KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap
Artikel 6 Bedrijf - Garage
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Artikel 10 Bedrijf - Windmolen
Artikel 11 Bedrijf - Zandwingebied
Artikel 12 Bos
Artikel 13 Groen
Artikel 14 Horeca
Artikel 15 Horeca - Café-restaurant
Artikel 16 Natuur
Artikel 17 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 18 Tuin
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Verkeer - Erftoegangsweg
Artikel 21 Verkeer - Railverkeer
Artikel 22 Water
Artikel 23 Wonen
Artikel 24 Leiding - Gas
Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 26 Leiding - Water
Artikel 27 Waarde - Archeologie
Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
Artikel 30 Waarde - Landschap Openheid
Artikel 31 Waarde - Landschap Reliëf
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 32 Anti-dubbeltelregel
Artikel 33 Algemene Bouwregels
Artikel 34 Geluidzone - Industrie 1
Artikel 35 Geluidzone - Industrie 2
Artikel 36 Luchtvaartverkeerzone
Artikel 37 Veiligheidszone - Bevi
Artikel 38 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 39 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 40 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1
Artikel 41 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2
Artikel 42 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
Artikel 44 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
3.4 Verkeersbeleid
3.5 Beleid Natuur En Landschap
3.6 Waterbeleid
3.7 Recreatiebeleid
3.8 Milieubeleid
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Beheer
5.3 Ontwikkeling
5.4 Verkeer
5.5 Water
5.6 Archeologie
5.7 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
6.6 Handboek
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak
8.1 Uitkomsten Overleg
8.2 Rapportering Inspraak
Bijlage 1 Dwarsprofielen Randstrook Natuurontwikkeling
Bijlage 2 Lijst Afwijkend Gebruik - Specifieke Vorm Van Agrarisch Met Waarden
Bijlage 3 Lijst Van Afwijkend Gebruik - Wonen
Bijlage 4 Lijst Van Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren
Bijlage 1 Plangebied
Bijlage 2 Geldende Plannen
Bijlage 3 Archeologie
Bijlage 4 Landschapstypologie
Bijlage 5 Natuur- En Landschapswaarden
Bijlage 6 Natuurbeleid
Bijlage 7 Verkeer
Bijlage 8 Beperkingen

Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden

Bestemmingsplan - gemeente Zwolle

Vastgesteld op 27-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden van de gemeente Zwolle;

1.2 bestemmingsplan Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP10016-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlagen de Dwarsprofielen randstrook natuurontwikkeling, de Lijstafwijkend gebruik - specifieke vorm van agrarisch met waarden, de Lijst van afwijkend gebruik - wonen en de Lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.6 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:

Een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verlenen van diensten en/of het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen en/of andere producten en/of machines aan agrarische bedrijven en hoveniersbedrijven, inclusief de verhuur van machines alsmede het verzorgen van praktijkopleidingen ten behoeve van de agrarische sector en de tuinbouw;

1.7 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.8 agrarisch medegebruik:

een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan;

1.9 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;

1.10 andere gezondheidszorggebouwen:

  1. a. verzorgingstehuizen;
  2. b. psychiatrische inrichtingen;
  3. c. medische centra;
  4. d. poliklinieken;
  5. e. medische kleuterdagverblijven;

1.11 archeologische monumenten:

terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.12 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;

1.15 bedrijf:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;

1.16 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijke bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfsplan

een weergave van de huidige en toekomstige situatie van een bedrijf en haar omgeving waarin de doelstellingen op korte en lange termijn zijn weergegeven en waarin tevens richtlijnen zijn opgenomen om de doelstellingen te realiseren.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.20 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.21 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.25 bijzondere woonvorm:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;

1.26 bomenteelt:

het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;

1.27 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.28 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.32 buitenplaats:

een in een boscomplex opgenomen plek van gemiddeld 5.000 m², waarop een in de natuurlijke omgeving passende bebouwing is gerealiseerd, geschikt voor maximaal 3 aan elkaar gerelateerde huishoudens en maximaal 3 hoofdgebouwen met daarbij ruime bijgebouwen, die niet zijn bedoeld voor een economische hoofdfunctie en waarbij hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en tuin op een buitenplaats als één samenhangende ruimtelijke eenheid zijn vormgegeven;

1.33 café-restaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.34 caravan:

een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;

1.35 carport:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.36 cultuurhistorische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;

1.37 dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;

1.39 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.40 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.41 dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;

1.42 één bestemmingsvlak vormend:

twee bestemmingsvlakken, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één bestemmingsvlak;

1.43 één perceel vormend:

twee percelen, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één perceel;

1.44 eengezinshuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.45 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.46 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;

1.47 erftoegangsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;

1.48 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.49 evenemententerrein:

een terrein dat gebruikt kan worden ten behoeve van het houden van activiteiten op buurt- en wijkniveau, zoals buurt- en wijkfeesten, kinderkermis of thematische bijeenkomsten met dien verstande dat deze activiteiten kleinschalig van opzet zijn en er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu ontstaat;

1.50 extensieve dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;

1.51 garagebedrijf:

een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;

1.52 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.53 gebiedsontsluitingsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;

1.54 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.55 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.56 geluidsgevoelige functies:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.57 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.58 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.59 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf dat overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;

1.60 groepsaccommodatie:

een gebouw dat is bestemd voor recreatief verblijf ten behoeve van groepen, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers;

1.61 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een tuinbouwbedrijf, waarbij het gebruik van agarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.62 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.63 groothandelgebonden detailhandel:

detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;

1.64 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.65 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.66 horeca:

de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.67 horecabedrijf:

een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt, zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en waarin nachtverblijf wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.68 houtopstand:

bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden;

1.69 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.70 inpandige statische opslag

het in een gebouw opslaan van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten en caravans. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel danwel worden opgeslagen voor een elders gevestigd bedrijf;

1.71 intensief veehouderijbedrijf:

een bedrijf met een in hoofdzaak niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.72 inwoning

het bewonen van een woning door één zelfstandig en één onzelfstandig huishouden;

1.73 kampeerauto:

een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;

1.74 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
    één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.75 kantoor:

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.76 kantoorgebouw:

een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.77 karakteristiek gebouw:

een gebouw dat vanwege zijn verschijningsvorm, situering, cultuurhistorische waarde, stedenbouwkundige waarde of landschappelijke inpassing een bijzondere waarde heeft;

1.78 karakteristieke woning

een woning die vanwege zijn verschijningsvorm, situering, cultuurhistorische waarde, stedenbouwkundige waarde of landschappelijke inpassing een bijzondere waarde heeft;

1.79 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.80 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;

1.81 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.82 kleinschalig kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van niet-permanente kampeermiddelen (inclusief eventuele tenthuisjes) op maximaal 25 standplaatsen, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.83 kunstnijverheidbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen van gebruiks- en siervoorwerpen alsmede in rechtstreeks verband daarmee en als ondergeschikte nevenactiviteit detailhandel;

1.84 landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.85 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.86 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.87 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.88 meubels:

goederen bestemd voor het inrichten van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tafels, stoelen, banken, kasten en bedden met uitzondering van tapijt;

1.89 monumenten:

alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.90 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:

de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;

1.91 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:

de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;

1.92 natuurontwikkeling:

een complex van menselijke ingrepen in natuur en landschap en regulering van gebruiksactiviteiten gericht op een gewenste ecologische ontwikkeling;

1.93 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.94 nevenactiviteit:

een vorm van semi- of niet-agrarische bedrijvigheid naast een agrarische hoofdfunctie of naast een woonfunctie;

1.95 niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf;

1.96 normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.97 nutstuinen:

kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van buurtbewoners, waarop op biologische wijze getuinierd wordt;

1.98 onderbouw:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;

1.99 onderhoudsdepot:

een depot ten behoeve van het onderhoud van watergangen, waarbij het uit de watergangen afkomstig afvalmateriaal tijdelijk wordt opgeslagen;

1.100 onderkomen:

een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;

1.101 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.102 openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.103 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.104 outletcentrum:

concentratie van winkels of één winkel, waar producenten van merkartikelen hun restpartijen, gedateerde artikelen of producten met een foutje rechtstreeks en met korting aan de consument verkopen;

1.105 paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;

1.106 paardenhouderij

een gebruiksgericht bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden;

1.107 paardrijbak

een rijbak ten behoeve van paardrijactiviteiten in de open lucht met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen, al dan niet voorzien van een omheining;

1.108 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.109 perifere detailhandel:

detailhandel, welke ruimtelijk minder goed past in een stadscentrum of in woonwijken, waaronder verstaan wordt detailhandel in:
meubels, woninginrichtingsartikelen, keukens met bijbehorende artikelen, sanitair met bijbehorende artikelen, caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten, kano's, planten, andere tuinartikelen, doe-het-zelf-artikelen en bouwmaterialen;

1.110 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.111 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.112 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.113 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.114 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;

1.115 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.116 snelgroeiend bos:

beplanting met opgaande houtige gewassen bestaande uit hoog productieve boomsoorten met als hoofddoel de houtproductie;

1.117 sociale veiligheid:

de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;

1.118 sportieve dagrecreatie:

vormen van dagrecreatie met een sportief karakter, zoals veldsport, tennis en midgetgolf en zaalsport;

1.119 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.120 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.121 stroomweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden;

1.122 tent:

een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;

1.123 tuincentrum:

een terrein voor detailhandel in tuinplanten en kamerplanten met daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals snijbloemen, droogbloemen, kunststofplanten, plantenbakken, potten en vazen, alsmede voor detailhandel in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen, zoals tuinmeststoffen, tuingereedschappen, bouwmaterialen voor de tuin, tuinhuisjes, serres, hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting;

1.124 verblijfsrecreatie:

recreatie in de open lucht en overnachtingen in tenten, caravans, kampeerauto's of zomerhuizen op speciaal daarvoor ingerichte terreinen;

1.125 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.126 verzorgend bedrijf:

het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.127 volkstuinen:

een samenhangend geheel van tuinen, waarop als liefhebberij voedings- en siergewassen worden geteeld;

1.128 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel;

1.129 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.130 waterdagrecreatie:

dagrecreatie in de vorm van zwemmen, roeien, kanoën, surfen, vissen en vergelijkbare vormen van dagrecreatie;

1.131 windbelemmering:

het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind;

1.132 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding;

1.133 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.134 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.135 woninginrichtingsartikelen:

goederen, geen meubels zijnde, bestemd voor het stofferen en/of verfraaien van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tapijten en andere vloerbedekking, gordijnen en woningtextiel;

1.136 woonschip:

een zich op het water bevindend object dat nagenoeg voortdurend dient als woning en waarvoor andere regels betreffende de afmetingen gelden dan voor watervilla's;

1.137 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.138 zolder:

een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;

1.139 zomerhuis:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de (bouw)hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;

2.5 de (bouw)hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de vloeroppervlakte van een woning:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;

2.10 de verticale bouwdiepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.11 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:

van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
  2. b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een intensief veehouderijbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  3. c. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een tuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'tuinbouw';
  4. d. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
  5. e. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een gebruiksgerichte paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  6. f. houtsingels ter plaatse van de functieaanduiding "houtsingel";
  7. g. gebouwen ten behoeve van de onder a, b, c, d, e en f genoemde bedrijven;
  8. h. bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. wegen en paden;
  2. j. parkeervoorzieningen
  3. k. geluidwerende voorzieningen;
  4. l. openbare nutsvoorzieningen;
  5. m. infrastructurele voorzieningen;
  6. n. groenvoorzieningen;
  7. o. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  8. p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. q. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. r. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de bescherming van het landschappelijk beeld;
  9. i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten ten behoeve van meer dan 1 huishouden na beëindiging van het agrarische bedrijf;
  3. c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als standplaats voor kampeermiddelen;
  4. d. het gebruik van de gronden ten behoeve van (co)mestvergisting;
  5. e. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch Met Waarden - Landschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
  3. c. gebouwen ten behoeve van de onder a genoemde bedrijven;
  4. d. bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. parkeervoorzieningen
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  8. l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. m. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijking van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten ten behoeve van meer dan 1 huishouden na beëindiging van het agrarische bedrijf;
  3. c. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als standplaats voor kampeermiddelen;
  4. d. het gebruik van de gronden ten behoeve van (co)mestvergisting;
  5. e. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur En Landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met uitzondering van het tuinbouwbedrijf, het bomenteeltbedrijf en de teelt van snelgroeiend bos;
  2. b. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van veehandel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - veehandel';
  3. c. de uitoefening van een agrarisch hulp- en nevenbedrijf ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf';
  4. d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  5. e. gebouwen ten behoeve van het onder a genoemde bedrijf;
  6. f. bedrijfswoningen;
  7. g. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. wegen en paden;
  2. i. parkeervoorzieningen
  3. j. geluidwerende voorzieningen;
  4. k. openbare nutsvoorzieningen;
  5. l. infrastructurele voorzieningen;
  6. m. groenvoorzieningen;
  7. n. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  8. o. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. p. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijking van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van een bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimten ten behoeve van meer dan 1 huishouden na beëindiging van het agrarische bedrijf;
  3. c. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - afwijkend gebruik' in welk geval het gebruik is toegestaan voor:
    1. 1. een kwekerij
    2. 2. een combinatie van een loonbedrijf en een kwekerij
      voor zover dit gebruik in de in een bijlage van deze regels opgenomen 'lijst van afwijkend gebruik' voor het hoofdgebouw is aangegeven, waarbij dit gebruik naast de bijbehorende bouwwerken alleen is toegestaan voor het gedeelte van het hoofdgebouw dat in deze lijst is aangegeven;
  4. d. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als standplaats voor kampeermiddelen.
  5. e. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten.

5.6 Afwijking van de gebruiksregels

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - Garage

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. het onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen en fietsen;
    2. 2. de verkoop van bij 1 behorende accessoires;
    3. 3. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg en met uitzondering van de verkoop van motorbrandstoffen aan het doorgaande verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere detailhandel dan de detailhandel, welke in artikel 6.1 onder a is aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. ontsluitingswegen en paden;
  2. c. infrastructurele voorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. e. terreinen;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen met inbegrip van lpg;
    2. 2. de verstrekking van water en lucht;
    3. 3. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
    4. 4. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen met inbegrip van lpg;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca, welke niet meer als ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen kan worden beschouwd;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 9 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;
    2. 2. de verstrekking van water en lucht;
    3. 3. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
    4. 4. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca, welke niet meer als ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen kan worden beschouwd;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van lpg;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Bedrijf - Windmolen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windmolen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de opwekking en de levering van windenergie;
  2. b. agrarische gronden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;

met de daarbij behorende:

  1. c. gebouwen;
  2. d. bouwwerken;
  3. e. terreinen;
  4. f. wegen en paden;

waaronder:

  1. g. kraanopstelplaatsen;
  2. h. inkoopstations ten behoeve van de levering van elektriciteit aan het openbare net;
  3. i. windturbines;

10.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Windmolen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Bedrijf - Zandwingebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Zandwingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een terrein ten behoeve van de winning van industriezand;
  2. b. een zandwinclassificeerinstallatie met bijbehorende gebouwen;
  3. c. natuurontwikkeling;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. parkeervoorzieningen;
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;
  6. j. de ontwikkeling van groenvoorzieningen;
  7. k. de ontwikkeling van recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  8. l. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de natuurontwikkeling;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dieptewinning' voor zandwinning tot een grotere verticale diepte dan 30 meter met een talud dat steiler is dan 1 : 3;
    1. 1. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ondiepe voor natuurontwikkeling in te richten randstrook' voor zandwinning tot een grotere verticale diepte dan 1 meter en op een wijze welke strijdig is met de beoogde natuurontwikkeling en met de dwarsprofielen zoals die ter indicatie voor de inrichting van de randstrook zijn opgenomen in Bijlage 1van deze regels;
  2. b. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' voor andere doeleinden dan de ontsluiting van het zandwingebied;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
  4. d. het gebruik van gebouwen als woning;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Bos

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bos;
  2. b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en de natuur- en landschapswaarden van de gronden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  8. j. educatief medegebruik;
  9. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. l. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor militaire oefening;
  2. b. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de motorsport en de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorschepen;
  3. c. het gebruik van gronden buiten daarvoor als zodanig aangelegde terreinen voor sport-, wedstrijd- en speelterrein, parkeerterrein, lig- en speelstrand en zwemgelegenheid;
  4. d. het gebruik van gronden voor de opslag van grond en bodemspecie;
  5. e. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 13 Groen

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. maatschappelijke voorzieningen;
  2. f. sport;
  3. g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
  4. h. educatief gebruik;
  5. i. nutstuinen;
  6. j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  7. k. geluidwerende voorzieningen;
  8. l. openbare nutsvoorzieningen;
  9. m. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. n. bebouwing.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 14 Horeca

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf;
  2. b. een inpandige bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. speelvoorzieningen;
  8. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 15 Horeca - Café-restaurant

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - Café-restaurant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een café-restaurant;
  2. b. een inpandige bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. openbare nutsvoorzieningen;
  4. f. infrastructurele voorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. speelvoorzieningen;
  7. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Afwijken van de bouwregels

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 16 Natuur

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. agrarisch medegebruik;
  8. i. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  9. j. educatief medegebruik;
  10. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. l. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van de gronden;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor militaire oefening;
  2. b. het gebruik van gronden voor agrarische doeleinden anders dan het gebruik als grasland, of het gebruik voor de griend-, riet-, en biezencultuur;
  3. c. het gebruik van gronden voor het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de motorsport en de modelvliegsport en voor het houden van wedstrijden met motorschepen;
  4. d. het gebruik van gronden als ligplaats gedurende 2 of meer etmalen achtereen tussen zonsopgang en zonsondergang voor schepen;
  5. e. het gebruik van gronden buiten daarvoor als zodanig aangelegde terreinen voor sport-, wedstrijd- en speelterrein, parkeerterrein, lig- en speelstrand en zwemgelegenheid;
  6. f. het gebruik van gronden voor de opslag van grond en bodemspecie;
  7. g. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Recreatie - Dagrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie;
  2. b. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. water;
  7. i. een helicopterplatform, ter plaatse van de aanduiding 'luchtverkeer';

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 18 Tuin

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Afwijken van de bouwregels

18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een stroomweg voor zover het de A28 en de N377 betreft;
  2. b. gebiedsontsluitingswegen;
  3. c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;

met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:

  1. d. 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op N377;
  2. e. 2 rijbanen elk met 3 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op A28;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. parkeervoorzieningen;
  2. g. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. h. geluidwerende voorzieningen;
  4. i. openbare nutsvoorzieningen;
  5. j. infrastructurele voorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 20 Verkeer - Erftoegangsweg

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. maatschappelijke voorzieningen;
  2. g. sport;
  3. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. i. geluidwerende voorzieningen;
  5. j. openbare nutsvoorzieningen;
  6. k. infrastructurele voorzieningen;
  7. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 21 Verkeer - Railverkeer

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. gebouwen ten behoeve van spoorwegvoorzieningen;
  2. c. overwegen;
  3. d. paden;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. geluidwerende voorzieningen;
  6. g. openbare nutsvoorzieningen;
  7. h. infrastructurele voorzieningen;
  8. i. groenvoorzieningen;
  9. j. bermstroken;
  10. k. taluds;
  11. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. scheepvaart;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. woonschepenligplaatsen;
  2. f. oeververbindingen;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.

22.2 Bouwregels

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. een goede milieusituatie;
  5. e. de bescherming van de groenstructuur;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
  2. b. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis aan huis, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan 1 woonhuis is toegestaan en voor zover de gronden zijn aangeduid met "maximum aantal wooneenheden", het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan het aantal dat is aangegeven;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  3. e. paardrijbakken ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - rijbak";

met de daarbij behorende:

  1. f. tuinen en erven;
  2. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

23.2 Bouwregels

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de bescherming van het landschappelijke beeld;
  9. i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

23.4 Afwijking van de bouwregels

23.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
  2. b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis en, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor nevenactiviteiten;
  5. e. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afwijkend gebruik' in welk geval het gebruik is toegestaan voor:
    1. 1. een hondentrainingsschool
      voor zover dit gebruik in de in een bijlage van deze regels opgenomen 'lijst van afwijkend gebruik' voor het hoofdgebouw is aangegeven, waarbij dit gebruik naast de bijbehorende bouwwerken alleen is toegestaan voor het gedeelte van het hoofdgebouw dat in deze lijst is aangegeven;
  6. f. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  8. h. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  9. i. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen;

23.6 Afwijking van de gebruiksregels

23.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Wonen' wijzigen in die zin dat een locatie met een voormalig agrarisch bouwvlak gewijzigd kan worden in de bestemming Agrarisch met bouwvlak, mits aan de hand van een bedrijfsplan wordt aangetoond dat er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het bovengrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. het hebben van beplantingen die door hun hoogte de goede werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding in gevaar kunnen brengen.

Artikel 26 Leiding - Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  2. b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.

27.2 Bouwregels

27.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen.

28.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd ten behoeve van deze bestemmingen dan overeenkomstig de volgende regels:

  1. a. bij nieuwbouw van bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied en bij vergroting of verandering van bestaande bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied, mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. van de aanvrager van een omgevingsvergunning kan in het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden worden verlangd om een rapport over te leggen waaruit blijkt dat in voldoende mate met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de cultuurhistorische waarden wordt gedaan.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  2. b. dijken en kaden;
  3. c. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. uiterwaarden;
  2. e. bergingsvijvers;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 29.1 wordt gedaan.

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 30 Waarde - Landschap Openheid

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap openheid' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en het herstel van het open karakter van het landschap dat ter plaatse aanwezig is;

30.2 Bouwregels

Op of in deze gronden niet anders worden gebouwd ten behoeve van de andere bestemmingen.

30.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de openheid van het landschap wordt gedaan.

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 31 Waarde - Landschap Reliëf

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap reliëf' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en het herstel van het reliëf van het landschap dat ter plaatse aanwezig is;

31.2 Bouwregels

Op of in deze gronden niet anders worden gebouwd ten behoeve van de andere bestemmingen.

31.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van het reliëf van het landschap wordt gedaan.

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 33 Algemene Bouwregels

33.1 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.

33.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

33.3 Afwijking van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van:

  1. a. het bepaalde in artikel 33.1 en 33.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  1. a. het bepaalde in artikel 33.1 en 33.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 34 Geluidzone - Industrie 1

34.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Hessenpoort, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  2. b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie 1' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Hessenpoort buiten deze grens de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 35 Geluidzone - Industrie 2

35.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein verdeel- en schakelstation Hessenpoort, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  2. b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie 2' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein verdeel- en schakelstation Hessenpoort buiten deze grens en buiten het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 36 Luchtvaartverkeerzone

36.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor militaire zaken in de vorm van een militaire laagvliegroute, waar in afwijking van de algemene minimum vlieghoogte van 300 meter door militaire vliegtuigen mag worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 meter boven obstakels met een navigatietolerantie van 1853 meter aan weerszijden van de as van de route.

36.2 Bouwregels

Artikel 37 Veiligheidszone - Bevi

37.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het weren van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

37.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

37.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wijzigen in die zin dat de 'veiligheidszone -bevi' wordt verschoven of vervalt, indien het risico voor de externe veiligheid is gewijzigd danwel opgeheven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 38 Algemene Afwijkingsregels

38.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

38.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
    1. 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
    2. 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  9. i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    3. 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
  10. j. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk, mits:
    1. 1. mantelzorg niet kan plaatsvinden door middel van inwoning;
    2. 2. er een sociale en/of medische indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
    3. 3. de mantelzorg plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk van maximaal 100m²;
    4. 4. het bijbehorend bouwwerk waarin de mantelzorg plaatsvindt een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
    5. 5. het bijbehorend bouwwerken waarin de mantelzorg plaatsvindt maximaal 15 meter van de woning is gelegen;
    6. 6. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

38.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 38.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 39 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Erftoegangsweg' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 40 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Agrarischmet waarden - Natuur en landschap' wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits:

  1. a. het agrarisch gebruik van de betreffende gronden is beëindigd;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 41 Wro-zone - Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 2' de bestemming Agrarischwijzigen in de bestemming Verkeer - Railverkeer, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. de aanleg van de spooraansluiting past binnen de vastgestelde voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  3. c. de economische uitvoerbaarheid van de spooraansluiting kan worden aangetoond;
  4. d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 42 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
  2. b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
  3. c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
  4. d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
  5. e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  6. f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 43 Overgangsrecht

43.1 Overgangsrecht bouwwerken

43.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 44 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als:

'bestemmingsplan Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden'.

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering

van 17 december 2012 nummer OW1211-0076

drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De gemeente Zwolle heeft een achterstand in het “groot onderhoud” van de planologische regelingen. Op zichzelf is dat niet bijzonder, want net als in veel andere gemeenten is de aandacht de laatste jaren vooral uitgegaan naar nieuwe ontwikkelingen. Het is tijd om de achterstand in te halen. Voor het stedelijk gebied is in 2003 een begin gemaakt met het project Zwolle op Orde. Inmiddels zijn de bestemmingsplannen voor meer dan de helft van het stedelijk gebied geactualiseerd. Her project loopt nog tot en met 2013.

Voor het buitengebied is op 30 maart 2009 de beleidsnota Visie Buitengebied vastgesteld door de raad. Als schakel tussen deze visie en het bestemmingsplan heeft de raad op 25 januari 2010 de Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld. Belangrijk onderdeel is dat er voor verschillende deelgebieden bestemmingsplannen worden gemaakt.

Het bestemmingsplan Buitengebied Zwolle is in 1979 vastgesteld. Binnen deze bestemmingsplannen zijn talrijke partiële herzieningen en wijzigingsplannen opgesteld en vele vrijstellingsprocedures gevolgd. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Bovendien is aan het bestemmingsplan buitengebied Zwolle gedeeltelijk goedkeuring onthouden. Zowel door gedeputeerde staten van Overijssel als door de Kroon. De onvolkomenheden zijn echter grotendeels niet gerepareerd. Daardoor komt het bijvoorbeeld nog voor dat een aantal agrarisch bedrijven niet beschikt over een adequaat agrarisch bouwblok. Daardoor is voor veel bouwplannen een planologische procedure nodig. Een beperkt aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1965. De vele planologische regelingen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse regelingen zijn verouderd en voldoen niet aan de actuele juridisch technische eisen die gelden voor het opstellen van bestemmingsplannen.

Daarnaast is problematisch dat de verouderde bestemmingsplannen sommige ontwikkelingen uitsluiten die passen in het huidige ruimtelijke beleid. Het gevolg is een dat voor bijna alle nieuwe ontwikkelingen een afzonderlijke planologische procedure noodzakelijk is.

De ad hoc procedures leggen in toenemende mate beslag op de ambtelijke dienst. Dit is niet alleen nadelig voor het gemeentebestuur en de ambtelijke dienst, maar zeker ook voor de burger die hierdoor bijvoorbeeld langer moet wachten op een bouwvergunning.

Bovendien wordt het problematisch dat sommige ongewenste ontwikkelingen niet meer geweerd kunnen worden.

Samenvattend kan gesteld worden dat zich in het buitengebied van Zwolle vele ontwikkelingen voordoen die om een sturing van het gemeentebestuur vragen. Aangezien het actuele beleid niet is geïntegreerd in de actuele bestemmingsplannen, beschikt het gemeentebestuur niet over een inzichtelijk, actueel en adequaat instrumentarium voor het beheersen en sturen van die ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.

1.2 Plangebied

In de Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied is een indeling gemaakt van bestemmingsplangebieden. Hierbij is er van uitgegaan dat:

  • Het buitengebied van Zwolle wordt zo ingedeeld dat een zo beperkt mogelijk aantal plangebieden ontstaat. De nieuw te vormen plangebieden kenmerken zich zo veel mogelijk door een eigen karakteristiek en problematiek. Door een juiste keuze van de plangebiedgrenzen kan een uniforme regeling worden opgesteld voor gelijksoortige gebieden.
  • Bij het bepalen van de plangrenzen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de grenzen van de geldende bestemmingsplannen. Dit om te voorkomen dat bepaalde locaties niet worden bestemd.

Deze uitgangspunten dienen als vertrekpunt voor de opdeling in plangebieden.

In afwijking van de Nota van uitgangspunten bestemmingsplan buitengebied wordt voorgesteld het buitengebied onder te verdelen in 5 gebieden.

Voor het Nationaal Landschap IJsseldelta wordt samen met de gemeenten Kampen en Zwartewaterland al gewerkt aan een nieuw bestemmingsplan.

De overige vier deelgebieden zal de gemeente Zwolle zelfstandig opstellen.

In de Nota werd uitgegaan van 6 deelgebieden, maar bij nader inzien gaat de voorkeur uit naar 5. Deelgebied 6 betrof de uiterwaarden van de IJssel. Dit gebied is vergeleken bij de overige deelgebieden dermate klein dat het logische is om het mee te nemen bij het aangrenzende deelgebied 4. Bovendien geldt voor de uiterwaarden nog een vrij actueel plan uit 2003 en worden voor twee onderdelen (Westenholte en Schelle en Oldeneel) al nieuwe plannen gemaakt.

De bestemmingsplannen worden opgesteld in de volgorde van de nummering. Doel is uiteindelijk om voor 1 januari 2013 voor het gehele buitengebied van Zwolle te beschikken over actuele bestemmingsplannen.

Nummer Deelgebied
1 Nationaal Landschap IJsseldelta
2 Haerst/Tolhuislanden
3 Langenholte e.o.
4 Uiterwaarden IJssel en Windesheim e.o.
5 Herfte e.o.

Het plangebied Haerst Tolhuislanden heeft de volgende globale begrenzing:

  • aan de noordzijde door de gemeentegrens met Staphorst
  • aan de westzijde door de gemeentegrens met Zwartewaterland
  • aan de zuidwestzijde door de uiterwaarden van de Vecht
  • aan de zuidoostzijde door Hessenpoort
  • aan de oostzijde door de gemeentegrens met Dalfsen

Het plangebied is weergegeven in bijlage 1.

1.3 Doel

Deze situatie van verouderde bestemmingsplannen en overige planologische regelingen, terwijl er wel actueel beleid voorhanden is, zal met het opstellen van bestemmingsplannen voor het buitengebied worden beëindigd. Binnen het project zullen afzonderlijke bestemmingsplannen worden opgesteld voor deelgebieden die zich zo veel mogelijk kenmerken door een eigen karakteristiek, samenhang en problematiek.

Hiermee wordt ook een belangrijke dienst bewezen aan de bevolking van Zwolle. Na afronding van het project zullen namelijk (aanvaardbare) aanvragen voor bouwvergunning en voornemens voor gebruiksveranderingen veel doelmatiger en sneller kunnen worden beoordeeld aan de hand van hedendaagse inzichten.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:

702

Bestemmingsplan Buitengebied Zwolle, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juni 1979, nr. 217, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten op 21 oktober 1980, afd. 2, nr.79565, gedeeltelijk goedgekeurd en gedeeltelijk onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1986, nr. 112;

705

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Buitengebied Zwolle aanwijzing agrarisch bouwperceel Vijfhoekweg, vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 15 juni 1988, nr. 131070, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 16 augustus 1988, nr.rgp8801234;

706

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Buitengebied Zwolle aanwijzing agrarisch bouwperceel Vijfhoekweg, vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 20 maart 1989, SOS, nr. 137265;

723

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Buitengebied Zwolle, Bomhofsweg, vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 28 april 1998, nr. SBL98/1104, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 17 juni 1998, nr.rgp8801234;

750

Bestemmingsplan Zandwinlocatie Haerst, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 februari 1994, nr.941-4326, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 12 juli 1994,nr. rgp94/451;

751

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Haerst, bedrijfsverplaatsing Van Dijk, vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 8 juli 2003, nr. ECO03-648, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 2 september 2003, nr.RWB/2003/2311;

752

Bestemmingsplan Zandwinlocatie Haerst, fase 3, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 november 2004, nr.OWR-04-266, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 11 januari 2005,nr. RWB/2004/4372;

770

Bestemmingsplan De Lichtmis vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Nieuwleusen van d.d. 27 maart 1990, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten op 8 oktober 1991,nr. RGP91/553;

771

Eerste herziening bestemmingsplan De Lichtmis vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Nieuwleusen van d.d. 30 mei 1995, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten op 17 november 1995,nr. RGP95/1459;

772

Partiële herziening bestemmingsplan De Lichtmis (De Koperen Hoogte) vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Nieuwleusen d.d. 18 juli 2000, goedgekeurd door gedeputeerde staten op 27 oktober 2000,nr. RWB/2000/2636;

775

Bestemmingsplan Buitengebied vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Nieuwleusen van d.d. 9 oktober 1972, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten op 9 mei 1993,nr.3875, afd.2, gedeeltelijk onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 25 maart 1977, nr. 28;

776

Bestemmingsplan Windpark Tolhuislanden, vastgesteld 27 mei 2009, nr EC0909-0018, onherroepelijk geworden door de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 januari 2012, nr. 201001213/1/R4;

777

Bestemmingsplan Buitengebied Nieuwleusen, herziening De Lichtmis vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Zwolle d.d. 5 oktober 2009 nr. ESC 0906-0034;

NL.IMRO.0193.BP09005

Bestemmingsplan Reconstructie N377 aansluiting A28, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van Zwolle d.d. 5 oktober 2009, nr EC0908-0078.

De geldende bestemmingsplannen zijn weergegeven in bijlage 2.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Bestaande Situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.1.1 Archeologische structuur

Inleiding

In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.

Bestemmingsplannen en archeologische waarden

In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.

Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.

Een 0% gebied is archeologisch leeg. Deze leegte kan gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek dan wel op secundaire analyses. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden in deze gebieden vanuit een archeologisch oogpunt.

Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden. Stoot de 'verstoorder' onverhoopt toch op archeologisch belangrijke zaken, dan is dat jammer. Zijn bouwwerkzaamheden worden niet vertraagd, tenzij een en ander van landelijk belang is en werkzaamheden stop gezet moeten worden. Maar dan moet de 'verstoorder' volledig schadeloos gesteld worden.

Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog. Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.

Het verschil tussen een 90% en een 100% gebied is gering. Van een 100% gebied is het 100% zeker bekend dat er belangrijke archeologische waarden liggen, omdat het 'gezien' is. Van een 90% gebied is het bijna zeker bekend, omdat bijvoorbeeld het gebied er naast 'gezien' is. Onder 'gezien' wordt verstaan dat er opgegraven is of dat er via de kadastrale kaarten een bouwwerk gelokaliseerd kan worden of dat het tussen of aansluitend aan opgegraven sites ligt.

Voor beide gebieden geldt dat er een volwaardige opgraving verricht zal moeten worden volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.

Over het algemeen geldt dat onder bodemverstoringen in de binnenstad ingrepen 20 centimeter onder het bestaande maaiveld moeten worden verstaan. De ervaring heeft geleerd dat vaak tot het oorspronkelijk maaiveld is gesloopt, waarna men er een dun laagje zand op heeft gelegd waarop de huidige bestrating ligt.

Voor de buitengebieden gelden andere maatstaven die van geval tot geval bekeken moeten worden. Zo kan bijvoorbeeld langs de Heinoseweg rondom restaurant 'de Mol' het bodemarchief direct onder de graszoden liggen, terwijl in Ittersumerbroek de sporen afgedekt zijn door een kleilaag met daarop overstromingszand, waardoor de sporen wel 80 centimeter onder het maaiveld liggen. Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal derhalve van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0.5 meter.

De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was. Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.

De gebiedsbeschrijvingen

De nummering en begrenzing van de gebiedsbeschrijvingen is gekoppeld aan de Archeologische Waarderingskaart Zwolle. De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven in bijlage 3. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.

Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen.

208. Havezate Den Ordel- waardering: 90%

Het goed Den Ordel moet al rond 1400 bestaan hebben op basis van de schattingsregisters. Er lag een sluis, de Ordeler Ziel, bij die belangrijk was voor het achterland. In 1517 werd het huis in brand gestoken. Het huis was toen al in bezit van het geslacht Mulert. Omdat de Mulerts rooms katholiek waren is het huis meerdere malen bezet. In 1675 telde Den Ordel 5 haardsteden. De haardsteden op de verdieping, in het bakhuis en in de brouwerij waren vervallen. Vanaf 1686 ging het huis over in andere handen.

Er bestaat een prent uit 1730 die mogelijk van Cornelis Pronk afkomstig is. Op de kaart van 1781 van A van Hooff staat een onduidelijk geheel. In 1807 bleek het huis gesloopt te zijn. Eén bouwhuis bleef bewaard, afgedaald tot boerenhoeve. Op de kadastrale minuut van 1832 is nog een stuk gracht te zien, maar niets meer van de bebouwing.

De verwachting is dat op het terrein nog muurwerk intact onder de grond bewaard is gebleven.

209. Rivierduincomplex - waardering: 50%

De oostelijke oever van de Vecht, gelegen tussen Den Ordel en Den Doorn, bestaat uit een zandhoogte. We hebben hier te maken met een rivierduincomplex. Onder dit rivierduincomplex zijn mogelijk nog restanten van een dekzandrug aanwezig.

In het gebied liggen een aantal boerenerven die al tot in de middeleeuwen teruggaan. Onder deze boerderijen bevinden zich kleinere katersteden en grotere erven met namen als Albertinck/Alterdinck of Schermersgoed, Haeninck, Halikenbergegoet, Camphuys, Jordinch, Haedvering etc....

Een groot centraal erf en domeingoed wordt al in 1188 vermeld. In de bronnen is sprake van een “domus Harsolte in parochia Swole”. Het is niet ondenkbaar dat dit hof, waaraan de familie van Haersolte haar naam dankt, gelegen heeft op de locatie van de latere havezate Haerst.

In het gebied ligt ook een deel dat wordt aangeduid als de Haerster Es. Op deze Haerster Es is een Romeinse kapfibula uit de 1ste eeuw AD aangetroffen. Het gebied wordt doorsneden door de huidige Doornweg. Deze weg fungeerde vroeger als de weg naar Hasselt en liep bij de kern van de buurschap Haerst tussen de boerderijen door.

210. Huis Arnichem- waardering: 90%

Het goed wordt voor het eerst in 1408 vermeld als 'Luttike Arninck'. In 1434 wordt het goed 'Arninck, Hermans Deessemersguet' genoemd. Het goed was hofhorig aan de proosdij van St. Lebuinus in Deventer. De eerste vermelding heeft betrekking op de vrouw van Herman Deessemer, Eeffe, die zich met haar twee kinderen Willem en Dirk tot de proosdij aansluit. In 1441 wordt Aernt Tylmansson als horige genoemd na opdracht van Herman Deessemer. Het goed heette toen Luttike Aarnink en lag in de Haerstermarke in Zwollerkerspel. In 1484 is het goed in gebruik door Rotgher Suer die beloofd en gezworen heeft de veranderingen aan het goed binnen een jaar en zes weken in te lossen. Waarschijnlijk is het goed toen verbouwd. In 1508 komt het goed in bezit van Johan Watermans en zijn vrouw Alydt. De horige op het goed is Johan van Gelre van Hasselt. Ook in 1518 is het in bezit van Johan Watermans en zijn zoon Willem Waterman; de horige is nu Peter Moen. Een jaar later wordt Luyken Lambertssoen met betrekking tot Luttike Aarnik vermeld. Luyken Lambertssoen was burger van Zwolle en sloot zich aan bij de proosdij.

In 1543 vindt er een ommekeer plaats van hofhorig goed naar leengoed. Leenman van het goed is Willem Waterman. Deze Willem had een zoon Johan en drie dochters Catharina, Lucia en Aleidt. Zij protesteerde in 1578 tegen het feit dat Johan het goed kon vervreemden aangezien het bij kinderloos overlijden van Johan door Willem aan dochter Catharina was toegezegd.

In 1797 kwam het na overlijden van Ida Nicolina van Coeverden, weduwe van G.F. van Heeckeren, in handen van de familie Tobias. Verschillende leden van deze familie hadden het ambt van secretaris van Zwolle vervuld. De laatste mannelijke telg uit het geslacht overleed ongehuwd op het landgoed. Een leuke anekdote is het feit dat hij een uit Indonesië afkomstige negerslaaf Appolloon op zijn eigen landgoed heeft begraven. De grafzerk is nog altijd aanwezig. Het huis is in de jaren 80 afgebrand en geheel gerestaureerd; het dateert uit de 19de eeuw.

De verwachting is dat er nog fundamenten van de voorganger in de bodem aanwezig zijn. De huidige eigenaar de heer. Martens heeft op het terrein een waterput opgegraven.

211. De Vijfhoek - waardering: 50%

Het goed is al op de Hottingerkaart uit de periode 1777-1794 aangegeven onder de naam De Vijfhoek. Ook op de kadastrale kaart uit 1832 is dit erf zichtbaar. Het gaat hier vermoedelijk om een erf dat teruggaat tot de Middeleeuwen

212. De Lindeboom - waardering: 50%

Het goed is al op de Hottingerkaart uit de periode 1777-1794 aangegeven. Ook op de kadastrale kaart uit 1832 is dit erf zichtbaar. Het gaat hier vermoedelijk om een erf dat teruggaat tot de Middeleeuwen

213. De Lichtmis - waardering: 50%

De herberg de Lichtmis dateert al uit de 17de eeuw en ligt op de plaats van het huidige truckersrestaurant met omliggende parkeerplaats.

214. Havezathe Den Doorn - waardering: 90%

Het goed Den Doorn bestond volgens de schattingsregisters reeds in 1426. In 1480 blijkt dat Gerrit Mulert er gewoond heeft en dat bij het huis ook een brouwerij ligt. In 1682 is sprake van de voltooiing van een verbouwing en dat het ruïneuze gedeelte van het huis is afgebroken.

In 1675 worden er zeven vuursteden geteld. Er is een gewassen pentekening bewaard gebleven van A. De Haan uit 1730. Uit 1774 dateert een beschrijving van het huis Den Doorn. Op de oudste kadastrale minuut uit 1812 is het grachtenstelsel met in het midden de bebouwing duidelijk te zien.

Het huis is in 1967 gerestaureerd. De verwachting is dat verschillende oudere fasen nog bewaard zijn gebleven onder de grond en in de huidige bebouwing.

215. Havezatheweg - waardering: 50%

Lage zandrug met Aan de rand van de zandhoogte twee boerenerven met de namen Stokvis en Langevoort. De boerderijen kunnen te maken hebben met de dichtbij in de gemeente Dalfsen/Nieuwleusen gelegen havezate Haerst, maar kunnen ook teruggaan tot voorgangers uit de Middeleeuwen.

216. De Horst - waardering: 50%

In de buurschap Haerst ligt de woonlocatie de Horst. Het lijkt er op dat deze boerderij op een zandkop ligt. Kijkt men naar het verkavelingspatroon, dan is het een uitloper van het verkavelingspatroon rondom de Doornweg, omgeven door recentere verkavelingen. De Horst behoort waarschijnlijk tot een Laat Middeleeuws woonlocatie.

217. Havezate Haerst - waardering: 50%

Zandkop met daarop de restanten van de voormalige havezate Haerst. De havezate werd door Zweder van Haersolte gebouwd in 1617. Het gebouw heeft er gestaan tot 1803. In 1674 telde dit huis 12 haardsteden en een oven, het bouwhuis telde twee haardsteden.

256. De Kleine Meele - waardering: 50%

Hier ligt op een terp een boerderij, waarvan de huidige naam Vaders Erf is. Deze bewoning gaat waarschijnlijk terug tot in de 18de eeuw.

257 De Hooislagen/De Bese - waardering: 50%

In het gebied heeft een dekzandkopje gelegen dat in 1972, tijdens de ruilverkaveling Dalfserveld, is geëgaliseerd Het gebied ligt op de grens van de gemeente Zwolle en Dalfsen.

Tijdens het scheuren van een grasland werden door J. van der Linde op de locatie circa 100 scherven van aardewerk gevonden. Het ging om Inheems-Romeins aardewerk uit de eerste eeuw na Chr. Het aardewerk doet sterk denken aan vormen die voorkomen in de typologieën van Ruinen-Wommels(Fr) aardewerk en Paddepoel(Gr). Waarschijnlijk heeft op de dekzandhoogte, binnen het laagveengebied, een nederzetting gelegen. De aard en conditie van de nederzetting is onduidelijk.

2.1.2 Cultuurhistorische structuur

In ons gecultiveerde landschap verwijzen nog vele structuren en objecten naar de historische ontwikkeling van een gebied. Door deze elementen herkenbaar te behouden, blijft de identiteit en belevingswaarde van de fysieke leefomgeving in stand. Cultuurhistorie is daarom nauw verbonden met ruimtelijke kwaliteit.

In 2009 is een cultuurhistorische analyse van het buitengebied van de gemeente Zwolle opgesteld. Het onderzoek geeft inzicht in de historisch-geografische cultuurhistorische waarden zodat deze waarden beter in stand kunnen worden gehouden en kunnen dienen als randvoorwaarde en inspiratie bij ruimtelijke opgaven. De cultuurhistorische analyse heeft de functie van een attentiedocument. In voorkomende gevallen is daarom een verdiepende analyse nodig om de cultuurhistorische waarden nader te bepalen en de betekenis toe te kennen over de wijze van omgaan met de waarden. Deze verdieping heeft plaatsgevonden in 2011.

Binnen het plangebied zijn op grond van de cultuurhistorische analyse diverse cultuurhistorische waardevolle elementen en structuren te benoemen. Het betreft:

Haerst en Genne

Langs de Vecht liggen de buurtschappen Haerst en Genne, beide op lage keileembulten. De boerderijen en de akkers van de Haerster Esch lagen als het ware op een droog eiland tussen de Vecht en het moerasgebied van het Haerster Broek. Dat het er nat was wordt mede bewezen door de vier eendenkooien, waarvan alleen het kooibos in het gebied De Haerster Markt (thans Hessenpoort) nog over is gebleven.

Ten oosten van Haerst is een strook land te zien die op de kadasterkaart van 1830 als de Haerster weilanden staat aangegeven. De percelering is onregelmatig blokvormig en dateert vermoedelijk al uit de middeleeuwen. De zone wordt aan de oostkant begrensd door een waterloop, De Wetering, die het water uit het gebied afvoerde naar de Haersterzijl bij de Zijlkolk. Daarachter, tussen De Wetering en de rond 1800 gegraven Steenwetering, ligt een strook land met een tamelijk regelmatige strookvormige percelering. Wanneer dit gebied, dat lange tijd gemeenschappelijke grond van de marke Haerst was, is ontgonnen is niet bekend, vermoedelijk gebeurde dit tussen 1800 en 1820. De broekgebieden in dit deel van de gemeente zijn relatief laat ontgonnen, het Berkummerbroek bijvoorbeeld pas na 1900. Het Haersterbroek was in 1830 al in percelen opgedeeld volgens de kadastergegevens. Dit zien we terug op de kaart van 1850. Waarschijnlijk heeft de ontginning te maken met de aanleg van de Steenwetering, waardoor de waterhuishouding verbeterde en de gronden intensiever gebruikt konden worden.

In het huidige landschap is het onderscheid in percelering tussen de Haerster Weilanden en het Haersterbroek nog goed te herkennen, ook al heeft de zandwinning een groot deel van de Weilanden opgeslokt. De Wetering vormt nog steeds de grens tussen beide gebieden. De Haerstersluis is echter al lang verdwenen. Ook de Haerster Esch is niet meer als zodanig herkenbaar.

De Steenwetering

De Steenwetering is tussen 1780 en 1850 aangelegd op de oostelijke begrenzing van de marken Berkum, Haerst en Genne en Holten. Ten oosten van de wetering lag een uitgestrekt moeras- en veengebied waar de Tolhuislanden en de Veenekampen deel van uitmaakten. De Steenwetering is aangelegd toen de broekgebieden van Holten, Genne en Haerst werden ontgonnen. Een kade aan de oostkant diende om het water uit het niet-ontgonnen gebied te keren. De wetering loopt kaarsrecht en sluit in het noorden aan op een oud veenriviertje, de Onderstouwe. Het water stroomde vandaar naar het westen, via de Poepenstouwe en de Groote Grift, en werd via het Streukelerzijl geloosd in het Zwarte Water.

Huis Den Doorn

De buitenplaats Den Doorn in Haerst is ontstaan uit een kasteel dat in 1427 voor het eerst wordt genoemd. De militaire betekenis van kasteel blijkt uit het feit dat Den Doorn in 1523 een rol speelde in het conflict tussen Gelre en Karel V. In dat jaar werd op het kasteel door Gelre een militaire bezetting gelegd, waarschijnlijk met het oogmerk om vanuit het kasteel zowel de Vecht als de weg van Zwolle naar Hasselt te beheersen. Mogelijk werd het kasteel toen voorzien van een wallenstelsel met een gracht van 175 x 175 meter, waarvan de huidige Vechtdijk en buitengracht mogelijk restanten zijn. In het centrum van deze ruimte staat het huidige herenhuis op een rechthoekig eiland.

Het oude herenhuis is in het midden van de negentiende eeuw verkleind door de verdieping van het huis te verwijderen en het westelijke deel af te breken. Zo ontstond het huidige blokvormige classicistische herenhuis. Een deel van de achterste beuk uit de eerste helft van de zestiende eeuw bleef hierbij bewaard.

Tussen de binnen- en buitengracht bevindt zich aan de noordzijde een voorplein dat aan weerszijden geflankeerd was door bouwhuizen. Het bouwhuis aan de westzijde werd rond 1820 gesloopt, dat aan de oostzijde werd in het midden van de negentiende eeuw vervangen door een driebeukige boerderij en een schuur. De oorspronkelijke ommuurde moestuin is nog aanwezig. Vanaf het voorplein voert over de noordelijke dijk een achttiende-eeuwse oprijlaan naar de De Doornweg, die ter plaatse van de havezate ook deel van het lanenstelsel uitmaakte. Een ten zuiden van het herenhuis gelegen terrein kreeg een lichte landschappelijke aanpassing.

Buitenplaats Arnichem

De buitenplaats Arnichem (De Doornweg 17) ligt op de rechteroever van de Vecht. Het bestaat uit een kubusvormig buitenhuis van twee bouwlagen onder een omgaand schilddak, voorzien van hoekschoorstenen. Aan de noordwestzijde bevindt zich de ingangszijde met een tympaan. Het huidige herenhuis ontstond bij een nieuwbouw in 1829 in opdracht van Catherina Thomassen à Thuessink, weduwe van Mr. H.A. Tobias uit Zwolle. Het front is gericht op het Haersterveer en ziet uit over de Vecht en de Nemelerberg. Aan weerszijden liggen ommuurde binnenplaatsen. Aan de noordkant bevindt zich een langgerekt koetshuis uit het begin van de negentiende eeuw. Aan de westzijde wordt het begrensd door de Vechtdijk. Het huidige huis vervangt een ouder buitenhuis een zogenaamd spieker. De buitenplaats vormt een onderdeel van de gave buurtschap Arnichem, dat bestaat uit ongeveer tien boerderijen uit de achttiende en negentiende eeuw.

Langs de oprijlaan vanaf de De Doornweg ligt een parkbos met vijverpartijen in landschapsstijl uit omstreeks 1835, aangelegd op een voormalig bouwlandcomplex. In de aanleg is aan de westzijde ook een weiland en een wiel, herinnerend aan een Vechtdijkdoorbraak, opgenomen. Ze zijn door een 'wandeling' omgeven. Een bijzonder element op het landgoed is het graf van de Indonesische bediende van mr. Tobias, met twee grafstenen met Latijnse en Arabische teksten. Het graf is gemeentelijk monument.

Buitenplaats Dijkzicht.

Bij Berkum werd in 1450 een brug over de Vecht gebouwd ten behoeve van de Hessenweg naar Noord-Duitsland, die de noordelijke Vechtoever volgde. De brug is in de twintigste eeuw vervangen door de huidige brug op een noordelijker locatie. Langs de Vecht ontstonden de buitenplaatsen Vechterdam, Vegtlust en Dijkzicht. Dijkzicht is gelegen aan de noordzijde van de Vecht en de Hessenweg. Het front van het buitenhuis was gericht naar de weg en de Vechtdijk.

De buitenplaats werd gesticht door de Zwolse patriciër Paulus Cornelis Adriaan Sichterman in het begin van de negentiende eeuw. Het blokvormige herenhuis van twee bouwlagen met omgaand schilddak is vijf assen breed. Aan de noordzijde was een binnenplaats die door twee later toegevoegde gebogen eenlaags dienstvleugels deels is omgeven. Bij het huis staat een dienstgebouw.

Ten noorden en oosten van het huis is in de jaren '20 van de negentiende eeuw een groot parkbos aangelegd door de Zwolse tuinarchitect Georg Anton Blum. In de aanleg was een weiland opgenomen waar een 'wandeling' omheen liep.

Veenekampen en Tolhuislanden

Het noordoosten van de huidige gemeente Zwolle is laat ontgonnen. Tussen De Wetering en de omstreeks 1800 gegraven Steenwetering lag het broekgebied van Haerst en Genne. Verder naar het oosten ging het broekgebied geleidelijk over in het hoogveengebied van Ruitenveen. De Veenekampen en de Tolhuislanden liggen op de overgang naar het veen. Op de kaart van 1850 wordt het gebied doorsneden door de Tol- of Hermelijngracht met de erlangs gelegen Tolweg (ca 1600), de Nieuwe Dijk (ca 1600), De Steenwetering (ca 1800) en het Lichtmiskanaal (1832). Vermoedelijk heeft in de Veenekampen op bescheiden schaal turfwinning plaatsgevonden, want langs de Nieuwe Dijk lag een smalle vaart met twee schutsluisjes, weergegeven op de kaart van Hottinger uit 1780. Tot ongeveer 1900 is het gebied extensief gebruikt, wellicht is er wat veenboekweit verbouwd. Het natte karakter van het gebied komt tot uiting in de drie eendenkooien.

Omstreeks 1900 is een begin gemaakt met de ontginning van de Veenekampen, de Tolhuislanden, het Berkummerbroek en de Berkummer Hooislagen. Brede sloten zorgen voor de ontwatering; de percelering is vrij onregelmatig. Kenmerkend zijn de onverharde wegen. Het landschap heeft een uitgesproken open karakter, hier en daar onderbroken door verspreid gelegen boerderijen.

Hermelijngracht of Tolgracht en Tolweg

In de gemeente Zwolle (Nieuwleusenerdijk) is nog een klein deel van de Hermelijn- of Tolgracht bewaard gebleven. Wanneer de Hermelijngracht of Tolgracht is aangelegd is niet bekend. De landweg tussen Zwolle en Groningen, via de Tolweg en de Nieuwedijk, bestond al in 1650, maar is op de zestiende-eeuwse kaarten van ''s Grooten en Van Deventer nog niet ingetekend.

We mogen aannemen dat de gracht en de weg in het begin van de zeventiende eeuw zijn aangelegd. De gracht diende om het veengebied van Ruitenveen te ontsluiten. Via een zijkanaal kon het veengebied van de Veenekampen en de Meele worden bereikt. Op de kaart van Hottinger (1780) staan twee verlaten (schutsluizen) in dit zijkanaal ingetekend. Door een schutsluis bij Berkum-Bruggenhoek, het Ordelsche Zijl, voer men de Vecht op.

De weg liep vanaf de Vechtdijk bij Berkum met enkele knikken naar het noordoosten. Ten oosten van de spoorwegovergang maakt de weg een laatste knik en loopt verder kaarsrecht door naar Ruitenveen en Nieuwleusen. Bij deze knik stond vroeger het tolhuis, waar de Tolhuislanden naar genoemd zijn.

Hessenweg

De huidige N 340 volgt ten oosten van de Vecht grotendeels het tracé van de oude Hessenweg naar Hardenberg. Vandaar ging de weg naar Neuenhaus en verder richting Hamburg en Bremen. Dit is één van de oudste grote oost-west verbindingen in ons land. Vanaf het eind van de zeventiende eeuw was een groot deel van het lange afstandvervoer in Europa in handen van vervoersondernemingen uit de streek Spessart in Duitsland, op de grens van deelstaat Hessen. Over de hessenwegen reden de grote karren van Duitse kooplieden naar de handelscentra in ons land. De karren waren breder dan de boerenwagens die bij ons in gebruik waren. De asbreedte van de Hessische wagens was 1,73 meter, de standaardmaat voor de Zeven Provinciën was vanaf de zeventiende eeuw 1,28 m. Voortgetrokken door verschillende spannen paarden reden de zwaarbeladen wagens over de zandwegen. Ze konden wel drie ton vracht vervoeren en werden getrokken door vier of zes paarden. Vaak werd er in konvooien gereisd, omdat struikrovers de routes onveilig maakten. De kooplieden overnachtten in herbergen, die speciale schuren hadden voor de grote wagens.

De hessenwegen liepen zoveel mogelijk buiten de dorpen om, omdat het met de grote wagens moeilijk manoeuvreren was in de smalle dorpsstraten. Dat zien we ook bij de weg Zwolle-Hardenberg, de weg liep door de heidevelden ten noorden van de dorpen aan de Vecht. Bij Berkum was vanaf 1455 een vaste brug over de Vecht, vandaar liep de weg over Dieze naar de Diezerpoort in Zwolle.

Ensemble Lichtmiskanaal

Tussen Berkum en De Lichtmis werd in 1832 het Lichtmiskanaal gegraven, waardoor Zwolle ook een aansluiting (sluis II) kreeg op de Dedemsvaart. De aanleg van het kanaal met de jaagpaden had tot gevolg dat de oude vaar- en wegverbinding van Berkum naar de Lichtmis, via Tolweg/Tolgracht en Nieuwendijk, minder belangrijk werd. Op de kaart van 1850 zijn het kanaal langs de Nieuwendijk en de beide verlaten al niet meer aangegeven. Bij Berkum vormde de Berkummer schutsluis de verbinding naar de Vecht. Vanaf deze sluis moesten de schippers vierhonderd meter varen om bij het Nieuwe Verlaat te komen, de aansluiting met de Nieuwe Vecht naar het centrum van Zwolle.

Het Lichtmiskanaal is gedempt bij de aanleg van de A28. In de uiterwaarden van de Vecht is een klein stukje van het kanaal, tussen de vroegere sluis en de rivier, bewaard gebleven. Maar dat is niet de enige herinnering aan het kanaal: ook de sluiswachterswoning (Dijkzichtweg 17) en de brugwachterswoning (Dijkzichtweg 5), beide gebouwd bij de aanleg van het kanaal en de sluis, zijn nog aanwezig.

De gebouwen, het restant van het kanaal in de uiterwaard en een stukje van de Hessenweg (nu Dijkzichtweg), die vroeger naar de ophaalbrug over de sluis leidde, vormen een waardevol cultuurhistorisch ensemble. De betekenis wordt nog vergroot door de aanwezigheid van de buitenplaats Dijkzicht.

Diverse cultuurhistorische waardevolle boerderijen

Nieuwendijk 1, Lichtmisweg 11, Havezatheweg 1, Havezatheweg 2, Havezatheweg 3, De Doornweg 4, De Doornweg 9, De Doornweg 13, De Doornweg 20 en 22a, De Doornweg 25, De Doornweg 27, De Doornweg 29, De Doornweg 3, De Doornweg 35, De Doornweg 37, De Doornweg 43, De Doornweg 45.

Het overzicht van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen is gebaseerd op de 'inventarisatie historische boerderijen in de gemeente Zwolle' (2002). Bij de waardering is onderzocht of een boerderij op de kadastrale minuut van 1832 voorkwam. Hiermee is in beeld gebracht welke boerderijen (waarschijnlijk) een oudere boerderij betreffen. Verder zijn aan de hand van een architectonische waardering 1, 2 of 3 * aan een boerderij toegekend. De inventarisatie heeft geleid tot een lijst van cultuurhistorisch waardevolle boerderijen die met name is gebaseerd op ouderdom (van voor 1832) en/of bijzondere architectonische kwaliteit.

In 2011 heeft een nadere studie plaatsgevonden naar deze cultuurhistorisch waardevolle boerderijen.

2.1.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.

2.1.4 Functionele structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het wonen, en de economische voorzieningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

3.2 Ruimtelijk Beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (Min. van VROM, 2006)

In de Nota Ruimte zijn op Rijksniveau de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. De nota heeft 4 hoofddoelen: versterken economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle (inter)nationale groengebieden en waarborging van de veiligheid. In de nota worden de bakens verzet in de vorm van nieuwe voorstellen met minder regels (deregulering) en meer ruimte voor ontwikkeling (van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie). Het rijk wil hierbij meer overlaten aan lagere overheden (centraal wat moet en decentraal wat kan). Enkele belangrijke koerswijzigingen in de Nota Ruimte zijn de extra aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten, verbrede plattelandsontwikkeling en een minder streng contourenbeleid.

De hoofdlijnen van beleid zijn aangegeven in een ruimtelijke hoofdstructuur. Op de kaart met de 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: economie, infrastructuur, verstedelijking' (zie figuur), is voor het plangebied geen specifieke aanduiding opgenomen.

Op de figuur 'Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur: water, natuur en landschap' zijn een aantal natuurgebieden binnen het plangebied aangegeven. Deze natuurgebieden maken onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Tevens loopt door het plangebied een aanduiding 'Robuuste verbinding'. Deze ruimtelijke structuur is verder uitgewerkt in provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

De Nota Ruimte biedt meer kansen voor het buitengebied om het economisch draagvlak en de vitaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Daarom wil het rijk de mogelijkheid voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in wonen of werken (kleinschalige bedrijvigheid). Soms kan nieuwbouw wenselijk zijn. Denk hierbij aan woningbouw in de vorm van Ruimte voor Ruimte (Rood voor Rood) en nieuwe landgoederen (Rood voor Groen). Het kabinet acht economisch vitale, grondgebonden landbouw van belang voor het beheer van het buitengebied en verwacht dat de provincies in hun ruimtelijke plannen meer mogelijkheden scheppen voor een bredere bedrijfsvoering. Het rijk ondersteunt de veranderingen in de landbouw onder andere door ruimtelijke ontwikkelingen in de richting van duurzame productie te vergemakkelijken.

Agenda Vitaal Platteland (Min. van LNV, 2004)

De Agenda Vitaal Platteland bevat de integrale visie van het rijk op de verdere ontwikkeling van het platteland. De Nota Ruimte bevat vooral ruimtelijk beleid. De Agenda Vitaal Platteland beschrijft een integraal perspectief op basis van economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. De visie wordt beschreven aan de hand van de thema's verbreding van de landbouw (landbouw met een neventak en verbrede landbouw), leefbaarheid, natuur en landschap (EHS en Nationale Landschappen) en milieukwaliteit.

Nota Belvedère (Min. van VROM, OCW, LNV en V&W, 1999)

De Nota Belvedère bevat het rijksbeleid voor de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota omvat tevens een kansenkaart (zonder wettelijke status) en een subsidieregeling. De nota wil bewerkstelligen dat aanwezige cultuurhistorische waarden actief worden meegenomen in de ruimtelijke planvorming. In de nota worden zijn onder andere enkele gebieden aangegeven die extra aandacht verdienen vanuit het aspect cultuurhistorie. In de omgeving van het plangebied liggen de gebieden Vecht en Regge en Kampereiland-Mastenbroek. De Nota Belvedère geeft aan dat voor Kampereiland-Mastenbroek de aandacht wordt gericht op het inzetten van een betere doorwerking van het provinciale beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen en op een beter handhaving. Het ontwikkelen en stimuleren van een samenwerkingsverband tussen de gemeenten van de polder Mastenbroek is noodzakelijk. Verder dienen bestaande inpassinglocaties en nieuwe bedrijventerreinen goed ingepast te worden in polder Mastebroek. Voor de Vecht en Regge geeft de nota aan dat het meer herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden van belang is. Het benutten van de mogelijkheden om de cultuurhistorie beter in het ruimtelijke beleid te veranderen is een noodzaak. Verder dienen de kansen van het in het gebied lopende WCL-project (waardevol cultuurlandschap) benut te worden. Hiervoor is vroeg meedenken en een goede inpassing richtinggevend. Er dient door gegaan te worden met restauratie van archeologische objecten en het benutten van de recreatieve potenties.

Waterbeleid 21e eeuw/Nationaal Beleidsakkoord Water (Min. van V&W, Unie van Waterschappen, 2000)

In het verlengde van het Waterbeleid voor de 21e eeuw en het Nationaal Beleidsakkoord Water zijn verschillende overheden aan de slag om de landelijke en stedelijke wateropgave verder uit te werken. Dit houdt in dat men in het verlengde van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren' actief op zoek gaat naar ruimte voor water (waterconservering en waterberging).

3.2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel (2009)

In de Omgevingsvisie Overijssel schetst de provincie haar visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van haar provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Er wordt aangegeven wat volgens de provincie de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten (GS) opdragen deze te realiseren. Ook wordt de ontwikkelingsvisie uiteen gezet, weergegeven in de begrippenparen: 'balans en dynamiek' en 'landschap en werkgelegenheid', 'duurzaamheid' en 'ruimtelijke kwaliteit'. De min of meer autonome trends en ontwikkelingen worden gevolgd op het gebied van demografie, economie en werkgelegenheid, woningbehoefte, mobiliteit, klimaatverandering, energie, landbouw, natuur en landschap, de ondergrond en milieu en gezondheid tot ongeveer 2030. Het beleid voor de fysieke leefomgeving staat primair in dienst van de sociaaleconomische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat er ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat er hoogwaardige woonmilieus tot stand gebracht dienen te worden. De provincie wil die dynamiek benutten als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken. Dit wordt gehaald door in te zetten op een evenwichtige afweging van beleidsambities, waaronder waterveiligheid, een gezond milieu en goede volksgezondheid. Ook wordt er gericht op het versterken van de waardevolle en karakteristieke kenmerken van het landschap.

Specifiek voor het buitengebied geeft de Omgevingsvisie aan dat landbouw de grootste grondgebruiker blijft en een belangrijke economische drager is in het buitengebied. Behoud en versterken van de verscheidenheid en identiteit van (binnen-) stedelijke kwaliteit en mooie landschappen in het buitengebied is richtinggevend. De ontwikkelingsperspectieven van de visie geven richting aan (nieuwe) ontwikkelingen en initiatieven:

  • Realisatie van de groene en blauwe hoofdstructuur EHS (bestaande natuur en nieuwe natuur) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.
  • Buitengebied, accent productie: Gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plaats is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden).
  • Buitengebied, accent veelzijdige gebruiksruimte: Gebieden voor gespecialiseerde landbouw en mengvormen van landbouw met andere functies (recreatiezorg, natuur, water) en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van de cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

Ontwikkeling in de Groene omgeving (buitengebied) is niet langer gebonden aan strikte voorschriften van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Ruimte dient geboden te worden aan economische dynamiek die ruimtelijke kwaliteit bevordert. Daarom wordt meervoudig ruimtegebruik en creatieve en-en oplossingen gestimuleerd. Naast de bescherming van kwaliteiten dient vooral ontwikkeling en dynamiek benut te worden voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Ontwikkelingen in de Groene omgeving laat de provincie samengaan met een impuls in kwaliteit. Daarom zal zij de 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving' ontwikkelen als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen, etc. Die daar overigens wel herkenbaar in kunnen blijven. De provincie stelt een eenvoudige werkwijze voor om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaaleconomische ontwikkelingen in de Groene omgeving.

De Kwaliteitsimpuls Groene omgeving maakt het onder meer mogelijk om landschapontsierende opstallen te slopen door de mogelijkheid te bieden een gebouw met woonbestemming toe te voegen (Rood voor rood). Hoofddoel hierbij is het versterken van ruimtelijke kwaliteit. De gemeenten hebben het voortouw bij het toepassen van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Deze kwaliteitsimpuls vervangt het oude provinciale uitvoeringskader 'Rood voor rood met gesloten beurs' (Rood voor rood) en het uitvoeringskader Hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing (VAB).

Omgevingsverordening (2009)

Op 1 juli 2009 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld, inclusief de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Deze verordening is op 1 september 2009 in werking en is één van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken.

De Omgevingsverordening geeft regels met betrekking tot ruimtelijke ordening, milieu (bescherming van grondwater en bodem), water en verkeer. Meer dan in voorgaande verordeningen is het uitgangspunt van de Omgevingsverordening dat er niet meer geregeld wordt dan nodig is voor het belang zoals dat in de Omgevingsvisie is verwoord. Gemeenten krijgen zoveel mogelijk ruimte om daaraan een nadere invulling te geven. Wat elders geregeld wordt – bijvoorbeeld door het Rijk - wordt niet nog eens dubbel geregeld in deze verordening. Daarmee voorkomt de provincie extra regeldruk.

Bij de Omgevingsverordening hoort een eigen set kaarten. De kaarten laten bijvoorbeeld zien welke gebiedskenmerken de provincie belangrijk vindt bij de ontwikkeling van Overijssel en waar ze ontwikkelingsperspectieven ziet voor natuur, landbouw, verkeer, steden en dorpen etc.

Natuurgebiedsplan 2008 (2008)

In dit plan wordt nader uitwerking gegeven aan de begrenzing van de beheersgebieden en de nieuw te ontwikkelen natuurgebieden in Overijssel ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur(EHS) en de natuurdoelen buiten de EHS. De EHS in Overijssel is vastgesteld in het oude Streekplan Overijssel 2000+ en in de nieuwe Omgevingsvisie.

Het natuurbeleid van rijk en provincie zijn weergegeven in bijlage 6.

3.2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan 2020 (juni 2008)

Zwolle is de centrumstad in de regio en vormt het scharnierpunt tussen de Randstad en Noord-Oost Nederland. Hoe dient die functie te worden versterkt, in ruimtelijk, economisch en sociaal opzicht, mét behoud van groen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid? Deze vraag roept om een integrale visie op wat de gemeente met haar stad wil, om te zorgen dat plannen in haar ambities past. Die visie ligt vastgelegd in het Structuurplan. Met het Structuurplan ligt er een toekomstvisie voor Zwolle en de uitvoering ervan is een dynamisch proces. Een toekomstvisie met praktische handvatten. Het stelt kaders om houvast te geven; zo zijn de nieuwe ontwikkelingsgebieden benoemd met uitbreidingscriteria die richtlijnen geven voor de dagelijkse praktijk. Daarmee is het te gebruiken in het proces van gebiedsontwikkeling en bij nieuwe bouwplannen. Om de verwachte groei en veranderingen goed af te stemmen, geeft dit Structuurplan een visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020. Hiermee verwoordt het Structuurplan niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt vervolgens uiteengerafeld in programma´s voor de verschillende beleidsterreinen. Daarna geeft het Structuurplan de nieuwe ontwikkelingsgebieden aan. Het Structuurplan geeft de aanzet voor een nieuwe manier van omgaan met het buitengebied rondom Zwolle.

Het Structuurplan geeft de aanzet voor een nieuwe manier van omgaan met het buitengebied rondom Zwolle. Het buitengebied is verdeeld in Natuurlandschap, Agrarisch Landschap en Gemengd Landelijk Gebied. Dit onderscheid is gebaseerd op een functietoekenning en geeft aan hoe om te gaan met natuur, landschap, agrarische en overige functies. Het deel van het buitengebied waar de natuur de hoofdrol speelt is het Natuurlandschap. In Zwolle is dit grotendeels geconcentreerd in de uiterwaarden van de IJssel, het Zwarte Water en de Vecht. Het deel van het buitengebied waar de marktgerichte landbouw de hoofdrol speelt is het Agrarisch Landschap. De agrarische functie ondervindt hier weinig belemmeringen van andere functies. Het gaat hier onder andere om het gebied Tolhuislanden. Het Gemengd Landelijk Gebied wordt gevormd door de delen van het buitengebied vlak rond de stad. Het gaat hier om aantrekkelijk landschap met een sterke menging van functies landbouw, wonen, natuur en recreatie. Deze delen hebben een belangrijke functie voor de stadsbewoners. De agrarische functie staat onder druk. Er wordt gezocht naar passende functies. Het Gemengd Landelijk Gebied is onderverdeeld in een aantal buurtschappen. Een buitengebied dat ingedeeld wordt in landschappelijke zones met ieder een eigen karakteristiek en dynamiek, waarbij in het omringende landschap diverse kleinschalige woonmilieus in het omliggende landschap ingepast worden.

Visie buitengebied Zwolle, blik op buiten (maart 2009)

College en raad hebben er voor gekozen om vooruitlopend op een nieuw bestemmingsplan een visie op hoofdlijnen te maken voor het buitengebied. Deze Visie buitengebied Zwolle geeft aan wat Zwolle belangrijk vindt en welke ontwikkelingen en ruimteclaims een plek mogen krijgen. De visie geeft een beeld van de gewenste ontwikkeling van het buitengebied met uitgangspunten voor de deelgebieden, die zijn onderscheiden. Het is een visie op hoofdlijnen die richting geeft voor (nadere uitwerkingen in) het bestemmingsplan buitengebied.

Naast aandacht voor behoud en versterken van bestaande kwaliteiten, biedt de visie een kader voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied. Particulieren en bedrijven die plannen in het buitengebied willen realiseren, kunnen deze visie benutten om een eerste beeld te krijgen van de haalbaarheid van hun wensen. De gemeente benut de visie en de daaruit volgende instrumenten om nieuwe ontwikkelingen te toetsen en te faciliteren.

Uit de thematische doelstellingen en keuzen komen de volgende thema-overstijgende en thema-verbindende doelstellingen en keuzen naar voren:

Het behouden en versterken van een mooi landschap met de juiste functies op de juiste plek met als resultaat een hoogwaardige woon-, werk- en recreatieomgeving. Anders gezegd, een buitengebied met een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit.

Het betrekken van de waarden en kwaliteiten van water, bodem, milieu, natuur, landschap en verkeer bij het beoordelen en toetsen van nieuwe initiatieven en ontwikkelingen.

Het in combinatie ontwikkelen en verbeteren van natuurwaarden, watersysteem en recreatiemogelijkheden passend bij de draagkracht van de omgeving.

Het bieden van perspectief aan landbouw(bedrijven) samen met behouden en verbeteren van de kwaliteit van het landschap en van de milieukwaliteit van het landelijk gebied.

Het verbeteren van verkeersveiligheid en bereikbaarheid van het buitengebied.

Hierna zijn de verschillen in beoogde ontwikkelingen tussen de drie zones samengevat.

Agrarisch landschap

In het agrarische landschap ligt het accent op ontwikkeling van de landbouw. Andere functies zijn toegestaan voor zover niet hinderlijk voor de functie landbouw. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven wil Zwolle voorkomen. Verplaatsen van bedrijven naar vrijkomende agrarische erven is geen probleem, zeker wanneer het om een bedrijf gaat dat een erf in het gemengd landelijk gebied achterlaat.

Het agrarisch landschap is overwegend open en het is van belang om deze openheid te handhaven. Bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen is dit een belangrijk uitgangspunt. Daarmee wordt rekening houden met de aanwezigheid van de verschillende weidevogels en houden de landbouwbedrijven ruimte om te groeien.

Het toevoegen van nieuwe bebouwing verstoort de kwaliteit van het gebied. Uitbreiden van bestaande bebouwing kan alleen binnen bepaalde kaders. Hierbij zal gekeken worden naar de ruimtelijke kwaliteit van de uitbreidingen. Rood voor rood-woningen zijn dan ook niet toegestaan in het agrarisch landschap. Wonen in karakteristieke vrijkomende agrarische bebouwing is wel toegestaan voor zover niet belemmerend voor de landbouw.

Werken in vrijkomende agrarische bebouwing is toegestaan indien niet belemmerend voor de landbouw en passend in het landschap. Dat geldt ook voor andere functies en voorzieningen (bijgebouwen kunnen blijven staan), zolang ze het karakter niet aantasten.

Gemengd landschap

In het gemengd landschap wil de gemeente de landbouw behouden als drager en beheerder van het landschap en om verrommeling tegen te gaan. De gemeente voert daartoe actiever beleid.

De landbouw heeft in het gemengd landschap in principe vergelijkbare ontwikkelingsmogelijkheden als het agrarische landschap. De gemeente beoordeelt uitbreidingsplannen van landbouwbedrijven in het gemengd landelijk gebied op dezelfde omgevingscriteria (vormgeving en inpassing van het bedrijf in het landschap) als in het agrarische landschap. In het gemengd landelijk gebied kunnen wel hogere eisen aan deze omgevingscriteria gesteld worden, vanwege de gewenste ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Als door die hogere eisen de gevraagde uitbreiding niet gewenst is, komt verplaatsen naar het agrarische landschap in beeld.

Zwolle wil in het gemengd landelijk gebied geen nieuwe agrarische bedrijven toelaten. Verplaatsing binnen het gemengd landelijk gebied is alleen mogelijk wanneer de landbouwkundige structuur en de kwaliteit van het landschap verbeteren en de vestiging op de nieuwe locatie niet ten koste gaat van de ontwikkelingsmogelijkheden van bestaande functies. De gemeente zal allereerst bij dit soort initiatieven verplaatsing naar het agrarisch gebied stimuleren.

Het gemengd landelijk gebied heeft een rol als uitloopgebied voor de inwoners van Zwolle en als gebied waar de band tussen burger en landbouw is te versterken. Daarom biedt de gemeente in het gemengd landelijk gebied mogelijkheden voor biologische landbouw, groene diensten en verbreding van landbouwbedrijven. De nabijheid van de stad is met name voelbaar in de stadsrand. Dit is de zone direct aangrenzend aan de bebouwde kom. Om de relatie tussen burger en landbouw te kunnen versterken zal de recreatieve infrastructuur hier op moeten inspelen. Dit betekent dat er wandelpaden in het uitloopgebied gerealiseerd moeten worden. Waar mogelijk dient het bestemmingsplan hierin te voorzien.

Voor de Noordelijke Stadsrand is een visie vastgesteld. Hier ligt een relatie met het Nationaal Landschap IJsseldelta en enkele vraagstukken die voortvloeien uit de groei van Zwolle. Voor Spoolde zal op termijn ook een inrichtingsschets worden opgesteld, zodat daar ook helderheid wordt verkregen over de ruimte voor wonen, werken en groen.

Op een later moment zullen andere gebieden in de direct invloedssfeer van de stad ook aan bod komen.

Door de nabijheid van de stad en de aanwezigheid van lintbebouwing, buurtschappen en kleinschalige landschappen leent het gemengd landelijk gebied zich voor het toestaan van (clusters) van Rood voor rood woningen (woningen die gebouwd mogen worden in ruil voor de sloop van vrijkomende agrarische bebouwing in ook het agrarische landschap).

Om die redenen zijn er in het gemengd landelijk gebied meer mogelijkheden voor het toelaten van passende vormen van werken in vrijkomende agrarische bebouwing. Op de dekzandruggen is bebouwing mogelijk onder de voorwaarde dat de ruimtelijke kwaliteit verbetert en aansluit bij de bestaande structuren. In de dekzandlaagten geldt het uitgangspunt dat het contrast in reliëf en openheid bewaard moet blijven. Hier zal zorgvuldig omgegaan worden met verdichting.

Natuurlandschap

In het natuurlandschap staat de ontwikkeling van de natuur voorop. De gemeente wil maximaal recreatief medegebruik bevorderen, binnen de draagkracht van de kwetsbare natuur.

Agrarische bedrijven kunnen zich ontwikkelen mits passend binnen de (toekomstige) natuurdoelen. Te denken valt aan biologische landbouw met aandacht voor agrarisch natuurbeheer. Indien een gevraagde ontwikkeling of uitbreiding niet wenselijk is, komt verplaatsen naar het agrarische landschap in beeld.

De hoogten in het rivierenlandschap biedt mogelijkheden voor kleinschalige functies, mits het karakter van het gebied in stand blijft. Op de oeverwallen is nieuwbouw niet wenselijk, terwijl het wijzigen van functies mogelijk is, zolang tevens geïnvesteerd wordt in het landschap.

Nota van uitgangspunten bestemmingsplan buitengebied

De gemeenteraad heeft op 25 januari 2010 de Nota van uitgangspunten (Nva) voor het bestemmingsplan buitengebied vastgesteld.

Hierin is onder andere bepaald dat het buitengebied van Zwolle in 5 deelgebieden wordt verdeeld. Voor elk deelgebied wordt een bestemmingsplan opgesteld.

Verder bevat de Nva inhoudelijke aanwijzingen voor het opstellen van het bestemmingsplan. Daarbij moet gedacht worden aan onderwerpen als:

  • Welke gebiedsbestemmingen er gehanteerd worden;
  • Welke soorten agrarische bedrijven er worden toegestaan;
  • Hoe wordt omgegaan met omvang en indeling van agrarische bebouwing en de toekenning van agrarische bouwvlakken;
  • Hoe wordt omgegaan met niet-agrarische bedrijven;
  • Hoe wordt omgegaan met burgerwoningen;
  • Hoe wordt omgegaan met recreatieve voorzieningen;
  • Hoe wordt omgegaan met duurzame energie;

3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verdergaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. De credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

3.4 Verkeersbeleid

3.4.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Overijssel

Het verkeer en vervoerbeleid van de provincie staat weergegeven in de Omgevingsvisie Overijssel (2010). In deze omgevingsvisie heeft de provincie als ambities geformuleerd:

  • Een vlotte en veilige reis over weg, water, spoor en per fiets van en naar stedelijke netwerken en streekcentra binnen en buiten Overijssel.
  • Goede bereikbaarheid voor het autoverkeer van en naar de stedelijke netwerken en streekcentra.
  • Vergroten van kwaliteit en aandeel van het openbaar vervoer.
  • Vergroten van de kwaliteit en het aandeel van het fietsverkeer.

In de omgevingsvisie zijn als hoofdlijnen van het provinciaal beleid opgenomen:

  • Een gedifferentieerde bereikbaarheid, de ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur en een integraal verkeer en vervoersysteem met een multimodale netwerkaanpak van het hogere en onderliggende wegennet.
  • Het buitengebied wordt vanaf de hoofdinfrastructuur ontsloten met gebiedsontsluitingswegen naar locaties en gebieden met bovenlokale verkeersbewegingen. Vorm en functie van wegen in het buitengebied voegen zich naar de gebiedskenmerken en versterken de leefbaarheid.
  • Een integraal openbaarvervoersysteem, gericht op vervoer van deur tot deur, met aandacht voor verschillende doelgroepen. We zetten in op hoogwaardige internationale en regionale verbindingen en een doorontwikkeling van het openbaar vervoer naar lightrail- en tramsystemen.
  • Goede aansluiting van het aanvullende openbaar vervoernet op hoofdverbindingen van en naar stedelijke centra en streekcentra. Stimuleren van de deur-tot-deur-benadering met hoogwaardige overstappunten en OV-fiets bij regionale stations.
  • Een samenhangend fietsroutenetwerk met een goede aansluiting van utilitaire en recreatieve fietspaden op hoofdfietsroutes, (regionale) stations en knooppunten van en naar stedelijke netwerken en streekcentra. Van-deur-tot-deur-benadering met OV-fiets.
  • Investeren op de hoofdfietsroutes in en naar stedelijke centra in fietssnelwegen en hoogwaardige fietsroutes.
  • Een kwaliteitsimpuls aan stallingvoorzieningen en uitbreiding van OV-fietsconcepten.

N340

De provincie Overijssel verwacht dat de verkeersintensiteiten op de N340 richting 2020 nog zullen groeien. Ook voldoet de weg niet aan de richtlijnen voor een duurzaam veilige inrichting. Om die reden heeft de provincie Overijssel besloten om de weg aan te gaan passen. Provinciale Staten hebben daarbij gekozen voor een zogenaamd combinatiealternatief waarbij de weg ter hoogte van Zwolle uit 2 * 2 rijstroken zal bestaan.

De provinciale Planstudie/BesluitMER is in de loop van 2010 gereed. Op basis hiervan zal de provincie vervolgens in de loop van 2010 een voorontwerp-PIP (provinciaal bestemmingsplan) opstellen. Het voorontwerp-PIP wordt naar verwachting eind 2010 ter visie gelegd, gelijktijdig met de Planstudie/BesluitMER. Alle belanghebbenden kunnen vervolgens inspraakreacties indienen. Na behandeling daarvan wordt in 2011 door de provincie een ontwerp-PIP ter inzage gelegd waar zienswijzen tegen ingediend kunnen worden. Vervolgens wordt eind 2011 aan Provinciale Staten het plan ter vaststelling voorgelegd. Zij kunnen een besluit nemen over de inrichting van de N 340.

3.4.2 Gemeentelijk beleid

Mobiliteitsvisie (2009)

In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld. De Mobiliteitsvisie vervangt het GVVP uit 2001. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat dit tot op heden onderbelicht gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente. In de mobiliteitsvisie is de wens opgenomen om samen met Rijk en provincie onderzoek te verrichten naar de knoop A28 / N340 / Kranenburgweg.

3.5 Beleid Natuur En Landschap

Speciale beschermingszones (Europese Vogel- en Habitatrichtlijn)

Het gehele winterbed van de Vecht en het Zwarte Water tussen de Mastenbroekerbrug, de brug in de A28 en Hasselt is aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Europese Vogelrichtlijn.

Het gehele winterbed van de Vecht en het Zwarte Water tussen de Mastenbroekerbrug, de spoorbrug Zwolle-Meppel en Hasselt is aangewezen als speciale beschermingszones in het kader van de Europese Habitatrichtlijn. Dit is een erkenning en een strikte bescherming van kwetsbare natuurwaarden van Europees niveau (Zwolle ligt hiermee in het Europees Natura 2000-netwerk).

Alleen functiewijzigingen waarvan is aangetoond dat deze geen negatieve invloed hebben op de instandhoudingsdoelstellingen voor deze gebieden zijn toegestaan.

Toekomstige ontwikkelingen vlakbij deze gebieden zullen steeds moeten worden getoetst op mogelijke negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelstellingen van de VR- en HR-gebieden. Over de reikwijdte van deze effecten is geen algemene uitspraak te doen.

Beide genoemde Europese richtlijnen beschermen niet alleen de als zodanig aangewezen gebieden. Ook een groot aantal soorten of vegetatietypen wordt ongeacht waar die worden aangetroffen, door de richtlijnen beschermd. Ook hier geldt dat die soorten of vegetatietypen niet significant door een ruimtelijke ontwikkeling mogen worden beïnvloed.

De bescherming van planten en dieren door deze richtlijnen is sinds 1 april 2002 in de Nederlandse wetgeving verwerkt, namelijk in de Flora- en faunawet.

Flora- en faunawet

De bescherming van planten en dieren in Nederland vindt op het niveau van het individu en de soort plaats door middel van de Flora- en faunawet. Alle vogels, reptielen en amfibieën, de meeste zoogdieren (waaronder alle vleermuizen), enkele vissen, enkele ongewervelde dieren en enkele planten zijn beschermd in de zin van de Flora- en faunawet.

Bijzondere omstandigheden daargelaten, zal voor ruimtelijke ingrepen in het algemeen een ontheffing worden verleend op de relevante verbodsbepalingen in de wet, mits men zich houdt aan de in zo´n ontheffing opgenomen bepalingen die de schade aan de wilde flora en fauna binnen redelijke grenzen houdt (mitigerende maatregelen). Soms worden compenserende maatregelen verplicht gesteld.

Natuurbeschermingswet

De bescherming van natuurgebieden van bijzondere waarde vindt plaats in de Natuurbeschermingswet. Ook de bescherming van vegetaties en populaties van soorten door middel van speciale beschermingszones zal in de toekomst in deze wet worden geïmplementeerd. Dat is nu nog niet het geval, waardoor deze wet alleen geldt voor de zg. NB-wet gebieden, zoals de Kievitsbloemterreinen Zwolle Hasselt langs de Vecht bij Haerst.

Boswet

Bossen buiten de bebouwde kom vallen onder de Boswet. Deze wet heeft een instandhoudingsdoelstelling, met anderw woorden bos kan alleen onder voorwaarden worden gerooid, en er moet dan compensatie plaatsvinden.

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur

De uiterwaarden van de Vecht, landgoed De Horte en de Ruiten en Veenekampen ten westen van de A28 en ten zuiden van de Lichtmis behoren tot de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), tevens zone III van de groene ruimte (Streekplan Overijssel 2000+). De hoofdkoers van zone III van de groene ruimte is "behoud en ontwikkeling van natuur, bos en landschap, behoud cultureel erfgoed, recreatief medegebruik" en verder geldt hier "belemmering uitbreidingsrichting stads- en dorpsgebied". Alleen functiewijzigingen die niet strijdig zijn met deze doelstellingen zijn toegestaan. Overschrijding van de belemmeringlijn door stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken, voorzieningen zoals sport) zal in principe niet mogen plaats vinden.

De PEHS is het gebied waarin de provincie door reservaatsvorming en natuurontwikkeling een duurzaam netwerk van natuurgebieden tot stand wil brengen. Instrumenten om dit te realiseren liggen op het vlak van aankoop van gronden en natuurinrichting en -beheer door particuliere natuurbeherende instanties, en door subsidiëring van agrarisch natuurbeheer.

Voor de effectuering van het beleid ten aanzien van de versterking van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur en voor de uitvoering van het Programma Beheer is een Natuurgebiedsplan Vecht-Regge (2004) opgesteld.

Weidevogel- en ganzengebieden

Het omgevingsplan geeft van een aantal open weidegebieden aan dat deze een bijzondere waarde hebben als weidevogel- en/of ganzengebied. Stimulering van agrarisch natuurbeheer wordt vooral in deze gebieden ingezet. Agrarische bedrijfsactiviteiten kunnen worden gecombineerd met vormen van weidevogel- en ganzenbeheer. Daardoor zijn extra inkomsten voor agrariërs mogelijk. Niet-agrarische activiteiten die een negatieve invloed hebben op de beschermingsdoelstelling worden geweerd.

Structuurplan (2009)

In het vigerend structuurplan van de gemeente Zwolle worden de uiterwaarden van de Vecht aangegeven als gebieden voor natuur en natuurontwikkeling, daarmee aanhakend op rijks- en provinciaal beleid.

Landschapsontwikkelingsplan (2010)

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een gezamenlijk product van de gemeenten Zwolle Zwartewaterland en Kampen. Het geeft een analyse van het landschap die uitmondt in een typologie van de verschillende landschappen binnen deze drie gemeenten. Het geeft een visie (deel 1 Landschapsontwikkelingsvisie) op behoud en herstel van het landschap vanuit de huidige en potentiële waarden. De visie wordt per landschapstype uitgewerkt in een gebiedsperspectief.

Voor het gebied tussen Vecht en Dedemsvaart zijn drie gebiedsperspectieven van belang. "Stroomruggen en dijken", Broekgebieden en "Veldontginning en De Ruiten".

Voor Stroomruggen en dijken wordt een versterking van de landgoederenzone voorgestaan en wordt een verdere verdichting van het landschap door opgaande beplanting wenselijk geacht. Voor de rest van het gebied wordt de openheid hoog gewaardeerd, worden eendenkooien en erfbeplanting als karakteristieke opgaande elementen gezien, maar moet zeer terughoudend worden omgegaan met het toevoegen van beplanting langs wegen en watergangen.

Het LOP wordt gebruikt voor als toetsingskader voor binnenplanse afwijkingen en voor het stellen van nadere eisen.

Groenbeleidsplan (1998)

Het Groenbeleidsplan wijst de Stedelijk Hoofdgroenstructuur van Zwolle aan, welke bestaat uit een samenspel van groen- en waterelementen, die tezamen een betekenis hebben voor de stad als geheel. Het gemeentelijk groenbeleid is erop gericht om deze structuur in stand te houden en verder te ontwikkelen. Daartoe zijn randvoorwaarden in het Groenbeleidsplan opgenomen ten aanzien van functiewijzigingen in het groen, gebruik van het groen en het beheer en onderhoud van het groen. Het Groenbeleidsplan geeft aan dat daarbij de aanhaking bij de bestaande groenstructuur en bij bestaande landschapspatronen, bundeling van routes, bijzondere milieuomstandigheden en stapeling met waterfuncties richtinggevend zijn.

Er is een meerjarenprogramma (tot 2010) waarin onder andere de projecten staan genoemd die de Stedelijke Hoofdgroenstructuur verder uitbouwen en versterken. Veel van deze projecten zijn inmiddels gestart (Vechtcorridor, groenstructuur Hessenpoort), andere wachten nog om te worden opgepakt. Het plan kent een zeer uitgebreid uitvoeringsprogramma, met 22 projecten tot 2010 waaronder vele ruimtelijke. De financiering van veel groene projecten wordt bij (grote) functiewijzigingen of herinrichtingen in de stad ondergebracht.

In bijlage 6 zijn de verschillende soorten natuurbeleid op kaart vertaald.

3.6 Waterbeleid

Deel 1 van het Stedelijk Waterplan Zwolle is de Watervisie, het strategisch kader voor het gemeentelijk waterbeleid. De Watervisie geeft door de gebiedgerichte benadering in hoofdlijnen antwoord op de vraag wat de gemeente waar belangrijk vindt in Zwolle als het gaat om water. De gebiedsgerichte benadering is tegelijkertijd een afwegingskader voor het formuleren van integraal waterbeleid.

Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

3.7 Recreatiebeleid

Recreatievisie (2009)

De stad Zwolle heeft een aantrekkelijke omgeving met veel afwisseling. De rivieren, uiterwaarden, polders, bossen en waterplassen bieden veel belevingsmogelijkheden voor uiteenlopende recreanten. Deze mogelijkheden moeten in de komende jaren verder versterkt, uitgebreid en gedifferentieerd worden. De kenmerkende 'groene vingers' van Zwolle zorgen reeds voor recreatiemogelijkheden in de stad en een aantrekkelijke bereikbaarheid van het buitengebied. Maar de binnen- en buitenstedelijke recreatie zal voortdurend afgestemd moeten worden op de veranderende behoeften en wensen van bewoners en recreanten.

Ook kan het recreatieve routenetwerk in en om de stad verder geoptimaliseerd worden. In grote lijnen is het recreatieve aanbod van Zwolle op dit moment kwantitatief van voldoende orde. Maar op langere termijn (tot 2016) zal de kwantiteit van het aanbod gelijke tred moeten houden met de verwachte bevolkingstoename binnen de gemeente.

Voor eventuele noodzakelijke voorzieningen dient te zijner tijd nader bekeken te worden hoe daar me dient te worden omgegaan en waar binnen de gemeentegrenzen daar eventueel ruimte voor is.

De gemeente heeft een Recreatievisie (2004) laten opstellen. Deze formuleert voor het buitengebied 3 belevingszones, waarin verschillende recreatieve doelstellingen worden nagestreefd. Verder staat in de recreatievisie dat wandelpaden als het kan gescheiden moeten worden van fietsroutes. Wandelpaden behoeven eigenlijk een fijnere maaswijdte.

Nota Toeristisch Offensief (2007)

Zwolle ziet Toerisme als een belangrijk onderdeel van de complete stad. Vanuit deze optiek levert toerisme niet alleen een bijdrage aan de versterking van de economie en werkgelegenheid; een geïntegreerd toeristisch beleid kan ook bijdragen aan de leefbaarheid, vitaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de stad voor de eigen inwoners.

Bovendien kan toerisme de identiteit en het imago van de stad of regio versterken. Zwolle streeft daarom naar meer ruimte voor verblijfsaccommodaties. Bij de uitwerking van mogelijke locaties wordt rekening gehouden met de landschapskwaliteit.

3.8 Milieubeleid

De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.

In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

• Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.

• Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied. Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en Diezerpoort zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, bodem, energie en duurzaam bouwen wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden per gebiedstype genoemd. Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een diepergaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.

In het plangebied Buitengebied Haerst, Tolhuislanden worden de volgende gebiedstypen onderscheiden:

- agrarisch gebied

- gemengd landelijk

- natuurgebied

- stroomzone

In onderstaande tabel zijn de ambities en de grenswaarden per gebiedstype voor het aspect wegverkeerslawaai gegeven voor nieuw te bouwen woningen.

Gebiedstype Ambitie
Gemeentelijk beleid
Voorkeur Wgh Grenswaarde
Gemeentelijk beleid
Maximale ontheffingswaarde Wgh
Agrarische gebied 48 dB 48 dB 63 dB
Gemengd landelijk 48 dB 58 dB 63 dB
Natuurgebied 48 dB 63 dB 63 dB
Stroomzone 48 dB 63 dB 63 dB

In 2007 heeft de gemeente de Nota Industriegeluid vastgesteld. Doel van deze Nota is duidelijkheid met betrekking tot regels voor geluid ten gevolge van individuele bedrijven. Uitgangspunt van het beleid is dat de geluidshinder in ieder geval niet toeneemt als gevolg van het industriegeluid (individuele bedrijven) en dat er gebiedsgerichte normen worden gehanteerd die aansluiten bij de geluidsbeleving (perceptie). De Nota bevat een gebiedsindeling bevat die aansluit bij het Structuurplan Zwolle 2020 en in de toekomst ook voor een gebiedsgericht milieubeleid is toe te passen.

Voor elk van de gebiedstypen en de aandachtsgebieden zijn ambitiewaarden geformuleerd. Deze ambitiewaarden zijn vergelijkbaar met de richtwaarden voor de woonomgeving uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening. Deze ambitiewaarden zijn zodanig gekozen, dat wanneer een bedrijf hieraan voldoet, de geluidsbeleving in het betreffende gebied in ieder geval niet verandert.

Naast de ambitiewaarde wordt in de Nota Industriegeluid een nieuwe waarde geïntroduceerd: de basiswaarde. Deze waarde geeft de gewenste bovengrens weer. Overschrijding van deze bovengrens kan mogelijk betekenen dat de geluidsbeleving in een gebied verandert. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de beoogde geluidsnormen per gebiedstype.

Tabel Gebiedsgerichte geluidsnormen voor de gemeente Zwolle

Gebiedstype Ambitiewaarde [dB(A)] Basiswaarde [dB(A)]
Agrarisch landschap 40 45
Gemengd landelijk 40 45
Natuurlandschap 30 35
Aandachtsgebied snelweg 50 55

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.

Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • Voldoen aan wet- en regelgeving;
  • Anticiperen op de toekomst;
  1. 1. Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  2. 2. Beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid

De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Geur

Met ingang van 1 januari 2007 geldt voor heel Nederland de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). De Wet Geurhinder en Veehouderij (Wgv) schrijft voor hoe de gemeente de geurbelasting op gebouwen moet beoordelen bij een vergunningaanvraag voor een nieuwe veehouderij of vergroting van een veehouderij. Een vergunning wordt geweigerd als de geurbelasting op zogenaamde geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) groter wordt dan de voor het gebied vastgestelde waarde.

In Zwolle gelden de geurnormen van 2 ou/m3 98 percentiel (verder ou) voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom en van 8 ou voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom. Voor bepaalde veehouderijbedrijven (met bijvoorbeeld koeien of paarden) geldt een vaste afstand die in acht genomen dient te worden tussen een woning en een veehouderij. De gemeente kan op grond van de Wgv binnen een bepaalde bandbreedte variëren met de maximaal toegestane geurbelasting van gebouwen. De bandbreedte voor verspreide woningen in het buitengebied is tussen de 2 en 20 ou en voor geurgevoelige objecten in de bebouwde kom tussen de 0,1 en 8 ou.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • Een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

Op 20 januari 2009 heeft het college van B en W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Binnen het bestemmingsplangebied zijn de stroomzones van de A28, de N340 en de spoorlijn Zwolle-Meppel te onderscheiden. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.

Het bestemmingsplan omvat de gebiedstypen agrarisch landschap, gemengd landelijk en natuurlandschap. Voor deze gebiedstypen geldt in het algemeen dat vanwege de overwegend lage personendichtheid, de risicoruimte vrij groot is. Omdat deze gebiedstypen een verscheidenheid aan functies kennen wordt de werkelijke risicoruimte bepaald door locatiespecifieke omstandigheden.

Een beperkte toename van het groepsrisico is mogelijk afhankelijk van het huidige niveau en de locatiespecifieke kenmerken en maatregelen. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde is echter niet toegestaan tenzij dit vanuit locatiespecifieke kenmerken en maatregelen te verantwoorden is.

Er is geen plek voor risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen invloed op het groepsrisico hebben. Een uitzondering hierop vormen de propaantanks waarvan de 10-6 contour de perceelgrens mag overschrijden mits er geen nadelige effecten zijn op de fysieke veiligheid.

Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

Bodem

In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.

In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond.

Bovengrond

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden: wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 en hoofdwegen. Het plangebied Haerst Tolhuislanden heeft de functie AW2000.

Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen AW2000 (kwaliteit voldoet aan achtergrondwaarden), wonen, en industrie ingevoerd. Op 1 december 2009 heeft de gemeente de bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit.

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd.

Ondergrond

In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:

  • Werken met ondergrondse bestemmingen / functies
  • Structureel en georganiseerd gebruik maken van WKO (warmte- / koudeopslag) en WKO koppelen aan grondwatersanering en waterwinning en peilbeheer
  • Bodemsanering gebiedsgericht benaderen
  • Natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied
  • Structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte

Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de vijf basisprincipes door:

  • Het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering
  • De doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond
  • De mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koudewarmte opslag, peilbeheer, grondwaterwinning

Energie en duurzaam bouwen

Duurzaamheid is een belangrijk thema voor de gemeente. Er zijn verschillende manieren

om tot een duurzame energievoorziening te komen. Bijvoorbeeld:

  • Windenergie: in december 2009 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Windpark Tolhuislanden vastgesteld. Het gaat om 4 grote windturbines met een ashoogte van 85 m in lijnopstelling parallel aan het spoor Zwolle Meppel. Voor de plaatsing van kleine windturbines met een ashoogte van maximaal 20m, in of aansluitend aan de bouwvlakken, zowel bij burgerwoningen, agrarische bedrijven als overige bedrijven, wordt een algemene ontheffing opgenomen. Door de maximale ashoogte te beperken tot 20m doen de windturbines geen afbreuk aan de bestaande landschappelijke kwaliteiten. Grotere turbines c.q. de uitbreiding van het windturbinepark Tolhuislanden moet buitenplans worden geregeld. Voor deze turbines zijn regels en richtlijnen van de Omgevingsverordening van toepassing.
  • Biomassa/mestvergisting: vanwege verkeershinder en landschappelijke effecten wordt mestvergisting (co-vergisting) alleen toegelaten in gebiedstype agrarisch gebied bij bestaande agrarische bedrijven, waar mest en biomassa van het eigen bedrijf en maximaal 4 nabijgelegen bedrijven wordt verwerkt. Voor de installatie geldt een maximale verwerkingscapaciteit van 100 ton/dag.
  • Koude- warmteopslag (KWO): deze toepassing van duurzame energie is met name interessant in die gevallen, waarin KWO kan worden gecombineerd met grondwaterbeheer of bodemsanering, zie Visie op de Ondergrond. Provincie is bevoegd gezag bij de toepassing van zogenaamde open bronsystemen. Voor grondwateronttrekking is een vergunning vereist in het kader van de Waterwet. Regels voor boringen zijn opgenomen in de Verordening op de leefomgeving. De gemeente is bevoegd gezag voor de gesloten systemen. In verband met de risico's bij de toepassing van gesloten systemen zal de gemeente slechts in individuele gevallen met de nodige restricties deze systemen toelaten. In het bestemmingsplan worden geen regels voor KWO opgenomen.
  • Zonne- energie: door middel van photovoltaïsche (pv)-panelen wordt elektriciteit opgewekt en zonneboilers leveren warm tapwater. Voor deze systemen is geen regeling in het bestemmingsplan nodig indien zij worden geplaatst op of aan gebouwen.

Mestvergisting

In de bestemmingsplanregels is opgenomen dat mestvergisting als nevenactiviteit onder de agrarische bestemming valt indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Het digestaat (de co-vergiste mest) is een dierlijke meststof volgens de Meststoffenwet. Daartoe dient het digestaat voor minstens 50% te bestaan uit dierlijke mest. De overige samenstelling mag uitsluitend bestaan uit co-substraten van de positieve lijst co-vergisting.
  • Mestvergisting is een bedrijfseigen agrarische activiteit. Hiervan is sprake indien:
    1. a. Het bedrijf in hoofdzaak eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt. Het digestaat (de co-vergiste mest) wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
    2. b. Het bedrijf in hoofdzaak eigen geproduceerde mest verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt. Het digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt, of naar derden afgevoerd.
    3. c. Het bedrijf in hoofdzaak aangevoerde mest geproduceerd door derden verwerkt en eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toevoegt. Het digestaat (de co-vergiste mest) wordt in hoofdzaak op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
  • De capaciteit van de vergistingsinstallatie bedraagt minder dan 100 ton per dag.

Een vergistingsinstallatie met een verwerkingscapaciteit groter dan 100 ton per dag is alleen mogelijk via een herziening van het bestemmingsplan.

Ook voor mestvergistingsinstallaties, die niet als een bedrijfseigen agrarische activiteit, maar als een industriële activiteit worden beschouwd, is een herziening van het bestemmingsplan vereist. Deze installaties dienen bij voorkeur te worden opgericht op een bedrijventerrein (bijvoorbeeld op het Reststoffencentrum Hessenpoort). In het buitengebied wordt de vestiging van deze installaties alleen overwogen indien sprake is van synergievoordelen (bijvoorbeeld gebruik van restwarmte door glastuinbouwbedrijven) waarbij de omvang van de installatie afgestemd is op de warmtevraag en de ruimtelijke uitstraling van de planlocatie.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie.

De gemeenteraad heeft hiervoor oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten.

Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag, het koppelen van KWO met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies.

Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden. De kaart met deze beperkingen is opgenomen als bijlage 8.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Wanneer bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt geldt op grond van de Wet geluidhinder in principe de verplichting tot een akoestisch onderzoek. Dit geldt zowel voor bouwen in zones langs (spoor)wegen, als voor zones langs industrieterreinen.

Met nieuwe burgerwoningen in het buitengebied wordt heel terughoudend omgegaan. In principe worden nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet toegestaan. In het bestemmingsplan kan een splitsingsmogelijkheid worden opgenomen voor karakteristieke (vrijkomende agrarische) bebouwing in alle 3 de deelgebieden. Woningsplitsing kan worden toegestaan in karakteristieke voormalige agrarische bedrijfsbebouwing (woningen) van een bepaalde omvang (minimaal 1.000 m³) of type afhankelijk van het landschapstype waarin de locatie is gelegen. Daarnaast kunnen karakteristieke bijgebouwen onder voorwaarden (o.a. sloop van niet-karakteristieke bebouwing) tot woning worden verbouwd.

Er zijn nog een aantal uitzonderingen op basis waarvan nieuwe woningen in het buitengebied kunnen worden opgericht:

– Rood voor rood-woningen

– Nieuwe landgoederen

– Wonen op het water.

Gezien de planologische onderbouwing en diverse noodzakelijke (milieu)onderzoeken worden genoemde ontwikkelingen alleen via een partiële herziening mogelijk gemaakt. De toets aan de Wet geluidhinder c.q. de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder vindt plaats in het kader van de procedure partiële herziening.

Verbreding A28

In verband met het voornemen van Rijkswaterstaat om in 2011 de A28 tussen de aansluiting Ommen en het knooppunt Lankhorst te verbreden van 2x2 naar 2x3 rijstroken is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen hiervan voor de geluidsbelasting op de omgeving.

Uit het onderzoek is gebleken dat in het plangebied een aantal woningen ligt waar sprake is van een nog niet afgehandelde saneringssituatie, hetgeen wil zeggen dat er in 1986 sprake was van een overschrijding van een geluidsbelasting van 60 dB(A) waarvoor nog geen hogere waarde is vastgesteld. Daarom moet dat in het kader van de wijziging van de A28 als nog gebeuren.

Voor de betreffende woningen worden de volgende maatregelen getroffen:

  • Vervanging van het wegdek door tweelaags ZOAB tussen de afslag Zwolle Noord en de afslag Nieuwleusen
  • Absorberend scherm van 2 m hoogte ter hoogte van de woningen aan de Lichtmisweg 5 en 7 met een lengte van 100 m per woning.

Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat binnen het plangebied een aantal woningen liggen, waarbij sprake is van aanpassing, dat wil zeggen dat de toename van de geluidsbelasting als gevolg van de wijziging van de weg ten opzichte van de geldende grenswaarde, inclusief de toename als gevolg van de verwachte verkeersgroei tot 2022, zonder aanvullende maatregelen afgerond 2 dB of meer zal bedragen. Om de toekomstige geluidbelasting terug te brengen zal het wegdek door tweelaags ZOAB worden vervangen.

Bij uitvoering van genoemde maatregelen blijft de toekomstige geluidbelasting van een aantal woningen, waar sprake is van aanpassing hoger dan de grenswaarde. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen zijn in het kader van het Tracébesluit hogere waarden voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld. Het gaat voor dit plangebied om in totaal 22 woningen.

Bedrijventerrein Hessenpoort

Een deel van het plangebied ligt binnen de 50 dB(A) contour van het geluidgezoneerde bedrijventerrein Hessenpoort. Enkele woningen zijn gelegen binnen de geluidcontour. Het gaat om een bestaande situatie. Voor deze woningen zijn hogere grenswaarden verleend. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen binnen de zone toe.

Trafostation

Aan de oostzijde van de spoorweg Zwolle-Meppel is een trafostation gelegen. Deze heeft eveneens een geluidzone. Er zijn geen geluidgevoelige objecten gelegen binnen deze geluidzone.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in het plangebied. Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.

Windpark Tolhuislanden

In december 2009 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Windpark Tolhuislanden vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de vestiging mogelijk van een viertal windturbines in lijnopstelling langs het spoor Zwolle-Meppel. De turbines hebben een masthoogte van maximaal 85 m en een rotordiameter van maximaal 82 m. Het bestemmingsplan is geïntegreerd in dit bestemmingsplan.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Verbreding A28

In verband met het voornemen van Rijkswaterstaat om in 2011 de A28 tussen de aansluiting Ommen en het knooppunt Lankhorst te verbreden van 2x2 naar 2x3 rijstroken is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen hiervan voor de luchtkwaliteit (Tracébesluit A28 Zwolle Meppel, eindrapport luchtkwaliteit, 3 juli 2009; DGMR, nr. V.2009.0466.00.R001).

Uit het onderzoek is gebleken dat in 2012 de maximale concentratie van NO2 37,2 ìg/m³ bedraagt en de maximale concentratie PM10 21,6 ìg/m³. Hiermee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 titel 2).

In 2013 bedragen de maximale concentraties respectievelijk 35,4 ìg/m³ en 21,4 ìg/m³.

Bedrijven

Het aantal veehouderijen in de gemeente Zwolle neemt gestaag af. Deze tendens zet zich naar verwachting in de komende jaren voort.

Het aantal veehouderijen in het nieuwe bestemmingsplan Haerst Tolhuislanden bedraagt 47. Dit is een netto afname van 34 veehouderijen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen voor het betreffende plangebied. Het aantal beëindigde bedrijven bedraagt 44, terwijl 10 nieuwe bouwvlakken worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan; 11 bouwvlakken krimpen ten opzichte van de huidige situatie.

Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat dit plan geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit.

4.2.4 Bodemkwaliteit

De locaties met ernstige bodemverontreinigingen, maar ook de verdachte locaties zijn geïnventariseerd. Dit zijn locaties waar een verdenking van bodemverontreiniging bestaat op grond van de activiteiten in het verleden. Voor deze inventarisatie van de bekende bodeminformatie is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de Gemeente Zwolle. Hierin is tevens het Historisch bodembestand (HBB) opgenomen. Korte samenvatting HBB: 6 bekende ondergrondse huisbrandolietanks, 3 benzineservicestations, 1 autoreparatiebedrijf, 1 hoveniersbedrijf. De rest van de punten is historisch gezien onverdacht. Het betreft de volgende locaties:

Lichtmisweg 5a; benzineservicestation Shell A28

In 1991 heeft op deze locatie een bodemsanering plaatsgevonden. Het is niet geheel duidelijk of er een restverontreiniging is achtergebleven.

Steenwetering 14; hoveniersbedrijf Pelleboer

Op deze locatie heeft in 2001 een bodemsanering plaatsgevonden ter plaatse van een voormalige pompinstallatie, waarbij onder de werkplaats een restverontreiniging is achtergebleven.

Aangezien er aan de feitelijke inrichting van het plangebied Haerst-Tolhuislanden niets verandert met de actualisering van het bestemmingsplan, is er op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het plan.

Kortweg kan gezegd worden dat onder andere in de volgende kaders bodemonderzoek (wellicht gevolgd door bodemsanering) kan worden verlangd:

  • Bouwaanvraag
  • Wet Milieubeheer
  • Grondverzet
  • Wet bodembescherming
  • Bestemmingsplanwijziging

4.2.5 Verzuring/vermesting

Het plangebied Haerst Tolhuislanden grenst aan het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. In dit gebied bevindt zich het habitattype “Glanshaver- en vossenstaarthooilanden”, dat gevoelig is voor stikstofdepositie. De kritische depositiewaarde in mol N/ha/jaar bedraagt 1540 (Alterrarapport 1654).

De stikstofdepositie is mede afkomstig van stikstofemissies van veehouderijen in het plangebied en de verkeersemissies van met name de A28. Samen met andere emissiebronnen bepalen zij de achtergronddepositie.

Op de grootschalige concentratiekaart “totaal N” is te zien dat in 2010 de achtergronddepositie in de uiterwaarden Vecht Zwarte Water varieert van 1240-1450 mol totaal N/ha/jaar. Waar de A28 het Natura 2000 gebied doorsnijdt, loopt de achtergronddepositie op tot 1760 mol totaal N/ha/jaar. De verwachting is dat in 2020 de achtergronddepositie is afgenomen tot 1060-1460 mol. Deze afname is toe te schrijven aan generieke maatregelen maar ook aan de verwachte afname van het aantal veehouderijen in Nederland. Ook in het buitengebied van Zwolle wordt een verdere afname van het aantal agrarische bedrijven in de nabije toekomst verwacht.

Het nieuwe bestemmingsplan laat uitbreiding van veehouderijen toe binnen de grenzen van het bouwblok. In theorie kan een uitbreiding van de veestapel van een agrarisch bedrijf een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied tot gevolg hebben, maar het is niet waarschijnlijk dat de stikstofemissie van het totale plangebied zal leiden tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor het habitattype, omdat:

  • de kritische depositiewaarde van stikstof in de uiterwaarden Zwarte water en Vecht buiten het invloedsgebied van de A28 relatief hoog is, hoger dan de achtergronddepositie, zie boven,
  • het aantal veehouderijen in de gemeente Zwolle gestaag afneemt, welke tendens zich naar verwachting in de komende jaren voortzet (het aantal veehouderijen in het nieuwe bestemmingsplan Haerst Tolhuislanden bedraagt 47; dit is een netto afname van 34 veehouderijen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen voor het betreffende gebied; het aantal beëindigde bedrijven bedraagt 44, terwijl 10 nieuwe bouwvlakken worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan; 11 bouwvlakken krimpen ten opzichte van de vigerende situatie),
  • er weinig tot geen intensieve veehouderijen in de nabijheid van de uiterwaarden zijn gelegen (de A28 heeft duidelijk invloed op de achtergronddepositie, zie de grootschalige concentratiekaart totaal stikstof, maar er ligt geen agrarische bedrijf in het snijvlak A28/Natura 2000 gebied),
  • het nieuwe bestemmingsplan nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en grondgebonden bedrijven, en omschakeling van grondgebonden naar intensief niet toelaat,
  • uitbreiding van intensieve veehouderijen niet of slechts beperkt toelaat conform de regeling uit het reconstructieplan voor verwevingsgebieden (wat houdt dat precies in?) binnen de grenzen van het bouwblok: hiervoor is een vergunning in het kader van de NB wet vereist. Aan de vergunning zullen voorwaarden worden verbonden als emissiearme huisvesting, luchtwassers, en andere emissiebeperkende maatregelen.
  • Uitbreiding van het bouwblok alleen via een herziening van het bestemmingsplan mogelijk is.

4.2.6 Externe veiligheid

In het plangebied zijn de volgende risicobronnen te onderscheiden:

  • LPG tankstation aan de Lichtmisweg 5A
  • De A28, de N340 en de spoorlijn Zwolle-Meppel als transportroute voor gevaarlijke stoffen
  • Hogedrukaardgasleiding parallel aan de A28 (12”, 40 bar) en een afsplitsing daarvan parallel aan de Nieuwleusenerdijk (12”, 40 bar).

LPG tankstation aan de Lichtmisweg 5A

De jaarlijkse doorzet van LPG bedraagt niet meer dan 1500 m³. De PR 10-6 contour ligt op 110 m afstand van het LPG-vulpunt. Binnen een straal van 110 m bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

A-28

De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft aan dat voor de A28 tussen de afslag Nieuwleusen en de afslag Ommen een veiligheidszone van 3 m vanaf het midden van de weg geldt. Tussen de afslag Ommen en de afslag Zwolle Noord geldt een veiligheidszone van 13 m. Binnen de veiligheidszone bevinden zich geen woningen en andere kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Op grond van het Basisnet weg geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 m vanaf de rechter rijbaan. Binnen een plasbrandaandachtsgebied mag slechts onder bepaalde voorwaarden gebouwd worden. Dit brengt risico's met zich mee die verantwoord moeten worden.

In het plasbrandaandachtsgebied van de A28 bevinden zich enkele woningen. Het gaat om een bestaande situatie. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied.

Binnen een zone van 200 m van de A-28 dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico. De bevolkingsdichtheid in het plangebied binnen deze zone is dermate laag dat het groepsrisico geen factor van betekenis is.

N340

Ook de N340 is aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De intensiteit van het vervoer is echter vele malen lager dan over de A28. De N340 valt niet binnen het Basisnet weg en kent dan ook geen plasbrandaandachtsgebied.

De PR 10-6 contour valt binnen de rand van de weg.

Ook hier is het groepsrisico geen factor van betekenis vanwege de lage bevolkingsdichtheid in het gebied.

Spoorweg Zwolle-Meppel

Op basis van de verwachte vervoersstromen in 2020 is berekend dat het vervoer van gevaarlijke stoffen geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar oplevert.

Op grond van het Basisnet spoorweg geldt een plasbrandaandachtsgebied van 30 m gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. Binnen een plasbrandaandachtsgebied mag slechts onder bepaalde voorwaarden gebouwd worden. Dit brengt risico's met zich mee die verantwoord moeten worden.

In het plasbrandaandachtsgebied van de spoorweg bevinden zich geen woningen. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied.

Het groepsrisico is geen factor van betekenis vanwege de lage bevolkingsdichtheid in het gebied.

4.2.7 M.e.r.-beoordeling

Voor een bestemmingsplan moet een Milieueffectrapportage (M.e.r.) worden opgesteld indien:

  • een Passende Beoordeling moet worden uitgevoerd. Een passende Beoordeling is verplicht indien significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden niet uitgesloten kunnen worden.
  • het bestemmingsplan kader vormt voor nieuwe ontwikkelingen die drempelwaarden van Onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. overschrijden.

Het nieuwe bestemmingsplan laat nieuwvestiging van intensieve veehouderijen en grondgebonden bedrijven, en omschakeling van grondgebonden naar intensief niet toe.

Uitbreiding van veehouderijen binnen de grenzen van het bouwblok is wel mogelijk. In theorie kan een uitbreiding van de veestapel van een enkel agrarisch bedrijf een toename van de stikstofemissie tot gevolg hebben, maar het is niet waarschijnlijk dat de stikstofemissie van het totale plangebied ten gevolge van het nieuwe plan zal leiden tot een hogere stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied en daarmee tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor het habitattype, om redenen, genoemd in paragraaf 4.2.5. Een passende beoordeling is derhalve niet verplicht.

De toelaatbare uitbreiding binnen de grenzen van het bouwblok is zodanig beperkt dat er geen fysieke ruimte is voor een uitbreiding met dieraantallen groter dan vermeld in onderdeel C en onderdeel D van het Besluit m.e.r., met andere woorden op basis van getalskenmerken zijn deze uitbreidingen niet als m.e.r.-plichtig of als m.e.r.-beoordelingsplichtig te beschouwen.

In onderliggende notitie wordt uiteengezet of er sprake is van bijzondere omstandigheden, die alsnog een m.e.r. wenselijk maken (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Deze toets vindt plaats aan de hand van de volgende criteria (bijlage III van de Europese richtlijn):

  1. 3. de kenmerken van het plan (d.w.z. de activiteiten, waarvoor het plan een kader biedt);
  2. 4. de plaats van het plan;
  3. 5. de kenmerken van de potentiële effecten.

Kenmerken van het plan

Verzuring/vermesting (stikstofdepositie)

Het nieuwe bestemmingsplan laat uitbreiding van veehouderijen binnen de grenzen van het bouwblok toe. Hiervoor is een vergunning in het kader van de NB wet vereist. Aan de vergunning zullen voorwaarden worden verbonden als emissiearme huisvesting, luchtwassers, en andere emissiebeperkende maatregelen.

Luchtkwaliteit

Verbreding A28

In verband met het voornemen van Rijkswaterstaat om in 2011 de A28 tussen de aansluiting Ommen en het knooppunt Lankhorst te verbreden van 2x2 naar 2x3 rijstroken is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen hiervan voor de luchtkwaliteit.

Uit het onderzoek is gebleken dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 titel 2), zie paragraaf 4.2.3.

Bedrijven

Het aantal veehouderijen in de gemeente Zwolle neemt gestaag af. Deze tendens zet zich naar verwachting in de komende jaren voort.

Het aantal veehouderijen in het nieuwe bestemmingsplan Haerst Tolhuislanden bedraagt 47. Dit is een netto afname van 34 veehouderijen ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen voor het betreffende plangebied. Het aantal beëindigde bedrijven bedraagt 44, terwijl 10 nieuwe bouwvlakken worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan; 11 bouwvlakken krimpen ten opzichte van de huidige situatie.

Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat dit plan geen negatieve gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit.

Risico's van ongevallen

In het plangebied zijn de volgende risicobronnen te onderscheiden:

  • LPG tankstation aan de Lichtmisweg 5A
  • De A28, de N340 en de spoorlijn Zwolle-Meppel als transportroute voor gevaarlijke stoffen
  • Hogedrukaardgasleiding parallel aan de A28 (12”, 40 bar) en een afsplitsing daarvan parallel aan de Nieuwleusenerdijk (12”, 40 bar).

De risico's ten gevolge van deze activiteiten zijn beschreven in paragraaf 4.2.6. Binnen de PR 10-6 contour van de risicobronnen bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. In het plasbrandaandachtsgebied van de A28 bevinden zich enkele woningen. Het gaat om een bestaande situatie. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied. In het plasbrandaandachtsgebied van de spoorweg bevinden zich geen woningen. Het bestemmingsplan laat in deze zone ook geen nieuwe woningen of andere (beperkt) kwetsbare objecten toe. De bevolkingsdichtheid in het plangebied binnen de invloedszone van de risicobronnen is dermate laag dat het groepsrisico geen factor van betekenis is.

Geluid

In en in de omgeving van het plangebied zijn de volgende relevante geluidsbronnen te onderscheiden:

  • A28 en Nieuwleusenerdijk
  • Spoorweg Zwolle-Meppel
  • Bedrijventerrein Hessenpoort
  • Trafostation
  • Veehouderijen en windpark Tolhuislanden

De effecten van de geluidsbronnen zijn, voor zover het gaat om nieuwe ontwikkelingen, onderzocht en beschreven in paragraaf 4.2.

In principe worden nieuwe burgerwoningen in het buitengebied niet toegestaan. Er is een aantal uitzonderingen op basis waarvan nieuwe woningen in het buitengebied kunnen worden opgericht:

  • Woningsplitsing
  • Rood voor rood-woningen
  • Nieuwe landgoederen
  • Wonen op het water.

Gezien de planologische onderbouwing en diverse noodzakelijke (milieu)onderzoeken worden genoemde ontwikkelingen alleen via een partiële herziening mogelijk gemaakt. Daarbij wordt getoetst aan de Wet geluidhinder c.q. de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder.

Cumulatie van effecten

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, anders dan door het bestemmingsplan toegelaten, die zouden kunnen leiden tot cumulatie van milieueffecten.

Vanuit het criterium kenmerken van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.

Plaats van het project

Het plangebied Haerst Tolhuislanden grenst aan het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. In dit gebied bevindt zich het habitattype “Glanshaver- en vossenstaarthooilanden”, dat gevoelig is voor stikstofdepositie. De kritische depositiewaarde in mol N/ha/jaar bedraagt 1540 (Alterrarapport 1654).

De stikstofdepositie is mede afkomstig van stikstofemissies van veehouderijen in het plangebied en de verkeersemissies van met name de A28. Samen met andere emissiebronnen bepalen zij de achtergronddepositie.

Op de grootschalige concentratiekaart “totaal N” is te zien dat in 2010 de achtergronddepositie in de uiterwaarden Vecht Zwarte Water varieert van 1240-1450 mol totaal N/ha/jaar. Waar de A28 het Natura 2000 gebied doorsnijdt, loopt de achtergronddepositie op tot 1760 mol totaal N/ha/jaar. De verwachting is dat in 2020 de achtergronddepositie is afgenomen tot 1060-1460 mol. Deze afname is toe te schrijven aan generieke maatregelen maar ook aan de verwachte afname van het aantal veehouderijen in Nederland. Ook in het buitengebied van Zwolle wordt een verdere afname van het aantal agrarische bedrijven in de nabije toekomst verwacht.

Er zijn weinig tot geen intensieve veehouderijen in de nabijheid van de uiterwaarden van de Vecht gelegen (de A28 heeft duidelijk invloed op de achtergronddepositie, zie de grootschalige concentratiekaart totaal stikstof, maar er ligt geen agrarische bedrijf in het snijvlak A28/Natura 2000 gebied)

Vanuit het criterium plaats van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.

Kenmerken van de potentiële effecten

De effecten van het plan zijn voor zover het gaat om nieuwe ontwikkelingen onderzocht en beoordeeld. Alle bedrijven in het plangebied beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van een Algemene Maatregel van Bestuur.

Wettelijke normen voor geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en andere milieuthema's worden niet overschreden. De stikstofdepositie op Natura-2000 gebieden neemt ten gevolge van vaststelling van het plan niet toe.

Er zijn geen grensoverschrijdende effecten. Het plan laat geen nieuwe ontwikkelingen toe zodat er geen sprake is van toename van het aantal gehinderden.

Vanuit het criterium kenmerken van de potentiële effecten bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.

4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

De hoofdwaterleidingen, de hoofdgasleidingen en de straalpaden zijn weergegeven op bijlage 8.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Het bestemmingsplan is zodanig opgesteld dat de karakteriestiek en de samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie van het gebied Haerst - Tolhuislanden en is conserverend van karakter.

5.1.2 Uitgangspunten

Bij de keuze van de bestemmingsmethodiek is, conform het plan van aanpak, van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

  1. a. De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden en het planologisch beleid beheersbaar te houden.
  2. b. Het buitengebied van Zwolle wordt zo ingedeeld dat een zo beperkt mogelijk aantal plangebieden ontstaat. De nieuw te vormen plangebieden kenmerken zich zo veel mogelijk door een eigen karakteristiek en problematiek. Door een juiste keuze van de plangebiedgrenzen kan een uniforme regeling worden opgesteld voor gelijksoortige gebieden.
  3. c. Voor elk plangebied wordt een beschrijving van de ruimtelijke kwaliteit opgesteld. Deze beschrijving maakt het mogelijk om bij nieuwe ontwikkelingen en initiatieven te toetsen of bijgedragen wordt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving.
  4. d. Er wordt geen nieuw sectoraal beleid geformuleerd. Alleen beleid dat door de gemeenteraad is vastgesteld voor de terinzagelegging van het voorontwerp wordt in het nieuwe bestemmingsplan meegenomen. Het vastgestelde beleid zal zoveel mogelijk worden geïntegreerd in de op te stellen bestemmingsplannen.
  5. e. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen meegenomen als er beginspraak over heeft plaatsgevonden én er een Definitief Ontwerp beschikbaar is. De nieuwe ontwikkelingen worden gezien als meerwerk.
  6. f. Per plangebied zal gekozen worden voor de meest gewenste planvorm. Als uitgangspunt geldt dat de bestemmingsplannen een adequaat “beheerinstrument” voor toetsing en handhaving moeten zijn, maar verder zo globaal en flexibel mogelijk worden. Hierbij beogen we minder regelgeving, zonder de rechtszekerheid uit het oog te verliezen.
  7. g. De termijnen binnen de bestemmingsplanprocedure zullen zo kort mogelijk worden gehouden.
  8. h. De bevolking en het bestuur worden vanaf het eerste begin bij het planproces betrokken.

5.2 Beheer

Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. Allen door de gemeenteraad vastgesteld beleid is in het plan opgenomen.

5.3 Ontwikkeling

De enige ontwikkeling in het plangebied is dat een agrarisch bouwvlak van de Steenwetering wordt verplaatst naar de Hermelenweg.

5.4 Verkeer

Ten behoeve van de multimodale ontsluiting van het bedrijventerrein Hessenpoort wordt in het plan ruimte vrijgehouden voor een spooraansluiting op de lijn Zwolle-Meppel, die gebruikt kan worden in beide richtingen.

Als het overslagspoor er komt takt het ten noorden van de Hessenweg af van de hoofdlijnen en wordt gesitueerd aan de westzijde langs de bestaande lijnen. Het overslagspoor eindigt bij de Steenwetering.

5.5 Water

Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 extra wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m². Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden. Ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.

Het Waterschap Groot Salland is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nI//. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.

5.6 Archeologie

Uitgangspunt is dat de archeologische waarden in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt.

5.7 Cultuurhistorie

Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarden in stand worden gehouden en waar mogelijk worden versterkt. Cultuurhistorie geldt verder als inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in het bestemmingsplan Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden worden in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. Kijk voor de beschrijving van deze waarden paragraaf in 2.1.2. van deze toelichting.

Kijk voor de bescherming van deze waarden naar Artikel 28van de regels. Hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving opgenomen in Bijlage 4 Lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing enstructurenvan de regels. Deze lijst is gebaseerd op een analyse van het Oversticht in 2011.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 17. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zijn in de versie 17 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied - Haerst, Tolhuislanden.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Regels voor basisbestemmingen;
  3. 3. Aanvullende regels voor dubbelbestemmingen;
  4. 4. Overige regels;

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.Wijze van meten

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijking van de bouwregels;
  5. 5. Omgevingsvergunning;
  6. 6. Specifieke gebruiksregels;
  7. 7. Afwijking van de gebruiksregels;
  8. 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  1. 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  1. 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de plankaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  1. 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in hoofdstuk 3.

  1. 4. Afwijking van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.

  1. 5. Omgevingsvergunning:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  1. 6. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  1. 7. Afwijking van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  1. 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UoV) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 33 Algemene bouwregels;

Artikel 34 geluidzone - industrie 1;

Artikel 37 veiligheidszone - bevi;

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 42 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

6.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Agrarisch

Er worden uitsluitend grondgebonden bedrijven toegestaan. Legale niet-grondgebonden agrarische bedrijven worden als zodanig bestemd. Omschakeling van grondgebonden naar niet-grondgebonden bedrijfsvoering is niet toegestaan. In een grondgebonden agrarische bedrijf vindt de bedrijfsvoering hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, zoals een melkveehouderij, een akkerbouwbedrijf of een tuinbouwbedrijf. Het gebruik van agrarische gronden is noodzakelijk voor het functioneren van het bedrijf. Om te bepalen of een agrarisch bedrijf grondgebonden is wordt, onder andere, gekeken naar de volgende zaken:

  • beweiding van het vee vindt hoofdzakelijk plaats op de huiskavel;
  • de afzet van mest van het eigen bedrijf vindt hoofdzakelijk plaats op eigen grond;
  • er vindt teelt plaats van (ruw) voedergewassen en er wordt grotendeels zelf voorzien in de voederbehoefte van het eigen bedrijf.

De agrarische bedrijven krijgen een agrarisch bouwvlak binnen de gebiedsbestemming. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied wordt geen onderscheid gemaakt in grootte van het bedrijf. In de praktijk is er echter een groot verschil. Er is enerzijds sprake van schaalvergroting als gevolg van bedrijfsbeëindiging van kleine bedrijven. Anderzijds zijn veel kleine bedrijven nog actief. Het gaat met name om de instandhouding van kleine bedrijven. Juist deze kleine bedrijven leveren een belangrijke bij-bijdrage aan de landschappelijke kwaliteit van ons buitengebied. Het is daarom van belang om deze kleine bedrijven een passende agrarisch bestemming te geven. Bepalend voor het (al dan niet) toekennen van een agrarische bedrijfsbestemming aan een bouwperceel is de mate van volwaardigheid. Om te beoordelen of een bedrijf wel of niet volwaardig is, wordt uitgegaan van de NGE-normering (Nederlandse Groot-te Eenheid). Op basis van NGE kan de economische bedrijfsomvang van een bedrijf worden bepaald. Op basis van ervaringscijfers heeft het Landbouw Economisch Instituut (LEI) voor ver-schillende bedrijfstypen het aantal NGE per volwaardige arbeidskracht (vak) bepaald. Het inkomen uit de steeds meer voorkomende nevenactiviteiten wordt hierbij niet meegenomen. Door het LEI wordt als vuistregel voor het behalen van een inkomen voor een reëel agrarisch bedrijf 40 NGE aangehouden. Een bedrijf met een omvang kleiner dan 40 NGE zal in de regel afbouwen of stoppen. Uiteraard spelen ook andere factoren hierbij een rol zoals leeftijd bedrijfshoofd en opvolgingssituatie. Beneden de 10 NGE kan niet meer gesproken worden van een reëel agrarisch bedrijf. Bij de toekenning van de omvang van de bouwvlakken is aangesloten bij de volgende indeling:

1. kleiner dan 10 nge (agrarische activiteiten als hobby): woonbestemming;

2. groter dan 10 nge en kleiner dan 40 nge: gedetailleerd (strak) bouwblok;

3. groter dan 40 nge: 1 hectare.

Er zijn binnenplanse afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor vergroting van de agrarische bouwvlakken.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap

Naast hetgeen is omschreven onder de bestemmingsplan Agrarisch, is ter bescherming van de landschappelijke waarden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

Naast hetgeen is omschreven onder de bestemmingsplan Agrarisch, is ter bescherming van de Natuurlijke en landschappelijke waarden een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

Artikel 20 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² worden gebouwd.

Artikel 22 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen. De functie van deze watergangen is hiermee gegarandeerd.

Naast deze bestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een Watervergunning van het waterschap nodig.

Artikel 23 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd. De inhoudsmaat van burgerwoningen is door middel van een staffeling geregeld met 4 categorieën. Tot 400 m³ met een afwijking tot 600 m³, 400 m³ - 600 m³ met de mogelijkheid via afwijking 750 m³ toe te staan, tot 750 m³, zonder afwijkingsmogelijkheid. Indien de bestaande woning groter is dan 750 m³, wordt de inhoud gefixeerd op de bestaande maat. Het bouwvlak zal worden afgestemd op de bouwmassa.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.

In de voortuinen komt de bestemming '', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.

  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximale hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de ontheffing bij het criterium van de Bouwverordening.

Afwijkend gebruik:

De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep aan huis of met een beroep aan huis groter dan 30% / 50 m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. In Bijlage 3 Lijst vanafwijkend gebruik - wonen behorend bij de regels staat aangegeven welk afwijkend gebruik is toegelaten en voor welk deel van het hoofdgebouw dit afwijkende gebruik is toegestaan.

Wet geluidhinder

In verband met de Wet geluidhinder is het op een aantal erven niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. De desbetreffende erven zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geluidsgevoelige functie'. In de begrippen is omschreven wat onder geluidsgevoelige functies bij woningen moet worden verstaan.

Artikel 27 Waarde - Archeologie

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie bijlage 7).

In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen. Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een ontheffing, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie bijlage 3).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en bebouwing moet worden gewaarborgd. Hiertoe wordt getoetst aan bijlage 4 behorende bij de regels van dit plan.

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.

Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een Watervergunning van het waterschap nodig.

Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderen bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

Artikel 30 Waarde - Landschap openheid

Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de karakteristieke openheid van het landschap, zoals deze is opgenomen in de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 31 Waarde - Landschap reliëf

Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van het karakteristieke reliëf in het landschap, zoals deze is opgenomen in de Omgevingsverordening Overijssel.

6.4 Algemene Regels

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 33 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.

Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Algemene regels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Van het gebruiksverbod moet bij een omgevingsvergunning worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer - Erftoegangsweg', alsmede 'Wonen' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 41 wro-zone - wijzigingsgebied 2

Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor de spooraansluiting aan de westzijde van de bestaande spoorlijn Zwolle-Meppel.

Artikel 42 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 43 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 44 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

6.6 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 17.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit plan een exploitatieplan voegen.

Hoofdstuk 8 Overleg En Inspraak

8.1 Uitkomsten Overleg

Op 6 juli 2010 is het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied – Haerst, Tolhuislanden in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 10 instanties verzonden met het verzoek schriftelijk te reageren.

De volgende instanties hebben gereageerd:

1. Landschap Overijssel

2. Rijkswaterstaat Oost

3. Gemeente Staphorst

4. Vrom-inspectie, mede namens de rijksdiensten

5. Prorail

6. Gasunie

7. Provincie Overijssel

8. Tennet

9. Gemeente Dalfsen

10. Waterschap Groot Salland

De instanties genoemd onder 1 tot en met 6 hebben laten weten geen opmerkingen te hebben.

Van de instanties die inhoudelijk gereageerd hebben zijn de opmerkingen samengevat en vervolgens van commentaar voorzien.

7. Provincie Overijssel

Opmerking a

In Artikel 11 worden “Bedrijf - Windturbine” en “Bedrijf – Windmolen” worden door elkaar gebruikt. Dit is verwarrend. Bij artikel 5: in de regels wordt gesproken over de aanduiding “windturbine”. Deze aanduiding is echter niet terug kunnen vinden op de verbeelding.

Reactie a

E bestemming Bedrijf – Windturbine komt niet voor in het bestemmingsplan. Wel wordt de term windturbine gebruikt in de regels voor het opwekken van windenergie voor eigen gebruik. Per agrarisch bouwblok wordt een windturbine toegestaan tot een ashoogte van 15 meter. De bestemming Bedrijf – Windmolen is toegepast voor bedrijfsmatig geëxploiteerde windmolens. aanpassing van het bestemmingsplan is daarom niet nodig.

Opmerking b

In het plangebied bevindt zich in de zuidoostelijke punt een intrekgebied. Deze is niet opgenomen op de verbeelding en komt niet voor in de regels. In paragraaf 2.13 (drinkwatervoorziening) van de provinciale Omgevingsverordening staat dat bestemmingsplannen voorzien dienen te worden van een aanduiding intrekgebied, waarbij alleen functies worden toegestaan die harmoniëren met de functie van de drinkwatervoorziening. In afwijking hiervan kunnen in intrekgebieden ook nieuwe niet-risicovolle functies en grote risicovolle functies worden toegestaan, mits daarbij wordt voldaan aan het zogenoemde stand-still principe. Dit beginsel is er op gericht om verslechtering van de grondwaterkwaliteit tegen te gaan, en het vergroten van risico's op verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Wij verzoeken u het bestemmingsplan op basis hiervan aan te passen.

Reactie b

Dit deel van het plangebied is conserverend bestemd. Er worden geen (nieuwe) ontwikkelingen toegestaan, die een verslechtering van de grondwaterkwaliteit kunnen betekenen. Het plan hoeft niet te worden aangepast.

Opmerking c

In onze Omgevingsvisie staat dat voor het realiseren van ruimtelijke kwaliteit de provinciale gebiedskenmerken uitgangspunt zijn. Deze gebiedskenmerken zijn te onderscheiden in vier lagen, namelijk: de natuurlijke laag; de laag van het agrarisch cultuurlandschap; de stedelijke laag en de lust & leisure laag.

Iedere laag is onderverdeeld in een aantal gebiedstypen, per type is het provinciaal belang verwoord. Voor een aantal gebiedstypen zijn normerende uitspraken opgenomen in de Omgevingsvisie ter bescherming van de aanwezige gebiedskenmerken. Voor normerende uitspraken geldt dat een bestemmingsregeling dient te worden toegekend die recht doet aan het karakter van de uitspraak. Wij constateren dat de normerende uitspraken niet volledig zijn vertaald in een beschermende regeling in de planregels.

In het plangebied komende de volgende gebiedstypen voor waar normerende uitspraken op van toepassing zijn: “dekzandvlaktes” en “maten en flierenlandschap”. Dekzandvlaktes dienen een beschermende regeling te krijgen gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het reliëf. Maten en Flieren dienen een beschermende regeling te krijgen gericht op de instandhouding van het onbebouwde karakter. Binnen de bestemming “Agrarisch” komen de karakteristieke openheid en huidige reliëf onvoldoende terug.

Wij verzoeken u de regels zodanig aan te passen dat de hierboven benoemde gebiedskenmerken op een passende wijze worden beschermd.

Reactie c

De voorkomende gebiedskenmerken reliëf en openheid binnen de bestemming Agrarisch zullen worden beschermd door middel van de dubbelbestemming “Waarden – Landschap reliëf” of “Waarden – Landschap openheid”.

Opmerking d

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om agrarische bouwblokken te vergroten tot 2 hectare (artikel 3.7). In de Omgevingsvisie is bepaald dat in dergelijke gevallen de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing is. Dit houdt in dat de uitbreiding van het agrarisch bedrijf in balans dient te zijn met de investeringen in de omgevingskwaliteit. Dit kan onder meer worden aangetoond in een beplantings-/inrichtingsplan, waarin onder meer aangetoond dient te worden dat er sprake is van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. In de planregels komt de kwaliteitsimpuls onvoldoende terug. Wij verzoeken u het bestemmingsplan op dit punt aan te passen.

Reactie d

In de eerste plaats wordt er op gewezen dat het om een bevoegdheid gaat. Niet om een verplichting. In de tweede plaats mag de bevoegdheid slechts worden toegepast indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de landschapswaarden van de gronden;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Deze criteria bieden voldoende mogelijkheden om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Bij onvoldoende ruimtelijke kwaliteit zal medewerking worden geweigerd.

8. Tennet

Opmerking a

In het plan is geen rekening gehouden met de bovengrondse HOkV-hoogspanningsverbinding

Zwolle Hessenweg - Ommen Witharen Deze verbinding is nu nog bovengronds met bijbehorende belemmerde strook van 25,00 meter ter weerszijden van het hart van de verbinding (totale breedte 50,00 meter), maar wordt dit jaar gedeeltelijk verkabeld. Voor deze hoogspanningskabel geldt dan een belemmerde strook van 3,00 ter weerszijden van de hartlijn van de kabel, gerekend vanuit de buitenste hoogspanningskabel. De totale breedte is 9,70 meter en bij de gestuurde boring 11,00 meter

Reactie a

Het plan zal hierop worden aangepast.

Opmerking b

Op de verbeelding is de dubbelbestemming voor de 220kV-hoogspanningsverbinding Hessenweg - Ens niet volledig weergegeven.

Reactie b

Het plan zal hierop worden aangepast.

Opmerking c

Ter bescherming van onze belangen verzoeken wij u om een onderstaande set met regels op te nemen in het voorliggende bestemmingsplan die betrekking hebben op een aantal werkzaamheden. Dit ter aanvulling op de regels zoals die nu in het voorontwerp zijn opgenomen

Reactie c

Deze opmerking wordt niet overgenomen. In het bestemmingsplan is in de van belang zijnde enkelbestemmingen al een vergunningenstelsel (voorheen aanlegvergunningenstelsel) opgenomen.

9. Gemeente Dalfsen

Opmerking a

De vertaalslag van beleid en wetgeving naar dit bestemmingsplan is niet helder in de toelichting weergegeven.

Reactie a

De toelichting is hierop aangepast.

Opmerking b

De zonering van de hoge druk aardgastransportleiding op basis van het Bevb wordt gemist.

Reactie b

Deze is te vinden op kaart 8 van de toelichting en op de verbeelding als dubbelbestemming “Leiding – Gas”.

Opmerking c

De motivatie van de uitvoerbaarheid van het plan in het kader van de Natuurbeschermingswet is slechts beperkt opgenomen.

Reactie c

Deze motivatie zal nader worden onderbouwd.

Opmerking d

Er ontbreekt een goede en eenduidige beschrijving van de verschillende landschappen.

Reactie d

De opgenomen beschrijving van de landschappen is aangepast.

Opmerking e

De onderbouwing voor de wijzigingsbevoegdheid Verkeer – Railverkeer ontbreekt.

Reactie e

Deze reeds bestaande wijzigingsbevoegdheid is opgenomen voor de geplande spooraansluiting aan de westzijde van de bestaande spoorlijn Zwolle-Meppel. De toelichting is hierop aangepast.

Opmerking f

Er wordt in overweging gegeven een aantal nevenactiviteiten voor agrarische bedrijven te verruimen, bijvoorbeeld voor zorg, maatschappelijke, educatieve of recreatieve functies. Ook zou gedacht kunnen worden aan mogelijkheden voor de opwekking van duurzame energie.

Reactie f

Het bestemmingsplan bevat en flexibele regeling voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. Er wordt niet gewerkt met een uitputtende lijst, maar met ruimtelijk criteria. Op deze manier is veel mogelijk. Bovendien bevat het bestemmingsplan de mogelijkheid voor het plaatsen van windturbines bij agrarische bedrijven en een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid ten behoeve van mestvergisting.

10. Waterschap Goot Salland

Opmerking a

In paragraaf 2.1.3.3 van de toelichting ontbreekt een alinea over de aanwezigheid van de waterkering, hoofdwatergang en zandwinplas. Met name de waterkering en de hoofdwatergang leiden in hoofdstuk 4 tot beperkingen. Verzocht wordt om de toelichting hierop aan te passen.

Reactie a

De toelichting zal hierop worden aangepast.

Opmerking b

In paragraaf 3.6 van de toelichting van het bestemmingsplan is een korte alinea opgenomen over waterbeleid. In deze alinea ontbreekt echter de relatie van het genoemde beleid met dit bestemmingsplan. Tevens ontbreekt het waterschapsbeleid hierin. Wij verzoeken u om deze alinea te vervangen door de tweede alinea van bijlage 1.

Reactie b

De toelichting zal hierop worden aangepast.

Opmerking c

Aan paragraaf 4.2.8 van de toelichting is nog geen verdere invulling gegeven. Om hiervoor een voorzet te doen is in de bijlage van deze brief de standaard waterparagraaf opgenomen. In dit document worden een aantal vragen gesteld op basis waarvan teksten kunnen worden toegevoegd (vetgedrukte tekst en de cursieve tekst). De vetgedrukte teksten m.b.t. de watergang en de waterkering moeten in ieder geval worden toegevoegd aangezien het plan binnen een beschermingszone van een watergang en een waterkering ligt. Wij verzoeken u deze wijzigingen door te voeren

Reactie c

De ruimtelijk relevante onderdelen zullen worden opgenomen in de toelichting.

Opmerking d

Op de verbeelding ontbreken een aantal hoofdwatergangen die essentieel zijn voor een goede waterhuishouding, met name in het gebied ten zuiden van de A28. Deze watergangen zijn, in tegenstelling wat in de toelichting wordt genoemd, niet bestemd als 'Water*. Wij verzoeken u om deze watergangen als 'Water* te bestemmen. Hiervoor zullen wij u een actueel digitaal bestand via e-mail doen toekomen waarin de hoofdwatergangen zijn weergegeven.

Reactie d

De verbeelding zal hierop woorden aangepast.

Opmerking e

Op de verbeelding is de zuidelijke punt van de beschermingszone van de waterkering niet correct weergegeven. Wij verzoeken u dit aan te passen. Wij zullen u hiervoor een actueel digitaal bestand via e-mail doen toekomen die u kunt gebruiken bij de verbeelding.

Reactie e

De verbeelding zal hierop woorden aangepast.

Opmerking f

Wij verzoeken u om binnen de bestemming 'Tuin' tevens 'water en waterhuishoudkundige voorzieningen' mogelijk te maken. Reden hiervoor is dat een aantal tuinen grenzen aan hoofdwatergangen.

Reactie f

De regels zullen hierop worden aangepast.

8.2 Rapportering Inspraak

In het plan van aanpak uit 2010 is aangegeven dat communicatie een belangrijk onderdeel vormt van het proces. In de periode waarin het voorontwerp is opgesteld is op de volgende wijzen met betrokkenen gecommuniceerd en overleg gevoerd:

  • Huis aan huis zijn regelmatig aan alle bewoners brieven gestuurd over de voortgang van de planvorming.
  • Via de wijzerpagina en internet is informatie verstrekt.
  • Aan zo'n 40 adressen zijn uitsnedes van agrarische bouwpercelen ter toetsing gestuurd met als gevolg veel overleg over toekomstmogelijkheden van de bedrijven.
  • Met belangenpartijen als LTO, Milieuraad en streekvereniging De Marsen is overleg gevoerd

Op 6 oktober 2010 is er een inloopbijeenkomst over het voorontwerpbestemmingsplan gehouden ten behoeve van de wijkbewoners en belanghebbende organisaties.

Deze bijeenkomst vond plaats van 16.00 uur tot 21.30 uur in de Vijverhoeve. Tijdens deze bijeenkomst was er gelegenheid om het voorontwerpbestemmingsplan te bekijken, vragen te stellen aan de aanwezige ambtenaren en opmerkingen te maken.

In het kader van de inspraakprocedure heeft het voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Haerst, Tolhuislanden van 13 juli 2011 tot en met 15 september 2011 inzage gelegen in het Informatiecentrum van de gemeente Zwolle (Grote Kerkplein 15) en in de Vijverhoeve. Gedurende deze periode was het plan tevens digitaal te raadplegen op www.ruimtelijkeplannen.nl en te raadplegen en te downloaden op de pagina voorontwerpplannen van www.bestemmingsplannen.zwolle.nl.

Gedurende de termijn van de terinzagelegging kon een ieder schriftelijke opmerkingen kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. In totaal zijn 12 schriftelijke opmerkingen ingediend. In deze paragraaf wordt per kenbaar gemaakte opmerking een samenvatting gegeven. Vervolgens wordt de reactie van de gemeente daarop weergegeven.

1.A.E.J. van Zijl, Hoofdweg 2, 8035 RG Zwolle.

Opmerking

Inspreker is het niet eens met de in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen bestemming Wonen voor zijn perceel Hoofdweg 2. Hij stelt dat er op dat perceel een inrichting aanwezig is voor het houden en fokken van paarden en verzoekt om het perceel Hoofdweg 2 een agrarische bestemming te geven.

Reactie

Er is inderdaad een melding gedaan voor een agrarisch bedrijf. De omvang daarvan is kleiner dan 40 nge. Conform de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan buitengebied zal een agrarische bestemming met een bouwblok op maat worden toegekend. De aanduiding paardrijbak blijft gehandhaafd. Het bestemmingsplan bevat een afwijkingbevoegdheid voor een vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 hectare. Bij uitbreidingsplannen kan van deze mogelijkheid gebruik gemaakt worden.

2. A.L.S. Vermeij, De Doornweg 24, 8035 PE Zwolle.

Opmerking

Onder verwijzing naar brieven van de gemeente d.d. 14 mei 2009 en 28 mei 2009 verzoekt inspreker om het gastenverblijf en de verbindingsgang behorend bij de woning te legaliseren.

Reactie

In de toegezonden brieven van 14 en 28 mei 2009 heeft de gemeente Zwolle niet aangegeven dat het gastenverblijf aangemerkt moet worden als zelfstandige woning. Dit betekent dat er dus 1 zelfstandige woning aanwezig is op dit perceel. Deze woning is voorzien van een bouwblok. Het gastenverblijf en de verbindingsgang zijn bijbehorende bouwwerken bij de woning De Doornweg 24. Dit betekent dat het perceel De Doornweg 24 correct is bestemd in het voorontwerpbestemmingsplan. Het bestemmingsplan hoeft niet te worden aangepast.

3. B. v.d. Berg, Veenekampenweg 2, 8035 RE Zwolle

Opmerking

Inspreker stelt dat er in het verleden verwachtingen zijn gewekt met betrekking tot de uitbreiding van zijn bedrijf.

Reactie

Uit dossieronderzoek en uit diverse gesprekken met adressant is niet gebleken dat n het verleden rechtsgeldige verwachtingen zijn gewekt. Er is in 2003 vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verleend voor het oprichten van een kwekerijbedrijf. Uit de redactie van het vrijstellingsbesluit blijkt niet dat er mogelijkheden zijn voor verdere uitbreiding of voor functieverandering.

Daarnaast is er een milieuvergunning verleend voor een grondverzetbedrijf. Een dergelijke vergunning doet geen uitspraken over de planologische mogelijkheden van een perceel.

Uit de inrichtingstekening bij deze vergunning blijkt dat er uitsluitend vergunning is voor het inpandig stallen van materieel ten behoeve van het bedrijf in een bestaand bedrijfsgebouw. Er is geen vergunning verleend voor uitpandige grondverzetactiviteiten.

Opmerking

Inspreker verwijst naar vergelijkbare situaties in andere gemeenten en in Zwolle.

Reactie

De vergelijking met bedrijven in andere gemeenten is niet relevant. Elke gemeente voert zijn eigen beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening. Zo ook de gemeente Zwolle. De gemeenteraad van Zwolle heeft op 25 januari 2010 de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan buitengebied vastgesteld. Het perceel Veenekampenweg is bestemd conform deze Nota, hetgeen betekent dat de bestaande en vergunde situatie is bestemd.

Verder wordt verwezen naar het bedrijf van Van der Kolk aan de Ruimzichtweg in Zwolle, dat over een groter bouwblok beschikt dan adressant.

Beide situaties zijn niet vergelijkbaar. Er wordt bestemd conform de planologische mogelijkheden die beide bedrijven momenteel hebben. Die verschillen behoorlijk van elkaar. De locatie aan de Ruimzichtweg beschikt in het geldende bestemmingsplan over een agrarisch bouwblok van 1 hectare.

De locatie van adressant aan de Veenekampenweg is in het geldende bestemmingsplan bestemd tot agrarisch bouwblok zonder bebouwingsmogelijkheden. Er is een vrijstelling ex artikel 19 WRO verleend voor het oprichten van een kwekerijbedrijf. Op grond van deze vrijstelling is uitsluitend de bebouwing toegestaan die is aangevraagd.

Opmerking

Inspreker maakt een vergelijking met een nog te bouwen agrarisch bedrijf aan de A-28.

Reactie

Ook deze vergelijking gaat niet op. Waar inspreker op doelt, is de verplaatsing van een agrarisch bouwblok van de Steenwetering naar de Hermelenweg. Het bouwblok aan de Steenwetering wordt opgeheven en verplaatst naar en nieuwe locatie. Per saldo blijven de bebouwingsmogelijkheden gelijk.

Opmerking

Als er geen uitbreidingsmogelijkheden worden opgenomen, zullen er middelen gereserveerd moeten worden voor planschade.

Reactie

Bij planschade worden de huidige planologische mogelijkheden vergeleken met de nieuwe. De huidige mogelijkheden worden bepaald door de verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO voor een kwekerij. In het nieuwe plan worden deze mogelijkheden overgenomen, terwijl er tevens geringe uitbreidingsmogelijkheden worden opgenomen. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat er planschade zal optreden.

Opmerking

Inspreker verzoekt om het bouwblok van zijn bedrijf zodanig wordt vormgegeven dat er redelijke uitbreidingsmogelijkheden voor bebouwing zijn. Ter illustratie is een voorstel voor een bouwblok ingetekend.

Reactie

Gelet op de ligging in een gebied met een open karakter met de bestemming “Agrarisch met waarden natuur en landschap” en grenzend aan de Ecologische Hoofdstructuur is een groter bouwblok dan aangegeven planologisch gezien niet gewenst. Het is mogelijk om enigszins uit te breiden.

4. P.E.E. van Oosten, Hermelenweg 160, 8028 PL Zwolle

Opmerking

Inspreker heeft de voorkeur voor een bedrijfsbestemming in plaats van de woonbestemming zoals die thans in het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen.

Reactie

Een perceel kan een bedrijfsbestemming krijgen indien er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten. Er moet dus een productieproces plaatsvinden. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het gaat hier om een hondentrainingsschool.

Het perceel Hermelenweg 160 wordt in hoofdzaak gebruikt voor woondoeleinden. Het trainen van honden is een nevenactiviteit.

Het perceel is daarom terecht bestemd tot Wonen. Het trainen van honden wordt in dit bestemmingsplan toegestaan in een bestaand bijgebouw van circa 146 m².

5. A. Hoogeboom, Nieuwleusenerdijk 39, 8028 PH Zwolle

Opmerking

Inspreker merkt op dat zijn bedrijf en veehouderijbedrijf is en geen veehandelsbedrijf. In de toekomst is het mogelijk dat het vee op zijn eigen bedrijf verzameld gaat worden. Graag uitbreiding van het bouwblok in verband met eventuele toekomstige ontwikkelingen.

Reactie

Het perceel van adressant heeft een agrarische bestemming met een voldoende ruim agrarisch bouwblok. Het is dus niet bestemd tot veehandelsbedrijf Het bestemmingsplan biedt onder voorwaarden mogelijkheden tot vergroting van het bouwblok tot maximaal 1,5 hectare door middel van een afwijkingsprocedure.

6. M. Bolier, namens de heer en mevrouw Mussche, Lichtmisweg 35 te Zwolle, p/a Nunspeterweg 25, 8075 AA Elspeet.

Opmerking

De heer en mevrouw Mussche zijn helaas in het voortraject niet persoonlijk benaderd.

Reactie

Zoals in de inleiding is aangegeven heeft er op 6 oktober 2010 een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. De bewoners van het plangebied zijn hiervoor door middel van een huis-aan-huis-brief op de hoogte gesteld. Daarnaast is dit door middel van een publicatie op de gemeentelijke pagina's van de Peperbus ook aangekondigd. De daarop volgende schriftelijke inspraakronde is op de in de gemeente gebruikelijke wijze aangekondigd.

Opmerking

Insprekers hebben in 2009 informatie ingewonnen bij de gemeente waaruit bleek dat het perceel Lichtmisweg 35 een agrarische bestemming heeft met een bouwblok. Op basis van deze informatie is het perceel aangekocht.

Reactie

Het is correct dat dit perceel in het geldende bestemmingsplan aan agrarisch bouwblok heeft.

Opmerking

Binnenkort zal op het perceel een (tunnel)kas worden geplaatst, terwijl er ook een aanvraag zal worden gedaan voor de bouw van een bedrijfsloods. Verder zal een deel van het perceel worden benut voor het opkweken van plantmateriaal.

In het voorontwerpbestemmingsplan heeft het perceel Lichtmisweg 35 deels een woonbestemming gekregen en deels de bestemming Agrarisch met waarden – natuur en landschap plus een wijzigingsbevoegdheid naar Natuur. Insprekers hebben hier grote bezwaren tegen, omdat het kwekerijbedrijf op deze manier niet kan worden gerealiseerd. Daarom wordt verzocht om het kwekerijbedrijf positief te bestemmen met voldoende bebouwingsmogelijkheden.

Reactie

De kwekerij zal positief worden bestemd.

Opmerking

Insprekers zijn bereid te overleggen over een inperking van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.

Reactie

In overleg met inspreker is het bouwblok aangepast.

7. H.J. Kamphof, Kooiweg 1, 8035 RM Zwolle

Opmerking

Inspreker verzoekt om een groter bouwblok dan momenteel is opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Dit om uit te kunnen groeien naar 100 nge.

Reactie

Het thans opgenomen bouwblok is dermate ruim, dat er voldoende uitbreidingsmogelijkheden zijn voor de korte termijn. Voor de langere termijn kan gebruik gemaakt worden van de in het plan opgenomen afwijkingsmogelijkheid om het bouwblok, onder voorwaarden, te kunnen vergroten tot maximaal 1,5 hectare.

8. Maatschap Klei, De Doornweg 1, 8035 PC Zwolle

Opmerking

Insprekers zijn niet persoonlijk geïnformeerd over dit voorontwerp.

Reactie

Alle eigenaren van een agrarisch bedrijf hebben een voorstel ontvangen voor het in het bestemmingsplan op te nemen bouwblok. Adressant heeft een dergelijk voorstel niet gehad, omdat zijn agrarische bedrijf geen onderdeel uitmaakte van het oorspronkelijke plangebied. Zijn bedrijf is hier later alsnog aan toegevoegd, omdat gebleken is dat het perceel van inspreker geen onderdeel uitmaakt van het Provinciaal Inpassingsplan voor de N-340.

De schriftelijke inspraakronde is op de in de gemeente gebruikelijke wijze aangekondigd. In dat kader heeft adressant nu gereageerd.

Opmerking

De woonboerderij en de jongveestal vallen niet volledig binnen het bouwblok. In verband met vernieuwing of nieuwbouw van de jongveestal is aanpassing van het bouwblok gewenst.

Reactie

Het bouwblok is hierop aangepast.

Opmerking

In de toekomst zal de melkveestal worden uitgebreid. Ook hiervoor zal het bouwblok aangepast moeten worden. Verder zal het bouwblok ruimte moeten bieden aan voeropslagplaatsen en eventueel een mestbassin.

Reactie

Het is landschappelijk gezien niet gewenst dat het bouwblok zonder meer wordt vergroot. Het thans opgenomen bouwblok bevat bovendien voldoende mogelijkheden voor uitbreiding van het bedrijf op de kortere termijn. Voor de langere termijn kan gebruik gemaakt worden van de in het plan opgenomen afwijkingsmogelijkheid om het bouwblok, onder voorwaarden, te kunnen vergroten tot maximaal 1,5 hectare. Gelet op de ligging bij een Natura 2000-gebied is het voor de uitvoerbaarheid van een uitbreidingsplan wel noodzakelijk dat de provincie eerst een vergunning verleend op grond van de Natuurbeschermingswet.

8. Fa. Knol, Lichtmisweg 7, 8035 PL Zwolle

Opmerking

Inspreker wil graag gebruik maken van de bij de bestemming Wonen opgenomen saneringsregeling voor bijbehorende bouwwerken. Hij wil echter meer bouwen dan te maximaal toegestane 250 m².

Reactie

Bij iedere woning wordt standaard 100 m² aan bijbehorende bouwwerken toegestaan. In situaties waar de huidige oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken groter is dan 100 m² geldt de oppervlaktemaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Het meerdere mag dus worden gehandhaafd. In het geval iemand bestaande bijbehorende bouwwerken wil slopen en vervangen door nieuwe, geldt de saneringsregeling. Deze regeling is verruimd ten opzichte van de regeling zoals die was opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan was opgenomen. Onder de “oude”regeling mocht maximaal 250 m² worden terug gebouwd. Onder de nieuwe regeling mag onder voorwaarden tot maximaal 350 m² worden terug gebouwd.

9. H. Esselink, De Doornweg 14, 8035 PE Zwolle

Opmerking

Inspreker verzoekt om de woning De Doornweg 14 te voorzien van een woonbestemming met een andere situering van het bijbehorend bouwblok.

Reactie

De woning De Doornweg 14 is bestemd als bedrijfswoning bij een glastuinbouwbedrijf. Dit is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. Inspreker geeft aan dat deze woning momenteel niet meer als bedrijfswoning wordt gebruikt. Deze zal daarom in het ontwerpbestemmingsplan als “burgerwoning” worden bestemd.

10. Veldhuizen BV, Kon. Wilhelminaweg 259, 3737 BA Groningen

Opmerking

Inspreker heeft stelt de volgende aanpassingen voor:

1. Het bouwvlak moet worden aangepast op de aanwezigheid van een kelder.

2. Het bouwvlak nabij de bedrijfswoning omvat niet alle bedrijfsbebouwing.

3. De kadastrale grens loopt niet gelijk aan de bestemmingsgrens.

4. De bestaande bebouwing heeft een grote goothoogte dan op de plankaart is aangegeven.

Inspreker heeft de volgende wensen:

1. De twee op de plankaart opgenomen bouwvlakken graag samenvoegen tot één bouwvlak.

2. Het volledige perceel te bestemmen tot Bedrijf.

3. De bestemmingsomschrijving aan te passen.

4. Graag een mogelijkheid op te nemen voor het plaatsen van een windmolen.

Reactie

Conform de door de gemeenteraad op 25 januari 2010 vastgestelde Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan buitengebied worden bedrijven in het buitengebied bestemd conform de feitelijke situatie. Het is mogelijk om de bouwvlakken samen te voegen. In dit geval betekent dat dat er een bebouwingpercentage wordt toegekend overeenkomstig de huidige bebouwing. Van de bedrijfsbestemming mag, naast een bedrijfswoning, 30% worden bebouwd met een goothoogte van 5 meter en een bouwhoogte van 10 meter. De plaats van de bebouwing is niet meer gedetailleerd vastgelegd. Wel blijft de bedrijfsbestemming beperkt tot hetgeen feitelijk in gebruik is als bedrijfsterrein. Het deel ten noorden van de bedrijfsbestemming is niet in gebruik als bedrijfsterrein (het is onverhard en er ligt een waterpartij) en zal dus niet als zodanig worden bestemd.

De bestemmingsomschrijving is conform de brief d.d. 30 oktober 2009 van de gemeente aan de heer L.N. van Bokhorst en zal niet worden aangepast.

In de Nota van uitgangspunten is bepaald dat kleine windturbines mogelijk zijn met een ashoogte van maximaal 15 meter door middel van een algemene ontheffing voor windturbines. Deze mogelijkheid zal worden opgenomen in de bedrijfsbestemming. Voor grotere turbines is een planherziening noodzakelijk.

Voor zaken die verder gaan dan de gemeenteraad heeft vastgelegd in de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan buitengebied is een planherziening noodzakelijk, waarbij de Kwaliteitsimpuls Groene Ruimte van de provincie en de handreiking particuliere initiatieven van de gemeente het uitgangspunt zijn.

11. LTO Noord, Zwartewaterallee 14, 8031 DX Zwolle

Opmerking

Nieuwvestiging dient onder bepaalde voorwaarden te worden toegestaan. Ondernemers die op de huidige plek worden beperkt in hun ontwikkelingsmogelijkheden dienen de kans te krijgen om zich elders in de gemeente te ontwikkelen.

Reactie

De gemeenteraad heeft oor de vaststelling van de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan buitengebied op 10 januari 2010 de nieuwvestiging van agrarische bedrijven uitgesloten. Verplaatsing van een bestaand bouwblok naar een nieuwe locatie binnen de bestemming Agrarisch gebied (zonder landschappelijke en/of natuurwaarden) is wel mogelijk. Dit beleid voldoet aan het standpunt van de inspreker.

Opmerking

In paragraaf 3.2.3 van de toelichting is aangegeven dat werken in vrijkomende agrarische bebouwing is toegestaan indien dit niet belemmerend is voor de landbouw. Inspreker ziet graag toegevoegd dat het niet belemmerend is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrarische bedrijven.

Reactie

In de toelichting worden opgenomen dat bij het toestaan van nieuwe functies in vab rekening wordt gehouden met agrarische bedrijven in de directe omgeving.

Opmerking

LTO Noord afdeling West-Overijssel pleit ervoor dat de begripsomschrijving van grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangepast

Reactie

Inspreker geeft helaas geen suggestie voor een dergelijke aanpassing aan zie ook discussie over de regels in de IJsseldelta. Aangezien de begripsomschrijving in de jurisprudentie is geaccepteerd, wordt deze niet aangepast.

Opmerking

De bouwhoogte van gebouwen is sterk afhankelijk van de breedte van het gebouw, aangezien agrariërs zijn gebonden aan een bepaalde minimale hellingshoek van het dak. Bijvoorbeeld bij een gebouw van 30 meter breed is de bouwhoogte al snel 11 meter. Een ligboxenstal met zes rijen heeft vanwege de minimale hellingshoek al snel een bouwhoogte van 12 meter. Gezien de eisen aan de hellingshoek en de wensen vanuit het binnen van een moderne veehouderij is een nokhoogte van 12 meter nodig. Inspreker pleit er dan ook voor de hoogte van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen in artikel 3 lid 2 sub 1 onder h en in artikel 4 lid 2 sub 1 onder g te wijzigen naar 12 meter

Reactie

In een eerder gesprek met inspreker is wel ingestemd met de thans opgenomen bouwhoogte. Verder bevat het plan een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, waarbij (onder voorwaarden) een bouwhoogte van maximaal 15 meter kan worden toegestaan. Dit is een vrij eenvoudige procedure. De bouwhoogte zal daarom niet worden aangepast.

Opmerking

Inspreker is van mening dat silo's en mestplaten in het buitengebied bij recht moeten worden toegestaan. Het plan wordt opgesteld voor een looptijd van zeker tien jaar, dus dient het plan ook op de toekomst geënt te zijn. De schaalvergroting zal blijven toenemen. De grondgebonden agrarische veehouderij dient letterlijk voldoende ontwikkelingsruimte te krijgen. Ruimte om flexibel in te spelen op veranderingen in de samenleving (milieu, voedsel, dierenwelzijn) en de markt (schaalvergroting, specialisatie, verbreding). Ook het woonhuis, de tuin en de aan- en afvoerwegen vragen op het bouwvlak ruimte. Inspreker pleit er dan ook voor dat silo's aangrenzend aan het bouwvlak worden toegestaan en dat hiervoor artikel 3 lid 2 sub 2 onder a, artikel 4 lid 2 sub 2 onder a en artikel 5 lid 2 sub 2 onder a worden aangepast

Reactie

Uitgangspunt bij het bestemmen is dat alle bebouwing binnen het bouwblok gesitueerd moet zijn. Mocht er onvoldoend ruimte zijn voor nieuwbouw, van welke aard dan ook, dan kan gebruik gemaakt worden van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid om (onder voorwaarden) een bouwblok te vergroten tot maximaal 1,5 hectare.

Opmerking

Wij onderstrepen het belang dat normaal agrarisch beheer en onderhoud vrijgesteld dient te zijn van de vergunningplicht. Het scheuren van grasland is onzes inziens altijd een handeling die past binnen de normale bedrijfsvoering. Wij verzoeken u dan ook deze handeling geheel buiten de vergunningplicht te laten. Vruchtwisseling moet zonder aanlegvergunning mogelijk zijn. Wij verzoeken u dan ook artikel 5 lid 7 sub 1 onder h aan te passen,

Reactie

De standaard agrarische bestemming bevat geen aanlegvergunningenstelsel. Dat is wel het geval bij de bestemmingen “Agrarisch met waarden – Landschap” en “Agrarisch met waarden – Natuur en landschap”. Dit stelsel is ter bescherming van de specifieke waarden in die bestemmingen. Voor normaal beheer en onderhoud is geen aanlegvergunning nodig.

Opmerking

In het artikel 4 lid 7 sub 1 onder c en artikel 5 lid 7 sub 1 onder e wordt aangegeven dat een aanlegvergunning nodig is voor het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronden, ophoging of diepploegen bij meer dan 0,3 meter beneden maaiveld. LTO Noord pleit ervoor 0,3 meter te wijzigen in 0,5 meter. Daarmee wordt ook aangesloten bij het aantal meters die de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten hanteert.

Reactie

De maat van 0,3 meter komt voor in de bestemmingen “Agrarisch met waarden – Landschap” en “Agrarisch met waarden – Natuur en landschap” en vloeit voort uit de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel. Dit is een normerende uitspraak in die verordening die de gemeente verplicht is om op te nemen in een bestemmingsplan. Nogmaals: De standaard agrarische bestemming bevat geen aanlegvergunningenstelsel.

Opmerking

Inspreker pleit ervoor dat vervangen van drainage op gelijke hoogte of minder diep vrijgesteld wordt van de vergunningplicht. (Her)drainage valt onder normaal onderhoud, gebruik en beheer. Wij verzoeken u artikel 5 lid 7 sub 1 onder j te wijzigen

Reactie

Hiermee kan worden ingestemd. De regels zullen hierop aangepast worden.

Opmerking

Gronden die in het verleden al geroerd zijn, kunnen archeologisch niet waardevol zijn, Inspreker is daarom van mening dat bouwvlakken buiten de archeologische verwachtingswaarde gehouden moeten worden.

Reactie

Dit hoeft niet per definitie het geval te zijn. Er kunnen niet benutte bebouwingsmogelijkheden binnen een bouwblok zijn op plekken die niet geroerd zijn.

Opmerking

Wijziging natuurontwikkeling is nu te algemeen gesteld. Wijziging voor natuurontwikkeling moet alleen kunnen plaatsvinden in gebieden die in het Natuurgebiedsplan Gelderland aangeduid zijn met de hoofdfunctie natuur. Inspreker verzoekt de gemeente artikel 37 aan te passen.

Reactie

Deze wijzigingsbevoegdheid is op de plankaart door middel van de “Wro –zone – wijzigingsgebied 1” gekoppeld aan de Ecologische Hoofdstructuur, zoals die is opgenomen in de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel. De wijzigingsbevoegdheid is daarmee specifiek gemaakt en hoeft daardoor niet te worden aangepast.

12. Countus, namens Van der Horst, Tolhuisweg 3 8028 RK Zwolle

Opmerking

In een eerder stadium heeft onze cliënt al aangegeven graag de mogelijkheid tot mestraffinage van de bedrijfseigen dierlijke mest op zijn bouwblok te hebben. Over mestraffinage wordt in het bestemmingsplan echter niets genoemd. Wij menen dan ook dat bouwwerken voor mestraffinage onder gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf vallen (art 5.1 onder d). Om hierover in de toekomst onduidelijkheid te voorkomen, is onze cliënt van mening dat mestraffinage wel expliciet als toegestaan gebruik in het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Dit mede omdat bij de bestemming 'Agrarisch' (artikel 3) wel de mogelijkheid voor mestvergisting is opgenomen en bij de overige agrarische bestemmingen met waarden niet.

Reactie

Zolang er uitsluitend bedrijfseigen mest wordt verwerkt is zowel mestraffinage als mestvergisting passend in een agrarische bestemming. Ook moet de geproduceerde energie worden gebruikt ten behoeve van het betreffende bedrijf en mag dus niet worden getransporteerd.

De regeling voor mestvergisting in artikel 3 van de regels, waar inspreker op doelt, is opgesteld voor die gevallen waarbij de mest van elders wordt aangevoerd.

Bij de vaststelling van de Nota van uitgangspunten voor het bestemmingsplan buitengebied heeft de raad geen bepaling opgenomen voor mestraffinage waarbij mest van buiten het bedrijf wordt aangevoerd. Dit kan daarom niet in het bestemmingsplan worden geregeld. Voor die gevallen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

Opmerking

Melkveebedrijf Van der Horst ontvangt groepen van scholen en andere belangstellenden voor de melkveehouderij op zijn bedrijf. Op dit moment is daar nog geen aparte ontvangstruimte voor. Doordat het bedrijf nieuw is gevestigd op deze locatie zijn er geen oude bedrijfsgebouwen waar ruimte is voor deze ontvangst van groepen. Onze cliënt wil daarom over circa 2 jaar een aparte ontvangstruimte van maximaal 250 m² creëren. Wij verzoeken u om dit gebruik als dubbelbestemming op te nemen voor deze locatie of in de voorschriften een mogelijkheid op te nemen om voor een maximale oppervlakte van 250 m² niet-agrarische nevenfuncties zoals rondleidingen op een agrarisch bedrijf bij recht toe te staan.

Reactie

Deze mogelijkheid is al opgenomen in de regels van het bestemmingsplan en wel in de artikelen 3.5 onder d, 4.5 onder d en 5.5 onder j.

Bijlage 1 Dwarsprofielen Randstrook Natuurontwikkeling

Bijlage 1 Dwarsprofielen randstrook natuurontwikkeling

Bijlage 2 Lijst Afwijkend Gebruik - Specifieke Vorm Van Agrarisch Met Waarden

Lijst van gebouwen en percelen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - afwijkend gebruik'. De lijst geeft aan welke gebouwen of percelen het betreft, welk afwijkend gebruik is toegestaan en welk deel van het gebouw of perceel het betreft.

Adres Toegestaan afwijkend gebruik Welk gebouw of perceel en welk deel daarvan
Hoofdweg 10 Kwekerij gehele perceel
Veenekampenweg 2 Loonbedrijf en kwekerij hoofdbedrijfsgebouw
Lichtmisweg 35 Kwekerij gehele perceel

Lijst van afkortingen van het toegestane afwijkende gebruik:

Kw Kwekerij

Lb Loonbedrijf

Bijlage 3 Lijst Van Afwijkend Gebruik - Wonen

Lijst van hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afwijkend gebruik'. De lijst geeft aan welke hoofdgebouwen het betreft, welk afwijkend gebruik is toegestaan en welk deel van het hoofdgebouw of bijgebouw het betreft.

Adres Toegestaan afwijkend gebruik Welk gebouw en welk deel daarvan
Hermelenweg 160 Hondentrainingsschool begane grond van een bijgebouw van ca. 150 m²

Lijst van afkortingen van het toegestane afwijkende gebruik:

(Hts) = Hondentrainingschool

Bijlage 4 Lijst Van Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren

Bijlage 4 Lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren

Bijlage 1 Plangebied

Bijlage 1 Plangebied

Bijlage 2 Geldende Plannen

Bijlage 2 Geldende plannen

Bijlage 3 Archeologie

Bijlage 3 Archeologie

Bijlage 4 Landschapstypologie

Bijlage 4 Landschapstypologie

Bijlage 5 Natuur- En Landschapswaarden

Bijlage 5 Natuur- en landschapswaarden

Bijlage 6 Natuurbeleid

Bijlage 6 Natuurbeleid

Bijlage 7 Verkeer

Bijlage 7 Verkeer

Bijlage 8 Beperkingen

Bijlage 8 Beperkingen