13e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Bekkenhaarszijweg 1a
Wijzigingsplan - Wierden
Vastgesteld op 13-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan 13e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Bekkenhaarszijweg 1a van de gemeente Wierden;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0189.WB2011000005-VA01met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 (mest)vergistingsinstallatie
een installatie ten behoeve van de vergisting van mest, andere organische restproducten en/of energiegewassen, om daarmee energie (in de vorm van warmte en/of elektriciteit) en/of CO2 op te wekken;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 afhankelijke woonruimte
een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is, waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;
1.7 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingsconcentratie
het centraliseren van bebouwing;
1.10 bed & breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.13 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.21 de verbeelding
de verbeelding van het wijzigingsplan 13e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Bekkenhaarszijweg 1a, bestaande uit de kaart met nr. NL.IMRO.0189.WB2011000005-VA01;
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.25 kampeermiddel
een tent, tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;
1.26 kelder
een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;
1.27 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.28 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.29 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.30 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.31 overkapping
een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met maximaal één wand;
1.32 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.33 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.34 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.36 voorgevel
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.37 weg
voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;
1.38 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.39 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.40 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarische bedrijf met daarbijbehorende gebouwen (niet zijnde rijhallen), bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden, met dien verstande dat:
- a. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
- b. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning en/of een aan de bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw;
- c. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan op gronden welke op de verbeelding als 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' zijn aangewezen.
3.2 Bouwregels
Op de op de verbeelding voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- c. de landschappelijke inpassing;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- f. de milieusituatie.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
- a. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de aansluitende gebiedsbestemming(en), indien het agrarische bedrijf is of wordt beëindigd dan wel geen sprake meer is van reële agrarische bedrijfsvoering;
- b. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
- 1. de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
- 2. er geen sprake mag zijn van buitenopslag;de nieuwe functie leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, wat blijkt uit een in te dienen landschapsplan;
- 3. er geen sprake mag zijn van verstedelijking en dat landschappelijke/natuurlijke kenmerken niet worden aangetast;
- 4. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
- 5. er geen sprake mag zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;
- 6. aan te leggen parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
- 7. de agrarische uitstraling van de bebouwing gehandhaafd blijft en indien mogelijk wordt versterkt;
- 8. detailhandel alleen mag plaatsvinden indien dit kleinschalig is, duidelijk ondergeschikt aan de hoofdactiviteit en een directe relatie heeft met de hoofdactiviteit;
- 9. op de gronden welke op de plankaart zijn aangeduid met reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied alleen medewerking kan worden verleend aan de functiewijziging indien onderbouwd kan worden dat de functieverandering geen afbreuk doet aan de mogelijkheden van uitbreiding, her- en nieuwvestiging van intensieve veehouderijen;
- c. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de aansluitende gebiedsbestemming(-en), en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- 1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
- 2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m² aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in de nota Rood voor Rood met gesloten beurs gemeente Wierden;
- 3. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
- 4. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing;
- 5. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals ze zijn vervat in de nota Rood voor Rood met gesloten beurs gemeente Wierden;
- 6. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
- 7. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood.
- d. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wijzigen ten behoeve van een nieuw landgoed met een woonfunctie, met dien verstande dat:
- 1. er sprake is van beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering;
- 2. de grootte van het landgoed minimaal 10 hectare zal bedragen;
- 3. op het landgoed sprake zal zijn van een woongebouw met een minimale inhoud van 1.000 m3 en mits de voorkeursgrenswaarde in acht wordt genomen;
- 4. 30% van het landgoed zal bestaan uit nieuw bos of een ander natuurdoeltype;
- 5. omliggende agrarische bedrijven bij de realisatie van een nieuw landgoed niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden gehinderd;
- 6. met een inrichtingsplan of een beeldkwaliteitsplan wordt aangetoond dat er sprake zal zijn van een goede landschappelijke inpassing en een toename van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en dat dit past binnen het gemeentelijk landschapsbeleid.
Artikel 4 Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) (basisbestemming), mede bestemd voor:
- a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;
met daarbij behorende:
- b. bouwwerken;
- c. voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op de tot "Waarde - Archeologische verwachtingswaarde" bestemde gronden mag, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, niet worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bebouwingsgrenzen
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dient, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming een afstand van 15 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan in acht te worden genomen.
6.2 Afwijken bebouwingsgrenzen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:
- a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.
7.2 Uitzondering strijdig gebruik
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan de opslag van materiaal en het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen bij de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' in Artikel 3.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
- f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m2;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m2, met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m2;
Artikel 10 Algemene Procedureregels
10.1 Nadere eis
Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:
- a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
11.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 11.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.5 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- b. Indien het gebruik, bedoeld 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 13e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Bekkenhaarszijweg 1a.
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden in de vergadering van...................................
, de secretaris , de burgemeester
............................... .................................
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Veehouderij Maatschap Brummelhuis is gevestigd aan Bekkenhaarszijweg 1a in Hoge Hexel, in het buitengebied van de gemeente Wierden. Men is voornemens het agrarisch bouwvlak aan de Bekkenhaarszijweg 1a uit te breiden tot maximaal 2 hectare zodat men een nieuwe stal kan oprichten. Het aantal te houden dieren in de nieuwe stal zal ongeveer 550 zeugen inclusief biggen en 950 opfokzeugen bedragen.
Deze uitbreiding is noodzakelijk omdat met ingang van 1 januari 2014 varkenshouderijen moeten voldoen aan de nieuwe Europese regelgeving voor dierenwelzijn. Dit betekent onder andere een ruimere huisvesting per varken waardoor stallen vergroot moeten worden om hetzelfde aantal dieren te kunnen houden. Daarnaast is de uitbreiding noodzakelijk in verband met een duurzame ontwikkeling van het bedrijf en een gezonde exploitatie van het bedrijf nu en in de toekomst.
Nieuwe Europese regelgeving
Met ingang van 1 januari 2014 moeten varkenshouderijen aan de Europese regelgeving voor dierenwelzijn voldoen. De op grond daarvan verplichte ruimere huisvesting per varken betekent meer emissie per dierplaats, waardoor niet meer aan het Besluit huisvesting wordt voldaan. Naar verwachting zal de veehouder de bestaande stal aanpassen door een vergroting van de dierplaatsen (daardoor ontstaat meestal een ander huisvestingssysteem met een hogere emissiefactor) en tegelijkertijd de stal zelf vergroten of nieuwe stallen moeten realiseren om hetzelfde aantal varkens te kunnen houden.
Duurzame ontwikkeling en gezonde exploitatie
Om ook in de toekomst een gezond bedrijf te kunnen exploiteren is uitbreiding van het agrarisch bouwvlak, en daarmee schaalvergroting, aan de Bekkenhaarszijweg noodzakelijk. Nieuwe (Europese) regelgeving leidt ertoe dat Maatschap Brummelhuis, om voldoende inkomen te kunnen genereren, moet uitbreiden om zo een gezond exploitabel bedrijf met een duurzaam ontwikkelingsperspectief te kunnen runnen. Door de lagere opbrengstprijzen (- 13% in 10 jaar, bron: CBS) en hogere kosten is schaalvergroting noodzakelijjk om voldoende inkomen te kunnen genereren.
Maatschap Brummelhuis is voornemens om het veehouderijbedrijf aan de Bekkenhaarszijweg 1a uit te breiden met een nieuwe stal. Hiertoe dient het huidige bouwvlak aan de achterzijde vergroot te worden. De vergroting van het huidige bouwvlak is mogelijk middels toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.8, sub f binnen de gebiedsbestemming "Agrarisch" in het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2009" van de gemeente Wierden. De wijzigingsbevoegdheid voorziet, vanwege de ligging in de reconstructiewetzone 'landbouwontwikkelingsgebied', in het vergroten van het agrarische bouwvlak ten behoeve van een intensief veehouderijbedrijf tot 2 hectare.
In voorliggend wijzigingsplan zal worden aangetoond dat het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 De Bij Het Plan Behorende Stukken
Het wijzigingsplan "13e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Bekkenhaarszijweg 1a" bestaat uit de volgende stukken:
- verbeelding (tek.nr. NL.IMRO.0189.WB2011000005-VA01) en een renvooi;
- regels.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het bewuste perceel aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het wijzigingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan.
1.3 Begrenzing Plangebied
Het plangebied ligt aan de Bekkenhaarszijweg 1a, nabij de kruising met de Bekkenhaarsweg, in het buitengebied van de gemeente Wierden, ten noorden van de kern Hoge Hexel. Op afbeelding 1.1 is de situering van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1 Globale ligging plangebied
1.4 Huidig Planologisch Regiem
Het plangebied is gelegen binnen bestemmingsplan “Buitengebied 2009” van de gemeente Wierden. In dit bestemmingsplan heeft het huidige agrarische perceel de enkelbestemming “Agrarisch – Agrarisch bedrijf” en de dubbelbestemming “reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied”. Aangezien binnen het huidige bouwvlak geen ruimte is om een nieuwe stal te realiseren, is maatschap Brummelhuis voornemens het bouwvlak uit te breiden, teneinde de gewenste nieuwe stal mogelijk te maken. Deze uitbreiding van het bouwvlak zal plaatsvinden aan de noordoostelijke zijde. Deze gronden hebben in het geldende bestemmingsplan de bestemming “Agrarisch” en de dubbelbestemming “reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied”. Onder artikel 3.8 onder f van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 2 ha.
Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
In voorliggend wijzigingsplan zal worden aangetoond dat toepassing van de voorgenoemde wijzigingsbevoegdheid in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Hieronder is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan te zien.
Afbeelding 1.2 Uitsnede vigerend plan (bron: Ruimtelijkeplannen.nl)
1.5 Planproces En Communicatie
Het planproces wordt op de volgende manieren vormgegeven:
- Landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl): het ontwerp wijzigingsplan zal te zijner tijd op de landelijke website gepubliceerd worden.
- Terinzagelegging: Een ontwerp wijzigingsplan zal voor een periode van 6 weken ter inzage worden gelegd. Eventuele zienswijzen zullen verwerkt worden in Hoofdstuk 8 van deze plantoelichting.
1.6 Leeswijzer
De toelichting van het wijzigingsplan “13e wijziging bestemmingsplan Buitengebied 2009, Bekkenhaarszijweg 1a” is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en (wanneer relevant) gewenste situatie. De ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke structuur en de aanwezige functies worden hier besproken;
- Hoofdstuk 3: een korte schets van het/de beleidskader(s) voor zover van toepassing;
- Hoofdstuk 4: randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering. Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol;
- Hoofdstuk 5: de planbeschrijving. Hier staat de planologische afweging;
- Hoofdstuk 6: de toelichting op de regels. De gebruikte bestemmingen en aanduidingen worden hier toegelicht.
- Hoofdstuk 7: uitvoering en handhaving. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de grondexploitatie;
- Hoofdstuk 8: hier staan de resultaten van de ter inzage legging.
Hoofdstuk 2 De Huidige Situatie En Gewenste Situatie
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie in en rondom het plangebied beschreven. Hierbij wordt gekeken naar de landschappelijke aspecten, de ruimtelijke structuur, de aanwezige functies en een beschrijving op hoofdlijnen van het gewenste plan. Het plan wordt nader uitgewerkt in het hoofdstuk 'Planbeschrijving'.
2.1 Huidige Situatie
2.1.1 Landschappelijke aspecten
Een groot deel van de gemeente Wierden is van oudsher kleinschalig van karakter. Het vormt daardoor een aantrekkelijk en afwisselend gebied. Dit karakter is sterk bepaald door onder andere het reliëf van het beekdal van de Regge en de dekzandkoppen, de hogere ruggen bij Enter en Hoge Hexel, de laagtes ertussen en de hoogveencomplexen. De aanwezigheid van de Sallandse Heuvelrug aan de westkant en de stuwwal van Oldenzaal aan de oostkant hebben een grote rol gespeeld in het ontstaan van dit kleinschalige landschap. Door het specifieke landbouwkundige gebruik heeft ook de mens bijgedragen aan de vorming van het landschap.
Afbeelding 2.1 Historische kaarten 1900 en 1950
In de 20e eeuw is het landschap meer onder druk komen staan door modernisering van de landbouw, stads- en dorpsuitbreidingen en de aanleg van onder andere infrastructuur. Dit heeft op verschillende plekken geleid tot vermindering van de kwaliteit en diversiteit van het landschap. De laatste jaren vragen de verandering van bestemming van agrarische gebouwen aandacht, en de toenemende burgererven en niet-grondgebonden bedrijvigheid in het gebied. Gelukkig kent de gemeente Wierden nog steeds een grote variatie aan karakteristieke, streekgebonden landschappen. Wierden is van oudsher een echte landbouwgemeente. Naast de geomorfologie en het water is de landbouw beeldbepalend geweest voor het landschap zoals wij dat nu kennen. Diverse kleine landschapselementen zoals houtwallen, singels, geriefhoutbosjes en erfbeplantingen zijn in het verleden door agrariërs aangelegd en beheerd. Hiermee vormt de landbouw een belangrijke beheerder van landschap.
Afbeelding 2.2 Huidig landschap rondom het plangebied (bron: Google maps)
2.1.2 Het plangebied
Het betreffende erf aan de Bekkenhaarszijweg is te typeren als een 'modern' en functioneel erf. De huidige bebouwing op het 'voor' erf bestaat uit twee bedrijfswoningen met een vast bijgebouw en een kleine kapschuur welke uit damwand is vervaardigd. Op het achtererf staan enkele varkensstallen met een typische bouw. Rondom de stallen staan enkele voersilo's. Het landschap rondom de Bekkenhaarszijweg is half open met singelbeplantingen langs wegen, soms houtwallen die de bouwlanden omzomen, enkele boomgroepen en hier en daar een bosperceel.
Afbeelding 2.3 Globale ligging plangebied (bron: Google maps)
Aan de noordwestzijde van het bedrijf ligt op circa 400 meter afstand een bungalowpark. De afscheiding tussen dit park en het erf bestaat uit een inheemse houtwal. Het erf is aan de zuidzijde (langs de Bekkenhaarszijweg) open. Daardoor is de woning met de omliggende tuin goed te zien vanaf de openbare weg. De woningen zijn relatief nieuw maar zijn ingepast tussen oude eiken. Recent zijn er op het voorerf hoogstamfruitbomen geplant. Op het voorerf is ook ruimte om te parkeren. Rond de parkeerplaats is een beukenhaag geplant. Deze schermt de auto's af. Het erf wordt ontsloten met vier inritten. Twee naar de woningen, één naar parkeerplaats, en één naar het bedrijf.
Afbeelding 2.4 Inrichting huidige situatie (bron: Ontwerpburo Herbert Oldehinkel)
Onderstaande foto's geven een impressie van de bestaande situatie.
Afbeelding 2.5 Foto's bestaande situatie (bron: Ontwerpburo Herbert Oldehinkel)
2.2 Gewenste Situatie En Activiteiten
Maatschap Brummelhuis wil zijn agrarisch bouwvlak aan de Bekkenhaarszijweg 1a uitbreiden om zodoende een nieuwe varkensstal te kunnen realiseren bij zijn agrarisch bedrijf. De vergroting van het agrarisch bouwvlak is noodzakelijk met het oog op gewijzigde Europese regelgeving voor dierenwelzijn en om een gezond exploitabel bedrijf met een duurzaam ontwikkelingsperspectief te kunnen exploiteren. Het gewenste plan en de nieuwe inrichting worden nader uitgewerkt in het hoofdstuk 'Planbeschrijving'.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit wijzigingsplan afgewogen en doorvertaald op de plankaart en in de regels.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
- Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
- Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma's zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
- Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
- Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
3.1.2 Conclusie toetsing aan rijksbeleid
De in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling behelst het vergroten van een agrarisch bouwvlak in een landbouwontwikkelingsgebied, tot 2 hectare, teneinde de bouw van een nieuwe stal ten noordoosten van het huidige bouwvlak mogelijk te maken. Voor de uitbreiding is een inrichtingsplan opgesteld, waarmee het nieuwe perceel goed aansluit bij de gebiedskenmerken van omliggend landschap. Hiermee zijn geen nationale belangen in het geding. Geconcludeerd wordt dat voorliggend initiatief voldoet aan de uitgangspunten van het rijksbeleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009.
3.2.1 Uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009
De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
- Duurzaamheid;
- Ruimtelijke kwaliteit.
De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
- door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu’s; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
- investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
- zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door hantering van de zogenaamde ‘SER-ladder’; deze methode gaat ervan uit dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken; hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma’s en bedrijfslocaties noodzakelijk;
- ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
3.2.2 Kwaliteitsimpuls Groene omgeving: een ontwikkelingsgerichte aanpak
De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de "Kwaliteitsimpuls Groene omgeving" ontwikkelt als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab’s, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.
Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en "Catalogus Gebiedskenmerken".
Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd:
Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de "Catalogus Gebiedskenmerken" wordt uitgevoerd.
Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.
3.2.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2009
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
- 1. generieke beleidskeuzes;
- 2. ontwikkelperspectieven;
- 3. gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
3.2.4 Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten van de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving
Indien het concrete initiatief, het vergroten van een agrarisch bouwvlak aan de Bekkenhaarszijweg 1a tot 2 hectare, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
3.2.5 Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie Overijssel 2009
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Waterbeheerplan 2010- 2015
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie Wierden
3.4.2 Landschapsontwikkelingsplan
3.4.3 Ontwikkelingsplan LOG's Wierden
3.4.4 Beeldkwaliteitsplan LOG's Wierden
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden En Onderzoek
4.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.
4.2 Milieuaspecten
4.2.1 Geur
4.2.2 Bodem
4.2.3 Geluid
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen ten aanzien van de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. In het voorliggende geval betreft het een b uitbreiding van een agrarisch bouwblok om zodoende een nieuwe stal te kunnen realiseren. Een stal is niet aan te merken als een geluidsgevoelige object.
De dichtstbijzijnde woning is gelegen op ruim 100 meter afstand. Een nieuwe stal betekent een toename van het aantal verkeersbewegingen voor de levering van voer, aan- en afvoer van vee, afvoer van mest en daarmee mogelijk een toename van geluidshinder. Het nieuwe plangebied blijft ontsloten via de Bekkenhaarszijweg. Dit is een relatief rustige weg die voornamelijk wordt gebruikt door bestemmingsverkeer. De in dit wijzigingsplan besloten ontwikkeling brengt geen onevenredige verkeersdruk met zich mee.
4.2.4 Externe veiligheid
4.2.5 Luchtkwaliteit
4.2.6 Milieuzonering
4.3 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.3.1 Kader
Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld over de vraag hoe moet worden vastgesteld of een activiteit met een omvang onder de drempelwaarde toch belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. In de handreiking is opgenomen dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst en die een omvang hebben die beneden de drempelwaarden liggen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd. De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling.
4.3.2 Onderzoek
De in voorliggend wijzigingsplan besloten ontwikkeling maakt geen onderdeel uit van de D-lijst zoals opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage. De betreffende lijst spreekt een toename van > 750 zeugen en > 2700 gespeende biggen. Bij het voorliggende initiatief is sprake van aanzienlijk lagere aantallen.
Desondanks is een toets uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Op grond van de diverse milieu- en omgevingsaspecten, die aan de orde komen in Hoofdstuk 4 wordt geconcludeerd dat de ontwikkelingen niet worden belemmerd.
De in voorliggend wijzigingsplan besloten ontwikkeling is dan ook niet m.e.r.-beoordelingsplichtig.
4.4 Waarden
4.4.1 Ecologie
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
4.4.2 Archeologie
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Bureau Baac heeft voor het grondgebied van de gemeente Wierden een inventarisatie opgesteld van de archeologische verwachtingen. Het plangebied is getoetst aan archeologische verwachtingskaart. Het deel van het plangebied waar de stal wordt gebouwd, heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Een uitsnede van de kaart is opgenomen in afbeelding 4.3.
Afbeelding 4.3 Uitsnede archeologische verwachtingskaart (bron: gemeente Wierden)
In gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde geldt een onderzoeksplicht voor gebieden groter dan 10.000 m2 en bij een verstoring dieper dan 50 cm. Hiervan is in dit geval sprake. Er is geen archeologisch veldonderzoek vereist.
4.4.3 Water
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Zoals in het voorgaande meermaals gesteld is de uitbreiding van het agrarisch bouwvlak aan de Bekkenhaarszijweg 1a noodzakelijk omdat:
- met ingang van 1 januari 2014 varkenshouderijen moeten voldoen aan de nieuwe Europese regelgeving voor dierenwelzijn. Dit betekent onder andere ruimere huisvesting per varken;
- in verband met een duurzame ontwikkeling van het bedrijf en een gezonde exploitatie uitbreiding van het agrarisch bouwvlak noodzakelijk is.
5.2 Uitgangspunten
5.2.1 Beleidsuitgangspunten
Het initiatief om aan de Bekkenhaarszijweg 1a een vergroting van het bouwblok te realiseren, is getoetst aan het rijks-, het provinciaal-, het regionaal- en het gemeentelijk beleid (zie Hoofdstuk 3). Gebleken is dat de beoogde ontwikkeling goed past binnen de in Hoofdstuk 3 behandelde beleidskaders.
5.2.2 Wijzigingsbevoegdheid
Onder artikel 3.8 onder f van het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" is de mogelijkheid opgenomen om de bestemming ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ten behoeve van de uitbreiding van intensieve veehouderijen tot een oppervlakte van 2 ha.
Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid dient een evenredige belangenafweging plaats te vinden waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
Ad a.
Op grond van hoofdstuk 4.2 van de toelichting kan worden geconcludeerd dat de belangen van aangrenzende gebruikers en/of eigenaren niet wordt geschaad.
Ad b.
In hoofdstuk 4 worden het plan getoetst aan de diverse omgevingsaspecten. Hieruit valt op te maken dat niets de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Ad c.
Ten behoeve van de uitbreiding van het agrarisch bedrijf is door Ontwerpburo Herbert Oldehinkel een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting. Naar aanleiding hiervan is de ervenconsulent verzocht om advies te geven over de voorgenomen ontwikkeling en het hiervoor opgestelde inrichtingsplan. Het advies van de ervenconsulent is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op het inrichtingsplan en het advies van de ervenconsulent.
Ad d.
In paragraaf 5.5 wordt ingegaan op de ontsluiting van en verkeerssituatie rondom het plangebied. De verwachting is dat de toename van de verkeersbewegingen geen problemen met zich meebrengt voor de verkeersbelasting, verkeersveiligheid en de aanwezige infrastructuur.
5.3 Landschappelijke Inpassing
In deze paragraaf zal -samengevat- worden ingegaan op het advies van de ervenconsulent en het voor dit project opgestelde inrichtingsplan. Voor een nadere toelichting op één van beide wordt verwezen naar de bijlagen bij deze toelichting.
5.3.1 Advies ervenconsulent
De ervenconsulent heeft het erf, in gezelschap van Maatschap Brummelhuis en een ambtenaar van de gemeente Wierden, op 8 maart 2012 bezocht. Naar aanleiding van dit bezoek is het volgende advies gegeven:
Het erfinrichtingsplan met toelichting is zeer volledig en duidelijk. De houtsingel wordt achter en naast de nieuwe stal doorgetrokken, waardoor de opbouw van het erf (duidelijk verschil voor-achter, bedrijfsgebouwen door houtsingels omgeven) niet wezenlijk verandert. De te bouwen stal is groter dan de aanwezige stallen, maar zal hierop aansluiten in kleur- en materiaalgebruik.
Het plan en de toelichting hierop zijn duidelijk en te begrijpen, gezien vanuit de niveaus van zowel het landschap, de erfopbouw als de gebouwen. De uitbreiding van het erf zal op deze wijze goed op het landschap aansluiten.
5.3.2 Inrichtingsplan
In het inrichtingsplan wordt de voorgenomen erfinrichting nader beschreven en onderbouwd. Hierna zal -samengevat- worden ingegaan op het inrichtingsplansplan. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het complete inrichtingsplan welke is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting.
5.3.3 Onderbouwing inrichtingsplan
Kenmerkend in dit landschap zijn de erven welke omsloten worden door groen. Het erf kent een duidelijke structuur in 'voor' en 'achter'. Het voorerf is representatief en kent een bepaalde sierwaarde. Het achtererf is functioneel en is de werkomgeving waar de stallen en silo's staan. Deze functieverdeling van het erf wordt schematisch weergegeven in afbeelding 5.1.
Afbeelding 5.1 Functieverdeling erf (bron: Ontwerpburo Herbert Oldehinkel)
Het erf is ruim van opzet en kent een bepaalde ritmische structuur. De gebouwen zijn door de tijd heen gebouwd. Dit geeft het erf een specifieke uitstraling. Wanneer de nieuwe stal naast de bestaande gebouwen komt te staan, sluit dit aan bij de ontwikkelingssituatie. Doordat het geheel op een afstand van de Bekkenhaarszijweg staat, en er een zware bomenbeplanting op het voorerf staat, oogt het erf niet massaal.
Het essenlandschap met de verspreide structuur van de kavels en bossen bepalen het karakter. De structuur van het erf sluit aan bij het landschap. Deze structuur moet behouden en versterkt worden. De begrenzingen van het perceel en de stallen wordt afgeschermd met een houtwal. Aan de noordzijde komt een doorgang, deze ontsluit het perceel achter het bedrijf.
Naast het afschermen van de stallen in het landschap wordt er in het kader van de watertoets een infiltratiesloot aangelegd. Deze is momenteel aanwezig maar zal verbreed en verdiept moeten worden (10% van het verharde oppervlakte) Hierdoor wordt voorkomen dat het gebied verdroogt. De sloot zal frequent gemaaid worden om opslag van opgaande beplanting te voorkomen. Het gebied behoudt hierdoor haar openheid. Het geheel wordt met gebiedseigen beplanting aangeplant. In afbeelding 5.2 wordt een uitsnede van het inrichtingsplan weergegeven.
Afbeelding 5.2 Uitsnede inrichtingsplan (bron: Ontwerpburo Herbert Oldehinkel)
5.4 Nieuwe Bebouwing
De voorgenomen ontwikkeling is door Tekenburo Joop Mars uitgewerkt in een ontwerp. In dit ontwerp is rekening gehouden met de criteria uit het beeldkwaliteitsplan voor de LOG gebieden (zie subparagraaf 3.4.4). Afbeelding 5.3 omvat een tekening met daarop de nieuwe situatie op het erf. Duidelijk waarneembaar is de nieuwe stal die oostelijk van de bestaande opstallen is geprojecteerd. Door de nieuwe stal, evenals de al aanwezige opstallen, dwars op de weg te projecteren wordt rekening gehouden met de verkavelingsrichting van het landschap en wordt de onderlinge samenhang op het erf versterkt.
Afbeelding 5.3 Situatietekening na realisering plannen (bron: Tekenburo Joop Mars)
Qua materiaalgebruik en vormgeving wordt uitgegaan van één massa met een relatief sobere uitstraling qua materiaalgebruik. De goothoogte van de nieuwe stal is laag en het gebouw kent een forse hoogoplopende kap. In afbeelding 5.4. is een aanzicht opgenomen van de nieuw te realiseren varkensstal.
Afbeelding 5.4 Aanzicht nieuwe varkensstal (bron: Tekenburo Joop Mars)
5.5 Ontsluiting
Het plangebied is goed ontsloten. Er is aansluiting op het bestaande lokale wegennet. Op circa 400 meter in westelijke richting ligt de Hexelseweg. Deze doorgaande weg betreft de noord-zuidverbinding tussen Hoge Hexel/Wierden en Den Ham.
De verwachting is dat de toename van de verkeersbewegingen geen problemen met zich meebrengt voor de verkeersbelasting, verkeersveiligheid en de aanwezige infrastructuur.
Hoofdstuk 6 Toelichting Op De Planregels
6.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het wijzigingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
6.2 Opzet Van De Regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De digitaliseringsverplichting geldt vanaf 1 januari 2010. Ook de Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008) is vanaf deze datum verplicht. De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Met de SVBP2008 is in dit plan rekening gehouden, evenals met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Het juridisch bindend gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
- Begrippen ( Artikel 1)
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
- Wijze van meten ( Artikel 2)
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
6.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in onder andere:
- I. Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan:
- II. Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage, etc.);
- III. Afwijkingen van de gebruiks- en bouwregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bestemmingen en bouwregels.
6.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- Anti-dubbeltelregel ( Artikel 5)
Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.
- Algemene bouwregels ( Artikel 6)
In dit artikel worden de algemene bouwregels beschreven.
- Algemene gebruiksregels ( Artikel 7)
In dit artikel worden de gebruiksregels beschreven.
- Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven.
- Algemene procedureregels (Artikel 10)
Dit artikel bevat de algemene procedureregels welke gehanteerd worden bij het besluit tot het nemen van een nadere eis.
6.2.4 Overgangs- en slotbepalingen
In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit wijzigingsplan.
6.3 Verantwoording Van De Regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een wijzigingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit wijzigingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het wijzigingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het wijzigingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Agrarisch - Agrarisch bedrijf (Artikel 3)
Deze bestemming heeft betrekking op de binnen het plangebied aanwezige agrarisch bedrijf. De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf en met name voor de agrarische bedrijfsbebouwing.
Binnen de tot Agrarisch - Agrarisch bedrijf bestemde gronden mogen de agrarische bedrijfsgebouwen van één bedrijf worden opgericht. Per bedrijf (bouwperceel) mag één bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meerdere bedrijfswoningen aanwezig waren. In het voorliggende geval zijn er al twee bedrijfswoning op het agrarisch bedrijf aanwezig.
De inhoudsmaat van de bedrijfswoning is afgestemd op de provinciale maatvoering in het vigerende plan, namelijk maximaal 750 m3. Ook bij de overige bedrijfswoningen is uitgegaan van deze maximale inhoudsmaat.
De gebouwen mogen uitsluitend binnen de bestemmingsvlakken worden gebouwd. De hoogte van de bouwwerken, die niet als gebouw aangemerkt kunnen worden - waarbij gedacht kan worden aan erfafscheidingen, silo's en hooibergen - mag in zijn algemeenheid 5 meter bedragen. Er zijn echter afwijkende maten opgenomen, bijvoorbeeld voor voedersilo's, mestsilo's en kuilvoerplaten. Verder is een restrictie aangebracht ten aanzien van erf- en perceelscheidingen (2 meter).
Qua bebouwingsmogelijkheden zijn er geen beperkingen opgenomen. Gelet op de aangescherpte regelgeving en de primaire toets dat bebouwing noodzakelijk dient te zijn voor het reële agrarische bedrijf kan een inperking door bijvoorbeeld een bebouwingspercentage op te nemen achterwege blijven.
Afwijkingsmogelijkheden
Ook van de overige hiervoor genoemde regels kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken. Ten aanzien van de opgenomen mogelijkheid voor dubbele bewoning kan worden opgemerkt dat nadrukkelijk gesproken is over "huisvesting van twee huishoudens" (het realiseren van twee wooneenheden binnen één hoofdgebouw) teneinde te voorkomen dat (op termijn) twee zelfstandige (vrijstaande) woningen kunnen worden gerealiseerd. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de afwijkingsmogelijkheden wordt niet alleen het belang van de aanvrager afgewogen, maar ook de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden
Wijzigingsmogelijkheden
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen ten behoeve van het gebruik en de verbouw van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken boerderijen voor burgerwoondoeleinden. Daarnaast biedt deze wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid, om de bestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf bij gehele of gedeeltelijke beëindiging, te wijzigen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandskamers of -appartementen of in de vorm van groepsaccommodaties, dan wel ten behoeve van de ontwikkeling van een landgoed.
Waarde - Archeologische verwachtingswaarde (dubbelbestemming)
Deze dubbelbestemming is gegeven aan de gronden met een hoge trefkans (gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart). De in de planregels genoemde regels gelden naast de bestemmingen die de gronden reeds vanwege hun ligging/gebruik/verschijningsvorm is toegekend. Ter bescherming van de archeologische waarden zijn omgevingsvergunningen (voormalige aanlegvergunningen) opgenomen bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachtingswaarde. In verband met (verwachte) archeologische waarden is voor een nader aangeduid gebied een dubbelbestemming opgenomen en is bepaald dat in beginsel een bouwverbod geldt en dat een omgevingsvergunning is vereist voor ingrepen dieper dan 50 cm beneden het maaiveld. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk wanneer het bouwwerken of -projecten betreft met een oppervlakte van minder dan 2.500 m2.
Hoofdstuk 7 Uitvoering En Handhaving
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan/ wijzigingsplan/ omgevingsvergunning. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan/wijzigingsplan/ omgevingsvergunning geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval is een exploitatieovereenkomst gesloten tussen Maatschap Brummelhuis en de gemeente Wierden. Hierin wordt tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
7.2 Handhaving
Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een wijzigingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het wijzigingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een wijzigingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde voorschriften/regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:
- 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan/ wijzigingsplan
Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan/wijzigingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het plan. Een algemene positieve benadering van het plan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.
- 2. Realistische en inzichtelijke regeling
Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De planregels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.
- 3. Actief handhavingsbeleid
Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.
7.3 Retrospectieve Toets
Het is noodzakelijk dat het wijzigingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het wijzigingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is. Deze situatie kan gaandeweg de planperiode wijzigen, bijvoorbeeld door veranderd stedenbouwkundig inzicht, functiewijziging en/of veranderingen in gebruik. Ook ruimtelijke ontwikkelingen en vernieuwing van onder andere ruimtelijk, economisch, verkeerskundig en milieubeleid dragen bij aan de veroudering van geldende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen.
Om recht te doen aan een goede ruimtelijke ordening binnen het plangebied wordt daarom aangegeven in welke situaties de bestemming wordt gekozen gelijk aan de oude bestemming (na strijdige situatie te hebben gewraakt) en in welke situaties een nieuwe bestemming wordt gegeven (positief bestemmen), waarmee de strijdige situatie wordt gelegaliseerd. Daarnaast wordt, indien van toepassing, aangegeven wanneer een strijdige situatie onder het overgangsrecht wordt gebracht.
Het voorliggende wijzigingsplan voorziet niet in een geheel nieuwe bestemming. De bestemming blijft gericht op het uitoefenen van een agrarisch bedrijf. Het agrarisch bouwperceel wordt in de nieuwe situatie vergroot.
Hoofdstuk 8 Inspraak En Overleg
Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde wijzigingsplanprocedure. Het ontwerpwijzigingsplan wordt voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan een ieder zijn zienswijze indienen.
Bijlage 1 Beplantingsplan
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Geurberekening
Bijlage 3 Inrichtingsplan
Bijlage 4 Advies Ervenconsulent
Bijlage 4 Advies ervenconsulent