norm, maar is een zogenaamde oriënterende waarde.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Afbeelding 25: Uitsnede Risicokaart (met in het rood het plangebied) (Bron: www.risicokaart.nl)
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Op de risicokaart van Nederland is te zien dat er in de directe omgeving van het plangebied aan de Wittebeltsweg geen buisleidingen en/of andere trransportleidingen aanwezig zijn. Wel is ten zuidoosten van het plangebied de spoorlijn tussen Almelo en Wierden gelegen. De as van de spoorlijn is gelegen op circa 290 meter vanaf het plangebied.
De betreffende spoorlijn kent geen 10-6-contour voor plaatsgebonden risico. Wel betreft het een transportroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) geldt een risico afstand van 200 meter (artikel 8, lid 1). Bij bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen welke betrekking hebben op een gebied binnen 200 meter van een transportroute dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico.
Het plangebied aan de Wittebeltsweg ligt buiten de risicocontour van 200 meter. De ontwikkeling betreft daarnaast een kleinschalige ontwikkeling, waarbij 1 woning wordt gerealiseerd. Hiermee is het aannemelijk dat het groepsrisico niet significant toeneemt. Het voorliggende bestemmingsplan wordt met betrekking tot het aspect externe veiligheid uitvoerbaar geacht.
5.6 Bedrijven En Milieuzonering En Geur
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Rondom het plangebied aan de Wittebeltsweg naast nr. 5 zijn diverse woonerven gelegen. De realisatie van de nieuwe woning aan de Wittebeltsweg zorgt daarmee niet voor een belemmering van de bedrijfsvoering van andere agrarische bedrijven. Daarnaast zijn er in de directe omgeving van de Wittebeltsweg naast nr. 5 ook geen agrarische bedrijven gelegen, welke een negatieve impact kunnen hebben op het woon- en leefklimaat aan de Wittebeltsweg.
Sluizendijk 1
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt ter plaatse van de slooplocatie de agrarische bestemming omgezet, om zo herbouwmogelijkheden te beperken en het feitelijk gebruik te bestemmen. Aan de Sluizendijk 1 wordt de reeds bestaande agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming. Tegenover de Sluizendijk 1 is aan de Sluizendijk 4 een agrarisch bedrijf (melkveehouderij) gelegen. De afstand tussen de woning aan Sluizendijk 1 en nr. 4 bedraagt circa 60 meter. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' wordt niet voldaan aan de richtafstand voor Rundvee (100 meter). Echter, op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) uit geldt voor diercategorieën waarvoor geen geuremissie is vastgesteld (zoals melkkoeien) de volgende afstanden:
- ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
- ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
In het activiteitenbesluit is voor geurhinder een dergelijke beoordeling gehanteerd. Zo gelden dezelfde afstanden als hierboven benoemd. De afstand tussen de Sluizendijk 1 en 4 is groter dan 50 meter, waardoor voldaan wordt aan de afstanden in de Wgh en het activiteitenbesluit. Voor het houden van paarden en/of overige graasdieren geldt een richtafstand van 50 meter. Hier wordt in voorliggende ontwikkeling aan voldaan.
Schapendijk 37
Tegenover de Schapendijk 37, de Schapendijk 22, is agrarisch bedrijf gelegen. Echter blijft met de voorgenomen ontwikkeling de agrarische bestemming aan de Schapendijk 37 behouden. Wel worden herbouwmogelijkheden op het erf beperkt, zodat er geen belemmeringen zijn op omliggende bedrijven en/of (burger)woningen.
5.7 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, ook wel de 'vergewisplicht' genoemd. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze lijst aangeeft of er voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
- belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
- belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor, indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden, sprake kan zijn van een m.e.r-beoordelingsplichtig plan. In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject.' Aangezien hier sprake van is, dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
- 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
- 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
- 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Als voorliggend plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit de D-lijst kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook, wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Indien hierbij de drempelwaarden uit de D-lijst voor deze activiteit wordt vergeleken met de omvang van ontwikkeling (toevoegen van twee nieuwe woningen), wordt geconcludeerd dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleiner is.
Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de aan bod gekomen milieu- en omgevingsaspecten in dit hoofdstuk en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Op basis van de beschikbare informatie kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige milieueffecten met zich meebrengt. Dit plan is daarom niet m.e.r.- (beoordelings-)plichtig.
5.8 Verkeer En Parkeren
Ontsluiting vindt plaats via een nieuwe inrit over een reeds bestaande duiker aan de Wittebeltsweg. Parkeren vindt plaats op eigen erf. Hier is voldoende parkeergelegenheid.
5.9 Conclusie
De verschillende aspecten van de milieutoets, zoals besproken in dit hoofdstuk, duiden niet op nadelige milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Er kan geconcludeerd worden dat de milieuaspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten En Planverantwoording
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan zijn vormgegeven. De regels en de verbeelding zijn toegesneden op de voorgenomen ontwikkeling en, betreffende de regels en de verbeelding, is waar mogelijk aangesloten op het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', de herziening 2012 (Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)) en de herziening 2019 (bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)).
6.2 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld. Dit zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden.
Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:
- 1. Inleidende regels
- 2. Bestemmingsregels
- 3. Algemene regels
- 4. Overgangs- en slotregels
6.3 Verantwoording Van De Regels
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. .
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf: De gronden waar het agrarisch bedrijf voorlopig behouden blijft krijgt deze bestemming.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap : De gronden die agrarisch in gebruik blijven met behoud van landschapswaarden behouden de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'.
Artikel 5 Wonen: De voor Wonen aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor woon-activiteiten. Daarnaast zijn enkele nevenactiviteiten toegestaan.
Artikel 6 Waarde - Agrarische verwachtingswaarden: deze dubbelbestemming zorgt er voor dat, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), de gronden tevens bestemd zijn voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;
3. Algemene regels
Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene bouwregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene procedureregels
Artikel 13 Overige regels
4. Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht: In de overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Artikel 15 Slotregel: Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
In art. 3.1.6 lid 1 Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
7.2 Ruimtelijke Uitvoerbaarheid
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in de betrokken plangebieden en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk zijn de voorgenomen ontwikkelingen daarmee uitvoerbaar.
7.3 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
Het Rijk
Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Het ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van wettelijk vooroverleg toegezonden aan de provincie Overijssel
Waterschap Vechtstromen
Tevens is het plan middels de digitale watertoets afgestemd met het waterschap Vechtstromen. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.4. Daarnaast hebben de initiatiefnemers al contact gehad met het waterschap over de voorgenomen ontwikkeling.
Zienswijzen
Het bestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend.
7.4 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Wierden. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
7.5 Conclusie
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.
Bijlage 1 Landschappelijk Inrichtingsplan Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37 En Sluizendijk 1
Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37 en Sluizendijk 1
Bijlage 2 Overzicht Te Slopen Agrarische Bedrijfsgebouwen
Bijlage 2 Overzicht te slopen agrarische bedrijfsgebouwen
Bijlage 3 Tabel Aanlegwerkzaamheden
Bijlage 3 Tabel aanlegwerkzaamheden
Bijlage 4 Verblijfsrecreatie In Het Landelijk Gebied
Bijlage 4 Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied
Bijlage 5 Beleidsregels Beroep En Bedrijf Aan Huis
Bijlage 5 Beleidsregels beroep en bedrijf aan huis
Bijlage 6 Hoofd- En Bijbehorende Bouwwerken
Bijlage 6 Hoofd- en bijbehorende bouwwerken
Bijlage 7 Verdeling Deelgebieden Parkeren
Bijlage 7 Verdeling deelgebieden parkeren
Bijlage 1 Landschappelijk Inrichtingsplan Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37 En Sluizendijk 1
Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37 en Sluizendijk 1
Bijlage 2 Toets Wet Natuurbescherming Wittebeltsweg 5
Bijlage 2 Toets Wet natuurbescherming Wittebeltsweg 5
Bijlage 3 Nader Onderzoek Schapendijk 37 En Sluizendijk 1
Bijlage 3 Nader onderzoek Schapendijk 37 en Sluizendijk 1
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek Wittebeltsweg 5
Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek Wittebeltsweg 5
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Schapendijk 37
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Schapendijk 37
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek En Nader (Asbest)bodemonderzoek Sluizendijk 1
Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek en nader (asbest)bodemonderzoek Sluizendijk 1
Bijlage 7 Nader Asbestonderzoek Sluizendijk 1
Bijlage 7 Nader asbestonderzoek Sluizendijk 1
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wittebeltsweg 5
Bijlage 8 Akoestisch onderzoek Wittebeltsweg 5