KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Gemengd - 1
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Gemengd - 3
Artikel 9 Gemengd - 4
Artikel 10 Gemengd - 5
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 14 Recreatie - Jeugdtuin
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg
Artikel 19 Verkeer - Openbaar Vervoer
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer
Artikel 21 Water
Artikel 22 Wonen
Artikel 23 Wonen - Meergezinshuis
Artikel 24 Wonen - Woonwagen
Artikel 25 Leiding - Hoogspanning
Artikel 26 Leiding - Riool
Artikel 27 Leiding - Water
Artikel 28 Waarde - Archeologie
Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Artikel 32 Algemene Bouwregels
Artikel 33 Geluidzone - Industrie 1
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 36 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 37 Overgangsrecht
Artikel 38 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Samenvatting
1.2 Algemeen
1.3 Doel
1.4 Plangebied
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
3.4 Verkeersbeleid
3.5 Groenbeleid
3.6 Waterbeleid
3.7 Volkshuisvestingsbeleid
3.8 Sportbeleid
3.9 Recreatiebeleid
3.10 Beleid Overige Maatschappelijke Voorzieningen
3.11 Economisch Beleid
3.12 Detailhandelsbeleid
3.13 Horecabeleid
3.14 Coffeeshopbeleid
3.15 Prostitutiebeleid
3.16 Milieubeleid
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Plangebied
5.3 Beheer
5.4 Ontwikkeling
5.5 Water
5.6 Archeologie
5.7 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
6.6 Bijlagen
6.7 Consequenties Van Beleid
6.8 Handhaving
6.9 Handboek
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg
Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.1 Algemene Verklaring
2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 3 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren
Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's
Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse Zwarte Water
Bijlage 3 Waardenkaart Objecten, Complexen En Structuren
Bijlage 4 Waardenkaart Zwarte Water Noord
Bijlage 5 Waardenkaart Zwarte Water Zuid

Stadshagen I

Bestemmingsplan - gemeente Zwolle

Vastgesteld op 30-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Stadshagen I van de gemeente Zwolle;

1.2 bestemmingsplan Stadshagen I:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP09012-0005 met deze bijbehorende regels met als bijlagen de lijst met horecacategorieën, de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging en de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;

1.6 amusementshal:

gebouw of ruimte bestemd voor recreatie door middel van het gebruik van speelautomaten, behendigheidsautomaten en kansspelautomaten als bedoeld in de Verordening inzake speelautomatenhallen;

1.7 archeologische monumenten:

terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.8 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage:

indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;

1.11 bed & breakfast

ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;

1.12 bedrijf:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;

1.13 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.21 bijzondere woonvorm:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;

1.22 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 café-restaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 caravan:

een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;

1.29 carport:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.30 casino:

gebouw of ruimte bestemd voor het gelegenheid geven tot het spelen van kansspelen met daarbij horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

1.31 cultuurhistorische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap en bebouwing, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige historische waarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;

1.32 dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;

1.34 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.35 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.36 eengezinshuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.37 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.38 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;

1.39 erftoegangsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;

1.40 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.41 evenemententerrein:

een terrein dat gebruikt kan worden ten behoeve van het houden van activiteiten op buurt- en wijkniveau, zoals buurt- en wijkfeesten, kinderkermis of thematische bijeenkomsten met dien verstande dat deze activiteiten kleinschalig van opzet zijn en er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu ontstaat;

1.42 extensieve dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;

1.43 garagebedrijf:

een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;

1.44 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.45 gebiedsontsluitingsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.48 geluidsgevoelige functies:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.49 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.50 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.51 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.52 groothandelgebonden detailhandel:

detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;

1.53 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.54 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.55 hoofdwoning

de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;

1.56 horeca:

de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.57 horecabedrijf:

een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt, zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en waarin nachtverblijf wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.58 houtopstand:

bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden;

1.59 jeugdtuinen:

kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van kinderen, waarop op milieuvriendelijke wijze getuinierd wordt;

1.60 kampeerauto:

een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;

1.61 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
    één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.62 kantoor:

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.63 kantoorgebouw:

een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.64 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.65 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.66 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.67 monumenten:

alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.68 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:

de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;

1.69 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:

de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;

1.70 natuurontwikkeling:

een complex van menselijke ingrepen in natuur en landschap en regulering van gebruiksactiviteiten gericht op een gewenste ecologische ontwikkeling;

1.71 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.72 normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.73 nutstuinen:

kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van buurtbewoners, waarop op biologische wijze getuinierd wordt;

1.74 onderbouw:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;

1.75 onderkomen:

een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;

1.76 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.77 openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.78 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.79 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.80 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.81 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.82 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.83 sociale veiligheid:

de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;

1.84 sportschool:

een gebouw of ruimte bestemd voor het op commerciële basis geven van onderricht in sport al dan niet met (para)medische begeleiding;

1.85 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.86 standplaats

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen en vaste plaatsen op snuffelmarkten;

1.87 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.88 tent:

een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;

1.89 verblijfsrecreatie:

recreatie in de open lucht en overnachtingen in tenten, caravans, kampeerauto's of zomerhuizen op speciaal daarvoor ingerichte terreinen;

1.90 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.91 volkstuinen:

een samenhangend geheel van tuinen, waarop als liefhebberij voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.92 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel;

1.93 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.94 waterdagrecreatie:

dagrecreatie in de vorm van zwemmen, roeien, kanoën, surfen, vissen en vergelijkbare vormen van dagrecreatie;

1.95 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.96 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.97 woonschip:

een zich op het water bevindend object dat nagenoeg voortdurend dient als woning;

1.98 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de (bouw)hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;

2.5 de (bouw)hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de vloeroppervlakte van een woning:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;

2.10 de verticale bouwdiepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.11 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:

van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
  2. b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming;
  2. b. gebouwen ten behoeve van een goederenwegvervoerbedrijf zonder schoonmaken van tanks ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkend gebruik';
  3. c. bedrijfswoningen;
  4. d. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan de functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca voor zover niet toegestaan onder a;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. ontsluitingswegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. infrastructurele voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. water;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en in de eerste bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    2. 2. detailhandel in de eerste bouwlaag;
    3. 3. dienstverlening met baliefunctie in de eerste bouwlaag;
    4. 4. horeca, als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, in de eerste bouwlaag;
    5. 5. ondergrondse parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. speelvoorzieningen;
  8. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 350 m² per horecabedrijf;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer dan 3 horecabedrijven;
  3. c. het gebruik van woningen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een ander gebruik dan wonen is toegestaan;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    2. 2. bergingen voor woningen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag;
    4. 4. sport ter plaatse van de aanduiding 'sport';
    5. 5. recreatie ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
    6. 6. parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
    7. 7. bedrijven in de eerste bouwlaag;

voor zover andere functies dan wonen zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. speelvoorzieningen;
  8. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van wonen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen, op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van woningen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. maatschappelijke voorzieningen;
    2. 2. detailhandel in de eerste bouwlaag met een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 300 m²;
    3. 3. dienstverlening al dan niet met baliefunctie;
    4. 4. horeca, als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' woningen in het bouwvlak, dat is voorzien van deze aanduiding, uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van deze aanduiding en uitsluitend in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen;
    3. 3. sport;
    4. 4. bedrijven;

voor zover andere functies dan wonen zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;

  1. b. bijzondere woonvormen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. speelvoorzieningen;
  9. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van wonen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' woningen uitsluitend zijn toegestaan in de eerste bouwlaag;
    2. 2. kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen;
    4. 4. sport;
  2. b. bijzondere woonvormen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. speelvoorzieningen;
  9. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van woningen voor beroep aan huis behalve ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  3. c. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een ander gebruik dan wonen is toegestaan;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Gemengd - 5

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. kantoren;
    2. 2. dienstverlening;
    3. 3. horeca, als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 en 6 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen
    4. 4. maatschappelijke voorzieningen, mits niet bestaande uit geluidsgevoelige functies;
    5. 5. sport;
    6. 6. dagrecreatie, welke niet plaatsvindt in de open lucht;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. e. geluidwerende voorzieningen;
  5. f. openbare nutsvoorzieningen;
  6. g. infrastructurele voorzieningen;
  7. h. groenvoorzieningen;
  8. i. speelvoorzieningen;
  9. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. maatschappelijke voorzieningen;
  2. f. sport;
  3. g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
  4. h. educatief gebruik;
  5. i. nutstuinen;
  6. j. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  7. k. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  8. l. geluidwerende voorzieningen;
  9. m. openbare nutsvoorzieningen;
  10. n. infrastructurele voorzieningen;
  11. o. tuinmuren;

met de daarbij behorende:

  1. p. bebouwing.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bijzondere woonvormen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. speelvoorzieningen;
  9. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 13 Recreatie - Dagrecreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. water;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 14 Recreatie - Jeugdtuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jeugdtuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. jeugdtuinen;
  2. b. gebouwen voor centrale voorzieningen ten behoeve van het gebruik en het onderhoud van de jeugdtuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;
  7. i. groenvoorzieningen;
  8. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen, zoals een kantine;
  3. c. een opblaashal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tennishal';

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. g. geluidwerende voorzieningen;
  5. h. openbare nutsvoorzieningen;
  6. i. infrastructurele voorzieningen;
  7. j. groenvoorzieningen;
  8. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van sport in of bij een kantine;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van de gronden met de aanduiding 'tennishal' als indoor sportterrein tijdens de periode april tot en met september.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  2. b. bergingen voor woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  3. c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. d. geluidwerende voorzieningen;
  5. e. openbare nutsvoorzieningen;
  6. f. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsontsluitingswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;

met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:

  1. c. 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken of;
  2. d. 2 rijbanen elk met 1 rijstrook met waar nodig in- en uitvoegstroken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. water;

met de daarbij behorende:

  1. l. bebouwing.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen, waaronder een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. maatschappelijke voorzieningen;
  2. g. sport;
  3. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. i. geluidwerende voorzieningen;
  5. j. openbare nutsvoorzieningen;
  6. k. infrastructurele voorzieningen;
  7. l. woningen vanaf de tweede bouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
  8. m. tuinmuren;
  9. n. water;

met de daarbij behorende:

  1. o. bebouwing.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 19 Verkeer - Openbaar Vervoer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Openbaar vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijbanen voor het openbaar vervoer;
  2. b. rijbanen voor hulpdiensten;
  3. c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden met een inrichting gericht op de afwikkeling van het doorgaande langzaam verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  2. e. geluidwerende voorzieningen;
  3. f. openbare nutsvoorzieningen;
  4. g. infrastructurele voorzieningen;
  5. h. groenvoorzieningen;
  6. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. bebouwing.

19.2 Bouwregels

Andere gebouwen dan tunnels

Voor het bouwen van andere gebouwen dan tunnels gelden de volgende regels:

  1. a. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  2. b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  3. c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 20 Verkeer - Railverkeer

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoor- en tramwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. gebouwen ten behoeve van spoor- en tramwegvoorzieningen;
  2. c. overwegen;
  3. d. paden;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  6. g. geluidwerende voorzieningen;
  7. h. openbare nutsvoorzieningen;
  8. i. infrastructurele voorzieningen;
  9. j. groenvoorzieningen;
  10. k. bermstroken;
  11. l. taluds;
  12. m. water;

met de daarbij behorende:

  1. n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. waterdagrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';
  5. e. het behoud en het herstel van het sluiscomplex Rademakerszijl;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. woonschepenligplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  2. g. aanlegplaatsen voor het te water laten en afmeren van pleziervaartuigen ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  3. h. steigers ten behoeve van woondoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'steiger';
  4. i. een terras boven het water met aanlegsteiger ten behoeve van de bestemming Gemengd - 2 ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  5. j. oeververbindingen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  8. m. geluidwerende voorzieningen;
  9. n. openbare nutsvoorzieningen;
  10. o. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. p. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. een goede milieusituatie;
  5. e. de bescherming van de groenstructuur;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
  2. b. het gebruik van de Milligerplas voor waterscooters, waterskiën en voor mechanisch aangedreven vaartuigen;
  3. c. het gebruik voor woonschepenligplaatsen behalve ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  4. d. het gebruik voor woonschepenligplaatsen voor een groter aantal ligplaatsen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepenligplaatsen' aangegeven aantal;
  5. e. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen en erven;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

22.4 Afwijken van de bouwregels

22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
  2. b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor een kinderdagverblijf anders dan in het kader van een beroep aan huis behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kinderdagverblijf';
  5. e. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf met uitzondering van openbare nutsvoorzieningen voor een andere functie dan wonen en beroep aan huis, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf is toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als bijlage bij deze regels is opgenomen;
  6. f. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een ander gebruik dan wonen is toegestaan;
  7. g. het gebruik van de onderste laag van een gebouw anders dan voor parkeren ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  9. i. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  10. j. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen;
  11. k. het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van geluidsgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2'.

22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 23 Wonen - Meergezinshuis

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  3. e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. f. geluidwerende voorzieningen;
  5. g. openbare nutsvoorzieningen;
  6. h. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen en erven;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4 Afwijken van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
  3. c. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor onderwijsdoeleinden anders dan in het kader van een beroep aan huis behalve ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  4. d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor maatschappelijke voorzieningen anders dan in het kader van een beroep aan huis behalve ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  5. e. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf met uitzondering van openbare nutsvoorzieningen voor een andere functie dan wonen en beroep aan huis, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf is toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als bijlage bij deze regels is opgenomen;
  6. f. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang tenzij een ander gebruik dan wonen is toegestaan;
  7. g. het gebruik van de onderste laag van een gebouw anders dan voor parkeren ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  8. h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  9. i. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  10. j. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 24 Wonen - Woonwagen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woonwagens;
  2. b. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen;
  3. c. gebouwen ten behoeve van berging voor huishoudelijke doeleinden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. wegen en paden;
  2. e. parkeervoorzieningen;
  3. f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. g. geluidwerende voorzieningen;
  5. h. openbare nutsvoorzieningen;
  6. i. infrastructurele voorzieningen;
  7. j. groenvoorzieningen;
  8. k. speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. tuinen, erven en terreinen;
  2. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2 Bouwregels

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

24.4 Afwijken van de bouwregels

24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  6. f. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 25 Leiding - Hoogspanning

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Leiding - Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Archeologie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  2. b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.

28.2 Bouwregels

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen.

29.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd ten behoeve van deze bestemmingen dan overeenkomstig de volgende regels:

  1. a. bij nieuwbouw van bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied en bij vergroting of verandering van bestaande bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied, mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. van de aanvrager van een omgevingsvergunning kan in het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden worden verlangd om een rapport over te leggen waaruit blijkt dat in voldoende mate met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

29.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de cultuurhistorische waarden wordt gedaan.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen langs het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal;
  2. b. dijken en kaden;
  3. c. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. uiterwaarden;
  2. e. bergingsvijvers;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

30.2 Bouwregels

30.3 Afwijken van de bouwregels

30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 30.1 wordt gedaan.

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 32 Algemene Bouwregels

32.1 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.

32.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 32.1 en 32.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. b. het bepaalde in artikel 32.1 en 32.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 33 Geluidzone - Industrie 1

33.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Voorst, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  2. b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Voorst buiten deze grens de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

34.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

34.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
    1. 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
    2. 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  9. i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    3. 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.

34.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 34.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' en 'Wonen -Meergezinshuis' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen in het plan worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 36 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
  2. b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
  3. c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
  4. d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
  5. e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  6. f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 37 Overgangsrecht

37.1 Overgangsrecht bouwwerken

37.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 38 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als:

'bestemmingsplan Stadshagen I'.

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Stadshagen I'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering

van 30 september 2013 nummer EC 1308-0071.

drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Inleiding

Dit plan betreft het bestemmingsplan Stadshagen I.

Dit bestemmingsplan voor de bestaande wijk Stadshagen is het 10e plan dat is opgesteld in het kader van het project Zwolle op Orde. Het plan van aanpak voor dit project is in 2003 vastgesteld door de raad.

Voor de bestaande wijk Stadshagen gelden momenteel 36 bestemmingsplannen. Het oudste plan stamt uit 1979. Het jongste uit 2011.

Beoogd effect

Het bestemmingsplan Stadshagen I beoogt te voorzien in een actueel juridisch-planologisch toetsingskader, waarbij behoud van de huidige structuur van de wijk het uitgangspunt is.

Uitgangspunt bij het bestemmen van het bebouwde en het onbebouwde gedeelte van de wijk is het behoud van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en het vastleggen van bestaand (sectoraal) beleid dat van toepassing is voor de wijk. In enkele gevallen vinden er beperkte wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie:

  • Het plan maakt de beoogde verdere ontwikkeling van de strategische zone langs de Werkerlaan mogelijk.
  • Tevens voorziet het plan in de realisering van het park in Oud Frankhuis.
  • Op de erven bij woningen zal de nieuwe gemeentelijke standaard voor aan- en bijgebouwen uit 2007 van toepassing zijn. Dit kan leiden tot enige verdichting op erven.
  • Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Op basis van de Cultuurhistorische analyse Zwarte Water is een beschermende regeling opgenomen voor Oud Frankhuis en de Hasselterdijk in de vorm van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Deze regeling geeft niet minder bebouwings- en gebruiksmogelijkheden dan er aanwezig waren. Er wordt slechts een extra toets aan de aanwezige cultuurhistorische waarden toegevoegd bij het gebruikmaken van deze mogelijkheden. De aanwezige waarden zijn verbeeld en beschreven in een bijlage bij de regels.

Argumenten

Het plan geeft uitvoering aan het project Zwolle op Orde dat erop gericht is voor het jaar 2013 over actuele bestemmingsplannen te beschikken.

Ondanks de recente ontwikkeling van de wijk zijn er nu toch al bestemmingsplannen van toepassing die zeer van elkaar verschillen. Het nieuwe plan voorziet weer in een actuele, uniforme, eenvoudige en gestandaardiseerde regeling.

Door vaststelling van het plan is het innen van leges voor 10 jaar veilig gesteld.

Op grond van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening vervalt na 1 juli 2013 het recht om ter zake leges te innen voor plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Dit nieuwe plan zal voor 10 jaar na vaststelling recht op inning van leges geven.

Het digitaal vervaardigde plan zal gemakkelijker kunnen worden bijgesteld.

Financiën

Er zijn geen kosten voor de gemeente.

Dit grotendeels conserverende bestemmingsplan brengt geen extra kosten voor de gemeente met zich mee. Het is niet nodig een exploitatieplan op te stellen.

De verdere ontwikkeling van de strategische zone langs de Werkerlaan en de ontwikkeling van het park in Oud Frankhuis kunnen worden gerealiseerd binnen de bestaande grondexploitatie van Stadshagen.

Communicatie

De opmerkingen van de vooroverlegpartners hebben niet geleid tot belangrijke wijzigingen.

In het kader van het verplichte vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan op 17 juni 2011 toegezonden naar een aantal vooroverlegpartners, waaronder de provincie, inspectie ruimtelijke ordening en het waterschap Groot Salland. Verzocht is om voor 1 oktober 2011 te reageren.
De provincie heeft geantwoord dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal belang. Wel werd samen met de veiligheidsregio IJsselland verzocht om een passage in de toelichting op te nemen over het overstromingsrisico. De verzochte passage is in de toelichting van het ontwerp opgenomen.
Voor verdere details wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de toelichting.

Vanwege de bezuinigingen vindt inspraak bij dit conserverende bestemmingsplan alleen nog plaats in het kader van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

Naar aanleiding van de tegen het ontwerp naar voren gebrachte zienswijzen is het plan in beperkte mate aangepast.

  • In het sportpark van tennisvereniging TC'91 Stadshagen aan de Oude Wetering 43 is een opblaasbare tennishal toegestaan.
  • De bebouwingsmogelijkheden in de nieuwe gemengde bestemming GD - 5 achter de woning Frankhuisweg 30 zijn verruimd qua situering en oppervlakte.
  • De woning Hasselterdijk 40a met de er achter gelegen kavels zijn buiten dit conserverende plan gehouden om later mee te nemen in een in overleg met de eigenaar van de gronden op te stellen ontwikkelingsplan.
  • Langs de spoorlijn Zwolle – Kampen worden bij recht hekken tot maximaal 2 meter hoog toegestaan.

Het plan is aangepast aan het amendement over gedoseerde groei van het winkelcentrum Stadshagen.

Op 2 april 2012 is de Kadernota detailhandel 2012-2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Daarbij is een amendement over gedoseerde groei van het winkelcentrum Stadshagen aangenomen.
Ter wille van de flexibiliteit was in het ontwerp van het bestemmingsplan detailhandel mogelijk gemaakt op de begane grond van het Bewegingshuis en waren de beperkingen in oppervlakte voor detailhandel in het Cultuurhuis vervallen. Ter uitvoering van het amendement wordt detailhandel nu niet meer mogelijk gemaakt in het Bewegingshuis en is de detailhandel in het Cultuurhuis conform het geldende plan weer beperkt tot een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 300 m².
Bij leegstand van een unit kan detailhandel na afweging van alle betrokken belangen door burgemeester en wethouders via een afwijkingsprocedure eventueel alsnog worden toegestaan.

Het plan is aangepast ten behoeve van de bouw van 30 eengezinshuizen in plaats van meergezinshuizen aan de Vechterweerdhof in Werkeren.

De realisatie van meergezinshuizen door Bouwfonds ten behoeve van Openbaar belang is destijds door een conflict tussen beide partijen op het laatste moment niet doorgegaan. Daarop is het plan door Bouwfonds verder uitgewerkt op basis van grondgebonden woningen. Dit was in het stedenbouwkundig plan ook het oorspronkelijke uitgangspunt. In het bestemmingsplan was deze correctie nog niet doorgevoerd.

1.2 Algemeen

In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheeraspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig.
Om die reden wordt gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.
Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100.

Met dit bestemmingsplan voor het tot nu toe gerealiseerde gedeelte van Stadshagen, genaamd Stadshagen I, worden 36 plannen grotendeels vervangen.

Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van de wijk Stadshagen. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0001.png"

1.3 Doel

In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad in 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.

1.4 Plangebied

1.2 Plangebied

Het plangebied van Stadshagen I wordt globaal begrensd door:
het spoorwegtracé Zwolle - Kampen in het zuidwesten,
de Rhemenshuizenstraat, de Schuilenburgstraat, de Stadshagenallee en de Hasselterweg in het noodwesten,
de Milligerplas en de Goudplevierstraat in het noorden
en het Graspieperpad, de Mastenbroekerallee, de Hasselterdijk, de Twistvlietweg, de Van Bandijklaan, de Cascadestraat, de woonschepenhaven, het Zwarte Water en de Punterweg in het oosten.

Binnen dit gebied zijn 2 nog niet gerealiseerde gedeelten buiten het plan gelaten. Het betreft een gedeelte ten westen van het centrum van Stadshagen tot aan de Oude Wetering dat dient als reservering voor een mogelijke uitbreiding van het winkelcentrum en een gedeelte grenzend aan het spoorwegtracé ter hoogte van het Rozenpad.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0002.png"

1.5 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de volgende 36 bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 3:

0702

Bestemmingsplan Buitengebied Zwolle, vastgesteld door de raad op 7 juni 1979, nr. 217, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 21 oktober 1980, nr. 79565, afd. 2, gedeeltelijk goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1986, nr. 112;

0765

Bestemmingsplan Uiterwaarden IJssel, Vecht en Zwarte Water, vastgesteld door de raad op 22 november 2004, nr. 172, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 5 juli 2005, nr. RBW/2004/4616, en gedeeltelijk onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 1 februari 2006, nr. 200506554/1;

4000

Bestemmingsplan Stadshagen, vastgesteld door de raad op 16 oktober 1995, nr. 951-25503, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 26 maart 1996, nr. RGP95/2437 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 20 april 1999 nr. E01.96.0160;

4001

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan 1, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 21 september 1999, nr. 99-3251, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 11 januari 2001, nr. RWB/1999/4054, bij uitspraak van de Raad van State van 29 augustus 2001, nr. 200001290/1, is het besluit van gedeputeerde staten vernietigd en alsnog goedkeuring onthouden aan bepaalde plandelen, voor het overige is het plan onherroepelijk geworden;

4002

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan 2, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 24 augustus 1999, nr. 99-3250;

4003

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan 3, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 13 juni 2000, nr. SBL000-1428, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 29 augustus 2000, nr. RWB/2000/2178 en onherroepelijk geworden bij besluit van de Raad van State van 8 augustus 2001;

4004

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan 4, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 13 februari 2001, nr. SBL 01-125;

4005

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan tennispark, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 7 december 2004, nr. ECS04-532;

4006

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan 6, vastgesteld door burgemeester en wethouders op1 maart 2005, nr. ECS 05-88;

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0003.png"

4007

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan De Hoven, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 14 maart 2006, nr. ECS 06-092;

4008

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan De Werkerhoven 95, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 17 november 2009, nr. EC0910-0100;

4011

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan Zwolse Poort, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 14 november 2006, nr. ECS 06-623, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 18 december 2006, nr. 2006/0079666;

4012

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan Havezatepark, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 17 november 2009, nr. ECS 0910-0097;

4015

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan Centrum, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 31 augustus 2004, nr. ECS 2004-346, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 12 oktober 2004, nr. RWB/2004/3231;

4017

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan schoolwoningen Schuurmeesterstraat, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 7 oktober 2003, nr. ECS 03-482/2, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 9 december 2003, nr. RWB/2003/3200;

4018

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan Woonwagenlocatie Hasselterdijk, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 11 februari 2003, nr. ECS 03-21;

4020

Bestemmingsplan Stadshagen, 1e partiële herziening, vastgesteld door de raad op 5 september 2005, nr. 126, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 18 april 2006, nr. RWB/2005/3081 en gedeeltelijk onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 14 februari 2007, nr. 200604395/1;

4021

Bestemmingsplan Stadshagen, 2e partiële herziening, vastgesteld door de raad op 2 november 2009, nr. ECS0908-0086 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 22 juli 2010, nr. 200910024/2/R3;

4025

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan Basisschool De Vlieger, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 28 mei 2002, nr. SBL 2002-2614;

4026

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, Plattenborgstraat - Oldhuisstraat, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 maart 2010, nr. OW 10030121;

4028

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan 5, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 20 december 2005, nr. ECS 05-600;

4029

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, Hagenvoordestraat - Hofstedestraat, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 november 2010, nr. EC 1002-0001;

4030

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan De Hagen, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 22 april 2003, nr. ECS 03-269;

4031

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, Waterkeringen Frankhuis, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 8 juli 2008, nr. EC0807-0005, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 2 september 2008, nr. 2008/0131722;

4032

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, Marxveldstraat – Lindenhorststraat, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 4 november 2008, nr. EC0810-0076;

4033

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, Werkeren Carré, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 28 oktober 2008, nr. EC0810-0002;

4034

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, De Hagen 2, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 17 november 2009, nr. EC0910-0101;

4035

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, De Rietkraag, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 22 april 2003, nr. ECS03-269;

4036

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, De Rietkraag, 2e uitwerking, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 7 december 2004, nr. ECS04-532;

4038

Bestemmingsplan MFC Stadshagen, vastgesteld door de raad op 14 december 2009, nr. EC0910-0066;

4045

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, deelplan Havezathenallee e.o., vastgesteld door burgemeester en wethouders op 11 januari 2011, nr. OW 1012-0263;

4046

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, Griendstraat, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 augustus 2011, nr. OW 1103-0516;

4050

Bestemmingsplan Stadshagen II, vastgesteld door de raad op 28 februari 2006, nr. 041, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 15 augustus 2006, nr. RWB/2006/978 en onherroepelijk geworden bij besluit van de Raad van State van 1 augustus 2007, nr. 200607215/1;

4052

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen II, Plattenborgstraat - Oldhuisstraat, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 maart 2010, nr. OW 10030119;

4053

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Wro Uitwerkingsplan Stadshagen, De Schatkamer, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 12 augustus 2008, nr. EC0807-0250, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 7 oktober 2008, nr. 2008/0147834;

4064

Bestemmingsplan ex artikel 3.6 Uitwerkingsplan Stadshagen II, deelplan Rhemenshuizenstraat, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 11 januari 2011, nr. OW 1012-0261.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Stadshagen I is gelegen in de polder Mastenbroek. De polder is een open, laaggelegen veenweidegebied. Oorspronkelijk overstroomde dit gebied regelmatig. Alleen Frankhuis behoorde tot de hoger gelegen gronden aan de rand van dit gebied. Op de hoger gelegen rand van het rivierenlandschap lag westelijk van Frankhuis het kasteel van Voorst.
Bebouwing en bewoning vond in de middeleeuwen in eerste instantie alleen plaats op de hogere delen van de oeverwallen langs de IJssel en het Zwarte Water. Bij het in gebruik nemen en de ontginning van het gebied speelde het kasteel van Voorst een belangrijke rol. Van hieruit is waarschijnlijk ook de buurtschap Werkeren gesticht. In 1364 vond een verdeling van de gronden in de polder Mastenbroek plaats, hetgeen het begin van de ontginning vormde. De verdeling vond plaats volgens een regelmatig grondplan, waarvan de basis wordt gevormd door het assenkruis van de Oude Wetering en de Hasseltersteeg. Met de aanleg van een ringdijk in 1390 kreeg het gebied het karakter van een zomerpolder. De dijk had een tweeledig doel: 's winters het binnen houden van het water, zodat slib kon bezinken om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden en 's zomers het buiten houden van het water, zodat de weiden en hooilanden niet konden overstromen. Voor de lozing van het water werd gebruik gemaakt van zijlen, waar het water bij lage buiten waterstanden (eb) geloosd kon worden. Er vestigden zich nu ook meer naar het centrum boerderijen op huisterpen. Deze terpen die 2 tot 3 meter hoog waren, dienden waarschijnlijk vooral als bescherming tegen de interne wateroverlast. Eerst in 1865 werden de dijken volledig gesloten en op zeedijkhoogte gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0004.png"

Kaart 4: kopie uit de historische atlas van de situatie rond 1917.

De hoofdstructuur van weteringen en stegen, waarvoor in 1364 de basis werd gelegd, is tot op heden bewaard gebleven. Alleen de aanleg van de spoorlijn naar Kampen vormde hierop een inbreuk.
Het gebied had tot 1996 nog grotendeels een agrarisch karakter. Alleen aan de rand in de buurtschap Frankhuis bevonden zich toen een aantal woningen en bedrijven, een woonwagenkamp en een woonschepenhaven.

In heel Nederland hebben gemeenten de afgelopen jaren plannen gemaakt voor nieuwe stedelijke uitbreidingen op de zogenaamde VINEX-locaties. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) heeft eind 1993 in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) deze locaties aangewezen als gewenste uitbreidingslocaties van de steden. VINEX is een reactie op de ontwikkeling van vroeger, die zich kenmerkt door versnippering van nieuwbouw. Stadshagen is ook zo'n VINEX-locatie die moet bijdragen aan de 'compacte stad' . Dit stadsdeel wordt in twee fasen gebouwd. In 1996 is gestart met de bouw van de eerste woningen in Stadshagen I. Dit eerste deel van Stadshagen omvat nu 7.500 woningen. De tweede fase, Stadshagen II wordt inmiddels op basis van een nieuw globaal bestemmingsplan ontwikkeld. Vanaf 2006 worden in Stadshagen II 4.000 woningen gerealiseerd.

2.2 Bestaande Situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.2.1 Archeologische structuur

Inleiding

In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.

Bestemmingsplannen en archeologische waarden

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.

Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.

Een 0% gebied is archeologisch leeg. Deze leegte kan gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek dan wel op secundaire analyses. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden in deze gebieden vanuit een archeologisch oogpunt.
Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden. Stoot de 'verstoorder' onverhoopt toch op archeologisch belangrijke zaken, dan is dat jammer. Zijn bouwwerkzaamheden worden niet vertraagd, tenzij een en ander van landelijk belang is en werkzaamheden stop gezet moeten worden. Maar dan moet de 'verstoorder' volledig schadeloos gesteld worden.
Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.
Het verschil tussen een 90% en een 100% gebied is gering. Van een 100% gebied is het 100% zeker bekend dat er belangrijke archeologische waarden liggen, omdat het 'gezien' is. Van een 90% gebied is het bijna zeker bekend, omdat bijvoorbeeld het gebied er naast 'gezien' is. Onder 'gezien' wordt verstaan dat er opgegraven is of dat er via de kadastrale kaarten een bouwwerk gelokaliseerd kan worden of dat het tussen of aansluitend aan opgegraven sites ligt.

De gebiedsbeschrijvingen

Voor beide gebieden geldt dat er een volwaardige opgraving verricht zal moeten worden volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.
Over het algemeen geldt dat onder bodemverstoringen in de binnenstad ingrepen 20 centimeter onder het bestaande maaiveld moeten worden verstaan. De ervaring heeft geleerd dat vaak tot het oorspronkelijk maaiveld is gesloopt, waarna men er een dun laagje zand op heeft gelegd waarop de huidige bestrating ligt.

Voor de buitengebieden gelden andere maatstaven die van geval tot geval bekeken moeten worden. Zo kan bijvoorbeeld langs de Heinoseweg rondom restaurant 'de Mol' het bodemarchief direct onder de graszoden liggen, terwijl in Ittersumerbroek de sporen afgedekt zijn door een kleilaag met daarop overstromingszand, waardoor de sporen wel 80 centimeter onder het maaiveld liggen.
Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal derhalve van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0.5 meter.

De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was.
Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.

Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen.
De nummering en begrenzing van de gebiedsbeschrijvingen is gekoppeld aan de Archeologische Waarderingskaart Zwolle.
De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart 5. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0005.png"

89
Wijk: Frankhuis / Voorst C
Waardering: 50%

Dit deel van Frankhuis ligt op een dekzandhoogte die zich uitstrekt van de Kamperpoort tot aan de Konijnebelten. De dekzandhoogte is later doorgraven door het Zwolle-IJsselkanaal in de jaren 60.
Het gebied ligt aan de overzijde van het Zwolle-IJsselkanaal en bestaat uit een deel van de Hasselterdijk en de Frankhuisweg. Het gebied werd ook wel het Tweede Frankhuis genoemd.
De hele buurtschap Frankhuis telde in 1843 41 huizen, waarvan er 17 op het grondgebied van Zwollerkerspel lagen. De naam 'Vranchuys' komt voor het eerst voor in de wijdingsbrief van de Heilige Kruiskapel van het Buitengasthuis in 1379. Al vroeg wordt in Frankhuis een herberg genoemd. Ook in de twist tussen Zwolle en Kampen in de periode 1520-1528 wordt Frankhuis meerdere malen genoemd.
Aan de Frankhuisweg ligt de buitenplaats het Bildt die rond 1900 in bezit was van W.H. Visscher. Het Bildt is van 1848, heeft een rechthoekige plattegrond en is in neoclassicistische stijl gebouwd. Het huis telt twee verdiepingen en een ingang die geflankeerd wordt door pilasters. Boven de ingang bevindt zich een zogenaamd Frans balkon. Bij dit buiten lag een weg die liep naar de plaats van het Huis Voorst. Tegenover de Bildt is op de oudste kadastrale minuut uit 1832 een boerderij te zien die de naam de Schoemaker droeg. Deze boerderij is samen met de Bildt nog steeds aanwezig.
Op de hoek van de Frankhuisweg en de Hasselterdijk staat een aantal typerende dijkhuisjes. In een van deze huisjes heeft rond 1900 de wagenmakerij van Jan Dragt gezeten.
In het gebied kunnen de restanten van Middeleeuwse en Laat Middeleeuwse bewoning bewaard zijn gebleven. Verder is het niet uit te sluiten dat ook archeologische sporen uit de prehistorie aanwezig zijn.

90
Wijk: Stadshagen
Waardering:100 %

De havezate Werkeren is compleet opgegraven in de jaren 2001 en 2002. Het muurwerk is intact onder de grond bewaard gebleven. Het geheel omgrachte terrein bestond uit een hoofdburcht en een voorburcht. Tussen hoofdburcht en gracht aan de westzijde heeft in de 17de en 18de eeuw een tuin gelegen. Hoofd- en voorburcht waren eveneens door een gracht gescheiden waaruit erg veel vondstmateriaal kwam.
De oudste fase van de havezate bestond uit een zaalburcht met een afzonderlijk poortgebouw. Deze gebouwen moeten zeer waarschijnlijk in de 14de eeuw gedateerd worden, waarbij het jaartal 1363 het meest voor de hand ligt omdat toen een begin gemaakt werd met het inmeten en verdelen van de Mastenbroekerpolder. De havezate Werkeren lag op een strategisch punt, aan het begin van de polder. Traditioneel geldt Johan van Ittersum in 1440 als bouwheer, maar het lijkt er veeleer op dat hij een belangrijke verbouwing heeft doen plaats vinden. De oudere zaalburcht stond niet met de muren in de gracht, de onder Van Ittersum tot een L-vorm uitgegroeide havezathe wel. De havezathe kwam via overerving in handen van het geslacht Bentinck. Onder de Bentincks kende de havezathe in de 17de en begin 18de eeuw een bloeitijd, die onder andere tot uitdrukking komt in de vele prachtige terra cotta tuinvazen en het vele bijzondere glaswerk. De voorburcht heeft waarschijnlijk twee bouwhuizen gekend. Na de afbraak in 1800 kwam er een boerderij te staan op de voorburcht, een zogenaamd hallenhuis. Deze boerderij kent vijf bouwfasen en werd na een brand in 2001 gesloopt.
Schoenmaker heeft in circa 1730 een aquarel gemaakt van de havezate. Op de kaart van 1781 van H. van Hooff is duidelijk de tuinaanleg te zien. De kadastrale minuut van 1812 laat echter niets meer van de oorspronkelijke kasteel- en grachtenindeling zien. Het terrein is volledig herverkaveld ten gunste van het nieuwe boerenbedrijf in die tijd.
Tegenwoordig heeft het complex een beschermde status. De grachten zijn weer uitgegraven en van stenen keermuren voorzien. Op het hoofdterrein is een kunstwerk aangelegd waarin de geschiedenis van het terrein in beeld gebracht wordt.

91
Wijk: Stadshagen
Waardering: 90%

Op deze locatie staat tegenwoordig nog een boerderij. Op de boerderij, die op de oudste kadastrale minuut uit 1832 ook met de naam Arends voorkomt, heeft de familie Reuvekamp gezeten. Deze familie komt van oorsprong van het erf 'de Reuvekamp' in Dieze. Johanna Rankenberg, dochter van Antonius Rankenberg en Maria van Dam, trouwde met Jan Reuvekamp. Deze stierf in 1868.
Het huis is tegenwoordig in bezit van de familie Reuvekamp-Schutte. De boerderij wordt al in 1819 genoemd en heeft waarschijnlijk een veel oudere bouwdatum. In de bronnen is het huis bekend als de Stokkebrand. Het heeft vanouds onderdeel uitgemaakt van de havezate Werkeren en deed dienst als tuinmanswoning.

329
Wijk: Frankhuis
Waardering: 100 %

In dit gebied ligt het sluizencomplex het Rademakerszijl. In 1363 wordt al melding gemaakt van een sluis op deze plek. De huidige sluis is in 1783 gebouwd.

2.2.2 Cultuurhistorische structuur

Voor de gebieden langs het Zwarte Water met inbegrip van Oud Frankhuis is in juni 2010 een cultuurhistorische analyse opgesteld. De analyse is met de bijbehorende waardenkaarten aan de toelichting toegevoegd als:

Het rapport behandelt beide zijden van het Zwarte Water vanaf de binnenstad tot aan de Mastenbroekerbrug. De waardenkaarten noord en zuid zijn een vergroting van in het plangebied van Stadshagen I gelegen delen van de waardenkaart in Bijlage 3, welke het totale onderzoeksgebied weergeeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0006.png"

De in het rapport gepresenteerde analyse diende onder andere als geactualiseerde input voor het nieuwe bestemmingsplan Stadshagen I. Hierbij diende de vraag beantwoord te worden of er een planologisch conserverend beschermingsregime moest worden opgesteld, waarin de cultuurhistorische kwaliteit van het gebied wordt gezekerd. Met name is onderzoek verricht naar de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, maar ook andere aspecten zoals de historisch-ruimtelijke structuren zijn geanalyseerd en gewaardeerd.

De volgende onderdelen kwamen in de analyse aan de orde:

  • beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkelingen van het Zwarte Water in hoofdlijnen;
  • beschrijving en overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (structuren, objecten);
  • kwalificatie van de cultuurhistorische kwaliteit van alle aanwezige bebouwing (indifferent, attentiewaarde, waardevol, zeer waardevol);
  • duiding van de cultuurhistorische waarden, in woord en beeld (cultuurhistorische kaart);
  • aanbevelingen tot behoud en versterking van de aspecten met een hoge cultuurhistorische waarde;
  • een kansenverkenning van een aantal cultuurhistorische plannen rondom een achttal 'parels' in het onderzoeksgebied, waarvan de schutsluis Rademakerszijl en het park Oud Frankhuis gelegen zijn in het plangebied van Stadshagen I;
  • historisch kaart- en beeldmateriaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0007.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0008.png"

luchtfoto van het Rademakerszijl luchtfoto van Oud Frankhuis

Aan de 'parels' wordt in deze analyse een ereplaats toebedeeld. Ze zijn onderdeel van één van de hoofdthema's uit de geschiedenis van het Zwarte Water. Een rijke geschiedenis van landschapsvorming, waterbeheersing, landbouw- en veeteelt, handel, industrie- en bedrijvigheid, wonen en recreatie.
De cultuurhistorische thema's zijn:

  1. 1. Strijd met het water: dreiging en bedwinging;
  2. 2. Het succes van het Zwarte Water: scheepvaartverbinding van belang;
  3. 3. Werken langs het water: handel en nijverheid;
  4. 4. Heren aan het water: landgoederen en buitenplaatsen;
  5. 5. Boeren aan het water: het agrarische achterland;
  6. 6. Plezier aan het water: recreatie en verpozing;
  7. 7. Grootschalige veranderingen in het gebied.

Aanbevelingen voor zover van toepassing op het plangebied van Stadshagen I:

In het onderzoek werden de volgende aanbevelingen gedaan om de cultuurhistorische waarden te behouden en te versterken:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0009.png"

Karakteristiek gebied

  • de diversiteit in de cultuurhistorische, ruimtelijke en functionele aspecten en de verschillende tijdslagen als een kwaliteit beschouwen; dit gegeven illustreert de dynamiek van het gebied door de eeuwen heen;
  • In het algemeen wordt behoud van de historische hoofdstructuur, de karakteristieke bebouwing en de karakteristieke groenelementen aanbevolen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0010.png"

Hoofdstructuren

  • behoud en versterking van het historische karakter van het Zwarte Water met zijn gelaagde historie, een levendige mix van oud en nieuw, en tegelijk een constante in het steeds veranderende Zwolse stadsgebied;
  • waarborgen van de boeiende zichtlijnen door het gehele gebied: vanaf de dijken over rivier en aanpalende wijken, vanaf de bruggen over het water; zichtlijnen over het water richting binnenstad;
  • behoud historische rivierdijken met specifiek reliëf en bebouwingstypologie;
  • behoud van de functionele afwisseling van woon- en werkgebieden langs het Zwarte Water; hierin de verschillende tijdslagen laten zien in de manier waarop water en stad op elkaar reageren;
  • behoud van de kolken en kolkrestanten langs de dijken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0011.png"

Bebouwing/objecten

  • beschermen van de objecten en complexen die van 'zeer hoge cultuurhistorische waarde' zijn;
  • zoveel mogelijk behoud en herstel van de bebouwing met (zeer) hoge cultuurhistorische waarde;
  • instandhouding/aanpassing van de overige, binnen de context passende bebouwing volgens de reguliere welstandstoetsing (attentiewaarde);
  • handhaven van de bestaande schaal van de bebouwing langs de dijklinten en deze als uitgangspunt nemen bij nieuwe ontwikkelingen;
  • aanhouden van huidig traditioneel en gevarieerd bebouwingbeeld in Frankhuis: diverse dijkwoningtypen, hellende dakvormen, traditioneel materiaalgebruik (baksteen, hout, pleisterwerk, keramische dakpannen), gevelindelingen met overwegend verticaal karakter;
  • beter zichtbaar maken van de historische boerderij Biltweg 2, die ondanks de prominente ligging door het dichte groen nauwelijks beleefbaar is;
  • zie verder de 'parels'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0012.png"

Rooilijnen, erfafscheidingen, groen

  • handhaven van historische rooilijnen en erfafscheidingen;
  • handhaven van als waardevol gekenschetste groenelementen (hagen, leilinden, solitairen, tuinen en boomgroepen);
  • instandhouding en herstel van de zeer waardevolle landschapstuin van buitenplaats Het Bildt, inclusief de daarin gelegen restanten van de oude doorbraakkolk;
  • instandhouding van de relicten van het open weidenlandschap met sloten, ten noorden van de Frankhuisweg, en ten zuiden en zuidoosten van de Frankhuisweg;
  • handhaven/versterken van relicten van het weidelandschap langs het wijkdeel Schoonhorst;
  • handhaven van rijk begroeide tuinen en weitjes met hagen en wilgen bij bebouwing langs de Hasselterdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0013.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0014.png"

De parels van het Zwarte Water, een kansenverkenning:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0015.png"

Kenmerken:

Het Rademakerszijl (of Rademakers Schutsluis) vormt de schakel tussen de Oude Wetering en het Zwarte Water. De Oude Wetering is de historische ontginningsas van de polder Mastenbroek (1364). De schutsluis aan de Hasselterdijk dateert in de huidige gedaante grotendeels uit de 18e eeuw en is in 2001 gerestaureerd. De schutsluis is een gemeentelijk beschermd monument. Rondom de sluis ligt een aantal objecten en structuren, die nog niet zijn hersteld, maar alles in zich hebben om na herstel/reconstructie een belangrijke bijdrage te leveren aan het begrip en de belevingswaarde van het historische ensemble. Daarnaast kan de omgeving van de sluis een rol spelen in de verbetering van de fiets- en wandelroutes in het gebied.

Aanbevelingen:

  • Zoeken naar een passender vormgeving van brugdek, brugleuningen, straatverlichting en dergelijke rondom het Rademakerszijl. Thans vormen deze elementen een wat rommelige entourage, waarin iedere ontwerpkwaliteit ontbreekt;
  • De Oude Wetering had bij het Rademakerszijl oorspronkelijk veel meer het karakter van een goed onderhouden vaart met kades en jaagpad. Dit karakter mag wel versterk worden, waardoor de wetering als bevaarbare trekvaart weer gaat spreken;
  • Herstel van het jaagpad langs de zuid- of eventueel de noordzijde van de vaart; dit pad een nieuwe functie geven als verbinding voor fietsers en wandelaars van en naar Stadshagen; leg verbindingen met het te reconstrueren jaagpad langs het Zwarte Water;
  • Reconstructie van de kolk, die ten zuidwesten van het Rademakerszijl lag;
  • Deze locatie is een echt cultuurhistorisch knooppunt: allerlei structuren en verhalen komen hier samen of kruisen elkaar: het Zwarte Water, de rivierdijk, de Oude Wetering, de scheepvaart over rivier en wetering met de jaagpaden in noordelijke, zuidelijke en westelijke richting, het vervoer over de rivierdijk, het wonen met droge voeten aan de dijk, de waterbeheersing (sluis) en de watersnood (kolk). Vlakbij ligt nog het voormalige tolhuis aan de Hasselterdijk en ook zijn er nog restanten van het agrarische verleden van het gebied. Kortom, een prachtige plek om de boeiende geschiedenis van dit gebied te beleven en te verbeelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0017.png"

Kenmerken:

In Frankhuis wordt een nieuw openbaar park gerealiseerd dat onder meer ten dienste staat van de bewoners van de Vinex-wijk Stadshagen (groen uitloopgebied). Het park houdt tevens dit nieuwe stadsgebied op afstand van de oude dijknederzetting Frankhuis, dat zo zijn groene, landelijke en historische karakter kan bewaren. Met de aanleg van het park wordt ook de historische tuin van Huize Het Bildt hersteld, in combinatie met het terugbrengen van de oude doorbraakkolken aan weerszijden van de Frankhuisweg, oorspronkelijk een polderdijk van de polder Mastenbroek. De weilanden ten noorden van de dijk worden in de parkaanleg opgenomen. Het herstel en de versterking van de cultuurhistorische kwaliteit kan hier prima samengaan met het invoegen van groen en nieuwe functies en komt ten goede aan de historische buurtschap Frankhuis. Er ligt een kans om de huidige verrommeling een halt toe te roepen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0018.png"

tuinen en erven langs de Hasselterdijk

Aanbevelingen:

  • Sluit in de parkaanleg bij Frankhuis aan op de historische context en de karakteristiek van het oorspronkelijke gebruik; dat betekent het inpassen van de oorspronkelijke weilanden, de restanten van de oude verkavelingssporen en sloten; daarnaast het toepassen van voor het gebied typerende beplanting; zoveel mogelijk behoud van de bestaande karakteristieke beplanting;
  • Laat de landhuistuin van het Bildt zich duidelijk onderscheiden van de rest van de parkaanleg; te reconstrueren kolk en tuinaanleg volgens principes van de landschapstuin; laat in het ontwerp zien, dat landhuis en tuin een visuele en historische eenheid vormen, met een eigen sfeer die zich onderscheidt van het cultuurlandschap ten noorden van de dijk;
  • Geef de polder- en rivierdijken een duidelijk structurerende betekenis in het plan, zij vormen van basisstructuur van het huidige landschap.

Waardering:

Het rapport sluit af met een lijst van alle bebouwing langs het Zwarte Water, waarin een waardering van deze bebouwing is opgenomen. De waardering is onderverdeeld in de waarden:

  • zeer hoge cultuurhistorische waarde; behoud en bescherming wenselijk;
  • hoge cultuurhistorische waarde; behoud en bescherming te overwegen;
  • attentiewaarde; behoud mogelijk maar niet noodzakelijk;
  • indifferente waarde; behoud mogelijk maar niet noodzakelijk.

Deze waardering is in het rapport verder omschreven in paragraaf 4.3 Historische bouwkunde.
De waardering is ook aangegeven op de bij het rapport behorende waardenkaarten.

2.2.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven. Begonnen wordt met een algemene beschrijving van de karakteristiek van de nieuwe wijk per buurt.Vervolgens wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied verder specifiek omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing
Hierna volgt een kaart van het ruimtelijk beeld van Stadshagen I en van het eerste gedeelte van Stadshagen II:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0019.png"

2.2.4 Functionele structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het wonen, de centrumvoorzieningen, de sport- en recreatieve voorzieningen, de overige maatschappelijke voorzieningen en de economische voorzieningen.

Hierna volgt de voorzieningenkaart van Stadshagen d.d. mei 2010:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0048.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Vaak wordt gedacht dat in een 'ideale situatie' al het relevante beleid vastligt voor alle aspecten die in een bestemmingsplan worden geregeld. In zo'n situatie is ook iedere afweging van (tegenstrijdige) belangen te baseren op afgerond onderzoek en het vastgestelde beleid.

Het opstellen van een bestemmingsplan bestaat in deze situatie uit het projecteren van de 'eindbeelden' aan het eind van de planperiode van tien jaar, waarbij het plan volledig wordt gebaseerd op vastgesteld beleid. De kans is echter groot dat hiermee uiteindelijk een te star plan ontstaat, dat in korte tijd achterhaald zal blijken te zijn.

Overigens zal de 'ideale situatie' zich in de praktijk niet snel voordoen. Het is namelijk uitgesloten dat alle relevante beleidslijnen zijn vastgelegd op het moment dat een bestemmingsplan wordt opgesteld. Het ontwikkelen van beleid is, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, een continu proces.

Het bestemmingsplan hoeft zich echter niet te beperken tot het projecteren van 'eindbeelden'. Door gebruik te maken van diverse planfiguren zoals een wijzigings- of uitwerkingbevoegdheid, afwijkingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen kan het bestemmingsplan een instrument zijn waarmee (maatschappelijke) ontwikkelingen worden begeleid of in de gewenste richting worden gestuurd.

Dit plan is gebaseerd op het beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken

(zie Bijlage 1 Overzicht beleidsnota's).

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Op rijksniveau is de Nota Ruimte het belangrijkste ruimtelijke beleidskader. In deze nota zijn de hoofdlijnen voor het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd. De Nota Ruimte bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied.

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.

In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.

Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de omgevingsvisie voor het overgrote deel aangeduid als 'woonwijk'. De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijk, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.
De spoorlijn naar Kampen is aangeduid als 'spoor' met een aanduiding 'stationsgebied' voor 2 haltes bij Stadshagen.
Het Zwarte Water wordt aangeduid als vaarweg. Het gebied tussen de woonbebouwing en het Zwarte Water is samen met de strook van het Twistvlietpark tot aan het wijkcentrum aangeduid als mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren met het accent op een veelzijdige gebruiksruimte en tevens aangeduid als stadsrandgebied, waar bijzondere gebiedscondities benut kunnen worden.
De Milligerplas is aangeduid als landbouwontwikkelingsgebied met het accent op productie en eveneens als stadsrandgebied, waar bijzondere gebiedscondities benut kunnen worden. Op de functiekaart water is de de plas tevens aangeduid als 'plassen en meren'.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

Op de structuurplankaart is het plangebied voor het overgrote deel aangeduid als 'groenstedelijk woongebied'. Het woongebied heeft een woonmilieu dat wordt omschreven als een woongebied met laagbouwwoningen in de vorm van rijtjeshuizen met een tuin. Een beperkt gedeelte is gestapeld. (bruto dichtheid 20-30 woningen per hectare). In de woonomgeving, zoals woonerven, zijn veel groene plekken en speelvoorzieningen. Er is weinig functiemenging. De sociale basisvoorzieningen zoals primair onderwijs, kinderopvang, sport eerstelijns gezondheidszorg en ouderenzorg zijn aanwezig. Er staan vooral koopwoningen.
De spoorlijn naar Kampen is aangeduid als 'spoorlijn' met een aanduiding 'station nieuw' voor een halte bij Stadshagen. Vanaf de nieuwe halte en vanuit Voorst A zijn fietsroutes naar de wijk aangegeven.
Het Zwarte Water wordt aangeduid als water. Het gebied tussen de woonbebouwing en het Zwarte Water is samen met de strook van het Twistvlietpark tot aan het wijkcentrum aangeduid als 'structuurgroen'. De woonschepenhaven staat als water aangeduid.
Zones langs de hoofdwegen en de Oude Wetering zijn ook als 'structuurgroen' aangegeven.
Het wijkcentrum is aangeduid als 'hoofdcentrum' en de Milligerplas is aangeduid als 'dagrecreatief centrum'. De rand om de plas behoort tot het 'structuurgroen'.

Verder voorziet het structuurplan voor de komende periode (tot 2020) geen ontwikkelingen die zullen leiden tot grote veranderingen van het bestaande plangebied. De gemeentelijke opgave ligt dan ook met name op het beheer van het gebied. Een belangrijk onderdeel van dit beheer is gericht op het bewaken van de bestaande ruimtelijke kwaliteit.
Om die reden zijn in dit bestemmingsplan geen structurele veranderingen opgenomen. Het plan heeft een conserverend karakter en is in eerste instantie gericht op planologisch beheer. Daarbij worden de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten zo objectief mogelijk vastgelegd, zowel kwalitatief als kwantitatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0051.png"

Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor Stadshagen I, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.

Gebiedsgericht welstandsbeleid

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0052.png"

Voor Stadshagen is in de welstandsnota gebiedsbeschrijving nummer 7 van toepassing. Daarin is de stedenbouwkundige opzet van deze wijk beschreven. Voor de gebiedsbeschrijving wordt in deze toelichting verwezen naar paragraaf 2.2.3.5 Bebouwingsstructuur.

Beleidskeuzes

Op grond van de gebiedsomschrijving wordt tot de volgende beleidskeuzes gekomen:

waardering

De woonwijk Stadshagen wordt in hoge mate gewaardeerd door de integrale stedenbouwkundige opzet, die volledig aansluit bij de de hedendaagse woonwensen. Veelal ruime eengezinshuizen met grote tuinen, goede ontsluiting voor de auto en samenhangende woonbuurten.

dynamiek

Bij diverse woningtypen zijn mogelijke uitbreidingen als optie op voorhand aangegeven om de samenhang te kunnen handhaven.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing voor bestaande bouw is regulier. Voor de nieuwbouw in de nog uit te leggen deelgebieden worden bij de uitwerkingsplannen aanvullende beeldkwaliteitseisen gesteld.
  • Respecteren van de ruimtelijke samenhang van de wijk met het omliggende landschap.
  • Behouden en versterken van de onderscheidende kenmerken van de diverse zones.
  • Respecteren van de stedenbouwkundige en architectonische samenhang in de wijk. De stedenbouwkundige structuur vormt de basis voor ruimtelijke accenten.
  • Respecteren van het architectonische concept door aan te sluiten bij de vorm en het kleur- en materiaalgebruik van de woningen.
  • Respecteren van de typerende samenhang tussen de bebouwing en de openbare ruimte.

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan zijn de volgende criteria van belang:

Plaatsing

  • Bij nieuwbouw zijn de perceellering, positie en oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving richtinggevend.
  • Bestaande verspringingen in de rooilijn zijn richtinggevend.
  • Waar zijgevels zich oriënteren op de openbare ruimte moet dat in de architectuur tot uiting komen.
  • De entreezijde van de woning is herkenbaar vormgegeven.

Massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is het uitgangspunt bij het uitbreiden of vervangen van de bebouwing.
  • Bij wijziging van de kapvorm de samenhang binnen de betreffende cluster van woningen bewaren.
  • In het bouwwerk moet samenhang bestaan tussen de samenstellende delen van het bouwwerk.
  • Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • Bij verbouw en renovatie is de oorspronkelijke gevelopbouw het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw zijn de stijlkenmerken, het materiaal en het kleurgebruik van bebouwing in de omgeving het uitgangspunt.
  • Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.

Detaillering, kleur en materiaal

  • Bij verbouw of renovatie krijgt de detaillering eenzelfde mate van aandacht als bij bestaande architectuur.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijke materiaalgebruik uitgangspunt.

Erfafscheidingen

  • Gebouwde erfafscheidingen respecteren de relatie met de openbare ruimte.

3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid

Cultuurhistorie / monumentenzorg

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Archeologie

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

3.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle luidt daarom als volgt:

De kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

Kamperlijn

In 2009 maakten de provincie Overijssel, de gemeenten Zwolle en Kampen en Prorail bekend dat er in 2012 een elektrische regiotram zal rijden op de Kamperlijn.Er zal om het kwartier een tram gaan rijden tussen Zwolle en Kampen die stopt bij de nieuw te openen haltes Voorsterpoort, Stadshagen, Werkeren en Kampen Oost. Door de vertramming van de Kamperlijn wordt de keten fiets-openbaar vervoer verbeterd.

Zie kaart 7 ontsluiting voor het openbaar vervoer in paragraaf 2.2.3.2 Verkeersstructuur.

3.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart 9 Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen).

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.

Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en / of recreatief gebruik.

3.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en de toekomstige EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Nationaal Waterplan

In het ontwerp Nationaal Waterplan kondigt het kabinet aan in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te willen nemen. Met een aangepast peilbeheer wil het kabinet de zoetwatervoorraad vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt.
In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn.
De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het plangebied en de waterveiligheid. Daarom worden in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen opgestart om de besluitvorming gedegen voor te bereiden.

Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, Provincies en Waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld.
De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en een omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk en milieubeleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet. en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regel stellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

3.7 Volkshuisvestingsbeleid

Algemeen

Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid is er op gericht voldoende huisvestingsmogelijkheid te bieden voor hen die in Zwolle willen wonen. De blik is daarbij niet alleen gericht op uitbreiding van het aantal woningen in de uitleggebieden maar zeker ook op de bestaande stad. Het streven is gevarieerde woonmilieus te realiseren: van centrumstedelijk tot dorps.

Komende ontwikkelingen in Stadshagen

In het meest westelijk deel van het plangebied (Werkeren) is de woningbouw nog niet voltooid. Langs de spoorlijn Zwolle-Kampen moeten nog twee woonwagenstandplaatslocaties gerealiseerd worden (W6 en W7).

Het gebied 'Carré' is nog hoofdzakelijk onbebouwd. In totaliteit gaat het hier om ruim 200 woningen, waarvan er thans 50 in aanbouw of gereed zijn.

Het deelgebied De Hagen is bestemd voor vrijstaande woningen in particulier opdrachtgeverschap. De eerste fase is gereed. De tweede fase van 40 kavels is deels in uitvoering.

Het deelgebied De Hoven is zo goed als gereed. Alleen het appartementenproject Parkzicht moet nog (her-)ontwikkeld worden. Het zelfde geldt voor de noordoosthoek van het deelgebied Rietkraag, waar nog een locatie (voorheen Tamarinde) op (her-)ontwikkeling wacht.

Van het programma voor Frankhuis (buiten het plangebied) liggen twee kavels voor vrijstaande woningen nog net binnen het plangebied.

Aan de Klokkengieterlaan zijn plannen in ontwikkeling voor een zestal woonwerkwoningen en een gebouw voor begeleid wonen van de Van den Bentstichting.

Rond de Oude Wetering zijn de geplande woonterpen met vrijstaande woningen grotendeels gerealiseerd, met uitzondering van de zogeheten terp 5 en twee kavels naast het KPN-schakelstation.

De ontwikkeling van drijvende woonvormen in het water nabij de Elzenmos gaat niet door.

Voor de ontwikkeling van 15 woonschepen cq luxe waterwoningen in de Milligerplas hebben burgemeester en wethouders in februari 2006 een startnotitie vastgesteld.

Ligplaatsenverordening woonschepen

Het doel van deze verordening die in 2005 door de raad is vastgesteld is te regelen waar en onder welke voorwaarden ligplaatsen kunnen worden ingenomen en regels te stellen in het belang van de veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid. Bij het aanwijzen van acceptabele ligplaatsen gaat het om een afweging van planologische en nautische belangen. Voor het Zwarte Water zal tevens toestemming van Rijkswaterstaat verkregen moeten worden voordat een ligplaats kan worden aangewezen.
De acceptabele ligplaatsen zijn door de gemeenteraad vastgelegd op de zogenaamde ligplaatsenkaart die als bijlage deel uitmaakt van de verordening.

3.8 Sportbeleid

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze nota bevat de beleidsdoelstellingen en ambities voor de sport in Zwolle op het gebied van breedtesport, topsport en sportaccommodaties. De sportnota is nog dusdanig actueel dat deze ook voor de komende collegeperiode als het geldende sportbeleid geldt. Als uitvloeisel van het sportbeleid is eind 2009 het Masterplan Sportaccommodaties door de raad vastgesteld. Deze bevat het actuele sportaccommodatiebeleid. Het masterplan schetst de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020.

3.9 Recreatiebeleid

Algemeen

Het gemeentelijke beleid voor speelvoorzieningen is in juli 2000 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beleid is neergelegd in de nota ' Speelruimte in Zwolle'.
Het doel van de nota is het vastleggen van het belang van spelen voor de jeugd en de wijk, het formuleren van normen en criteria voor spel, sport en ontmoetingsruimten en het geven van een plan voor een wijkgerichte aanpak. Speelruimte is van belang voor de ontwikkeling van kinderen, sociale contacten en brengt levendigheid in de wijk. Bij de uitwerking van het openbaar gebied in inrichtingsplannen dienen de normen en criteria, zoals deze zijn verwoord in de nota als doelstelling gehanteerd te worden. De behoefte aan ruimte is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Ook de actieradius neemt toe naarmate kinderen ouder worden. De speelplekken moeten goed en veilig bereikbaar zijn en bij voorkeur centraal in de wijk te liggen. De inrichting moet afgestemd worden op de verschillende leeftijdscategorieën.

Stadshagen

Het groengebied van Frankhuis is in ontwikkeling. In de plannen zitten in ieder geval wandelpaden en speelmogelijkheden waaronder een trapveld.

3.10 Beleid Overige Maatschappelijke Voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Het in stand houden van een accommodatie is nadrukkelijk nooit een doel op zich, maar één van de middelen waarmee de gemeente activiteiten faciliteert die substantieel bijdragen aan bijvoorbeeld de sociale samenhang en leefbaarheid in een wijk.

De gemeente probeert om meer aansluiting te zoeken bij trends en majeure bewegingen in het veld. Omdat deze bewegingen niet alleen vanuit de gemeente, maar ook vanuit het maatschappelijk veld worden gevoed, blijken ze veel sterker en veel meer tot resultaat te leiden. Dit sluit aan bij de wens om vanuit de gemeente vooral de regierol te vervullen op sociaal terrein. Voorbeelden van deze bewegingen in het veld zijn de Brede School, de Woonzorgzones en ook de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Deze ontwikkelingen nemen een steeds dominantere plaats in als het gaat om het versterken van de sociale cohesie, het vergroten van de leefbaarheid en de revitalisering van wijken. Initiatieven vanuit het veld en de gemeente hebben ertoe geleid dat voorzieningenclusters zijn ontstaan, afgestemd op de behoeften in de wijken.

Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

3.11 Economisch Beleid

Beroep aan huis wordt toegestaan.

De bestaande bedrijvigheid in Frankhuis kan worden voortgezet.

3.12 Detailhandelsbeleid

Kadernota detailhandel 2003

De Kadernota Detailhandel Zwolle geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2013. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad op 16 juni 2003.

Het beleid is de bestaande balans van goed functionerende centra dichtbij de consument, zoals het winkelcentrum van Stadshagen, voort te zetten. Doel is de kwaliteit en compleetheid (qua branches) van de winkels op peil te houden. Dit geldt ook voor aanverwante functies, de openbare ruimte, de bereikbaarheid en het parkeren.

Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle'

Na de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan is op 2 april 2012 de Kadernota detailhandel 2012-2020 'Top Winkelstad Zwolle'door de gemeenteraad vastgesteld. Daarbij is een amendement over gedoseerde groei van het winkelcentrum Stadshagen aangenomen.

Daarbij is het volgende door de gemeenteraad overwogen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0053.png"

De gemeenteraad was van mening dat:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0054.png"

De gemeenteraad besloot de Kadernota als volgt gewijzigd vast te stellen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0055.png"

3.13 Horecabeleid

In Zwolle is uitsluitend voor de binnenstad horecabeleid vastgesteld. Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht'. Dit betekent dat voor Stadshagen I geen specifiek horecabeleid is vastgesteld.

3.14 Coffeeshopbeleid

Voor coffeeshops geldt een gedoogbeleid. Dit gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops.

3.15 Prostitutiebeleid

Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.

3.16 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid reeds vastgesteld. Voor bodem zijn de gebiedsgerichte kaders nagenoeg gereed.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit is relevant voor het bestemmingsplan Stadshagen I. Dit beleid wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.

Het bestemmingsplan Stadshagen I behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'.

Gebiedstype Ambitie Grenswaarde (maximale ontheffingswaarde)
Groen stedelijk 43 dB 53 d

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het bestemmingsplan Stadshagen I behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie.
De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten.
Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies.
Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.

Duurzaam bouwen

In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).

Klimaatbeleid

Het gemeentelijk klimaatbeleid heeft betrekking op de periode 2004-2008. Naast energiebesparing is het beleid gericht op duurzame opwekking van energie. Dit impliceert dat bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen ten behoeve van stadsontwikkelingsprojecten (nieuwbouw, herstructurering, enzovoort) rekening moet worden gehouden met de toepassing van passieve en actieve zonne-energie (zongericht bouwen) en het benutten van omgevingswarmte, bijvoorbeeld koude-warmte opslag in de bodem.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen. Op kaart 11 zijn de zones voor spoorweglawaai en industrielawaai weergegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. Volgens de Wgh heeft iedere weg een geluidszone behalve de volgende wegen:

  • wegen die binnen een woonerf liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km uur geldt.

Het plangebied van Stadshagen I valt binnen de geluidszone van de volgende wegen:

  • Mastenbroekerallee;
  • Werkerlaan;
  • Havezathenallee;
  • Milligerlaan;
  • Frankhuizerallee.

Delen van het plangebied liggen tevens binnen de zone van de buiten het plangebied gelegen Hasselterweg en Stadshagenallee.
De overige wegen binnen het plangebied zijn als 30 km/uur wegen ingericht.
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en het type gebied (binnen of buiten de bebouwde kom). Alle woningen bevinden zich binnen de bebouwde kom.
Op de bovengenoemde zoneplichtige wegen gelden de volgende maximum snelheden:

  • Mastenbroekerallee 50 km/uur;
  • Werkerlaan 50 km/uur binnen bebouwde kom, 60 km/uur buiten bebouwde kom;
  • Havezathenallee 50 km/uur;
  • Milligerlaan 50 km/uur;
  • Frankhuizerallee 50 km/uur;
  • Hasselterweg 70 km/uur;
  • Stadshagenallee 70 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0056.png"

Uitgangspunt bij de vaststelling van het bestemmingsplan is dat overal in het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Dit betekent dat er maatregelen noodzakelijk kunnen zijn, hetzij aan de bron (geluidsarm asfalt, maximum snelheid), hetzij in de overdracht (afstand of wal-/schermcombinatie).

Spoorweglawaai

Op de zuidwestgrens van het plangebied ligt een gedeelte van de spoorlijn Zwolle-Kampen.Uitgangspunt bij de vaststelling van het bestemmingsplan is dat overal in het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai. Teneinde de geluidhinder van de spoorlijn zoveel mogelijk te beperken is in het plan rekening gehouden met het aanbrengen van een scherm op de spoordijk met een hoogte variërend van 1 tot 1,50 meter. Het plan biedt hiertoe de mogelijkheid

Industrielawaai

Ten zuiden van het plangebied ligt het industrieterrein Voorst. Dit industrieterrein biedt ondermeer ruimte aan zware geluidhinder veroorzakende bedrijven (milieucategorie 4 en 5, zoals gedefinieerd in de VNG –publicatie Bedrijven en Milieuzonering). Voor dit terrein is op grond van de Wet geluidhinder een zone vastgesteld, waarbuiten de geluidhinder afkomstig van het bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). De zone is op 23 april 1991 vastgesteld door gedeputeerde staten van de provincie Overijssel en op 1 juli 1991 bij Koninklijk Besluit goedgekeurd.

De in 1991 vastgestelde zone lag gedeeltelijk over Stadshagen en vormde in wezen een belemmering voor de woningbouw in de zuidoosthoek van Stadshagen.
De maatregelen uit het door gedeputeerde staten vastgestelde saneringsprogramma van 1997 zijn uitgevoerd en hebben geleid tot het kunnen terugleggen van de 50 dB(A)-contour.

In het bestemmingsplan Stadshagen, 2e partiële herziening, dat door de raad op 2 november 2009 is vastgesteld, is de grens van de geluidszone daarom teruggelegd in de richting van het industrieterrein Voorst ten einde meer ruimte te creëren voor de woningbouw van Stadshagen.

Deze teruggelegde zone is ook in het nieuwe bestemmingsplan Stadshagen I weergegeven (geluidzone 1 op kaart 11). De zonegrens vormt de toegelaten 50 dB(A) contour van het industrielawaai. Er worden in het bestemmingsplan Stadshagen I geen verdere wijzigingen meer in deze zonegrens aangebracht.

Door het terugleggen van de zonegrens zijn de mogelijkheden voor woningbouwontwikkeling in de zuidoost hoek van Stadshagen flink toegenomen binnen de randvoorwaarde dat aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt voldaan. Een beperkte locatie aan het Zwarte Water, rond de Twistvlietbrug en de Hasselterhaven, blijft echter binnen de 50 dB(A) zone gelegen.
Uit onderzoek is gebleken dat het verlenen van hogere grenswaarden voor de woningen mogelijk is, zonder dat dit ten koste gaat van geluidsruimte voor de bedrijven in Voorst.
De hogere grenswaarden tot maximaal 55 dB(A) zijn daarom verleend voor de woningen aan de Biltweg 3, aan de Frankhuisweg 3, 5, 7, 9, 11, 13, 25, 27, 29, 31, 33, 35 ,37, 39, 41, 4, 6, 8, 10, 12, 12a, 14, 14a, 16 en aan de Hasselterdijk 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30 en 31.

Ontwikkelingen binnen de geluidszones

Binnen de zones bevinden zich geluidsgevoelige functies, maar in dit nieuwe bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk (zie paragraaf 2.2.4.5 Economischevoorzieningen).

Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur. De enkele verspreid door de wijk aanwezige bedrijven hebben weinig invloed op de milieusituatie aldaar.

Verder dient in het plan rekening te worden gehouden met de op grond van de milieuvergunning geldende 50 dB(A) geluidscontour rond het 110/10 kV transformatorstation aan de Frankhuisweg. Binnen deze contour mogen geen geluidsgevoelige functies worden toegestaan (geluidzone 2 op kaart 11).

4.2.3 Luchtkwaliteit

In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020.
Gebleken is dat in het plangebied in beide jaren geen overschrijdingen en ook geen bijna-overschrijdingen van de normen voor fijn stof (PM10) en NOx voorkomen.

4.2.4 Bodemkwaliteit

Een inventarisatie is gemaakt van de locaties met ernstige bodemverontreinigingen, maar ook van de verdachte locaties. Dit zijn locaties waar een verdenking van bodemverontreiniging bestaat op grond van de activiteiten in het verleden.

Aangezien er aan de feitelijke inrichting van het plangebied niets verandert ten gevolge van het nieuwe bestemmingsplan is er op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het plan.
Kortweg kan gezegd worden dat onder andere in de volgende kaders bodemonderzoek (wellicht gevolgd door bodemsanering) kan worden verlangd:

  • Bouwaanvraag;
  • Wet Milieubeheer;
  • Grondverzet;
  • Wet bodembescherming;
  • Bestemmingswijziging.

Voor deze inventarisatie van de bekende bodeminformatie is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de Gemeente Zwolle. Hierin is tevens het Historisch bodembestand opgenomen (HBB). De HBB-locaties worden op de tekening aangegeven met gele stippen.

Korte samenvatting HBB: 9 bekende hbo-tanks, 1 transportbedrijf, 1 timmerwerkplaats/aannemersbedrijf, 1 timmerwerkplaats/wagenmakerij, 1 smederij/ constructiebedrijf en 1 landbouwmachinereparatiebedrijf.
De rest van de punten is historisch gezien onverdacht.

Uit de inventarisatie van het bodeminformatiesysteem blijkt dat de bodem van vrijwel het gehele plangebied is onderzocht. Dit is op de volgende tekening zichtbaar aan de groene vlakken. Bij nieuwbouwlocaties waar bodemverontreiniging is vastgesteld, is deze tijdens het bouwrijp maken verwijderd. De locaties die met een tekstballon specifiek in de tekening zijn aangegeven, worden hierna toegelicht.

Biltweg 11; transportbedrijf Klomp
Bij een onderzoek uit 1995 is ter plaatse van een voormalige ondergrondse dieseltank minerale olie in de bodem aangetroffen. Vermoedelijk is de omvang beperkt.

Frankhuisweg 12; aannemersbedrijf Kieftenbelt
Deze locatie is onderzocht in het kader van de BSB (bodemsanering in gebruik zijnde bedrijfsterreinen). De onderzoeksresultaten zijn echter vertrouwelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0057.png"

tekening bodemlocaties:

Frankhuisweg 3; voormalige stort
Deze locatie betreft een voormalige kolk welke als stortplaats voor bouw- en sloopafval is gebruikt. Ook is er huisvuil aangetroffen. In de bodem zijn zware metalen, minerale olie en PAK aangetroffen. De omvang van de stort wordt geschat op 12.500 m3. In 2009 is een saneringsplan ingediend ten behoeve van de herontwikkeling van de locatie.

Hasselterdijk 40; voormalige stort
Deze locatie betreft een voormalige stortplaats van huisvuil. Mogelijk is ook bedrijfsafval gestort. In de bodem zijn zware metalen aangetroffen. De oppervlakte van de stort wordt geschat op 2.600 m2. De locatie wordt aangemerkt als niet spoedeisend.

4.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Bevi

Het plangebied moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de circulaire Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen. Uit de toetsing is gebleken dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi inrichting.

Transport gevaarlijke stoffen

De IJssel , het Zwolle-IJsselkanaal en het Zwarte Water maken deel uit van het landelijke basisnet voor het transport van gevaarlijke stoffen, maar de risico's gekoppeld aan het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn veel beperkter dan het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.
Het Zwolle-IJsselkanaal en het Zwarte Water zijn als "groene routes" aangewezen in het basisnet waarvoor geldt dat er vanuit externe veiligheid geen beperkingen aan de omgeving wordt opgelegd.

4.2.6 Waterbeheer

Binnen het plangebied bevinden zich de primaire waterkeringen langs het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal. Het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal zelf zijn hoofdvaarwegen, welke net buiten het plangebied zijn gelegen. De hoofdvaarwegen met beschermingszones worden beheerd door Rijkswaterstaat. De primaire waterkeringen met beschermingszones worden beheerd door het Waterschap Groot Salland. De beschermingszones leggen beperkingen op aan de bebouwingsmogelijkheden van dit gebied.
Het waterpeil in het Zwarte Water fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond -0.15 meter NAP. De berekende Maatgevende Hoog Waterstand in het Zwarte Water is bij een veiligheidsniveau van 1:1.250 jaar maximaal NAP 2,10 meter.
Op grond van het gemeentelijk beleid infiltratie hemelwater (juli 2006) moet regenwater afgekoppeld worden en in de bodem worden geïnfiltreerd. Ontheffing van deze verplichting kan worden verleend indien onderzoek aantoont dat infiltratie niet mogelijk is.

4.2.7 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 10, Mastenbroek. Deze dijkring wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstromingsrisicoparagraaf met daarbij aandacht voor het zwaarwegend maatschappelijk belang verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0058.jpg"

Figuur 1 dijkring 10 in Zwolle

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2.000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepakt bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat tussen de 2,0 en 5,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als diep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0059.jpg"

Figuur 2 Maximale waterdiepte tijdens een overstroming

In de berekeningen is geen rekening gehouden met de ophoging van Stadshagen van circa 0,20 / 0,30 m + NAP naar 0.70 m + NAP. Verder ligt het plangebied op circa 1,5 km van de IJssel en grenst direct aan het Zwarte water. De verwachting is dat de maximale waterdiepte tijdens een overstroming tussen de 0,8 en 2,0 meter zal bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0060.jpg"

Figuur 3 Actueel Hoogtebestand Nederland

De tijd tot het plangebied onder water loopt als een dijk doorbreekt (aankomsttijd), wordt voor een dijkdoorbraak nabij Westenholte geschat binnen 6 uur uur (zie figuur 4,onder). Het plangebied bevindt zich daarmee in de zone 'snel en diep'. Als de IJsseldijk nabij IJsselmuiden doorbreekt dan bedraagt de tijd tot het plangebied onder water loopt circa 1,5 dag.

Zie de volgende figuren 4 dijkdoorbraak IJsselmuiden (boven) en 5 dijkdoorbraak Westenholte in Zwolle (beneden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0061.jpg"

Geschiktheidbeoordeling

Dijkring 10 wordt volgens de Omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. De gemeente moet het zwaarwegend maatschappelijk belang aantonen. In dit geval acht de gemeente woningbouw van zwaarwegend maatschappelijk belang, vanwege de plicht om aan de woningbouwopgave te voldoen.

Maatregelen

De gemeente kiest er voor om de woningbouw te concentreren op de relatief hoge plekken in het plangebied waardoor de maximale waterdiepte bij een overstroming zoveel mogelijk wordt beperkt. In de regels en verbeelding wordt hier rekening mee gehouden. Met de veiligheidsregio is afgesproken om bij de risicocommunicatie voor dit gebied burgers te informeren over wat te doen bij een mogelijke overstroming. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie. Dit wordt bij de risicocommunicatie meegenomen en wordt meegenomen bij het regionaal coördinatieplan. In de toekomst wordt verkend in hoeverre en op welke manier hoge gebouwen in het gebied schuilmogelijkheden kunnen bieden.

4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Door het plangebied lopen:

  • ondergrondse hoofdtransportleidingen voor drinkwater;
  • ondergrondse hoogspanningsleidingen;
  • en een ondergrondse rioolwaterpersleiding.

Op kaart 12 Beperkingen staan deze leidingen aangegeven.

De leidingen zijn in het bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP09012-0005_0062.png"

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in het gebied van Stadshagen I.

5.1.2 Uitgangspunten

Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, conform het door de gemeenteraad vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

  1. 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen, daarvoor wordt een apart traject gevolgd. De plannen hebben daardoor een conserverend karakter. Ze zijn in eerste instantie gericht op planologisch beheer.
  2. 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
  3. 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
  4. 4. Uitgegaan wordt van de standaard bijgebouwenregeling van 2007 en er wordt ook rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die regelingen stelt op het gebied van vergunningvrij bouwen.
  5. 5. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel, horeca en bedrijven als zodanig bestemd.
  6. 6. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
  7. 7. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd. Binnen woonbuurten kan er voor gekozen worden deze functie op te nemen in de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' om daarmee de nodige flexibiliteit in te bouwen met betrekking tot de inrichting van de woonomgeving.
  8. 8. Waar een maatschappelijk draagvlak is voor het omzetten van niet-woonfuncties in een woonfunctie kan dit in het plan worden opgenomen. Bijvoorbeeld het bestemmen van een (voormalige) bedrijfsactiviteit of braakliggend terrein tot de functie wonen.
  9. 9. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
  10. 10. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
  11. 11. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).
  12. 12. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.

*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.

*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.

5.2 Plangebied

Het plangebied omvat het tot nu toe gerealiseerde gedeelte van de wijk Stadshagen.

Het plangebied van Stadshagen I wordt globaal begrensd door:
het spoorwegtracé Zwolle - Kampen in het zuidwesten,
de Rhemenshuizenstraat, de Schuilenburgstraat, de Stadshagenallee en de Hasselterweg in het noodwesten,
de Milligerplas en de Goudplevierstraat in het noorden
en het Graspieperpad, de Mastenbroekerallee, de Hasselterdijk, de Twistvlietweg, de Van Bandijklaan, de Cascadestraat, de woonschepenhaven, het Zwarte Water en de Punterweg in het oosten.

Binnen dit gebied zijn 2 nog niet gerealiseerde gedeelten buiten het plan gelaten. Het betreft een gedeelte ten westen van het centrum van Stadshagen tot aan de Oude Wetering dat dient als reservering voor een mogelijke uitbreiding van het winkelcentrum en een gedeelte grenzend aan het spoorwegtracé ter hoogte van het Rozenpad.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2 in paragraaf 1.4Plangebied.

5.3 Beheer

Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. Alleen door de gemeenteraad vastgesteld beleid is in het plan opgenomen.

5.3.1 Bebouwingsstructuur

5.3.2 Functionele structuur

5.4 Ontwikkeling

5.4.1 Bebouwingsstructuur

5.4.2 Functionele structuur

5.5 Water

Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd, waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in dit stadsdeel. Ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.
De watergangen, welke onderdeel zijn van het watersysteem, zijn ter bescherming van de waterhuishouding bestemd tot 'Water'.

Binnen het plangebied bevinden zich de primaire waterkeringen langs het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal. Het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal zelf zijn hoofdvaarwegen, welke net buiten het plangebied zijn gelegen. De waterkeringen zijn op de legger van het waterschap Groot Salland opgenomen. De functie/stabiliteit van deze waterkeringen moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de keur van het waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszones van de waterkeringen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszones van de waterkeringen is een watervergunning op grond van de keur van het waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het waterschap Groot Salland.
De beschermingszones van de waterkeringen zijn in het plan opgenomen als dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

5.6 Archeologie

Uitgangspunt is dat de archeologische waarden, zoals die zijn omschreven in paragraaf 2.2.1Archeologische structuur, worden beschermd.
Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer hebben de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor artikel 28 Waarde - Archeologie van de regels) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

5.7 Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Oud Frankhuis worden in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. De karakteristieke groenstructuur van het open gebied in Oud Frankhuis wordt beschermd door de bestemming Groen. Hier zal een park worden aangelegd. Zie paragraaf 5.4.2.1 Park Oud Frankhuis.
Ook de cultuurhistorische waarden van de schutsluis Rademakerszijl en de bebouwing langs de Hasselterdijk worden gerespecteerd.
Zie voor de beschrijving van deze waarden paragraaf 2.2.2 Cultuurhistorische structuur en Bijlage 2Cultuurhistorische analyse Zwarte Water van deze toelichting.
Zie voor de bescherming van deze waarden Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie van de regels. Hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving opgenomen in Bijlage 3 Lijst met cultuurhistorischwaardevolle bebouwing en structuren van de regels.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Stadshagen I zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Stadshagen I.

In het plangebied bestaat een grote verscheidenheid aan bestaande woningen. Deze zijn alle opgenomen in een bestemming 'Wonen' voor de eengezinshuizen en in een bestemming 'Wonen - Meergezinshuis' voor de gestapelde woningen, waarbij het onderscheid per locatie wordt geregeld door van elkaar verschillende bebouwingsregels.

Ter bescherming van bijzondere waarden en ondergrondse infrastructuur is bij een aantal bestemmingen voor werken die geen bouwwerken zijn en werkzaamheden een omgevingsgunning nodig.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijken van de bouwregels;
  5. 5. Specifieke gebruiksregels;
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  1. 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  1. 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  1. 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 36 Algemene procedureregels.

  1. 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.

  1. 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  1. 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  1. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.

Aanvullende regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

  • Artikel 25 Leiding - Hoogspanning;
  • Artikel 26 Leiding - Riool;
  • Artikel 27 Leiding - Water;
  • Artikel 28 Waarde - Archeologie;
  • Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie;
  • Artikel 30 Waterstaat - Waterkering.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De doeleindenomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, tevens voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 32 Algemene bouwregels;

Artikel 33 geluidzone - industrie 1;

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels.

Het gaat hier om de wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bepaalde bestemmingen op aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Artikel 36 Algemene procedureregels.

Het gaat hier om de procedure voor het stellen van nadere eisen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

Bijlagen bij de regels:

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

  1. 1. een Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 5';
  2. 2. een Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemmingen 'Bedrijf', 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 3', 'Wonen' en 'Wonen -Meergezinshuis' met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen;
  3. 3. een Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren.

6.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

Uitgangspunten:

  • Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
  • In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
  • Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven.

Artikel 11 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 15 Sport

Op de gronden met deze bestemming mogen sportterreinen worden aangelegd en gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen worden gebouwd, waaronder ook een kantine is begrepen. Voor het bouwen van tribunes, fietsenstallingen van meer dan 300 m² per bestemmingsvlak en andere gebouwen van meer dan 15 m² geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd.

Artikel 16 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 21 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Artikel 22 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming 'Wonen' met de specifieke 'bouwaanduiding-carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximale hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelsafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen

In Stadshagen zijn er in de tuinen zelfstandige gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen gebouwd.
Deze zijn als zelfstandig gebouwtje tot 15 m² en met een bouwhoogte tot 3 meter in de tuinen toegestaan. Deze maatvoering valt samen met die voor vergunningvrije bouwwerken.

Kleinschalig bedrijf:

Met een aanduiding op de plankaart staat aangegeven waar naast de woonfunctie ook kleinschalige bedrijven zijn toegestaan. In Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging behorend bij de regels staat aangegeven welke functies zijn toegelaten. Wat betreft milieuhinder is de categorie A toelaatbaar. Zie in de regels paragraaf 2.1 Algemene verklaring van de Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bijfunctiemenging. Bij de bouw van de woningen is al rekening gehouden met de reservering van ruimte voor deze kleinschalige bedrijven. Deze waren dan ook in de tot nu toe geldende bestemmingsplannen al opgenomen.

Geluidzone - industrie 2

Het gebruik van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van geluidsgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' is niet toegestaan in de bestemming Wonen. Deze geluidzone bevindt zich rondom het transformatorstation Frankhuis.

Artikel 23 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden.De definitie van een gezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 24 Wonen - Woonwagen

Deze bestemming is voor de woonwagenlocaties in het plangebied. De regels bij deze bestemming volgen zoveel mogelijk de algemene regels zoals voor het eerst vastgelegd in het bestemmingsplan 'Spreidingsplan woonwagens' met uitzondering van de woonwagenlocatie Hasselterdijk, waarvoor de iets ruimere bebouwingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zijn overgenomen.

Artikel 27 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart 10).

In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beroept zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 28 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 5).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Oud Frankhuis worden gerespecteerd,
  • Ook de cultuurhistorische waarden van de schutsluis het Rademakerszijl en de bebouwing langs de Hasselterdijk worden gerespecteerd;
  • hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving van de Lijst met cultuurhistorischwaardevolle bebouwing en structuren, welke als Bijlage 3 bij deze regels is opgenomen.

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de kernzone en de beschermingszone van de primaire waterkering ten westen van het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.

Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

6.4 Algemene Regels

Artikel 31 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 32 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.

Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 33 geluidzone - industrie 1

Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein Voorst voor zover gelegen binnen het plangebied (zie kaart 11), zoals deze geluidszone is herzien in het bestemmingsplan Stadshagen, 2e partiële herziening, dat door de raad op 2 november 2009 is vastgesteld.
Er worden geen verdere wijzigingen in de zonegrens aangebracht.

Artikel 34 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 35 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 36 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 37 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 38 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën

Dit betreft een Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 5'. Het is een algemene lijst, welke toegepast wordt in de Zwolse bestemmingsplannen. Per bestemming wordt bepaald welke categorieën toelaatbaar zijn.

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemmingen 'Bedrijf', 'Gemengd - 1', 'Gemengd -3', 'Wonen' en 'Wonen - Meergezinshuis'.
De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

Bijlage 3 Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren:

Zie: uitgangspunten cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing bijArtikel 29Waarde - Cultuurhistorie.

6.7 Consequenties Van Beleid

Het bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet. In enkele gevallen vinden er nog verdere ontwikkelingen plaats. In paragraaf 5.4 Ontwikkeling zijn deze gevallen toegelicht.

Bijgebouwenregeling

Met betrekking tot de regeling van de toelaatbaarheid van bijgebouwen bij woningen vindt er een wijziging plaats in de bestaande planologische situatie. Deze planologische wijziging heeft als doel om algemeen vastgesteld beleid door te voeren. Daartoe is de nieuwe standaard bijgebouwenregeling van Zwolle uit 2007 opgenomen, zoals in 2010 aangepast aan de Wabo. Dit kan leiden tot enige verdichting van de erven bij woningen.

6.8 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.9 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.
De verdere ontwikkeling van de strategische zone langs de Werkerlaan en de ontwikkeling van het park Oud Frankhuis kunnen worden gerealiseerd binnen de bestaande grondexploitatie van Stadshagen.

Hoofdstuk 8 Overleg

Op 17 juni 2011 is het voorontwerpbestemmingsplan Stadshagen I in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 17 instanties verzonden met het verzoek om voor 1 oktober 2011 te reageren.

Het plan is toegezonden naar de volgende instanties:

  1. 1. de VROM-Inspectie van het ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  2. 2. de directie Noord van de dienst Vastgoed van het ministerie van Defensie;
  3. 3. het waterschap Groot Salland;
  4. 4. de eenheid Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid van de provincie Overijssel;
  5. 5. de veiligheidsregio IJsselland;
  6. 6. TenneT TSO B.V.;
  7. 7. Vitens Overijssel N.V.;
  8. 8. Enexis;
  9. 9. Brandweer Zwolle;
  10. 10. het Oversticht;
  11. 11. de Kamer van Koophandel;
  12. 12. de regio Oost van het ministerie van Economische zaken;
  13. 13. Pro Rail;
  14. 14. de rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  15. 15. de directie Oost Nederland van Rijkswaterstaat;
  16. 16. de stichting Milieuraad Zwolle;
  17. 17. de Vrouwenadviescommissie voor de woningbouw.

Ad 1: De VROM-inspectie deelde namens alle betrokken rijksdiensten mee dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB).

Ad 2: De dienst Vastgoed van het ministerie van Defensie deelde mee dat er in Zwolle geen militaire straalverbindingen meer zijn gelegen, omdat deze vervangen zijn door een glasvezelnetwerk.

Reactie:

Het in hoofdstuk 4 van de toelichting op kaart 12 aangegeven straalpad is geschrapt. De toelichting is hierop aangepast.

Ad 3: Het waterschap Groot Salland verzoekt de dubbelbestemming Waterstaat te wijzigen in de bestemming Waterstaat - Waterkering. Ook worden enkele tekstvoorstellen in een standaard waterparagraaf aangereikt om de toelichting over het waterschapsbeleid te actualiseren. Tenslotte wordt verzocht om enkele watergangen de bestemming Water te geven, omdat deze onderdeel uitmaken van het watersysteem.

Reactie

De bestemming Waterstaat is gewijzigd in Waterstaat - Waterkering en de toelichting is aangepast aan de tekstvoorstellen van het waterschap. De door het waterschap aangegeven watergangen zijn nu bestemd tot Water behalve de spoorsloot in De Tippe. Deze spoorsloot is niet meer in het bestemmingsplan opgenomen. Deze waterberging zal nu in de toekomstige plannen voor De Tippe worden geregeld, waarbij rekening zal worden gehouden met de vertramming van de spoorlijn naar Kampen.

Ad 4: De provincie Overijssel constateert dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal belang, zoals dat is vastgelegd in het ruimtelijk beleid van de provincie. Wel wordt verzocht om in het licht van het overstromingsrisico de toelichting aan te vullen met een passage over de waterveiligheid.

Reactie:

Paragraaf 4.2 Milieu van de toelichting is aangevuld met subparagraaf 4.2.7 Overstromingsrisico, waarin de verzochte passage is opgenomen.

Ad 5: Ook de veiligheidsregio IJsselland verzoekt om aandacht te besteden aan het overstromingsrisico, omdat het plangebied het risico loopt om te overstromen met een overstromingsdiepte tussen de 2 en 5 meter.

Reactie:

Zie de reactie ad 4.

Ad 6: TeneT TSO B.V. meldt geen op- of aanmerkingen te hebben op de regels met betrekking tot de ondergrondse 110kV-hoogspanningskabelbundels Kampen - Zwolle Frankhuis - Zwolle Weteringkade met bijbehorende belemmeringsstrook.

Verder zijn geen reacties ontvangen.

Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën

horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 2a:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 2b:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren en het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 4:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren al dan niet ter plaatse bereid;

horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegende mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

horeca van categorie 6:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.1 Algemene Verklaring

2.1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies

Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.

De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.

De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide AFDELINGEN.

2.1.2 SBI-codes

Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.

2.1.3 Omschrijving

In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.

2.1.4 Toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BESTEMMING' met de lettercode van de bestemming vermeld dat de activiteit toelaatbaar is in de betreffende bestemming.

2.1.5 Niet toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.

2.1.6 Categorieën

Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:

categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrasctructuur noodzakelijk is.

2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen

b.o. bedrijfsoppervlak

cat categorie

e.d. en dergelijke

excl. exclusief

B bestemming Bedrijf

GD-1 bestemming Gemengd - 1

GD-3 bestemming Gemengd - 3

grth groothandel

inst. installatie

kg kilogram

KI kunstmatige inseminatie

kW kilowatt

m meter

mach. machines

MVA megavoltampère

MW megawatt

midd. middelen

n.e.g. niet elders genoemd

p.o. productieoppervlak

SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008

t.b.v. ten behoeve van

v.c. verwerkingscapaciteit

W bestemming Wonen

W-MG bestemming Wonen - Meergezinshuis

< kleiner dan

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

Bijlage 3 Lijst Met Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren

Bijlage 3 Lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren

Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsuitspraken gebruikt:

  • Duurzaam anders, december 1996
  • Groenbeleidsplan, maart 1998
  • Coffeeshopbeleid, oktober 1998
  • Dynamiek van Oud & Nieuw, Zwols monumenten- en archeologie beleid, 2000
  • Nota Speelruimte in Zwolle, juli 2001
  • Prostitutiebeleid in Zwolle, maart 2003
  • Kadernota Detailhandel Zwolle, juni 2003
  • Welstandsnota, juni 2004
  • Bomenverordening, 2005
  • Ligplaatsenverordening woonschepen, juni 2005
  • Milieuvisie Milieu op scherp, december 2005
  • Beleid infiltratie hemelwater, juli 2006
  • Sportnota 2006 - 2011 gemeente Zwolle, 2006
  • Beleidsvisie Duurzaam Bouwen, januari 2007
  • Algemene Bijgebouwenregeling 2007
  • Frankhuis stedenbouwkundige visie, 2007
  • Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007 - 2011, 2007
  • Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder, februari 2007
  • Beleidsvisie externe veiligheid, maart 2007
  • Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle, juli 2007
  • Visie op de ondergrond, oktober 2007
  • Stedelijk Waterplan Zwolle 2008
  • Structuurplan Zwolle 2020, juni 2008
  • Archeologiebeleid gemeente Zwolle, augustus 2008
  • Mobiliteitsvisie gemeente Zwolle, februari 2009
  • Omgevingsvisie Overijssel, juli 2009
  • Uitvoeringsprogramma structuurplan, september 2009
  • Masterplan sportaccommodaties, 2009
  • Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel, september 2010
  • Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle', april 2012

Bijlage 2 Cultuurhistorische Analyse Zwarte Water

Bijlage 2 Cultuurhistorische analyse Zwarte Water

Bijlage 3 Waardenkaart Objecten, Complexen En Structuren

Bijlage 3 Waardenkaart objecten, complexen en structuren

Bijlage 4 Waardenkaart Zwarte Water Noord

Bijlage 4 Waardenkaart Zwarte Water noord

Bijlage 5 Waardenkaart Zwarte Water Zuid

Bijlage 5 Waardenkaart Zwarte Water zuid