KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 4 Detailhandel
Artikel 5 Detailhandel - Bovenwoning
Artikel 6 Gemengd - 1
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Gemengd - 3
Artikel 9 Gemengd - Bovenwoning - 1
Artikel 10 Gemengd - Bovenwoning - 2
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Kantoor
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg
Artikel 19 Verkeer - Parkeergarage
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Wonen - Meergezinshuis
Artikel 23 Wonen - Woonwagen
Artikel 24 Leiding - Hoogspanning
Artikel 25 Leiding - Riool
Artikel 26 Leiding - Water
Artikel 27 Waarde - Archeologie
Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Geluidzone - Industrie
Artikel 33 Veiligheidszone - Bevi
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 36 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1
Artikel 37 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2
Artikel 38 Wro-zone - Wijzigingsgebied 3
Artikel 39 Wro-zone - Wijzigingsgebied 4
Artikel 40 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 41 Overgangsrecht
Artikel 42 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Samenvatting
1.2 Algemeen
1.3 Doel
1.4 Plangebied
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
3.4 Verkeersbeleid
3.5 Groenbeleid
3.6 Waterbeleid
3.7 Volkshuisvestingsbeleid
3.8 Sportbeleid
3.9 Evenementenbeleid
3.10 Recreatiebeleid
3.11 Beleid Overige Maatschappelijke Voorzieningen
3.12 Economisch Beleid
3.13 Detailhandelsbeleid
3.14 Horecabeleid
3.15 Coffeeshopbeleid
3.16 Prostitutiebeleid
3.17 Milieubeleid
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Plangebied
5.3 Beheer
5.4 Ontwikkeling
5.5 Water
5.6 Archeologie
5.7 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
6.6 Bijlagen
6.7 Consequenties Van Beleid
6.8 Handhaving
6.9 Handboek
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg
8.1 Uitkomsten Overleg
Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.1 Algemene Verklaring
2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 3 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren
Bijlage 4 Wijzigingsgebieden
4.1 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2
4.2 Wro-zone - Wijzigingsgebied 3
Bijlage 5 Lijst Van Adressen Met Wooneenheden, Geen Woning Zijnde
Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's
Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse Assendorp
2.1 Cultuurhistorische Analyse Assendorp
2.2 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren
2.3 Waardenkaart Objecten En Complexen
2.4 Kaart Historische Wegenstructuren En Dateringen
2.1 Cultuurhistorische Analyse Assendorp
2.2 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren
2.3 Waardenkaart Objecten En Complexen
2.4 Kaart Historische Wegenstructuren En Dateringen
Bijlage 3 Onderzoek Planschaderisico Stationsbuurt

Assendorp

Bestemmingsplan - gemeente Zwolle

Vastgesteld op 13-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Assendorp van de gemeente Zwolle;

1.2 bestemmingsplan Assendorp:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP09011-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlagen de Lijst met horecacategorieën, de Staat van bedrijfsactiviteitenbij functiemenging, de Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, de Wijzigingsgebieden en de Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 afhaalrestaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik elders worden verstrekt;

1.6 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;

1.7 amusementshal:

gebouw of ruimte bestemd voor recreatie door middel van het gebruik van speelautomaten, behendigheidsautomaten en kansspelautomaten als bedoeld in de Verordening inzake speelautomatenhallen;

1.8 archeologische monumenten:

terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.9 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;

1.12 bed & breakfast

ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;

1.13 bedrijf:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;

1.14 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.15 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.18 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.22 bijzondere woonvorm:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;

1.23 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.28 café-restaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.29 caravan:

een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;

1.30 carport:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.31 casino:

gebouw of ruimte bestemd voor het gelegenheid geven tot het spelen van kansspelen met daarbij horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

1.32 cultuurhistorische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap en bebouwing, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige historische waarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;

1.33 dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;

1.35 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.36 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.37 eengezinshuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.38 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.39 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;

1.40 erftoegangsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.42 evenemententerrein:

een terrein dat gebruikt kan worden ten behoeve van het houden van evenementen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Zwolle;

1.43 extensieve dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;

1.44 garagebedrijf:

een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;

1.45 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.46 gebiedsontsluitingsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.49 geluidsgevoelige functies:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.50 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.51 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.52 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.53 groothandelgebonden detailhandel:

detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;

1.54 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.55 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.56 hoofdwoning

de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;

1.57 horeca:

de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.58 horecabedrijf:

een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt, zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en waarin nachtverblijf wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.59 houtopstand:

bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden;

1.60 jeugdtuinen:

kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van kinderen, waarop op milieuvriendelijke wijze getuinierd wordt;

1.61 kampeerauto:

een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;

1.62 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
    één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.63 kantoor:

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.64 kantoorgebouw:

een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.65 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;

1.66 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.67 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.68 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.69 monumenten:

alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.70 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:

de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;

1.71 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:

de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;

1.72 normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.73 nutstuinen:

kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van buurtbewoners, waarop op biologische wijze getuinierd wordt;

1.74 onderbouw:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;

1.75 onderkomen:

een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;

1.76 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.77 openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.78 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.79 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.80 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.81 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.82 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 sociale veiligheid:

de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;

1.84 sportieve dagrecreatie:

vormen van dagrecreatie met een sportief karakter, zoals veldsport, tennis en midgetgolf en zaalsport;

1.85 sportschool:

een gebouw of ruimte bestemd voor het op commerciële basis geven van onderricht in sport al dan niet met (para)medische begeleiding;

1.86 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.87 standplaats

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen en vaste plaatsen op snuffelmarkten;

1.88 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.89 tent:

een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;

1.90 terugliggende bouwlaag:

gedeelte van een gebouw in de vorm van een bouwlaag voorzien van een plat dak en/ of een kap en waarvan het straatgerichte voorgevelvlak een afstand van ten minste 1 meter heeft ten opzichte van het daarmee corresponderende straatgerichte voorgevelvlak van de lager gelegen bouwlaag;

1.91 verblijfsrecreatie:

recreatie in de open lucht en overnachtingen in tenten, caravans, kampeerauto's of zomerhuizen op speciaal daarvoor ingerichte terreinen;

1.92 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.93 volkstuinen:

een samenhangend geheel van tuinen, waarop als liefhebberij voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.94 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel;

1.95 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.96 waterdagrecreatie:

dagrecreatie in de vorm van zwemmen, roeien, kanoën, surfen, vissen en vergelijkbare vormen van dagrecreatie;

1.97 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.98 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.99 wooneenheid

elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of 2 persoonshuishoudens, meergezinshuizen en onzelfstandige woonruimte;

1.100 woonschip:

een zich op het water bevindend object dat nagenoeg voortdurend dient als woning en waarvoor andere regels betreffende de afmetingen gelden dan voor watervilla's;

1.101 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.102 zolder:

een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de (bouw)hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;

2.5 de (bouw)hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de vloeroppervlakte van een woning:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;

2.10 de verticale bouwdiepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.11 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:

van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
  2. b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. ontsluitingswegen en paden;
  2. c. infrastructurele voorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. terreinen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. water;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 5 Detailhandel - Bovenwoning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Bovenwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. detailhandel in de onderbouw en de eerste bouwlaag;
    2. 2. bovenwoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de bescherming van de detailhandelsstructuur;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. een goede milieusituatie;
  8. h. de bescherming van de groenstructuur;
  9. i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca en dienstverlening;
  2. b. het gebruik van de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder voor wooneenheden, geen woning zijnde, behalve ter plaatse van de adressen als genoemd in de Lijst van adressen met wooneenheden,geen woning zijnde, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, met, voor zover van toepassing, maximaal twee eenheden per adres;
  3. c. het gebruik van een bovenwoning voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
    1. 1. het betreft een gedeelte van de bovenwoning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de bovenwoning tot een maximum van 50 m²;
    2. 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  4. d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een andere functie dan genoemd onder 5.1, behalve ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. 'specifieke vorm van detailhandel - afwijkend gebruik' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
    2. 2. 'horeca' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor horeca als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
    3. 3. 'wonen' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor meergezinshuizen;
  5. e. het gebruik van bouwwerken, welke vallen onder c1 voor de betreffende functie anders dan in de onderbouw en de eerste bouwlaag, behalve ter plaatse van de aanduiding 'aantal bouwlagen', in welk geval het gebruik van bouwwerken voor de betreffende functie in het aantal aangeduide bouwlagen is toegestaan;
  6. f. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Detailhandel-Bovenwoning' wijzigen in die zin dat het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde, zoals vastgelegd in artikel 5.5 onder b en in de bij deze regels opgenomen Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde niet langer is toegestaan, mits het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde vrijwillig is beëindigd.

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. eengezinshuizen;
    2. 2. meergezinshuizen;
    3. 3. kantoren;
    4. 4. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
    5. 5. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor wooneenheden, geen woning zijnde, behalve ter plaatse van de adressen als genoemd in de Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, met, voor zover van toepassing, maximaal twee eenheden per adres;
  2. b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
    1. 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    2. 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  4. d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 1' wijzigen in die zin dat het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde, zoals vastgelegd in artikel 6.5 onder a en in de bij deze regels opgenomen Lijst vanadressen met wooneenheden, geen woning zijnde niet langer is toegestaan, mits het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde vrijwillig is beëindigd.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. maatschappelijke voorzieningen;
    2. 2. kantoren;
    3. 3. gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de Lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. kantoren;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. bijzondere woonvormen;
    4. 4. een bedrijfswoning;
    5. 5. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Gemengd - Bovenwoning - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Bovenwoning - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. woningen;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. dienstverlening;
    4. 4. detailhandel;
    5. 5. gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de Lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
      in de onderbouw en de eerste bouwlaag;
    6. 6. bovenwoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de bescherming van de detailhandelsstructuur;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  6. f. de sociale veiligheid;
  7. g. een goede milieusituatie;
  8. h. de bescherming van de groenstructuur;
  9. i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca over meer dan 3 vestigingen voor het deel dat betrekking heeft op de Assendorperstraat;
  2. b. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca over meer dan 3 vestigingen voor het deel dat betrekking heeft op de Van Karnebeekstraat;
  3. c. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca met een vloeroppervlakte van meer dan 200 m² per vestiging;
  4. d. het gebruik van de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder voor wooneenheden, geen woning zijnde, behalve ter plaatse van de adressen als genoemd in de Lijst van adressen met wooneenheden,geen woning zijnde, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, met, voor zover van toepassing, maximaal twee eenheden per adres;
  5. e. het gebruik van een bovenwoning voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
    1. 1. het betreft een gedeelte van de bovenwoning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de bovenwoning tot een maximum van 50 m²;
    2. 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  6. f. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een bedrijf, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor een houthandel;
  7. g. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte in een bovenwoning aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - Bovenwoning - 1'wijzigen in die zin dat het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde, zoals vastgelegd in artikel 9.5 onder d en in de bij deze regels opgenomen Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde niet langer is toegestaan, mits het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde vrijwillig is beëindigd.

Artikel 10 Gemengd - Bovenwoning - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Bovenwoning - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. bedrijven, voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming en behorende tot de categorieën A en B in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
      in onderbouw en de eerste bouwlaag;
    2. 2. bedrijven, voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming en behorende tot categorie A in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
      in de tweede bouwlaag;
    3. 3. bovenwoningen in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van wonen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van een bovenwoning voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het gebruik van de tweede bouwlaag van het gebouw ten behoeve van de in artikel 10.1 onder a2 genoemde functies voor meer dan 500 m²;
  5. e. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte in een bovenwoning aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. een horecabedrijf als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  2. f. maatschappelijke voorzieningen;
  3. g. sport;
  4. h. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie;
  5. i. educatief gebruik;
  6. j. nutstuinen;
  7. k. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  8. l. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  9. m. geluidwerende voorzieningen;
  10. n. openbare nutsvoorzieningen;
  11. o. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. p. bebouwing.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 en 6 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. een inpandige bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. speelvoorzieningen;
  8. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoorgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. d. parkeervoorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. water;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen, erven en terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bijzondere woonvormen;

alsmede voor:

  1. c. gebouwen ten behoeve van kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. f. parkeervoorzieningen;
  4. g. openbare nutsvoorzieningen;
  5. h. infrastructurele voorzieningen;
  6. i. groenvoorzieningen;
  7. j. speelvoorzieningen;
  8. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidsgevoelige functie';
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen, zoals een kantine;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van sport in of bij een kantine;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. c. geluidwerende voorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsontsluitingswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;

met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:

  1. c. 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken of;
  2. d. 2 rijbanen elk met 1 rijstrook met waar nodig in- en uitvoegstroken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. bebouwing.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. maatschappelijke voorzieningen;
  2. g. sport;
  3. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. i. geluidwerende voorzieningen;
  5. j. openbare nutsvoorzieningen;
  6. k. infrastructurele voorzieningen;
  7. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 19 Verkeer - Parkeergarage

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeerterreinen;
  3. d. openbare nutsvoorzieningen;
  4. e. infrastructurele voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. water;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate buiten de gebouwen te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Afwijken van de bouwregels

19.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. scheepvaart;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. woonschepenligplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' ;
  2. f. oeververbindingen;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  5. i. openbare nutsvoorzieningen;
  6. j. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. een goede milieusituatie;
  5. e. de bescherming van de groenstructuur;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
  2. b. het gebruik voor woonschepenligplaatsen behalve ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  3. c. het gebruik voor woonschepenligplaatsen voor een groter aantal ligplaatsen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepenligplaatsen' aangegeven aantal;
  4. d. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen;
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen en erven;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
  2. b. het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde, behalve ter plaatse van de adressen als genoemd in de Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, met, voor zover van toepassing, maximaal twee eenheden per adres;
  3. c. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  4. d. het gebruik van gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
    1. 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    2. 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  5. e. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een andere functie dan wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
    2. 2. 'horeca' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor horeca als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
    3. 3. 'bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor een timmerwerkfabriek;
    4. 4. 'kantoor' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor kantoor;
  6. f. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor een kinderdagverblijf anders dan in het kader van een beroep aan huis behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf';
  7. g. het gebruik van bouwwerken, welke vallen onder e1, e3, e4 en f voor de betreffende functie anders dan in de onderbouw en de eerste bouwlaag, behalve ter plaatse van de aanduiding 'aantal bouwlagen', in welk geval het gebruik van bouwwerken voor de betreffende functie in het aantal aangeduide bouwlagen is toegestaan;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken, welke vallen onder e1, e3, e4, en f voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  9. i. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  10. j. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  11. k. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  12. l. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

21.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Wonen' wijzigen in die zin dat het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde, zoals vastgelegd in artikel 21.5 onder b en in de bij deze regels opgenomen Lijst vanadressen met wooneenheden, geen woning zijnde niet langer is toegestaan, mits het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde vrijwillig is beëindigd.

Artikel 22 Wonen - Meergezinshuis

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat op de percelen Venestraat 23 en 25/25a, kadastraal bekend gemeente Zwolle, sectie G nummers 6597 en 6598, maximaal zes woningen mogen worden gerealiseerd met een maximum van vier woningen per perceel;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen;
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen en erven;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gebouwen op een perceel voor wooneenheden, geen woning zijnde, behalve ter plaatse van de adressen als genoemd in de Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, met, voor zover van toepassing, maximaal twee eenheden per adres; ;
  3. c. het gebruik van gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
    1. 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    2. 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  4. d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een andere functie dan wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  5. e. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor een kinderdagverblijf anders dan in het kader van een beroep aan huis behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf';
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken, welke vallen onder d en e, voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  7. g. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  9. i. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  10. j. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

22.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Wonen - Meergezinshuis' wijzigen in die zin dat het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde, zoals vastgelegd in artikel 22.5 onder b en in de bij deze regels opgenomen Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde niet langer is toegestaan, mits het gebruik voor wooneenheden, geen woning zijnde vrijwillig is beëindigd.

Artikel 23 Wonen - Woonwagen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagens;
  2. b. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen;
  3. c. gebouwen ten behoeve van berging voor huishoudelijke doeleinden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;
  4. g. infrastructurele voorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik als toegangsweg behalve ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  6. f. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 24 Leiding - Hoogspanning

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, op van werkzaamheden

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Leiding - Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, op van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  2. b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.

27.2 Bouwregels

27.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, op van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen.

28.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd ten behoeve van deze bestemmingen dan overeenkomstig de volgende regels:

  1. a. bij nieuwbouw van bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied en bij vergroting of verandering van bestaande bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied, mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. van de aanvrager van een omgevingsvergunning kan in het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden worden verlangd om een rapport over te leggen waaruit blijkt dat in voldoende mate met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de cultuurhistorische waarden wordt gedaan.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen langs het Almelose Kanaal, het Koelwaterkanaal en de Stadsgracht;
  2. b. dijken en kaden;
  1. a. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. uiterwaarden;
  2. c. bergingsvijvers;
  3. d. wegen en paden;
  4. e. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, op van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.

31.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

31.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 31.1 en 31.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. b. het bepaalde in artikel 31.1 en 31.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 32 Geluidzone - Industrie

32.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Marslanden, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  2. b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Marslanden buiten deze grens de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 33 Veiligheidszone - Bevi

33.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het weren van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

33.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, welke nog niet aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

33.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wijzigen in die zin dat de 'veiligheidszone -bevi' wordt verschoven of vervalt, indien het risico voor de externe veiligheid is gewijzigd dan wel opgeheven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

34.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

34.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. h. het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van hoofdgebouwen om toe te staan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de bouw van één extra bouwlaag in de vorm van een kapverdieping of een terugliggende bouwlaag, tenzij:
    1. 1. de toegestane goothoogte gelijk is aan de toegestane bouwhoogte;
    2. 2. de gronden tevens bestemd zijn voor 'Waarde - Cultuurhistorie';
  9. i. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
    1. 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
    2. 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  10. j. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    3. 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.

34.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 34.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' en 'Wonen -Meergezinshuis' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen in het plan worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 36 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Verkeer -Erftoegangsweg' wijzigen in bestemmingen ten behoeve van wonen, maatschappelijke voorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen met bijbehorende voorzieningen indien het gebruik van deze gronden voor parkeervoorzieningen geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. de volgende wijzigingsregels in acht worden genomen:
    1. 1. op deze gronden mogen - in verband met het streven de woonfunctie in het plangebied te versterken - woningen worden gerealiseerd en/of bebouwing ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen met de daarbij behorende voorzieningen al dan niet met parkeervoorzieningen en al dan niet met een erftoegangsweg;
    2. 2. aan de zuidoostelijke rand van dit terrein aan de Van der Laenstraat mag de indertijd geamoveerde gevelwand hersteld worden door bebouwing;
    3. 3. aan de westelijke rand van dit terrein aan de Van Karnebeekstraat kan de gevelwand eveneens hersteld worden door bebouwing;
    4. 4. een gesloten bouwblok heeft de voorkeur, omdat dit karakteristiek is voor de bebouwingsstructuur in het plangebied;
    5. 5. doorgangen door de bebouwing mogen worden vrijgehouden ten behoeve van gemotoriseerd verkeer, deze ontsluitingen mogen worden overbouwd;
    6. 6. een erftoegangsweg mag gerealiseerd worden tussen de Van der Laenstraat en de Van Karnebeekstraat;
    7. 7. de realisering van bouwwerken voor parkeervoorzieningen is uitsluitend toegestaan indien tevens woningen gerealiseerd worden;
    8. 8. de oppervlakte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 60% voor gebouwen ten behoeve van wonen, 60% voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en 100% voor gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen;
    9. 9. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter voor gebouwen ten behoeve van wonen en gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en niet meer dan 3 meter voor gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen;
    10. 10. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter voor gebouwen ten behoeve van wonen en gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en niet meer dan 3 meter voor gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 37 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemmingen 'Wonen', 'Verkeer - Erftoegangsweg' en 'Groen' wijzigen in bestemmingen ten behoeve van wonen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen met bijbehorende voorzieningen indien het gebruik van deze gronden ten behoeve van afwijkend gebruik geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. de volgende wijzigingsregels in acht worden genomen:
    1. 1. op deze gronden mogen woningbouw met de daarbij behorende voorzieningen worden gerealiseerd in verband met het streven de woonfunctie in het plangebied te versterken;
    2. 2. de bestaande Coetsstraat kan een functie gaan vervullen als erftoegangsweg tussen de Van Ittersumstraat en de Van der Laenstraat;
    3. 3. er wordt een groen- en speelvoorziening gerealiseerd die minimaal de omvang van de bestaande groen- en speelvoorziening heeft, in verband met het huidige tekort aan groen- en speelvoorzieningen;
    4. 4. er wordt een parkeervoorziening gerealiseerd die minimaal de omvang van de huidige parkeervoorziening heeft, ter voorziening in de parkeerbehoefte van de buurt;
    5. 5. de hoofdgebouwen aan de Van der Laenstraat en de Enkstraat mogen uitsluitend worden opgericht in de op bijlage 4.1 wro-zone - wijzigingsgebied 2 aangegeven bebouwingsgrens, gelegen aan de wegzijde;
    6. 6. de oppervlakte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan het op bijlage 4.1 wro-zone -wijzigingsgebied 2 aangegeven bebouwingspercentage;
    7. 7. de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op bijlage 4.1 wro-zone - wijzigingsgebied 2 aangegeven;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 38 Wro-zone - Wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' de bestemming 'Maatschappelijk' wijzigen in bestemmingen ten behoeve van wonen en/of maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende voorzieningen indien het gebruik van deze gronden ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. de volgende wijzigingsregels in acht worden genomen:
    1. 1. op deze gronden mogen maatschappelijke voorzieningen en woningen met de daarbij behorende voorzieningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidsgevoelige functie' geen geluidsgevoelige functies zijn toegestaan;
    2. 2. doorgangen door de bebouwing mogen worden vrijgehouden ten behoeve van gemotoriseerd verkeer; deze ontsluitingen mogen worden overbouwd;
    3. 3. de oppervlakte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan het op bijlage 4.2 wro-zone -wijzigingsgebied 3 aangegeven bebouwingspercentage;
    4. 4. de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op bijlage 4.2 wro-zone - wijzigingsgebied 3 aangegeven;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 39 Wro-zone - Wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' de bestemming 'Wonen' wijzigen in de bestemming 'Wonen - Meergezinshuis' ten behoeve van wonen met bijbehorende voorzieningen, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. de volgende wijzigingsregels in acht worden genomen:
    1. 1. de bouwvlakken blijven ongewijzigd;
    2. 2. de goothoogte en de bouwhoogte van de hoofdgebouwen blijven ongewijzigd;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 40 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
  2. b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
  3. c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
  4. d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
  5. e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  6. f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 41 Overgangsrecht

41.1 Overgangsrecht bouwwerken

41.2 Overgangsrecht gebruik

41.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van het bepaalde in artikel 41.2.1 tot en met artikel 41.2.4 geldt voor de adressen zoals opgenomen in de onderstaande 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht' het volgende:

  1. a. Deze gebouwen zijn in strijd met het bestemmingsplan in gebruik genomen als meergezinshuis. Dit gebruik mag worden voortgezet door de eigenaar van het gebouw.
  2. b. Het aantal aanwezige woningen mag niet worden uitgebreid. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal bestaande woningen in het gebouw op 1 april 2012, welke in de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht' staat aangegeven.
  3. c. In de woningen zijn geen wooneenheden, geen woning zijnde, toegestaan.
  4. d. Als eigenaar van het gebouw wordt aangemerkt de persoon/personen die op 1 april 2012 als eigenaar in de kadastrale gegevens is opgenomen.
  5. e. Het persoonsgebonden overgangsrecht komt te vervallen zodra de eigendomsverhouding van het pand wijzigt. Het overgangsrecht geldt niet voor eventuele rechtsopvolgers.

Tabel persoonsgebonden overgangsrecht

Adres Aantal woningen
Coetsstraat 61, 61a, 61b 3
Deventerstraatweg 45 2
Groeneweg 70 2
Molenweg 245 2
Van der Laenstraat 40 2
Van Ittersumdwarsstraat 1, 1a, 1b / Van Ittersumstraat 64 3

Artikel 42 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als:

'bestemmingsplan Assendorp'.

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Assendorp'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering

van 13 mei 2013 nummer EC1302-0013.

drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Inleiding

Dit plan betreft het bestemmingsplan Assendorp.

Dit bestemmingsplan voor de bestaande wijk Assendorp is het 11e plan dat is opgesteld in het kader van het project Zwolle op Orde. Het plan van aanpak voor dit project is in 2003 vastgesteld door de raad.
Voor de bestaande wijk Assendorp gelden momenteel 16 bestemmingsplannen. Het oudste plan stamt uit 1958. Het jongste uit 2003.

Het verplichte vooroverleg over het voorontwerpbestemmingsplan Assendorp op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is afgerond. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan Assendorp toegezonden aan een aantal organisaties met belangen in de wijk met de mogelijkheid om te reageren. De gemaakte opmerkingen zijn samengevat en beantwoord. De verslaggeving is te lezen in Hoofdstuk 8 van de toelichting van het bestemmingsplan. Onder de kop 'Communicatie' is een beknopte samenvatting gegeven.

Beoogd effect

Het bestemmingsplan Assendorp beoogt te voorzien in een actueel juridisch-planologisch toetsingskader, waarbij behoud van de huidige structuur van de wijk het uitgangspunt is.

Op grond van de overgangsregeling van de Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het planologisch toetsingskader van de plannen, welke voor 1965 zijn vastgesteld. In Assendorp gaat het om het uitbreidingsplan Wezenlanden en uitbreidingsplan Wipstrik geldend voor de locatie Isala klinieken Wezenlanden, omgeving Schuurmanstraat, park Wezenlanden en de Nooterhof.

Uitgangspunt bij het bestemmen van het bebouwde en het onbebouwde gedeelte van de wijk is het behoud van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en het vastleggen van bestaand (sectoraal) beleid dat van toepassing is voor de wijk. In enkele gevallen vinden er beperkte wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie:

  • In de Stationswijk was het nieuw vestigen van onzelfstandige woonruimte (kamerverhuur) nog mogelijk op grond van het geldende bestemmingsplan. Het nieuwe bestemmingsplan Assendorp maakt het nieuw vestigen van onzelfstandige woonruimte niet meer mogelijk. De bestaande legale gevallen van onzelfstandige woonruimte worden positief bestemd in het bestemmingsplan. Zij zijn expliciet opgenomen op de Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde -als bijlage bij de regels- waar onzelfstandige woonruimte is toegestaan. Mocht het gebruik voor onzelfstandige woonruimte op een adres uit de lijst vrijwillig worden beëindigd, dan biedt het bestemmingplan de mogelijkheid de regels met bijlage zo te wijzigen dat het gebruik voor onzelfstandige woonruimte op het adres niet meer wordt toegestaan.
  • Het plan voorziet in de realisering van de rechtbank Zwolle-Lelystad aan de Luttenbergstraat 5. De vergunde situatie voor het nieuwe gerechtsgebouw is in dit bestemmingsplan opgenomen.
  • Op de erven bij woningen zal de nieuwe gemeentelijke standaard voor aan- en bijgebouwen uit 2007 van toepassing zijn. Dit kan leiden tot enige verdichting op erven.
  • Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Op basis van de Cultuurhistorische analyse Assendorp is een beschermende regeling opgenomen in de vorm van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Deze regeling geeft niet minder bebouwings- en gebruiksmogelijkheden dan er aanwezig waren. Er wordt slechts een extra toets aan de aanwezige cultuurhistorische waarden toegevoegd bij het gebruikmaken van deze mogelijkheden. De aanwezige waarden zijn verbeeld en beschreven in een bijlage bij de regels.

  • Op grond van het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik was al een groot deel van Assendorp aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. De uitgevoerde Cultuurhistorische analyse Assendorp laat zien dat nog meer bebouwing in Assendorp cultuurhistorisch waardevol is. In totaal is ongeveer een kwart van de bebouwing in de wijk aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol.
    Voor de bebouwing die op grond van de Cultuurhistorische analyse Assendorp nieuw wordt aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol is deze gecompenseerd met bijvoorbeeld ruimere bouwmogelijkheden aan de achterzijde van de bebouwing.

Op 17 oktober 2011 heeft de raad het voorstel aangenomen over de realisatie van een horecavoorziening van maximaal 600 m2 b.v.o. in park Wezenlanden. Het Herinrichtingsplan park Wezenlanden en het Structuurplan Zwolle 2020 vormen de beleidskaders voor realisatie van het horecavoorziening. De horecavoorziening wordt gezien als ondersteunend aan de groene, recreatieve functie van het stadspark en als ondersteunend aan het evenemententerrein. De mogelijkheid voor realisatie van de horecavoorziening is in het bestemmingsplan opgenomen door middel van de aanduiding 'horeca' in de bestemming Groen.

Zie hierover ook paragraaf 5.4.4 van de toelichting.

Het gebied van de Isala klinieken locatie Wezenlanden ligt in het plangebied van bestemmingsplan Assendorp. Voor deze locatie zijn de vigerende bestemmingen op een conserverende manier overgenomen. Voor een herontwikkeling van de locatie, op initiatief van een (nieuwe) locatie-eigenaar, kan een ander traject worden ingezet, waarbij een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan wordt opgesteld.

Argumenten

Het plan geeft uitvoering aan het project Zwolle op Orde dat erop gericht is voor het jaar 2013 over actuele bestemmingsplannen te beschikken.

Voor Assendorp zijn nu verschillende bestemmingsplannen van toepassing waarvan de voorschriften erg van elkaar verschillen en slecht toe te passen zijn. Ten slotte zijn in de loop der jaren voor diverse bouwplannen procedures gevoerd op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Deze bouwplannen zijn tot op heden nog niet in een bestemmingsplan verwerkt. Het nieuwe plan voorziet in een actuele, uniforme, eenvoudige en gestandaardiseerde regeling.

Door vaststelling van het plan is het innen van leges voor 10 jaar veilig gesteld.

Op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening vervalt na 1 juli 2013 het recht om ter zake leges te innen voor plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Dit nieuwe plan zal voor 10 jaar na vaststelling recht op inning van leges geven. Bovendien is de verwachting dat het digitaal vervaardigde plan gemakkelijk kan worden bijgesteld.

Financiën

Er zijn geen kosten voor de gemeente.

Dit grotendeels conserverende bestemmingsplan brengt geen extra kosten voor de gemeente met zich mee. Het is niet nodig een exploitatieplan op te stellen.

1.2 Algemeen

In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheeraspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig. Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013.

Om die reden wordt gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.

Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100.

Met dit bestemmingsplan Assendorp, worden 16 plannen grotendeels vervangen.

Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van Assendorp. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg en de inspraak aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0001.png"

1.3 Doel

In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad in 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.

1.4 Plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Assendorp wordt globaal begrensd door de Weteringkade en de Marsweg in het oosten, het spoorwegtracé Zwolle-Meppel, de Mimosastraat en de Deventerstraatweg in het zuiden, de Oosterlaan, de Stationsweg en de achterzijde van de bebouwing in het singelgebied in het westen en het Groot Wezenland en het Almelose Kanaal in het noorden.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0002.png"

1.5 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 3:

0302
Bestemmingsplan Assendorp-West, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 juni 1985, nr. 183b, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 14 oktober 1986, afd. 2, nr. 61944;

0305
Bestemmingsplan Van Karnebeektracé, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 april 1988, nr. 141, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 6 december 1988, nr. RGP 88/870, goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 28 februari 1990, nr. 90.005119;

0320
Bestemmingsplan Assendorp-Pierik, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 november 1999, nr. SBL 99-3925, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 6 juni 2000, nr. RWB/1999/4388, bekrachtigd bij uitspraak van de Raad van State van 25 juli 2001, nr. 59-333, 200003896/1;

0325
Bestemmingsplan Assendorp-Pierik, wijzigingsplan Luttenbergstraat, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders bij besluit van 30 oktober 2001, nr. SBL 01-4022, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 18 december 2001, nr. RWB/2001/4445;

0330
Bestemmingsplan Assendorp-Pierik, partiële herziening Het Veldboeket, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 september 2003, nr. EC03-618, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 17 november 2003, nr. RWB/2003/3091;

0702
Bestemmingsplan Buitengebied Zwolle, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juni 1979, nr. 217, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 21 oktober 1980, afd. 2, nr. 79565, gedeeltelijk goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1986, nr. 112;

1520
Bestemmingsplan Marslanden B, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 mei 2000, nr. SBL 2000-599, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 5 juli 2000, nr. RWB/2000/1895;

1601
Bestemmingsplan Oosterenk, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 april 1977, nr. 113, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 27 juni 1978, afd. 2, nr. 4664, gedeeltelijk goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 26 juni 1980, nr. 70;

1800
Bestemmingsplan Stationswijk, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 april 1977, nr. 114/168, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 4 juli 1978, afd. 2, nr. 8693, gedeeltelijk goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1980, nr. 23;

1801
Bestemmingsplan Stationswijk-Oost, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 oktober 1988, nr. 322b, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 15 februari 1989, nr. RGP8802329;

1805
Bestemmingsplan Stationswijk herziening III (aanlegvergunningenstelsel), vastgesteld bij raadsbesluit van 6 juli 1992, nr. 186, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 1 december 1992, nr. RGP 92/1210;

w1806
wijziging ex artikel 11 WRO Stationswijk Oost (Karnebeekstraat 46), vastgesteld door burgemeester en wethouders bij besluit van 19 juni 1992, nr. 921-8799, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 20 juli 1992, nr. 92/1116;

2100
Uitbreidingsplan Wipstrik, 1e herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 juni 1963, no. 306, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 9 december 1963, afd. 4, nr. 77640;

Bebouwingsvoorschriften uitbreidingsplan Wipstrik, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 1961, no. 602, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 18 juni 1962, afd. 4, nr. 30421;

1e wijziging Bebouwingsvoorschriften uitbreidingsplan Wipstrik, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 juni 1963, no. 306, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 9 december 1963, afd. 4, nr. 77640;

2e wijziging Bebouwingsvoorschriften uitbreidingsplan Wipstrik, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 april 1964, no. 182, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 31 augustus 1964, afd. 4, nr. 4168;

2400
Uitbreidingsplan Wezenlanden, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 juli 1957, nr. 730, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 24 januari 1958, afd. 4, nr. 85757;

2401
Bestemmingsplan Wezenlanden - Herziening I, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 augustus 1989, nr. 195, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 9 november 1989, nr. RGP 89/1748;

9999
Bestemmingsplan Spreidingsplan woonwagens, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 december 1983, nr. 375, van rechtswege goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 18 september 1984 en gedeeltelijk goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1986 nr. 114.

NL.IMRO.0193.BP12004-0004

Pierik-Zuid, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 oktober 2012, nr. EC1029-0027

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Assendorp is vanaf het begin van de 19e eeuw ontstaan, maar de geschiedenis van dit gebied gaat veel verder terug. De naam komt reeds in de Middeleeuwen voor, maar mogelijk was al in een veel vroegere periode sprake van een nederzetting. De eeuwenoude buurtschap van boeren en tuinders, die omstreeks 1850 nog een overwegend landelijk karakter had, ontpopte zich in de decennia daarna tot een buurt met een compleet andere sociale structuur. Door de relatief hoge ligging ten opzichte van de 'natte' Wezenlanden en de strook Assendorperlure/Schelle was Assendorp bij uitstek geschikt om de groeiende arbeidersbevolking op te vangen. Al in 1861 was sprake van 'den aanbouw van vele woningen op de Sassenpoortenvoorstad (...)'. De buitenwijk nam vooral vanaf eind jaren zestig in omvang toe. Assendorp was vanwege de nabijheid van het werk de meest gewilde woonplaats voor het talrijke Zwolse spoorwegenpersoneel. Aannemers construeerden in dit stadsdeel in hoog tempo eenvoudige, dicht op elkaar gepakte rijtjeshuizen met hoogstens twee vertrekken. Veel landbouwpercelen werden opgekocht door huisjesmelkers en speculanten. De destijds geringe overheidsbemoeienis bij de inrichting van de wijk heeft geresulteerd in het kenmerkende grillige stratenpatroon. De oorspronkelijke verkaveling van de akkers en weilanden bepaalde de opzet van de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0003.jpg"

Kaart 4: een fragment uit de historische atlas van de situatie rond 1917.

Aan de oostzijde van Assendorp werd in het interbellum een aaneengesloten gordel van kleinschalige woningcomplexen gerealiseerd. Zo werden in 1928 de eerste 300 woningen in de bloemenbuurt (Pierik) gebouwd.

Aan de westzijde wordt Assendorp door een overgangszone rond de Van Karnebeekstraat gescheiden van de Stationsbuurt. Het deel van de Stationsbuurt rondom de Stationsweg wordt gekenmerkt door villa´s. De villabouw op de voormalige agrarische gronden ten zuiden van de stadsgracht was in de jaren 1840 aarzelend begonnen. De bewoning kwam echter pas goed op gang toen enkele jaren later de trein tot Zwolle was doorgedrongen. De locatie voldeed daarmee aan alle eisen van het nieuwe ideaal voor wonen ´op den hoogsten stand´ met riante onderkomens in een rustige, lommerrijke omgeving op een steenworp afstand van zowel het centrum als het station. De statige bebouwing gaf de route tussen het spoor en de stad allure.

Aan de noordzijde van Assendorp bevindt zich park Wezenlanden. De naam Wezenlanden, voor het gebied tussen het Groot Wezenland, het Almelose kanaal en de oude Assendorperdijk, komt van het feit dat het gebied lang in bezit was van het weeshuis van de Nederlands Hervormde Gemeente in Zwolle. Tot de afsluiting van de Zuiderzee -in 1932- was het drassig land, buitendijks gelegen ten opzichte van de Assendorperdijk en dus niet geschikt om te bebouwen. Toen de getijdenwerking hier geen invloed meer had, kon een gedeelte van het gebied, tussen de Stadsgracht en de Luttenbergstraat, na verloop van tijd bouwrijp worden gemaakt. De eerste bebouwing verrees in de jaren vijftig. In het gebied ten oosten van de Luttenbergtraat is park Wezenlanden aangelegd als 'groene long' en recreatiegelegenheid voor de omliggende wijken.

2.2 Bestaande Situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.2.1 Archeologische structuur

Inleiding

In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.

Bestemmingsplannen en archeologische waarden

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.

Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.

Een 0% gebied is archeologisch leeg. Deze leegte kan gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek dan wel op secundaire analyses. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden in deze gebieden vanuit een archeologisch oogpunt.

Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden. Stoot de 'verstoorder' onverhoopt toch op archeologisch belangrijke zaken, dan is dat jammer. Zijn bouwwerkzaamheden worden niet vertraagd, tenzij een en ander van landelijk belang is en werkzaamheden stop gezet moeten worden. Maar dan moet de 'verstoorder' volledig schadeloos gesteld worden.

Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.

Het verschil tussen een 90% en een 100% gebied is gering. Van een 100% gebied is het 100% zeker bekend dat er belangrijke archeologische waarden liggen, omdat het 'gezien' is. Van een 90% gebied is het bijna zeker bekend, omdat bijvoorbeeld het gebied er naast 'gezien' is. Onder 'gezien' wordt verstaan dat er opgegraven is of dat er via de kadastrale kaarten een bouwwerk gelokaliseerd kan worden of dat het tussen of aansluitend aan opgegraven sites ligt.

Voor beide gebieden geldt dat er een volwaardige opgraving verricht zal moeten worden volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.

Over het algemeen geldt dat onder bodemverstoringen in de binnenstad ingrepen 20 centimeter onder het bestaande maaiveld moeten worden verstaan. De ervaring heeft geleerd dat vaak tot het oorspronkelijk maaiveld is gesloopt, waarna men er een dun laagje zand op heeft gelegd waarop de huidige bestrating ligt.

Voor de buitengebieden gelden andere maatstaven die van geval tot geval bekeken moeten worden. Zo kan bijvoorbeeld langs de Heinoseweg rondom restaurant 'de Mol' het bodemarchief direct onder de graszoden liggen, terwijl in Ittersumerbroek de sporen afgedekt zijn door een kleilaag met daarop overstromingszand, waardoor de sporen wel 80 centimeter onder het maaiveld liggen.
Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal derhalve van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0,5 meter.

De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was.
Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0004.png"

De gebiedsbeschrijvingen

Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen. De nummering en begrenzing van de gebiedsbeschrijvingen is gekoppeld aan de Archeologische Waarderingskaart Zwolle.

De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart 5. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.

219
Wijk: Assendorp
Waardering: 50%

Dit gebied ligt mogelijk op een natuurlijke zandhoogte en lijkt sinds het begin van de 19de eeuw nauwelijks veranderd te zijn. Het dijkje wat door het gebied loopt is op het oudste kadastrale minuutplan van 1832 goed te zijn. Over het gebied is weinig bekend. Het huidige gebruik als dierenweide met stalgebouw en tuincomplex heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat latere verstoringen beperkt zijn gebleven. Eventuele archeologische sporen zullen daarom redelijk gaaf bewaard zijn gebleven.

241
Wijk: Assendorp
Waardering: 50%

Assendorp behoort tot één van de oude buurtschappen rondom Zwolle. De geschiedenis van dit gebied gaat terug tot de Prehistorie. Assendorp had van origine waarschijnlijk het karakter van een esdorp. Zo was er een brink en een hoger gelegen escomplex. Dit escomplex werd aangeduid met de naam Assendorper Enk en leeft nog steeds voort in de naam Enkstraat. De es is in de Middeleeuwen aangelegd op een hoger gelegen natuurlijke dekzandrug.

Aan het eind van de 19de eeuw is Assendorp volgebouwd met arbeiderswoningen. Deze woningen waren voornamelijk bedoeld als huisvesting voor spoorwegarbeiders en werknemers van de Centrale Werkplaats.

In verschillende steden in Nederland (bijvoorbeeld Deventer) is duidelijk geworden dat onder woonwijken uit de 19de of begin 20e eeuw nog veel archeologische sporen bewaard zijn gebleven. De toenmalige bouwers zijn gestopt bij het vaste zand (de bovenkant van de natuurlijke dekzandrug) en hebben de bodem niet verder vergraven. Dit heeft geresulteerd in het feit dat de sporen onder de woningen nog volledig intact bewaard zijn gebleven. In de periode voorafgaand aan de bouw van de woningen in de 19de eeuw heeft het dikke esdek van soms wel meer dan 0,80 meter bescherming geboden aan de archeologische sporen.

In het markeboek van Assendorp uit 1473 is een schouw opgenomen die ons informatie geeft over Assendorp in deze periode. In de schouw die bedoeld was als controleronde van de toestand van de wegen, waterlopen en dijken wordt melding gemaakt van “het Assenderps huys, het dijxken bij de brink (de huidige Assendorperdijk) en het Belheems hoff”. Verder blijkt dat op de hoek van de Molenweg/Middelweg (huidige Assendorperstraat) een kapel heeft gelegen. Deze kapel is ook op de oudste stadsplattegrond van Jacob van Deventer uit circa 1560 nog te zien.

De belangrijkste straten in Assendorp dateren van oorsprong al uit de Middeleeuwen. De straten uit de 19de eeuw liggen vaak op oude perceelsgrenzen. Een goed voorbeeld hiervan is de Celestraat.

2.2.2 Cultuurhistorische structuur

Voor Assendorp is in februari 2009 een cultuurhistorische analyse opgesteld. De Cultuurhistorischeanalyse Assendorp is als bijlage aan de toelichting toegevoegd. Hierbij horen de Waardenkaart objecten encomplexen en de Kaart historische wegenstructuren en dateringen.

De in het rapport gepresenteerde analyse diende als geactualiseerde input voor het nieuwe bestemmingsplan Assendorp. Hierbij diende de vraag beantwoord te worden of er een planologisch conserverend beschermingsregime moest worden opgesteld, waarin de cultuurhistorische kwaliteit van het gebied wordt gezekerd. Met name is onderzoek verricht naar de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, maar ook andere aspecten zoals de historisch-ruimtelijke structuren zijn geanalyseerd en gewaardeerd.

De volgende onderdelen kwamen in de analyse aan de orde:

  • beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkelingen van het plangebied in hoofdlijnen;
  • beschrijving en overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (structuren, objecten);
  • duiding van de cultuurhistorische waarden, in woord en beeld (cultuurhistorische kaart);
  • historisch kaart- en beeldmateriaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0005.jpg"

afbeelding: Oud-Assendorp in oostelijke richting

Algemene beschrijving cultuurhistorische waarde

In het onderzoek wordt geconcludeerd dat een belangrijk deel van de structuren en de bebouwing in Assendorp cultuurhistorische waarde heeft. Een samenvattende beschrijving van de cultuurhistorische waarde uit de cultuurhistorische analyse:

Historische ruimtelijke structuur

De structuur van Assendorp heeft een bijzondere historische betekenis omdat hier een langdurige en complexe ontwikkelingsgeschiedenis aan vooraf is gegaan. Deze historie is aan de structuur en de aard van de bebouwing nog uitstekend af te lezen. De lange doorgaande linten zijn bepalend in de hoofdstructuur en vormen de markering van de kleine buurtjes binnen de wijk. Het stratenplan is, vooral in het westelijke deel van de wijk, opgezet binnen de structuur van eeuwenoude landwegen en veldpaden van de oude nederzetting Assendorp.

Historische bouwkunde

In Assendorp bevinden zich individuele woningen, planmatig gebouwde woningen en gebouwen met een andere functie die vanwege de bouwkundige historie interessant zijn. In de wijk bevinden zich bijvoorbeeld woningbouwcomplexen voor arbeiders die een goed beeld geven van de ontwikkelingen in de (volks) woningbouw van af circa 1890 tot omstreeks 1960.

Met name in het noordwestelijk deel van Assendorp bevinden zich grote villa's en herenhuizen voor de hogere middenstand veelal uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20e eeuw. Naast woningen bevinden zich ook bijvoorbeeld kerkgebouwen, scholen en winkelwoonhuizen in Assendorp die opvallen vanwege hun omvang, architectonische verschijningsvorm en prominente locaties. Zij vormen de markante oriëntatiepunten in Assendorp en spelen een belangrijke rol in het stadsbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0006.png" . afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0008.png" . afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0009.jpg"

Criteria en selectie cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

De bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt is weergegeven op de 'Waardenkaart objecten en complexen Assendorp' en in de 'Lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren Assendorp' die onderdeel zijn van de Cultuurhistorische analyse Assendorp. De lijst omvat een volledig overzicht van alle adressen, met een foto en korte omschrijving van de karakteristiek. Hiermee wordt beoogd om de kwaliteit van de geselecteerde objecten en ensembles, zoals die zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, in stand te houden. Van gemeentelijke en rijksmonumenten is de beschrijving beknopter opgezet, omdat deze gebouwen al bescherming genieten middels de monumentenstatus.

Tevens is de 'Kaart historische wegenstructuren en dateringen Assendorp' opgenomen in de Cultuurhistorische analyse Assendorp, waarop globaal een inzicht wordt gegeven in de ontstaanstijd van de objecten en complexen in het gebied, en waarop de prestedelijke hoofd- en nevenstructuren in beeld zijn gebracht.

De objecten en ensembles die cultuurhistorisch waardevol zijn voldoen aan de volgende criteria:

  • Objecten en complexen met een monumentenstatus
    Rijks- en gemeentelijke monumenten.
  • Objecten en complexen met architectuurhistorische waarden
    Dat wil zeggen, een relatief hoge ontwerpkwaliteit of representatief voor een bepaalde bouwstijl, stroming, bouwperiode of typologie.
  • Objecten, complexen en ensembles met een bijzondere stedenbouwkundig-historische waarde
    Dat wil zeggen, als onderdelen van bijzondere complexmatige ontwikkelingen door bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, particulieren of vanwege specifieke andere situationele aspecten (bijvoorbeeld markante hoeklocaties, focus- en oriëntatiepunten, landmarks)
  • Gaafheid
    Dat wil zeggen, objecten en ensembles die in belangrijke mate ongewijzigd zijn gebleven sinds de bouwtijd of waarbij wijzigingen zeer zorgvuldig zijn aangebracht. Objecten en ensembles die in sterke mate zijn veranderd door het wijzigen van (winkel)puien, daken (dakkapellen, ophogingen, karakteristieke detailleringen), stuccen of sausen van de gevels etc. voldoen niet in dit criterium.

2.2.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande structuur van het plangebied omschreven op het gebied van verkeer, groen, water en bebouwing.

2.2.4 Functionele structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande situatie van achtereenvolgens de functies wonen, sport- en recreatieve voorzieningen, overige maatschappelijke voorzieningen en commerciële voorzieningen omschreven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Vaak wordt gedacht dat in een 'ideale situatie' al het relevante beleid vastligt voor alle aspecten die in een bestemmingsplan worden geregeld. In zo'n situatie is ook iedere afweging van (tegenstrijdige) belangen te baseren op afgerond onderzoek en het vastgestelde beleid.

Het opstellen van een bestemmingsplan bestaat in deze situatie uit het projecteren van de 'eindbeelden' aan het eind van de planperiode van tien jaar, waarbij het plan volledig wordt gebaseerd op vastgesteld beleid. De kans is echter groot dat hiermee uiteindelijk een te star plan ontstaat, dat in korte tijd achterhaald zal blijken te zijn.

Overigens zal de 'ideale situatie' zich in de praktijk niet snel voordoen. Het is namelijk uitgesloten dat alle relevante beleidslijnen zijn vastgelegd op het moment dat een bestemmingsplan wordt opgesteld. Het ontwikkelen van beleid is, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, een continu proces.

Het bestemmingsplan hoeft zich echter niet te beperken tot het projecteren van 'eindbeelden'. Door gebruik te maken van diverse planfiguren zoals een wijzigings- of uitwerkingbevoegdheid, afwijkingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen kan het bestemmingsplan een instrument zijn waarmee (maatschappelijke) ontwikkelingen worden begeleid of in de gewenste richting worden gestuurd.

Dit plan is gebaseerd op het beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken

(zie Bijlage 1 Overzicht beleidsnota's).

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op rijksniveau is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) het belangrijkste ruimtelijke beleidskader.De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak.De SVIR bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. De SVIR geeft wel aan dat unieke cultuurhistorische waarden moeten worden geborgd. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet hieraan. De cultuurhistorische waarden worden in het plangebied geborgd.

AMvB Ruimte (2012)

De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Mede gezien de aard van het plan (conserverend) vormt het rijksbeleid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.

Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de Omgevingsvisie voor het overgrote deel aangeduid als 'woonwijk'. De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijk, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.

Een deel van de westelijke kant van het plangebied is aangeduid als zone bij ´historische kern, binnenstad´. Dit is het gebied globaal begrenst door de Stationsweg, de Westerlaan, de Molenweg, en de Assendorperstraat (incl. locatie Dominicanenklooster). De visie geeft aan dat in dit deel van het plangebied gestreefd wordt naar het behouden en versterken van cultureel erfgoed, zoals bijvoorbeeld monumenten.

Hiernaast zijn een aantal bijzondere gebiedscondities toegekend aan specifieke delen van het plangebied. De zone rond het station heeft een aanduiding ´stationsgebied´ gekregen. Het stationsgebied staat symbool voor de identiteit en eigenheid van de stad. De visie acht van belang dat de kracht van de stationsomgeving versterkt wordt. De zone rond de Luttenbergstraat / Wethouder Alferinkweg heeft de aanduiding 'kenniscentrum' gekregen. De visie geeft aan dat een kenniscentrum de motor voor een creatief klimaat en kennisinfrastructuur is die in deze omgeving benut moet worden.

Het Almelose kanaal staat aangegeven als een oppervlaktewaterlichaam van het hoofdwatersysteem.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma´s voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Op de structuurplankaart is het plangebied van Assendorp voor het overgrote deel aangeduid als 'woongebied'. Het woongebied heeft een 'stedelijk' woonmilieu wat wordt omschreven als een gevarieerd woongebied met de nadruk op compacte voor- en naoorlogse woonmilieus (bruto dichtheid 30-50 woningen per hectare). Er zijn veel regionale voorzieningen zoals onderwijs, zorg en overheidsinstellingen.

Een deel van de westelijke kant van het plangebied is aangeduid als 'centrumstedelijk gebied'. Dit gebied heeft een centrumstedelijk woonmilieu wat wordt omschreven als een woongebied met een hoge dichtheid (bruto 50-80 woningen per hectare) met een monumentale uitstraling. De nadruk ligt op een menging met voorzieningen en intensief gebruik. Dit deel van het plangebied valt onder de binnenstadsschil.

De zuidzijde van het plangebied wordt aangegeven als zone met kansen voor een combinatie van wonen met kleinschalige bedrijvigheid of voorzieningen. De twee inbreidingslocaties die te zien zijn op de structuurplankaart hebben betrekking op het terrein tussen het spoor en de Deventerstraatweg. Verder voorziet het structuurplan voor de komende periode (tot 2020) geen ontwikkelingen die zullen leiden tot grote veranderingen van het bestaande gebied. De gemeentelijke opgave ligt dan ook met name op het beheer van het gebied.

Park Wezenlanden, omgeving Goertjesweg en sportpark Marslanden worden aangemerkt als structuurgroen en Groene Vinger van Zwolle. Daarnaast staat structuurgroen aangeduid langs de Oosterlaan, Deventerstraatweg, Hortensiastraat, Wethouder Alferinkweg en Marsweg. Het structuurplan geeft aan dat in het structuurgroen voorzieningen gebouwd kunnen worden die passen bij desbetreffende functie, zoals een horecapaviljoen in een stadspark, een sporthal in een sportpark of een aula bij een begraafplaats.

In het Structuurplan Zwolle 2020 worden gebieden benoemd waarin ruimte wordt gezien voor (her) ontwikkeling. Één van die gebieden is de Wezenlandenpoort (I.6). Dit is het gebied waar onder andere park de Wezenlanden en de Nooterhof deel van uitmaken. De visie voor dit gebied is om het park intensiever te gaan gebruiken, waarvoor een plan opgesteld en in uitvoering is (herinrichtingsplan Park de Wezenlanden, 2004). De doorontwikkeling van park de Wezenlanden wordt gezien als versterking van het park als groene Vinger van Zwolle.

In het verlengde van de Weteringkade is in het structuurplan een recreatieve verbinding over het Almelose Kanaal geschetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0033.png"

Het gebied van ziekenhuis Isala locatie Wezenlanden wordt in het structuurplan genoemd als inbreidingslocatie voor een centrumstedelijk gebied. Verder voorziet het structuurplan voor de komende periode (tot 2020) geen ontwikkelingen die zullen leiden tot grote veranderingen van het bestaande plangebied. De gemeentelijke opgave ligt dan ook met name op het beheer van het gebied. Een belangrijk onderdeel van dit beheer is gericht op het bewaken van de bestaande ruimtelijke kwaliteit.

Om die reden zijn in dit bestemmingsplan geen structurele veranderingen opgenomen. Het plan heeft een conserverend karakter en is in eerste instantie gericht op planologisch beheer. Daarbij worden de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten zo objectief mogelijk vastgelegd, zowel kwalitatief als kwantitatief. Voor structurele veranderingen of ontwikkelingen zal te zijner tijd een aparte planologische procedure worden gevolgd.

Uitvoeringsprogramma Structuurplan Zwolle 2020

Het uitvoeringsprogramma structuurplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 september 2009 en geeft de voortgang in de structuurplandoelstellingen weer. Verder geeft het uitvoeringsprogramma aan hoe de doelstellingen op het gebied van wonen, kantoor, bedrijven, groen, bereikbaarheid, water en duurzaamheid bereikt kunnen worden en welke projecten hiervoor gepland staan.

Voor wat betreft wonen wordt aangegeven dat het streven is in totaliteit voor 2020 een kleine 12.000 woningen in voorbereiding te hebben in Zwolle. Inmiddels zitten er ruim 11.000 woningen in de pijplijn. In het uitvoeringsprogramma wordt geconcludeerd dat tot 2018 dan ook voldoende woningen in voorbereiding zijn in Zwolle.

Voor wat betreft kantoren wordt aangegeven dat de doelstelling is om circa 300.000 m² BVO te realiseren tot en met 2020. Hierbij is inbegrepen 15.000 m² BVO van de rechtbank aan de Luttenbergstraat. Geconcludeerd wordt dat kwantitatief nu al voldoende kantoorlocaties in ontwikkeling zijn in Zwolle om deze doelstelling te behalen.

Bereikbaarheidsvisie Spoorzone

De Bereikbaarheidsvisie Spoorzone is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 maart 2009. De Bereikbaarheidsvisie moet in het licht worden gezien van een integrale aanpak van de Spoorzone, dat moet leiden tot een duurzame en hoogwaardige stedelijke ontwikkeling. In de Bereikbaarheidsvisie Spoorzone staan de ambities en doelen voor de Spoorzone én wordt de relatie gelegd met de bereikbaarheid van de gehele stad. Er zijn drie ambities:

  1. 1. de Spoorzone wordt hét ov-knooppunt van Noordoost Nederland.
  2. 2. de Spoorzone is optimaal bereikbaar voor alle vervoerswijzen vanuit stad en regio.
  3. 3. de Spoorzone krijgt een versterkte verbinding tussen de noord- en zuidzijde van het spoor.

De Bereikbaarheidsvisie vormt een basis en een toetsingskader voor de verdere visievorming en planvorming voor de Spoorzone.

Met de Bereikbaarheidsvisie als uitgangsbasis heeft de gemeenteraad op 30 juni 2009 ingestemd met het verplaatsen van het busstation naar de zuidkant van het treinstation. Dit na een uitvoerig alternatievenonderzoek en overleg met betrokken partijen. Met de keuze voor Zuid als nieuwe busstationslocatie is voor de ontwikkeling van de Spoorzone de onderzoeksfase afgesloten.

Het plangebied van Assendorp valt buiten het plangebied van de Spoorzone. De Spoorzone heeft als uitgangspunt om de waarden van de omgeving van het stationsplein en de binnenstadzone te behouden en waar mogelijk te versterken.

Herinrichtingsplan park Wezenlanden

Met het raadsbesluit d.d. 1 juni 2004 heeft de raad het Definitief Ontwerp voor Park de Wezenlanden vastgesteld als toekomstvisie voor de herinrichting. Park Wezenlanden wordt door de gemeente heringericht tot een volwaardig stadspark voor Zwolle. Het park is 21 hectare groot en ligt centraal in de stad. Het maakt, samen met de Nooterhof (5,7 hectare) en sportterrein Marslanden, deel uit van de groene vinger langs het Almelose kanaal, de Stadsgracht en het Zwarte Water. De visie voor het park is dat het een groen park moet zijn, met daarin (veel) activiteiten. Daarbij moet het park een betekenis hebben voor de stad Zwolle als geheel en voor de wijken er omheen. Een horecavoorziening vormt een van de laatste onderdelen die het park tot een volwaardig stadspark maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0034.png"

afbeelding: verbeelding herinrichtingsplan park Wezenlanden

Welstandsnota

Algemeen

De Welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de Welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor Assendorp, is de aansluiting met de Welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor de buurten Stationsbuurt, Oud-Assendorp en Nieuw-Assendorp is in de Welstandsnota beschrijving nummer 2 'Oudere wijken' van toepassing. Deze drie buurten worden hier tezamen 'Assendorp' genoemd.
Voor de Pierik geldt gebiedsbeschrijving nummer 3 'Oudere uitbreidingswijken' en voor de Wezenlanden is gebiedsbeschrijving nummer 11 'Gemengde zones' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0035.png"

Gebiedsbeschrijving

De oudere wijken van de stad zijn: Assendorp, Kamperpoort en Diezerpoort (Dieze Centrum en Bagijneweide). De bebouwing is ontstaan langs de uitvalswegen van het historische centrum naar Deventer (Assendorp), Kampen (Kamperpoort) en Meppel (Diezerpoort), op de relatief hoog gelegen dekzandruggen.

De wijken worden gekenmerkt door een historische, geleidelijke groei langs oude ontginningslinten.
De oude ontginningslinten zijn duidelijke herkenbaar: de bebouwing is gesitueerd op de gehele kavelbreedte en volgt de rooilijn. Hierdoor zijn er ruimtelijk aaneengesloten wanden langs de straat met een duidelijke perceellering, smalle straatprofielen en een duidelijke scheiding tussen privé en openbaar (geen voortuinen). De wijken worden deels begrensd door de netwerken van spoor, water en hoofdontsluitingswegen, die gesitueerd zijn op de aansluiting met de oorspronkelijk lager gelegen gebieden. Onder invloed van de dynamiek van deze netwerken hebben langs deze randen grootschalige ingrepen plaatsgevonden welke de historische structuur deels hebben aangetast.

In deze wijken is de bebouwing voor een belangrijk deel geënt op de historische structuur. Latere inbreidingen vallen vaak op doordat ze van de oorspronkelijke verkaveling afwijken en het profiel/rooilijn van de straat niet volgen.
De bebouwing is overwegend in één of twee bouwlagen uitgevoerd, de noklijn van de kap is meestal evenwijdig aan de straatrichting. De gevels hebben architectonische details zoals metselwerk accenten, glas-in-loodramen en wisselend kleurgebruik. Bijzonder kapvormen, zoals mansardekap, schilddak en zadeldak vormen accenten in het straatbeeld.

Kenmerken Assendorp

In Assendorp kunnen de Stationsbuurt, Oud- en Nieuw Assendorp worden onderscheiden.

De Stationsbuurt bestaat uit monumentale gebouwen, vrijstaand met vanouds grote tuinen. Naast de oorspronkelijke woonfunctie zijn vooral de panden langs de hoofdwegen in gebruik genomen voor gemengde functies, waarbij in toenemende mate de tuinen worden gebruikt als privé-parkeerterrein.

De bebouwing in Oud- en Nieuw-Assendorp dateert uit de periode 1890-1930. Een groot deel is individueel of als stedenbouwkundig ensemble van cultuurhistorische waarde. De structuur is compact en dicht bebouwd. Kenmerkend zijn de bijzondere hoekoplossingen en de individuele bebouwing die de rooilijn volgt. Van oorsprong bestaat het gebied uit veel kleine arbeiderswoningen, welke nu een gemengd (stedelijk) gebruik hebben.

De uitvalswegen Assendorperstraat, Molenweg en de Van Karnebeekstraat worden gevormd door een aaneenschakeling van individuele en kwalitatieve bebouwing met een grote diversiteit in perceellering, hoogte en functies.

De Assendorperdijk is een historisch-landschappelijk element op de overgang van de dekzandrug naar de oorspronkelijke uiterwaarden. De straten die vanaf het zuidelijk deel op de dijk aansluiten gaan ruimtelijk omhoog en de straten vanaf de dijk bieden een doorzicht op het park de Wezenlanden.

Beleidskeuzes

waardering

De oudere wijken worden in hoge mate gewaardeerd als stedelijk woongebied met historische structuren en bouwstijlen en een diversiteit aan functies. De kleinschalige stedelijke structuur, de aaneengesloten rooilijnen, de architectonische details, de directe relatie van de bebouwing met de openbare ruimte en de (historische) relatie met de binnenstad zijn de belangrijkste kenmerken.

dynamiek

Op het niveau van de woning vinden vaak kleine uitbreidingen en veranderingen plaats om de bebouwing aan te passen aan de hedendaagse wooneisen. Op het niveau van de straat vinden plaatselijk nieuwe invullingen plaats ten gevolge van functieverandering.
De nabijheid van het centrum zorgt vooral langs de oude uitvalswegen voor dynamiek.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is hoog.
  • Het beleid is gericht op het behouden en herstellen van de cultuurhistorische karakteristieken van de ruimtelijke structuur, de openbare ruimte en de bebouwing.
  • Voor de in het bestemmingsplan aangeduide cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geldt dat er geen architectonische vormen en details verloren mogen gaan.
  • De oorspronkelijke accenten in het straatbeeld, de bijzondere architectonische details, diverse kapvormen,
  • de hoekoplossingen en de relatie met het openbare gebied vormen het uitgangspunt en de inspiratie bij het ontwerpen.

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen

naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan in de oudere wijken zijn de volgende criteria van belang.

plaatsing

  • De perceellering, de positie en de oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving zijn richtinggevend.
  • Bestaande rooilijnen zijn richtinggevend.

massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is uitgangspunt bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing.
  • Bij verandering van kapvorm de samenhang binnen de complexen bewaren.
  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
  • De bestaande kapvorm en kaprichting zijn richtinggevend. Het toevoegen van een extra laag of een kap respecteert het straatbeeld en de architectuur van de hoofdmassa.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en is het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving voor wat betreft stijlkenmerken, materialisering en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.
  • Bij verbouw en renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met karakteristieken zoals hoekoplossingen, entreepartijen en erkers.

detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.

erfafscheidingen

  • Bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0036.png"

Gebiedsbeschrijving

De oudere, grotendeels planmatige uitbreidingswijken zijn de Veerallee/Katerveer, Dieze Oost en Dieze West, Wipstrik en Pierik. De wijken zijn in aansluiting op de Oudere Wijken (gebied 2) gebouwd op de relatief hoog gelegen dekzandruggen rondom de binnenstad.

De wijken worden gekenmerkt door de planmatige opzet met woningen van verschillende afmetingen. Ze sluiten aan op de ruimtelijke structuur van de Oudere Wijken (2), maar kennen door de planmatige opzet een grotere diversiteit aan openbare ruimte en straatprofielen. De opzet wordt gedomineerd door een hiërarchie in wegen en groenstructuur. De samenhang binnen de wijk wordt sterk bepaald door de scheiding van privé en openbaar: smalle straatprofielen met een stenig karakter en woningen direct aan de straat, of brede straatprofielen met ruime groene voortuinen en lage erfafscheidingen. Verspringende rooilijnen, bijzondere hoekoplossingen en gedraaide kappen vormen de architectonische accenten. De oude verbindingslijnen vanuit de stad zijn duidelijk herkenbaar door de bijzondere architectonische vormgeving van de bebouwing.

De oude verbindingslijnen hebben vanwege de ruime straatprofielen een belangrijke ontsluitingsfunctie gekregen. Hierdoor is de woon- en verblijfskwaliteit verminderd en hebben de woningen een gemengd stedelijk gebruik gekregen (bijvoorbeeld kantoren). Verandering van de bouwmethodiek na de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot een sobere uitvoering van delen van de wijken. Typerend is de herhaling van gelijke bouwmassa’s en verspringing van de woonblokken als ruimtelijke accenten.

De architectuur wordt gekenmerkt door een planmatige aanpak. De vooroorlogse woningbouw kent een ambachtelijke detaillering, de naoorlogse woningbouw wordt getypeerd door systeembouw en sobere detaillering. In het algemeen zijn de kozijnen wit en wordt kleur alleen toegepast op de draaiende delen.
De woningen in één en twee lagen hebben grote kappen met overstek en bijzondere accenten aan de gevel, zoals erkers, loggia’s en gedraaide kappen. De woningen hebben bijzondere metselwerkverbanden in donker rode of zandkleurige steen, en keramische dakpannen in de kleuren rood of zwart.
De erfafscheidingen zijn in samenhang met de woningen ontworpen.
De naoorlogse woningen van twee lagen met kap hebben een verfijnde compositie van massa en dakvorm en een terughoudend materiaal- en kleurgebruik.
De bebouwing in drie of vier lagen met kap en vier lagen met een plat dak worden gekarakteriseerd door bijzondere aandacht voor de balkons, stijgpunten en entrees. Het materiaal- en kleurgebruik is overwegend eenvoudig en ingetogen.

Kenmerken Pierik

De Pierik vormt de beëindiging van Assendorp en heeft voornamelijk een woonfunctie. De planmatige en ruime groene opzet vormen een duidelijk contrast met Oud- en Nieuw-Assendorp. De straatprofielen verschillen in hiërarchie door verspringende rooilijnen en de toepassing van voortuinen. Kenmerkend is de hoofdas, de Hortensiastraat, die dwars op de richting van de oude ontginningslinten, de Assendorperstraat beëindigt.

Beleidskeuzes

waardering

De planmatige opzet van de oudere uitbreidingswijken heeft geresulteerd in bijzonder gewaardeerde woongebieden. De grote diversiteit aan woningentypologieën, openbare ruimte en de samenhangende groenstructuur vormen hiervoor de basis.

dynamiek

Woningen worden door middel van kleinschalige uitbreidingen aangepast aan de veranderende woonwensen.
Door de sterke samenhang in de wijk en de planmatige opzet is de noodzaak voor veranderingen in de wijken gering.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Behouden van de samenhangende ruimtelijke structuur van de wijken en de karakteristieken van de bebouwing.
  • Behouden van de samenhangende straatprofielen met verspringende rooilijnen en geïntegreerde overgangen van privé en openbaar (voor- en achtertuinen).
  • Behouden van de architectonische kenmerken van de vooroorlogse woningbouw: de ambachtelijke detaillering, het eenduidig materiaal- en kleurgebruik, de diverse kapvormen met overstek en de bijzondere accenten aan de gevel.
  • Respecteren van de verfijnde compositie van massa en dakvorm en aandacht voor architectonische accenten aan de gevel bij veranderingen aan naoorlogse woningen.
  • Behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en het monumentale karakter van de historische lijnen (Diezerenk, Holtenbroekerweg).

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

plaatsing

  • De perceellering, de positie en de oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving zijn richtinggevend.
  • Bestaande rooilijnen zijn richtinggevend.

massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is uitgangspunt bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing.
  • Bij verandering van kapvorm de samenhang binnen de complexen bewaren.
  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
  • De bestaande kapvorm en kaprichting zijn richtinggevend. Het toevoegen van een extra laag of een kap respecteert het straatbeeld en de architectuur van de hoofdmassa.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en is het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving voor wat betreft stijlkenmerken, materialisering en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.
  • Bij verbouw en renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met karakteristieken zoals hoekoplossingen, entreepartijen en erkers.

detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.

erfafscheidingen

  • Bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0037.png"

Gebiedsbeschrijving

In de gemengde zones van de stad bevinden zich kantoren, bijzondere gebouwen en voorzieningen, groengebieden en woonbebouwing. Deze zones zijn overwegend nattere gebieden of overgangszones van droog naar nat (waterlopen en weteringen). De dynamiek is sterk afhankelijk van de ligging aan de netwerken van spoor, water en hoofdontsluitingswegen. De ontsluitingskwaliteit van deze netwerken bepaalt het belang van deze zones: van nationaal, regionaal, of stedelijk belang. Door de veranderende betekenis van deze netwerken veranderen de gebouwen en de functies mee. De randen van deze gebieden vormen overgangszones, waar de dynamiek vaak een contrast vormt met de aangrenzende gebieden.

De context van de individuele gebouwen en functies bepaalt veelal de ruimtelijke structuur en het gebruik van het gebied. De samenhang in het gebied is afhankelijk van de ontsluitingsroute en het gebruik van de openbare ruimte. De bebouwing is divers in gebruik en oriëntatie en wisselt sterk in grootte en hoogte. De schaal van de bebouwing, zowel horizontaal als verticaal, wordt bepaald door de ligging in de totale stedelijke structuur. Belangrijk is de identiteit en uitstraling van het gebouw en de relatie met de openbare ruimte.

Kenmerken park de Wezenlanden en omgeving: stedelijke dynamiek

De landschappelijke ondergrond is de basis voor het karakter van het gebied. Het park is gelegen in de voormalige uiterwaarden. Rond het park op de overgangen naar de hogere gebieden zijn diverse gebouwen in een groene omgeving gesitueerd.

Het overgangsgebied naar de Assendorperdijk bestaat uit bijzondere bebouwingsvormen, zoals de Zaagtandwoningen, in een groene omgeving met doorzichten naar het park. De overgangszone naar de Wipstrik wordt gekenmerkt door de lineaire ruimtewerking van de Nieuwe Wetering en het Koelwaterkanaal. De overgang naar het historische centrum wordt gekenmerkt door grootschalige gebouwen met publieke functies.

Beleidskeuzes

waardering

De gebieden hebben een bijzondere ruimtelijke kwaliteit, vanwege de ligging in de stad en de goede ontsluitingsmogelijkheden. Grootschalige stedelijke instellingen, voorzieningen en bedrijven gebruiken deze gebieden als representatieve en functionele vestigingsplaatsen.

dynamiek

Door de schaalvergroting van de diverse functies en het veranderende belang van de diverse ontsluitingsroutes, transformeren de functies en/of de gebouwen in de gemengde zones regelmatig.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Versterken van de kwaliteit van de gebieden als hoogwaardig stedelijk verblijfsgebied.
  • Respecteren van de diversiteit aan gebouwen en gebouwenensembles.
  • Versterken van de relatie van gebouwen en gebouwenensembles met de stedelijke structuur, de wegen en de langzaam verkeersroutes.

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan in de gemengde zones zijn de volgende criteria van belang.

plaatsing

  • De gebouwen of de gebouwenensembles oriënteren zich meerzijdig op de openbare ruimte.
  • De entreezijde van de bebouwing is herkenbaar vormgegeven en oriënteert zich op de openbare ruimte.

massa en vorm

  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal- en kleurgebruik.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in architectuur van de gehele gevel.

detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw zijn het materiaal- en het kleurgebruik zorgvuldig afgestemd op de architectonische verschijningsvorm.

erfafscheidingen

  • Erfafscheidingen worden terughoudend toegepast;
  • Erfafscheidingen zijn transparant, bij voorkeur uitgevoerd als groen;
  • Bij de toepassing van hekwerken is het gebruik van stijlenhekwerken het uitgangspunt.

3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid

Cultuurhistorie / monumentenzorg

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken.
Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmings- plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Archeologie

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

3.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijksbeleid en het provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle luidt daarom als volgt: "de kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting".

Aanvullend hierop is het beleid Prioriteitswegen Zwolle vastgesteld. In dit beleid is vastgelegd welke wegen van belang zijn als route voor de hulpdiensten. Het doel is dat door de werking van het beleid Prioriteitswegen Zwolle de veiligheid verbetert doordat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten is gewaarborgd.

Parkeervergunningen

Het aantal uit te geven parkeervergunningen in Assendorp is niet onbeperkt, het is gerelateerd aan het aantal beschikbare openbare parkeerplaatsen. Daarnaast kunnen per huishouden maximaal twee vergunningen worden verleend. Het is zeer wenselijk dat het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsplangebied, met name in het gereguleerde deel, wordt uitgebreid. Dit is geen eenvoudige opgave gezien de opzet van de buurt. Naast een beperkte uitbreiding van het aantal straatparkeerplaatsen moet dan vooral gedacht worden aan het realiseren van bewonersgarages of garages voor bezoekers en bewoners. Ook kan gedacht worden aan speciale terreinen voor bedrijfsauto's aan de rand van de wijk. Kansen hiervoor doen zich mogelijk voor op plaatsen als het voormalige Dellen Wuyts-terrein aan de Groeneweg, het parkeerterrein aan de Van Karnebeekstraat en langs de Oosterlaan en de Deventerstraatweg. Deze parkeerplaatsen moeten goed ruimtelijk ingepast worden en zijn erg kostbaar. Dit maakt de realisatie ervan moeilijk. Zowel bewoners, corporaties en gemeente dienen betrokken te worden bij de realisatie hiervan. Ook kan gericht gekeken worden naar het belonen van goed gedrag. Om deze reden zou ook onder andere verder ingezet kunnen worden op het stimuleren van het gebruik van deelauto's om de groei van het bezit van met name de tweede auto's in te dammen.

3.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart 7 Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen in paragraaf 2.2.3.3).

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en / of recreatief gebruik.

3.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en de toekomstige EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Nationaal Waterplan

In het ontwerp Nationaal Waterplan kondigt het kabinet aan in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te willen nemen. Met een aangepast peilbeheer wil het kabinet de zoetwatervoorraad vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt.
In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn.
De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het plangebied en de waterveiligheid. Daarom worden in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen opgestart om de besluitvorming gedegen voor te bereiden.

Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, Provincies en Waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld.
De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk en milieubeleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk Rioleringsplan 2011 – 2015 (GRP) ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

3.7 Volkshuisvestingsbeleid

Algemeen

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid is er op gericht voldoende huisvestingsmogelijkheid te bieden voor hen die in Zwolle willen wonen. De blik is daarbij niet alleen gericht op uitbreiding van het aantal woningen in de uitleggebieden maar zeker ook op de bestaande stad. Het streven is gevarieerde woonmilieus te realiseren: van centrumstedelijk tot dorps.

Onzelfstandige woonruimte

Het is allereerst van belang onderscheid te maken tussen zelfstandige en onzelfstandige woonruimte.

Bij onzelfstandige woonruimte is er sprake van woonruimte die niet kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte (zoals een toegang, keuken, toilet en douche). Bij onzelfstandige woonruimte worden voorzieningen als bijvoorbeeld de keuken, toilet en douche gedeeld door meerdere bewoners. Kamerverhuur aan studenten is een bekende vorm van onzelfstandige woonruimte. Zie hiervoor ook paragraaf 5.3.2.4 Beheer onzelfstandige woonruimte.

Het beleid over het toestaan van onzelfstandige woonruimte is nu nog vastgelegd in de beleidsregel op grond van de Huisvestingsverordening. Er is een beleidsregel op komst over het al dan niet toestaan van onzelfstandige woonruimte middels een afwijking van het bestemmingsplan.
Het gemeentelijk beleid voor onzelfstandige woonruimte in de wijk Assendorp ziet er als volgt uit:

Het aantal onzelfstandige woonruimten in de Stationsbuurt en Oud-Assendorp mag niet worden uitgebreid. De reden hier is dat in deze buurten al 10% van de woningen (het maximum) gebruikt wordt voor onzelfstandige bewoning. Het gebruik van een woning voor onzelfstandige woonruimte, waarvoor al een onttrekkingsvergunning op grond van de Huisvestingsverordening is verleend, mag ongewijzigd worden voortgezet. De woningen die onder deze regeling vallen zijn in augustus 2009 door de afdeling Toezicht & Handhaving geïnventariseerd. Op deze manier wordt het aantal onzelfstandige woonruimten 'bevroren'.

Inventarisatie kamerverhuurpanden Assendorp

Naar aanleiding van klachten van bewoners uit de wijk heeft de gemeente in 2009 een inventarisatie uitgevoerd van alle woningen in Assendorp (Oud-Assendorp, Nieuw-Assendorp en de Stationsbuurt). Uit deze inventarisatie blijkt dat in deze buurten 321 kamerverhuurpanden met drie of meer kamers aanwezig zijn. Hiervan hebben 71 panden geen onttrekkingsvergunning. In de buurten Oud-Assendorp en de Stationsbuurt kunnen geen nieuwe onttrekkingsvergunningen meer worden verleend. Deze buurten zitten “op slot”. In de buurt Nieuw–Assendorp is de norm van maximaal 10% kamerverhuurpanden per postcodegebied nog niet overal bereikt. Voor negen van de 11 panden zonder onttrekkingsvergunning in deze buurt kan daarom alsnog een vergunning worden verleend. De resterende 62 panden zonder onttrekkingsvergunning (11 Stationsbuurt, 49 Oud-Assendorp en twee Nieuw-Assendorp) moeten het aantal kamerbewoners terugbrengen tot maximaal twee per pand.Dit zorgt voor een meer evenwichtige samenstelling van de wijk.

Het college van burgemeester en wethouders heeft in maart 2010 in dit kader besloten om ontheffing te verlenen voor de betreffende panden. Voor een gedeelte van de betreffende panden is deze ontheffing reeds aangevraagd en verleend. Deze panden zijn vanwege de verkregen rechten opgenomen in Bijlage 5 Lijst vanadressen met wooneenheden, geen woning zijnde, met de aantekening dat het om maximaal twee personen gaat. De panden waarvoor thans nog geen ontheffing voor is verleend, maar op basis van het geldende beleid en besluitvorming wel onzelfstandige bewoning met een maximum van twee personen is toegestaan, zijn eveneens in Bijlage 5 Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde opgenomen.

Splitsen zelfstandige woonruimte

Als aanvulling op het beleid voor onzelfstandige woonruimte is het uitgangspunt van het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid dat bestaande eengezinswoningen in de gehele wijk Assendorp niet worden gesplitst in meerdere zelfstandige woningen (appartementen). De reden daarvan is dat op die manier eengezinswoningen aan de woningvoorraad worden onttrokken. Dit is vanuit volkshuisvestelijk oogpunt niet wenselijk, omdat de inzet is om eengezinswoningen binnen het plangebied te behouden; om naast het aanbod voor kamerbewoning en één persoonshuishouden, ook gezinnen een woning te kunnen bieden.

Ligplaatsenverordening woonschepen

Het doel van deze verordening die in 2005 door de raad is vastgesteld is te regelen waar en onder welke voorwaarden ligplaatsen kunnen worden ingenomen en regels te stellen in het belang van de veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid. Bij het aanwijzen van acceptabele ligplaatsen gaat het om een afweging van planologische en nautische belangen. De acceptabele ligplaatsen zijn door de gemeenteraad vastgelegd op de zogenaamde ligplaatsenkaart die als bijlage deel uitmaakt van de verordening.

Voor het gebruik van de walkant bij de woonschepenligplaatsen is een visie in ontwikkeling. In de visie wordt beschreven hoe het walgebruik en in het bijzonder het hebben van schuurtjes en bergingen, in goede banen geleid kan worden.

3.8 Sportbeleid

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze nota bevat de beleidsdoelstellingen en ambities voor de sport in Zwolle op het gebied van breedtesport, topsport en sportaccommodaties. De sportnota is nog dusdanig actueel dat deze ook voor de komende collegeperiode als het geldende sportbeleid geldt. Als uitvloeisel van het sportbeleid is eind 2009 het Masterplan Sportaccommodaties door de raad vastgesteld. Deze bevat het actuele sportaccommodatiebeleid. Het masterplan schetst de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020.

3.9 Evenementenbeleid

Zwolle is een actieve, bruisende stad, waarin veel gebeurt. Ook op evenementengebied. In Zwolle vinden vele prachtige evenementen plaats, groot en klein. Zwolle vindt evenementen belangrijk om een aantal redenen en wil evenementen maximaal faciliteren. De evenementen vinden vaak plaats in de binnenstad, maar ook daarbuiten.De raad heeft daarnaast de ambitie uitgesproken om Zwolle uit te laten groeien tot de top van beste binnensteden van Nederland. Een binnenstad waarin het goed wonen, werken en verblijven is. Dit alles maakt dat er gezocht moet worden naar een goede balans tussen enerzijds de diverse evenementenlocaties in Zwolle als decor voor evenementen en anderzijds de zorg die de gemeente heeft voor de leefbaarheid van de bewoners van Zwolle.

In de nota Evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal' (juni 2012) is verwoord hoe de gemeente Zwolle de ambities wil bereiken. De Beleidsregel evenementen in de openlucht 2012 heeft betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester op grond van de APV.

3.10 Recreatiebeleid

Het gemeentelijke beleid voor speelvoorzieningen is in juli 2000 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beleid is neergelegd in de nota 'Speelruimte in Zwolle'.
Het doel van de nota is het vastleggen van het belang van spelen voor de jeugd en de wijk, het formuleren van normen en criteria voor spel, sport en ontmoetingsruimten en het geven van een plan voor een wijkgerichte aanpak. Speelplekken moeten goed en veilig bereikbaar zijn en bij voorkeur centraal in de wijk te liggen. De inrichting moet afgestemd worden op de verschillende leeftijdscategorieën.

3.11 Beleid Overige Maatschappelijke Voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Het in stand houden van een accommodatie is nadrukkelijk nooit een doel op zich, maar één van de middelen waarmee de gemeente activiteiten faciliteert die substantieel bijdragen aan bijvoorbeeld de sociale samenhang en leefbaarheid in een wijk.

De gemeente probeert om meer aansluiting te zoeken bij trends en majeure bewegingen in het veld. Omdat deze bewegingen niet alleen vanuit de gemeente, maar ook vanuit het maatschappelijk veld worden gevoed, blijken ze veel sterker en veel meer tot resultaat te leiden. Dit sluit aan bij de wens om vanuit de gemeente vooral de regierol te vervullen op sociaal terrein. Voorbeelden hiervan zijn de Brede School, de Woonzorgzones en ook de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo).

Deze ontwikkelingen nemen een steeds dominantere plaats in als het gaat om het versterken van de sociale cohesie, het vergroten van de leefbaarheid en de revitalisering van wijken. Initiatieven vanuit het veld en de gemeente hebben ertoe geleid dat voorzieningenclusters zijn ontstaan, afgestemd op de behoeften in de wijken.

Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

3.12 Economisch Beleid

Beroep aan huis wordt toegestaan. Naast beroep aan huis wordt in Assendorp, als stedelijk en centrumstedelijk woonmilieu met een wat meer gemengd karakter, ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving. Het gebruik past binnen de ruimtelijke en functionele structuur van de wijk.

3.13 Detailhandelsbeleid

De Kadernota Detailhandel Zwolle geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2013. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad op 16 juni 2003.

Het beleid is de bestaande balans van goed functionerende centra dichtbij de consument voort te zetten. Doel is de kwaliteit en compleetheid (qua branches) van de winkels op peil te houden. Dit geldt ook voor aanverwante functies, de openbare ruimte, de bereikbaarheid en het parkeren.

De Assendorperstraat als winkelcentrum wordt in het detailhandelsbeleid specifiek genoemd.
De ambitie voor de Assendorperstraat als winkelcentrum is als volgt verwoord:

  • versterking en behoud van het economisch profiel in dit gebied als bijzondere locatie voor de detailhandel in Zwolle;
  • versterking en behoud van het economisch profiel dat bijdraagt aan de leefbaarheid van de wijk.

3.14 Horecabeleid

In Zwolle is uitsluitend voor de binnenstad horecabeleid vastgesteld. Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht'. Dit betekent dat voor Assendorp geen specifiek horecabeleid is vastgesteld.

3.15 Coffeeshopbeleid

Voor coffeeshops geldt een gedoogbeleid. Dit gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle. Van deze te gedogen coffeeshops is er één gevestigd in Assendorp, dit is coffeeshop Sky High aan de Van Karnebeekstraat 41.

3.16 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.

3.17 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid reeds vastgesteld. Voor bodem zijn de gebiedsgerichte kaders nagenoeg gereed.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit is relevant voor het bestemmingsplan Assendorp. Dit beleid wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.

Het bestemmingsplan Assendorp behoort grotendeels tot het gebiedstype 'stedelijk'. Het gedeelte van de wijk dat in het structuurplan tot de schil rond de binnenstad wordt gerekend behoort tot het gebiedstype 'centrum stedelijk'. Het gedeelte van de wijk in buurt de Wezenlanden wordt grotendeels gerekend tot het gebiedstype 'groen stedelijk'.

Gebiedstype Ambitie Grenswaarde (maximale ontheffingswaarde)
Centrum stedelijk 53 dB 63 dB
Stedelijk 48 dB 58 dB
Groen stedelijk 43 dB 53 dB


Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

Door het rijk zijn grens- en richtwaarden gesteld voor het garanderen van de basisveiligheid. Bij de uitwerking van het bestemmingsplan moet wordt gekozen hoe deze grens- en richtwaarden in het bestemmingsplan worden verankerd. De gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid die in maart 2007 is vastgesteld biedt hierbij een aanvullend kader. In de visie wordt ernaar gestreefd voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Basisveiligheid voor de gemeente Zwolle betekent:

  1. 1. voldoen aan de normen voor plaatsgebonden risico
  2. 2. gebiedsgericht invulling geven aan groepsrisicobeleid met een Beleidsvisie Externe Veiligheid
  3. 3. veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied zoveel mogelijk anticiperen op de landelijke beleidsontwikkelingen die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
  4. 4. zoveel mogelijk anticiperen op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het plangebied betreft het de zone van 300 meter vanaf het spoor. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico. In het deel van het plangebied dat in de stroomzone valt is sprake van bestaand woongebied waar niet in nieuwe gebiedsontwikkelingen wordt voorzien. In dit conserverende bestemmingsplan worden geen nieuwe kwetsbare functies als nevenfunctie toegelaten.

Het bestemmingsplan behoort grotendeels tot het gebiedstype 'stedelijk'. Het gedeelte van de wijk dat in het structuurplan tot de schil rond de binnenstad wordt gerekend behoort tot het gebiedstype 'centrum stedelijk'. Het gedeelte van de wijk in buurt de Wezenlanden wordt grotendeels gerekend tot het gebiedstype 'groen stedelijk'. De 300 meter brede zone langs het spoor, aan de zuidwestzijde van het plangebied, behoort tot het gebiedstype 'stroomzone'.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten.

Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies. Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.

Duurzaam bouwen

In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).

Klimaatbeleid

In 2009 heeft het college een interimklimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. De doelstelling hiervan is dat het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of utiliteitsgebouw tenminste 60% gaat bedragen.

De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interimklimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond. Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en zonnecollectoren) en verbeterde isolatie.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

De beperkingen die aan de orde zijn bij de gebruiks- en bouwmogelijkheid voor een horecavoorziening in park Wezenlanden zijn nader toegelicht in paragraaf 5.4.4 Horecapaviljoen park Wezenlanden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, industrie en spoorwegen. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Op kaart 8 zijn de geluidszones weergegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. Volgens de Wgh heeft iedere weg een geluidszone behalve de volgende wegen:

  • wegen die binnen een woonerf liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 kilometer per uur geldt.

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor de meeste wegen in het plangebied.

Langs de zoneplichtige wegen in het plangebied zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

De volgende zoneplichtige wegen hebben invloed op het plangebied:

  • Stationsweg;
  • Luttenbergstraat;
  • Assendorperstraat;
  • Wethouder Alferinkweg;
  • Marsweg;
  • Hortensiastraat;
  • Leo Majorlaan;
  • Deventerstraatweg;
  • Oosterlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0038.png"

Industrielawaai

Een deel van het plangebied (omgeving Goertjesweg) valt binnen de bestaande geluidszone van het bedrijventerrein De Marslanden. De zone industrielawaai Marslanden is op de plankaart weergegeven. Buiten de zone industrielawaai Marslanden mag geluidhinder afkomstig van het bedrijventerrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). Er worden geen wijzigingen in de bestaande zonegrens aangebracht.

Binnen de zone van het bedrijventerrein De Marslanden bevindt zich een aantal geluidsgevoelige bestemmingen. Voor deze bestemmingen is een hogere grenswaarde verleend. Binnen de zone zijn geen ontwikkelingen voorzien. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
De zone industrielawaai Hanzeland valt net buiten het plangebied.

Spoorweglawaai

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door het spoorwegtracé Zwolle-Meppel. In het plangebied zijn binnen de zones van deze spoorwegen geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk (zie 2.2.4.4 Economische voorzieningen).

Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet Milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. De verspreid door de wijk aanwezige kleinschalige bedrijvigheid heeft weinig invloed op de milieusituatie aldaar.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Hiermee wordt de wijziging van de Wet Milieubeheer ten aanzien van de luchtkwaliteitseisen bedoeld. De wet maakt een onderscheid in projecten die 'in betekenende mate' (IBM) en 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden er bestemmingen genoemd die extra gevoelig zijn voor luchtvervuiling (gevoelige bestemmingen).

Uiteraard moet niet alleen bij gevoelige bestemmingen maar bij alle projecten sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Uit dit oogpunt moet afgewogen worden of het aanvaardbaar is om een bepaald project op een bepaalde plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het project zelf hier niet of nauwelijks aan bijdraagt. Projecten die 'niet in betekende mate' leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet afzonderlijk getoetst te worden op de grenswaarde(n), tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden te verwachten is. Volgens de gelijknamige AMvB ligt de grens van 'niet in betekenende mate' bij 3% van de grenswaarde van een stof.

De concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide mogen met niet meer dan 3% toenemen.

De normen voor luchtkwaliteit in het plangebied worden alleen overschreden ter hoogte van de Stationsweg. Op grond van het Besluit luchtkwaliteit zijn gemeenten verplicht om knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit aan te pakken. Om die reden heeft de Gemeente Zwolle een luchtkwaliteitsplan opgesteld. Onderdeel van het luchtkwaliteitsplan zijn onder andere een pakket van maatregelen en acties om de knelpunten op te lossen. Er zijn voor de Stationsweg geen locatiespecifieke maatregelen vastgesteld, maar generieke maatregelen, die voor de gehele stad effecten hebben, zoals schoon openbaar vervoer (eis bij concessieverlening), schoon eigen wagenpark, schoon personenvervoer (taxi, ouderen, gehandicapten).

4.2.4 Bodemkwaliteit

Assendorp bestaat voornamelijk uit woonbebouwing met een aantal maatschappelijke voorzieningen en verspreid door de wijk kleinschalige bedrijvigheid, voornamelijk detailhandel.

Uit de inventarisatie van het Historisch Bodembestand (HBB) is gebleken, dat er circa 375 locaties zijn waar bedrijfsmatige activiteiten hebben plaatsgevonden die mogelijk bodembedreigend zijn. In het verleden waren er in Assendorp diverse kleine bedrijfjes gevestigd zoals timmerwerkplaatsen, smederijen, brandstofgroothandels, drukkerijen, wasserijen en autoreparatiebedrijven met benzinepomp. Deze HBB-locaties zijn op de bijgaande kaart aangegeven met blauwe stippen.

Verder waren er bij woonhuizen ondergrondse huisbrandolietanks aanwezig voor verwarming. Daarnaast zijn veel percelen met oude bebouwing opgehoogd met puin en werden asladen soms in de tuin geleegd. Al deze activiteiten kunnen de bodemkwaliteit negatief hebben beïnvloed.

Een samenvatting van de resultaten uit de inventarisatie van het HBB van Assendorp:
90 bekende ondergrondse tanks, 28 autoreparatiebedrijven met benzinepomp, 4 loodgieters, 7 drukkerijen, 5 smederijen, 20 houtbewerking, 9 verf gerelateerde bedrijven, 6 wasserijen, 4 metaalbewerkingsbedrijven en daarnaast ook fietsenmakers, lompengroothandels, huidenzouterijen en slachterijen. De rest van de punten is historisch gezien onverdacht.

Uit de inventarisatie van het bodeminformatiesysteem blijkt dat er op 132 locaties (verdacht en onverdacht) een bodemonderzoek of historisch onderzoek is uitgevoerd. Deze locaties worden op de tekening aangegeven met rode vlakken. De locaties waar een geval van ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld of wordt vermoed, worden hieronder toegelicht. Deze locaties worden met een tekstballon specifiek op de bijgaande kaart aangegeven. De gevallen van oud-stedelijke bodemverontreiniging (voornamelijk zware metalen en PAK) worden in deze inventarisatie niet specifiek toegelicht. Dergelijke verontreinigingen worden heterogeen verspreid over de wijk aangetroffen en zijn vaak niet meer te relateren aan een specifieke bedrijfsactiviteit.

  1. 1. Assendorperstraat 67 - 71; autoreparatiebedrijf/benzineservicestation Spaay
    Deze locatie betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 1999 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.
  2. 2. Assendorperstraat 248; benzineservicestation Smit & Co
    Dit betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten, waarvan de omvang en de risico´s nog niet zijn bepaald. Op deze locatie is daarom nog vervolgonderzoek nodig.
  3. 3. Groenestraat 45; autoreparatiebedrijf/benzineservicestation Beute
    Deze locatie betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 1991 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.
  4. 4. Groeneweg 39-45; garage/taxibedrijf en benzineservicestation Tadema
    Deze locatie betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 2005 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.
  5. 5. Groeneweg 71-75; chemische wasserij Dellen Wuyts
    Deze locatie en de omgeving ervan is verontreinigd met onder andere vluchtige chloorkoolwaterstoffen. In de periode 2003 tot 2008 is een sanering uitgevoerd, waarbij ook asbest is verwijderd. Bij de sanering is een aanzienlijke restverontreiniging met vluchtige chloorkoolwaterstoffen achtergebleven waarvoor nog een vervolgaanpak moet worden bepaald.
  1. 6. Hertenstraat 8; verffabriek Klinkert & Co/autobusgarage VAD/clichéfabriek Bruyn
    De grond en het grondwater op deze locatie zijn verontreinigd met onder andere zware metalen, minerale olie en vluchtige chloorkoolwaterstoffen. Het betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging, die met spoed aangepakt moet worden vanwege mogelijke humane- en verspreidingsrisico´s. In 2011 is een beschikking afgegeven op de ernst en spoedeisendheid van deze verontreiniging, waarbij tevens is ingestemd met een deelsaneringsplan, waarbij de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik. Deze sanering wordt waarschijnlijk eind 2011 uitgevoerd.
  2. 7. Hortensiastraat 92A; benzineservicestation Jonker
    Deze locatie betreft een verontreiniging van de grond en het grondwater met minerale olie en vluchtige aromaten ter plaatse van een groenstrook. De verontreiniging is in 1998 beschikt als ernstig en urgent, te saneren voor 2012. In 2006 is goedkeuring gegeven op het saneringsplan.
  3. 8. Zeven Alleetjes 1; drukkerij Joh. Enschede
    Dit betreft een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en een zware metalenverontreiniging in de bovengrond. De verontreiniging is reeds gesaneerd in 1999/2000 waarbij een geringe restverontreiniging is achtergebleven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0039.png"

Aangezien de feitelijke inrichting van het plangebied niet verandert ten gevolge van het bestemmingsplan Assendorp, is er op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het plan. Voor de wijzigingsgebieden geldt dat bij gebruikmaking hiervan nader onderzoek plaatsvindt naar de bodemkwaliteit. Zie voor informatie over de wijzigingsgebieden ook paragraaf 5.4.1 Wijzigingsgebieden en voor de ligging kaart 2 in paragraaf 1.4.

4.2.5 Explosieven

In 2009 is bij het baggeren van de Singelgracht, nabij de Schoenkuipenbrug een wapen aangetroffen uit de tweede wereldoorlog.

Als vervolg hierop is in mei 2009 een probleeminventarisatie afgerond met betrekking tot de aanwezigheid van conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de stadswateren van Zwolle. Één van de verdachte locaties die uit de probleeminventarisatie naar voren kwam is de omgeving van de Turfmarkt. De omgeving van de Turfmarkt was verdacht vanwege de toenmalige aanwezigheid van een militair oefenterrein. Hierdoor vond mogelijk dump van munitie in het Almelose Kanaal plaats bij de Schoenkuipenbrug, de Menistenbrug en de Menistensluis.

Als vervolg op de probleeminventarisatie zijn explosieven opsporingswerkzaamheden uitgevoerd in het Almelose Kanaal, voorafgaand aan baggerwerkzaamheden. Bij de opsporingswerkzaamheden is een speciaal duikteam ingezet en zijn mogelijke gedumpte wapens en explosieven benaderd. De gevonden wapens zijn verwijderd. Het Almelose Kanaal is vervolgens gebaggerd.

De locatie is, conform de Beoordelingsrichtlijn voor het Opsporen van Conventionele Explosieven (BRL-OCE), middels een proces verbaal van oplevering vrijgegeven voor normaal gebruik. De gronden / het water van het Almelose Kanaal is dan ook geschikt voor verwezenlijking van de bestemming die er aan is toegekend in dit bestemmingsplan.

4.2.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Het gaat hierbij om de risico's van het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Risicocontouren

In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is een zogenaamde signaleringskaart gemaakt, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze gemeentelijke signaleringskaart is gebaseerd op de risicovolle inrichtingen die in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn geregistreerd. De gemeentelijke signaleringskaart geeft aan dat binnen het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen. Het plangebied ligt wel binnen de invloedssfeer van de volgende, buiten het plangebied gelegen risicobronnen:

LPG tankstation
Aan de IJsselallee, buiten het plangebied, is een LPG-tankstation gevestigd. Voor een LPG-vulpunt geldt een straal van 110 meter voor het plaatsgebonden risico (PR) bij een doorzet van 1000 tot 1500 m³ LPG/jaar en een straal van 45 meter bij een doorzet < 1000 m³. Laatstgenoemde afstand is het toetsingscriterium indien de doorzet in de milieuvergunning is gemaximaliseerd op 1000 m³ LPG/jaar. De gemeente heeft de maximale doorzet in de vergunningen van LPG-tankstations opgenomen. Binnen 45 meter vanaf het vulpunt zijn geen kwetsbare objecten gevestigd.

Bepalend voor het groepsrisico is de bevolkingsdichtheid binnen een straal van 150 meter van het tankstation. Het groepsrisico levert voor het plangebied geen probleem op.

Type risicovolle activiteit: Tankstation IJsselallee met LPG (doorzet < 1000 m3/jaar)
Categoriaal / niet-categoriaal: Categoriaal (vaste veiligheidsafstanden)

In volgende figuur is de PR 10-6 contour (45 m vanaf het vulpunt) van het LPG tankstation aan de IJsselallee aangegeven. De risicocontour is ook weergegeven op kaart 9 in paragraaf 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0040.jpg"

Spoorwegemplacement
Het plangebied bevindt zich nabij de inrichting 'emplacement Zwolle'. Op een deel van het emplacement wordt gerangeerd met wagons met gevaarlijke stoffen.

Uit de milieuvergunning en de bijbehorende documenten blijkt dat tussen de hoge brug en de splitsing van het spoor Meppel - Deventer gerangeerd mag worden met gevaarlijke stoffen. De activiteiten moeten voldoen aan de normen uit de circulaire risicobenadering voor NS goederen emplacementen (1995). De beheerder moet jaarlijks aan het bevoegd gezag een opgave doen van het aantal wagons beladen met gevaarlijke stoffen. Tevens moet ieder jaar aangetoond worden dat het emplacement aan de veiligheidsnormen voldoet (door middel van de selectiemethode). Uit het milieuvergunningenarchief blijkt dat er in de afgelopen 13 jaar geen overschrijding van de normen (Plaatsgebonden en Groepsrisico) heeft plaatsgevonden. Omdat de milieuvergunning geen overschrijding van de normen toelaat en er een monitoringssysteem is verplicht kan geconcludeerd worden dat het rangeren met gevaarlijke stoffen geen belemmering oplevert voor het plangebied.

Opslag gevaarlijke stoffen aan de Marsweg 1
Aan de Marsweg 1 vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats met meer dan 10 ton. De veiligheidsafstanden van deze categoriale inrichting zijn vastgelegd in de Revi (Regeling externe veiligheid inrichtingen). Het bedrijf heeft zelf op 9 maart 2009 een kwantitatieve risico analyse (QRA) uit laten voeren. In de volgende tabel worden zowel de veiligheidsafstanden uit de Revi als deze QRA vermeld.

PR 10-6 contour Volgens Revi Volgens QRA
Afstand (m) 215 120
Type risicovolle activiteit: > 10 ton opslag gevaarlijke stoffen
Categoriaal / niet-categoriaal: Categoriaal

Binnen de 10-6 contour valt het verenigingsgebouw van de postduivenvereniging 'De Duif' en de kantine van voetbalvereniging 'v.v. Edon'. Deze buiten het plangebied gelegen gebouwen zijn niet bestemd voor het huisvesten van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen per jaar. Hierdoor zijn deze gebouwen beperkt kwetsbare objecten. In de bestaande situatie is dit niet in strijd met het Besluit.

De straal van de 1% letaliteitscontour bedraagt 120 meter. De bevolkingsdichtheid binnen deze cirkel is dermate beperkt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

In onderstaande figuur is de PR 10-6 contour volgens de QRA aangegeven. De risicocontour is ook weergegeven op kaart 9 in paragraaf 4.3

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0041.png"


Transport gevaarlijke stoffen

De IJsselallee is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Ook over het spoor Zwolle-Deventer/Zwolle-Meppel worden gevaarlijke stoffen getransporteerd.
In 2004 is een onderzoek uitgevoerd naar potentiële knelpunten voor wat betreft de externe veiligheid langs transportassen in de gemeente Zwolle. Uit het onderzoek (Inventarisatie Externe Veiligheid Langs Transportassen, gemeente Zwolle, 19 mei 2004) blijkt, dat langs genoemde transportassen zich geen probleemsituaties voordoen zowel voor wat betreft het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. Langs deze assen zijn in dit bestemmingsplan ook geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die van invloed zijn op de externe veiligheid.

Verantwoordingsplicht

Het bestemmingsplan voorziet niet in de nieuwbouw van woningen of andere kwetsbare objecten. Het groepsrisico blijft derhalve constant. Nergens wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Daarmee is de verantwoordingsplicht voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.

Bestemmingsplankaart/regels

Bij dit bestemmingsplan is gekozen om in principe geen nieuwe risicobronnen toe te laten. De bestaande risicocontour van Marsweg 1 is als een gebiedsaanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. In de bestemmingsplanregeling is aangegeven dat nieuwe kwetsbare objecten binnen de risicocontour van Marsweg 1 niet zijn toegestaan. Door nieuwe technische inzichten, verandering van wetgeving en nieuwe rekenmodellen kan de omvang van risicocontouren fluctueren zonder dat de risicovolle activiteit verandert. Daarom is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de contour van het bedrijf aan de Marsweg 1 te verschuiven of te laten vervallen, indien het risico is gewijzigd dan wel opgeheven.

Buisleidingen

Door het plangebied lopen geen hogedrukaardgasleidingen.

4.2.7 Waterbeheer

De veiligheid voor hoge buitenwaterstanden voor de binnen het plangebied gerealiseerde voorzieningen is gewaarborgd door de regionale waterkering langs het Almelose Kanaal. Deze waterkering wordt beschermd door de keur van het waterschap Groot Salland. Het gebied dat beschermd wordt door de keur staat als 'waterstaat' aangegeven op kaart 9 in paragraaf 4.3. Dit gebied heeft de bestemming 'Waterstaat -Waterkering' gekregen.

Het waterpeil in het Almelose Kanaal, het Koelwaterkanaal en de Stadsgracht fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond -0,15 m NAP.

De vijver in Park de Wezenlanden wordt met behulp van een gemaal op het gewenste streefpeil van -0,20 m NAP gehouden. Het gemaal is eigendom van de gemeente Zwolle. Het water wordt geloosd op het Koelwaterkanaal. Het beheer en onderhoud van de vijver en het gemaal berust bij de gemeente Zwolle.

De watergangen in de aangrenzende dierenweide is met een duiker onder de Leo Majorlaan gekoppeld met de waterpartij van de Nooterhof. Deze waterpartij is met duikers, onder de Marsweg, verbonden met de watergang langs de Primulastraat. Op de watergang langs de Primulastraat zijn de watergangen van het sportpark gekoppeld met behulp van een duiker. Het water wordt afgevoerd naar de watergang langs de Anthony Fokkerstraat. Het beheer en onderhoud van de watergangen en het gemaal berust bij de gemeente Zwolle.

Bij nieuwbouwplannen dient een rioleringsplan opgesteld te worden. Er dient hierbij te worden uitgegaan van een geïntegreerd stelsel. Dit houdt in dat het hemelwater van daken geïnfiltreerd moet worden middels een infiltratievoorziening op eigen terrein. Het hemelwater van wegen dient middels infiltratiebuizen geïnfiltreerd te worden. Hiervoor dient nader onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden van infiltratie (bodemopbouw en doorlaatbaarheid). De riolering die in openbaar terrein ligt en goed toegankelijk is, zal door de gemeente Zwolle in beheer en onderhoud worden genomen.

4.2.8 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied van bestemmingsplan Assendorp is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0042.jpg"

figuur 1: dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0043.jpg"

figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

Zie de volgende figuren 3 dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0044.jpg"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstromingen. Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatieplan.

4.2.9 Energie en duurzaam bouwen

Energie

Conform het gemeentelijk energiebeleidsplan mag de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) van nieuw te bouwen woningen niet meer dan 0,76 bedragen (verscherping ten aanzien van het Bouwbesluit met 10%). Zongericht verkavelen en de toepassing van duurzame energie (warmtepomp, zonneboiler en PV-installatie) kunnen daar een substantiële bijdrage aan leveren. Ook bij renovatie van woningen dient aandacht besteed te worden aan energiebesparende maatregelen en voorzieningen, de toepassing van duurzame energie, duurzame bouwmaterialen en waterbesparende technieken.

Infiltratie regenwater

Op grond van het gemeentelijk beleid infiltratie hemelwater (juli 2006) dient regenwater te worden afgekoppeld en in de bodem te worden geïnfiltreerd. Ontheffing van deze verplichting kan worden verleend indien onderzoek aantoont dat infiltratie niet mogelijk is.

Duurzaam bouwen

Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 mogelijkheden voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit. Eén methode, toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. Hierbij wordt het minimale niveau meegegeven, waarbij bouwpartijen door selectie uit een keur van maatregelen aan dit niveau kunnen komen. Het andere betreft een lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid. Ook het minimale niveau is bovenwettelijk en ligt dus boven het niveau van het Bouwbesluit. Daarom zal gewerkt moeten worden met andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld een convenant met de projectontwikkelaars.

4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

In het plangebied bevinden zich: ondergrondse hoogspanningsleidingen, een hoofdrioolpersleiding en hoofd- transportleidingen voor drinkwater. De leidingen zijn met een dubbelbestemming beschermd (zie kaart 9, paragraaf 6.3 en Artikel 24 Leiding - Hoogspanning, Artikel 25 Leiding - Riool en Artikel 26 Leiding - Water).

Er bevindt zich boven het plangebied één straalpad (zie kaart 9). Dit is het straalpad van de straalverbindingstoren Zwollerkerspel aan de Vecht richting Ugchelen. Het straalpad bevindt zich op een hoogte tussen de 43 en 50 meter en levert geen problemen op voor de bebouwing die in het tracé van dit straalpad is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0045.png"

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in het gebied van Assendorp.

5.1.2 Uitgangspunten

Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, conform het door de gemeenteraad vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

  1. 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen, daarvoor wordt een apart traject gevolgd. De plannen hebben daardoor een conserverend karakter. Ze zijn in eerste instantie gericht op planologisch beheer.
  2. 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
  3. 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
  4. 4. Uitgegaan wordt van de standaard bijgebouwenregeling van 2007 en er wordt ook rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die regelingen stelt op het gebied van vergunningvrij bouwen.
  5. 5. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel, horeca en bedrijven als zodanig bestemd.
  6. 6. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
  7. 7. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd. Binnen woonbuurten kan er voor gekozen worden deze functie op te nemen in de bestemming Verkeer - Erftoegangsweg om daarmee de nodige flexibiliteit in te bouwen met betrekking tot de inrichting van de woonomgeving.
  8. 8. Waar een maatschappelijk draagvlak is voor het omzetten van niet-woonfuncties in een woonfunctie kan dit in het plan worden opgenomen. Bijvoorbeeld het bestemmen van een (voormalige) bedrijfsactiviteit of braakliggend terrein tot de functie wonen.
  9. 9. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
  10. 10. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
  11. 11. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).
  12. 12. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.

*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.

*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.

5.2 Plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Assendorp wordt globaal begrensd door de Weteringkade en de Marsweg in het oosten, het spoorwegtracé Zwolle-Meppel, de Mimosastraat en de Deventerstraatweg in het zuiden, de Oosterlaan, de Stationsweg en de achterzijde van de bebouwing in het singelgebied in het westen en het Groot Wezenland en het Almelose Kanaal in het noorden.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2 in paragraaf 1.4.

5.3 Beheer

Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. Alleen door de gemeenteraad vastgesteld beleid is in het plan opgenomen.

5.3.1 Bebouwingsstructuur

5.3.2 Functionele structuur

5.4 Ontwikkeling

Ontwikkelingen die de komende planperiode in het plangebied gerealiseerd gaan worden zijn reeds mogelijk binnen de vigerende bestemmingsplannen of komen tot stand met nieuwe planologische procedures.

5.4.1 Wijzigingsgebieden

Wijzigingsgebied 1

Dit wijzigingsgebied betreft de parkeerplaats tussen de Van der Laenstraat en de Van Karnebeekstraat (zie kaart 2 in paragraaf 1.4). Het gebied fungeert nu als parkeerterrein ten behoeve van ziekenhuis Isala Klinieken locatie Wezenlanden. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat als het gebruik van voor parkeervoorzieningen geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd de locatie herontwikkeld kan worden.

De wijzigingsbevoegdheid maakt mogelijk:

  • de realisatie van woningen al dan niet in combinatie met een parkeervoorziening,
  • de realisatie van bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen al dan niet in combinatie met een parkeervoorziening,
  • een combinatie van woningen en maatschappelijke voorzieningen al dan niet in combinatie met een parkeervoorziening.

De wijzigingsbevoegdheid staat het gebruik als parkeervoorziening in onoverdekte vorm toe, maar tevens in de vorm van een parkeerdek of -kelder (maximum hoogte 3 meter). Bij een parkeervoorziening als zelfstandige functie wordt gedacht aan een parkeeroplossing die niet alleen dient voor de ter plaatse nieuw te bouwen woningen of bebouwing voor maatschappelijke doeleinden, maar die ook gebruikt kan worden om de aanwezige parkeerduk in de omgeving te helpen verlichten.

Om deze wijziging van bestemmingen te bewerkstelligen zal een wijzigingsplan moeten worden opgesteld. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik.

Wijzigingsgebied 2

Dit wijzigingsgebied betreft het gebied tussen de Enkstraat en de Molendwarsstraat. Op een groot deel van deze locatie is het bedrijf Van Raalte gevestigd. Dit bedrijf is een timmerwerkfabriek van meer dan 200 m². Het bedrijf is als zodanig in het bestemmingsplan vastgelegd door middel van een aanduiding 'bedrijf'. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat als het huidige gebruik geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd de locatie herontwikkeld kan worden.

De wijzigingsbevoegdheid maakt mogelijk:

  • de realisatie van woningen,
  • de realisatie van groenvoorzieningen,
  • de realisatie van parkeervoorzieningen en erftoegangswegen.

Na eventueel vertrek van het bedrijf kunnen op deze manier de mogelijkheden voor verbetering van de stedenbouwkundige structuur van het gebied worden benut. Stedenbouwkundig is gewenst dat de hoek Enkstraat - Van der Laenstraat door bebouwing begrensd blijft. In verband met dit bedoelde bebouwingsaccent is het wijzigingsgebied voorzien van een scheidingslijn voor wat betreft de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

Om deze wijziging van bestemmingen te bewerkstelligen zal een wijzigingsplan moeten worden opgesteld. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik.

Wijzigingsgebied 3

Dit wijzigingsgebied betreft het gebied aan de Grasdorpstraat 2. Hier is nu de Gereformeerde Hogeschool gevestigd. De bestaande bebouwing is als zodanig in het bestemmingsplan opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat als het huidige gebruik geheel of gedeeltelijk wordt beëindigd de locatie herontwikkeld kan worden.

De wijzigingsbevoegdheid maakt mogelijk:

  • de realisatie van woningen,
  • de realisatie van bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen,
  • een combinatie van woningen en maatschappelijke voorzieningen

Ondanks het handhaven van het huidige gebruik ten behoeve van de Gereformeerde Hogeschool in de bestaande bebouwing zijn veranderingen te verwachten. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kunnen bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen en woningen worden gerealiseerd met langs de Wethouder Alferinkweg een strook niet-geluidsgevoelige functies.

Om deze wijziging van bestemmingen te bewerkstelligen zal een wijzigingsplan moeten worden opgesteld. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik.

Wijzigingsgebied 4

Dit wijzigingsgebied betreft de percelen Assendorperplein 19B/Coetsstraat 1. Deze wijzigingsbevoegdheid betreft de voormalige moskee. Voor dit perceel, dat één geheel vormt met het naastgelegen perceel Assendorperplein 19A, is er voor gekozen ruimte te bieden aan de mogelijkheid appartementen te realiseren. Dit mede gezien de vorige functie van het gebouw en de ligging van het pand. De bestaande bebouwing blijft ongewijzigd. De wijzigingsbevoegdheid ziet enkel op het gebruik en maakt de realisatie van appartementen mogelijk. Om deze wijziging van bestemmingen te bewerkstelligen zal een wijzigingsplan moeten worden opgesteld.

5.4.2 Voormalige kringloopwinkel Hertenstraat

De locatie Hertenstraat 6b, 6c en 8 en Tuinstraat 64 is de locatie van een voormalige Kringloopwinkel. Voor deze locatie is op 31 mei 2011 een aanvraag omgevingsvergunning ingediend. De aanvraag ziet op de bouw van 30 zorgappartementen en 2 huurappartementen aan de zijde van de Hertenstraat en een gezondheidscentrum aan de zijde van de Tuinstraat.

Dit bouwplan paste niet in het vigerende bestemmingsplan. Voor het betreffende bouwplan is een procedure gestart met toepassing van artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) om omgevingsvergunning te kunnen verlenen. De gemeenteraad heeft hiertoe op 7 november 2011 besloten om in te stemmen met de ruimtelijke onderbouwing en een ontwerp verklaring van geen bedenkingen af te geven. Vervolgens is de omgevingsvergunning verleend.

Doordat de procedure voor de verandering in het gebruik en bebouwing doorlopen is wordt de vergunde situatie in het bestemmingsplan Assendorp opgenomen. De beoogde bebouwing is in het bestemmingsplan opgenomen door middel van de bestemming Maatschappelijk voor wat betreft de zorgappartementen en het gezondheidscentrum en de bestemming Wonen - Meergezinshuis voor wat betreft de huurappartementen.

5.4.3 Rechtbank Zwolle-Lelystad

De locatie van de rechtbank Zwolle-Lelystad aan de Luttenbergstraat 5 heeft de bestemming Maatschappelijk gekregen. Voor de bouw van het vernieuwde gerechtsgebouw is op 22 juni 2009 bouwvergunning verleend. Hierbij is tevens vrijstelling verleend van het bestemmingsplan 'Uitbreidingsplan Wezenlanden'. De bouwvergunning is onherroepelijk geworden. De vergunde situatie voor het vernieuwde gerechtsgebouw is in dit bestemmingsplan Assendorp opgenomen. De realisatie van het gerechtsgebouw is momenteel in ontwikkeling.

5.4.4 Horecapaviljoen park Wezenlanden

Inleiding

Park Wezenlanden is geopend in 1971. Het stadspark is ontworpen in samenhang met het Provinciehuis, met tuinen van Mien Ruys (een klassiek voorbeeld van de jaren ‘60). Dertig jaar later waren er nog maar weinig voorzieningen aanwezig. Wat er was, was sterk verouderd. Het park was omsloten door barrières. Door dichte uitgegroeide beplanting, vooral bij de toegangen, en teruglopend gebruik nam de sociale onveiligheid toe. Het gebruik en de betekenis van Park de Wezenlanden bleven ver achter bij de potenties van de plek, zo dicht bij de binnenstad.

In 2004 heeft de gemeente daarom - samen met een Adviesteam van vertegenwoordigers van de omliggende wijken, gebruikers en betrokken organisaties - het Herinrichtingsplan park Wezenlanden gemaakt. Dit plan is vanaf 2005 in uitvoering. De realisatie van een horecavoorziening is een van de laatste onderdelen van het herinrichtingsplan. Het Herinrichtingsplan park Wezenlanden is in het Structuurplan Zwolle 2020 (vastgesteld door de raad op 16 juni 2008) geïntegreerd door hierin het stadspark als ontwikkelingsgebied aan te merken. Tevens wordt in het Structuurplan Zwolle 2020 aangegeven dat in het structuurgroen voorzieningen gebouwd kunnen worden die passen bij desbetreffende functie, zoals een horecavoorziening in een stadspark, een sporthal in een sportpark of een aula bij een begraafplaats. Het Structuurplan Zwolle 2020 en het Herinrichtingsplan park Wezenlanden staan nader beschreven in paragraaf 3.2.3 Gemeentelijk beleid.

In het vigerende Uitbreidingsplan Wezenlanden van 1958 wordt in de bestemming 'Grond bestemd voor recreatieve doeleinden' al rekening gehouden met de toekomstige behoefte aan een 'consumptiegelegenheid' in het stadspark. Op grond van dit uitbreidingsplan kunnen burgemeester en wethouders toestaan dat op de gronden met de bestemming 'Grond bestemd voor recreatieve doeleinden' consumptiegelegenheden worden gebouwd.

Planvorming

Op basis van het Herinrichtingsplan is een aanbestedingsprocedure gevoerd en een ondernemer te geselecteerd die de horecavoorziening in het stadspark zou mogen realiseren. Op 25 januari 2010 heeft de raad een voorstel besproken waarin werd gevraagd kennis te nemen van het advies van de selectiecommissie.

De discussie in de raadsvergadering heeft geleid tot een informatieavond die op 10 maart 2010 is gehouden. Hier is een vernieuwde klankbordgroep uit naar voren gekomen (ter uitbreiding van het adviesteam uit 2004) waar omwonenden zich bij aan konden sluiten.

Opinienota

Op basis van de uitkomsten van de bijeenkomsten met omwonenden en de klankbordgroep en het Programma van Eisen uit 2004 is een opinienota gemaakt met daarin drie varianten (variant A: geen voorziening, variant B: 150 m², variant C: 600 m²). Op 29 november 2010 is de opinienota voorgelegd aan de raad. Uitkomst daarvan was dat een ruime meerderheid van de raad graag een horecavoorziening gerealiseerd wil zien met een omvang en functie tussen variant B (150 m²) en variant C (600 m²).

Op 6 december 2010 is door de raad een motie aangenomen waarin het college is opgedragen in een open gesprek met de klankbordgroep en de beoogde exploitant te onderzoeken op welke wijze een horecavoorziening met de omvang en functie tussen B en C kan worden gerealiseerd, terwijl tegelijkertijd de belemmeringen van de omwonenden zoveel mogelijk worden weggenomen. Tevens werd gevraagd de kaders economisch en maatschappelijk te onderbouwen.

Besluitvorming

Het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (IMK) heeft gerapporteerd over de economische haalbaarheid. Met een vertegenwoordiging van de klankbordgroep zijn de conclusies van het IMK besproken en is gesproken over de belemmeringen. De conclusie van het IMK was dat een horecagelegenheid van 600 m² voor de exploitant de grootste kans op een levensvatbare exploitatie heeft.

In de gesprekken met de vertegenwoordigende klankbordgroep over, in hoofdzaak, de openingstijden, parkeren, geluid en verlichting is veel gesproken over maatregelen om de overlast ten gevolge van de horecagelegenheid te voorkomen.

In het raadsvoorstel over de realisatie van de horecavoorziening van maximaal 600 m² zijn de conclusies van het IMK en vertegenwoordigende klankbordgroep verwerkt. Dit voorstel is in de raadsvergadering van 17 oktober 2011 aangenomen.

Functioneel programma (aard)

Wat betreft het soort horecavoorziening kan worden gedacht aan een (grand) café - restaurant, met mogelijkheden voor lunches, diners en feestelijke bijeenkomsten. De horecavoorziening heeft ruimte voor een terras dat een integraal onderdeel vormt van het park. Voor het stadspark is de mogelijkheid om iets te drinken of te eten een goede aanvullende voorziening, die meer mensen naar het park trekt en het verblijf in het park veraangenaamt.

De horecavoorziening wordt hoofdzakelijk gezien als ondersteunend aan de groene, recreatieve functie van het stadspark doordat de functie van de voorziening bestaat uit het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken aan parkbezoekers. De openingstijden van de horeca zijn beperkter dan de tijden waarop parkbezoekers in park Wezenlanden terecht kunnen. Aan het stadspark zijn namelijk geen (tijds)beperkingen gesteld voor toegang.
De horecavoorziening wordt daarnaast gezien als ondersteunend aan het evenemententerrein omdat de horecavoorziening, ondersteunend aan het gebruik van het evenemententerrein, ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken aan de evenementenbezoekers verstrekt.
Complementair aan de ondersteunende functies voor park Wezenlanden brengt de niet-seizoengebonden horecafunctie het hele jaar door levendigheid in het stadspark.

Bebouwing (omvang)

De horecavoorziening wordt gerealiseerd aan de centraal gelegen vijver waarbij het de wandel- en fietsroutes door het stadspark, alsmede de wijken Wipstrik en Assendorp, met elkaar verbindt.

De te realiseren horecavoorziening dient een uitstraling te hebben passend bij zijn omgeving en functie. Het paviljoen kenmerkt zich door een helder bouwvolume, eventueel samengesteld uit twee à drie volumes, en een moderne architectuur. Het paviljoen dient zorgvuldig ingepast te worden in de ruimtelijke context van het stadspark. Het paviljoen kent een alzijdige oriëntatie waarbij dus geen achterkantsituatie kan ontstaan. Huisvuil en andere opslag wordt inpandig opgelost. Het paviljoen heeft een situering die vergelijkbaar is met de uitspanning in het Engelse Werk, maar zou een uitstraling kunnen hebben vergelijkbaar met het Vliegerhuys in Zwolle. De buitenruimte van het paviljoen (terrassen) vormt een integraal onderdeel van het stadspark en is gericht op vijver en bloementuin. De ruimte rondom het paviljoen kent dus een openbaar karakter en heeft geen hekwerken.

  • Het bruto vloeroppervlak bedraagt maximaal 600 m², het bouwoppervlakte bedraagt maximaal 450 m².
  • Het bouwvolume is maximaal 7 meter hoog en kan een hoogteaccent krijgen van maximaal 20% van het bouwvolume van maximaal 10 meter hoog.
  • Het dak is plat tot een helling van maximaal 25 graden.
  • Het paviljoen heeft geen bijgebouwen of dakopbouwen.

De horecavoorziening is ook qua oppervlakte ondergeschikt aan park Wezenlanden. Het maximale bouwoppervlak van de horecavoorziening (van maximaal 450 m²) bedraagt namelijk circa 0,21% van de totale oppervlakte van park Wezenlanden (van circa 210.000 m²).

Milieu

Milieuzonering

Bij het realiseren van een project moet in bepaalde situaties rekening gehouden worden met de milieuzonering van zowel bestaande als toekomstige bedrijven in de omgeving. Dit is van belang om de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Voor het bepalen van de milieuzonering wordt in beginsel gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. In deze lijst wordt per bedrijfscategorie aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid, gevaar) hiervan uit kan gaan en welke indicatieve afstand hierbij minimaal in acht genomen moet worden.

Voor een (grand)café-restaurant (categorie 1) geldt een afstandseis van 10 meter tot woningen (of andere gevoelige objecten). De afstand tussen het gebied van de aanduiding 'horeca' en de dichtstbijzijnde woning aan de noordzijde (Wipstrik) is 133 meter. De afstand naar de dichtstbijzijnde woning aan de zuidzijde (Assendorp) is 192 meter. Aan deze afstandseis wordt voldaan.

Het gebied waarin het te ontwikkelen horecapaviljoen ligt wordt gekenmerkt als groenstedelijk. Weliswaar een gebied met een hoge dynamiek. Zo heeft het gebied verschillende functies met onder andere mogelijkheden van ontspanning en sport. Daarnaast is er een aangewezen evenemententerrein, welke bedoeld is voor grootschalige evenementen.

In de Nota industriegeluid Zwolle staat dat voor AMvB-bedrijven buiten een gezoneerd industrieterrein een kritische afstand geldt ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen. Hiervoor zijn afstandstabellen samengesteld, waaruit de kritische afstand in verschillende situaties is af te leiden. De kritische afstand komt overeen met de afstand waarop aangenomen mag worden dat de bijdrage van het bedrijf aan het omgevingsgeluid niet langer waarneembaar is.

Voor het gebied waarin het horecapaviljoen is gelegen geldt een kritische afstand van 100 meter ten opzichte van geluidsgevoelige bestemming. De afstand tussen het horecapaviljoen en de eerst dichtbijgelegen geluidsgevoelige bestemmingen is groter dan 100 meter. Ook aan deze kritische afstand uit het gemeentelijk beleid wordt voldaan.

Externe Veiligheid

Er zijn geen risicovolle inrichtingen en/of hogedrukaardgasleidingen in de nabijheid gelegen en er worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd of opgeslagen in de nabijheid van het te ontwikkelen horecapaviljoen.

Bodem

Vanuit historisch onderzoek is bekend dat de bodem ter plaatse van het te ontwikkelen paviljoen geschikt is voor de geplande functies ('bebouwing', 'infrastructuur', 'industrie' en 'openbaar groen'). Hierdoor zijn er geen gezondheidsrisico's die bodemonderzoek noodzakelijk maken.

Luchtkwaliteit

In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3%-grens bereikt is. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen. Voor kantoren is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 100.000 m² bvo.

Om aan te tonen dat de verkeersaantrekkende werking van de horecavoorziening niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een berekening uitgevoerd met de NIBM-tool (VROM, zie website Infomil). Daarbij is uitgegaan van het aantal parkeerplaatsen dat op grond van de bouwverordening nodig is, op een locatie die goed bereikbaar is per openbaar vervoer), die vier keer per dag worden bezet. Hierbij wordt rekening gehouden met 2% vrachtverkeer als gevolg van de horecavoorziening.

Uit deze berekening blijkt dat de realisatie van de horecavoorziening niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Om die reden is nader onderzoek niet noodzakelijk.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen.

Er is deskstudy uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten en het potentieel voorkomen ervan. Voor het nieuw te bouwen paviljoen worden geen vaste rust- en verblijfplaatsen vernietigd. Er zijn geen gegevens bekend van beschermde plantensoorten onder de Flora- en Faunawet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0046.jpg"

Bovenstaande afbeelding laat een verspreidingsbeeld zien van gedateerde data. De nummers 1, 2 en 3 zijn vindplaatsen van soorten op en in de directe nabijheid van het te realiseren paviljoen. Het betreft de volgende soorten: Groot kaasjeskruid (1) en Aarvederkruid (2, 3). Groot kaasjeskruid groeit hier op de oever en Aarvederkruid betreft een waterplant. Beide soorten zijn niet beschermd onder de Flora- en faunawet.

Er zijn vanuit de gemeentelijk bekende gegevens over de aanwezige natuurwaarden geen belemmeringen voor de ontwikkeling van de plannen.

Parkeren

In beide wijken (Assendorp en Wipstrik) is op dit moment sprake van parkeeroverlast, met name door mensen die in en rond de binnenstad werken en op een parkeerplaats parkeren waarvoor niet betaald hoeft te worden. In de Wipstrik-Zeeheldenbuurt is nog geen parkeerregime voor belanghebbenden ingevoerd, in het westelijke deel van Assendorp wel.

In artikel 31.1 is de algemene bouwregel opgenomen dat uitsluitend gebouwd mag worden, indien voorzien wordt in voldoende parkeerruimte. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan. Op dit moment geldt hiervoor de Bouwverordening met daarin de parkeernormen. Volgens de bouwverordening is een ondernemer verplicht voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning zijn eigen parkeerbehoefte op te lossen. Daarvan kan afgeweken worden mits er voldoende alternatieve parkeergelegenheid beschikbaar is. Aangezien het parkeren niet op het terrein rondom de horecavoorziening plaats kan vinden zal in voldoende alternatieve parkeergelegenheid moeten worden voorzien.

Voor de avondperiode op de donderdag tot en met de zondag en alle gehele zaterdagen en zondagen zal het parkeerterrein van het provinciehuis beschikbaar zijn. In een proefperiode zal, gedurende een jaar na opening van de horecagelegenheid, het parkeerterrein ook op de maandag- dinsdag- en woensdagavond opengesteld worden voor publiek. De overeenkomst tussen de gemeente en de provincie waarin geregeld is dat het parkeerterrein op de koopavonden en zaterdagen en koopzondagen opengesteld is voor publiek wordt daarvoor aangepast zodat een ieder, dus ook andere bezoekers van de stad, daar kan parkeren.

Voor de dagperiode zijn voldoende vrije betaalde parkeerplaatsen aanwezig in de directe omgeving in Assendorp. Het voorstel om de parkeergelegenheid bij de kinderboerderij in park Wezenlanden uit te breiden is overgenomen. Daarmee wordt een extra parkeermogelijkheid geschapen voor het overdag parkeren. De gemeente zal bij het afgeven van de omgevingsvergunning ontheffing verlenen van de parkeereis.

Hinder / overlast

In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Zwolle is bepaald dat een exploitatievergunning voor horecabedrijven is vereist. Het motief daarvoor is de bescherming van de openbare orde. Daarnaast bieden de normen uit het Activiteitenbesluit onder andere bescherming tegen lawaai afkomstig van horeca-inrichtingen.

Geluidsoverlast

In de af te geven horecaexploitatievergunning wordt gesteld dat de ondernemer verplicht is elke vorm van overlast en hinder door geluidsinstallaties of levende muziek te beperken. Het paviljoen moet voldoen aan de eisen van de geluidemissie van het Activiteitenbesluit. Het horecapaviljoen is een inrichting type B volgens het Activiteitenbesluit.

De gemeente zal in dit geval een hogere eis opleggen zoals verwoord in de Nota industriegeluid Zwolle waarin een streefwaarde is vastgelegd die 5 dB(A) lager ligt dan de norm in de voorschriften. De klankbordgroep heeft gevraagd om die verzwaarde norm. De exploitant heeft aangegeven dat er systemen worden ingezet zodat indien de muziek bij een feest te hard wordt de stroom voor de muziek automatisch wordt uitgeschakeld of dat de deuren automatisch sluiten. De ondernemer zal op het terras geen geluidversterkende apparatuur aanbrengen en heeft toegezegd te willen voorkomen dat klanten voor de omgeving overlast veroorzaken. Het beheerplan van de ondernemer kan hierbij een goede rol spelen. De ondernemer is bereid het beheerplan regelmatig met de buurtbewoners te evalueren en zo nodig aan te passen.

Lichthinder

Op veel avonden en met name in de winterperiode zal het paviljoen op tijd gesloten zijn maar desondanks zal er 's avonds licht branden. Het zal alleen functionele verlichting zijn. 's Nachts zal er alleen voor de veiligheid wat licht branden. In de uitwerking van het bouwplan kan bekeken worden hoe de lichthinder voor de omgeving zoveel mogelijk voorkomen kan worden. De omwonenden zijn uitgenodigd daar hun inbreng voor te leveren. Afgesproken is dat er langs de toegangspaden naar het paviljoen geen lichtmasten geplaatst worden. Het voorstel is nu een plan uit te werken waarbij de looplijn verlicht wordt door LED-jes in het asfalt.

Openingstijden

De horecaexploitatievergunning staat de ondernemer toe om tot 02.00 uur open te zijn. Aan het stadspark Wezenlanden zijn geen (tijds)beperkingen gesteld voor toegang. De openingstijden van de horeca zijn dan ook beperkter dan de tijden waarop parkbezoekers in park Wezenlanden terecht kunnen.

In de praktijk (volgens informatie van de ondernemer) zal het paviljoen op maandag tot en met woensdag naar verwachting tussen 21.00 en 22.00 uur sluiten. Op vrijdag en zaterdag zal de sluitingstijd in het algemeen tussen 23.00 en 01.00 uur liggen en op de donderdag en zondag zal het afhankelijk van het aantal gasten tussen 21.00 en 0.00 uur zijn. Een feest zal veelal rond middernacht eindigen.

Beheerplan

In de erfpachtovereenkomst zal vastgelegd worden dat de ondernemer een beheerplan maakt in overleg met de gemeente en de omwonenden. In dat beheerplan zal bijvoorbeeld vastgelegd worden hoe de ondernemer er voor zorgt dat zo veel mogelijk bezoekers (en eigen personeel) parkeren op plekken waar ze geen overlast voor de omgeving vormen. Ook worden afspraken vastgelegd over hoe de ondernemer omgaat met bezoekers die 's avonds nog op het terras zitten en veel lawaai maken en bezoekers die na afloop van een feest de gelegenheid verlaten. In het beheerplan wordt ook vastgelegd hoe klachten worden geregistreerd, hoe er naar aanleiding van gehandeld wordt en hoe de klachten met de omgeving worden geëvalueerd.

Juridische aspecten

In het bestemmingsplan wordt de mogelijkheid opgenomen een horecabedrijf op te richten op de aangeduide locatie in de bestemming Groen. De mogelijkheid is vormgegeven door het opnemen van een aanduiding 'horeca' in de bestemming Groen. Deze bouw- en gebruiksmogelijkheid is facultatief. Indien er geen gebruik wordt gemaakt van de bouw- en gebruiksmogelijkheid voor de horecavoorziening dan blijft dat het gebruik conform de bestemming Groen al bewerkstelligd is.

Uitvoerbaarheid

Het gebruik volgens van de bestemming Groen is op de locatie al geëffectueerd. Zoals gezegd is de bouw- en gebruiksmogelijkheid van een horecavoorziening facultatief. Indien hier geen gebruik van wordt gemaakt dan blijft dat het gebruik conform de bestemming Groen al bewerkstelligd is.

De gemeente Zwolle is eigenaar van de gronden waarop de ontwikkeling van de horecavoorziening mogelijk is. De kavel zal aan de exploitant worden uitgegeven in erfpacht. De te verhalen exploitatiekosten zijn via de erfpachtovereenkomst verzekerd. De daadwerkelijke realisatie van de horecavoorziening is in handen van de exploitant en wordt ook door de exploitant gefinancierd.

5.5 Water

Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in de diverse buurten van dit plangebied. Ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het waterschap Groot Salland is beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een watervergunning worden aangevraagd bij waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergangen (vanaf de insteek) een obstakel vrije zone van 5 meter.De watergangen, welke onderdeel zijn van het watersysteem, zijn ter bescherming van de waterhuishouding bestemd tot 'Water'.

Binnen het plangebied liggen bij het Almelose Kanaal, het Koelwaterkanaal en de Stadsgracht beschermingszones van waterkeringen die op de legger van het waterschap Groot Salland zijn opgenomen. De functie/stabiliteit van deze waterkeringen moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de keur van het waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkeringen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkeringen is een watervergunning op grond van de keur van het waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het waterschap Groot Salland.

De beschermingszone van de waterkeringen is in het plan opgenomen als dubbelbestemming Waterstaat -Waterkering.

5.6 Archeologie

Uitgangspunt is dat archeologische waarden, zoals deze zijn omschreven in paragraaf 2.2.1Archeologische structuur, worden beschermd. Voor de juridische vertaling van dit uitgangspunt wordt verwezen naar paragraaf 6.3 Bestemmingsregels.

Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor paragraaf 2.2.1 Archeologische structuur) hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor paragraaf 6.3 Bestemmingsregels, artikel 27Waarde - Archeologie) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

5.7 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Assendorp worden in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. Zie voor de beschrijving van deze waarden paragraaf 2.2.2 Cultuurhistorische structuur en de Cultuurhistorische analyse Assendorp als bijlage van deze toelichting.

Zie voor de bescherming van deze waarden Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie van de regels. Hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving opgenomen in Lijst met cultuurhistorisch waardevollebebouwing en structuren van de regels.

Park de Wezenlanden, het stadspark van Zwolle dat in de jaren '70 is aangelegd, is aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. De kenmerkende hoofdstructuur en openheid van het park worden beschermd door de toekenning van de bestemmingen Groen en Water aan de gronden. Deze bestemmingen zijn zo vormgegeven dat de karakteristieke hoofdstructuur van water en groen van het park is vastgelegd. De karakteristieke oeverwallen en zeer oude dijken in het park worden specifiek beschermd door toekenning van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie aan de gronden.

Het gebouw van de Gereformeerde Hogeschool aan de Grasdorpstraat 2 is aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. De bebouwing is echter niet voorzien van de dubbelbestemming Waarde -Cultuurhistorie. Op deze locatie zijn, ondanks het handhaven van het huidige gebruik ten behoeve van een school in de bestaande gebouwen, veranderingen te verwachten. Bij beëindiging van het gebruik van de bestaande bebouwing voor maatschappelijke doeleinden kan door middel van de wijzigingsbevoegdheid de bestemming gewijzigd worden ten behoeve van nieuwe gebouwen voor maatschappelijke voorzieningen en/of wonen in een nieuwe verkaveling. Het mogelijk maken van een nieuwe functionele ruimtelijke invulling is van groter belang dan de handhaving van de bestaande bebouwing en verkaveling.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Assendorp zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Assendorp.

In het plangebied bestaat een grote verscheidenheid aan bestaande woningen. Deze zijn alle opgenomen in een bestemming Wonen voor de eengezinshuizen en in een bestemming Wonen - Meergezinshuis voor de gestapelde woningen, waarbij het onderscheid per locatie wordt geregeld door van elkaar verschillende bebouwingsregels.

Ter bescherming van bijzondere waarden en ondergrondse infrastructuur is bij een aantal bestemmingen voor werken die geen bouwwerken zijn en werkzaamheden een omgevingsgunning nodig.

Teneinde extra flexibiliteit in het bestemmingsplan te brengen zijn voor sommige bestemmingen wijzigingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden zijn zodanig opgezet dat de structurele opzet van het bestemmingsplan niet wordt aangetast en de waarborgen voor belanghebbenden niet in het gedrang komen.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijken van de bouwregels;
  5. 5. Specifieke gebruiksregels;
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, op van werkzaamheden;
  8. 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  1. 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  1. 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  1. 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regels en Artikel 40 Algemene procedureregels.

  1. 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.

  1. 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  1. 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  1. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, op van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  1. 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Aanvullende regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 24 Leiding - Hoogspanning;

Artikel 26 Leiding - Water;

Artikel 27 Waarde - Archeologie;

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, tevens voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 31 Algemene bouwregels;

Artikel 32 geluidzone - industrie;

Artikel 33 veiligheidszone - bevi;

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 36 wro-zone - wijzigingsgebied 1;

Artikel 37 wro-zone - wijzigingsgebied 2;

Artikel 38 wro-zone - wijzigingsgebied 3;

Artikel 40 Algemene procedureregels.

Het gaat hier om de wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bepaalde bestemmingen op aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

Bijlagen bij de regels:

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

Bijlage 3 Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren

Bijlage 4 Wijzigingsgebieden

Bijlage 5 Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde

6.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 4 Detailhandel

Deze bestemming is van toepassing op de locatie van de voormalige kringloopwinkel aan de Hertenstraat 8.

Artikel 5 Detailhandel - Bovenwoning

Beschrijving:

Deze bestemming is van toepassing op het noord-oostelijk deel van de Assendorperstraat en de Oosterlaan 1. Detailhandel wordt als recht op de eerste bouwlaag (begane grond) toegestaan. Met afwijking is het mogelijk om deze functie ook op de tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger toe te laten bij de bovenwoningen, indien in de ruimtebehoefte redelijkerwijs niet op andere wijze kan worden voorzien. Omgekeerd is het mogelijk met afwijking woningen op de eerste bouwlaag tot te laten, indien er geen ruimtebehoefte is voor detailhandel.
De gebieden binnen en buiten het bouwvlak mogen tot 100% bebouwd worden met bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de winkels. Voor de bovenwoningen geldt dat per afzonderlijke woning 25 m² aan bijbehorende bouwwerken mag worden gerealiseerd.
De passage langs de supermarkt aan de Assendorperstraat 71 is vastgelegd als onderdoorgang.

Artikel 6 Gemengd - 1

Deze bestemming is gegeven aan de gronden en bouwwerken aan de Oosterlaan 2 tot en met 24 (even en oneven nummers) en de Van Karnebeekstraat 112 en 114. In deze panden zijn eengezinshuizen en meergezinshuizen gevestigd. Ook zijn een aantal kantoren aanwezig. De ontwikkeling die in dit gebied heeft plaats gehad is conform de ruim geformuleerde bestemming 'wooneenheden / kantoren' van het bestemmingsplan Stationswijk-Oost uit 1989. Daarom wordt deze ruime bestemming hier gecontinueerd. Voor wat betreft bijgebouwen wordt aangesloten bij de standaard bijgebouwenregeling voor woningen.
In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:

  • eengezinshuizen;
  • meergezinshuizen;
  • kantoren;
  • maatschappelijke voorzieningen ter plaats van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

Voor de specifieke locaties waar detailhandel en maatschappelijke voorzieningen zijn gevestigd is een aanduiding opgenomen, zodat dit gebruik gecontinueerd kan worden.

Artikel 7 Gemengd - 2

Deze bestemming is gegeven aan de gronden en bouwwerken van Doepark de Nooterhof aan de Goertjesweg. Op het doepark zijn aanwezig de Kruidwisch (de kantoor- vergader- en expositieruimte van Stichting Milieuraad Zwolle), het theehuis Earthship (horeca Landstede) en de Ateliers (onderwijs Landstede en vergaderruimte). Gekozen is om de gemengde bestemming beperkt te houden tot de bebouwing en een deel van de omliggende gronden met onder andere de parkeerplaatsen om het groene karakter van de locatie als onder deel van de 'groene vinger' de Wezenlanden te benadrukken.
In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:

  • maatschappelijke voorzieningen;
  • kantoren;
  • horeca.

Artikel 8 Gemengd - 3

Deze bestemming is gegeven aan de gronden en bouwwerken op de locatie van het ziekenhuis de Isala Klinieken locatie Wezenlanden aan het Groot Wezenland 20.
De functies die op deze locatie gerealiseerd zijn zijn conform de zeer ruim geformuleerde bestemming 'bijzondere doeleinden' van het uitbreidingsplan Wezenlanden uit 1958. Daarom wordt deze ruime bestemming hier gecontinueerd.
In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:

  • kantoren;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • bijzondere woonvormen;
  • een bedrijfswoning;
  • parkeervoorzieningen.

Artikel 9 Gemengd - Bovenwoning - 1

Deze bestemming is van toepassing op de Van Karnebeekstraat en het zuidoostelijk deel van de Assendorperstraat.

De Van Karnebeekstraat en het zuidoostelijk deel van de Assendorperstraat en de Van Karnebeekstraat laten in bestemmingsplan Assendorp-Pierik uit 2001 en bestemmingsplan Stationswijk-Oost uit 1989 een menging van de woonfunctie met andere functies zien. Deze menging van functies is vertaald naar de bestemming gemengd met bovenwoningen die de woonfunctie op alle bouwlagen toestaan en gemengde functies uitsluitend op onderbouw en de eerste bouwlaag. Met afwijking is het mogelijk om deze functie ook op de tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger toe te laten bij de bovenwoningen, indien in de ruimtebehoefte redelijkerwijs niet op andere wijze kan worden voorzien.

Voor de woningen geldt de standaard bijgebouwenregeling voor woningen en voor bovenwoningen geldt de standaard bijgebouwenregeling voor flats.

De menging van functies die op de onderbouw en de eerste bouwlaag zijn toegestaan zijn:
gebouwen ten behoeve van:

  • woningen;
  • detailhandel;
  • maatschappelijke voorzieningen;
  • dienstverlening;
  • horeca, tot een maximum van 3 vestigingen voor het deel van de Assendorperstraat, tot een maximum van 3 vestigingen voor het deel van de Van Karnebeekstraat, en met een maximum vloeroppervlakte van niet meer dan 200 m².

Artikel 10 Gemengd - Bovenwoning - 2

Deze bestemming is van toepassing op het gebied van De Oude Ambachtsschool aan de Mimosastraat 1. De bestemming regelt het gebruik van De Oude Ambachtsschool voor appartementen in de bouwlagen boven de begane grond.

De ruimten in de onderbouw en op de begane grond mogen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten die zijn toegelaten volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging en die behoren tot categorie A en B uit deze staat.

De ruimten op de eerste verdieping mogen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten die zijn toegelaten volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging en die behoren tot categorie A uit deze staat. Voor de eerste verdieping geldt een maximum van 500 m² voor deze functies.

Artikel 11 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot Groen. De overige groengebieden zijn bij de bestemming Verkeer - Erftoegangsweg gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

In de bestemming Groen wordt is daarnaast de bouw- en gebruiksmogelijkheid opgenomen voor een horecavoorziening. Zie hiervoor ook paragraaf 5.4.4. De horecavoorziening wordt functioneel en qua oppervlakte beschouwd als ondergeschikt aan park Wezenlanden. De mogelijkheid is vormgegeven door het opnemen van een aanduiding 'horeca' in de bestemming Groen. Deze bouw- en gebruiksmogelijkheid is facultatief. Indien er geen gebruik wordt gemaakt van de bouw- en gebruiksmogelijkheid voor de horecavoorziening dan blijft dat het gebruik conform de bestemming Groen al bewerkstelligd is.

Artikel 14 Maatschappelijk

In verband met de Wet geluidhinder is het op de strook langs de wethouder Alferinkweg niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. De desbetreffende gronden en gebouwen zijn aangeduid met 'specifieke vorm van maatschappelijk - geluidsgevoelige functie uitgesloten'.

Artikel 15 Sport

Op de gronden met deze bestemming mogen sportterreinen worden aangelegd en gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen worden gebouwd, waaronder ook een kantine is begrepen. Voor het bouwen van tribunes en gebouwen van meer dan 15 m² geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Ook lichtmasten mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd om voldoende afstand tussen de woningen in Pierik en de lichtmasten te waarborgen. De afstand tussen de waterkant van de sloot langs de Primulastraat en het bouwvlak op het sportterrein is 34 meter.

Artikel 16 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 17 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Het betreft de volgende wegen nader onderverdeeld in het aantal toegelaten rijbanen en rijstroken:

1 rijbaan met 2 rijstroken of 2 rijbanen elk met 1 rijstrook:

  • Luttenbergstraat,
  • Assendorperstraat (een klein deel hiervan),
  • Wethouder Alferinkweg,
  • Marsweg,
  • Hortensiastraat,
  • Leo Majorlaan.

Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 20 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen. Binnen de waterbestemming zijn op de gronden die voorzien zijn van de aanduiding 'woonschip' tevens woonschepen toegestaan. Alleen de plaats en het aantal woonschepen worden in het bestemmingsplan geregeld. Het overige is geregeld in de woonschepenverordening van toepassing.

Artikel 21 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming Tuin, waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming Wonen aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming Wonen met de 'specifieke bouwaanduiding-carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming Wonen met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.
  • De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing worden gerespecteerd. Zie hiervoor de beschrijving bij de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.

Onzelfstandige woonruimte:

In de bestemming Wonen is geen onzelfstandige woonruimte toegestaan. Zie hiervoor ook paragraaf 5.3.2.4Beheer onzelfstandige woonruimte. Het is echter ongewenst om de bestaande onzelfstandige woonruimte onder het overgangsrecht te brengen. De regeling is er immers niet op gericht om deze onzelfstandige woonruimte binnen de planperiode van 10 jaar laten te verdwijnen. Dit betekent dat er een regeling voor opgenomen dient te worden. Er is voor gekozen om in Bijlage 5 Lijst van adressen met wooneenheden,geen woning zijnde bij de planregels de adressen op te nemen van de bestaande kamerverhuurbedrijven in de Stationsbuurt. Via artikel 21 Wonen, lid 5, onder b wordt een juridisch-planologische basis gegeven voor deze onzelfstandige woonruimte. Mocht het gebruik voor onzelfstandige woonruimte op een adres uit de lijst vrijwillig worden beëindigd, dan kan door middel van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid de regels met bijlage zo gewijzigd worden dat het gebruik voor onzelfstandige woonruimte op het adres niet meer wordt toegestaan.

Beroep of bedrijf aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep en tevens voor een aan huis verbonden bedrijf. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen zijn definities opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep en een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf. De definities van beroep en bedrijf aan huis zijn gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinities. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

In de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies voor een bedrijf aan huis zijn toegestaan.

Kleinschalig bedrijf:

Met een aanduiding op de plankaart staat aangegeven waar naast de woonfunctie ook kleinschalige bedrijven zijn toegestaan. In de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies voor een kleinschalig bedrijf zijn toegelaten.

In principe zijn categorie A bedrijven, die aanpandig aan woningen gerealiseerd mogen worden, toegestaan. Dit mits ze niet hinderlijk zijn voor de woonomgeving en passen binnen de ruimtelijke programmering. Bedrijfsactiviteiten van categorie B zijn in principe niet toegestaan. Echter, in een aantal situaties worden bedrijfsactiviteiten categorie B al legaal op een locatie uitgeoefend, vaak aanpandig aan woningen. In dat geval is de bedrijfsactiviteit aangemerkt als toegestaan in de betreffende bestemming.
Bedrijfsactiviteiten van categorie C, met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zijn niet toegestaan.

Aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf', 'horeca', 'bedrijf' en 'kantoor'

Kinderdagverblijven zijn niet toegestaan als kleinschalig bedrijf doordat deze zijn uitgesloten in de Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging. De locaties waar kinderdagverblijven mogelijk zijn hebben een aparte aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf'.

Horeca-activiteiten zijn niet toegestaan als kleinschalig bedrijf doordat deze zijn uitgesloten in de Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging. De gebouwen waar horeca-activiteiten mogelijk zijn hebben een aparte aanduiding 'horeca'.

Een bedrijfsactiviteitdie hinderlijker is dan de bedrijfsactiviteiten die de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging toestaat is timmerwerkfabriek Van Raalte op de hoek van de Enkstraat en Van der Laenstraat. Dit bestaande bedrijf is als zodanig bestemd door middel van de aanduiding 'bedrijf'.

Kantooractiviteiten zijn wel toegestaan als kleinschalig bedrijf middels de Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging. Daarnaast is een aparte aanduiding 'kantoor' opgenomen daar waar alleen kantoor is toegestaan maar geen andere kleinschalig bedrijf. De aanduiding 'kantoor' komt alleen voor in de Terborchstraat en bij het perceel Hortensiastraat 72.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximale hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 22 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming Wonen.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er tot maximaal 50 m² van de aaneengesloten oppervlakte buiten het bouwvlak worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Deze regeling sluit aan bij de bijgebouwenregeling voor eengezinshuizen. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming Tuin.

Artikel 23 Wonen - Woonwagen

Deze bestemming is voor de woonwagenlocaties aan de Hyacinthstraat en het Almelose Kanaal. De regels bij deze bestemming volgen zoveel mogelijk de geldende regels zoals vastgelegd in de nota 'Woonwagenlocaties en standplaatsen'.

Artikel 26 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart 9 in paragraaf 4.3).

In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen. Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 27 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 5 in paragraaf 2.2.1).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsvergunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming Waterstaat -Waterkering samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.

Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden ontheffing van het waterschap nodig.

Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

6.4 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 31 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 32 geluidzone - industrie

Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein Marslanden. Deze zone ligt aan de zuid-oostzijde op een klein gedeelte van het plangebied. Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht. (zie kaart 8 in paragraaf 4.2.1).

Artikel 33 veiligheidszone - bevi

Rond de in het plan aangeduide opslag van gevaarlijke stoffen aan de Marsweg 1 is een veiligheidszone in de vorm van een gebiedsaanduiding aangegeven. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van nieuwe kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op de gronden gelegen binnen de in het plan aangegeven gebiedsaanduiding van deze veiligheidszone niet toegestaan.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

In de Algemene afwijkingsregels is onder h een afwijking opgenomen om af te wijken van de maximale goothoogte van hoofdgebouwen. Dit om toe te staan dat de goothoogte van een gebouw wordt vergroot voor de bouw van één extra bouwlaag in de vorm van een kapverdieping of een terugliggende bouwlaag (zie afbeelding). Het begrip terugliggende bouwlaag: is overigens beschreven in de begrippenlijst. Hierin staat onder andere dat het straatgerichte voorgevelvlak van de extra bouwlaag tenminste 1 meter terug moet liggen ten opzichte van het daarmee corresponderende straatgerichte voorgevelvlak. De stedenbouwkundige gedachte achter deze mogelijkheid is dat bij afwijking een extra bouwlaag kan worden gerealiseerd die gezien vanaf straat minder opvalt en een minder stenig beeld creëert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09011-0004_0047.jpg"

afbeelding: afwijken van de goothoogte t.b.v. één extra bouwlaag in de vorm van een terugliggende bouwlaag.

De afwijkingsbevoegdheid kan niet worden toegepast bij gebouwen waarvan de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte gelijk zijn of bij gebouwen waarop de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie van toepassing is.

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen Groen, Tuin, Verkeer - Erftoegangsweg, Wonen alsmede Wonen - Meergezinshuis onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 36 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Deze gebiedsaanduiding is gegeven aan het parkeerterrein tussen de Van der Laenstraat en de Van Karnebeekstraat. De wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel dat bij beëindiging van het gebruik van deze gronden voor parkeervoorzieningen de bestemming Verkeer - Erftoegangsweg kan worden gewijzigd in bestemmingen ten behoeve van wonen, maatschappelijke voorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik.
Zie voor de ligging van het wijzigingsgebied kaart 2 in paragraaf 1.4.

Artikel 37 wro-zone - wijzigingsgebied 2

Deze gebiedsaanduiding is gegeven aan het gebied tussen Enkstraat en de achterzijde van de woningen aan de Molendwarsstraat. Het gebied is nu ingericht met woningen (met kleinschalig bedrijf), parkeerterrein, groen en een speelvoorziening. De wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel dat bij beëindiging van het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het bedrijf de bestemmingen Wonen, Verkeer -Erftoegangsweg en Groen kunnen worden gewijzigd in bestemmingen ten behoeve van wonen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en erftoegangswegen. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik.

In de wijzigingsregels wordt verwezen naar bijlage 4.1 wro-zone - wijzigingsgebied 2, die een verbeelding van het wijzigingsgebied laat zien.
Zie voor de ligging van het wijzigingsgebied kaart 2 in paragraaf 1.4.

Artikel 38 wro-zone - wijzigingsgebied 3

Deze gebiedsaanduiding is gegeven aan de locatie van de Gereformeerde Hogeschool aan de Grasdorpstraat 2. De wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel dat bij beëindiging van het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke doeleinden de bestemming Maatschappelijk kan worden gewijzigd in bestemmingen ten behoeve van wonen en/of maatschappelijke voorzieningen. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik.

In de wijzigingsregels wordt verwezen naar bijlage 4.2 wro-zone - wijzigingsgebied 3, die een verbeelding van het wijzigingsgebied laat zien.
Zie voor de ligging van het wijzigingsgebied kaart 2 in paragraaf 1.4.

Artikel 39 wro-zone - wijzigingsgebied 4

Dit wijzigingsgebied betreft de percelen Assendorperplein 19B/Coetsstraat 1. Deze wijzigingsbevoegdheid betreft de voormalige moskee. Voor dit perceel, dat één geheel vormt met het naastgelegen perceel Assendorperplein 19A, is er voor gekozen ruimte te bieden aan de mogelijkheid appartementen te realiseren. Dit mede gezien de vorige functie van het gebouw en de ligging van het pand. De bestaande bebouwing blijft ongewijzigd. De wijzigingsbevoegdheid ziet enkel op het gebruik en maakt de realisatie van appartementen mogelijk. Om deze wijziging van bestemmingen te bewerkstelligen zal een wijzigingsplan moeten worden opgesteld.

Zie voor de ligging van het wijzigingsgebied kaart 2 in paragraaf 1.4.

Artikel 40 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 41 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

In artikel 41.3 is daarnaast persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor een aantal specifieke adressen. Het betreft zes adressen waarbij sprake is van appartementen. In deze zes adressen mogen, met de regeling van persoonsgebonden overgangsrecht, appartementen aanwezig blijven zolang het gebouw eigendom is van de huidige eigenaar. Het overgangsrecht is persoonsgebonden, objectgebonden en niet overdraagbaar aan anderen.

In de regeling van het persoonsgebonden overgangsrecht spreken we niet van appartementen maar van woningen. Elk appartement is namelijk een woning. Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden, wordt een meergezinshuis: genoemd.

De zes opgesomde adressen of combinatie van adressen worden aangemerkt als één meergezinshuis. In de 'Tabel persoonsgebonden overgangsrecht' in artikel 41.3 wordt aangegeven hoeveel woningen (appartementen) zijn toegestaan per meergezinshuis.

Artikel 42 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën:

Deze lijst geeft de horecacategorieën aan, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen Gemengd - 2, Gemengd - Bovenwoning - 1, Horeca. Het is een algemene lijst, welke toegepast wordt in de Zwolse bestemmingsplannen. Per bestemming wordt bepaald welke categorieën toelaatbaar zijn.

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemmingen Detailhandel - Bovenwoning, Gemengd - 1, Gemengd - Bovenwoning - 1, Gemengd - Bovenwoning - 2, Wonen en Wonen -Meergezinshuis.

De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

Bijlage 3 Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren:

Zie: uitgangspunten cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing bij Artikel 28Waarde - Cultuurhistorie.

Bijlage 4 Wijzigingsgebieden:

Deze bijlage geeft verbeeldingen bij de wijzigingsregels die horen bij de gebiedsaanduidingen: wro-zone -wijzigingsgebied 2 en wro-zone - wijzigingsgebied 3. Dit is gedaan omdat met woorden lastig te omschrijven is hoe de wijzigingsbevoegdheid is vormgegeven. De verbeeldingen waren in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik.

Bijlage 5 Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde:

Zie: uitleg bij paragraaf 5.3.2.4 Beheer onzelfstandige woonruimte.

6.7 Consequenties Van Beleid

Het bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet. In enkele gevallen vinden er nog verdere ontwikkelingen plaats op basis van de tot nu geldende planologische regelingen. In paragraaf 5.4 Ontwikkeling zijn deze gevallen toegelicht.
In onderstaande gevallen vindt er echter een wijziging plaats in de bestaande planologische situatie. De planologische wijzigingen hebben als doel om (algemeen) vastgesteld beleid door te voeren en/of milieuhygiënische knelpunten weg te nemen.

Bijgebouwenregeling

Met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden is de nieuwe standaard bijgebouwenregeling van Zwolle uit 2007 opgenomen. Dit kan leiden tot enige verdichting van de erven bij woningen.

6.8 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.9 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.

De uitvoerbaarheid van de gebruiks- en bouwmogelijkheid voor een horecavoorziening in park Wezenlanden is nader toegelicht in paragraaf 5.4.4 Horecapaviljoen park Wezenlanden.

Hoofdstuk 8 Overleg

8.1 Uitkomsten Overleg

Op 18 juli 2011 is het voorontwerpbestemmingsplan Assendorp in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar instanties verzonden met het verzoek om voor 1 november 2011 schriftelijk te reageren. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan organisaties die belangen in de wijk hebben.

Het plan is toegezonden naar de volgende 32 instanties en organisaties:

  1. 1. VROM-inspectie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  2. 2. Provincie Overijssel;
  3. 3. Rijkswaterstaat;
  4. 4. Waterschap Groot Salland;
  5. 5. Veiligheidsregio IJsselland;
  6. 6. Kamer van Koophandel Oost Nederland;
  7. 7. Tennet TSO B.V.;
  8. 8. Enexis;
  9. 9. Voorlichting en Adviescommissie Wonen;
  10. 10. Stichting Milieuraad Zwolle;
  11. 11. Isala klinieken;
  12. 12. Vereniging Winkelgebied Assendorp;
  13. 13. Vereniging Vrienden van Assendorp;
  14. 14. Bewonersbelang Deventerstraatweg;
  15. 15. Brandweer Zwolle;
  16. 16. GGD IJsselland;
  17. 17. Het Oversticht;
  18. 18. KPN;
  19. 19. Ministerie van Economische Zaken;
  20. 20. N.V. Nederlandse Gasunie;
  21. 21. ProRail;
  22. 22. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  23. 23. Stichting Deltawonen;
  24. 24. Stichting Woningbeheer Zwolle;
  25. 25. Woningsstichting Openbaar Belang;
  26. 26. Vitens Overijssel N.V.;
  27. 27. Vereniging Woonschepen Overleg Zwolle;
  28. 28. Speeltuinvereniging Assendorp;
  29. 29. Culturele broedplaats DOAS;
  30. 30. Pack2Pack;
  31. 31. Rechtbank Zwolle-Lelystad;
  32. 32. ROC Landstede.

Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. Dit betreft de nummers 1 tot en met 13. Van de nummers 14 tot en met 32 is geen reactie ontvangen.

1. VROM-inspectie

Namens alle betrokken rijksdiensten deelt de Inspectie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu mee dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB).

2. Provincie Overijssel

opmerking:
De provincie Overijssel is van mening dat met het plan een actueel en eigentijds ruimtelijke kader wordt geboden. Waardering wordt uitgesproken over de voortvarendheid van de actualisatieslag middels het project Zwolle op Orde. De provincie Overijssel constateert dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal belang, zoals dat is vastgelegd in het ruimtelijk beleid van de provincie. Wel wordt verzocht om in het licht van het overstromingsrisico de toelichting aan te vullen met een passage over de waterveiligheid.

reactie:
Paragraaf 4.2 Milieu van de toelichting is aangevuld met subparagraaf 4.2.8 Overstromingsrisico, waarin de verzochte passage is opgenomen.

3. Rijkswaterstaat

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

4. Waterschap Groot Salland

opmerking:
Het waterschap Groot Salland verzoekt de dubbelbestemming Waterstaat te wijzigen in de bestemming Waterstaat - Waterkering. Ook worden enkele tekstvoorstellen in een standaard waterparagraaf aangereikt om de toelichting over het waterschapsbeleid te actualiseren. Tenslotte wordt verzocht om dijken en kaden in de bestemmingsomschrijving van artikel 29 te vermelden achter "mede bestemd voor" in deze bestemming.

reactie:
Het tekstvoorstel voor paragraaf 3.6 Waterbeleid is overgenomen. Het tekstvoorstel met betrekking tot watergangen is verwerkt in hoofdstuk Hoofdstuk 5 Planbeschrijving in paragraaf 5.5 Water.
De dubbelbestemming 'Waterstaat' is gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De bestemmingsomschrijving van Artikel 29 Waterstaat - Waterkering is aangepast in die zin dat dijken en kaden worden genoemd als hoofdfunctie in de bestemmingsomschrijving.

5. Veiligheidsregio IJsselland

opmerking 1:
De Veiligheidsregio IJsselland verzoekt om het gemeentelijke beleid prioriteitswegen in het bestemmingsplan op te nemen.

reactie:
Een verwijzing naar het gemeentelijke beleid Prioriteitswegen is toegevoegd aan paragraaf 3.4Verkeersbeleid.

opmerking 2:
Gevraagd wordt om een beschrijving te geven van de beleidskaders stroomzone. Daarnaast wordt verzocht om uit te sluiten dat nieuwe kwetsbare functies als nevenfunctie worden toegestaan in een strook van 250 meter langs de stroomzone met gevaarlijke stoffen.

reactie:
Paragraaf 3.17 Milieubeleid is aangevuld met informatie over het beleidskader voor de stroomzone. Daarnaast is informatie toegevoegd over de toepassing van het beleidskader voor de stroomzone op het plangebied. Hierbij is aangegeven dat in dit conserverende bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare functies als nevenfunctie worden toegelaten.

opmerking 3:
De Veiligheidsregio IJsselland verzoekt om het LPG-tankstation aan de Deventerstraatweg 10 op te nemen als risicobron en dit toe te lichten.

reactie:
Door het onbemande tankstation aan de Deventerstraatweg 10 wordt geen LPG meer verkocht. De tank voor LPG is afgefakkeld en met water gevuld. Op het moment van schrijven is een procedure gaande voor het intrekken van de omgevingsvergunning voor zover het de opslag en verkoop van LPG betreft. Om die reden is het tankstation niet opgenomen in paragraaf 4.2.6 Externe veiligheid van de toelichting of op de plankaart.

opmerking 4:
Verzocht wordt om voor de opslag van gevaarlijke stoffen aan de Marsweg 1 aan te geven welke afstand voor de PR 10-6 contour wordt gehanteerd. Ook wordt gevraagd naar de afstand van het invloedsgebied van de opslag voor gevaarlijke stoffen.

reactie:
De afstand voor de PR 10-6 contour die het Revi voor de inrichting hanteert is 215 meter. Het bedrijf heeft echter een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) laten uitvoeren waaruit blijkt dat de afstand voor de PR 10-6 contour van dit specifieke bedrijf uitkomt op 120 meter. Op de risicokaart staan de afstanden die het Revi hanteert weergegeven, waarbij niet de gegevens zijn gebruikt die uit de QRA die door het bedrijf is uitgevoerd. De afstand van 120 meter is om die reden gehanteerd voor het toekennen van de gebiedsaanduiding veiligheidszone - bevi rond de opslag van gevaarlijke stoffen aan de Marsweg 1.

opmerking 5:
De Veiligheidsregio IJsselland verzoekt om aandacht te besteden aan het overstromingsrisico.

reactie:
Paragraaf 4.2 Milieu van de toelichting is aangevuld met subparagraaf 4.2.8 Overstromingsrisico.

6. Kamer van Koophandel Oost Nederland

opmerking 1:
De Kamer van Koophandel vraagt om uitleg over het bestemmen van gebruik door middel van een functieaanduiding. Als voorbeeld hierbij wordt genoemd de functieaanduiding 'horeca' in de bestemming Detailhandel - Bovenwoning.

reactie:
Functieaanduidingen hebben net als (dubbel)bestemmingen een juridische betekenis. Functieaanduidingen worden, conform de SVBP2008 (zie paragraaf 6.1), gebruikt voor specifieke functies die binnen een bestemming alleen op bepaalde plekken mogelijk zijn. Deze specifieke functies worden door middel van een functieaanduiding op de plankaart en bijbehorende regels positief bestemd. Hiermee wordt rechtszekerheid geboden voor de betreffende specifieke functie op een bepaalde plek in het plangebied.
Een functieaanduiding geeft dan ook dezelfde rechtszekerheid als dat gebruik is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van een bestemming. Het verschil is echter dat een functieaanduiding voor een aangeduide plek in het plangebied geldt. Gebruik dat is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van een bestemming is (tenzij anders vermeld) mogelijk in de gehele bestemming. Het toestaan van bepaalde soorten gebruik in de gehele bestemming is niet altijd gewenst, zoals het toestaan van horecavestigingen in het gehele gebied met de bestemming Detailhandel - Bovenwoning.
Overigens is het niet zo dat als een bepaald gebruik, dat bestemd is door middel van een functieaanduiding, wordt beëindigd (vertrek eigenaar/huurder) dit niet meer mag worden uitgeoefend op de aangeduide locatie. Er is namelijk géén wijzigingsbevoegdheid opgenomen die inhoudt dat na vrijwillige beëindiging van het gebruik het plan zodanig kan worden gewijzigd dat dit gebruik niet langer is toegestaan.
In de Inleidende regels is een landelijk gehanteerde omschrijving opgenomen van het begrip aanduiding: zoals deze is voorgeschreven volgens de SVBP2008 (zie ook paragraaf 6.1).

opmerking 2:
Aangegeven wordt dat versterking van het winkelgebied in Assendorp gewenst is. In de kop van de Assendorperstraat, waar nu een concentratie van winkels is, is een aangesloten winkelplint gewenst. Gevraagd wordt dit in het bestemmingsplan te faciliteren.

reactie:
In de kop van de Assendorperstraat (noordwestelijk deel) hebben de percelen de bestemming Detailhandel -Bovenwoning gekregen. Deze bestemming staat detailhandel toe op de eerste bouwlaag en in de onderbouw en woningen op de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het detailhandelsbeleid dat versterking van het winkelgebied nastreeft.
In het geldende bestemmingsplan Assendorp-Pierik werd dezelfde beleidslijn nagestreefd. De bestemming uit het bestemmingsplan Assendorp-Pierik is dan ook geactualiseerd en vertaald naar de bestemming Detailhandel - Bovenwoning voor het noordwestelijk deel van de Assendorperstraat.

opmerking 3:
Aangegeven wordt dat versterking van de winkelfunctie gewenst is voor de panden vanaf de Molenweg tot aan de Leliestraat. Verzocht wordt om deze zone in zijn geheel een gemengde bestemming te geven. Op die manier kan het gebruik van deze bebouwing verkleuren richting winkels.

reactie:
De Kadernota Detailhandel geeft het vastgestelde beleid weer, ook voor wat betreft de Assendorperstraat als winkelgebied. Hierin wordt aangegeven dat versterking en behoud van het economisch profiel gewenst is enerzijds voor het gebied als bijzondere locatie voor detailhandel en anderzijds voor het bijdragen aan de leefbaarheid van de wijk. Vanuit het beleid wordt de gedachtegang om een min of meer aaneengesloten winkelgebied te kunnen bewerkstelligen in de Assendorperstraat ondersteund.

Gelet hierop is het gewenst om de mogelijkheid voor menging van functies hier toe te staan, naast de woonfunctie. De betreffende functies zijn wenselijk in de bebouwing die naar de Assendorperstraat is toegekeerd (voornamelijk aan de noordzijde van de Assendorperstraat). Deze bebouwing krijgt de bestemming 'Gemengd - Bovenwoning - 1', waar naast wonen ook het gebruik voor maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en detailhandel is toegestaan. Het maximum aantal toegestane horecavoorzieningen in de bestemming 'Gemengd - Bovenwoning - 1' is al benut.

7. Tennet TSO B.V.

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

8. Enexis

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

9. Voorlichting en Adviescommissie Wonen

Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

10. Stichting Milieuraad Zwolle

opmerking 1:
De Stichting Milieuraad Zwolle geeft aan dat het Almelose Kanaal geen kanaal is, maar een natuurlijke wetering met uiterwaarden. Bij een kanaal is geen sprake van uiterwaarden. De inrichting van de natuurlijke oevers is bij een wetering ook anders dan bij een kanaal. Verzocht wordt de naam 'Almelose Kanaal' in het plan te vervangen door 'Nieuwe Wetering' om duidelijk te maken dat het hier een natuurlijke waterloop betreft en geen kunstmatig aangelegd kanaal. Aangegeven wordt dat op kaarten van het Waterschap Groot Salland de naam Almeloos Kanaal/ Nieuwe Wetering staat weergegeven.

reactie:
Het Almelose Kanaal ligt in het plangebied van bestemmingsplan Assendorp. De oostelijke oevers liggen niet in het plangebied.

Het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in het bestemmingsplan gebruik moet worden gemaakt van een duidelijke ondergrond. Daarbij moet uit de kaarten de aansluiting van het in het plan begrepen gebied aan het daaromheen gelegen gebied blijken. Als ondergrond voor de plankaart is gebruik gemaakt van de Gemeentelijke Basiskaart Zwolle (GBKZ). De GBKZ geeft de topografische kenmerken van het plangebied weer (bebouwing, wegen, waterlopen etc.). Om die reden is het Almelose Kanaal op de plankaart aangeduid. Hierbij worden de bestaande namen overgenomen. Bij een bestemmingsplanprocedure worden geen gewijzigde namen vastgesteld.

Overigens mondden de Sallandse beken in de middeleeuwen rechtstreeks uit op de IJssel ten zuiden van Zwolle. Toen de IJssel bedijkt werd, werden de Soest Wetering en de Nieuwe Wetering gegraven om het water van deze beken op te vangen en via het eveneens gegraven Almelose Kanaal naar het Zwarte Water te geleiden. Het zijn daarom wel degelijk kunstmatig aangelegde waterlopen wat niet wil zeggen dat ze geen natuurlijke oevers en uiterwaarden kunnen hebben. Ze zijn zelfs gewaardeerd als een onderdeel van de stedelijke hoofdgroenstructuur (zie paragraaf 2.2.3.3 Groenstructuur).

opmerking 2:
De Stichting Milieuraad Zwolle pleit ervoor om de ligplaatsen in het Almelose Kanaal niet in natuurlijke uiterwaarden te laten liggen maar op een redelijke termijn te verplaatsen naar de noordzijde. Wel wordt aangegeven dat ter plaatse van de brug de woonschepen aan de zuidzijde kunnen blijven liggen omdat daar een kade is. Verzocht wordt de overige ligplaatsen aan de noordzijde aan te geven in het bestemmingsplan.

reactie:
Het bestemmingsplan Assendorp, dat opgesteld is in het kader van Zwolle op Orde, is conserverend van karakter. Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op beheer (zie paragraaf 5.1.2Uitgangspunten). Daarbij wordt het door de gemeenteraad vastgestelde beleid meegenomen. Voor wat betreft de woonschepenligplaatsen is dit de Ligplaatsenverordening Woonschepen, die op 11 juli 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld. De locaties voor woonschepenligplaatsen die middels de Ligplaatsenverordening Woonschepen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in bestemmingsplan Assendorp. Er is geen vastgesteld beleid / raadsbesluit dat verplaatsing van de woonschepen concretiseert. Om die reden zijn de bestaande woonschepenligplaatsen, zoals deze zijn vastgesteld middels de Ligplaatsenverordening Woonschepen, opgenomen in het bestemmingsplan.

opmerking 3:
Aangegeven wordt dat de dijk rondom de kinderboerderij in park Wezenlanden op 2 plaatsen is doorsneden waardoor de cultuurhistorische waarden verdwenen zijn. Verzocht wordt om het bestemmingsplan hierop aan te passen.

reactie:

De eerste doorsnede die wordt bedoeld is de doorsnede in de Marsdijk. De Marsdijk is de dijk ten westen van de kinderboerderij in park Wezenlanden. De Marsdijk heeft de dubbelbestemming 'Waarde -Cultuurhistorie' gekregen omdat het een zeer oude dijk betreft in park de Wezenlanden (zie paragraaf 5.7Cultuurhistorie). De waterkerende functie van de van de dijk eindigde in 1972 na aanleg van de dijk langs het koelwaterkanaal, waardoor park Wezenlanden binnendijks kwam te liggen. In de Marsdijk is in 2007 een coupure gemaakt. De coupure is tot stand gekomen in overleg met de Bond Heemschut, een particuliere vereniging die zich inzet voor bescherming van cultuurhistorisch erfgoed. Bij de realisatie van de coupure is een deel van de Marsdijk, over een breedte van circa 5 meter, verwijderd. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt op de plankaart verwijderd ter plaatse van de coupure.

De tweede doorsnede die wordt bedoeld is - zo blijkt uit nader ingewonnen informatie bij de Stichting Milieuraad - de doorsnede in de dijk langs het Koelwaterkanaal ter hoogte van de straat met de naam Almelose Kanaal. De dijk langs het Koelwaterkanaal heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen omdat deze onderdeel uitmaakt van de kenmerkende hoofdstructuur van park Wezenlanden. Ter plaatse van de doorsnede heeft de dijk niet de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen aangezien de dijk hier doorsneden wordt. Dit behoeft om die reden geen aanpassing.

opmerking 4:
Aangegeven wordt dat ter westzijde van de kinderboerderij in park Wezenlanden een ondergrondse rioolwaterbergingskelder aanwezig is met een overloop (en ontluchtingspijp) naar het Koelwaterkanaal. Verzocht wordt om deze in het bestemmingsplan als nutsvoorziening op te nemen.

reactie:
De bedoelde bergingsriolen maken onderdeel uit van het rioleringssysteem. Deze voorzieningen worden aangemerkt als openbare nutsvoorzieningen en zijn toegestaan in de bestemming 'Groen' die voor deze locatie van toepassing is.
Hoofdrioolpersleidingen worden in het bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. De hoofdrioolpersleiding die in het plangebied valt is gelegen nabij de Marsweg. In de toelichting is deze hoofdrioolpersleiding aangegeven op kaart 9 in paragraaf 4.3.

opmerking 5:
Gevraagd wordt om de fietspaden in en langs park Wezenlanden in het bestemmingsplan aan te geven. Met name het fietspad langs de Nieuwe Wetering omdat deze onderdeel is van het fietspadennetwerk.

reactie:
Het fietspad is gelegen in de bestemming Groen, zoals te zien is op de plankaart. In deze bestemming zijn paden voor langzaam verkeer zoals voetpaden en fietspaden toegestaan. Zie hiervoor de beschrijving van de bestemming Groen in paragraaf 6.3 Bestemmingsregels.
In paragraaf 2.2.3.2 Verkeersstructuur wordt uitleg gegeven over de verkeersstructuur binnen het plangebied. Op kaart 6 in paragraaf 2.2.3.2 staan de fietspaden aangegeven die aangewezen zijn als hoofdfietsroute in de Mobiliteitsvisie. In de Mobiliteitsvisie is het fietspad langs de Nieuwe Wetering niet opgenomen als hoofdfietsroute. Om die reden is het fietspad niet aangegeven op kaart 6.

11. Isala klinieken

Op 17 oktober 2011 heeft een informerend overleg plaatsgevonden over het voorontwerpbestemmingsplan Assendorp met de advocaat die optreedt namens de Isala Klinieken. Hierbij zijn de bestemmingen van de locatie van de Isala Klinieken aan het Groot Wezenland 20 en de bestemmingen van de gronden (parkeerterrein) tussen de Van Karnebeekstraat en de Van der Laenstraat besproken.

In het overleg is uiteengezet dat het uitgangspunt van het bestemmingsplan is om de vigerende bestemmingen conserverend op te nemen (zie paragraaf 5.1.2). Hierbij wordt de bestaande legale situatie als zodanig bestemd. Aangegeven is dat bij deze planopzet geen aanleiding wordt gezien om een planschaderisicoanalyse te laten uitvoeren. De advocaat deelde tijdens het overleg mee in te stemmen met deze planopzet.

12. Vereniging Winkelgebied Assendorp

opmerking 1:
De Vereniging Winkelgebied Assendorp vraagt om uitleg over het bestemmen van gebruik door middel van een functieaanduiding. Als een functieaanduiding minder toekomstige zekerheid beidt verkiest de Vereniging Winkelgebied Assendorp bestemmen door opname van het gebruik in de doeleindenomschrijving.

reactie:
Zie reactie op opmerking 1 van de Kamer van Koophandel.

opmerking 2:
Aangegeven wordt dat versterking van het winkelgebied in Assendorp gewenst is. In de kop van de Assendorperstraat, waar nu een concentratie van winkels is, is een aangesloten winkelplint gewenst. Het gebruik van panden voor dienstverlening (bijvoorbeeld een makelaarskantoor of uitzendbureau) doet afbreuk aan de winkelstraat.

reactie:
Zie reactie op opmerking 2 van de Kamer van Koophandel.
Voor het toestaan van gebruik van panden voor dienstverlening kan het college een besluit nemen tot het afwijken van het bestemmingsplan. Dit is geregeld in artikel 5.6 Afwijken van de gebruiksregels. Omdat dit een afwijkingsbevoegdheid is van het college zal een aanvraag getoetst worden aan het geldend beleid en de voorwaarden voor afwijking in artikel 5.6.2 Voorwaarden.

opmerking 3:
Aangegeven wordt dat versterking van de winkelfunctie gewenst is voor de panden vanaf de Molenweg tot aan de Leliestraat. Verzocht wordt om deze panden daarom ook een gemengde bestemming te geven. Op die manier kan het gebruik van deze bebouwing verkleuren richting winkels en kan een aaneengesloten winkelgebied nagestreefd worden.

reactie:
Zie reactie op opmerking 3 van de Kamer van Koophandel.

13. Vereniging Vrienden van Assendorp

opmerking 1:
De vereniging Vrienden van Assendorp merkt op dat de plangrens volgens kaart 2 langs de gevels van de woningen aan de Deventerstraatweg en Oosterlaan loopt en dat een stuk van de Van Karnebeekstraat buiten het plangebied ligt. Volgens de vereniging Vrienden van Assendorp horen de Deventerstraatweg met daarbij de parallelweg, de parkeerplaatsen, het fietspad alsook de bebouwing van de even nummers van de Deventerstraatweg binnen het plangebied. Ook hoort de Oosterlaan volgens de vereniging Vrienden van Assendorp binnen het plangebied.

Als argumenten worden genoemd dat in de Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren de Deventerstraatweg en Oosterlaan "Een voor Zwolle typerende wijkrand langs het spoor" worden genoemd. Daarnaast wordt aangegeven dat de Deventerstraatweg staat aangeduid als hoofdfietsroute en dat de Deventerstraatweg en Oosterlaan onderdeel zijn van het structuurgroen.

reactie:
De precieze begrenzing van het plangebied van bestemmingsplan Assendorp is vastgelegd op de plankaart. De begrenzing is ook verwerkt in kaart 2 in paragraaf 1.4 en in de overige kaarten in de toelichting (behalve kaart 4). Op de plankaart is inderdaad te zien dat het plangebied langs de voorzijde van de bebouwing aan de Oosterlaan en Deventerstraatweg loopt. Op de plankaart is ook te zien dat een groot deel van de bebouwing aan deze straten wordt aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol waarbij wordt omschreven dat deze bebouwing een beeldbepalende, typerende wijkrand vormt.

De plangrens is op deze manier bepaald omdat het gebied ten zuiden van de woningen aan de Deventerstraatweg en Oosterlaan onderdeel zijn van het studiegebied van de integrale gebiedsontwikkeling van de Spoorzone. In het startdocument stedenbouwkundige planvorming Spoorzone (vastgesteld door de gemeenteraad op 11 juli 2011) wordt de zone van de Deventerstraatweg beschreven als onderdeel van het studiegebied. In het startdocument wordt tevens de nadruk gelegd op een integrale gebiedsbenadering. Omdat het gebied ten zuiden van de woningen aan de Deventerstraatweg integraal wordt bekeken als onderdeel van het studiegebied is gekozen om voor het bestemmingsplan Assendorp dit gebied buiten het plangebied te laten.

Het studie- en plangebied van de integrale gebiedsontwikkeling van de Spoorzone wordt daarnaast aangemerkt als een ontwikkelingsgebied als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid Crisis- en herstelwet. Dit is bepaald in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet van 13 juli 2010. Het plangebied van de integrale gebiedsontwikkeling van de Spoorzone maakt onderdeel uit van Bijlage 3 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

Vooruitlopend op de gebiedsontwikkeling van de Spoorzone zal in het kader van het project 'Zwolle op Orde' voor de Spoorzone een conserverend bestemmingsplan worden opgesteld om te voldoen aan de actualeringsplicht voor bestemmingsplannen. Zie paragraaf 1.2 Algemeen met daarin kaart 1. Met het opstellen van het conserverende bestemmingsplan Spoorzone in het kader van 'Zwolle op Orde' zal gestart worden in 2012.

In dit bestemmingsplan wordt het gebied ten zuiden van de woningen aan de Deventerstraatweg en Oosterlaan meegenomen. Het conserverende bestemmingsplan zal als uitgangspunt hebben de vigerende bestemmingen te conserveren en de bestaande legale situatie vast te leggen. Zie ook de uitgangspunten van Zwolle op Orde in paragraaf 5.1.2. Hierin zal ook aandacht worden besteed aan de cultuurhistorische waarden en de verkeers- en groenstructuur van het gebied.

Overigens is het gemeentebestuur in beginsel vrij in het bepalen van de begrenzing van het plangebied.

Ten overvloede: vanaf de start van de nieuwbouwontwikkeling langs de Deventerstraatweg zullen de bewoners worden betrokken bij het planproces.

opmerking 2:
Volgens de vereniging Vrienden van Assendorp ligt de achterzijde van de woningen in het singelgebied in het plangebied van bestemmingsplan Assendorp en de voorzijde erbuiten. Aangegeven wordt dat de voorzijde van de woningen in het singelgebied in het plangebied hoort.
Gevraagd wordt of de Stationswijk wel of niet bij Assendorp hoort omdat deze niet terug te vinden is op kaart 2.

reactie:
Op de plankaart is te zien dat de meeste percelen in het singelgebied in hun geheel buiten het plangebied van bestemmingsplan Assendorp vallen. Het gaat hierbij om percelen aan de Stationsweg, Burgemeester van Roijensingel, Van Karnebeekstraat en Groot Wezenland. De betreffende percelen in het singelgebied zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht buiten de veste' dat onherroepelijk geworden is op 5 maart 2009. Het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht buiten de veste' heeft percelen in het plangebied opgenomen welke bebouwd zijn en die onder het aanwijzingsgebied van het beschermd stadsgezicht vallen. De plangrens van bestemmingsplan Assendorp sluit naadloos op de plangrens van het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht buiten de veste' aan. Een uitzondering hierop is het perceel Stationsweg 5, dat onder het aanwijzingsgebied van het beschermd stadsgezicht valt maar niet was meegenomen in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht buiten de veste' omdat dit perceel destijds in ontwikkeling was.

Overigens is het gemeentebestuur in beginsel vrij in het bepalen van de begrenzing van het plangebied.

opmerking 3:
Voorgesteld wordt om in paragraaf 3.2.3 Gemeentelijk beleid in de tekst over de Bereikbaarheidsvisie Spoorzone na "het plangebied van Assendorp" een tekstdeel toe te voegen over behoud en versterking van de waarden van de omgeving Deventerstraatweg.
Voorgesteld wordt om in paragraaf 3.2.3 Gemeentelijk beleid in de tekst over de Welstandsnota na de kopjes "massa en vorm" een tekstdeel toe te voegen over de wenselijkheid van uniforme dakopbouwen in Assendorp.

reactie:
De tekst beschrijft de uitgangspunten van de Bereikbaarheidsvisie Spoorzone. In de Bereikbaarheidsvisie Spoorzone wordt geen uitgangspunt genoemd die gaat over behoud en versterking van de waarden van de omgeving Deventerstraatweg. Het kan verwarring opleveren als deze tekst bij de uitgangspunten van de Bereikbaarheidsvisie Spoorzone in deze toelichting wordt opgenomen.
De teksten over "massa en vorm" maken onderdeel uit van de welstandscriteria. Deze zijn rechtstreeks afkomstig uit de Welstandsnota. Het kan verwarring opleveren als deze tussen de -middels de Welstandsnota vastgestelde- welstandscriteria in deze toelichting wordt opgenomen. Een wijziging van de Welstandsnota zal apart door de raad moeten worden vastgesteld.

opmerking 4:
De vereniging Vrienden van Assendorp stelt voor om in Hoofdstuk 6 Juridische aspecten onder 6.3Bestemmingsregels bij de tekst over de bestemming voor de locatie Isala Klinieken locatie Wezenlanden (Artikel 8 Gemengd - 3) toe te voegen als toegestane functie: "woningen".

reactie:
Het bestemmingsplan Assendorp, dat opgesteld is in het kader van Zwolle op Orde, is conserverend van karakter. Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op planologisch beheer (zie paragraaf 5.1.2Uitgangspunten). Om die reden is de geldende bestemming uit het 'Uitbreidingsplan Wezenlanden' en het 'Bestemmingsplan Wezenlanden - Herziening I' conserverend overgenomen. Het gebruik voor 'woningen' was in de geldende bestemming voor de locatie Isala Klinieken locatie Wezenlanden niet opgenomen. Om die reden is ook in de geactualiseerde bestemming Gemengd - 3 geen mogelijkheid voor eengezinswoningen en meergezinswoningen opgenomen.

opmerking 5:
Volgens de vereniging Vrienden van Assendorp ontbreekt Bijlage 5 Lijst van adressen met wooneenheden,geen woning zijnde die in paragraaf 5.3.2.4 wordt aangehaald. Aangegeven wordt dat alleen de Stationswijk terug te vinden is.

reactie:
In paragraaf 5.3.2.4 wordt verwezen naar de Lijst van adressen met wooneenheden, geen woning zijnde waarin de adressen zijn opgenomen van panden met wooneenheden, geen woning zijnde in de Stationsbuurt. Deze lijst is opgenomen als Bijlage 5 bij de regels. Via de regels van de bestemmingen Wonen, Wonen - Meergezinshuis en Gemengd - 1 wordt er namelijk een juridisch-planologische basis gegeven voor deze kamerverhuurbedrijven. Deze regeling betreft alleen de kamerverhuurpanden in de Stationsbuurt aangezien hier op grond van de geldende bestemmingsplannen kamerverhuur gerealiseerd kon worden. Dit is niet aan de orde bij de overige kamerverhuurpanden in het plangebied.

In het gebied buiten de Stationsbuurt zijn alleen zelfstandige vormen van wonen toegestaan volgens het geldende bestemmingsplan en dit nieuwe bestemmingsplan Assendorp (zie hiervoor ook paragraaf 5.3.2.4).

De bestaande kamerverhuurpanden in dit gebied worden daarom op een andere manier geregeld dan de kamerverhuurpanden in de Stationsbuurt. De nieuw vast te stellen 'Beleidsregel onzelfstandige woonruimte' zal de basis vormen voor de bestaande kamerverhuurpanden in de Stationsbuurt. In het 'Plan van aanpak illegale kamerverhuur Stationsbuurt, Oud-Assendorp en Nieuw-Assendorp' die op 24 augustus 2010 door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld wordt deze nieuwe beleidsregel aangekondigd. Aangegeven wordt dat toekomstige aanvragen met betrekking tot kamerverhuur getoetst gaan worden aan het nieuwe beleid en de bestaande situatie wordt gerespecteerd. Hiervoor is in het overgangsrecht van het nieuwe beleid opgenomen dat bestaande panden het bestaande gebruik (onder voorwaarden) mogen voortzetten.

Nieuwe kamerverhuurpanden kunnen alleen gevestigd worden als besloten wordt hier een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan voor te verlenen. Volgens het 'Plan van aanpak illegale kamerverhuur Stationsbuurt, Oud-Assendorp en Nieuw-Assendorp' zal hierbij getoetst worden aan de aangekondigde nieuwe beleidsregel onzelfstandige woonruimte.

opmerking 6:
Gevraagd wordt of het bestemmingsplan Spoorzone (zie kaart 1 in paragraaf 1.2) al ter inzage ligt.

reactie:
Met het opstellen van het bestemmingsplan Spoorzone in het kader van het project 'Zwolle op Orde' (zie kaart 1 in paragraaf 1.2) wordt gestart in 2012. Het bestemmingsplan is om die reden nog niet in te zien. Als het vooroverleg over het voorontwerpbestemmingsplan Spoorzone start ontvangen de vooroverleginstanties en belangengroepen hierover bericht. Ook de Vereniging Vrienden van Assendorp ontvangt op dat moment bericht.

14. Bewonersbelang Deventerstraatweg

opmerking:
Het Bewonersbelang Deventerstraatweg merkt op dat de plangrens langs de gevels van de woningen aan de Deventerstraatweg loopt. Volgens het Bewonersbelang Deventerstraatweg horen de gevels met trottoir, de verblijfsstraat, parkeerstrook, groenstrook, fietspad, rijweg en groenstrook in het plangebied van bestemmingsplan Assendorp.

Als argumenten worden genoemd dat in de Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren de Deventerstraatweg "onderdeel van de lange beeldbepalende en voor Zwolle typerende wijkrand langs het spoor" wordt genoemd. Daarnaast wordt aangegeven dat de Deventerstraatweg staat aangeduid als hoofdfietsroute en dat de Deventerstraatweg en Oosterlaan onderdeel zijn van het structuurgroen.

Als laatste wordt gesteld dat als het gebied van de verblijfsstraat en ontsluitingsweg Deventerstraatweg wordt opgenomen in een bestemmingsplan voor de ontwikkelingen van de Spoorzone, het belang van bewoners van de Deventerstraat afgewogen zal worden tegen grootstedelijke, regionale, verkeerstechnische en rijksbelangen. Hierbij wordt opgeworpen dat het Bewonersbelang in die discussie geen kans heeft.

reactie:
Zie reactie op opmerking 1 van de Vereniging Vrienden van Assendorp.

Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën

horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 2a:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 2b:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren en het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 4:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren al dan niet ter plaatse bereid;

horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegende mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

horeca van categorie 6:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.1 Algemene Verklaring

2.1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies

Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.

De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.

De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide afdelingen.

2.1.2 SBI-codes

Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.

2.1.3 Omschrijving

In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.

2.1.4 Toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BESTEMMING' met de lettercode van de bestemming vermeld dat de activiteit toelaatbaar is in de betreffende bestemming.

2.1.5 Niet toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.

2.1.6 Categorieën

Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:

categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.

2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen

b.o. : bedrijfsoppervlak

cat : categorie

DH-BVW : bestemming Detailhandel - Bovenwoning

e.d. : en dergelijke

excl. : exclusief

GD 1 : bestemming Gemengd - 1

GD-BVW-1 : bestemming Gemengd - Bovenwoning - 1

GD-BVW-2 : bestemming Gemengd - Bovenwoning - 2

grth : groothandel

inst. : installatie

kg : kilogram

KI : kunstmatige inseminatie

kW : kilowatt

m : meter

mach. : machines

MVA : megavoltampère

MW : megawatt

midd. : middelen

n.e.g. : niet elders genoemd

p.o. : productieoppervlak

SBI : Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008

t.b.v. : ten behoeve van

v.c. : verwerkingscapaciteit

W : bestemming Wonen

W-MG : bestemming Wonen - Meergezinshuis

< : kleiner dan

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

Bijlage 3 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren

Bijlage 3 Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren

Bijlage 4 Wijzigingsgebieden

4.1 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2

4.2 Wro-zone - Wijzigingsgebied 3

Bijlage 5 Lijst Van Adressen Met Wooneenheden, Geen Woning Zijnde

Deze lijst bevat de adressen van panden waar wooneenheden, geen woning zijnde, zijn toegestaan, zoals vermeld is in Artikel 21 Wonen, lid 5, onder b, in Artikel 22 Wonen - Meergezinshuis, lid 5, onder b en in Artikel 6 Gemengd - 1, lid 5, onder a.

Straat Nummers
Anjelierstraat 2
Eigenhaardstraat 9
Elbertsstraat 10, 21
Hertenstraat 6, 13, 14, 16
Hortensiastraat 35
Leliestraat 57
Molenweg 193
Oosterlaan 6, 7, 7a, 9a, 10, 10a, 12, 12a, 13, 19 (18), 24
Oosterstraat 1, 3, 14
Rozenstraat 6
Terborchstraat 7, 11, 11a
Tuinstraat 8, 8a, 24
Van Karnebeekstraat 42, 46a, 64/66, 86a, 96
Van Nagellstraat 7, 8a, 11
Venestraat 1, 1a, 2, 3, 3a, 4, 6, 7, 7a, 8, 10, 10a, 12, 12a, 19, 19a
Zeven Alleetjes 10
Zuiderkerkstraat 8, 29

Deze lijst bevat de adressen van panden waar wooneenheden, geen woning zijnde, zijn toegestaan, zoals vermeld is in Artikel 5 Detailhandel-Bovenwoning, lid 5, onder b, Artikel 9 Gemengd-Bovenwoning - 1, lid 5, onder d, Artikel 21 Wonen, lid 5, onder b, in Artikel 22 Wonen - Meergezinshuis, lid 5, onder b en in Artikel 6 Gemengd - 1, lid 5, onder a, waarbij geldt dat er maximaal twee wooneenheden, geen woning zijnde per adres zijn toegestaan.

Straat Nummers
Assendorperstraat 69a, 73b
Bartjensstraat 4
Commissiestraat 15
Deventerstraatweg 23, 83
Eendrachtstraat 88
Groeneweg 2a, 62, 62a
Groenestraat 9a
Klaasboerstraat 11
Molendwarsstraat 35, 41
Molenweg 189, 191
Oosterlaan 8, 8a, 11, 11a, 23
Roopoort 3
Van der Laenstraat 172
Van Ittersumstraat 140, 142a, 144a,
Van Karnebeelstraat 109,

Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's

  • Groenbeleidsplan, maart 1998
  • Coffeeshopbeleid, oktober 1998
  • Nota Sportambitie 2005 Gemeente Zwolle, 1999
  • Dynamiek van Oud & Nieuw, Zwols monumenten- en archeologie beleid, 2001
  • Nota Speelruimte in Zwolle, juli 2001
  • Wijkontwikkelingsplan Assendorp, november 2002
  • Prostitutiebeleid in Zwolle, maart 2003
  • Kadernota Detailhandel Zwolle, juni 2003
  • Welstandsnota, juni 2004
  • Beeldkwaliteitplan zaagtandwoningen en etagewoningen, oktober 2012
  • Bomenverordening, 2005
  • Evenementenbeleid 'Zwolle heeft het allemaal', juni 2012
  • Woonvisie 2005 - 2020, april 2005
  • Ligplaatsenverordening Woonschepen, juni 2005
  • Milieuvisie Milieu op scherp, december 2005
  • Sportnota 2006 - 2011 gemeente Zwolle, 2006
  • Beleid infiltratie hemelwater, juli 2006
  • Algemene Bijgebouwenregeling, 2007
  • Nota Industriegeluid Zwolle, 2007
  • Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007 - 2011, 2007
  • Beleidsvisie Duurzaam Bouwen, januari 2007
  • Beleidsvisie externe veiligheid, maart 2007
  • Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle, juli 2007
  • Visie op de ondergrond, oktober 2007
  • Stedelijk Waterplan Zwolle, 2008
  • Structuurplan Zwolle 2020, juni 2008
  • Archeologiebeleid, gemeente Zwolle, augustus 2008
  • Masterplan sportaccommodaties, 2009
  • Klimaatbeleid-interimbeleid, 2009
  • Mobiliteitsvisie gemeente Zwolle, februari 2009
  • Omgevingsvisie Overijssel, juli 2009
  • Uitvoeringsprogramma structuurplan, september 2009
  • Kadernota kantorenlocaties, december 2010

Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse Assendorp

2.1 Cultuurhistorische Analyse Assendorp

2.2 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren

2.3 Waardenkaart Objecten En Complexen

2.4 Kaart Historische Wegenstructuren En Dateringen

2.1 Cultuurhistorische Analyse Assendorp

2.2 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren

2.3 Waardenkaart Objecten En Complexen

2.4 Kaart Historische Wegenstructuren En Dateringen

Bijlage 3 Onderzoek Planschaderisico Stationsbuurt

Bijlage 3 Onderzoek planschaderisico Stationsbuurt