Voorst
Bestemmingsplan - gemeente Zwolle
Vastgesteld op 27-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Voorst van de gemeente Zwolle;
1.2 bestemmingsplan Voorst:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP09016-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlage de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;
1.6 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;
1.7 archeologische monumenten:
terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.8 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;
1.11 bed & breakfast
ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;
1.12 bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.19 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 caravan:
een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;
1.25 carport:
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
1.26 cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenemententerrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speeltuin, theater en welness alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze activiteiten evenwel met uitzondering van een seksinrichting;
1.27 cultuurhistorische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap en bebouwing, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;
1.29 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.30 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.31 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;
1.32 garagebedrijf:
een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;
1.33 garagebox:
een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
1.34 gebiedsontsluitingsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;
1.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.36 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.37 geluidsgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.38 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.39 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.40 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;
1.41 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.42 groothandelgebonden detailhandel:
detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;
1.43 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.44 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.45 hoofdwoning
de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;
1.46 horeca:
de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.47 horecabedrijf:
een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt, zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en waarin nachtverblijf wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.48 kampeerauto:
een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;
1.49 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.50 kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.51 kantoorgebouw:
een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.52 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.53 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.54 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.55 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.56 monumenten:
alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.57 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:
de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;
1.58 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.59 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt;
1.60 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.61 nutstuinen:
kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van buurtbewoners, waarop op biologische wijze getuinierd wordt;
1.62 onderbouw:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;
1.63 onderkomen:
een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;
1.64 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
1.65 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.66 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.67 perifere detailhandel:
detailhandel, welke ruimtelijk minder goed past in een stadscentrum of in woonwijken, waaronder verstaan wordt detailhandel in:
meubels, woninginrichtingsartikelen, keukens met bijbehorende artikelen, sanitair met bijbehorende artikelen, caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten, kano's, planten, andere tuinartikelen, doe-het-zelf-artikelen en bouwmaterialen;
1.68 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.69 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.70 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;
1.71 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.72 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
1.73 sportschool:
een gebouw of ruimte bestemd voor het op commerciële basis geven van onderricht in sport al dan niet met (para)medische begeleiding;
1.74 stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.75 standplaats
het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen en vaste plaatsen op snuffelmarkten;
1.76 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.77 tent:
een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;
1.78 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.79 verzorgend bedrijf:
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.80 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.81 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.82 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.83 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.84 woninginrichtingsartikelen:
goederen, geen meubels zijnde, bestemd voor het stofferen en/of verfraaien van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tapijten en andere vloerbedekking, gordijnen en woningtextiel;
1.85 zolder:
een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de (bouw)hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;
2.5 de (bouw)hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de vloeroppervlakte van een woning:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.10 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.11 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
- b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de met een nummer in de staat aangegeven zones, waarbij deze zones in een bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone' zijn aangeduid met een nummer achter het woord 'zone';
met uitzondering van zelfstandige kantoren, waarbij de bruto vloeroppervlakte van onzelfstandige kantoren niet meer dan 500 m² per bedrijf mag bedragen; - b. mede voor bouwwerken ten behoeve van een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen met een opslagcapaciteit van vloeistoffen kleiner dan 100.000 m³ ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkend gebruik' aan de Katwolderweg 10;
- c. mede voor bouwwerken ten behoeve van een betonmortelcentrale met een productiecapaciteit van 100 ton of meer per uur ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkend gebruik' aan de Gasthuisdijk 17;
- d. mede voor bouwwerken ten behoeve van het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor, waaronder het vervaardigen van gedroogde suiker- en zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.500 kg per uur of meer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkend gebruik' aan de Gasthuisdijk 44;
- e. mede voor bouwwerken ten behoeve van een taxicentrale ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afwijkend gebruik' aan de Hoekerweg 14;
- f. mede voor gebouwen ten behoeve van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- g. mede voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
met daaraan ondergeschikt:
- h. bedrijfswoningen;
- i. wegen en paden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. geluidwerende voorzieningen;
- l. openbare nutsvoorzieningen;
- m. infrastructurele voorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. water;
met de daarbij behorende:
- p. gebouwen;
- q. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
- r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- s. tuinen, erven en terreinen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- f. de sociale veiligheid;
- g. een goede milieusituatie;
- h. de bescherming van de groenstructuur;
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, tenzij de bedrijven als mede toelaatbaar zijn vermeld in artikel 4.1 onder b tot en met g;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca tenzij als mede toelaatbaar vermeld in artikel 4.1 onder d;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige kantoren met een grotere bruto vloeroppervlakte dan 500 m² per bedrijf;
- e. het gebruik van bouwwerken als bedrijfswoning behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. ontsluitingswegen en paden;
- c. infrastructurele voorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. terreinen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;
- 2. de verstrekking van water en lucht;
- 3. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
- 4. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
- b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca, welke niet meer als ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen kan worden beschouwd;
- b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van lpg;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 7 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bouwwerken ten behoeve van de waterzuivering;
- b. terreinen te behoeve van de waterzuivering;
met daaraan ondergeschikt:
- c. ontsluitingswegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de maximaal toegestane bouwhoogten van bouwwerken in de bestemming 'Bedrijf -Waterzuiveringsinstallatie' gedeeltelijk wijzigen met dien verstande dat:
- a. de wijziging dient om te voorzien in een ter plaatse noodzakelijke behoefte aan meer bedrijfsvloeroppervlakte en/of een betere indeling van het bedrijventerrein;
- b. de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 40 meter mag bedragen;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de brandveiligheid;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. water;
met daaraan ondergeschikt:
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. sport;
- g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
- h. educatief gebruik;
- i. nutstuinen;
- j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- k. geluidwerende voorzieningen;
- l. openbare nutsvoorzieningen;
- m. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. bebouwing.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebiedsontsluitingswegen voor zover het de Hasselterweg, de Westenholterallee, de Blaloweg, de Rieteweg, de Russenweg en de Weidesteenlaan betreft;
- b. wegen in een industriegebied;
- c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer op de gebiedsontsluitingswegen en met een inrichting gericht op de ontsluiting van het industrieterrein Voorst op de overige wegen met:
- d. 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Hasselterweg, de Westenholterallee en de Blaloweg;
- e. 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Rieteweg, de Russenweg en de Weidesteenlaan;
- f. 1 rijbaan met 1 tot 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de overige wegen;
met daaraan ondergeschikt:
- g. parkeervoorzieningen;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. water;
- n. voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing;
met de daarbij behorende:
- o. bebouwing.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- f. de sociale veiligheid;
- g. een goede milieusituatie;
- h. de bescherming van de groenstructuur;
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 10 Verkeer - Erftoegangsweg
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
met daaraan ondergeschikt:
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. sport;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. water;
met de daarbij behorende:
- m. bebouwing.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoor- en tramwegvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. gebouwen ten behoeve van spoor- en tramwegvoorzieningen;
- c. overwegen;
- d. paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- g. geluidwerende voorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. infrastructurele voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. bermstroken;
- l. taluds;
- m. water;
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterbeheersing;
- c. waterhuishouding;
- d. waterlopen;
- e. scheepvaart;
- f. laad- en losgelegenheid voor de scheepvaart;
met daaraan ondergeschikt:
- g. oeververbindingen;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. groenvoorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- l. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de brandveiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
- b. het gebruik van gronden, bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan .van afvalstoffen.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsverbinding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Riool
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Leiding - Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
- b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen langs het Zwarte Water, het Zwolle - IJsselkanaal en de IJssel;
- b. dijken en kaden;
- c. de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
- d. uiterwaarden;
- e. bergingsvijvers;
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 18.1 wordt gedaan.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Parkeren
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
- b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
20.2 Laden of lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in artikel 20.1 en 20.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. het bepaalde in artikel 20.1 en 20.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 21 Geluidzone - Industrie Voorst
21.1 Aanduidingsomschrijving
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie voorst' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Voorst, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
- b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie voorst' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Voorst buiten deze grens en buiten het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.
Artikel 22 Veiligheidszone - Bevi
22.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het weren van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit Risico's Zware Ongevallen.
22.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit Risico's Zware Ongevallen.
22.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wijzigen in die zin dat:
- a. de 'veiligheidszone - bevi' wordt verschoven, vergroot, verkleind of vervalt, indien het risico voor de externe veiligheid is gewijzigd dan wel opgeheven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- b. een nieuwe veiligheidszone - bevi wordt toegevoegd ten behoeve van nieuwe bedrijfsactiviteiten, welke vallen onder het het Besluit externe veiligheid inrichtingen of het Besluit Risico's Zware Ongevallen, mits de PR 10-6 contour van deze nieuwe veiligheidszone de grenzen van het perceel van het betreffende bedrijf niet overschrijdt, waarbij een overschrijding over gebieden met openbare infrastructuur of openbare groenvoorzieningen wel is toegestaan.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
23.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
- a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
- b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
- 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
- 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
- i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
- 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
- 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
- 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
23.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 23.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de parkeergelegenheid;
- f. de sociale veiligheid;
- g. de milieusituatie;
- h. de groenstructuur;
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen Bedrijf, Verkeer en Groen in elkaar wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bestemmingsvlakken en bouwvlakken worden gewijzigd dan wel nieuwe bestemmingsvlakken en bouwvlakken in het plan worden aangegeven, mits:
- a. de wijziging leidt tot
- 1. een verbeterde ontsluiting van het betreffende gedeelte van het bedrijventerrein;
- 2. en/of een verbeterde verkaveling van het betreffende gedeelte van het bedrijventerrein;
- 3. en/of een verbeterde energievoorziening van het betreffende gedeelte van het bedrijventerrein;
- 4. en/of een verbeterde verkeersafwikkeling;
- 5. en/of een verbeterde parkeervoorziening;
- 6. en/of een verbeterde groenvoorziening;
- b. kruisingen en/of T-aansluitingen niet minder dan 50 meter uit elkaar mogen liggen;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de brandveiligheid;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de parkeergelegenheid;
- 6. de sociale veiligheid;
- 7. de milieusituatie;
- 8. de groenstructuur;
- 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 25 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
- b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
- c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
- d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
- e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
- f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
26.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 27 Slotregel
Het plan wordt aangehaald als:
'bestemmingsplan Voorst'.
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Voorst'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering
van 27 mei 2013 nummer EC1303-0113
drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Samenvatting
Inleiding
Dit bestemmingsplan omvat het bestaande bedrijventerrein Voorst voor zover gelegen buiten Voorsterpoort. Het is het 14e plan dat is opgesteld in het kader van het project Zwolle op Orde. Het plan van aanpak voor dit project is op 29 september 2003 vastgesteld door de raad.
Voor het bestaande bedrijventerrein Voorst gelden momenteel 16 bestemmingsplannen. Het oudste plan Gasthuislanden stamt uit 1958. He jongste plan, dat (deels) in het nieuwe bestemmingsplan is opgenomen, is Uitwerkingsplan Stadshagen, Waterkeringen Frankhuis uit 2008.
Beoogd effect
Met dit plan wordt een nieuw voorontwerpbestemmingsplan voor het bedrijventerrein Voorst vastgeseld.
Argumenten
Het plan geeft uitvoering aan het project Zwolle op Orde dat erop gericht is voor het jaar 2013 over actuele bestemmingsplannen te beschikken.
Voor het bedrijventerrein Voorst zijn nu bestemmingsplannen van toepassing, waarvan de voorschriften erg van elkaar verschillen en slecht toe te passen zijn. Het nieuwe plan voorziet weer in een actuele, uniforme, eenvoudige en gestandaardiseerde regeling.
Het digitaal vervaardigde plan zal gemakkelijker kunnen worden bijgesteld.
Door vaststelling van het plan is het innen van leges voor 10 jaar veilig gesteld.
Op grond van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening vervalt na 1 juli 2013 het recht om ter zake leges te innen voor plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Dit nieuwe plan zal voor 10 jaar na vaststelling recht op inning van leges geven.
Het bestemmingsplan Voorst beoogt te voorzien in een actueel juridisch-planologisch toetsingskader, waarbij behoud van het bedrijventerrein uitgangspunt is.
Op grond van de overgangsregeling van de Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het planologisch toetsingskader van de plannen, welke voor 1965 zijn vastgesteld. In Voorst gaat het om het uitbreidingsplan Gasthuislanden geldend voor het gebied van Voorst A.
Uitgangspunt bij het bestemmen van het bebouwde en het onbebouwde gedeelte van het bedrijventerrein is het behoud van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en het vastleggen van bestaand (sectoraal) beleid dat van toepassing is voor het bedrijventerrein.
Op de bedrijfskavels zal een verdichting worden toegestaan van 75% naar 90%.
Binnen het kader van het behoud van de ruimtelijke structuur zal nu wel een verdichting worden toegestaan om een efficiënter ruimtegebruik mogelijk te maken.
Ter uitvoering van de hoogbouwvisie van het structuurplan zullen in een nieuwe hoogtezonering grotere hoogten worden toegestaan in het plangebied.
In de nieuwe hoogtezonering wordt uitgegaan van:
- lage randen van 12 tot 15 meter;
- tussengebieden van 15 tot 40 meter;
- een kerngebied van 40 tot 55 meter.
Aansluitend op de horizontale verdichting zal hierdoor een zo efficiënt mogelijk ruimtegebruik mogelijk worden gemaakt.
Bij de nieuwe interne milieuzonering is rekening gehouden met het verschillende karakter van de aangrenzende wijken.
Er wordt bij de interne milieuzonering nu rekening mee gehouden dat rond het bedrijventerrein niet alleen rustige woonwijken liggen maar ook minder gevoelige gebieden met een gemengd karakter. Daardoor worden meer bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt.
Cultuurhistorische waarden worden in dit bestemmingsplan niet beschermd met een dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie.
Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Naar de aanwezige waarden is onderzoek gedaan. Hiervan is verslag gedaan in de plantoelichting.
De in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden zijn echter afgewogen tegen de belangen van de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Voorst. Deze ontwikkeling is in 2000 afgesproken door de ondertekening door de gemeente van een convenant met de provincie Overijssel, de Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland NV, de Kamer van Koophandel regio Zwolle en de ondernemersverenigingen Voorst/ Westenholte en Marslanden. Het doel is om gezamenlijk te komen tot de duurzame versterking van de beide bedrijventerreinen Voorst en Marslanden. Deze ontwikkelingen zijn vervolgens in het masterplan voor Voorst verder uitgewerkt. Dit masterplan is op 9 mei 2005 vastgesteld door de gemeenteraad. Op 17 oktober 2005 is door de convenantspartijen een draagvlakverklaring ondertekend voor de uitvoering van de projecten uit het masterplan.
Een sterk conserverende bestemming van de bouwwerken en terreinen met een hoge cultuurhistorische waarde in combinatie met een toevoeging van een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie voor een extra bescherming van deze waarden betekent in het kader van dit bestemmingsplan een te grote beperking van de in het convenant beoogde ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven.
Dit laat de mogelijkheid onverlet om specifieke objecten met een zeer hoge cultuurhistorische waarde te beschermen door aanwijzing tot gemeentelijk beschermd monument.
Financiën
Er zijn geen kosten voor de gemeente.
Dit grotendeels conserverende bestemmingsplan brengt geen kosten voor de gemeente met zich mee. Het is niet nodig voor dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.
Communicatie
De opmerkingen van de overleginstanties hebben niet tot belangrijke wijzigingen geleid.
In het kader van het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het plan toegezonden naar 16 instanties met het verzoek om voor 1 november 2012 te reageren. De provincie Overijssel deelde mee dat het plan past in het ruimtelijke beleid van de provincie.
Voor verdere details over het vooroverleg wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de toelichting.
De inspraakreacties hebben geleid tot de ontwikkeling van een nieuwe visie op de hoogtezonering en een ruimere interne milieuzonering, waarbij grotere hoogten en meer bedrijfsactiviteiten worden toegestaan.
Op 13 september 2012 is over het plan overleg gevoerd met het bestuur van de ondernemersvereniging Voorst.
Op 4 oktober 2012 is het plan besproken met de ondernemers tijdens een ledenbijeenkomst van de ondernemersvereniging Voorst.
Op 8 november 2012 is de schriftelijke reactie van de ondernemersvereniging met het bestuur besproken.
Op 23 november 2012 is ten slotte op verzoek van Van Wijhe Verf overleg gevoerd over het voorontwerp.
De inspraakprocedure heeft geleid tot de eerder genoemde nieuwe hoogtezonering en met name in Voorst A een verruiming ten opzichte van het voorontwerp van de nieuwe interne milieuzonering.
Voor verdere details over de inspraakprocedure wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de toelichting.
1.2 Algemeen
In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheersaspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig. Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013.
Om die reden wordt gewekt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.
Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100.
Met dit bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Voorst worden 16 plannen grotendeels vervangen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van het bedrijventerrein Voorst. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.
1.3 Doel
In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad in 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.
1.4 Plangebied
Het plangebied omvat een groot deel van het aan het Zwolle-IJsselkanaal gelegen bedrijventerrein Voorst.
Ligging van het bedrijventerrein Voorst in Zwolle
Deelgebieden van het bedrijventerrein Voorst
Het bedrijventerrein Voorst is vanaf 1958 gefaseerd ontstaan en onderverdeeld in de volgende deelgebieden:
- Voorst A gelegen ten noorden van de spoorlijn van Zwolle naar Kampen;
- Voorst B gelegen ten zuiden van de spoorlijn en ten oosten van het Zwolle-IJsselkanaal;
- Voorst C gelegen ten zuiden van de spoorlijn en ten westen van het Zwolle-IJsselkanaal;
- Voorst D gelegen ten zuiden van de Westenholterallee en ten westen van het Zwolle-IJsselkanaal.
Deelgebieden en straatnamen op het bedrijventerrein Voorst
(De Voorsterweg heet inmiddels Hasselterweg; de Klipperweg heet inmiddels Westenholterallee)
Het plangebied omvat het gedeelte van het bedrijventerrein Voorst dat gelegen is ten zuidwesten van het Zwarte Water en ten noordwesten van de Blaloweg. Het gedeelte van het bedrijventerrein dat gelegen is langs het Zwarte Water maar gelegen is aan de overzijde grenzend aan de wijk Holtenbroek, is opgenomen in het bestemmingsplan voor de wijk Holtenbroek. Het gedeelte van het bedrijventerrein dat ten zuidoosten van de Blaloweg is gelegen, wordt opgenomen in het project Voorsterpoort.
Het plangebied wordt in het noordwesten globaal begrensd door de rioolwaterzuivering van Spoolde, het water achter de Trawlerweg, de Spoolderenkweg, de Zalkerveerweg, het water achter de Weidesteenlaan, de Weidesteenlaan, de Klipperweg, de Hasselterweg en het Zwolle-IJsselkanaal.
Het plangebied wordt in het noordoosten globaal begrensd door het Zwarte Water en in het zuidoosten door de Blaloweg.
In het zuidwesten wordt het plangebied globaal begrensd door de Westenholterallee, de Nilantsweg, het Zwolle-IJsselkanaal en het Vreugderijkerpad. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op de volgende luchtfoto en op kaart 2.
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 3:
0700
Uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Zwollerkerspel 1960, vastgesteld door de raad der gemeente Zwollerkerspel op 27 juni 1960, nr. 5, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 25 april 1961, 4e afdeling nr. 92716;
0700
Bestemmingsvoorschriften Zwollerkerspel 1960 behorende bij het uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Zwollerkerspel 1960, vastgesteld door de raad der gemeente Zwollerkerspel op 27 juni 1960, nr. 5, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 25 april 1961, 4e afdeling nr. 92716;
0700
Bestemmingsplan Herziening bestemmingsvoorschriften Zwollerkerspel 1960 behorende bij het uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Zwollerkerspel 1960, vastgesteld door de raad der gemeente Zwollerkerspel op 6 mei 1966, nr. 6b, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 19 december 1966, 4 afdeling nr. 81673;
0765
Bestemmingsplan Uiterwaarden IJssel, Vecht en Zwarte Water, vastgesteld door de raad op 22 november 2004, nr. ECS 204-266, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 5 juli 2005, nr. RWB/2004/4616 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 1 februari 2006, nr. 200506554/1;
1000
Uitbreidingsplan in onderdelen regelende de bestemming van gronden gelegen in de Gasthuislanden in de gemeente Zwolle, vastgesteld door de raad op 28 april 1958, nr. 378, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 11 november 1958, 4e afdeling nr. 11331;
1000
Bebouwingsvoorschriften behorende bij het plan van uitbreiding in onderdelen voor terreinen gelegen in de Gasthuislanden in de gemeente Zwolle, vastgesteld door de raad op 28 april 1958, nr. 378, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 11 november 1958, 4e afdeling nr. 11331;
1700
Bestemmingsplan Spoolde-Grote Voort, vastgesteld door de raad op 15 maart 1976, nr. 77, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 24 mei 1977, afdeling 2 nr. 58168;
1707
Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Wijzigingsplan Spoolde-Grote Voort, bedrijfsterrein Russenweg 5, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 april 1991, nr. 911-4102, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 19 juni 1991, nr. 91/921;
1740
Bestemmingsplan Westenholterallee, vastgesteld door de raad op 19 april 2004, nr. OWR04-53, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 16 november 2004, nr. RWB/2004/1761;
2501
Bestemmingsplan Westenholte-Stins, vastgesteld door de raad op 26 augustus 1974, nr. 303/74 11637, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 14 oktober 1975, afdeling 2 nr. 22453;
2501
Bestemmingsplan Herziening voorschriften bestemmingsplan Westenholte-Stins, vastgesteld door de raad op 26 juni 1978, nr. 238/78 5938, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 2 januari 1979, afdeling 2 nr. 20297;
2520
Bestemmingsplan Industrieterrein Westenholte, vastgesteld door de raad op 21 november 1977, nr. 408, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 19 december 1978, afdeling 2 nr. 23974 en gedeeltelijk goedgekeurd door de Kroon bij besluit van 19 november 1981, nr. 13;
2521
Voorschriften bestemmingsplan Industrieterrein Westenholte - Herziening I, vastgesteld door de raad op 20 augustus 1984, nr. 220/84, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 16 april 1985, afdeling 2 nr. 29232;
2522
Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Wijzigingsplan Industrieterrein Westenholte Hoekerweg 10, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 17 juni 1992, nr. 921-8802, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 2 juli 1992, nr. RGP 92/1055;
4000
Bestemmingsplan Stadshagen, vastgesteld door de raad op 16 oktober 1995, nr. 951-25503, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 26 maart 1996, nr. RGP95/2437 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 20 april 1999 nr. E01.96.0160;
4031
Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, Waterkeringen Frankhuis, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 8 juli 2008, nr. EC0807-0005, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 2 september 2008, nr. 2008/0131722.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Op historische kaarten van Zwolle is te zien, dat het agrarische ommeland van de stad zeer lang het beeld heeft bepaald en vaak reikte tot aan de stadswallen. Ook de weidelanden aan weerszijden van het Zwarte Water liepen nagenoeg door tot aan de stadsgracht. Wel werden ze hier afgewisseld door kleinschalige bedrijven, blekerijen en werven. Het gebied rond Voorst waterde via het riviertje de Riete af op het Zwarte Water.
Buiten Zwolle is het beeld van het uitgestrekte weidelandgebied goed behouden gebleven, binnen Zwolle zijn van het agrarische gebruik slechts fragmenten behouden gebleven. De bedrijvigheid uit het verleden heeft langs het Zwarte Water wel allerlei sporen nagelaten. Door sloop en vernieuwing is echter veel verdwenen. Zo resteert niets meer van de 18e- en 19e-eeuwse molens en de blekerijen langs de rivier. Bijzonder is wel dat de direct van het water (goedkope af- en aanvoer) afhankelijke houtindustrie, die een geschiedenis van enkele eeuwen omspant, nog voortleeft in het grote bedrijfscomplex van de Stiho op de locatie van het voormalige 18e eeuwse landgoed Twistvliet op de kop van Voorst A. Het landgoed dat door de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal en de uitbreiding van houthandel Stiho (voorheen Van Eindhoven) grotendeels verloren ging, is nog herkenbaar aan enkele bomenrijen op de kop van Voorst.
Kaart 4 kopie uit de historische atlas van de situatie rond 1917
In de vroege 20e eeuw voldeed de oude vaarverbinding tussen Zwolle en de IJssel, de in 1818-1819 in opdracht van koning Willem I gegraven Willemsvaart niet meer vanwege de groei van de omvang van de vrachtschepen. In 1919 werden de eerste concrete stappen ondernomen om tot een nieuwe verbinding te komen. Er werd een wet aangenomen voor aanleg van het kanaal Katerveer-Frankhuis, ten westen van de stad. Het zou tot in de vroege jaren ’60 duren voordat de schop werkelijk de grond inging. In 1964 werd het Zwolle-IJsselkanaal geopend. Frankhuis werd hierdoor rigoureus van Zwolle afgesneden. De wegverbinding over de dijken was tot dan toe steeds van regionaal belang gebleven, maar nu kwam Frankhuis in een uithoek te liggen. Aan het nieuwe Zwolle-IJsselkanaal moesten de nieuwe bedrijventerreinen komen te liggen. Toen Zwolle werd aangewezen als kerngemeente binnen het industrialisatiebeleid werden de ambities nog eens naar boven bijgesteld.
Luchtfoto van de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal, zicht in zuidwaartse richting, circa.1962. Rechts van het kanaal ligt achter de haven het huidige gehucht Frankhuis. Links het voormalige buiten Twistvliet met erachter de houtzagerij. Op de achtergrond is bij de spoorlijn goed zichtbaar hoe het kanaal door het oude riviertje de Riete heen wordt gegraven.
Voorst A
Tussen de stad en het kanaal werd in de loop van de 20e eeuw veel industrie gevestigd. Industrieterrein Voorst A, al ontwikkeld vanaf eind jaren veertig van de 20e eeuw, ontstond het eerst en is in feite een voortzetting en uitbreiding van het 19e-eeuwse industriegebiedje aan de Ketelkolk bij Twistvliet.
Luchtfoto uit 1963 van Voorst A gezien naar het westen, met links boven het Zwarte Water, links beneden houthandel Stiho aan de Riete.
In Voorst A streek onder andere het APC Benzinedepot (1948) neer, later de grootschalige benzine- en olieopslag van Esso-Shell. Dit bedrijf had aan de Blaloweg een kantoor. Langs de Gasthuisdijk, die als historisch lint in het industrieterrein herkenbaar bleef, de Rieteweg en de Katwolderweg (alle drie ontsloten door de Blaloweg) vestigde zich een groot aantal bedrijven, waaronder het aloude IJzerleeuw, de staalleverancier die in 1955 een groot perceel tussen Gasthuisdijk en de Rieteweg betrekt. Het bedrijf kreeg bij de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal een eigen insteekhaven. Ook werd een industriespoorlijntje aangelegd langs de Rieteweg. De bedrijven op het centrale deel van Voorst A waren minder of niet afhankelijk van de aanwezigheid van rivier of kanaal.
Voorst B, C en D
Vanaf 1958 volgden in het kielzog van de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal ten westen van de Voorsterweg ook de terreinen Voorst B en C en later vanaf 1978 Voorst D en de nieuwe rioolwaterzuivering.
2.2 Bestaande Situatie
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.
2.2.1 Archeologische structuur
Inleiding
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
Bestemmingsplannen en archeologische waarden
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.
Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.
Een 0% gebied is archeologisch leeg. Deze leegte kan gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek dan wel op secundaire analyses. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden in deze gebieden vanuit een archeologisch oogpunt.
Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden. Stoot de 'verstoorder' onverhoopt toch op archeologisch belangrijke zaken, dan is dat jammer. Zijn bouwwerkzaamheden worden niet vertraagd, tenzij een en ander van landelijk belang is en werkzaamheden stop gezet moeten worden. Maar dan moet de 'verstoorder' volledig schadeloos gesteld worden.
Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.
Het verschil tussen een 90% en een 100% gebied is gering. Van een 100% gebied is het 100% zeker bekend dat er belangrijke archeologische waarden liggen, omdat het 'gezien' is. Van een 90% gebied is het bijna zeker bekend, omdat bijvoorbeeld het gebied er naast 'gezien' is. Onder 'gezien' wordt verstaan dat er opgegraven is of dat er via de kadastrale kaarten een bouwwerk gelokaliseerd kan worden of dat het tussen of aansluitend aan opgegraven sites ligt.
Voor beide gebieden geldt dat er een volwaardige opgraving verricht zal moeten worden volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.
Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0.5 meter.
De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was.
Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.
De gebiedsbeschrijvingen
De nummering en begrenzing van de gebiedsbeschrijvingen is gekoppeld aan de Archeologische Waarderingskaart Zwolle.
Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen. De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart 5. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.
83
Wijk: Spoolde en Voorst B
Waardering: 50 %
Dit gebied ligt op een dekzandhoogte en heeft een landelijk karakter. Het wordt doorsneden door de Nilantsweg die overgaat in de Meenteweg. Aan deze weg die parallel loopt aan de IJsseldijk ligt een aantal oude boerderijen. De twee buitenplaatsen IJsselvliet en de Hertsenberg worden apart behandeld.
In het gebied lag verder nog de Beukenallee, omstreeks 1936 nog een kronkelig zandpad omzoomd door beuken. Aan het eind van de Beukenallee lag het landgoed Mariënheuvel. Dit goed heette vroeger Kortenberg. Tegenover het punt waar de Nilantsweg uitkwam op de Beukenallee lag een koepeltje dat op het hoogste punt van het landgoed stond. Het buitenhuis moet rond 1868 in opdracht van de familie Ramaer zijn gebouwd.
IJsselvliet
De buitenplaats IJsselvliet heeft tegen de voet van de IJsseldijk gestaan. Het huis lag niet ver van de Katerveersluizen en had een toegang vanaf de Nilantsweg, tussen Nilantsweg 41 en 41-1. Een lichte kromming in de Nilantsweg herinnert nog aan de plek. Ook op de plaats van het koetshuis en de stalling blijkt volgens oud bewoners uit Spoolde nog veel puin in de grond aanwezig te zijn.
De buitenplaats IJsselvliet wordt in 1743 voor het eerst vermeld en is dan eigendom van Arnoldus Greven, cameraar van Zwolle. Via zijn dochter Agnes komt het goed in handen van mr. Lucas Nilant, gemeensman van Zwolle. Het huis werd alleen zomers door de familie gebruikt, 's winters verbleef de familie in de stad Zwolle.
Na de dood van Lucas Nilant kwam IJsselvliet onverdeeld in bezit van zijn kinderen, die allen tussen 1778 en 1803 overleden.
In een belastingaanslag uit 1783 werd het goed omschreven als 'het erve en goed Isselvliet of de Colk te Spoolde, bestaande in 't Spijker en boerenhuis met de hoven en plantagien, de sogenaemde Pol aan de weg en aangelegen landerijen etc'.
Na het overlijden van Lucas Hendrik Coenraad Nilant (1761-1837) werd het huis verkocht. Het huis had toen een prachtige tuin met een koepel en een slingervijver. Tegenover de oprijlaan lag de boerderij Engelradink.
De buitenplaats werd gekocht door Lambertus Nilant voor 10.200 gulden.
In 1840 kocht J.H. graaf van Rechteren de buitenplaats. Hij liet het huis en bijgebouwen nieuw optrekken in 1842. Na het overlijden in 1845 liet hij het goed na aan zijn twee dochters. Door de voogden van deze kinderen werd het huis publiekelijk verkocht in 1850 aan Cornelis Anthonie van Everdingen, rijksontvanger van de in- en uitgaande accijnsen. Rond 1867 werd het verkocht aan Johanna D.C.N.H.A. van Everdingen. Zij had het huis kort in bezit en verkocht het twee jaar later voor afbraak. Het koetshuis, de stal en de twee woningen mochten blijven staan. De buitenplaats werd in 1869 gesloopt door Jacob Duif aannemer in Hindelopen. Het koetshuis en de overige gebouwen kwamen in handen van de heren Doyer en Pruimers.
Het koetshuis is tot 1958 bewaard gebleven en diende als boerderij voor de familie Westerhof. Het werd toen aangeduid als IJsselvliet. Begin jaren 60 moest het echter wijken voor de bouw van drie dubbele woningen, Nilantsweg 41-1, 41-2 en 41-3, 43, 45 en 47.
De Hertsenberg
De eerste steen voor de buitenplaats werd in 1818 gelegd. In een wandeling rond Zwolle omstreeks 1900 wordt nog melding gemaakt van stenen palen aan een zandweg met daarop het jaartal 1818 en de naam Hertsenberg.
Door de markeverdeling van Spoolde in 1837-1846 werd het grondgebied fors uitgebreid en strekte het gebied zich uit van de Beukenallee tot aan de IJsseldijk. De oprijlaan lag aan een zijweg van de Beukenallee en liep tussen de huizen 39 en 47.
Het oude buitenhuis werd door de eigenaar G.B. Fortuin in 1849 afgebroken. De bezittingen zijn later verkocht aan de wijnkoper N. Pruimers. Pruimers verhuurde aan verschillende Zwolse families.
Op de plaats van de Hertsenberg heeft tot voor kort een boerderij gestaan. Deze boerderij beschikte over ankerbalkgebinten met gestoken telmerken. Een datering in de 19de eeuw ligt voor de hand.
De verwachting is dat op het terrein nog fundamenten aanwezig zijn van de buitenplaats. Verder ligt het terrein op een dekzandrug en kunnen er oudere sporen aanwezig zijn.
84
Wijk: Voorst B
Waardering: 50 %
Dit gebied wordt doorsneden door het Zwolle-IJsselkanaal en ligt voor een deel op een dekzandrug die aansluit op het rivierduincomplex van Voorst en Westenholte. In het gebied liggen twee oude huisplaatsen. In het centrale deel ligt de oude verbinding de Grote Voort. De Grote Voort werd ergens in het gebied doorsneden door de Zandwetering die aansloot op de Riete. Het terrein is tegenwoordig ingericht als industrieterrein en wordt aan de westzijde begrensd door de Klipperweg. Het gebied wordt doorsneden door de Russenweg, Hoekerweg, Loggerweg, Schoenerweg en Botterweg. De huidige bebouwing op het industrieterrein heeft mogelijk voor verstoringen gezorgd. Er bestaat ook een grote kans dat een deel van de industriegebouwen op betonnen platen is gefundeerd.
Onder het industrieterrein kunnen sporen van nederzettingen uit de Prehistorie tot de Middeleeuwen aanwezig zijn.
85
Wijk: Spoolde en Westenholte
Waardering: 50 %
Dit gebied valt samen met het tracé van een mogelijke dekzandrug. De dekzandrug is bedekt met een laag rivierklei van 50 tot 70 cm. Het gebied maakt tegenwoordig onderdeel uit van Polder Benoorden maar werd vroeger aangeduid als een deel van de Spoolderenk en het Nieuweland.
In 1986 zijn op een locatie tussen de Boeierweg en de Spoolderenkweg archeologische sporen uit de Midden-Bronstijd aangetroffen. De archeologische sporen zijn waarschijnlijk de restanten van zogenaamde spiekers en schaapskooien. Tot de grondsporen behoren verder enkele kuilen met nederzettingsafval en drie haardkuilen. De nederzettingskuilen kunnen gedateerd worden in de Midden Bronstijd. Van de haardkuilen is houtskool verzameld voor C-14 onderzoek. Een datering is nog niet bekend. Naast aardewerk uit de Midden-Bronstijd zijn op het terrein ook scherven van bekeraardewerk uit het Laat-Neolithicum en de Vroege Bronstijd gevonden. Ook de Late Bronstijd en de Vroege IJzertijd zijn met enkele scherven vertegenwoordigd.
Tijdens de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal in 1961 is ook een groot aantal vondsten gedaan. In de zuigput van het havenbekken of de sluiskom van het kanaal zijn tientallen geweibijlen opgegraven. Binnen de Bandijk zijn in twee putten ten behoeve van de bouw van de sluis aardewerkscherven gevonden. Naast aardewerk uit het Neolithicum en de Bronstijd zijn hier zelfs scherven van Trechterbekeraardewerk uit c.a. 2400 v. chr. aangetroffen. In een van de putten is een voormalige kreek opgegraven. Deze kreek is ook op de plaats van de waterzuiveringsinstallatie waargenomen.
Deze archeologische waarnemingen geven aan dat op de dekzandrug archeologische sporen uit de Prehistorie tot Vroege Middeleeuwen zijn te verwachten.
88
Wijk: Voorst C
Waardering: 50 %
Op de kruising van de Stinsweg en de weg naar het Huis Voorst is op het kadastrale minuutplan een boerderij te zien die eveneens werd aangeduid met de naam Voorst. Deze naam lijkt echter niks te maken te hebben met het kasteel of de havezate maar heeft betrekking op de toenmalige eigenaar Evert van Voorst.
Ten noorden van de havezate Voorst lag het erf Berghuis. Dit erf stamt mogelijk al uit de 14de eeuw. De naam Berghuis verwijst naar de bewoner Berend Berghuis in de eerste helft van de 19de eeuw. Vóór 1796 was de boerderij in bezit van de eigenaren van de havezate Voorst, Jan en Johanna Mennes. De boerderij heette toen geen Berghuis maar de Koele of Grote Koele en had het karakter van een katerstede. Via dit echtpaar kwam de boerderij in bezit van Zwaantje Holtermans. Mogelijk was zij een van de erfgenamen van Jan Mennes. Uit een akte uit 1798 blijkt dat zij getrouwd was met Berend Berghuis.
253
Wijk: Voorst A
Waardering: 50%
Op deze locatie is op het kadastrale minuutplan langs de huidige Gasthuisdijk bebouwing weergegeven. Tevens heeft op de kruising van de trekvaart en de Gasthuisdijk een sluisje gelegen.
265
Wijk: Voorst A
Waardering: 100%
In de 18e eeuw stond op de plek van het latere huis Twistvliet een buitenplaats met de naam de Kalkovens. Deze buitenplaats was in 1750 eigendom van de familie Nauta. Op het terrein werden schelpen verbrand tot kalk.
De naam Twistvliet komt in 1800 voor het eerst voor en is op dat moment eigendom van Willem Lodewijk van der Upwich, lid van het stadsbestuur van Kampen. Hij had het huis met twee kalkovens in 1793 gekocht van dr, Hubert voor 14.300 gulden.
De naam Twistvliet is afkomstig van Van der Upwich, die het huis in 1804 verkocht aan jkvr. Maria Cornelia Spiering. Zij was bevriend met dichter Rhijnvis Feith en mocht de schilder Derk Jan van der Laan tot haar zwager rekenen.
In 1818 wordt het huis omschreven als een huis met meerdere behangen kamers, koetshuizen, stalling voor vier paarden, tuinmanswoning, ruime tuin met broei- en trekkasten, vruchtbomen, wandelpaden en visrijke vijvers.
De nieuwe eigenaar werd Lucas Reuvekamp. Lucas kocht het huis voor de Blokzijlse houthandelaar Lambert Eindhoven die in 1825 de eerste steen legde voor een houtzaagmolen. Dit was het begin van de houthandel Eindhoven en Zoon. De familie Eindhoven bleef tot 1890 aan het bedrijf verbonden. Rond 1897 werd het bedrijf en de buitenplaats verkocht aan Lambertus de Vries.
Omstreeks 1950 stonden op het terrein een houtzaagmolen, twee houtloodsen, een bergplaats, wagenloods, paardenstal met koetshuis en het landhuis Twistvliet zelf.
Tegenwoordig is het terrein eigendom van de Stichtse Houthandel (Stiho BV). Van het huis en de wagenloods zijn nog slechts ruïnes overgebleven. Het buitenhuis is rond 1963 afgebroken en vervangen door een houtloods. Tegenwoordig is alleen nog de lanenstructuur enigszins te herkennen.
273
Wijk: Spoolde
Waardering: 90 %
In 1986 zijn op een locatie tussen de Boeierweg en de Spoolderenkweg archeologische sporen uit de Midden-Bronstijd aangetroffen. De sporen liggen op het natuurlijke dekzand en waren afgedekt door een kleilaag van 50 tot 70 cm. Volgens Hamming is deze rivierklei pas in de Laat Romeinse tijd of Vroege Middeleeuwen afgezet.
De archeologische sporen zijn waarschijnlijk de restanten van zogenaamde spiekers en schaapskooien. De schaapskooien hebben een ronde of ovale plattegrond en zijn daarom ook wel geïnterpreteerd als rondbouwhuizen. In Engeland worden dit soort structuren zelfs als woonhuis geïnterpreteerd.
Tot de grondsporen behoren verder enkele kuilen met nederzettingsafval en drie haardkuilen. De nederzettingskuilen kunnen gedateerd worden in de Midden Bronstijd. Van de haardkuilen is houtskool verzameld voor C-14 onderzoek. Een datering is nog niet bekend.
Naast aardewerk uit de Midden-Bronstijd zijn op het terrein ook scherven van bekeraardewerk uit het Laat-Neolithicum en de Vroege Bronstijd gevonden. Ook de Late Bronstijd en de Vroege IJzertijd zijn met enkele scherven vertegenwoordigd.
Tijdens de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal in 1961 is ook een groot aantal vondsten gedaan. In de zuigput van het havenbekken of de sluiskom van het kanaal zijn tientallen geweibijlen opgegraven. Binnen de Bandijk zijn in twee putten ten behoeve van de bouw van de sluis aardewerkscherven gevonden. Naast aardewerk uit het Neolithicum en de Bronstijd zijn hier zelfs scherven van Trechterbekeraardewerk uit c.a. 2400 v. chr. aangetroffen. In een van de putten is een voormalige kreek opgegraven. Deze kreek is ook op de plaats van de waterzuiveringsinstallatie waargenomen. Van de kreek is een profielopname gemaakt. De vondsten zijn gevonden op een hogere zandrug aan de noordzijde van de kreek. De vindplaats van de geweibijlen lag ten zuiden van de kreek.
De in 1986 aangetroffen nederzetting is veel groter geweest. Een groot deel van het mogelijke nederzettingsgebied is verstoord tijdens de aanleg van de Westenholterallee.
Literatuur:
Beek, R. van (1986). Rondbouwhuizen uit de midden-Bronstijd in Spoolde, gem. Zwolle. In. Overijsselse Historische Bijdragen 1988, 5-17.
Heide, G.D. van der (1961). Een bijzondere bodemvondst in Overijssel. In: VORG 77e stuk, 1962. 21-35.
Peeters, H. (1990). Over de functie van geweibijlen. Proeve van een onderzoeksmethode en voorlopige resultaten van een onderzoek naar sporen op geweibijlen van Spoolde (Overijssel). In Archeologie nr. 2 1990, 81-109.
Lanting, J. (1986). Spoolde: onderzoek en vondsten binnendijks, In: Op zoek naar mens en materiele cultuur, 37-58.
281
Wijk: Voorst C
Waardering: 50 %
In dit gebied lag de havezate of Huis te Voorst. Dit huis is volgens overlevering in 1440 gesticht door mr. Johan van Ittersum. Johan was getrouwd met Agnes Campherbeek. Het goed vererfde op hun zoon Wolf van Ittersum en vervolgens op diens zoon Johan. Na het overlijden van Johan kwam het huis in bezit van Mechteld van Ittersum die getrouwd was met Johan Mulert. Het goed kwam via deze weg dus in handen van de familie Mulert. De familie bleef tot 1693 in bezit van de havezate Voorst. Op verzoek van Johan Mulert die gehuwd was met Aleida van Keppel van Wolbeek werd de havezate in 1663 als leengoed van de provincie Overijssel aangenomen in ruil voor de hof te Lenthe. In 1687 ging de oudste zoon Johan, sinds 1675 met het goed beleend, failliet. Het goed kwam in 1693 in handen van Joan Potkamp die het vervolgens in 1723 verkocht aan Menno Simon Mennes. In 1767 wordt het bewoond door Jan Mennes. Deze Jan verkoopt het huis in 1796 aan de gebroeders Lucas Hendrik en Daniel Pruimers. Het huis was 'van groote omtrek, hebbende een ruim woonhuis en bouwhuis, mitsgaders een hooge poort voor aen de weg'. Het huis was toen vervallen en werd kort daarna afgebroken. Het in 1880 verbouwde boerenerf bleef bestaan en kwam in handen van Derk Hendrik Wicherlink. Deze familie verkocht het goed in 1963 aan de gemeente Zwolle. Het boerenerf werd afgebroken om plaats te maken voor een industrieterrein. De boerderij is in de laatste jaren in bezit geweest van de weduwe Van Vilsteren. Tegenwoordig is op de plaats van het huis de groothandel in levensmiddelen en horecabenodigdheden Hanos gevestigd. In de boerderij was een oude 15de eeuwse gewelfkelder met kaarsnissen aanwezig. Tijdens waarnemingen in de jaren 70 van de vorige eeuw zijn funderingen gezien. Volgens amateur-archeoloog Van Beek waren in deze muren bakstenen van 30 x 15 x 7.5 cm verwerkt.
328
Wijk: Voorst A
Waardering: 50 %
Aan de Gasthuisdijk, een voormalige stouwe en voortzetting van de Hoogstraat, lag een buitenplaats met de naam Ketelkolk. Het huis dateerde uit 1800 en werd toen bewoond door Arnoldus Polier, metselaarsbaas en één van de voormannen van de Zwolse patriotten. In 1887 was er een stoomwasinrichting gevestigd. In een schouw over de Assendorper (of Zwoller) marke wordt als eindpunt een zware basaltsteen (keseling) vermeld, 'aen Voerster en Westenholter dycken by den Ketel aen den Keselinck'.
De verwachting is dat er nog resten van een voorganger aanwezig zijn.
2.2.2 Cultuurhistorische structuur
Cultuurhistorische waardering van Voorst A
Voor de gebieden langs het Zwarte Water met inbegrip van Voorst A is in juni 2010 een cultuurhistorische analyse opgesteld. Het rapport behandelt beide zijden van het Zwarte Water vanaf de binnenstad tot aan de Mastenbroekerbrug. Het rapport is hierna samengevat voor zover het Voorst A betreft. De bijbehorende waardenkaart van het gedeelte, waarin Voorst A is gelegen, is aan de toelichting toegevoegd als Bijlage 2Waardenkaart objecten, complexen en structuren.
Begrenzing onderzoeksgebied
De in het rapport gepresenteerde analyse diende onder andere als een actualisering van de cultuurhistorische analyse Kamperpoort/Voorst A van mei 2000.
De analyse beschrijft de cultuurhistorie in het Zwarte Watergebied en levert daarmee de input voor de mogelijke plannen, die de (hierna beschreven) cultuurhistorische 'parels' nieuw leven moeten inblazen. Het uiteindelijke doel is om een 'overall' plan te maken, dat duidelijk in de waardevolle omgeving verankerd is. Het 'Grote water dat gaat naar de zee' is meer dan de moeite waard, een gebied waar bewoners en bezoekers zich thuis moeten voelen, de bijzondere geschiedenis kunnen beleven. Een gebied met een eigen identiteit en dynamiek en dat net als in het verleden mensen en gebieden met elkaar verbindt.
De analyse biedt het kader om de afzonderlijke plannen onderling af te stemmen en dient als inspiratiebron voor eigenaars, gemeente en ontwerpers. Op deze manier zal de unieke identiteit van het Zwarte Water opnieuw kleur krijgen. Kern van het onderzoek is dan ook de rol die het water als rivier en structurerend element heeft gespeeld in de ontwikkeling (landschappelijk en (cultuur)historisch) van het gebied.
Het Zwarte Water bij de aansluiting van het Zwolle-IJsselkanaal.
De volgende onderdelen kwamen in de analyse aan de orde:
- beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkelingen van het Zwarte Water in hoofdlijnen;
- beschrijving en overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (structuren, objecten);
- kwalificatie van de cultuurhistorische kwaliteit van alle aanwezige bebouwing (indifferent, attentiewaarde, waardevol, zeer waardevol);
- duiding van de cultuurhistorische waarden, in woord en beeld (cultuurhistorische kaart);
- aanbevelingen tot behoud en versterking van de aspecten met een hoge cultuurhistorische waarde;
- een kansenverkenning van een aantal cultuurhistorische plannen rondom een achttal 'parels' in het onderzoeksgebied, waarvan de 'Kop van Voorst' (parel 3) en het 'Herstel van het jaagpad langs het Zwarte Water' (parel 4) gelegen zijn in het plangebied van Voorst;
- historisch kaart- en beeldmateriaal.
voormalig ketelhuis uit 1906 van de houthandel Stiho voorheen Eindhoven aan de kop van Voorst
Aan de 'parels' wordt in deze analyse een ereplaats toebedeeld. Ze zijn onderdeel van één van de hoofdthema's uit de geschiedenis van het Zwarte Water. Een rijke geschiedenis van landschapsvorming, waterbeheersing, landbouw- en veeteelt, handel, industrie- en bedrijvigheid, wonen en recreatie.
De cultuurhistorische thema's zijn:
- 1. Strijd met het water: dreiging en bedwinging;
- 2. Het succes van het Zwarte Water: scheepvaartverbinding van belang;
- 3. Werken langs het water: handel en nijverheid;
- 4. Heren aan het water: landgoederen en buitenplaatsen;
- 5. Boeren aan het water: het agrarische achterland;
- 6. Plezier aan het water: recreatie en verpozing;
- 7. Grootschalige veranderingen in het gebied.
Gasthuisdijk bij Eindhoven. De Riete wordt gebruikt als balkenkolk. Situatie rond 1900 (foto HCO)
Aanbevelingen voor zover van toepassing op het plangebied van Voorst:
In het onderzoek werden de volgende aanbevelingen gedaan om de cultuurhistorische waarden te behouden en te versterken:
Karakteristiek gebied
- de diversiteit in de cultuurhistorische, ruimtelijke en functionele aspecten en de verschillende tijdslagen als een kwaliteit beschouwen; dit gegeven illustreert de dynamiek van het gebied door de eeuwen heen;
- In het algemeen wordt behoud van de historische hoofdstructuur, de karakteristieke bebouwing en de karakteristieke groenelementen aanbevolen.
Hoofdstructuren
- behoud en versterking van het historische karakter van het Zwarte Water met zijn gelaagde historie, een levendige mix van oud en nieuw, en tegelijk een constante in het steeds veranderende Zwolse stadsgebied;
- waarborgen van de boeiende zichtlijnen door het gehele gebied: vanaf de dijken over rivier en aanpalende wijken, vanaf de bruggen over het water; zichtlijnen over het water richting binnenstad;
- behoud historische rivierdijken (inclusief het traject Gasthuisdijk-Buitengasthuisstraat-Hoogstraat) met specifiek reliëf en bebouwingstypologie;
- behoud van de functionele afwisseling van woon- en werkgebieden langs het Zwarte Water; hierin de verschillende tijdslagen laten zien in de manier waarop water en stad op elkaar reageren;
- proberen het zuidelijke stuk van het Zwarte Water beter te verknopen aan de historische lijnen van het noordelijke stuk (bijvoorbeeld door terugbrengen jaagpaden;
- behoud van de kolken en kolkrestanten langs de dijken.
Bebouwing/objecten
- beschermen van de objecten en complexen die van 'zeer hoge cultuurhistorische waarde' zijn;
- zoveel mogelijk behoud en herstel van de bebouwing met (zeer) hoge cultuurhistorische waarde;
- instandhouding/aanpassing van de overige, binnen de context passende bebouwing volgens de reguliere welstandstoetsing (attentiewaarde);
- zie verder de 'parels'.
Rooilijnen, erfafscheidingen, groen
- handhaven laanbeplantingen langs de Gasthuisdijk;
- handhaven van als waardevol gekenschetste groenelementen in (solitairen in tuinen, boomgroepen): met name de forse beplanting bij het pand Gasthuisdijk 25.
De parels van het Zwarte Water, een kansenverkenning:
Kenmerken:
De kop van Voorst bestaat in zijn huidige vorm pas sinds het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw. Door de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal werd het gebied vrijwel geheel door water omsloten. Aan de oostzijde ligt immers het Zwarte Water en aan de zuidzijde de Riete, een voormalige trekvaart. Op de plek van het vroegere landgoed Twistvliet ontwikkelde zich al vroeg industriële bedrijvigheid (houthandel), die tegenwoordig nog steeds ter plekke te vinden is. Deze bedrijvigheid is nauw verbonden met de landschappelijke gesteldheid: het Zwarte Water was onontbeerlijk voor het vervoer en de Riete diende als balkenkolk. De herinrichting van het bedrijventerrein geeft de kans een cultuurhistorisch verantwoorde inrichting van de buitenruimte te bewerkstelligen, met aandacht voor de aanwezige cultuurhistorische artefacten en de historische gelaagdheid, in samenhang met de gewenste ruimtelijke kwaliteit en functioneel publiek gebruik.
Zo bestaat de kans elementen uit de geschiedenis van het landgoed en de jaagpadenstructuur langs het Zwarte Water en de Riete weer zichtbaar te maken en belangwekkende historische gebouwen van de houthandel in te passen. De kop van Voorst, thans een grotendeels ontoegankelijk terrein, krijgt zo weer een centrale plek langs de dynamische rivier.
Aanbevelingen:
- Breng de historische gelaagdheid van het gebied in het inrichtingsplan tot uitdrukking, met de hoofdfasen in die ontwikkeling als uitgangspunt: het landgoed Twistvliet, de houthandelsactiviteiten en de bijzondere infrastructuur van het water;
- Inpassen van de bestaande historische structuren;
- Uitvoeren van (archeologisch) onderzoek naar de voorgeschiedenis van het gebied en de aard en inrichting van het landgoed;
- Behoud, inpassing en herbestemming van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing op de kop van Voorst. Dient te gebeuren op basis van gedetailleerd cultuur- en bouwhistorisch onderzoek ter plekke;
- Verbeeld de bovengenoemde cultuurhistorische karakteristieken in het ontwerp door het behoud van de groenrelicten van het landgoed en inpassing van de waardevolle industriële bebouwing. Landgoed en houtindustrie kunnen inspirerende thema's zijn voor nieuw ontwerp, denk aan een landhuisachtig woongebouw met allure en innovatief hergebruik van houtloodsen als bedrijfs- en/of woonruimte; hout als leidmotief in de materialisering van nieuwe bebouwing. Ook het gegeven van wonen en werken op één plek is historisch karakteristiek en inspirerend voor het plan;
- Breng de Riete beter in beeld als scheidend en bindend element; zoek inspiratie in de functie van balkenkolk: activiteiten op vlotten, balkbrug, balkensteigers, etc.;
- Herstel het jaagpad langs de Riete (een historische trekvaart) en zet dit door langs de oevers van het Zwarte Water (in noordelijke en zuidelijke richting): geef de jaagpaden een nieuwe betekenis als onderdeel van fiets- en wandelroutes van, naar en door het gebied; herstel de jaagpadbrug op de aansluiting van Riete op Zwarte Water;
- Herstel ook het stukje trekvaart met jaagpad langs de Gasthuisdijk richting Zwolle-IJsselkanaal;
- Het historische pand Gasthuisdijk 25 verdient een kwaliteitsimpuls: geef het gebouw zijn historische karakter terug en verbeter de directe omgeving; door zijn ligging mooie locatie voor horeca;
- Probeer de kop van Voorst visueel weer wat meer verband te geven met Frankhuis, waarmee het voor 1965 één geheel vormde. Dit kan bijvoorbeeld door herstel van (zicht)lijnen in het landschap aan weerszijden van het Zwolle-IJsselkanaal;
- Maak de noordelijke punt van de kop van Voorst toegankelijk (bijvoorbeeld via jaagpad langs Zwarte Water). Het is een prachtige plek, waar de dynamiek van de scheepvaart én het rivierlandschap uitstekend kunnen worden beleefd.
Kenmerken:
Langs de westelijke en zuidelijke oever van het Zwarte Water liep sinds de 17e eeuw een jaagpad. De rivier sloot hierdoor aan op het uitgebreide trekvaartensysteem in de regio, dat een belangrijke rol speelde in het personen- en goederenvervoer. De herinrichting van het bedrijventerrein Voorst A wordt aangegrepen om de in het Structuurplan 2020 weergegeven wens van een openbaar wandel/fietspad langs het Zwarte Water te realiseren. Het tracé van het historische jaagpad kan hiervoor als uitgangspunt dienen. Hiermee komt niet alleen een stuk cultuurhistorie terug, maar ook de beleving van de rivier. Het wandel/fietspad fungeert als schakel in de doorgaande route van het centrum van Zwolle naar de kop van Voorst, Frankhuis en de wijk Stadshagen.
Aanbevelingen:
- Herstel het jaagpad langs de oever van het Zwarte Water langs bedrijventerrein Voorst A in samenhang met het jaagpad langs de trekvaart langs de noordzijde van het gebied (de Riete of balkenkolk) en de noordwestelijke oever van het Zwarte Water; verbinden van het jaagpad langs het Zwarte Water met het Nationaal Landschap ten noorden van Zwolle;
- Sluit het jaagpad via de te bouwen jaagpadbrug aan op een pad langs de oever van de Kop van Voorst;
- Probeer het jaagpad ook ten zuiden van de Blaloweg een herkenbaar vervolg te geven langs de Katerdijk;
Stiho aan de balkenkolk op de kop van Voorst kantoorgebouw van Esso, Katwolderweg
Waardering:
Het rapport sluit af met een lijst van alle bebouwing langs het Zwarte Water, waarin een waardering van deze bebouwing is opgenomen. De waardering is onderverdeeld in de waarden:
- zeer hoge cultuurhistorische waarde; behoud en bescherming wenselijk;
- hoge cultuurhistorische waarde; behoud en bescherming te overwegen;
- attentiewaarde; behoud mogelijk maar niet noodzakelijk (regulier welstandstoezicht volstaat);
- indifferente waarde; behoud mogelijk maar niet noodzakelijk.
De waardering is ook aangegeven op de bij het rapport behorende waardenkaarten (zie Bijlage 2Waardenkaart objecten, complexen en structuren)en wordt als volgt verklaard:
Hierna volgt de waardering van de objecten gelegen in Voorst A:
Gasthuisdijk 15 IJzerleeuw
Ontwerp: Bouwbureau Van Leer’s Vatenfabrieken, Amstelveen
Bouwjaar: 1961-1962
Bouwstijl: modern-functionalistische stijl
Kadastrale gegevens: gemeente Zwolle, sectie E, nummer 04265
kaart Gasthuisdijk 15
Redengevende beschrijving voor de aanwijzing tot beschermd monument:
Het bedrijfscomplex van de B.V. IJzerleeuw is gelegen op het bedrijventerrein Voorst A (Gasthuislanden), dat ligt ingeklemd tussen het Zwarte Water en het Zwolle-IJsselkanaal. In 1960-1961 werd begonnen met het graven van dit kanaal, dat het Zwarte Water met de IJssel verbindt. In dezelfde periode kwam het onderhavige bedrijfscomplex tot stand. Bij de planvorming voor het kanaal was al rekening gehouden met de nieuwe locatie van het bedrijf, dat via een haven (Katwolderhaven) op de waterverbinding werd aangesloten.
De voorraadhoudende staalhandel IJzerleeuw is in 1955 opgezet als een gezamenlijke dochteronderneming van O. de Leeuw NV uit Zwolle en de N.V. IJzerhandel Van der Vliet & De Jonge uit Amsterdam. O. de Leeuw BV is ontstaan uit de ijzerwarenhandel die Hendrik Wijnekes in 1810 begon in het pand Diezerstraat 72. Het pand had een uithangbord genaamd ‘In den blauen saegh’. Als groothandelsbedrijf groeide B.V. IJzerleeuw uit tot de huidige vooraanstaande staaltoeleverancier in Noord-, Oost- en Midden-Nederland. De nieuwe vestiging op Voorst A betekende voor het bedrijf een grote vooruitgang, mede door de gunstige ligging aan het Zwolle-IJsselkanaal. Het complex is een ontwerp van bouwbureau van Van Leer’s Vatenfabrieken uit Amstelveen. Dit bedrijf was onder meer gespecialiseerd in de bouw (en exploitatie) van vatenfabrieken, en leverde bijvoorbeeld ook ontwerpen voor Shell. Van Leer werd voor de nieuwbouw van IJzerleeuw ingeschakeld omdat voornoemde IJzerhandel Van der Vliet & De Jonge een dochteronderneming van dit bedrijf was. Tegelijk werden ook het in Essen (D.) gevestigde Architektur- und Ingenieurbüro ‘Silberkuhl’ en de firma ‘Montageschaaldak’ uit Zwijndrecht bij het project betrokken.
Aan de straatzijde kwam een kantoorgebouw in een modern-functionalistische stijl, met vliesgevels en een plat dak met bimsbetonplaten. Chr. Stoel, ingenieur-adviseur voor bouwconstructie in Zwolle, ontwierp dit gebouw als een staalskelet. In 1971 werd het kantoorgebouw door O. de Leeuw B.V. uitgebreid met een tweede bovenverdieping. Oorspronkelijk sloot het kantoorgebouw via een verbindingslid aan op de bedrijfshal. Door latere uitbreiding kreeg dit gebouw zijn rechthoekige plattegrond. Inwendig heeft het kantoor een nagenoeg geheel vernieuwde interieurafwerking. Naar ontwerp van BDG Architekten is het kantoorgebouw in 1996 verbouwd. De stalen ramen zijn vervangen door exemplaren in kunststof. Het kantoorgebouw valt niet onder de bescherming.
De achter dit gebouw gelegen bedrijfshal is zodanig opgezet dat deze tot over de aan- en afvoerhaven reikt. Zodoende konden, met aan het dak bevestigde kranen, goederen uit het schip in de hal worden geladen. Een betonskelet vormt de hoofdconstructie, waar overheen zich aan de havenzijde een ‘gevouwen’ betonnen schaaldak bevindt. Verder bestaat het dak uit tien betonnen sheddaken met stalen gordingen en spanten. Genoemd bureau uit Essen ontwierp het dak, het montagebedrijf uit Zwijndrecht voerde het uit. Een bijzonder detail is dat de stalen gordingen ter plekke werden gebogen en gelast.
Verder is langs de zuidoostelijke lengtegevel van de bedrijfshal in 1970 een kraanbaan gerealiseerd waar in 1987 een opslagloods aan is toegevoegd. Deze loods vertegenwoordigt geen monumentale waarden en valt buiten de bescherming.
De onder de bescherming vallende hal bestaat uit een ongedeelde ruimte en heeft een rechthoekige plattegrond, aansluitend op het kantoorgebouw. Het dak bestaat uit tien sheddaken en (aan de zuidwestzijde) vier gevouwen schaaldaken. De aan de havenzijde open bedrijfshal is door het Bouwbedrijf der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Havenwerken N.V. uit Amsterdam gefundeerd op gewapend betonpalen. De hal bestaat uit een betonskelet met veertien assen brede zijgevels die in grauwgele baksteen zijn gemetseld. Het metselwerk is in ½-steens verband uitgevoerd. Aan de binnenzijde van de hal bestaat het uit (witgeverfde) siermetselwerkpatronen. Net als het skelet bestaat de dakconstructie uit beton, met in het zicht liggende bekistingssporen. Aan de havenzijde gaat het om vier ‘gevouwen’ schaaldaken met trekstangen. Het overige deel van het dak bestaat uit gebogen sheddaken met stalen gordingen en spanten (lichtvlakken). Inwendig heeft de hal een ongedeelde opzet. Waar de hal op het kantoorgebouw aansluit (metselwerk als genoemd) bevindt zich een deels vernieuwde uitbouw, met een stalen toegangstrap. Van het interieur vallen niet constructieve onderdelen niet onder de bescherming.
Het object is van algemeen belang voor de gemeente Zwolle vanwege zijn architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde.
De bedrijfshal van de B.V. IJzerleeuw uit 1961-1962 is van architectuurhistorisch belang als een goed bewaard gebleven voorbeeld van naoorlogs erfgoed van handel. Het in beton- en staalconstructies opgetrokken bouwwerk geeft een helder beeld van de contemporaine ideeën en technieken bij de opzet van een dergelijk complex. Van grote typologische waarde is de onder gebogen sheddaken en enkele ‘gevouwen’ schaaldaken – alle in beton – gevatte bedrijfshal.
De bedrijfshal heeft cultuurhistorische waarde als een voorbeeld van de ontwikkeling van Zwolle als handelscentrum met een belangrijke regiofunctie. De oorsprong van de staalhandel IJzerleeuw gaat terug tot de vroege 19de eeuw. De vestiging aan de Gasthuisdijk hangt nauw samen met de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal (1960-1964), dat een belangrijke stimulans vormde voor de ontwikkeling van de Zwolse economie.
De bedrijfshal is van stedenbouwkundig belang als een markant bedrijfscomplex dat vooral vanaf de Rieteweg en het Zwolle-IJsselkanaal een in het oog vallende positie inneemt. Hier trekt onder meer de over een haven doorgestoken bijzondere bedrijfshal de aandacht.
Cultuurhistorische verkenning bedrijventerrein Gasthuisdijk 46 (houthandel Stiho voorheen Eindhoven en zoon)
De kop van Voorst
In de cultuurhistorische analyse Zwarte Water is geconcludeerd dat nader onderzoek vereist is om een goed beeld te verkrijgen van de aanwezige historische waarden van het Stihoterrein.
Dit nadere onderzoek is in november 2010 gereed gekomen. Het rapport wordt hierna kort samengevat.
ketelhuis en houtzagerij in 1964
Eerst wordt de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied beschreven.
Daarna wordt de bouw tussen 1883 en 1982 van alle nog bestaande gebouwen beschreven.
zuidgevel van het voormalige ketelhuis uit 1906 (gebouw 1) kantoor en kantine uit 1982 (gebouw 2)
Vervolgens wordt de fasering van de ontwikkelingen in de tijd behandeld.
tot 1857 lichtrood na 1948
De volgende waardering wordt gegeven:
Het complex heeft een hoge cultuurhistorische waarde als gaaf en zeldzaam voorbeeld van een voormalige stoomhoutzagerij.
Het terrein en de gebouwen met de nummers 1, 3, 5, 8, 10, 13, 14, 18, 22, 23 en 25 zijn van belang:
- als uitdrukking van de technologische en economische ontwikkeling van een machinale houtzagerij;
- vanwege de situering aan de voormalige trekvaart en de bewaard gebleven restanten van de voormalige buitenplaats Twistvliet;
- vanwege de toegepaste constructies;
- vanwege de historische functie en de afleesbaarheid van de ontwikkeling van de logistiek en technische bedrijfsvoering van de houtzagerij.
Deze waardering is niet geheel gelijk aan de waardering van juni 2010.
Het oudste gebouw uit 1883 (gebouw 3) heeft in de waardering van juni 2010 slechts 'attentiewaarde' (geel zie Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren).
Een gedeelte van de loodsen, welke in de waardering van juni 2010 een 'hoge cultuurhistorische waarde' hebben gekregen (oranje zie Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren), worden in de waardering van november 2010 niet genoemd.
Van links naar rechts: expeditieloods uit 1883, kap verhoogd in 1957 (gebouw 3), loodsen 18, 5 en 9
Loods 18 is van 1962, loods 5 is van 1939 - 1941, loods 9 is van 1932; 18 en 5 zijn waardevol.
loods 14 uit 1933 loods 8 uit 1939 - 1941
beide loodsen zijn waardevol
Beknopte cultuurhistorische analyse van Voorst B, C en D
Vroege ontwikkeling
Op oude kaarten is te zien dat het gebied eeuwenlang voornamelijk agrarisch in gebruik is geweest. Het centrale lage deel bestond uit uitgestrekte weilanden, de iets hogere randen aan de noord- en zuidzijde waren in gebruik voor de akkerbouw. Door het gebied liepen verbindingswegen tussen de verschillende buurtschappen Westenholte, Voorst en Spoolde (waaronder het wegje de Grote Voort) en bevond zich een heel stelsel van weteringen en sloten. De belangrijkste was De Riete, die in zuidwestelijke richting aftakte van het Zwarte Water. Later is ter plaatse van dit watertje het Zwolle-IJsselkanaal aangelegd.Overigens was het gebied tot ver in de 20e eeuw vrijwel onbebouwd.
Algemene omschrijving van de cultuurhistorische waarden
Het gebied heeft een rijke historie, maar door de ingrijpende ontwikkelingen vanaf het midden van de 20e eeuw is de historische gelaagdheid zeer sterk vervaagd. Vooral in het deelgebied Voorst B en C heeft de aanleg van het Zwolle-IJsselkanaal en de aanpalende industriegebieden de bestaande situatie bijna volledig uitgewist. Slechts enkele wegen in de periferie van het plangebied (Spoolderenkweg, Zalkerveerweg) zijn relicten uit de prestedelijke fase. Het industriegebied is vanaf het midden van de jaren zestig tot ver in de jaren tachtig ontwikkeld, waarbij aanvankelijk in het zuidelijke deel nog grote stukken 'agrarisch land' in beeld bleven. In de afgelopen decennia zijn de industriecomplexen 'van het eerste uur' meest gemoderniseerd of inmiddels vervangen door nieuwere gebouwen. Het gebied geeft in aanleg en bebouwing dan ook geen specifiek uniform tijdsbeeld te zien. De cultuurhistorische waarde is, afgezien van het Zwolle-IJsselkanaal, gering.
Waardering
Een zeer beperkt deel van de bebouwing in het gebied heeft cultuurhistorische waarde.
Het rapport sluit af met een lijst van deze bebouwing met cultuurhistorische waarden. De waardering is onderverdeeld in de waarden:
- hoge cultuurhistorische waarde kleur oranje
; behoud en bescherming te overwegen;
- attentiewaarde kleur geel
; behoud mogelijk maar niet noodzakelijk (regulier welstandstoezicht volstaat);
Hierna volgt de waardering van de 6 objecten gelegen in Voorst B, C en D:
2.2.3 Ruimtelijke structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.
2.2.4 Functionele structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het wonen, de centrumvoorzieningen, de sport- en recreatieve voorzieningen, de overige maatschappelijke voorzieningen en de economische voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Vaak wordt gedacht dat in een 'ideale situatie' al het relevante beleid vastligt voor alle aspecten die in een bestemmingsplan worden geregeld. In zo'n situatie is ook iedere afweging van (tegenstrijdige) belangen te baseren op afgerond onderzoek en het vastgestelde beleid.
Het opstellen van een bestemmingsplan bestaat in deze situatie uit het projecteren van de 'eindbeelden' aan het eind van de planperiode van tien jaar, waarbij het plan volledig wordt gebaseerd op vastgesteld beleid. De kans is echter groot dat hiermee uiteindelijk een te star plan ontstaat, dat in korte tijd achterhaald zal blijken te zijn.
Overigens zal de 'ideale situatie' zich in de praktijk niet snel voordoen. Het is namelijk uitgesloten dat alle relevante beleidslijnen zijn vastgelegd op het moment dat een bestemmingsplan wordt opgesteld. Het ontwikkelen van beleid is, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, een continu proces.
Het bestemmingsplan hoeft zich echter niet te beperken tot het projecteren van 'eindbeelden'. Door gebruik te maken van diverse planfiguren zoals een wijzigings- of uitwerkingbevoegdheid, afwijkingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen kan het bestemmingsplan een instrument zijn waarmee (maatschappelijke) ontwikkelingen worden begeleid of in de gewenste richting worden gestuurd.
Dit plan is gebaseerd op het beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken
(zie Bijlage 1 Overzicht beleidsnota's).
3.2 Ruimtelijk En Economisch Beleid
3.2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
Op rijksniveau is de Nota Ruimte het belangrijkste ruimtelijke beleidskader. In deze nota zijn de hoofdlijnen voor het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd. Één van de vier algemene doelen is het versterken van de economie door het oplossen van ruimtelijke knelpunten. Buiten de nationale hoofdstructuur stelt het Rijk zich echter terughoudend op. De Nota Ruimte bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied, want het bedrijventerrein Voorst ligt niet in één van de door het Rijk aangewezen nationale stedelijke netten of economische kerngebieden.
Actieplan bedrijventerreinen
In het In het Actieplan bedrijventerreinen van mei 2004 geeft het kabinet aan welke acties zij onderneemt om te stimuleren dat er kwantitatief en kwalitatief voldoende ruimte is voor werken. De opgave betreft hierbij niet alleen het aanleggen van nieuwe terreinen, maar ook het herstructureren van bestaande (verouderde) terreinen.
Omdat kwaliteit op bedrijventerreinen maatwerk is, zal het Rijk geen algemene nationale eisen stellen aan de kwaliteit van bedrijventerreinen. Het actieplan bevat een breed pakket maatregelen gericht op het opdoen en ontsluiten van kennis omtrent de grootste knelpunten bij herstructurering: organisatie (duurzaamheid, veiligheid, PPS, etc.), financiering (onder meer freeriders, bedrijfsverplaatsing), wet- en regelgeving (onder meer stroomlijnen RO-toetsen, strijdige regelgeving) en kennis (bijvoorbeeld op thema.s zorgvuldig ruimtegebruik en architectuur en stedenbouw).
Industriebrief
Vanuit de gedachte dat een sterk bedrijfsleven essentieel is voor duurzame economische groei in Nederland, stelt het Ministerie van Economische Zaken in de Industriebrief van oktober 2004 het scheppen van gunstige randvoorwaarden voor bedrijven die internationaal concurrerend moeten blijven centraal. De industriebrief zet de kabinetsvisie op ontwikkelingen in de industriële en aanverwante sectoren uiteen en vertaalt dit naar beleidsuitgangspunten. Het industriebeleid bestaat uit drie sporen:
(1) randvoorwaarden ondernemingsklimaat op orde;
(2) versterken van het vernieuwingsvermogen van het bedrijfsleven;
(3) aandacht voor specifieke sectoren of groepen van bedrijven.
Het beleid richt zich primair op zeven knelpunten, waaronder het gebrek aan fysieke ruimte en afnemende kwaliteit van de infrastructuur.
3.2.2 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.
In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.
Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de omgevingsvisie aangeduid als 'bedrijventerrein' in een stedelijke omgeving. Het Zwolle-IJsselkanaal is aangeduid als een 'vaarweg', welke deel uitmaakt van de hoofdinfrastructuur. De spoorlijn naar Kampen staat aangegeven als 'spoor' met de aanduiding 'stationsgebied' voor een nieuwe halte.
De ambitie van de provincie voor ' economie en vestigingsklimaat' in de stedelijke omgeving is een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en midden en kleinbedrijf (mkb).. Er wordt gestreefd naar vitale werklocaties die aansluiten bij de vraag van ondernemers. Als 'hoofdlijn van beleid' wordt gekozen voor het bedienen van de regionale markt voor bedrijventerreinen vanuit stedelijke netten, een bijzondere positie voor streekcentra, het toepassen van de SER-ladder, inzet op herstructurering, bovenlokale/regionale afstemming van werklocaties, specialisatie en clustering van vooral kennisintensieve maakindustrie.
3.2.3 Zwolle Kampen netwerkstad
Netwerkstadvisie Zwolle Kampen 2030
De gemeenten Zwolle en Kampen en de provincie Overijssel hebben in 2006 de Netwerkstadvisie 2030 vastgesteld met als doel de kwaliteiten te versterken en gezamenlijke kansen voor de ontwikkeling van de regio optimaal te benutten. De Netwerkstadvisie is uitvoeringsgericht en bevat 10 boegbeelden: de belangrijkste projecten waar de samenwerking zich op zal richten en waar Zwolle Kampen Netwerkstad haar ambities voor de toekomst mee kenbaar wil maken. De boegbeelden 'A28-zone', 'Vernieuwing economie' en 'Het IJsselnet' zijn van belang voor bedrijventerrein Voorst.
A28-zone: de etalage van de Netwerkstad
De A28-zone, waarvan bedrijventerrein Voorst(erpoort) deel uitmaakt, biedt een uitgelezen kans voor het ontwikkelen van een innovatief milieu van kennisuitwisseling en werkend leren. Ingezet wordt op goede condities voor kennis-, congres- en hotelfaciliteiten en vestiging van hoofdkantoren van nationale ondernemingen. Een blijvend gunstige optimale nationale en regionale bereikbaarheid van deze zone is cruciaal. Dit betekent een gezamenlijke inzet op capaciteitsverhoging van de A28, N50/A50, RW35 en de verbinding naar de A6.
Vernieuwing economie: kennis, innovatie en concurrentiekracht
Zwolle Kampen Netwerkstad kiest voor behoud en versterken van haar economische compleetheid door onder andere het stimuleren van synergie tussen bedrijfsleven, onderwijs, logistiek en zorg. Herstructurering, revitalisering en duurzaamheid van bedrijventerrein zijn belangrijke aandachtsvelden evenals innovatie op het terrein van meervoudig ruimtegebruik. De inhoudelijke programmering is gericht op het vergroten van de uiteindelijke concurrentiekracht van het regionale bedrijfsleven.
Netwerkanalyse Binnenhavens Oost-Nederland
Burgemeester en wethouders hebben op 7 december 2009 ingestemd met de uitkomsten uit de Netwerkanalyse Binnenhavens Oost-Nederland. Dit is een visie op de binnenhavenactiviteiten in 2020. De opdrachtgever was de provincie Overijssel.
Op basis van deze netwerkanalyse heeft de gemeente Zwolle bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu een quickwin subsidie ontvangen voor verbetering van de havens. Het betreft het verdiepen van de Voorster-,Margriet- en Katwolderhaven en uitbreiding van de Margriethaven. In totaal was hier 2,6 miljoen. euro mee gemoeid. Het ministerie heeft 50% subsidie verstrekt. Deze subsidie is vastgesteld op dezelfde datum als waarop het Ontwikkelingsplan Voorst door de gemeenteraad van Zwolle is behandeld. In totaal kreeg Voorst daarmee een impuls van circa. 5 miljoen euro.
3.2.4 Convenant
Op 24 mei 2000 hebben de provincie Overijssel, de gemeente Zwolle, de Ontwikkelingsmaatschappij Oost Nederland NV, de Kamer van Koophandel regio Zwolle en de ondernemersverenigingen Voorst/ Westenholte en Marslanden een convenant ondertekend met als doel om gezamenlijk te komen tot de duurzame versterking van de beide bedrijventerreinen Voorst en Marslanden in Zwolle.
In het kort de inhoud van het convenant:
- 1. Partijen onderzoeken de mogelijkheden om te komen tot een duurzame versterking van de bedrijventerreinen.
- 2. Partijen verklaren zich bereid samen te werken, gericht op het verbeteren van het bedrijfseconomisch resultaat, de vermindering van de milieubelasting en een efficiënter ruimtegebruik.
- 3. Partijen verklaren zich bereid om inspanningen te leveren om een masterplan op te stellen.
- 4. Partijen verklaren zich bereid om de afgesproken taakverdeling te vervullen en aan de verschillende organisatiestructuren deel te nemen.
- 5. Partijen verklaren zich bereid om zich in te spannen om de projecten welke voortvloeien uit het masterplan uit te voeren of doen uitvoeren.
3.2.5 Gemeentelijk beleid
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
Cultuurhistorie / monumentenzorg
De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Archeologie
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
3.4 Verkeersbeleid
Netwerkstadvisie Zwolle Kampen 2030
Het IJsselnet: kwaliteitsimpuls voor het openbaar vervoer
Het IJsselnet bestaat uit de Hanzelijn, de Kamperlijn en (delen van) de stadsring van Zwolle. Op een aantal punten ontmoet het IJsselnet het hoofdwegennet, de A28 en de toekomstige A50. Daar ontstaan knopen met een groot publieksbereik en commerciële functies. In samenwerking met (markt-)partijen wordt onderzocht hoe de verbindingen optimaal op elkaar kunnen aansluiten, zodat er een samenhangend vervoersysteem ontstaat.
Uitsnede boegbeeldenkaart Netwerkstadvisie 2030:
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks - en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle luidt daarom als volgt:
De kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Prioriteitswegen
Doel van het beleid is de functionaliteit van de wegen voor hulpdiensten in stand houden. Dit is in dit conserverende plan van toepassing. Wanneer wegen smaller worden of een andere wegcategorie krijgen kan het systeem van prioriteitswegen verslechteren.
Kamperlijn
In 2009 maakten de provincie Overijssel, de gemeenten Zwolle en Kampen en Prorail bekend dat er plannen zijn ontwikkeld om in 2014 een elektrische regiotram te laten rijden op de Kamperlijn als hoogwaardige openbaar vervoerverbinding (HOV).Er zal om het kwartier een tram gaan rijden tussen Zwolle en Kampen die stopt bij de nieuw te openen haltes Voorsterpoort, Stadshagen, Werkeren en Kampen Oost. Door de halte Voorsterpoort wordt de bereikbaarheid van het plangebied voor openbaar vervoer verbeterd.
Zie ook kaart 7 ontsluiting voor het openbaar vervoer in paragraaf 2.2.3.1.
Inmiddels is door de mislukte aanbesteding van het project een heroverweging in gang gezet. Gedurende de heroverweging is de exploitatie van de lijn als spoorlijn tot december 2015 opnieuw aan de Nederlandse Spoorwegen gegund.
3.5 Groenbeleid
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart 9 Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen).
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.
Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.
Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.
Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en / of recreatief gebruik.
3.6 Waterbeleid
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en de toekomstige EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
- vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
- schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Nationaal Waterplan
In het ontwerp Nationaal Waterplan kondigt het kabinet aan in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te willen nemen. Met een aangepast peilbeheer wil het kabinet de zoetwatervoorraad vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt.
In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn.
De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het plangebied en de waterveiligheid. Daarom worden in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen opgestart om de besluitvorming gedegen voor te bereiden.
Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, Provincies en Waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld.
De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied.
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en een omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk en milieubeleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet. en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regel stellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
3.7 Detailhandels- En Leisurebeleid
Uitvoeringsprogramma Structuurplan Zwolle 2020
Het uitvoeringsprogramma structuurplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 september 2009 en geeft de voortgang in de structuurplandoelstellingen weer. Verder geeft het uitvoeringsprogramma aan hoe de doelstellingen op het gebied van wonen, kantoor, bedrijven, groen, bereikbaarheid, water en duurzaamheid bereikt kunnen worden en welke projecten hiervoor gepland staan.
3.4 Stand van zaken begin 2009 voorzieningen
In het volgende staatje staat weergegeven hoeveel m² detailhandel en leasurevoorzieningen op dit moment in ontwikkeling zijn.
detailhandel In m²´s bvo ambitie
Stadion 10.000
binnenstad 10.000
Voorsterpoort 65.000
Kamperpoort 10.000
Ikea 25.000
totaal 120.000 110.000
leasure In m²´s bvo ambitie
stadion 23.000
binnenstad 5.000
Voorsterpoort 40.000
Kamperpoort 5.000
Van der Valk en diversen 15.000
totaal 80.000 75 – 90.000
Daarmee is voldoende detailhandel en leasure in ontwikkeling om de ambities van het structuurplan te halen. Het lijkt niet nodig om actief nadere ontwikkelingsmogelijkheden hiervoor te zoeken.
5.4 Mogelijke aanvullende ontwikkelingen voorzieningen
Waar zich interessante initiatieven voordoen, kan bezien worden of de gemeente bereid is hieraan mee te werken en/of deze te faciliteren.
Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel
Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden.
Besloten is om op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.
Naast Voorsterpoort zijn ook nog andere locaties onderzocht waar mogelijk in de toekomst winkelontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Het gaat daarbij om Holtenbroek Zuid en Voorst A. Holtenbroek Zuid is in gemeentelijk bezit met als huidige bestemming kantoren. Voorst A is van Shell met als bestemming industriële doeleinden. Op zich lijken dit ook goede locaties waar in de nabije toekomst winkels gevestigd zouden kunnen worden. Maar net als Voorsterpoort zal dit niet van vandaag op morgen kunnen. Het biedt dus geen oplossing voor de korte termijn problematiek. Maar belangrijker: zowel Voorst A als Holtenbroek Zuid zijn te beperkt van omvang (3,1 ha) om massa te maken. Het is daarom niet wenselijk om nu op deze locaties al winkelontwikkelingen mogelijk te maken, vooruitlopend op Voorsterpoort. Mocht onverhoopt op Voorsterpoort geen plek voor winkels te maken zijn dan komen beide locaties weer in beeld.
Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle'
De Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle' geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2012.
Het algemene doel van de nota is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
Onderscheid in winkelgebieden
Het is belangrijk een onderscheid te maken naar binnenstad, wijk en periferie. Als vierde categorie kunnen nog de winkelvoorzieningen nabij bezoekersknooppunten onderscheiden worden.
- 1. Binnenstad: recreatief winkelen en funshoppen in een attractieve omgeving;
- 2. Periferie: centra voor doelgerichte aankopen, op perifere locaties met voldoende ruimtelijke schaal en optimale bereikbaarheid;
- 3. Wijk- en buurtcentra: centra voor dagelijkse aankopen in de buurt / in de wijk, op basis van compleet aanbod;
- 4. Bezoekersknooppunt: kleinschalige winkelvoorzieningen op station, ziekenhuis, verzorgingstehuizen, gericht op de reiziger dan wel bezoeker.
Reden voor dit onderscheid is dat bezoekmotief, aard, schaal, type van de winkels dusdanig verschillend zijn. Programma's en de hierbij horende meters zijn dus niet direct uitwisselbaar. Wel zijn er in meer of mindere mate relaties tussen de winkelgebieden.
Evenwicht tussen ruimte bieden aan vernieuwing en het behoud van het bestaande
De retailstructuur van Zwolle is in meerdere opzichten perspectiefrijk: Zwolle is een jonge en dynamische stad die nog groeit in inwonertal, heeft een grote regio, strategisch gelegen op een scharnierpunt in Nederland en goed bereikbaar. Belangrijk is dat er een goed evenwicht wordt gevonden tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
Opgave: ontwikkelen nieuwe perifere locatie
Er bestaat een duidelijke behoefte bij een groot deel van de consumenten om doelgericht inkopen te doen op goed bereikbare locaties. In de dagelijkse praktijk blijkt dan ook dat er een sterke vraag is van meerdere bedrijven om winkelmeters toe te voegen op perifere locaties in de branches: wonen, doe het zelf, en tuincentra. Daarnaast is er een individuele vraag in enkele andere branches, vooral in het assortiment in- en om het huis, elektronica sport en supermarkt. Al vele jaren kan niet voorzien worden in een locatie. Hierdoor is er een achterstallige vraag in te halen. Een belangrijke opgave is daarom het ontwikkelen van een nieuwe perifere locatie voor grote winkels.
Voorstel: Voorsterpoort als nieuwe perifere locatie voor grote winkels
Al sinds het begin van de 21e eeuw wordt gewerkt aan de ontwikkeling van Voorsterpoort. De twee voormalige plannen voor Voorsterpoort bleken onvoldoende om de markt te interesseren. Op dit moment wordt een nieuw plan opgesteld dat flexibel van karakter zal zijn.
Uit gesprekken met geïnteresseerde partijen en onderzoek van WPM wordt duidelijk dat Voorsterpoort nog steeds de voorkeurslocatie is voor grote winkels in de periferie omdat:
- Voorsterpoort door de marktpartijen wordt gezien als de beste locatie: zeer goed bereikbaar voor de regionale consument, liggend aan de A28 en liggend nabij Stadshagen waar op termijn circa 25.000-30.000 mensen wonen.
- Alleen op Voorsterpoort is het mogelijk een grootschalige winkelconcentratie te maken die ook regionale aantrekkingskracht heeft.
- De huidige meubelboulevard zit al op Voorsterpoort en is hiermee direct onderdeel van deze winkelconcentratie. Naar verwachting zal een groot deel van de geïnteresseerde winkels onder het brede thema in- en om huis vallen.
Voorkeurszonering Voorsterpoort en ontwikkelkader
Burgemeester en wethouders hebben op 14 juni 2011 de voorkeurszonering voor Voorsterpoort vastgesteld. Deze voorkeurszonering zal worden uitgewerkt in een ontwikkelkader.
Een conceptuele winkelontwikkeling in één project wordt gedacht aansluitend aan de huidige woonboulevard. Daarnaast vragen een aantal winkels om een zelfstandige kavel. Het gaat hierbij vooral om doe het zelf zaken en tuincentra. Een klein deel van Voorsterpoort Oost komt hierbij dan in beeld (tussen 2 en 3 ha). Dit lijkt op dit moment niet voldoende om alle winkels in de 1e fase te kunnen faciliteren.
Shell terrein Voorst A
De eigenaar van het Shell terrein (circa 3 ha) op de zogenaamde Voorst A locatie (tegenover de locatie Voorsterpoort Oost) heeft aan de gemeente gevraagd om op deze locatie te mogen herontwikkelen. Dit zal verkend gaan worden.
3.8 Horecabeleid
In Zwolle is uitsluitend voor de binnenstad horecabeleid vastgesteld. Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht'. Dit betekent dat voor Voorst geen specifiek horecabeleid is vastgesteld.
3.9 Coffeeshopbeleid
Voor coffeeshops geldt een gedoogbeleid. Dit gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops. Deze liggen buiten het plangebied.
3.10 Prostitutiebeleid
Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom.
3.11 Milieubeleid
3.11.1 Milieu algemeen
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoorts) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied. Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en Diezerpoort zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.
Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, en duurzaamheid zijn relevant voor Voorst. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.
3.11.2 Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het bestemmingsplan Voorst behoort tot het gebiedstype 'Bedrijfsterrein zwaar'. Voor dit gebiedstype zijn geen geluidsambities vastgesteld. Wel geldt voor het bedrijventerrein Voorst een wettelijke vastgesteld geluidzone.
Ten aanzien van de AMvB-bedrijven, zogenaamde Activiteitenbesluit of BARIM (Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer) bedrijven, op gezoneerde industrieterreinen is het uitgangspunt dat deze bedrijven niet worden beperkt in de door hun gewenste geluidsruimte, maar dat de representatieve geluidsruimte in beeld wordt gebracht en juridisch wordt vastgelegd. Bij het doen van de melding zal het bedrijf ook toekomstige ontwikkelingen in beeld moeten brengen, zodat hier in het zonemodel rekening mee kan worden gehouden. In de Nota Industriegeluid Zwolle (2007) worden afstandscriteria genoemd voor AMvB-bedrijven. Indien een bedrijf zich vestigt binnen de gestelde afstand van de zone, dan wordt door de gemeente een akoestisch onderzoek vereist en op basis hiervan eventueel maatwerkvoorschriften opgelegd.
3.11.3 Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
- voldoen aan wet- en regelgeving;
- anticiperen op de toekomst;
- knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden.
Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen door het beleid ten aanzien van luchtkwaliteit in te bedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
3.11.4 Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
- overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
- een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
- veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
- zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
Op 20 januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Bedrijventerrein Voorst wordt gekarakteriseerd als gebiedstype 'Bedrijfsterrein zwaar'. Voor dit gebiedstype geldt dat een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan, mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. De PR 10-6 contour mag niet over een buurperceel maar wel over infrastructuur en groenzones liggen, tenzij er op het buurperceel geen kwetsbare objecten binnen de contour aanwezig zijn of in de toekomst mogelijk zijn.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan voor de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheidsbelangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
3.11.5 Bodem
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. Daarnaast is op 1 december 2009 door de gemeente een bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld. De indeling van deze kwaliteitsklassen is gebaseerd op de huidige bodemkwaliteit van de deelgebieden
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.
Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.
3.11.6 Duurzaamheid
Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad een duurzaamheidvisie vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn opgenomen voor de Gemeente Zwolle. Er zijn vijf principes van duurzaamheid genoemd die als inspiratie en richtlijn dienen voor de uitvoering van duurzaamheid. De principes van duurzaamheid zorgen ervoor dat gestructureerd wordt nagedacht over duurzaamheid in alles wat we doen, van bedrijfsvoering tot beleidsontwikkeling en -uitvoering en de samenwerking met partijen in de stad.
De vijf principes zijn:
- 1. koester diversiteit
- 2. duurzaamheid als leidend principe
- 3. duurzaamheid is van en voor de stad
- 4. benutten lokale bronnen
- 5. transitie en innovatie
Ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid zullen bij derden worden bevorderd dan wel gestimuleerd en zo nodig geaciliteerd. De gemeente wil optimaal gebruik maken van de 'know how' en de initiatieven vanuit het bedrijfsleven om ontwikkelingen voor duurzaamheid te bevorderen. Gestreefd wordt naar een hoger percentage duurzame bedrijvigheid in 2013 door acquisitie en vestigingsbeleid voor nieuwe potentiële bedrijven. Het benutten van lokale bronnen voor energiesystemen als zonne-energie (PV en zonnecollectoren), biomassacentrales en/of warmte-koude opslag (KWO) in de bodem zijn daar voorbeelden van. Andere maatregelen kunnen bijvoorbeeld verbeterde isolatie zijn, zoals de toepassing van vliesgevels (variant op de dove gevel) als bescherming tegen het verkeerslawaai.
De toepassing van koude warmte opslag draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van de duurzaamheidvisie, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.
3.11.7 Visie op de ondergrond
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan voor het centrumgebied van Zwolle.
Belangrijke uitgangspunten zijn ondermeer het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied. Van belang voor de beheersing van de grondwaterverontreining is de optimalisering van brondieptes en bronlocaties.
3.11.8 Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:
- De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de 6 thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.
- Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting, indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.
In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig:
Voorsterweg, Westenholterallee en de Blaloweg. Langs de zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
Industrielawaai
Het plangebied, bedrijventerrein Voorst in de gemeente Zwolle, is geluidsgezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Binnen het plangebied zijn geen geluidsgevoelige bestemmingen gelegen.
De gemeente treedt op als zonebeheerder en is ten behoeve daarvan in het bezit van een digitaal zonemodel. Hierin zijn de bestaande bedrijven ingevoerd op basis van de vergunning- of meldingsplicht en is voor een beperkt aantal lege kavels geluidsruimte gereserveerd.
De hoeveelheid te vergunnen geluid voor dit bedrijventerrein is beperkt. Voor een duurzame invulling en een optimaal gebruik van het terrein is het noodzakelijk om zorgvuldig met het uitgeven van geluidruimte en de verdeling daarvan om te gaan. Een zonebeheersplan geeft hier invulling aan. Om dit te kunnen bereiken zal het zonebeheersmodel van Voorst worden ingezet in het zonebeheersplan.
In het kader van de herstructurering van Voorst is geformuleerd dat er efficiënter gebruik moet worden gemaakt van de ruimte, verbetering van de bedrijfseconomische resultaten en vermindering van de milieubelasting. Om hier gevolg aan te geven dient de geluidsruimte van de bedrijven op Voorst te worden gewaarborgd. Ontwikkelingen die dit kunnen belemmeren moeten zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt.
Op kaart 10 is de huidige begrenzing van het industrieterrein Voorst in het kader van de Wet geluidhinder aangegeven. Tevens is de geldende zonegrens aangegeven. Het gebied tussen het industrieterrein en de zonegrens omvat de geluidszone van het industrieterrein Voorst.
De geluidszone is vastgesteld door Gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 23 april 1991 nummer MMI 90/3424 met bijbehorende gewaarmerkte tekening nummer G 82.161 A. Op grond van artikel 41 Wet geluidhinder kan deze zone uitsluitend worden gewijzigd of opgeheven bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan.
De geluidszone is in het zuidoosten gewijzigd bij de vaststelling op 22 september 2008 van het bestemmingsplan Veerallee en is in het noordwesten gewijzigd bij de vaststelling op 2 november 2009 van de 2e partiële herziening van het bestemmingsplan Stadshagen.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar industrielawaai is om die reden niet noodzakelijk. De uitbreidingsmogelijkheden op het bestaande bedrijventerrein zijn ook geen aanleiding om onderzoek te doen naar meer geluidsruimte voor de bedrijven
Railverkeer
Het plangebied ligt voor een belangrijk deel binnen de geluidzone van de spoorlijn Zwolle – Kampen. Deze zone is 200 meter aan weerszijden van het spoor. Langs deze zoneplichtige spoorlijn zijn echter geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Zie voor de zonegrens kaart 10.
4.2.2 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.
4.2.3 Bodemkwaliteit
Op het moment dat een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan op handen is moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hiervoor dient in de regel, naast het raadplegen van onder andere het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek te worden verricht. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota en andere bronnen van informatie (Globis, Historisch bodembestand). Het bestemmingsplan en dus het gebruik van het bedrijventerrein Voorst zal echter niet fundamenteel wijzigen.
Daar waar evenwel nieuw zal worden ingericht/gebouwd zal de bodemkwaliteit worden getoetst bij de aanvraag van de omgevingsvergunning. Om toch een idee te hebben van de kwaliteit van de bodem is een inventarisatie gemaakt van de bestaande bodemgegevens van het plangebied Voorst afkomstig van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem (Strabis en Globis).
Uit de inventarisatie blijkt dat er op diverse locaties bodemonderzoek is uitgevoerd. De locaties waar (ernstige) bodemverontreiniging is vastgesteld, worden hieronder toegelicht.
Blaloweg 2a; benzineservicestation
Ter plaatse van deze locatie is een bodemverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten aanwezig. De sanering van de bodemverontreiniging vindt gefaseerd plaats.
Botterweg 63-65; galvaniseerbedrijf
Ter plaatse van deze locatie is een ernstig geval van bodemverontreiniging met onder andere chroomzuur aanwezig. Plaatselijk is minerale olie en PCB in de bodem vastgesteld. Op de locatie vindt momenteel een bodemsanering plaats.
Gasthuisdijk 44; voormalige stortplaats
Op deze locatie is een voormalige stortplaats met huisvuil en mogelijk ziekenhuisafval aangetroffen. Er zijn matig tot sterk verhoogde gehalten aan arseen en barium in het grondwater aanwezig. De dikte van de deklaag is plaatselijk onvoldoende. De aanpak van de stort heeft een lage prioriteit.
Hoekerweg 14; houtconserveringsbedrijf
Op deze locatie is een ernstig geval van bodemverontreiniging met borium aanwezig. De exacte omvang van de verontreiniging is nog niet bepaald.
Katwolderweg 2-10; brandstoffendepots
Op deze locatie is een ernstig geval van bodemverontreiniging met o.a. minerale olie en vluchtige aromaten aanwezig. Plaatselijk is een drijflaag op het grondwater vastgesteld. De sanering van de bodemverontreiniging vindt gefaseerd plaats.
Russenweg 5; vrachtwagenfabriek
Op deze locatie is een ernstig geval van bodemverontreiniging met minerale olie vastgesteld ter plaatse van de motorenproefopstelling. Er heeft een bodemsanering plaatsgehad, waarbij een restverontreiniging is achtergebleven.
Schokkerweg 1; houtconserveringsbedrijf
Op deze locatie is een grensoverschrijdend geval van bodemverontreiniging met borium aanwezig. De oppervlakte van de verontreiniging wordt geschat op 28.000 m². Er is in 2003 een grondwatersanering opgestart.
Turnhoutsweg 1; zoutloods
Ter plaatse van deze locatie is een ernstig geval van bodemverontreiniging met onder andere cyanide vastgesteld. In 2007 is een grond- en grondwatersanering opgestart. De grondwatersanering is nog niet afgerond.
Overige bodemverontreinigingen
Naast bovengenoemde bodemverontreinigingen zijn er nog zo'n 12 gevallen van bodemverontreiniging in het plangebied aanwezig, die reeds (grotendeels) zijn gesaneerd. Deze gevallen worden daarom niet nader omschreven. Het betreft de volgende locaties: Boeierweg 9, Gasthuisdijk 46, Hoekerweg 9, Hoekerweg 20, Katwolderweg 1B, Lichterweg 1, Rieteweg 20-24, Rieteweg 27, Rieteweg 31, Russenweg 8, Russenweg 18-20 en Schokkerweg 2.
4.2.4 Externe veiligheid
Risicocontouren
In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is een zogenaamde signaleringskaart gemaakt, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze gemeentelijke signaleringskaart is gebaseerd op de risicovolle inrichtingen die in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn geregistreerd.
De gemeentelijke signaleringskaart geeft aan dat in het plangebied de volgende risicobronnen zijn gelegen:
Van Wijhe Verf B.V., Sensus Operations B.V. en de North Sea Group.
In de hierop volgende paragrafen worden de bedrijven kort behandeld. Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van buiten het plangebied gelegen risicobronnen.
Opslag van gevaarlijke stoffen met meer dan 10 ton aan de Russenweg 14, Van Wijhe Verf B.V.
PR 10-6 contour: | Volgens Revi |
Afstand (m) | 20 |
Van Wijhe Verf is producent van verf en maakt voor de opslag van diverse grondstoffen en halfproducten gebruik van tanks binnen de inrichting.
De toetsing aan het Bevi bestaat uit de elementen plaatsgebonden risico (PR), groepsrisico (GR) en een eventuele saneringsplicht. Van Wijhe Verf B.V. is een categoriale inrichting. Dit betekent dat voor het PR voldaan moet worden aan de afstanden zoals opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) tabel 3. De opslagplaats voldoet ruimschoots aan deze afstanden. In de volgende figuur is de PR 10-6 contour aangegeven:
PR 10-6 contour Russenweg 14
Opslag van ammoniak-koelinstallatie (2000 kg) aan de Gasthuisdijk 44, Sensus Operations B.V.
PR 10-6 contour: | Volgens Revi |
Afstand (m) | 45 |
Voor het bedrijf is op 11 december 2000 een vergunning verleend voor het aanwezig hebben van een ammoniakkoeling met een totale inhoud van 2.000 kg ammoniak. Op basis van de aanwezigheid van deze installatie valt het bedrijf op grond van artikel 2.1, lid g, onder het Besluit Externe Veiligheid.
Op basis van het Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) kan worden bepaald dat er voor de betreffende inrichting een 10-6 contour van 45 meter vanaf de machinekamer van het bedrijf van toepassing is. Verder valt op te maken dat de grens van het invloedsgebied in dit geval niet relevant is. Het groepsrisico, de mogelijkheden voor rampenbestrijding en de mate van zelfredzaamheid van de bevolking behoeven in dit geval niet specifiek te worden verantwoord. Met andere woorden het aantal personen, dat in het invloedsgebied werkt is in het plangebied dermate gering dat het groepsrisico ruim binnen de norm valt. De 10-6 contour van het bedrijf wordt in de volgende figuur weergegeven.
PR 10-6 contour Gasthuisdijk 44
Opslag van licht ontvlambare stoffen aan de Katwolderweg 10, North Sea Group
Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO1999)
Binnen de inrichting wordt maximaal 34.600 ton benzine en andere aardoliefracties (met name genoemde stoffen nr. 5 van kolom 1) in bovengrondse tankinstallaties opgeslagen. Hierdoor valt de inrichting binnen de reikwijdte van het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) 1999.
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)
North Sea Group is een categoriale inrichting. Dit betekent dat voor het PR voldaan moet worden aan de afstanden zoals opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).
Plaatsgebonden risico
Om inzicht te geven, waar de risicocontouren zijn gelegen, heeft de aanvrager een QRA (Kwantitatieve Risico Analyse) laten uitvoeren in het kader van een Beschikking Wet milieubeheer (2008). Bij bestudering van het rapport is gebleken dat het gebied tussen de risicocontouren 10-5 en 10-6 gedeeltelijk over de openbare weg, openbaar vaarwater en het perceel Katwolderweg 8 is gelegen.
Ten aanzien van het openbaar vaarwater en de openbare weg vormt dit geen beperking, daar er hier geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn.
Ter plaatse van het perceel Katwolderweg 8 zijn beperkt kwetsbare bestemmingen aanwezig (bedrijfsunits) van derden. Deze units liggen binnen de PR 10-6 contour van de North Sea Group. Deze units zijn beperkt kwetsbaar, zodat deze situatie aanvaardbaar is. Nieuwbouw van een kwetsbaar object binnen de 10-6 contour is door het bestemmingsplan niet meer mogelijk. In de volgende figuur is de PR 10-6 contour aangegeven:
PR 10-6 contour Katwolderweg 10
Hoge druk aardgasleiding
Parallel aan de rijksweg A28 loopt een gastransportleiding. Ten hoogte van de Buitengasthuisstraat vertakt deze gastransportleiding zich richting het industrieterrein Voorst. Door het plangebied loopt deze aftakking parallel aan de Gasthuisdijk (zie kaart 11 Beperkingen van paragraaf 4.3).
Op 4 juni heeft de Gasunie in opdracht van de gemeente Zwolle een risicoberekening uitgevoerd in verband met de geplande nieuwbouw op Voorsterpoort (Memorandum Gasunie 4 juni 2008, DET 2008.M.0361). Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle transportleidingen in het gebied de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven.
Verantwoording van het groepsrisico wordt verplicht gesteld indien een nieuw besluit genomen wordt (nieuw bestemmingsplan of aanleg nieuwe leiding). Het bevoegd gezag dat een besluit neemt over de aanleg van een nieuwe leiding of van een nieuw ruimtelijk plan is ook verantwoordelijk voor de verantwoording van het groepsrisico.
Conform onderhavig conserverend bestemmingsplan is binnen de belemmeringenstrook de bouw van nieuwe objecten, die kunnen leiden tot een relevante toename van het aantal aanwezige personen, niet mogelijk. Het bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van het groepsrisico.
Rijksweg A28
Over de rijksweg 28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn reeds vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport GVS en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.
Gebruiksruimte rijksweg A28
Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR 10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.
De veiligheidszone van de rijksweg A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de rijksweg A28.
Groepsrisico rijksweg A28
Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,38 * de oriëntatiewaarde bedroeg.
In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde.
De Rijksoverheid en de gemeente Zwolle zijn het eens geworden over de hoogte van het groepsrisico. In een brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) is vastgelegd dat Zwolle en het rijk overeenkomen dat 1,7 * oriëntatiewaarde het referentiepunt wordt.
De externe veiligheidsrisico's als gevolg van de A28 zijn nauwelijks van invloed op het plangebied omdat het plangebied voor het grootste deel op meer dan 250 meter afstand ligt van de A28. Bovendien maakt het bestemmingsplan voornamelijk de functie bedrijven mogelijk. Dit zijn over het algemeen beperkt kwetsbare bestemmingen. De gemeente Zwolle onderzoekt of de bestrijdbaarheid van calamiteiten verbeterd kan worden door de bluswatervorrziening op de A28 te verbeteren. In 2013 zullen de resultaten van dit onderzoek bekend zijn en zal besloten worden of deze maatregelen worden ingevoerd
Vervoer gevaarlijke stoffen waterwegen
De waterwegen binnen de gemeente Zwolle, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn: de IJssel, het Zwarte water en het Zwolle-IJsselkanaal. Uit onderzoek van het ministerie van IenM blijkt dat de risico's langs deze waterwegen klein zijn in vergelijking met het spoor en de wegen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen langs deze vaarwegen zal het kader uit het ontwerp basisnet water (ministerie van IenM) worden gehanteerd.
Voor de IJssel betekent dit dat er geen nieuwe bestemmingen binnen de waterlijn worden toegestaan. De waterlijn wordt bepaald door de waterstand die meestal optreedt dan wel met enige regelmaat voorkomt. Er geldt een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter vanaf de waterlijn.
Voor het Zwarte water en het Zwolle-IJsselkanaal zijn er geen beperkingen voor bebouwing op de oever (de PR 10-6 contour komt niet voor) en een groepsrisicoverantwoording bij ontwikkelingen op de oever is niet noodzakelijk.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande en na het nemen van bovengenoemde maatregelen wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht.
4.2.5 Waterbeheer
Binnen het plangebied bevinden zich primaire waterkeringen, te weten: langs het Zwolle-IJsselkanaal, het Zwarte Water en de IJssel. De beschermingszones leggen beperkingen op aan de bebouwingsmogelijkheden van dit gebied.
Zwolle-IJsselkanaal en Zwarte Water
Het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal zelf zijn hoofdvaarwegen. De hoofdvaarwegen met beschermingszones worden beheerd door Rijkswaterstaat. De primaire waterkeringen met beschermingszones worden beheerd door het Waterschap Groot Salland.
Het waterpeil in het Zwarte Water fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond -0.15 meter NAP. De berekende Maatgevende Hoog Waterstand in het Zwarte Water is bij een veiligheidsniveau van 1:1.250 jaar maximaal NAP 2,10 meter.
De IJssel
Het waterpeil in de IJssel fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond +1.45 meter NAP.
Op grond van het gemeentelijk beleid infiltratie hemelwater (juli 2006) moet regenwater afgekoppeld worden en in de bodem worden geïnfiltreerd. Ontheffing van deze verplichting kan worden verleend indien onderzoek aantoont dat infiltratie niet mogelijk is.
4.2.6 Waterwinning
Een klein gebied langs de Westenholterallee tussen de Blaloweg en de Meenteweg bevindt zich op grond van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 in de boringsvrije zones van het milieubeschermingsgebied met de functie waterwinning Engelse Werk. In de boringsvrije zones 'Engelse Werk' en 'Salland Diep' gelden beperkingen aan boringen op grond van deze Omgevingsverordening.
4.2.7 Overstromingsrisico
4.2.8 KWO plankaart
De gemeente streeft naar een optimale inzet van koude en warmte opslag (KWO) voor zover dit niet leidt tot onacceptabele thermische, hydrologische en/of daarvan afgeleide effecten. In gebieden met relatief veel vraag naar KWO blijkt uit de praktijk dat het nuttig is om de locaties van de bronnen vooraf min of meer vast te leggen. Dit voorkomt dat de ondergrond inefficiënt wordt gebruikt, wanneer bronnen ondoordacht worden geplaatst. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt is dat in gebieden met veel vraag naar KWO de extra te realiseren energiebesparing (cq. reductie van effecten) opweegt tegen de extra benodigde inzet/afstemming als gevolg van deze vorm van 'regulering'. In gebieden met weinig vraag naar KWO wordt aangenomen dat de kans op een gebrek aan ondergrondse ruimte cq. te grote effecten, zo klein is dat een sterke sturing op de locaties van de bronnen hier niet nodig is.
Voor de A28 zone is de volgende KWO-plankaart opgesteld, waarop is aangegeven voor welke gebieden regulering van de bronlocaties noodzakelijk is en voor welk gebieden niet of in mindere mate.
De opgestelde Plankaart is weergegeven in een figuur. De volgende categorieën worden onderscheiden:
- 'categorie I: vrije plaatsing' (donkergroen). Dit zijn deelgebieden met relatief weinig vraag naar KWO. In deze deelgebieden zijn KWO bronnen vrij te plaatsen waarbij uiteraard moet worden voldaan aan de algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt aanbevolen om (1) koude en warme bronnen zoveel mogelijk in een 'dambord-patroon' te plaatsen en (2) voldoende afstand te houden tot bestaande en nog te verwachte KWO bronnen van andere initiatief nemers.
- 'categorie II: afstemming' (lichtgroen). Bij vier deelgebieden, waaronder Voorst, is sprake van een matige vraag naar KWO. Bij het bepalen van bronlocaties moet uiteraard rekening worden gehouden met algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Deze voorwaarden borgen met name de belangen van de bestaande functies en waarden. Aanvullend hierop dient rekening te worden gehouden met de nog te verwachte KWO installaties in het deelgebied en de aangrenzende deelgebieden door bronnen te plaatsen in een dambord patroon, rekening houdend met bestaande bronnen en de nog te verwachte bronnen. Ook moet worden voorkomen dat koude en warme bellen overlappen met terreinen van gebouwen waar naar verwachting nog een KWO installatie wordt gerealiseerd. Een indicatie van mogelijke bronlocaties is met licht gearceerde stippen weergegeven. Van deze posities kan worden afgeweken als wordt voldaan aan de voorwaarden.
- 'categorie III: optimalisatie': Het betreft Voorsterpoort (geel). Zonder bewuste sturing is er in dit gebied een reële kans op 'wildgroei' van KWO installaties waardoor niet kan worden voldaan aan de vraag (inefficiënte inrichting) en er sprake is van ongewenste thermische, hydrologische en/of afgeleide effecten. De thans meest geschikte bronlocaties zijn weergegeven. Hierbij geldt dat afwijkingen van enkele meters (circa 1-20 m) waarschijnlijk altijd toelaatbaar zijn.
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Door het plangebied lopen:
- een gastransportleiding in Voorst A, welke aftakt van de gastransportleiding, welke loopt langs de rijksweg A28; zie hoge druk aardgasleiding in paragraaf 4.2.4 Externe veiligheid.
- een aantal hoofdtransportleidingen voor drinkwater;
- een ondergrondse hoogspanningsleiding langs de Hasselterweg, welke loopt vanaf het bedrijventerrein Marslanden A (Weteringkade) naar Frankhuis;
- ondergrondse rioolwaterpersleidingen, welke lopen vanaf de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Er lopen geen straalpaden boven het plangebied.
De genoemde leidingen zijn binnen het plangebied beschermd door middel van een dubbelbestemming.
In Hoofdstuk 6 Juridische aspecten van deze toelichting wordt ingegaan op het begrip dubbelbestemming.
Op kaart 11 zijn de leidingen aangegeven.
4.4 Zichtlijnen Zwolle-ijsselkanaal Zwarte Water
Splitsingspunt Zwolle-IJsselkanaal – Zwarte Water
Dit kruisende verkeer betreft onder andere de tankers die olie aanvoeren naar de olie opslag nabij het Zwarte Water. Deze opslag bevind zich op enkele honderden meters vanaf het splitsingspunt.
Daarnaast zijn er nog scheepsreparatiebedrijven, diverse ligplaatsen en een passantenhaven voor jachten.
Minimaal vrij te houden uitzichtsdriehoek
Het is voor de veiligheid van de scheepvaart dan van groot belang dat op de aansluiting van het Zwolle-IJsselkanaal met het Zwarte Water voldoende overzicht is over de vaarweg en het naderende scheepvaart verkeer. Hiertoe dient er bij splitsingspunten een zone te worden vrijgehouden van begroeiing en bebouwing, zodat het uitzicht van de schepen op de aansluitende vaarwegen voldoende is gewaarborgd.
De Richtlijn Vaarwegen (2005) geeft aan dat er een vrije zichtsdriehoek aanwezig moet zijn met in de as van de doorgaande vaarweg een lengte van 5 scheepslengtes en langs de as van de zijhaven een scheepslengte achter de doorgaande oeverlijn.
Vaarwegkenmerken
Het Zwarte Water stroomt van Zwolle naar het noorden richting Zwartemeer / Ketelmeer. Deze vaarweg is grotendeels in beheer bij Rijkswaterstaat (RWS). Het deel in Zwolle betreft een nevenvaarwater in beheer bij de gemeente Zwolle en is een vaarwater van lokaal belang met langs de oevers havens en een groot aantal kades en ligplaatsen.
De route Zwolle-IJsselkanaal – Zwarte Water is een doorgaande vaarroute geschikt voor Klasse Va schepen (110 meter * 11,4 meter). Deze vaarroute is in beheer bij RSW en maakt deel uit van de vaarweg corridor Amsterdam - Noord-Nederland. Het is een vaarweg uit de categorie Overige vaarwegen (OVW).
Vrije zichtlijnen
Komend vanuit Zwolle varend richting Zwarte Water dient er over de doorgaande vaarroute (c.q. het Zwolle-IJsselkanaal) een vrije zichtlengte te zijn van tenminste 550 meter (5 scheepslengtes van 110 meter). Deze zichtlengte dient aanwezig te zijn op 110 meter (een scheepslengte) vanaf de denkbeeldige doorgaande oeverlijn van de doorgaande vaarweg.
Daarnaast dient er komend vanaf het Zwolle-IJsselkanaal, varend richting Zwolle over de vaarroute door het Zwarte Water (in principe) ook een vrije zichtlengte te zijn van 550 meter. De huidige zichtlengte komend vanuit het Zwolle-IJsselkanaal voldoet niet aan deze eis. Daar het in Zwolle een nevenvaarwater betreft met veel haven functies, is kan hier eventueel worden volstaan met een kortere vrije zichtlengte (<5 L) over het Zwarte Water. Door RWS wordt aanbevolen de bestaande vrije zichtlengte (circa. 2 scheepslengtes) te handhaven. Deze zichtlengte dient aanwezig te zijn op 110 meter (een scheepslengte) vanaf de denkbeeldige doorgaande oeverlijn van het Zwarte Water.
Presentatie uitzichtsdriehoeken
Combinatie van de twee vrije zichtlijnen levert het minimaal vrij te houden gebied. Dit is weergegeven in de hierna volgende figuren.
In Figuur 1 zijn met dikke rode streepjeslijnen de zichtlijnen aangegeven. Het met rood aangegeven gebied dient te worden gevrijwaard van begroeiing en bebouwing.
De figuren 2 en 3 geven de nautische situaties weer die maatgevend zijn voor de zichtlijnen voor het veilig varen van Zwolle naar het Zwolle-IJsselkanaal en vice versa.
Figuur 1 Vrij te houden gebied
Figuur 2 Vrije zichtlijn voor veilige invaart in het Zwolle-IJsselkanaal vanuit Zwolle
:
Figuur 3 Vrije zichtlijn naar het Zwarte Water richting Zwolle vanuit het Zwolle-IJsselkanaal
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
5.1.1 Doelstelling
Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in Voorst.
5.1.2 Uitgangspunten
Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, conform het door de gemeenteraad vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:
- 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen, daarvoor wordt een apart traject gevolgd. De plannen hebben daardoor een conserverend karakter. Ze zijn in eerste instantie gericht op planologisch beheer.
- 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
- 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
- 4. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel, horeca en bedrijven als zodanig bestemd.
- 5. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
- 6. Gronden voor verkeer, parkeren en groenvoorzieningen worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd.
- 7. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
- 8. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
- 9. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).
- 10. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.
*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.
*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.
5.2 Plangebied
Het plangebied omvat het gedeelte van het bedrijventerrein Voorst dat gelegen is ten zuidwesten van het Zwarte Water en ten noordwesten van de Blaloweg. Het gedeelte van het bedrijventerrein dat gelegen is langs het Zwarte Water maar gelegen is aan de overzijde grenzend aan de wijk Holtenbroek, is opgenomen in het bestemmingsplan voor de wijk Holtenbroek. Het gedeelte van het bedrijventerrein dat ten zuidoosten van de Blaloweg is gelegen, wordt opgenomen in het project Voorsterpoort.
Het plangebied wordt in het noordwesten globaal begrensd door de rioolwaterzuivering van Spoolde, het water achter de Trawlerweg, de Spoolderenkweg, de Zalkerveerweg, het water achter de Weidesteenlaan, de Weidesteenlaan, de Klipperweg, de Hasselterweg en het Zwolle-IJsselkanaal.
Het plangebied wordt in het noordoosten globaal begrensd door het Zwarte Water en in het zuidoosten door de Blaloweg.
In het zuidwesten wordt het plangebied globaal begrensd door de Westenholterallee, de Nilantsweg, het Zwolle-IJsselkanaal en het Vreugderijkerpad.
De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2.in paragraaf 1.4.
5.3 Beheer
Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. Alleen op basis van het convenant vastgesteld beleid ( zie paragraaf 3.2.4) en door de gemeenteraad vastgesteld beleid (zie paragraaf 3.2.5) zijn in het plan opgenomen.
5.3.1 Bebouwingsstructuur
5.3.2 Functionele structuur
5.4 Ontwikkeling
In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen.
5.5 Water
Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in dit stadsdeel. Ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.
De watergangen, welke onderdeel zijn van het watersysteem, zijn ter bescherming van de waterhuishouding bestemd tot 'Water'.
Binnen het plangebied bevinden zich de primaire waterkeringen langs het Zwarte Water, het Zwolle - IJsselkanaal en de IJssel. Het Zwarte Water, het Zwolle - IJsselkanaal en de IJssel zijn hoofdvaarwegen.Het Zwarte Water en de IJssel zelf zijn net buiten het plangebied gelegen. De waterkeringen zijn op de legger van het waterschap Groot Salland opgenomen. De functie/stabiliteit van deze waterkeringen moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de keur van het waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszones van de waterkeringen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszones van de waterkeringen is een watervergunning op grond van de keur van het waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het waterschap Groot Salland.
De beschermingszones van de waterkeringen zijn in het plan opgenomen als dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
5.6 Archeologie
Uitgangspunt is dat de archeologische waarden, zoals die zijn omschreven in paragraaf 2.2.1, worden beschermd.
Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer hebben de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor artikel 17 van de regels) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.
5.7 Cultuurhistorie
De in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in paragraaf 2.2.2Cultuurhistorische structuur en verbeeld op de waardenkaart van Bijlage 2, zijn afgewogen tegen de belangen van de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein, zoals deze vanaf de ondertekening van het convenant op 24 mei 2000 zijn afgesproken en vervolgens in het masterplan van 30 juni 2004 verder zijn uitgewerkt. Op 17 oktober 2005 is door de convenantspartijen een draagvlakverklaring ondertekend voor de uitvoering van de projecten uit het masterplan (zie paragraaf 3.2.4 Convenant).
Een sterk conserverende bestemming van de bouwwerken en terreinen met een hoge cultuurhistorische waarde in combinatie met een toevoeging van een dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie voor een extra bescherming van deze waarden betekent in het kader van dit bestemmingsplan een te grote beperking van de in het convenant beoogde ontwikkelingsmogelijkheden van de bedrijven.
De aanbeveling in het kader van de parels aan het Zwarte Water om nieuwe woonfuncties te ontwikkelen op de kop van Voorst is strijdig met het beleid om geen nieuwe woningen toe te staan op een gezoneerd industrieterrein.
In dit bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van de kop van Voorst ter wille van de voortgang van het bestemmingsplan niet langer afgewacht. De bestaande planologische mogelijkheden voor de bedrijven worden daarom gecontinueerd binnen de actuele milieuregelgeving. Niet meer, maar ook niet minder. Bij een nieuwe planologische procedure voor de verdere ontwikkeling van de kop van Voorst zullen de cultuurhistorische waarden echter opnieuw worden meegewogen.
Daarnaast blijft het mogelijk dat gedurende de looptijd van het bestemmingsplan individuele bouwwerken met een zeer hoge cultuurhistorische waarde zullen worden aangewezen tot gemeentelijk beschermd monument. Een voorbeeld hiervan is het pand van IJzerleeuw aan de Gasthuisdijk 15.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Voorst zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Voorst.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
Hoofdstuk 3 Algemene regels;
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Gevolgd door de volgende bijlage:
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Artikel 1 Begrippen;
Artikel 2 Wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
- 1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
- 2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale bouwhoogte wordt in meters weergegeven .
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 vlakken. Boven staat de maximale bouwhoogte in meters aangegeven en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
- 3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 25 Algemene procedureregels.
- 4. Afwijken van de bouwregels:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.
- 5. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
- 6. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.
- 8. Wijzigingsbevoegdheid:
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 13 Leiding - Gas;
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning;
Artikel 15 Leiding - Riool;
Artikel 16 Leiding - Water;
Artikel 17 Waarde - Archeologie;
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering;
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels:
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 20 Algemene bouwregels;
Artikel 21 geluidzone - industrie voorst;
Artikel 22 veiligheidszone - bevi;
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 25 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Bijlagen bij de regels:
Ten slotte is als Bijlage 2 bij de regels gevoegd een Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemming Bedrijf met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen.
6.2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
6.3 Bestemmingsregels
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op de afzonderlijke artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Agrarisch
Deze bestemming betreft een voortzetting van de geldende bestemming Agrarische doeleinden van het bestemmingsplan Industrieterrein Westenholte. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Artikel 4 Bedrijf
Deze bestemming betreft het grootste gedeelte van het plangebied.
In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Daarvoor is de bestemming verdeeld in 6 verschillende interne zones. Hierbij wordt verwezen naar een als Bijlage 2 bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. Daarin staat voor de verschillende zones aangegeven welke bedrijfsactiviteiten wel en welke niet zijn toegestaan.
Bedrijfsactiviteiten, welke alleen op de huidige plaats en niet in een gehele zone toelaatbaar zijn, worden als 'afwijkend gebruik' op de plankaart aangegeven en in de bestemmingsomschrijving nader per adres omschreven. Toelaatbare activiteiten die niet in de op bedrijventerreinen gerichte staat voorkomen zijn apart in de bestemmingsomschrijving opgenomen.
De plaats van bestaande bedrijfswoningen staat op de plankaart aangegeven. Extra bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, omdat daardoor de kans op klachten voor gevestigde bedrijven kan toenemen.
Met een wijzigingsbevoegdheid kan afwijkend gebruik en gebruik voor andere functies dan productiebedrijf na vrijwillige beëindiging worden opgeheven. Ook kan met een wijzigingsbevoegdheid een grotere bouwhoogte worden toegestaan.
Zie verder paragraaf 5.3 Beheer.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Uitgangspunten:
- Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
- In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
- Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
Deze bestemming betreft de bestaande verkooppunten voor motorbrandstoffen aan de Blaloweg en de Weidesteenlaan. De verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG is toegestaan. Ook de exploitatie van een zogenaamde 'autoshop' en een autowasinrichting zijn toegestaan.
Artikel 7 Bedrijf - Waterzuiveringsinstallatie
De geldende regeling uit het bestemmingsplan Industrieterrein Westenholte is overgenomen. Deze was daar als subbestemming rioolwaterzuiveringsbedrijf al zoveel mogelijk gelijk aan de algemene bestemming Bedrijven. Ook hier kan met een wijzigingsbevoegdheid een grotere bouwhoogte worden toegestaan.
Artikel 8 Groen
Uitgangspunten:
Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
- Ter wille van de flexibiliteit van de wegindeling en de vele in- en uitritten naar de bedrijven is het buurtgroen langs de Gasthuisdijk, de Rieteweg, de Russenweg, de Botterweg en de Hoekerweg opgenomen in de bestemming Verkeer. Het kappen van bomen langs deze wegen zal nog steeds worden getoetst aan de Bomenverordening.
- Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de bestemming Verkeer. Binnen deze laatste bestemming is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
- Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 9 Verkeer
In tegenstelling tot woonwijken wordt bij een bedrijventerrein geen onderscheid gemaakt in een aparte bestemming voor verkeer met een stroomfunctie en verkeer met een verblijfsfunctie in een 30 km gebied. In verband met de Wet geluidhinder moet het toegestane aantal rijbanen wel worden vastgelegd, omdat de breedte van de geluidszones van wegverkeerslawaai daarvan afhangt. Toegestaan zijn:
- 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Hasselterweg, de Westenholterallee en de Blaloweg;
- 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Rieteweg, de Russenweg en de Weidesteenlaan;
- 1 rijbaan met 1 tot 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de overige wegen.
Artikel 10 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. In dit plangebied gaat het alleen om de buiten het bedrijventerrein gelegen Turnhoutseweg. Het gebied heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbaan zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming betreft de trambaan Zwolle - Kampen. De bestemmingsomschrijving maakt ter wille van de flexibiliteit zowel spoorwegen als tramwegen mogelijk.
Artikel 12 Water
Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.
Artikel 13 Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de gasvoorziening (zie kaart 11 in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden). Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een vrijstelling, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoogspanningsverbindingen tussen Frankhuis en Marslanden (zie kaart 11 in paragraaf 4.3 Kabels,leidingen en straalpaden). Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een vrijstelling, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 15 Leiding - Riool
Deze dubbelbestemming beschermt de rioolpersleidingen naar de rioolwaterzuivering (zie kaart 11 in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden). Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 16 Leiding - Water
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden. Zie kaart 11 in paragraaf .4.3 Kabels, leidingen enstraalpaden.
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 17 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
- De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied. Zie kaart 5 in paragraaf 2.2.1 Archeologische structuur.
- Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
- Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de kernzone en de beschermingszone van de primaire waterkering ten westen van het Zwarte Water, langs het Zwolle - IJsselkanaal en ten oosten van de IJssel.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
6.4 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 20 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 21 geluidzone - industrie voorst
Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein Voorst voor zover gelegen binnen het plangebied. Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht. Zie kaart 10 in paragraaf 4.2.1 Geluid.
Artikel 22 veiligheidszone - bevi
Rond Van Wijhe Verf B.V., Sensus Operations B.V. en de North Sea Group. zijn veiligheidszones in de vorm van een gebiedsaanduiding aangegeven. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van nieuwe kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO) is op de gronden gelegen binnen de in het plan aangegeven gebiedsaanduiding van deze veiligheidszones niet toegestaan.
Door middel van een specifieke wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de begrenzing van de zones te verschuiven, te vergroten, te verkleinen of een gehele zone zelfs te laten vervallen, indien het risico voor de externe veiligheid is gewijzigd danwel opgeheven.
Een nieuwe veiligheidszone - bevi kan ook door middel van deze specifieke wijzigingsbevoegdheid worden toegevoegd ten behoeve van nieuwe bedrijfsactiviteiten, welke vallen onder het Bevi of het BRZO, mits de PR 10-6 contour van deze nieuwe veiligheidszone de grenzen van het perceel van het betreffende bedrijf niet overschrijdt, waarbij een overschrijding over gebieden met openbare infrastructuur of openbare groenvoorzieningen wel is toegestaan.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels aan de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
Een algemene wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om grenzen van de bestemming Bedrijf, Groen en Verkeer aan te kunnen passen, indien dit leidt tot een verbeterde ontsluiting, verbeterde parkeermogelijkheden, een verbeterde groenvoorziening, een verbeterde verkaveling of verbeterde energievoorziening van het betreffende gedeelte van het bedrijventerrein.Zie ook paragraaf 3.2.5.2 Notitieherbestemming grond raccordementsspoor Voorst.
Artikel 25 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Artikel 27 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
6.6 Bijlagen
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen:
De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Bedrijf.
Binnen de staat van bedrijfsactiviteiten is een aparte kolom opgenomen, waarbij per bedrijfstype staat aangegeven binnen welke zone of zones deze is toegestaan. Deze in de staat aangegeven zones corresponderen met de in het plan binnen de bestemming Bedrijf aangegeven zones.
Opslagen en installaties staan aan het einde van de staat apart aangegeven.
De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige of minder hinderlijke bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
6.7 Consequenties Van Beleid
Het bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. In het bestemmingsplan is verdichting van 70 of 75% tot 90% van de bebouwing voor bedrijven als recht mogelijk gemaakt. Hiermee wordt voorzien in de behoefte aan een efficiënter ruimtegebruik.
6.8 Handhaving
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
6.9 Handboek
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Uitkomsten Overleg
Op 16 juli 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan Voorst in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 16 instanties verzonden met het verzoek om voor 1 november 2012 te reageren.
Het plan is verzonden naar de volgende instanties:
- 1. de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving van de provincie Overijssel;
- 2. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- 3. het Waterschap Groot Salland, Afdeling Hydrologie en Ruimtelijke Ontwikkeling;
- 4. het Oversticht;
- 5. ProRail Regio Noordoost, Afdeling Milieu en Juridisch Beheer;
- 6. Tennet TSO B.V. Grondzaken-Noord;
- 7. N.V. Nederlandse Gasunie Juridische Zaken Oost;
- 8. de Veiligheidsregio IJsselland;
- 9. Vitens Overijssel N.V.;
- 10. Ministerie van Economische Zaken Regio Oost;
- 11. de Kamer van Koophandel Oost Nederland;
- 12. VNO-NCW Midden;
- 13. Brandweer Zwolle;
- 14. Enexis, Netbeheer hoogspanning;
- 15. Rijkswaterstaat;
- 16. Stichting Milieuraad Zwolle.
Ad 1: De provincie Overijssel:
- 1. Meegedeeld wordt dat het plan past in het ruimtelijke beleid van de provincie;
- 2. Opgemerkt wordt dat in de boringsvrije zones 'Engelse Werk' en 'Salland Diep' beperkingen gelden voor boringen op grond van de Omgevingsverordening Overijssel 2009;
Reactie op 1.2:
De opmerking wordt in de toelichting opgenomen.
- 3. De provincie ziet vanuit het provinciaal belang geen beletselen voor het verdere vervolg van de procedure. Er is voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Ad 2: De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) deelt het volgende mee:
'Zoals bekend is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) begin 2012 in werking getreden. Daarmee zijn veranderingen gekomen in de rol van rijksdiensten op gebied van ruimtelijke ordening wat betreft bestemmingsplannen. Het Rijk en dus ook de RCE zal deze in de voorontwerp- en ontwerpfase niet meer toetsen op correcte doorwerking van het rijksbeleid, maar vertrouwt er op dat gemeenten die verantwoordelijkheid nemen. Een reactie van de RCE op standaard kennisgevingen, zoals deze, op grond van artikel 3.1.1 Bro, is derhalve niet meer te verwachten'.
Ad 3: Het Waterschap Groot Salland deelt mee dat het voorontwerp geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Ad 4: Het Oversticht heeft het plan beoordeeld en deelt mee geen opmerkingen te hebben.
Ad 5: ProRail deelt mee dat het plan geen aanleiding geeft om te reageren.
Ad 6: Tennet:
- 1. Tennet verzoekt om de breedte van de belemmerde stroken rond ondergrondse hoogspanningsverbindingen in het plangebied te wijzigen naar 7,00 meter.
Reactie op 6.1:
De verzochte wijziging van de maatvoering wordt verwerkt op de plankaart.
- 2. Tennet heeft geen vertrouwen in de goede werking van de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten en wil daarom een regeling in het bestemmingsplan.
Reactie op 6.2:
Het wordt betreurd dat Tennet geen vertrouwen heeft in een standaardregeling die opgelegd is in landelijke wetgeving. De gemeente Zwolle heeft op verzoek van het Rijk haar standaardregelingen juist aan deze landelijke wetgeving aangepast. De oplossing bij het niet voldoen in de praktijk, zoals Tennet stelt, is een overleg tussen Tennet en het Rijk over het functioneren van deze wetgeving en niet een doorkruising van landelijke standaardwetgeving door middel van een lokaal bestemmingsplan.
Ad 7: Gasunie:
- 1. De Gasunie verzoekt het laatste gedeelte van de gasinvoerleiding naar het gasontvangststation in het plangebied met de bijbehorende belemmeringenstrook op de plankaart tot te voegen conform een toegezonden tekening. Tevens wordt verzocht om rond het station een belemmeringenstrook van 4 meter op te nemen.
Reactie op 7.1:
De verzochte aanpassingen worden op de plankaart verwerkt.
- 2. De Gasunie verzoekt het gasontvangststation te bestemmen met de eenduidige en uniforme aanduiding 'gasontvangststation'.
Reactie op 7.2:
De verzochte aanduiding komt noch voor in de SVBP2008 noch in de SVBP2012. Er is dus geen sprake van een eenduidige en uniforme aanduiding. Deze aanduiding staat de landelijke standaard niet eens toe. Er zou een bijzondere gemeentelijke aanduiding voor moeten worden gemaakt in de vorm van een 'specifieke vorm van gebruik'. Voor een uniforme landelijke aanduiding zal de Gasunie zich moeten wenden tot het Rijk en daarbij een aanvulling van de SVBP2012 moeten vragen. Wel zal in de gemeente Zwolle het gasontvangststation uit de algemene bestemming Bedrijf worden gehaald en de aparte bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening krijgen op de zelfde wijze als ook al voor het gasontvangststation in de wijk Veerallee aan de zuidzijde van de rijksweg A28 is gedaan.
- 3. De Gasunie verzoekt bij recht een hek van 3 meter hoog rond het gasontvangststation toe te staan.
Reactie op 7.3:
In de bestemming Bedrijf - Nutsvoorziening zal bij recht een hek van 3 meter hoog worden toegestaan.
- 4. De Gasunie verzoekt om bij afwijkingen als extra voorwaarde op te nemen dat aan het groepsrisico moet worden voldaan.
Reactie op 7.4:
Bij afwijkingen moet altijd getoetst worden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van onder andere de brandveiligheid en de milieusituatie. In dat kader wordt, indien nodig, ook naar het groepsrisico gekeken.
In opdracht van de gemeente Zwolle is door de Gasunie al een risicoberekening uitgevoerd voor de gastransportleiding langs de Gasthuisdijk in verband met geplande nieuwbouw op Voorsterpoort. Hieruit blijkt dat de PR-10 contour op de leiding ligt. Het bestemmingsplan geeft aan dat binnen de belemmeringenstrook de bouw van nieuwe objecten, die kunnen leiden tot een relevante toename van het aantal aanwezige personen, niet mogelijk is.
- 5. De Gasunie wil dat de dubbelbestemming Leiding - Gas bij kruisingen voorrang krijgt op andere door een dubbelbestemming beschermde leidingen.
Reactie op 7.5:
Aan het verzoek om voorrang boven andere leidingen wordt geen gevolg gegeven. Al deze leidingen worden door een dubbelbestemming beschermd, waarbij de belangen van alle leidingen op een gelijkwaardige wijze zullen moeten worden afgewogen.
- 6. De Gasunie wil een uitbreiding van het aantal activiteiten, waarvoor een aanlegvergunningenstelsel van toepassing is.
Reactie op 7.6:
Van toepassing is de uniforme standaardregeling, waarin de Gasunie zich tot nu toe zich steeds kon vinden. De noodzaak voor nog meer regels wordt door de Gasunie onvoldoende aangetoond. Om overregulering te voorkomen wordt de standaardregeling voldoende geacht.
- 7. De Gasunie wil uitgezonderd worden van de omgevingsvergunningsplicht.
Reactie op 7.7:
De omgevingsvergunningsplicht geldt ook voor de Gasunie. Juist de gevolgen van activiteiten van de Gasunie bij gasleidingen met een hoge druk moeten kunnen worden afgewogen tegen de bescherming van andere belangen in het gebied.
- 8. De Gasunie verzoekt om ook bij wijzigingen van het bestemmingsplan als extra voorwaarde op te nemen dat aan het groepsrisico moet worden voldaan.
Reactie op 7.8:
Ook bij wijzigingen van het plan moet altijd getoetst worden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van onder andere de brandveiligheid en de milieusituatie. In dat kader wordt ook bij wijzigingsplannen, indien nodig, naar het groepsrisico gekeken.
- 9. De Gasunie wil dat de dubbelbestemming Leiding - Gas voorrang krijgt op de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Reactie op 7.9:
Aan het verzoek om voorrang boven andere dubbelbestemmingen wordt geen gevolg gegeven. De belangen van alle dubbelbestemmingen zullen op een gelijkwaardige wijze moeten worden afgewogen.
Ad 8: Veiligheidsregio IJsselland:
- 1. De Veiligheidsregio adviseert om ondanks het conserverende karakter van het bestemmingsplan alle risico's in het bestemmingsplan te verantwoorden.
Reactie op 8.1:
Wij zijn van mening dat een verantwoording van het externe veiligheidsrisico vooral relevant is wanneer het risico voor de aanwezigen en de omwonenden substantieel toeneemt. Het Bevi (Besluit Externe veiligheid inrichtingen) ondersteunt ons daarin. Nieuwe risico's worden niet mogelijk gemaakt en ook (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden niet uitgebreid.
De bedrijven met een risicocontour worden beschreven in de toelichting en de PR-contouren zijn aangegeven op de plankaart. Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan neemt het risico af omdat nieuwe Bevi en BRZO bedrijven in principe niet meer bij recht worden toegelaten op het bedrijventerrein. Bestaande bedrijven, die door de verandering in de bedrijfsvoering onder het Bevi of BRZO gaan vallen, kunnen door middel van een wijzigingsbevoegdheid recht krijgen op veiligheidsruimte in de vorm van een veiligheidscontour. Ook nieuwe Bevi of BRZO bedrijven kunnen worden toegelaten door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Omdat in beide gevallen altijd sprake is van een wijzigingsbevoegdheid houdt de gemeente als bevoegd gezag het recht om per individueel geval een afweging te maken en een nieuw risico wel of niet toe te staan.
Door bovenstaande aanpak zal de toename van het externe veiligheidsrisico minder makkelijk toenemen in vergelijking met de oude situatie. Er waren namelijk geen planologische beperkingen.
- 2. De Veiligheidsregio wil in het kader van zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid de mogelijkheid uitsluiten dat nieuwe kwetsbare functies als nevenfunctie in de gebruiksfase worden toegestaan in een strook van 250 meter langs de stroomzone met gevaarlijke stoffen van de rijksweg A28.
Reactie op 8.2:
In het bestemmingsplan worden alleen kantoren als nevenfunctie toegestaan. Deze kantoren zijn nodig voor de normale bedrijfsvoering die primair gericht is op productie. Nevenfuncties waarbij verminderd zelfredzame groepen, zoals jonge kinderen in een kinderdagverblijf, aanwezig zijn, worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Verder zijn geen reacties van overleginstanties ontvangen.
8.2 Rapportering Inspraak
Aan het bestuur van de Ondernemersvereniging Voorst is op 16 juli 2012 verzocht om voor 1 november 2012 te reageren op het voorontwerp van het bestemmingsplan Voorst.
Bovendien zijn 10 papieren exemplaren van het voorontwerp naar het bestuur toegezonden. Tevens is een informatiefolder vervaardigd over het voorontwerp en de procedure. Deze folder is naar het bestuur toegezonden om te verspreiden onder de leden van de ondernemersvereniging. Zie Bijlage 3 Inspraakfolder. In de folder werd erop gewezen dat het gehele plan vanaf 16 juli 2012 via internet te raadplegen was op www.ruimtelijkeplannen.nl. Alle leden werd de gelegenheid geboden om voor 1 november schriftelijk naar de gemeente te reageren op het plan.
Op 13 september 2012 is het voorontwerp door vertegenwoordigers van de gemeente toegelicht op een vergadering van het bestuur van de ondernemersvereniging.
Het bestuur van de ondernemersvereniging Voorst organiseerde op 4 oktober 2012 een ledenbijeenkomst, waarbij vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren om een toelichting te geven op het nieuwe bestemmingsplan en vragen van de leden te beantwoorden.
Op 10 oktober 2012 heeft het bestuur van de ondernemersvereniging een schriftelijke reactie op het voorontwerp gegeven. Deze reactie is op 8 november 2012 in een bestuursvergadering met vertegenwoordigers van de gemeente besproken.
Schriftelijke inspraakreacties zijn ontvangen van:
- 1. Parkmanager Ondernemersvereniging Voorst namens de Ondernemersvereniging Voorst;
- 2. Scania Production Zwolle B.V.;
- 3. Advocatenkantoor Van Mierlo namens Sensus B.V.;
- 4. Abbott Laboratories B.V.;
- 5. Bosselaar Strengers Advocaten namens Gasthuisdijk Zwolle B.V., Stiho B.V. en de Stiho Groep B.V. te Nieuwegein;
- 6. BMA Ergonomics B.V.;
- 7. Van der Kamp B.V..
Op 23 november 2012 is op verzoek van Van Wijhe Verf overleg gevoerd over het voorontwerp met een milieuplanoloog van de gemeente Zwolle. Naar aanleiding van dit overleg heeft Van Wijhe een mondelinge reactie gegeven, welke behandeld wordt onder:
- 8. Van Wijhe Verf B.V..
Ad 1: Ondernemersvereniging Voorst:
- 1. Op hoofdlijnen kan de ondernemersvereniging zich vinden in het voorontwerp. Ook staat de ondernemersvereniging achter het uitgangspunt dat de geldende geluidzone rond het bedrijventerrein in het bestemmingsplan is opgenomen. Daarmee worden de bedrijven beschermd tegen ongewenste inperkingen van hun geluidruimte. Op de plankaart wordt echter de vastgestelde geluidzone gemist. Verzocht wordt om deze op de plankaart op te nemen, zodat voor de komende jaren duidelijkheid bestaat over de exacte positie van de vastgestelde geluidzone.
Reactie op 1.1
De geluidzone is het gebied tussen het industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder en de grens van het gebied, waar de gecumuleerde geluidsbelasting vanwege de bedrijven op dit industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) mag bedragen. Voor zover dit gebied is gelegen binnen het plangebied is dit met een oranje streeparcering op de papieren plankaart aangegeven. Deze wijze van verbeelden is verplicht gesteld door het Rijk op grond van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen uit 2008 (SVBP2008). Op de vergadering van 8 november is de verbeelding op de plankaart nader aan het bestuur toegelicht. Op de toelichtende kaart 10 Geluid is het gehele industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder met een groene lijn aangegeven en is de gehele grens van de geluidzone met een paarse lijn aangegeven; ook voor de gebieden, welke buiten het plangebied zijn gelegen.
- 2. De ondernemersvereniging vraagt om een nadere onderbouwing van de gebiedsafbakening, omdat geconstateerd wordt dat een aantal gebieden, welke voor de bedrijven op Voorst van groot belang zijn, niet in het plan zijn opgenomen. Het gaat hierbij om het gebied ten noorden van de waterzuivering, het gebied ter hoogte van de Frankhuisweg en het gebied aan de overzijde van het Zwarte Water in Holtenbroek. Deze 3 gebieden liggen wel binnen de geluidszone van Voorst.
Reactie op 1.2:
Het bestemmingsplan voor Voorst maakt onderdeel uit van het project 'Zwolle op Orde', waarvoor de gemeenteraad op 29 september 2003 de uitgangspunten heeft vastgesteld in het 'Plan van aanpak Zwolle op Orde'. Een van de uitgangspunten is het uitgaan van grote wijksgewijze plangebieden, zowel voor de woonwijken als de industrieterreinen.
Het agrarische gebied ten noorden van de rioolwaterzuivering zal worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Nationaal Landschap IJsseldelta', het gebied ter hoogte van de Frankhuisweg is al opgenomen in het op 9 juli 2012 vastgestelde bestemmingsplan 'Stadshagen I' en het gebied aan de overzijde van het Zwarte Water zal worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'Leenman / Leerentveld'.
Door deze keuze vallen delen van de geluidzone en delen van het industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder in andere wijken. In de bestemmingsplannen voor deze andere wijken wordt de geluidzone echter opgenomen conform het beleidsuitgangspunt dat is opgenomen in paragraaf 5.3.2.3 Geluidszone van de toelichting op het bestemmingsplan Voorst; namelijk dat ervan uitgegaan wordt dat de geluidszone niet verder wordt gewijzigd.
- 3. De verruiming van de bebouwingspercentages naar 90% of meer en de verruiming van de bouwhoogten past volgens de ondernemersvereniging in de wens om bestaande bedrijfspercelen zo optimaal mogelijk te benutten. De indruk bestaat echter dat de toegestane bouwhoogten momenteel door diverse bedrijven reeds worden overschreden en dat deze huidige bouwhoogten niet voor alle bedrijven op de plankaart zijn opgenomen. Verzocht wordt om bestaande rechten te respecteren en in het plan op te nemen.
Reactie op 1.3:
Het plan wordt geherinventariseerd op alle mogelijke hoogteoverschrijdingen door bestaande bebouwing. Deze bestaande hoogteoverschrijdingen worden allemaal gelegaliseerd.
Daarnaast is de in het voorontwerp opgenomen nieuwe hoogtezonering heroverwogen op grond van de inspraakreacties van individuele bedrijven. Dit heeft geresulteerd in een gewijzigde nieuwe hoogtezonering en een gewijzigde hoogtemaatvoering op de plankaart. Voor zover bekend past de bestaande bebouwing nu binnen de voorgeschreven hoogtemaatvoering. Voor een toelichting en een overzichtskaart van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering wordt verwezen naar paragraaf 5.3.1.2 Nieuwe hoogtezonering.
- 4. De ondernemersvereniging ziet dat de waterkeringsgrens over diverse bedrijfspercelen en gebouwen is getekend. Gevraagd wordt wat de consequenties hiervan zijn. Verzocht wordt om de waterkeringsgrenzen zoveel mogelijk langs de bedrijfspercelen te situeren.
Reactie op 1.4:
De waterkeringsgrens is de grens van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Op deze bestemming mag worden gebouwd, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.
Opname van deze dubbelbestemming is verplicht. Bij de begrenzing worden nauwgezet de grenzen gevolgd van het gebied dat onder de waterschapskeur valt. In dat gebied is een ontheffing nodig van het waterschap. Het bestemmingsplan verplicht tot coördinatie, maar legt geen nieuwe beperkingen op. De begrenzing zal niet worden gewijzigd.
- 5. De ondernemersvereniging wil dat de indeling in milieucategorieën geen belemmeringen meebrengt voor de gevestigde bedrijven nu en in de toekomst. In de geldende plannen worden bedrijven tot en met categorie 5.1 toegestaan. De relatief zware milieucategorieën tot en met 4.2 komen op het gehele bedrijventerrein voor. Als gevolg van met name woningbouwontwikkelingen rondom het bedrijventerrein zijn er in de zones rondom Voorst gevoelige gebieden ontstaan, waarvoor in het voorontwerp nu wordt voorgesteld hier maximaal categorie 3.1 of 3.2 toe te staan. De ondernemersvereniging denkt dat de bedrijven die in deze gebieden zijn gevestigd in hun toekomstige gebruiksmogelijkheden en -rechten worden ingeperkt en vraagt een nadere toelichting hierop.
Reactie op 1.5:
De indeling in milieucategorieën brengt geen belemmeringen met zich mee voor de huidige bedrijven. De basis vormen namelijk de vigerende vergunningen van de zittende bedrijven, zoals die bekend zijn bij de gemeente en de provincie. Voor bedrijven die niet passen binnen de voorgestelde milieucategorie is een maatbestemming opgenomen, zodat zij passen binnen het nieuwe bestemmingsplan. In de geldende bestemmingsplannen waren industriële activiteiten weliswaar mogelijk, maar bij de ruimtelijke ordening op de bedrijventerreinen werd minder rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de aanwezige omgeving. Een interne zonering ontbrak in de plannen. De nieuwste inzichten worden vastgelegd en regelmatig aangepast in de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering'. Uit jurisprudentie blijkt overigens dat de Raad van State deze aanpak goedkeurt.
Paragraaf 1.5 Geldende bestemmingsplannen van de toelichting laat zien dat de plannen van voor 1978 stammen. In die tijd werd een andere milieucategorisering gebruikt die gebaseerd was op de Hinderwet. categorie 5.1 kwam niet voor in deze milieucategorisering, zodat de opmerking letterlijk opgevat onjuist is. We hebben met deze opmerking bedoeld dat de bedrijven die we nu onder milieucategorie 5.1 zouden scharen mogelijk zijn. We zullen de tekst in de toelichting nuanceren. Ook het feit dat de milieuwetgeving veranderd is sinds 1977 en eerder heeft ertoe geleid dat de interne milieuzonering is toegepast. Zoals reeds gemeld in de toelichting blijft daarbij de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' de leidraad bij het ontwerp van de interne milieuzonering. Dit kan ertoe leiden dat bedrijven minder ontwikkelingsruimte hebben dan ze op grond van het geldende bestemmingsplan zouden hebben gehad. Wij willen er echter wel op wijzen dat ook onder het geldende bestemmingsplan aanvullende beperkende eisen van kracht kunnen zijn die rekening houden met de gevoeligheid van de omgeving. Met andere woorden de 'grote' planologische vrijheid wordt in de praktijk al beperkt door de eisen uit de milieuvergunning cq moderne milieuwetgeving.
- 6. De ondernemersvereniging constateert dat voor enkele bedrijven op Voorst een specifieke maatbestemming is opgenomen, omdat deze bedrijven niet binnen de voorgestelde milieucategorie passen. Bij andere activiteiten of verkoop van het bedrijf kan echter een lagere milieucategorie in werking treden. De ondernemersvereniging vraagt de garantie dat deze bedrijven via deze regeling niet in hun toekomstige gebruiksmogelijkheden of -rechten worden beperkt en er planschade wordt geleden.
Reactie op 1.6:
Het verwijderen van een specifieke maatbestemming door de gemeente kan alleen maar plaatsvinden door gebruik te maken van een bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat van deze bevoegdheid alleen gebruik kan worden gemaakt na vrijwillige beëindiging van de betreffende specifieke maatbestemming. Belanghebbenden kunnen tegen de beslissing in beroep gaan bij de Raad van State.
- 7. De ondernemersvereniging constateert dat voor een beperkt aantal bedrijven een risicocontour op de plankaart is opgenomen. Gevraagd wordt of over deze contour overleg is gevoerd met de betrokken bedrijven en of hierbij rekening is gehouden met toekomstige ontwikkelingen binnen deze bedrijven.
De ondernemersvereniging wil dat de toekomstplannen van deze bedrijven in het bestemmingsplan worden verwerkt. Dat geldt ook voor andere bedrijven, welke concrete toekomstplannen hebben.
Op de vergadering van 8 november werd het bedrijf Abbott als voorbeeld genoemd. Abbott is nu geen bedrijf dat onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt en er is daarom in het voorontwerp geen risicocontour rond het bedrijf op de plankaart ingetekend. Noodzakelijke wijzigingen in het productieproces van Abbott kunnen echter op korte termijn al betekenen dat het bedrijf wel onder het Bevi gaat vallen. Mogelijk gaat het bedrijf dan zelfs vallen onder het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO). Het moet mogelijk worden om in het bestemmingsplan rond Abbott een geheel nieuwe risicocontour op te nemen.
Reactie op 1.7:
Met toekomstige ontwikkelingen binnen bedrijven, welke reeds een risicocontour hebben kan rekening worden gehouden door middel van een bevoegdheid van burgemeester en wethouders om deze risicocontour te wijzigen.
De gemeente heeft nader advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio IJsselland over de gevraagde mogelijkheid om geheel nieuwe risicocontouren op te nemen in het bestemmingsplan.
De Veiligheidsregio adviseerde dat dit vanuit veiligheidsoogpunt aanvaardbaar kan zijn. Een industrieterrein is immers bedoeld voor zwaardere industrie waar risico's aan verbonden kunnen zijn. Door ook hier gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid kan per geval beoordeeld worden of de verandering naar een Bevi of zelfs een BRZO bedrijf ruimtelijk acceptabel is. Daarbij zal een verandering naar een Bevi of een BRZO bedrijf bij een onderneming die midden op het bedrijventerrein ligt op minder bezwaren stuiten dan bij bedrijven die aan de rand van het industrieterrein liggen. Ook zal door een wijzigingsbevoegdheid nog sturing gegeven kunnen worden aan de exacte locatie van de risicovolle installatie. Als voorbeeld wordt Abbott genoemd, waar een risico eerder aan de achterzijde van het bedrijf acceptabel is in vergelijking met een risicovolle installatie aan de Zwarte Waterallee waar zich scholen bevinden. De Veiligheidsregio acht maatwerk daarom noodzakelijk en de wijzigingsbevoegdheid biedt deze mogelijkheid.
De wijzigingsbevoegdheid zal op grond van dit advies in bovengenoemde zin worden uitgebreid. Verder zal daarbij worden opgenomen dat nieuwe PR 10-6 contouren nooit over het kavel van de buren mogen lopen. De PR 10-6 contour mag wel over infrastructuur en openbaar groen heen lopen. Daarmee wordt een beperking voor een aangrenzend bedrijf voorkomen.
- 8. De ondernemersvereniging is geen voorstander van het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen, indien deze in verband met toezicht of beheer noodzakelijk zijn, omdat hiermee de kans op klachten voor gevestigde bedrijven kan toenemen.
Reactie op 1.8:
De flexibiliteitsbepaling, waarin extra bedrijfswoningen met een afwijkingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan, wordt geschrapt.
- 9. De ondernemersvereniging heeft twijfels of nieuwe detailhandel in het plangebied moet worden toegestaan nu er sprake is van de aanwezigheid van risicovolle bedrijven in dit gebied. Met de vestiging van detailhandel kan er eveneens een forse verkeersdruk in het gebied ontstaan. Ook is er sprake van belemmeringen door de aanwezigheid van een hoge druk aardgasleiding. Voor het toestaan van detailhandel is een herziening van het bestemmingsplan nodig, waarbij een zorgvuldige ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk is. Daarbij moet ook gekeken worden naar de hier genoemde verkeers- en milieuaspecten.
Reactie op 1.9:
Het standpunt van de ondernemersvereniging wordt onderschreven. Voor de komst van detailhandel zal een nieuw bestemmingsplan moeten worden opgesteld, waarbij alle door de ondernemersvereniging genoemde aspecten zullen moeten worden afgewogen.
- 10. De ondernemersvereniging bepleit ruime mogelijkheden om zakelijke dienstverlening en kantooractiviteiten in bestaande (vrijkomende) bedrijfsgebouwen mogelijk te maken. In een tijd dat bedrijven moeten krimpen en er bijvoorbeeld verdiepingen vrijkomen is voldoende flexibiliteit nodig om verpaupering tegen te gaan.
Reactie op 1.10:
Uitsluitend onzelfstandige kantoren zijn toegestaan. Bij het toestaan van zelfstandige niet aan een productiebedrijf gebonden kantoren zal het karakter van het bedrijventerrein worden aangetast en zal de kans op klachten voor gevestigde bedrijven kunnen toenemen.
- 11. Op de vergadering van 8 november wordt verbaasd gereageerd op het ontbreken van een beschrijving van het gebouw van IJzerleeuw in de cultuurhistorische analyse.
Reactie op 1.11:
De beschrijving van de cultuurhistorische waarden van het gebouw van IJzerleeuw aan de Gasthuisdijk 15 zal alsnog in de toelichting worden opgenomen.
Ad 2: Scania deelt mee zich aan te sluiten bij de brief van het bestuur van de Ondernemersvereniging Voorst. Zie onder 1
Ad 3: Sensus:
- 1. Artikel 4 Bedrijf: De bestemmingsregeling is ten onrechte enkel toegesneden op bebouwing door expliciet te bepalen dat de gronden bestemd zijn voor gebouwen c.q. voor bouwwerken. De bestemmingsregeling dient tevens gericht te zijn op gebruik.
Reactie op 3.1:
De gronden zijn bestemd voor gebouwen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en terreinen. De formulering is conform de standaard 'Op de digitale leest' d.d. juni 2003 van het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (NIROV). Deze formulering wordt in alle Zwolse bestemmingsplannen toegepast.
- 2. Artikel 4.1 onder a: Op de bedrijfslocatie Gasthuisdijk 44 zijn naast het bestaande bedrijf met een specifieke maatbestemming alleen bedrijven toegestaan die toelaatbaar zijn binnen zone 3. Dit komt overeen met bedrijven in de milieucategorieën tot en met 3.2, waarvoor een richtafstand geldt van 100 meter ten opzichte van een 'rustige woonwijk'. Deze beperking is voor Sensus onaanvaardbaar. Het bestaande bedrijf van Sensus is een categorie 5.1 bedrijf. Het geldende plan bevat geen enkele beperking tot een bepaalde milieucategorie. De beperking tot een lagere milieucategorie is onnodig, gelet op de ligging van de onderhavige bedrijfslocatie tot omliggende gevoelige bestemmingen c.q. objecten. De afstand van het bedrijf Sensus tot de dichtstbijzijnde woning in 'gemengd gebied' bedraagt ongeveer 200 meter, terwijl de afstand tot de dichtstbijgelegen 'rustige woonwijk' circa 400 meter bedraagt. Op basis hiervan zou volgens de in de plantoelichting beschreven systematiek een indeling in zone 5 of 6 gerechtvaardigd zijn.
Sensus is gelegen op een gezoneerd industrieterrein. Het voorontwerp staat binnen de geluidszone geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe. In het kader van de zoneringssystematiek volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn de richtafstanden gebaseerd op 4 milieuaspecten, te weten geur, stof, geluid en gevaar. Aangezien het geluidsaspect al geregeld is door middel van de zonering op basis van de Wet geluidhinder, kan aan dit aspect bij de milieuzonering van het bestemmingsplan worden voorbij gegaan. De overige richtafstanden die volgens de VNG-brochure behoren bij de categorie 5.1 inrichting van Sensus (SBI-code 1051.1) bedragen maximaal 200 meter. Binnen die afstand zijn ten opzichte van de inrichting van Sensus geen gevoelige bestemmingen gelegen.
Geconcludeerd wordt dat Sensus ten onrechte is opgenomen in zone 3 . Dit dient gewijzigd te worden in zone 6. In dit verband wordt er op gewezen dat het bestemmingsplan op andere locaties bedrijven toestaat uit een veel hogere milieucategorie, terwijl de afstanden van die bedrijven tot de dichtstbijzijnde 'rustige woonwijk' c.q. 'gemengd gebied' kleiner zijn dan die voor de bedrijfslocatie van Sensus.
Reactie op 3.2:
Wij zijn het eens met de constatering van Sensus dat Sensus een bedrijf is dat volgens de VNG-brochure in de milieucategorie 5.1 valt (SBI code 1051 1). In de toelichting op het bestemmingsplan is dit reeds vermeld. Wij zijn het met Sensus eens dat gezien de ligging ten opzichte van een rustige woonwijk (Holtenbroek), een gemengd gebied (Frankhuis) en een scholengebied (Voorsterpoort Oost) de maximale milieucategorie die toelaatbaar is verhoogd kan worden. Ons uitgangspunt is de toelaatbare milieucategorieën zo hoog als mogelijk te laten zijn om zoveel mogelijk ontwikkelruimte aan de aanwezige bedrijven te bieden.
De inrichtingsgrenzen van Sensus liggen op ruim 400 meter afstand van een rustige woonwijk (Holtenbroek, 447 meter) en 180 meter van een gemengd gebied (Frankhuis). Dit betekent dat volgens de VNG-brochure milieucategorie 4.2 mogelijk is. Categorie 5.1 is niet mogelijk omdat de minimale afstand tot aan een rustige woonwijk 500 meter moet bedragen en de minimale afstand tot aan een gemengd gebied 300 meter. De inrichting van Sensus ligt dus te dichtbij om een verhoging naar milieuzone 6 (milieucategorie 1-5.1) te rechtvaardigen.
Omdat de wens van Sensus ook voor de omliggende bedrijven van toepassing kan zijn, is onderzocht voor welk gebied een verhoging naar milieucategorie 4.2 mogelijk is. Dit heeft geresulteerd in een groter gebied waar een andere milieuzone namelijk 5 van toepassing kan worden. Het betreft de zone-omschrijving in de toelichting onder 5a in de tabel in paragraaf 5.3.2.1 Functionele zonering, omdat de maatgevende richtafstand tot een rustige woonwijk van 300 meter van toepassing is .
Het gaat bij dit grotere gebied om een verhoging van milieuzone 3 naar 5 voor de strook waar Sensus ligt en een deel van de North Sea Group en een verhoging van milieuzone 4 naar 5 voor een gebied dat ligt tussen IJzerleeuw in het noordwesten, de Rieteweg in het zuidwesten, de Katwolderweg in het noordoosten en tot ongeveer halverwege de Blaloweg in het zuidoosten.
- 3. Artikel 4.1 onder c: De maatbestemming dient te worden aangepast. De omschrijving van de bedrijfsactiviteiten in de vorm van de 'fabricage van zuivelproducten met een productiecapaciteit van gedroogde producten kleiner of gelijk aan 1,5 ton per uur' is namelijk niet correct. Op de locatie Gasthuisdijk 44 worden door Sensus de volgende bedrijfsactiviteiten uitgevoerd:
a. bewerking van vloeibare suikers tot poederfracties ten behoeve van de voedingsmiddelenindustrie;
b. melkbewerking tot speciaalproducten (voornamelijk melkpoeder);
c. menging van melkpoeder en cacaomassa tot mengproduct.
In de geldende milieuvergunning van gedeputeerde staten van Overijssel d.d. 21 december 2002, nr. EMT/2002/775 wordt overwogen dat de provincie bevoegd gezag is, omdat er meer dan 1.500 kg per uur melkpoeder kan worden geproduceerd.
Mede gelet op het bepaalde in bijlage I bij het Bor (categorie 9) dient de maatbestemming als volgt te luiden:
'Het vervaardigen, bewerken of verwerken van voedingsmiddelen, genotmiddelen of grondstoffen daarvoor, waaronder het vervaardigen van gedroogde suiker- en zuivelproducten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 1.500 kg/uur of meer.'
De melkdroogcapaciteit van de inrichting bedraagt circa 7 ton per uur, terwijl de inulinedroogcapaciteit circa 5 ton per uur bedraagt.
Reactie op 3.3:
De door Sensus aangedragen maatbestemming is conform de verleende vergunning en zal derhalve worden aangepast conform het voorstel van Sensus.
- 4. Artikel 4.2.1: De maximale bouwhoogte bedraagt in het voorontwerp voor de locatie van Sensus 12 meter. Dit is niet toereikend. De bestaande bouwhoogte van het poedertorengebouw bedraagt maximaal 32 meter. Binnen de komende planperiode is de oprichting van een nieuwe sproeidroogtoren van 45 meter voorzien. De in artikel 4.4.1 opgenomen afwijkingsmogelijkheid voor een grotere bouwhoogte is ontoereikend.
Verzocht wordt om de maximale bouwhoogte voor de bedrijfslocatie van Sensus te verhogen naar 45 meter.
Reactie op 3.4:
Op basis van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering is de maximale bouwhoogte ter plaatse van Sensus gesteld op 40 meter. De bestaande situatie is daarmee positief bestemd. Het bedrijf is onderdeel van de hogere kern van het bedrijventerrein, rondom de insteekhavens. Het bestemmingsplan maakt afwijkingen van de bouwhoogte mogelijk tot maximaal 45 meter en maakt realisatie van een nieuwe sproeidroogtoren dus niet onmogelijk. Bij de afweging om medewerking te verlenen aan een afwijking wordt het plan nader beoordeeld op onder andere aspecten als positionering, ruimtelijke inpassing, milieusituatie.
- 5. Artikel 4.2.2: Naar het oordeel van Sensus is het zuiverder om de woorden 'dienen te worden gebouwd' te wijzigen in 'zijn uitsluitend toegestaan'.
Reactie op 3.5:
De verzochte wijziging wordt aangebracht.
- 6. Artikel 4.4.1 onder f: Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om een extra bedrijfswoning toe te staan, indien die extra bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met toezicht of beheer. Naar het oordeel van Sensus horen bedrijfswoningen in beginsel niet thuis op een gezoneerd industrieterrein en dienen de vestigingsmogelijkheden zoveel mogelijk beperkt te blijven in verband met de mogelijk negatieve gevolgen voor de gevestigde bedrijven.
Verzocht wordt om het artikellid te schrappen.
Reactie op 3.6:
De flexibiliteitsbepaling, waarin extra bedrijfswoningen met een afwijkingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan, wordt geschrapt.
- 7. Artikel 4.7.2: In verband met het gestelde onder 3.2 bestaat voor de gronden van Sensus geen noodzaak meer voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid om de maatbestemming te verwijderen.
Verzocht wordt om deze wijzigingsbevoegdheid voor het terrein van Sensus te schrappen.
Reactie op 3.7:
De wijzigingsbevoegdheid om de maatbestemming te verwijderen blijft noodzakelijk, omdat het bedrijf Sensus met de milieucategorie 5.1 zich bevindt in een zone waar maximaal milieucategorie 4.2 bij recht zal worden toegestaan.
- 8. veiligheidszone - bevi: Deze veiligheidszone ter plaatse van de bedrijfslocatie van Sensus houdt blijkens de toelichting verband met de ammoniak-koelinstallatie met een totale inhoud van 2.000 kg ammoniak. Blijkens de toelichting geldt op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) een contour van 35 meter vanaf de machinekamer. De op de plankaart aangeduide contour is evenwel niet gesitueerd rondom de machinekamer van de koelinstallatie, maar rondom toren 3. Voor de situering van de ammoniak-koelinstallatie wordt verwezen naar een bijgevoegde situatietekening.
Verzocht wordt om de Bevi-contour op de plankaart te wijzigen.
Reactie op 3.8:
Op basis van de verleende beschikking in het kader van de Wet Milieubeheer (11 december 2000) is vastgesteld dat de PR 10-6 risicocontour 45 meter bedraagt. De situering van de risicocontour heeft als centrum de machinekamer. De informatie is inmiddels ook gewijzigd op de provinciale risicokaart. Wij zullen de risicocontour op de plankaart wijzigen conform de nieuwe informatie op de provinciale risicokaart.
- 9. Bestemming Verkeer: Blijkens de plankaart rust op een smalle strook grond op het noordelijke deel van de inrichting, grenzend aan het water, de bestemming 'Verkeer'. Op de gronden van Sensus vervult de als 'Verkeer' bestemde strook geen enkele verkeersfunctie. Er is geen verkeersinfrastructuur aanwezig noch in voorbereiding. Het betreft in werkelijkheid een onverhard deel van het bedrijfsterrein.
Verzocht wordt om deze strook tot 'Bedrijf'' te bestemmen.
Reactie op 3.9:
Bij het bestemmen is gekeken naar de eigendomssituatie. Voor zover bekend zijn geen gronden van Sensus voorzien van een verkeersbestemming. De strook achter het terrein langs de Balkenkolk hebben wel een verkeersbestemming, maar dit valt buiten het eigendom van Sensus. Perceelsnummer 04339 en het gedeelte van perceelsnummer 04893 (voor zover geen water) zijn eigendom van de gemeente Zwolle en hebben wel een verkeersbestemming in verband met de visie om op lange termijn een fietsverkeersverbinding te realiseren langs de oever van het Zwartewater richting Stadshagen.
Ad 4: Abbott:
- 1. De hoogte van de bebouwing aan de oneven zijde van de Rieteweg: In het geldende plan is geen bouwhoogte vastgesteld en gezien de huidige bebouwing op het terrein van Abbott was het in het verleden kennelijk gemakkelijk om afwijkend te bouwen. Bouwhoogten van 25 meter en hoger zijn op dit moment namelijk geen uitzondering.
Verzocht wordt om de uitbreidingsmogelijkheden van Abbott niet te beperken door de bouwhoogte aan de oneven zijde van de Rieteweg te verhogen naar 35 meter met een uitzonderingsmogelijkheid tot 45 meter voor onze huidige droogtoren.
Reactie op 4.1:
In het kader van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering voor Voorst is de maximale bouwhoogte ter plaatse verruimd naar 40 meter. Hiermee wordt uitbreidingsruimte / flexibiliteit geboden. De bestaande hogere droogtoren wordt positief bestemd met een maximale bouwhoogte van 45 meter.
- 2. De hoogte van de bebouwing aan de even zijde van de Rieteweg: Voor de even zijde wordt een verhoging tot 25 meter verzocht om opslag in verdiepingen mogelijk te maken.
Reactie op 4.2:
In het kader van de gewijzigde nieuwe hoogtezonering voor Voorst is de maximale bouwhoogte ter plaatse verruimd naar 20 meter. Het gebied vormt een overgangszone van de lagere bebouwing langs de rand van het Zwarte Water en de hogere bebouwing rond de kern van het bedrijfsterrein. Deze hoogte sluit goed aan op de hoogtezonering van Voorsterpoort aan de overzijde van de Blaloweg. Het bestemmingsplan kent een afwijkingsmogelijkheid om bebouwing tot maximaal 25 meter toe te staan, maar dit wordt op basis van concrete bouwvoornemens op ruimtelijke aspecten beoordeeld en niet bij recht toegestaan.
- 3. Bestaande bouwhoogten die de bouwhoogten uit het bestemmingsplan overschrijden: Verzocht wordt om deze bouwhoogten eenduidig op de plankaart op te nemen.
Reactie op 4.3:
Het plan wordt geherinventariseerd op alle mogelijke hoogteoverschrijdingen door bestaande bebouwing. Deze bestaande hoogteoverschrijdingen worden allemaal gelegaliseerd.
- 4. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering: Alhoewel het slechts een klein deel van het perceel van Abbott omvat, sluit deze dubbelbestemming elke bebouwing anders dan 'water gerelateerd' uit. Dit betekent dat het gebruik van het eigendom van Abbott verder wordt beperkt.
Verzocht wordt om deze grens gelijk te trekken met de terreingrens van Abbott.
Reactie op 4.4:
Op de dubbelbestemming Waterkering - Waterstaat mag worden gebouwd, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder.
Opname van deze dubbelbestemming is verplicht. Bij de begrenzing worden nauwgezet de grenzen gevolgd van het gebied dat onder de waterschapskeur valt. In dat gebied is een ontheffing nodig van het waterschap. Het bestemmingsplan verplicht tot coördinatie, maar legt geen nieuwe beperkingen op. De begrenzing zal niet worden gewijzigd.
- 5. Milieuzonering en omgeving: De gebieden in de omgeving van het plangebied met hogere concentraties van aanwezige personen en een rustige omgeving kunnen er mogelijk in de toekomst voor zorgen dat extra investeringen noodzakelijk zijn om overlast te voorkomen. Een extra 'bedreiging' voor Abbott zijn de publieke functies die aan de overzijde van de Blaloweg komen te liggen. Ongeacht de vastgelegde milieuzonering kan de milieudruk op Abbott in belangrijke mate toenemen.
Verzocht wordt om bij het inrichten van de omgeving van Abbott rekening te houden met de belangen van Abbott en de milieudruk op Abbott niet verder op te voeren door (beperkt) kwetsbare objecten nabij Abbott te projecteren.
Reactie op 4.5:
Bij gebiedsontwikkelingen wordt altijd rekening gehouden met de aanwezige milieudruk. Andersom wordt ook onderzocht of een gebiedsontwikkeling beperkingen oplevert voor de reeds bestaande functies, in dit geval het bedrijf van Abbott.
Voor het aspect externe veiligheid is het gebiedsgerichte kader externe veiligheid dat door de gemeenteraad van Zwolle is vastgesteld het vertrekpunt bij gebiedsontwikkelingen. In gebieden waar externe veiligheidsrisico's een belangrijke rol spelen worden functies met verminderd zelfredzame groepen uitgesloten of onder zware voorwaarden mogelijk gemaakt. In alle relevante gevallen zal ook advies van de veiligheidsregio worden ingewonnen die vanuit haar deskundigheid eventuele knelpunten signaleert.
Op dit moment heeft het bedrijf van Abbott geen veiligheidscontour maar Abbott heeft wel aangegeven dat bij veranderende productieomstandigheden er mogelijk wel een veiligheidscontour zou kunnen ontstaan. Op dit moment hebben wij geen inzicht in de ligging van deze mogelijke veiligheidscontour, het bijbehorende invloedsgebied, de aard van het bijbehorende scenario en de te treffen veiligheidsvoorzieningen aan de bron. Op dit moment kunnen wij dus alleen toezeggen dat er bij relevante gebiedsontwikkelingen binnen het toekomstige invloedsgebied van Abbott in overleg met Abbott bepaald wordt wat de mogelijke scenario's zijn waarmee Zwolle rekening moet houden bij een gebiedsontwikkeling.
In het bestemmingsplan wordt daartoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om geheel nieuwe veiligheidscontouren te kunnen opnemen.
- 6. Overschrijding BRZO grenzen: Hoewel de staat van bedrijfsactiviteiten op zichzelf geen onredelijke eisen stelt aan bedrijfsactiviteiten, is het mogelijk dat deze wel kan leiden tot beperkingen voor toekomstige uitbreidingen of activiteiten van Abbott. Een voorbeeld is de opslag van gevaarlijke stoffen in hoeveelheden boven de drempelwaarde van de BRZO. Het voorontwerp biedt hier geen uitzonderingsmogelijkheid voor, zodat de enige mogelijkheid voor Abbott om een verruiming van de eisen te krijgen een bezwaarprocedure tegen het ontwerp van het bestemmingsplan is.
Verzocht wordt om voor gevestigde bedrijven, zoals Abbott de BRZO grenzen te laten vervallen.
Reactie op 4.6:
De gemeente heeft nader advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio IJsselland over de gevraagde mogelijkheid om toe te staan dat gevestigde bedrijven door een wijziging van hun bedrijfsactiviteiten onder het Bevi of zelfs onder het BRZO gaan vallen.
De Veiligheidsregio adviseerde dat dit vanuit veiligheidsoogpunt aanvaardbaar kan zijn. Een industrieterrein is immers bedoeld voor zwaardere industrie waar risico's aan verbonden kunnen zijn. Door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid kan per geval beoordeeld worden of de verandering naar een Bevi of zelfs een BRZO bedrijf ruimtelijk acceptabel is. Daarbij zal een verandering naar een Bevi of een BRZO bedrijf bij een onderneming die midden op het bedrijventerrein ligt op minder bezwaren stuiten dan bij bedrijven die aan de rand van het industrieterrein liggen. Ook zal door een wijzigingsbevoegdheid nog sturing gegeven kunnen worden aan de exacte locatie van de risicovolle installatie. Als voorbeeld wordt Abbott genoemd, waar een risico eerder aan de achterzijde van het bedrijf acceptabel is in vergelijking met een risicovolle installatie aan de Zwarte Waterallee waar zich scholen bevinden. De Veiligheidsregio acht maatwerk daarom noodzakelijk en een wijzigingsbevoegdheid biedt deze mogelijkheid.
Op grond van dit advies zal een wijzigingsbevoegdheid in bovengenoemde zin worden opgenomen. Verder zal daarbij worden bepaald dat nieuwe PR 10-6 contouren nooit over het kavel van de buren mogen lopen. De PR 10-6 contour mag wel over infrastructuur en openbaar groen heen lopen. Daarmee wordt een beperking voor een aangrenzend bedrijf voorkomen.
- 7. Beperking aan activiteiten die vallen onder het Bevi: Verzocht wordt om aan te geven of het bestemmingsplan beperking geeft aan uitbreiding van risicovolle activiteiten, zoals bedoeld in het Bevi/Revi.
Reactie op 4.7:
Verwezen wordt naar de reactie op 4.6.
- 8. Overschrijding bouwvlak: In het voorontwerp is de mogelijkheid gegeven de bouwgrens met maximaal 25 m² te overschrijden. Geldt hierbij het begrip 'gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak' per perceel of voor de gehele inrichting? Het uitgangspunt van Abbott is dat bestaande overschrijdingen van het bouwvlak bij het van kracht worden van het bestemmingsplan moeten worden gelegaliseerd.
Reactie op 4.8:
De overschrijding geldt per perceel. Dit zal in de regels worden verduidelijkt.
Daarnaast is het plangebied met behulp van nieuwe luchtfoto's uit 2012 geherinventariseerd op overschrijdingen van de bouwgrenzen door bestaande bebouwing. Voor zover bekend zijn er geen overschrijdingen van het bouwvlak aanwezig.
- 9. Mogelijke cultuurhistorische waarde van de Rieteweg 20: In de plantoelichting wordt vermeld dat cultuurhistorische waarden niet worden vastgelegd in dit plan. Waarom worden de mogelijke cultuurhistorische waarden van de Rieteweg 20 dan toch vermeld?
Verzocht wordt om de mogelijke cultuurhistorische waarden van panden in het bestemmingsplan niet te vermelden.
Reactie op 4.9:
Met ingang van 1 januari 2012 is het op grond van het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht een cultuurhistorische analyse in de toelichting van een bestemmingsplan op te nemen. Deze verplichting geldt ook, indien de gemeente besluit (nog) geen bijzondere bescherming voor de cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan op te nemen.
Ad 5: Stiho:
- 1. De omvang en de lengte van de groenstrook is gewijzigd, deels ten voordele en deels ten nadele van Stiho. Voor zover de groenstrook zich op de kop van het plangebied bevindt kan Stiho met deze bestemming leven. Echter aan de rechterzijde van het plangebied is ook een groenstrook ter plaatse van de bestaande kade geprojecteerd en aan de linkerzijde van het plangebied is ook een groenstrook ter plaatse van de bestaande weg geprojecteerd. Voor het bestemmen van het betreffende groen is geen motivatie kenbaar gemaakt en heeft geen zorgvuldige afweging plaatsgevonden. De feitelijke realisering van deze bestemming is ook niet mogelijk nu ter plaatse de bestaande kade en de bestaande weg nog steeds aanwezig en in gebruik zijn.
Reactie op 5.1:
Omdat het niet mogelijk is gebleken tijdig overeenstemming met Stiho te verkrijgen over de voorgenomen nieuwe ontwikkeling van de kop van Voorst, is bij de bestemming uitgegaan van het geldende plan.
De strook op de kop van het plangebied heeft in het geldende plan ook een groenbestemming. De strook langs de kade heeft in het geldende plan deze bestemming niet en zal daarom bestemd worden tot Bedrijf conform het geldende plan. Met het tracé van de bestaande weg zal ook rekening worden gehouden. Verwezen wordt verder naar de reactie op 5.6.
- 2. Over de gehele gronden van Stiho is de beperkende dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering gelegd. Stiho vraagt zich af wat het nut en de noodzaak is van een dergelijke bestemming over de gehele grond. Verzocht wordt om deze dubbelbestemming te verwijderen.
Reactie op 5.2:
Opname van deze dubbelbestemming is verplicht. Bij de begrenzing worden nauwgezet de grenzen gevolgd van het gebied dat onder de waterschapskeur valt. De kop van Voorst is buitendijks gebied en dient als bergingsgebied voor extreem hoog water.
In het gebied dat onder de waterschapskeur valt, is een ontheffing nodig van het waterschap. Op de dubbelbestemming Waterkering - Waterstaat mag wel worden gebouwd, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen van de betrokken waterstaatsbeheerder. Het bestemmingsplan verplicht tot coördinatie, maar legt geen nieuwe beperkingen op. De dubbelbestemming zal niet worden verwijderd en de begrenzing zal ook niet worden gewijzigd.
- 3. Op een groot deel van de gronden van Stiho is ook nog eens de beperkende dubbelbestemming Waarde - Archeologie gelegd. In het bestemmingsplan ontbreekt de noodzakelijke toelichting. Stiho verneemt graag wat de onderliggende archeologische waarden zijn en waarom die aanleiding zijn om tot een dubbelbestemming over te gaan. Verzocht wordt om deze dubbelbestemming te verwijderen.
Reactie op 5.3:
In paragraaf 2.2.1 Archeologische structuur van de toelichting zijn de archeologisch waarden beschreven en zijn het systeem van waarderen en de gevolgen ervan toegelicht. De kop van Voorst is beschreven onder nummer 265 en heeft een vondstkans van 100%. Het gebied is aangegeven op de toelichtende kaart nummer 5 Archeologie.
In paragraaf 5.6 Archeologie van de toelichting is aangegeven dat gebieden die een vondstkans van 50% of meer hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hebben gekregen.
De beschrijving van gebied 265 luidt als volgt:
'In de 18e eeuw stond op de plek van het latere huis Twistvliet een buitenplaats met de naam de Kalkovens. Deze buitenplaats was in 1750 eigendom van de familie Nauta. Op het terrein werden schelpen verbrand tot kalk.
De naam Twistvliet komt in 1800 voor het eerst voor en is op dat moment eigendom van Willem Lodewijk van der Upwich, lid van het stadsbestuur van Kampen. Hij had het huis met twee kalkovens in 1793 gekocht van dr, Hubert voor 14.300 gulden.
De naam Twistvliet is afkomstig van Van der Upwich, die het huis in 1804 verkocht aan jkvr. Maria Cornelia Spiering. Zij was bevriend met dichter Rhijnvis Feith en mocht de schilder Derk Jan van der Laan tot haar zwager rekenen.
In 1818 wordt het huis omschreven als een huis met meerdere behangen kamers, koetshuizen, stalling voor vier paarden, tuinmanswoning, ruime tuin met broei- en trekkasten, vruchtbomen, wandelpaden en visrijke vijvers.
De nieuwe eigenaar werd Lucas Reuvekamp. Lucas kocht het huis voor de Blokzijlse houthandelaar Lambert Eindhoven die in 1825 de eerste steen legde voor een houtzaagmolen. Dit was het begin van de houthandel Eindhoven en Zoon. De familie Eindhoven bleef tot 1890 aan het bedrijf verbonden. Rond 1897 werd het bedrijf en de buitenplaats verkocht aan Lambertus de Vries.
Omstreeks 1950 stonden op het terrein een houtzaagmolen, twee houtloodsen, een bergplaats, wagenloods, paardenstal met koetshuis en het landhuis Twistvliet zelf.
Tegenwoordig is het terrein eigendom van de Stichtse Houthandel (Stiho BV). Van het huis en de wagenloods zijn nog slechts ruïnes overgebleven. Het buitenhuis is rond 1963 afgebroken en vervangen door een houtloods. Tegenwoordig is alleen nog de lanenstructuur enigszins te herkennen.'
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie zal niet worden verwijderd.
- 4. De omvang en de situering van het bouwvlak en de bebouwingsgrens zijn gewijzigd, deels ten voordele en deels ten nadele van Stiho. Verzocht wordt om de bebouwingsgrenzen over de gehele bestemmingsgrenzen te leggen, omdat in het verleden en ook nu kennelijk opnieuw is geoordeeld dat de bestemming bedrijf op heel de ter plaatse aanwezige gronden mogelijk moet zijn. De bestemming Bedrijf is illusoir, indien niet wordt toegestaan dat overal gebouwen kunnen worden gebouwd.
Reactie op 5.4:
Omdat het niet mogelijk is gebleken tijdig overeenstemming met Stiho te verkrijgen over de voorgenomen nieuwe ontwikkeling van de kop van Voorst, is bij de bestemming uitgegaan van het bouwvlak van het geldende plan. Daarbij is er rekening mee gehouden dat op een gedeelte van het bedrijfsterrein buiten de gelden bebouwingsgrens vroeger reeds gebouwen in afwijking van het geldende plan zijn toegestaan. Het bouwvlak aan de zijde van het Zwolle-IJsselkanaal en aan de zijde van het Zwarte Water is hierop aangepast. Het is onjuist dat op een gedeelte van een bestemmingsvlak, waar geen gebouwen zijn toegestaan, de bestemming Bedrijf illusoir zou zijn. Bedrijfsterreinen, waarop geen gebouwen zijn toegestaan, kunnen een zinvol onderdeel zijn van een bedrijf bijvoorbeeld ten behoeve van activiteiten met behulp van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van opslag en ten behoeve van parkeren.
Wellicht ten overvloede wordt ook nog gewezen op paragraaf 4.4 Zichtlijnen Zwolle-IJsselkanaal ZwarteWater. Daar is beschreven en verbeeld dat op de kop van Voorst ook nog bebouwingsbeperkingen gelden ten behoeve van een veilige vaart op de kruising van het Zwolle-IJsselkanaal en het Zwarte Water.
- 5. Meerder bouw- en gebruiksvoorschriften van de planregels zijn op de plankaart niet zichtbaar. Het is voor Stiho niet duidelijk hoe deze regels uitwerken op het perceel van Stiho.
Reactie op 5.5:
In principe gelden de planregels van de bestemming Bedrijf voor het gehele gebied met deze bestemming. Een aantal onderdelen is verschillend geregeld voor verschillende gedeelten van deze bestemming.
In de eerste plaats is de bestemming intern gezoneerd met verschillende regels voor verschillende zones. Stiho valt onder de interne zone 3. Dit is op de plankaart op het terrein van Stiho aangegeven met de code (sb-z3). Deze code betekent 'specifieke vorm van bedrijf - zone 3'.
In de tweede plaats zijn de bebouwingsvoorschriften verschillend voor verschillende gedeelten van deze bestemming. Voor het gebied van Stiho geldt een maximaal toegestane bouwhoogte van 15 meter en een maximaal bebouwingspercentage van 90%. Dit is op de plankaart op het terrein van Stiho aangegeven met een cirkelsymbool met de genoemde getallen.
- 6. De differentiatie binnen de bestemming Verkeer staat wel in de planregels, maar is niet zichtbaar op de plankaart.
Nu een akkoord met de gemeente Zwolle in zicht lijkt ten aanzien van de toegangswegomlegging gaat Stiho er vanuit dat deze wegomlegging op de juiste wijze in het ontwerpbestemmingsplan zal worden opgenomen en zal Stiho daarbij de vormgeving in de bestemmingen van de besproken compensatie nog nader beoordelen.
Reactie op 5.6:
De differentiatie binnen de bestemming Verkeer is bewust niet meer aangegeven op de plankaart om het bestemmingsplan in dezen zo flexibel mogelijk te houden.
De wegomlegging zal op de juiste wijze in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen zodra de overeenkomst 'Reconstructie Gasthuisdijk nabij Stihoterrein' is ondertekend en burgemeester en wethouders met de overeenkomst hebben ingestemd. De nieuwe bocht in de ontsluiting van het terrein zal daarbij opgenomen worden conform voorstel variant C, zoals vastgelegd in de overeenkomst.
- 7. Stiho wil dat het bouwvlak geschikt moet zijn voor volledige benutting voor het plaatsen en herplaatsen van gebouwen en wil daarom een bebouwingspercentage van 100%.
Reactie op 5.7:
Als recht is al een bebouwingspercentage van 90% toegestaan om een zo groot mogelijke verdichting te kunnen realiseren. In verband met de brandveiligheid mag de onderlinge afstand van vrijstaande gebouwen echter niet minder dan 3 meter bedragen en mag de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en de van de weg afgekeerde perceelsgrens ook niet minder dan 3 meter bedragen. Bij een recht op bebouwing tot 100% worden deze brandveiligheidseisen illusoir.
Met behulp van een afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders wel een bebouwingspercentage tot maximaal 100& toestaan. Bij gebruik maken van die afwijkingsbevoegdheid zal echter wel getoetst moeten worden aan:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de woonsituatie;
- de brandveiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeergelegenheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de groenstructuur;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
- 8. Stiho wijst erop dat de nieuwe planvorming ten aanzien van de bestaande indertijd vergunde milieuruimte, waaronder geluid, op welke wijze dan ook niet beperkend mag uitwerken mede onder verwijzing naar eerdere toezeggingen van de gemeente Zwolle. Verzocht wordt om middels zonering de vergunde milieuruimte in het nieuwe bestemmingsplan veilig te stellen en in de directe omgeving van het plangebied geen functies te plannen die op welke wijze dan ook van enige nadelige invloed zullen zijn op het gebruik van de verleende vergunningen.
Reactie op 5.8:
De vergunde milieuruimte is getoetst aan de huidige geluidzone. De huidige milieuvergunning van Stiho past binnen de geluidzone van Voorst en binnen de interne milieuzonering. In het bestemmingsplan blijft de huidige geluidzone het uitgangspunt.
Ad 6 BMA:
- 1. BMA heeft zich sinds de afsluiting van de Schoenerweg hard gemaakt voor een betere ontsluiting van Voorst C in combinatie met een verbinding tussen Voorst C en D in de vorm van een parallelweg evenwijdig aan de Westenholterallee. BMA dringt aan op een spoedige realisatie hiervan.
Reactie op 6.1:
De verbeterde ontsluiting van Voorst C in combinatie met een verbinding tussen Voorst C en D in de vorm van een parallelweg evenwijdig aan de Westenholterallee wordt in een separate bestemmingsplanprocedure geregeld. Hiertoe is een bestemmingsplanprocedure gestart en heeft de gemeenteraad op 13 november 2012 het bestemmingsplan Infrastructuur 'Turnhoutsweg-Boeierweg' vastgesteld. Het bestemmingsplan Voorst neemt dit plan ongewijzigd over. In verband met zienswijzen zal de procedure van het bestemmingsplan 'Turnhoutsweg-Boeierweg' naar verwachting begin 2013 zijn afgerond. De uitvoering van de werkzaamheden zal dan zo snel mogelijk in gang worden gezet. Inmiddels zijn de voorbereidende werkzaamheden gestart.
- 2. Voor BMA zijn de verruiming van de bebouwingspercentages naar 90% of meer en de verruiming van de bouwhoogten van groot belang. Vooral de mogelijkheid die geboden wordt om het bebouwingspercentage te vergroten wordt door BMA gezien als een optie, waarvan BMA in de nabije toekomst gebruik van denkt te gaan maken. De gedachten gaan hierbij uit naar het eventueel overdekken van de binnenplaats en het creëren van een laaddok voor vrachtwagens aan de zuidzijde van het bedrijfspand bij de Schoenerweg. Na eventuele realisatie hiervan wordt het perceel, maar ook het bedrijfsgebouw optimaal benut.
- 3. BMA pleit ervoor om de bestemmingsregels met betrekking tot het gebruik van bedrijfsgebouwen ruimer toe te passen. Naast de core business B2B activiteiten (95%) wil BMA ook maximaal 5% B2C activiteiten ontplooien.
Reactie op 6.3:
Volgens de bestemmingsplanregels wordt detailhandel niet als recht toegestaan op Voorst. Het bestemmingsplan Voorst bevat wel een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid voor productiegebonden en groothandelgebonden detailhandel in of vanuit een verkoopruimte met een vloeroppervlakte van ten hoogste 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 100 m². Criteria voor het verlenen van de ontheffing zijn dat de bedrijfsvoering zodanig is opgezet dat aannemelijk kan worden gemaakt dat het bedrijf zich uitsluitend richt op zakelijke cliënten, waarbij met name zal worden gelet op assortiment, promotiestrategie, toegangsbeleid. Het feitelijk aandeel van de detailhandelsverkopen in de totale omzet van het bedrijf dienen zo beperkt mogelijk te zijn dat dit kan worden aangemerkt als een onvermijdelijk neveneffect van de bedrijfsactiviteiten.
Ad 7 Van der Kamp:
Van der Kamp leest in het voorontwerp dat er 3 bedrijven behoren tot de milieucategorie 4.2:
- vrachtwagenfabriek Scania;
- Hendrix en
- Agrifirm.
Voor zover Van der Kamp dit kan nagaan behoort echter ook de betonmortelcentrale van Van der Kamp aan de Gasthuisdijk 17 tot de milieucategorie 4.2. Dit omdat de productielocatie van Van der Kamp een productiecapaciteit heeft van meer dan 100 ton per uur, waarvoor Van der Kamp dan ook een provinciale milieuvergunning heeft. De SBI-code van het bedrijf van Van der Kamp is hiermee 2363, 2364 (sub)nummer 2, waarmee het bedrijf valt onder milieucategorie 4.2.
Dit betekent dat het bedrijf van Van der Kamp niet past in de nu toegekende interne zone 4, waarin bedrijven uit de milieucategorieën 1 tot en met 4.1 worden toegestaan. Hiertegen maakt Van der Kamp bezwaar.
De beschreven onvolkomenheid in het voorontwerp kan naar de mening van Van der Kamp op 2 manieren worden opgelost:
- 1. door het ten zuidwesten van de locatie van Van der Kamp aan de Gasthuisdijk 17 gelegen gebied met de interne zone 6 iets groter te maken en het perceel van Van der Kamp in deze zone 6 te laten vallen;
- 2. door de gehele interne zone 4, waarbinnen het bedrijf is gelegen, te wijzigen in interne zone 5;
hierdoor wordt tevens de zone-indeling wat logischer; van noordoost naar zuidwest verloopt de interne zone-indeling nu als 3-4-4-6, wat dan 3-4-5-6 zou worden.
Reactie op 7:
Het bedrijf van Van der Kamp behoort inderdaad op grond van de vergunde productiecapaciteit van meer dan 100 ton per uur tot milieucategorie 4.2:
De milieuzone ter plekke van het bedrijf wordt niet aangepast. De milieuzone 4 waar bedrijven van milieucategorie 1 tot 4.1 zijn toegestaan blijft gehandhaafd. Voor het bedrijf zal een maatbestemming worden geformuleerd.
De reden is dat het bedrijf op ongeveer 100 meter afstand ligt van een gemengd gebied (overzijde kanaal 'Oud Frankhuis'). Indien de milieuzone waarop het bedrijf gevestigd is, wordt verhoogd naar milieucategorie 4.2 dan zou de afstand tot aan gemengde gebieden minimaal 200 meter moeten bedragen. Zoals reeds vermeld bedraagt de afstand 100 meter, zodat verandering niet mogelijk wordt geacht.
Ad 8 Van Wijhe:
- 1. Van Wijhe is het niet eens met de toegestane milieucategorieën in milieuzone 6.
Van Wijhe vindt dat de bandbreedte van milieucategorie 1 tot 5.1 te breed is. Zij vreest dat hierdoor bedrijven uit de zwaardere bedrijfscategorieën, waartoe zij zelf behoort, beperkt kunnen worden door bedrijven uit de lagere bedrijfscategorieën.
Het strookt niet met de 'paarse pit' gedachte die in de ontwikkelingsvisie is verwoord. Van Wijhe wil de bandbreedte versmallen tot een breedte van bijvoorbeeld 3.2 tot 5.1.
Reactie op 8.1:
Wij zijn het niet eens met de stelling dat bedrijven uit de lichtere milieucategorieën een beperking opleveren voor de zwaardere bedrijfscategorieën in het plangebied. Naast de milieuzonering is in de staat van bedrijfsactiviteiten een selectie gemaakt binnen de lichtere milieucategorieën die toelaatbaar zijn binnen het plangebied. Bedrijven die geluidgevoelig zijn, kwetsbaar voor externe veiligheidsrisico's of geurgevoelig worden niet toegelaten. Deze bedrijven zijn daarom niet opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten. Er is een bedrijfscategorie die als kwetsbaar gekenschetst zou kunnen worden en dat is sociale werkvoorziening (SBI code 32991). Uit de hedendaagse praktijk blijkt dat de sociale werkplaatsen van vroeger waar veel mensen werkten, die soms verminderd zelfredzaam waren, nagenoeg niet meer voorkomen. Mensen die in de reguliere sector geen werk kunnen vinden vanwege beperkingen worden tegenwoordig binnen bestaande bedrijven opgenomen. Om die reden vinden wij het handhaven van sociale werkvoorziening, waarbij de kleinschalige vorm wordt bedoeld, verdedigbaar.
- 2. Van Wijhe vraagt wat de reden is dat de Westenholterallee wel is opgenomen in het plangebied Voorst en de Blaloweg ter hoogte van het bedrijf Scania niet.
Reactie op 8.2:
De reden is het feit dat dit deel van de Blaloweg gereconstrueerd zal worden om de ontsluiting van Voorsterpoort te verbeteren. Omdat nog niet exact bekend was welke consequenties dat zou hebben voor de verkeersbestemming is ervoor gekozen dit mee te nemen in het ontwikkelingsplan Voorsterpoort.
Op korte termijn zal echter eerst een conserverend bestemmingsplan voor Voorsterpoort worden opgesteld waar dit deel van de Blaloweg nu zal worden meegenomen.
- 3. Van Wijhe is blij dat in het nieuwe bestemmingsplan de geluidzone niet wordt veranderd. Van Wijhe is tegen iedere verkleining van de zone, omdat dit de ontwikkelruimte kan verkleinen.
Reactie op 8.3:
De geluidzone zal in het nieuwe bestemmingsplan Voorst niet worden veranderd.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
1.1 Algemene Verklaring
1.1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.
De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide AFDELINGEN.
1.1.2 SBI-codes
Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.
1.1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.
1.1.4 Toelaatbaar
Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR' met 'J' vermeld of de activiteit toelaatbaar is.
Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BESTEMMING' met de lettercode van de bestemming vermeld dat de activiteit toelaatbaar is in de betreffende bestemming.
1.1.5 Niet toelaatbaar
Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.
1.1.6 Categorieën
Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.
1.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
b.o. bedrijfsoppervlak
cat categorie
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GD bestemming Gemengd
GD-BVW bestemming Gemengd - Bovenwoning
grth groothandel
inst. installatie
kg kilogram
KI kunstmatige inseminatie
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
n.e.g. niet elders genoemd
p.o. productieoppervlak
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
t.b.v. ten behoeve van
v.c. verwerkingscapaciteit
< kleiner dan
1.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
1.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
2.1 Algemene Verklaring
2.1.1 Bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in de gemeente Zwolle.
De in deze staat vermelde bedrijfsafdelingen en bedrijfstypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide bedrijfstypen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide BEDRIJFSAFDELINGEN.
2.1.2 SBI-codes en nummers
Voor de bedrijfsafdelingen staan in een kolom de SBI-codes aangegeven. Voor de bedrijfstypen staan de SBI-codes en een nummer en/of letter aangegeven. De opslagen en installaties hebben geen SBI-codes, maar een nummer en een subnummer.
2.1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de bedrijfsafdelingen en de bedrijfstypen omschreven.
2.1.4 Toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN ZONE' vermeld dat de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is in bepaalde zones door met een nummer deze zones aan te geven. Daarbij betekent bijvoorbeeld 1-6 toelaatbaar vanaf zone 1 tot en met zone 6. In een bestemmingsvlak staan de nummers van deze zones ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone' achter het woord 'zone' aangegeven.
2.1.5 Niet toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze bedrijfsactiviteit niet toelaatbaar is.
2.1.6 Afstanden en scores milieuaspecten
Vervolgens worden in de kolom 'AFSTANDEN IN METERS' de scores van de milieuaspecten aangegeven:
- a. Eerst worden in 4 subkolommen de minimale afstanden in meters voor de 4 milieuaspecten 'GEUR', 'STOF', 'GELUID' en 'GEVAAR' per aspect aangegeven.
- b. In de subkolom 'GELUID' staat met 'C' (continu) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit doorgaans continu (dag en nacht) verricht wordt, waardoor deze bepalend is voor het geluidsniveau.
- c. In de subkolom 'GELUID' staat met 'Z' (zonering) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat rond het betrokken industrieterrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
- d. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'R' (risico) aangegeven dat mogelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
- e. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'V' (vuurwerk) aangegeven dat het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
- f. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' wordt de grootste minimale afstand aangegeven. Onderzocht is welke minimale afstanden op basis van de 4 genoemde milieuaspecten noodzakelijk zijn tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De grootste minimale afstand in meters, welke noodzakelijk is op grond van deze 4 milieuaspecten, is in deze subkolom vermeld. - g. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat met 'D' (divers) aangegeven dat binnen de bedrijfsactiviteit een erg grote variatie in milieubelasting voorkomt, hetgeen aanleiding is de toelaatbaarheid van geval tot geval nader te bezien.
2.1.7 Categorieën
Ten slotte wordt in de kolom 'CATEGORIE' de indeling in milieucategorieën vermeld.
Deze indeling is gebaseerd op de grootste minimale afstand, welke in de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter;
categorie 5.2: minimale afstand 700 meter;
categorie 5.3: minimale afstand 1000 meter;
categorie 6: minimale afstand 1500 meter.
2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
b.o. bedrijfsoppervlak
BRZO Besluit risico's zware ongevallen
C continu
cap. capaciteit
cat. categorie
d dag
D divers
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GFT groente-, fruit- en tuinafval
grth groothandel
i.e. inwonersequivalenten
incl. inclusief
j jaar
kg kilogram
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
MWe elektrisch vermogen in megawat
n.e.g. niet elders genoemd
NEM netto explosieve massa
o.c. opslagcapaciteit
opp. oppervlak
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)
RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
synth synthetisch
t.b.v. ten behoeve van
t/d ton per dag
t/j ton per jaar
t/u ton per uur
u uur
V vuurwerkbesluit (van toepassing)
v.c. verwerkingscapaciteit
vloeropp. vloeroppervlak
v.w.b. voor wat betreft
< kleiner dan
<= kleiner dan of gelijk aan
> groter dan
>= groter dan of gelijk aan
- in de kolom '(sub)nummer': geen nummer van toepassing;
bij getallen in de kolom 'OMSCHRIJVING':tot
Z zonering (in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder)
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsnota' s gebruikt:
- Groenbeleidsplan, maart 1998
- Coffeeshopbeleid, oktober 1998
- Dynamiek van Oud & Nieuw, Zwols monumenten- en archeologie beleid, 2000
- Nota Speelruimte in Zwolle, juli 2001
- Ruimtelijke structuurvisie Industrieterrein Voorst/Westenholte in Zwolle, juli 2002
- Prostitutiebeleid in Zwolle, maart 2003
- Welstandsnota, juni 2004
- Masterplan duurzame versterking bedrijventerrein Voorst Zwolle, juni 2004
- Bomenverordening, 2005
- Herontwikkeling Oeverzone Voorst A, mei 2005
- Milieuvisie Milieu op scherp, december 2005
- Sportbeleidsplan gemeente Zwolle, 2006
- Beleid infiltratie hemelwater, juli 2006
- Netwerkstadvisie Zwolle Kampen 2030, 2006
- Notitie herbestemming grond raccordementspoor Voorst, 2006
- Sportnota 2006 - 2011 gemeente Zwolle, 2006
- Algemene Bijgebouwenregeling 2007
- Nota industriegeluid Zwolle, 2007
- Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011, 2007
- Beleidsvisie Duurzaam Bouwen, januari 2007
- Beleidsregel Hogere waarden wet geluidhinder, februari 2007
- Beleidsvisie externe veiligheid, maart 2007
- Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle, juli 2007
- Visie op de ondergrond, oktober 2007
- Stedelijk Waterplan Zwolle 2008
- Rapport Ruimte op Voorst - optimalisatie van de geluidsruimte, februari 2008
- Structuurplan Zwolle 2020, juni 2008
- Archeologiebeleid gemeente Zwolle, augustus 2008
- Ontwikkelingsplan Bedrijventerrein Voorst, november 2008
- Gebiedsgericht kader externe veiligheid, januari 2009
- Mobiliteitsvisie gemeente Zwolle, februari 2009
- Omgevingsvisie Overijssel, juli 2009
- Uitvoeringsprogramma structuurplan, september 2009
- Netwerkanalyse Binnenhavens Oost-Nederland, december 2009
- Masterplan sportaccommodaties, 2009
- Bodembeleidsplan, januari 2010
- Kadernota bedrijventerreinen, januari 2010
- Stedenbouwkundig perspectief Kop van Voorst, mei 2010
- Startnotitie herontwikkeling Stihoterrein Kop van Voorst, juni 2010
- Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel, september 2010
- Kadernota kantorenlocaties, december 2010
- Duurzaamheidsvisie, mei 2011
- Zonebeheersplan bedrijventerrein Voorst, januari 2012
- Ontwikkelkader Voorsterpoort, maart 2012
- Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle', april 2012
Bijlage 2 Waardenkaart Objecten, Complexen En Structuren
Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren