Diezerpoort
Bestemmingsplan - gemeente Zwolle
Vastgesteld op 13-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Diezerpoort van de gemeente Zwolle;
1.2 bestemmingsplan Diezerpoort:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP10017-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlagen de lijst met horecacategorieën, de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging en de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;
1.6 amusementshal:
gebouw of ruimte bestemd voor recreatie door middel van het gebruik van speelautomaten, behendigheidsautomaten en kansspelautomaten als bedoeld in de Verordening inzake speelautomatenhallen;
1.7 archeologische monumenten:
terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.8 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;
1.11 bed & breakfast
ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;
1.12 bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
1.13 bedrijf aan huis:
een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.16 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.21 bijzondere woonvorm:
een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;
1.22 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.27 café-restaurant:
een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.28 caravan:
een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;
1.29 carport:
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
1.30 casino:
gebouw of ruimte bestemd voor het gelegenheid geven tot het spelen van kansspelen met daarbij horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;
1.31 cultuurhistorische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap en bebouwing, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;
1.32 dagrecreatie:
recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;
1.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;
1.34 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.35 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.36 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.37 eengezinshuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
1.38 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.39 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;
1.40 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;
1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.42 garagebedrijf:
een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;
1.43 garagebox:
een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
1.44 gebiedsontsluitingsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;
1.45 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.46 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.47 geluidsgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.48 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.49 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.50 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.51 groothandelgebonden detailhandel:
detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;
1.52 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.53 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.54 hoofdwoning
de woning, waar de hoofdbewoner van de woning woont en verblijft;
1.55 horeca:
de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.56 horecabedrijf:
een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt, zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en waarin nachtverblijf wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.57 houtopstand:
bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden;
1.58 kampeerauto:
een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;
1.59 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.60 kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.61 kantoorgebouw:
een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.62 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.63 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.64 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.65 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.66 landschapswaarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.67 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.68 meergezinshuis:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.69 monumenten:
alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.70 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:
de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;
1.71 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.72 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.73 nutstuinen:
kleinschalige tuinen zonder bebouwing ten behoeve van buurtbewoners, waarop op biologische wijze getuinierd wordt;
1.74 onderbouw:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;
1.75 onderkomen:
een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;
1.76 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
1.77 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.78 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.79 perifere detailhandel:
detailhandel, welke ruimtelijk minder goed past in een stadscentrum of in woonwijken, waaronder verstaan wordt detailhandel in:
meubels, woninginrichtingsartikelen, keukens met bijbehorende artikelen, sanitair met bijbehorende artikelen, caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten, kano's, planten, andere tuinartikelen, doe-het-zelf-artikelen en bouwmaterialen;
1.80 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.81 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.82 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;
1.83 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.84 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
1.85 sportschool:
een gebouw of ruimte bestemd voor het op commerciële basis geven van onderricht in sport al dan niet met (para)medische begeleiding;
1.86 stacaravan:
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;
1.87 standplaats
het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen en vaste plaatsen op snuffelmarkten;
1.88 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.89 stroomweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden;
1.90 tent:
een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;
1.91 verblijfsrecreatie:
recreatie in de open lucht en overnachtingen in tenten, caravans, kampeerauto's of zomerhuizen op speciaal daarvoor ingerichte terreinen;
1.92 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.93 verzorgend bedrijf:
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.94 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.95 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.96 windbelemmering:
het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind;
1.97 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.98 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.99 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
1.100 zolder:
een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de (bouw)hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;
2.5 de (bouw)hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de vloeroppervlakte van een woning:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;
2.8 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.10 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.11 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
- b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Brandweerkazerne
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van brandweerkazernes met uitzondering van zelfstandige kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan een brandweerkazerne;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 4 Bedrijf - Garage
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. het onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen en fietsen;
- 2. de verkoop van bij 1 behorende accessoires;
- 3. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg en met uitzondering van de verkoop van motorbrandstoffen aan het doorgaande verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere detailhandel dan de detailhandel, welke in artikel 4.1 onder a is aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. ontsluitingswegen en paden;
- c. infrastructurele voorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. terreinen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;
- 2. de verstrekking van water en lucht;
- 3. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
- 4. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
- b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca, welke niet meer als ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen kan worden beschouwd;
- b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van lpg;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 7 Bedrijventerrein
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de met een nummer in de staat aangegeven zones, waarbij deze zones in een bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - zone' zijn aangeduid met een nummer achter het woord 'zone';
met uitzondering van:- 1. zelfstandige kantoren, waarbij de bruto vloeroppervlakte van onzelfstandige kantoren niet meer dan 500 m² per bedrijf mag bedragen;
- 2. detailhandel;
- b. gebouwen ten behoeve van:
- 1. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
- 2. Kunstmatige Inseminatie (KI) stations in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
- 3. vervaardiging van kleding en kledingtoebehoren met uitzondering van leer;
- 4. fabricage van kurkwaren, riet en vlechtwerk;
- 5. drukkerijen, kopieerinrichtingen, grafische afwerking en reproductie van opgenomen media met uitzondering van drukkerijen van dagbladen en met uitzondering van vlak- en rotatie-diepdrukkerijen;
- 6. binderijen in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
- 7. grafische reproductie en zetten en overige grafische activiteiten in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
- 8. verbandmiddelenfabricage;
- 9. aardewerkfabricage met een totaal vermogen van de elektrische ovens van minder dan 40 kilowatt;
- 10. elektrotechnische industrie voor zover niet elders genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen in de onder a bedoelde zones 2, 3 en 4;
- 11. groothandel in en onderhoud en reparatie van motorrijtuigen, groothandel in en onderhoud en reparatie van onderdelen van motorrijtuigen en accessoires met uitzondering van de groothandel in vrachtauto's en met uitzondering van autoplaatwerkerijen en autospuitinrichtingen;
- 12. autobeklederijen;
- 13. autowas- en poetsinrichtingen;
- 14. reparatie voor particulieren niet genoemd onder 11;
- 15. cateringbedrijven;
- 16. personenautoverhuurbedrijven;
- 17. computerservice- en informatietechnologiebureau's;
- 18. veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke artikelen;
- 19. wasserettes en wassalons;
- 20. persoonlijke dienstverlening voor zover niet elders genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
- c. een opslaggebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - chemische opslag' ten behoeve van bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen klasse K1 / K2 / K3 met een inhoud tot maximaal 1.000 m³ en chemische / (bio)chemische laboratoria;
- d. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend ten behoeve van werknemers en bezoekers van het bedrijventerrein;
- e. een geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' in verband met de op basis van de Wet geluidhinder maximaal toegelaten geluidshinder van 48 dB bij de aangrenzende woningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- g. wegen en paden met een inrichting hoofdzakelijk gericht op gemengd verkeer in een 50 kilometer gebied, waarbij kruisingen en T-aansluitingen van wegen niet minder dan 50 meter uit elkaar mogen liggen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
met de daarbij behorende:
- n. gebouwen;
- o. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
- p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- q. terreinen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de brandveiligheid;
- d. de verkeersveiligheid ;
- e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- f. de sociale veiligheid;
- g. een goede milieusituatie;
- h. de bescherming van de groenstructuur;
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, tenzij de bedrijven als toelaatbaar zijn vermeld in artikel 7.1 onder b en c;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige kantoren met een grotere bruto vloeroppervlakte dan 500 m² per bedrijf;
- e. het gebruik van bouwwerken als bedrijfswoning behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- f. het gebruik voor laden, lossen en opslag ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- g. het gebruik anders dan ten behoeve van het gebruik voor niet minder dan 80 en niet meer dan 160 parkeerplaatsen voor auto's ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Bedrijventerrein' wijzigen in de bestemming 'Detailhandel - Bouwmarkt' en / of 'Detailhandel - Meubelhal', waarbij de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken kunnen worden gewijzigd dan wel in het plan nieuwe bouwvlakken kunnen worden aangegeven, mits:
- a. de bruto bedrijfsvloeroppervlakte minimaal 1.000 m² en maximaal 3.000 m² bedraagt;
- b. er geen sprake is van een structurele aantasting van de totale voorzieningenstructuur en verstoring van de winkelstructuur binnen Zwolle, hetgeen door middel van een distributie planologisch moet worden aangetoond;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het stedenbouwkundig beeld;
- de woonsituatie;
- de brandveiligheid;
- de verkeersveiligheid;
- de parkeergelegenheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de groenstructuur;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de windvang van de windmolen de Passiebloem.
Artikel 8 Centrum
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. woningen, mits niet gelegen in de onderbouw en de eerste bouwlaag aan de Burgemeester Drijbersingel en de Van Wevelinkhovenstraat;
- 2. maatschappelijke voorzieningen
- 3. sport;
- 4. detailhandel;
- 5. dienstverlening;
- 6. kantoren;
- 7. horeca als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 en 6 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, met inbegrip van de exploitatie van zaalaccommodatie;
- 8. parkeervoorzieningen;
- b. bijzonder woonvormen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de bescherming van de detailhandelsstructuur;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- f. de sociale veiligheid;
- g. een goede milieusituatie;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik als woning in de onderbouw en de eerste bouwlaag voor zover gelegen aan de Burgemeester Drijbersingel en de Van Wevelinkhovenstraat ;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 9 Detailhandel - Bovenwoning
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Bovenwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. detailhandel in de onderbouw en de eerste bouwlaag;
- 2. bovenwoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder;
met daaraan ondergeschikt: - 3. dienstverlening in de onderbouw en de eerste bouwlaag;
- 4. horecabedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2a van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, in de onderbouw en de eerste bouwlaag; ten behoeve van:
- niet meer dan 8 horecabedrijven in de bestemmingsvlakken gelegen aan de Thomas à Kempisstraat en de Vechtstraat;
- niet meer dan 1 horecabedrijf in de bestemmingsvlakken gelegen aan de Hogenkampsweg;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de bescherming van de detailhandelsstructuur;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- f. de sociale veiligheid;
- g. een goede milieusituatie;
- h. de bescherming van de groenstructuur;
- i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik ten behoeve van meer dan 8 horecabedrijven in de bestemmingsvlakken gelegen aan de Thomas à Kempisstraat en de Vechtstraat;
- b. het gebruik ten behoeve van meer dan 1 horecabedrijf in de bestemmingsvlakken gelegen aan de Hogenkampsweg;
- c. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca met een grotere vloeroppervlakte per bedrijf dan 1.000 m²;
- d. het gebruik van een bovenwoning voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
- 1. het betreft een gedeelte van de bovenwoning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de bovenwoning tot een maximum van 50 m²;
- 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de bestemming 'Gemengd - Bovenwoning' in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- e. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf hoe gering ook van omvang;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Gemengd - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven, waaronder horecabedrijven als genoemd in de categorieën 1 tot en met 6 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- 2. maatschappelijke voorzieningen;
- 3. sport;
voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. bijzondere woonvormen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. water;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van bijzondere woonvormen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Gemengd - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven;
- 2. maatschappelijke voorzieningen;
- 3. sport;
voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. bijzondere woonvormen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. water;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van bijzondere woonvormen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Gemengd - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. maatschappelijke voorzieningen;
- 2. sport;
- b. bijzondere woonvormen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. water;
met de daarbij behorende:
- l. tuinen, erven en terreinen;
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en sport op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 13 Gemengd - 4
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. bedrijven;
- 2. maatschappelijke voorzieningen;
- 3. sport;
voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. water;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Gemengd - 5
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. maatschappelijke voorzieningen;
- 2. kantoren;
- b. bijzondere woonvormen;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. water;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de Bisschop Willebrandlaan 32, 34 en de Jupiterstraat 2, 4/Meppelerstraatweg 19, 21, 23, 25 voor kantoren, indien het brutovloeroppervlak dat gebruikt wordt voor kantoren per zelfstandige vestiging meer bedraagt dan 250 m²;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
14.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 5' ter plaatse van de Bisschop Willebrandlaan 32, 34 wijzigen in die zin dat tevens het gebruik ten behoeve van woningen met bijbehorende voorzieningen is toegestaan, mits:
- a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. de bouwmogelijkheden als genoemd in de bestemming 'Gemengd - 5' onveranderd blijven;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 15 Gemengd - Bovenwoning
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Bovenwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. woningen;
- 2. bedrijven, waaronder niet meer dan 5 horecabedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2a van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- 3. maatschappelijke voorzieningen;
- 4. sport;
in de onderbouw en de eerste bouwlaag; - 5. bovenwoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder;
voor zover andere functies dan wonen zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik ten behoeve van meer dan 5 horecabedrijven;
- b. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van horeca met een grotere vloeroppervlakte per bedrijf dan 1.000 m²;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van wonen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- d. het gebruik van een bovenwoning voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
- 1. het betreft een gedeelte van de bovenwoning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de bovenwoning tot een maximum van 50 m²;
- 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- e. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte in een bovenwoning aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf hoe gering ook van omvang;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 16 Groen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. water;
met daaraan ondergeschikt:
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. sport;
- g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
- h. educatief gebruik;
- i. nutstuinen;
- j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- k. geluidwerende voorzieningen;
- l. openbare nutsvoorzieningen;
- m. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. bebouwing.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 17 Horeca - Café-restaurant
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - Café-restaurant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van een café-restaurant als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 18 Kantoor
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoorgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 19 Maatschappelijk
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
- b. bijzondere woonvormen;
alsmede voor:
- c. gebouwen ten behoeve van detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- d. gebouwen ten behoeve van dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. infrastructurele voorzieningen;
- j. groenvoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. water;
met de daarbij behorende:
- m. tuinen, erven en terreinen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, behalve ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor dienstverlening, behalve ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaatsen;
- b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
- c. gebouwen ten behoeve van begraafplaatsen;
- d. bedrijfswoningen;
- e. bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. water;
met de daarbij behorende:
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca en de exploitatie van zaalaccommodatie met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van het gebruik als begraafplaats;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
20.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Tuin
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 22 Verkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een stroomweg voor zover het de rijksweg A28 betreft;
- b. gebiedsontsluitingswegen;
- c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:
- d. 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op:
- 1. de Schuttevaerkade;
- 2. de Burgemeester Drijbersingel;
- 3. de Van Wevelinkhovenstraat;
- 4. de Middelweg;
- 5. de Bisschop Willebrandlaan;
- 6. de Vechtstraat;
- 7. de Thomas à Kempisstraat;
- 8. de Hogenkampsweg ten zuiden van de Van Wevelinkhovenstraat en de Zerboltstraat;
- e. 2 rijbanen elk met 1 rijstrook met waar nodig in- en uitvoegstroken op:
- 1. de Rijnlaan;
- 2. de Hogenkampsweg ten noorden van de Ruusbroecstraat en de Geert Grootestraat;
- 3. de Monteverdilaan;
- 4. de Burgemeester Roelenweg
- 5. de Pannekoekendijk;
- f. 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Meppelerstraatweg;
- g. 2 rijbanen elk met 3 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de rijksweg A28;
met daaraan ondergeschikt:
- h. parkeervoorzieningen;
- i. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- j. geluidwerende voorzieningen;
- k. openbare nutsvoorzieningen;
- l. infrastructurele voorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. water;
met de daarbij behorende:
- o. bebouwing.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 23 Verkeer - Erftoegangsweg
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
met daaraan ondergeschikt:
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. sport;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. bergingen voor woonschepen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
- m. water;
met de daarbij behorende:
- n. bebouwing.
23.2 Bouwregels
23.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 24 Water
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. oeververbindingen;
- e. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- f. groenvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. een goede milieusituatie;
- e. de bescherming van de groenstructuur;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 25 Wonen
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. garageboxen ten behoeve van woningen
- d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen en erven;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.
25.2 Bouwregels
25.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
- b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
- c. het gebruik van gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
- 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
- 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een andere functie dan wonen en beroep of bedrijf aan huis, behalve ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- 2. 'detailhandel' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor detailhandel;
- 3. 'horeca' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor horeca als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken, welke vallen onder d1 en d2, voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- f. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf hoe gering ook van omvang, tenzij een ander gebruik dan wonen is toegestaan;
- g. het gebruik van de onderste bouwlaag van een gebouw anders dan voor parkeren ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- i. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- j. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 26 Wonen - Meergezinshuis
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. garageboxen ten behoeve van woningen
- d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- e. tuinen en erven;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.
26.2 Bouwregels
26.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
26.4 Afwijken van de bouwregels
26.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
- 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
- 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- c. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een andere functie dan wonen en beroep of bedrijf aan huis, behalve ter plaatse van de aanduiding:
- 1. 'specifieke vorm van wonen - kleinschalig bedrijf' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- 2. 'detailhandel' in welk geval het gebruik van bouwwerken in de onderbouw en de eerste bouwlaag en het gebruik van het bijbehorende erf is toegestaan voor detailhandel;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken, welke vallen onder c, voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- e. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf hoe gering ook van omvang tenzij een ander gebruik dan wonen is toegestaan;
- f. het gebruik van de onderste bouwlaag van een gebouw anders dan voor parkeren ten behoeve van woningen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- h. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- i. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
26.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 27 Wonen - Woonwagen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagens;
- b. gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen;
- c. gebouwen ten behoeve van berging voor huishoudelijke doeleinden;
met daaraan ondergeschikt:
- d. wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
27.2 Bouwregels
27.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
- b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- f. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 28 Leiding - Gas
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
28.2 Bouwregels
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan .van afvalstoffen.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Leiding - Riool
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
29.2 Bouwregels
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Leiding - Water
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
30.2 Bouwregels
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waarde - Archeologie
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
- b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.
31.2 Bouwregels
31.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen langs de Schuttevaerhaven, de Achtergracht, de Stadsgracht en de Nieuwe Vecht;
- b. dijken en kaden;
- c. de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
- d. uiterwaarden;
- e. bergingsvijvers;
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
32.2 Bouwregels
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 32.1 wordt gedaan.
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 34 Algemene Bouwregels
34.1 Parkeren
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
- b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
34.2 Laden of lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
34.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in artikel 34.1 en 34.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. het bepaalde in artikel 34.1 en 34.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 35 Geluidzone - Industrie
35.1 Aanduidingsomschrijving
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Voorst, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
- b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Voorst buiten deze grens de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.
Artikel 36 Veiligheidszone - Bevi
36.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het weren van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
36.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, welke nog niet aanwezig waren op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
36.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi' wijzigen in die zin dat de 'veiligheidszone -bevi' wordt verschoven of vervalt, indien het risico voor de externe veiligheid is gewijzigd danwel opgeheven, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 37 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
37.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het behoud en het herstel van een goede windvang van de windmolen de Passiebloem, welke gelegen is buiten het plangebied ter plaatse van Vondelkade nummer 175.
37.2 Omschrijving van de ligging van de molenbiotoop
Voor de ligging van de molenbiotoop gelden de volgende regels:
- a. de molenbiotoop strekt tot 500 meter vanaf de grens van de voet van de molen, zoals met de grens van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is aangegeven;
- b. tot een afstand van 100 meter van de molen verloopt de hoogteligging van de molenbiotoop horizontaal hetgeen inhoudt dat:
- 1. bouwwerken in dit deel van de molenbiotoop zijn gelegen, indien de bouwhoogte groter is dan 6,42 meter uitgaande van de stellinghoogte van 6,42 meter van de molen;
- 2. de afstand wordt gemeten tussen het bouwwerk en de grens van de voet van de molen;
- c. op meer dan 100 meter afstand van de molen geldt voor het verloop van de hoogteligging van de molenbiotoop de 1:50 regel hetgeen inhoudt dat:
- 1. in dit deel van de molenbiotoop bouwwerken zijn gelegen met een grotere bouwhoogte dan 1/50e van de afstand, gemeten tussen het bouwwerk en de afstand van 100 meter vermeerderd met 6,42 meter;
- 2. de afstand van 100 meter wordt gemeten vanaf de grens van de voet van de molen;
- 3. in een stijgende lijn elke 50 meter verder van de grens van de voet van de molen een bouwwerk 1 meter hoger dient te zijn om in dit deel van de molenbiotoop te zijn gelegen;
- d. de maximale bouwhoogte van een bouwwerk, dat niet in de molenbiotoop is gelegen, bedraagt vanaf de grens van de voet van de molen:
- 1. 6,42 meter tot 100 meter afstand;
- 2. 7,42 meter op 150 meter afstand;
- 3. 8,42 meter op 200 meter afstand;
- 4. 9,42 meter op 250 meter afstand;
- 5. 10,42 meter op 300 meter afstand;
- 6. 11,42 meter op 350 meter afstand;
- 7. 12,42 meter op 400 meter afstand;
- 8. 13,42 meter op 450 meter afstand;
- 9. 14,42 meter op 500 meter afstand.
37.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, welke gelegen is binnen de molenbiotoop, ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de windmolen de Passiebloem.
Artikel 38 Vrijwaringszone - Straalpad
38.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor een straalverbinding tussen de straalverbindingstoren Zwollerkerspel en de straalverbindingstoren Westerlaan.
38.2 Bouwregels
38.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 39 Algemene Afwijkingsregels
39.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
39.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
- a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
- b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
- 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
- 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
- i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
- 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
- 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
- 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
39.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 39.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de parkeergelegenheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- i. de windvang van de windmolen de Passiebloem binnen de de molenbiotoop.
Artikel 40 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' en 'Wonen - Meergezinshuis' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen in het plan worden aangegeven, mits:
- a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 9. de windvang van de windmolen de Passiebloem binnen de molenbiotoop.
Artikel 41 Wro-zone - Wijzigingsgebied
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de bestemmingen 'Gemengd- 5', 'Wonen' en 'Verkeer - Erftoegangsweg' wijzigen in bestemmingen en nieuwe bouwvlakken ten behoeve van woningen en bestemmingen voor de bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen, mits:
- a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. de volgende wijzigingsregels in acht worden genomen:
- 1. de goothoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 7 meter;
- 2. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
- 3. de hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap;
- 4. aan de zijde van de Langenholterweg en Schoolstraat wordt continuïteit in de straatwand nagestreefd;
- 5. op de begane grond van de gebouwen kan een kleinschalig bedrijf worden toegestaan voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de bestemming 'Wonen' in de Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 42 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
- b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
- c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
- d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
- e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
- f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
43.1 Overgangsrecht bouwwerken
43.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 44 Slotregel
Het plan wordt aangehaald als:
'bestemmingsplan Diezerpoort'.
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Diezerpoort'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering
van 13 mei 2013 nummer EC1303-0113.
drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Samenvatting
Inleiding
Dit bestemmingsplan voor de bestaande wijk Diezerpoort is het 12e plan dat is opgesteld in het kader van het project Zwolle op Orde. Het plan van aanpak voor dit project is op 29 september 2003 vastgesteld door de raad.
Voor de bestaande wijk Diezerpoort gelden momenteel 20 bestemmingsplannen. Het oudste plan Dieze West stamt uit 1959. De jongste plannen die in het nieuwe bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn Brandweerpost Noord en Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat uit 2011.
Beoogd effect
Met dit plan wordt een nieuw bestemmingsplan voor de wijk Diezerpoort vastgesteld.
Argumenten
Het plan geeft uitvoering aan het project Zwolle op Orde dat erop gericht is voor het jaar 2013 over actuele bestemmingsplannen te beschikken.
Voor Diezerpoort zijn nu bestemmingsplannen van toepassing, waarvan de voorschriften erg van elkaar verschillen en slecht toe te passen zijn. In de loop der jaren zijn voor diverse bouwplannen afwijkingsprocedures gevoerd. Deze bouwplannen zijn tot op heden nog niet in een bestemmingsplan verwerkt. Het nieuwe plan voorziet weer in een actuele, uniforme, eenvoudige en gestandaardiseerde regeling.
Het digitaal vervaardigde plan zal gemakkelijker kunnen worden bijgesteld.
Door vaststelling van het plan is het innen van leges voor 10 jaar veilig gesteld.
Op grond van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening vervalt na 1 juli 2013 het recht om ter zake leges te innen voor plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Dit nieuwe plan zal voor 10 jaar na vaststelling recht op inning van leges geven.
Het bestemmingsplan Diezerpoort beoogt te voorzien in een actueel juridisch-planologisch toetsingskader, waarbij behoud van de huidige structuur van de wijk het uitgangspunt is.
Op grond van de overgangsregeling van de Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het planologisch toetsingskader van de plannen, welke voor 1965 zijn vastgesteld. In Diezerpoort gaat het om het uitbreidingsplan Dieze-West geldend voor het westelijke gedeelte van de wijk.
Uitgangspunt bij het bestemmen van het bebouwde en het onbebouwde gedeelte van de wijk is het behoud van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en het vastleggen van bestaand (sectoraal) beleid dat van toepassing is voor de wijk. In enkele gevallen vinden er wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie:
- Op de erven bij woningen zal de nieuwe gemeentelijke standaard voor aan- en bijgebouwen uit 2007 van toepassing zijn. Dit kan leiden tot enige verdichting op erven.
- Rekening wordt gehouden met de renovatieplannen voor de bebouwing in Dieze Oost voor zover daar nu al besluitvorming over heeft plaats gevonden. Bovendien worden in Dieze Oost nieuwe kleinschalige bedrijfjes toegestaan in de onderste bouwlaag van een aantal flats ter bevordering van de flexibiliteit en levendigheid.
- Op de plaats van een gemeentelijk wijkonderkomen aan de Hogenkampsweg 17 wordt nu de bouw van een dubbele woning planologisch mogelijk gemaakt. Het ontwerpbestemmingsplan, dat op 5 april 2012 voor dit doel ter inzage is gelegd, is nu opgenomen in het bestemmingsplan Diezerpoort.
- Ook de eerste fase van het project Burgemeester Roelenweg Oost, dat drie gebouwen omvat voor studentenhuisvesting en opvang van dak- en thuislozen, wordt nu in dit bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt.
- Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daartoe is een cultuurhistorische analyse opgesteld. In deze analyse is in totaal ongeveer een kwart van de bebouwing in de wijk als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. De meeste gebouwen zijn in dit bestemmingsplan al voorzien van een conserverende bestemming. Er is echter nader onderzoek nodig naar de wijze en mate van verdere bescherming. Hierop kan niet gewacht worden, omdat dan de vervaldatum van het recht om leges te innen en de vervaldatum van het uitbreidingsplan Dieze-West niet meer worden gehaald.
Verdere bescherming zal daarom later plaatsvinden door middel van een partiële planherziening, waarbij de op verdere bescherming gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie met bijbehorende regels zal worden toegevoegd.
Financiën
Er zijn geen kosten voor de gemeente.
Het grotendeels conserverende bestemmingsplan voor Diezerpoort brengt geen extra kosten voor de gemeente met zich mee. Het is niet nodig voor dit bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen.
Communicatie
In het vooroverleg heeft de Veiligheidsregio IJsselland verzocht om de ontwikkeling van de studentenhuisvesting aan de Burgemeester Roelenweg in het bestemmingsplan mee te nemen. Dit verzoek is opgevolgd.
De gemeenteraad is op 2 juli 2012 akkoord gegaan met dit project voor studentenhuisvesting en opvang van dak- en thuislozen.
De eerste fase van het project, welke bestaat uit de realisering van 3 gebouwen, is nu in het bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt. Voor de realisering zal separaat een projectuitvoeringsbesluit op grond van de Crisis- en herstelwet worden genomen, waarin alle milieuaspecten zullen worden afgewogen.
Voor de realisering van de tweede fase zal later een aparte procedure worden gevolgd.
De opmerkingen van de overige overleginstanties hebben verder niet tot belangrijke wijzigingen geleid.
Op 2 april 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 29 instanties verzonden met het verzoek om voor 1 juli 2012 te reageren.
De provincie Overijssel juichte de actualisering van het plangebied toe. Meegedeeld werd dat het plan bijdraagt aan het ruimtelijk beleid van de provincie.
Voor verdere details over het vooroverleg wordt verwezen naar hoofdstuk 8 van de toelichting.
Vanwege de bezuinigingen vindt inspraak voor een ieder bij dit conserverende bestemmingsplan alleen nog plaats in het kader van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Naar aanleiding van de tegen het ontwerp naar voren gebrachte zienswijzen is het plan in beperkte mate aangepast. Daarnaast wordt het bestemmingsplan op een enkel punt ambtshalve aangepast.
In hoofdlijnen komt dit neer op de volgende wijzigingen:
- Voor de percelen Langenholterweg 10a, Bisschop Willebrandlaan 32, 34 en de Jupiterstraat 2, 4/Meppelerstraatweg 19, 21, 23, 25 wordt naast het gebruik voor maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen tevens het gebruik voor kleinschalige kantoren toegestaan. Dit door middel van het opnemen van de bestemming 'Gemengd - 5'.
- Voor het gebied Langenholterweg-Schoolstraat wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van wonen en bijbehorende voorzieningen.
- Voor het gebied Bisschop Willebrandlaan 32, 34 wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de bestemming 'Gemengd - 5' ten behoeve van het gebruik voor wonen.
- Voor het gebied Bisschop Willebrandlaan 32, 34 wordt een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het bouwen tot maximaal 12 meter hoog.
- Voor de percelen Jupiterstraat 6 en 8 wordt de bestemming aangepast aan het bestaande legale gebruik, namelijk wonen en tuin. Als gevolg van deze wijziging wordt het bebouwingpercentage op het naastgelegen perceel Jupiterstraat 2, 4/Meppelerstraatweg 19, 21, 23, 25 gewijzigd naar 52%.
- Ambtshalve wordt op de verbeelding de woonbestemming van de flat aan de Geert Grootestraat 102-142 vergroot in de richting van de Regelandisstraat.
1.2 Algemeen
In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheeraspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig. Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013.
Om die reden wordt gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.
Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100.
Met dit bestemmingsplan Diezerpoort, worden 20 plannen grotendeels vervangen.
Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van de wijk Diezerpoort. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.
1.3 Doel
In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.
De Diezerpoort, naamgever van de wijk, in de 19e eeuw.
1.4 Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd door de rijksweg A28, de Ceintuurbaan, de Nieuwe Vecht, de Rhijnvis Feithlaan, de Bagijnesingel, het Blekerswegje, de Burgemeester Drijbersingel, de Schuttevaerkade, de Pannekoekendijk en het Zwarte Water.
Het plangebied omvat de gehele wijk Diezerpoort met uitzondering van het gebied van de Bagijneweide. Dit gebied zal in een afzonderlijke op ontwikkeling gericht plan worden opgenomen. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2.
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 3:
0100
Bestemmingsplan Aa-landen, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 juni 1972, nr. 235a, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 9 januari 1973, nr. 88687, afd.2;
0800
Bestemmingsplan Dieze-Oost, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 augustus 1984, nr. 221 b, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 24 april 1985, nr. 29013, afd. 2;
0801
Bestemmingsplan Diezerpoort, vastgesteld bij raadsbesluit van 5 januari 1982, nr. 22, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 21 juni 1983, nr. 174394, afd. 2;
0802
Uitbreidingsplan, regelende de bestemming van gronden, gelegen in het westelijke gedeelte van de buurtschap Dieze in de gemeente Zwolle (plan Dieze-West), vastgesteld bij raadsbesluit van 3 augustus 1959, nr. 861, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 6 augustus 1960, nr. 68718;
0803
Bestemmingsplan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) Dieze-West (Eikenstraat / Iepenstraat), vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 19 augustus 1966, nr. 25578, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 3 oktober 1966, nr. 72775, afd. 4;
0804
Bestemmingsplan Dieze-West, gebied tussen Ferdinand Bolstraat en Industrieweg, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 augustus 1975, nr. 169/759714, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 2 maart 1976, nr. 30175, afd. 2;
0805
Bestemmingsplan Dieze-West, Van Wevelinkhovenstraat, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 november 1974, nr. 345/7414801, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 6 april 1976, nr. 37128, afd. 2;
0806
Bestemmingsplan Dieze-West (Schuttevaerkade) vastgesteld bij raadsbesluit van 10 april 1989, nr.92, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 10 juli 1989, nr. RGP89/814;
0807
Bestemmingsplan Herziening Diezerpoort I (doortrekking Middelweg) vastgesteld bij raadsbesluit van 6 mei 1985, nr. 135, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 18 november 1985, nr.47972, afd. 2;
0808
Bestemmingsplan Herziening Diezerpoort III, Van Wevelinkhovenstraat/Bisschop Willebrandlaan, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 april 1987, nr. 134, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 1 september 1987, nr. rgp8770247;
0810
Bestemmingsplan ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) Diezerpoort (winkels / wooneenheden aan de Vechtstraat) vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 26 juli 1988 nr. 133266, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 15 november 1988,RGP 88/1792;
0811
Bestemmingsplan Gedeeltelijke herziening bestemmingsplan Dieze-West (Rembrandtlaan - Holtenbroekerweg) vastgesteld bij raadsbesluit van 16 juli 1987, nr. 213, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 28 oktober 1987, nr.rgp8700696;
0812
Bestemmingsplan Dieze West – Blauwvingerveste, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 oktober 1990, nr.222, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 26 februari 1991, nr. RGP 90/1844;
0830
Bestemmingsplan De Aloë, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 maart 2007, nr. EC06-667, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 20 november 2007, nr. 2007/0567456, onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 28 januari 2009, nr. 200800268/1;
1100
Bestemmingsplan Holtenbroek, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 juni 1977, nr. 254, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 15 augustus 1978, nr. 94225, afd. 2, onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 20 september 1979, nr.56;
2105
Bestemmingsplan Molenbiotoop, thematische partiële herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 september 2004, nr. ECS04-206, gedeeltelijk goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 30 november 2004, nr. RWB/2004/3416;
9001
Bestemmingsplan Ceintuurbaan noord, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 september 2008, nr. ECS-0808-0119, goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten van Overijssel van 1 maart 2009;
9999
Bestemmingsplan Spreidingsplan woonwagens, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 december 1983, nr. 375, van rechtswege goedgekeurd, onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit nr. 114 van 27 juni 1986;
10001
Bestemmingsplan Brandweerpost Noord vastgesteld bij raadsbesluit van 24 januari 2011, nr. OW 1012-0136;
10008
Bestemmingsplan Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat vastgesteld bij raadsbesluit van 14 maart 2011, nr. EC 1102-0027.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Diezerpoort is een uitbreidingswijk met voornamelijk een woonfunctie, die projectmatig is gebouwd vanaf 1922. Daarvoor waren al aan de binnenstad grenzende delen vanaf de 19e eeuw langzaam volgebouwd. De Thomas à Kempisstraat, de Vechtstraat en de Schoolstraat kenden zelfs al vanaf de late middeleeuwen een aaneengesloten bebouwing.
De historische structuur is door latere inbreidingen en vernieuwing op veel plaatsen aangetast.
Langs de Nieuwe Vecht in het zuidoosten van het plangebied is het bedrijventerrein 'Floresstraat' gelegen. In de 19e eeuw stonden langs de Nieuwe Vecht minstens vijf verschillende oliewindmolens. Hiervan resteert nog alleen de Passiebloem, gelegen net buiten het plangebied aan de overzijde van de Nieuwe Vecht. Het huidige bedrijventerrein is voortgekomen uit de geleidelijke ontwikkeling van het gebied van olieslagerijen tot industriegebied. Op deze locatie heeft bedrijvigheid vanaf de 18e eeuw een belangrijke rol gespeeld. Momenteel zijn er enkele grootschalige bedrijven als DSM Resins en Vishay BCcomponents en een tiental kleinere bedrijven gevestigd.
Op het voormalige Remia-terrein werd rond 1803 de oliewindmolen de Aloë gebouwd. In 1871 werd de Aloë gesloopt en vervangen door een stoomoliefabriek. In 1917 werd gestart met de bouw van een tweede fabrieksgebouw met olieraffinaderij. In 1929 ontstond er een fabriekscomplex, doordat er een overkapping werd aangebracht tussen de twee bestaande fabrieken. Dit complex werd aangeduid als Reinders Olie- en Veevoederfabrieken en is in de jaren zeventig overgenomen door Golden Wonder Holland. In 1989 is het terrein door DSM Resins gekocht en tot 1996 verhuurd aan Remia, die er diverse sauzen en aardappelmeelproducten produceerde. Daarna werd de raffinaderij definitief gesloten en werd begonnen met de sloop van de fabrieksgebouwen. In 2002 werden de laatste resten gesloopt. In 2010 zijn hier nieuwe woningen gerealiseerd op basis van het in 2007 daarvoor vastgestelde bestemmingsplan De Aloë.
Kaart 4 bevat een kopie uit de historische atlas van de situatie rond 1917.
2.2 Bestaande Situatie
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.
2.2.1 Archeologische structuur
Inleiding
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
Bestemmingsplannen en archeologische waarden
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.
Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.
Een 0% gebied is archeologisch leeg. Deze leegte kan gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek dan wel op secundaire analyses. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden in deze gebieden vanuit een archeologisch oogpunt.
Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden. Stoot de 'verstoorder' onverhoopt toch op archeologisch belangrijke zaken, dan is dat jammer. Zijn bouwwerkzaamheden worden niet vertraagd, tenzij een en ander van landelijk belang is en werkzaamheden stop gezet moeten worden. Maar dan moet de 'verstoorder' volledig schadeloos gesteld worden.
Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.
Het verschil tussen een 90% en een 100% gebied is gering. Van een 100% gebied is het 100% zeker bekend dat er belangrijke archeologische waarden liggen, omdat het 'gezien' is. Van een 90% gebied is het bijna zeker bekend, omdat bijvoorbeeld het gebied er naast 'gezien' is. Onder 'gezien' wordt verstaan dat er opgegraven is of dat er via de kadastrale kaarten een bouwwerk gelokaliseerd kan worden of dat het tussen of aansluitend aan opgegraven sites ligt.
Voor beide gebieden geldt dat er een volwaardige opgraving verricht zal moeten worden volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.
Over het algemeen geldt dat onder bodemverstoringen in de binnenstad ingrepen 20 centimeter onder het bestaande maaiveld moeten worden verstaan. De ervaring heeft geleerd dat vaak tot het oorspronkelijk maaiveld is gesloopt, waarna men er een dun laagje zand op heeft gelegd waarop de huidige bestrating ligt.
Voor de buitengebieden gelden andere maatstaven die van geval tot geval bekeken moeten worden. Zo kan bijvoorbeeld langs de Heinoseweg rondom restaurant 'de Mol' het bodemarchief direct onder de graszoden liggen, terwijl in Ittersumerbroek de sporen afgedekt zijn door een kleilaag met daarop overstromingszand, waardoor de sporen wel 80 centimeter onder het maaiveld liggen.
Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal derhalve van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0.5 meter.
De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was.
Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.
De gebiedsbeschrijvingen
De nummering en begrenzing van de gebiedsbeschrijvingen is gekoppeld aan de Archeologische Waarderingskaart Zwolle.
De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart 5. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers op deze kaart.
Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen.
235
Vlasakkers en Binnengasthuis
Waardering 50%
Het gebied tussen de Meppelerstraatweg, Bankastraat, Nieuwe Vecht en de Vechtstraat ligt op een dekzandrug. Tegenwoordig maakt het gebied deel uit van de Indische Buurt. Van de situatie voor 1832 zijn alleen nog een deel van de Vlasakkers en het terrein tussen de Binnengasthuisstraat en de Nieuwe Vecht zichtbaar. Aan de Vlasakkers stonden twee molens. De Beltmolen op de hoek van de Vlasakkers en de Thomas à Kempisstraat is in de jaren dertig van de vorige eeuw afgebroken. De korenmolen de Vlijt aan de Vlasakkers heeft tot 1954 bestaan.
Aan de Nieuwe Vecht zelf was een groot aantal oliemolens aanwezig. In dit gebied waren onder andere de oliemolens de Fortuin en de Hoop te vinden. Van deze molens is niets meer aanwezig. Alleen de Zaaddragershuisjes verwijzen nog naar deze belangrijke industrietak langs de Nieuwe Vecht. Van veel latere datum is het Binnengasthuis. Dit Gasthuis lag oorspronkelijk aan Grote Aa, tussen de Oude Vismarkt, Gasthuissteeg, Diezerstraat en het Koningsplein en is in 1924 verplaatst naar het terrein aan de Nieuwe Vecht. Voor 1924 was er naast de oliemolens ook nog het huis Molenzicht te vinden. Dit huis was gebouwd in 1877 door de wijnhandelaar Van Laer. Zijn nazaten verkochten een deel van zijn grond aan het bovengenoemde Binnengasthuis. In de 19de eeuw is het gebied langzaam volgebouwd. Vooral langs de Vechtstraat, Balistraat, Bilitonstraat en Sumatrastraat waren veel huisjes te vinden.
Een bekend fenomeen was ook de enorme schoorsteen van de fabriek van Wulfing. Deze fabriek waarin de jaren 50 onder andere Sanatogen (pilletje tegen de zenuwen) werd vervaardigd verdween in 1955.
Omdat grote delen van het terrein onbebouwd zijn en de ligging op een dekzandrug zeer waarschijnlijk is, krijgt het gebied een archeologische waarde van 50 %.
236
De Hogenkamp
Waardering 50%
Het gebied tussen de Van Wevelinkhovenstraat, Bisschop Willebrandlaan, Hogenkampsweg en de Meppelerstraatweg ligt op een natuurlijke dekzandrug en stond bekend als de Hogenkamp. Het terrein wordt doorsneden door de Molenkampsweg. De naam Molenkampsweg verwijst naar de Beltmolen aan de Thomas à Kempisstraat. De molen is in de jaren 30 afgebroken. De huidige Hogenkampsweg is pas van latere datum. De verbinding tussen de Langenholterweg en de Meppelerstraatweg werd vroeger gevormd door de Achtersteeg. Uit archeologisch onderzoek op de hoek Hogenkamspweg/Meppelerstraatweg is bekend geworden dat de bewoning op de Hogenkamp teruggaat tot de 10de eeuw. Onder de Nieuwe Algemene begraafplaats aan de Meppelerstraatweg ligt nog een deel van een huisplattegrond uit deze periode. Op de plek van de voormalige Marechausseekazerne aan de Meppelerstraatweg heeft vroeger een batterij gelegen. Tegenwoordig is het terrein grotendeels ingericht als begraafplaats. Naast de Nieuwe Algemene begraafplaats uit 1823 ligt de Rooms-katholieke begraafplaats. De aanwezigheid van archeologische sporen uit de 10de eeuw op een natuurlijke dekzandrug zorgt voor een archeologische waarde van 50 %.
237
Bollebieste
Waardering 50%
Het gebied tussen de Langenholterweg, Bisschop Willebrandlaan, Rhijnvis Feithlaan en een deel van de Vechtstraat ligt op een natuurlijke dekzandrug en valt grotendeels samen met De Nieuwstad en de buurtschap Dieze. In het gebied ligt een aantal belangrijke straten als de Thomas à Kempisstraat, Vechtstraat en de Schoolstraat. De bebouwing in deze drie straten was vermoedelijk al vanaf de Late Middeleeuwen aaneengesloten. In het gebied ligt ook de Warmoesstraat waarvan de naam verwijst naar de tuinderijen en de agrarische activiteiten. Ook de namen Koemelkershoek, Poepershoek en Strontsteeg verwijzen naar de vele boeren die er woonden. Zowel de Nieuwstad als Dieze behoorden in de middeleeuwen tot de marke Dieze. De naam Dieze werd voor het eerst gebruikt in een oorkonde uit 1278. In 1384 werd het bij de stadsvrijheid van Zwolle gevoegd. Al vanaf de 17de eeuw werd er op de Brink en een deel van de Thomas à Kempisstraat een paardenmarkt gehouden. Dit had tot gevolg dat in deze buurt veel herbergen en hoefsmeden waren gevestigd. Een voorbeeld van zo'n herberg is de Nieuwe Lage waar Laurens Ester de scepter zwaaide.
In het gebied zijn naast Middeleeuwse sporen ook prehistorische sporen te verwachten. Het ligt immers op een natuurlijke dekzandrug.
238
Turfmarkt en Bagijnenweide
Waardering 50%
Het gebied tussen de Rhijnvis Feithlaan, Thomas à Kempisstraat, Koewegje, Nieuwe Vecht en de Turfmarkt wordt grotendeels in beslag genomen door het terrein van het oude Sophia Ziekenhuis. Dit ziekenhuis is in 1884 gebouwd en heeft tot 1972 dienst gedaan. De Turfmarkt is in 1848 ontstaan en was bedoeld om de belangrijkste brandstof, het bruine goud, te lossen. De Watertoren die in 1959 van een nieuwe bekleding werd voorzien dateert uit 1892. Op de Turfmarkt werd daarnaast ook gevoetbald en verschenen vlak na de Eerste Wereldoorlog een aantal houten noodwoningen.
239
Bollebieste
Waardering 50%
Dit grote gebied ligt deels ingeklemd tussen de Middelweg en Katersteeg. Aan de noordzijde wordt ook het gedeelte tussen de Bollebieste en de A28 tot dit gebied gerekend. De Middelweg kan gezien worden als een van de oude wegen door Dieze maar is in de loop der jaren verlegd. Langs deze weg stonden een groot aantal boerderijen. In het park de Hogenkamp zijn nog drie lindes zichtbaar die verwijzen naar de aanwezigheid van een oude boerderij. Ook aan de westzijde van de Katersteeg lagen een aantal boerderijen. De Katersteeg kan waarschijnlijk ook gezien worden als begrenzing van een natuurlijke dekzandrug. Dit betekent dat ten westen van deze steeg in principe bewoning vanaf de Prehistorie mogelijk is.
243
Gemeentereiniging
Waardering 50%
Op de hoek van de Rembrandtlaan en de Zamenhofsingel lag vroeger het terrein van de gemeentereiniging. Het terrein strekte zich uit van de Burgemeester Drijbersingel tot de Frans Halsstraat. De Vermeerstraat is pas in de jaren 30 van de 20de eeuw aangelegd. De Burgemeester Drijberssingel heette in het verleden Zamenhofsingel en Klein Grachtje. De Vermeerstraat stond bekend als de Ackerstraat. Aan de oostzijde van de stortplaats lag het Wilgenlaantje dat een verbinding vormde tussen het Klein Grachtje en de Frans Halsstraat. De vuilnisbelt is in 1934 verplaatst naar een kolk bij Westerveld aan het Zwarte Water. Over de exacte ouderdom van de stortplaats op de hoek van de Rembrandlaan zijn we totnogtoe slecht ingelicht. Op oude kaarten uit de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw is op het terrein sprake van mestloodsen en petroleumbergplaatsen. Op een plattegrond uit 1877 is er al sprake van een Aschbelt. De stortplaats heeft aan de westzijde doorgelopen tot voorbij de Albert Cuypstraat. In de bouwput van het Campanilehotel aan de Schuttevaerkade zijn nog duidelijke stortlagen aangetroffen.
245
Dekzandrug met boerderij het Vagevuur
Waardering: 50%
Dit gebied bestaat uit een natuurlijke dekzandrug met daarop de later gestichte boerderij het Vagevuur. De ligging van de dekzandrug valt vrijwel samen met de op de zandrug gelegen Holtenbroekerweg. De Holtenbroekerweg liep vanaf het gebied buiten de stadsgrachten (omgeving Eikenstraat/Vermeerstraat) tot aan boerderij de Klooienberg. Het huis het Vagevuur lag aan deze Holtenbroekerweg.
In een wandeling rond Zwolle uit 1900 wordt gesproken van drie boerderijen aan de Holtenbroekerweg met de namen de Hemel, de Hel en het Vagevuur. Het Vagevuur wordt in deze beschrijving schuin achter het huis de Hel gesitueerd. Op een kaart uit 1826 staan wel de huizen de Hemel en de Hel afgebeeld, maar ontbreekt het Vagevuur. Op een Wandelkaart voor Zwolle, uitgegeven rond 1890, komt het Vagevuur wel voor. Het huis is vermoedelijk omstreeks 1902 afgebrand en gesloopt.
269
Houtzaagmolen de Zwaan
Waardering 50%
Op de hoek van de Pannenkoekendijk en de Schuttevaerkade heeft vanaf 1724 een houtzaagmolen gelegen. De houtzaagmolen had in de 18de eeuw nog geen naam en werd aangeduid als de “Nieuwe sagemole”. De naam de Zwaan stamt waarschijnlijk pas uit de 19de of 20e eeuw. In de besluiten van de magistraat krijgen de participanten in 1724 toestemming voor het oprichten van een zaagmolen en een houthandel. De plaats waar het hout opgeslagen kon worden, wordt beschreven als in de Stadsgracht (buitengracht) langs de courtine tussen het Bolwerk, het Houten Wambuis genaamd en het Kranenbolwerk. In datzelfde jaar werd verder gesteld dat de eigenaars en participanten van de zaagmolen een stuk Holtenbroekerdijk mochten gebruiken. De houtzaagmolen zelf, wordt gesitueerd bij de Zoutkeet aan het begin van de Holtenbroekerdijk, in de onmiddellijke nabijheid van de scheepswerf van Albert Jacobs.
De eerste participanten/eigenaren zijn in de bronnen moeilijk te achterhalen. In de bronnen wordt alleen Dr. Gerhard van Rijssen genoemd. Van Rijssen neemt in 1725 een stuk grond over van de Zoutkeet. Na de dood van Gerhard van Rijssen komt een deel van de molen in 1743 in bezit van Willem Gerard Grootveld (sr) en Van Sonsbeek. In 1751 lezen we dat de gehele molen werd gekocht door Willem Hendrik Grootveld (jr) en Willem Hofhuis. Van de erfgenamen van Grootvelt en Hofhuis koopt in 1791 factoor Hendrik Jan Kistemaker de molen. Het bezit bestond toen uit de Nieuwe houtzaagmolen en daarbij behorende loodsen, touwen en gereedschappen. Daarnaast wordt er in de verkoop melding gemaakt van een praam, een schuit, molenaarshuis, comptoirkamer, woonhuis en een kamp weiland. Alles is gelegen “buiten de Dieserpoort in Holtenbroek aan de Stadsgragt”. Na Hendrik Jan Kistemaker wordt de firma Schaepman en Russell als eigenaar van de molen genoemd. De bovenbouw van de molen wordt in 1901 gesloopt, gevolgd door de onderbouw in 1925. Op deze plek is waarschijnlijk na de sloop van de houtzaagmolen een klein bedrijfje gevestigd dat zich onder andere bezighield met de reparatie van houtwerk van schepen en de verhuur van roeiboten. Dit bedrijfje was opgericht door H.W. van Raalte en is in 1927 verdwenen door de aanleg van een kademuur vanaf de Coöperatieve Landbouwbank naar de Holtenbroekerdijk.
271
Voormalige Scheepswerf Van Goor en naastgelegen scheepswerf Van Raalte & Co
Waardering 50%
Op de kruising tussen de Achtergracht en het Zwarte Water heeft al vanaf 1713 een scheepstimmerwerf gelegen. Deze werf is in het begin van de 18e eeuw in bezit van Albert Jacobs. Op het oudste kadastrale minuutplan uit 1832 is de scheepswerf aangegeven als eigendom van Hendrik Wentholt. Vanaf 1852 is de scheepswerf in handen van scheepsbouwer Willem Roelof van Goor. De werf blijft dan tot 1921 in handen van de familie Van Goor. Na Jan Willem van Goor komt het weer in bezit van een Willem Roelof van Goor. Van deze Willem Roelof wordt de werf in 1921 overgenomen door de firma Van der Velden & Verboon. De werf bestond toen uit een drietal vethellingen. Door deze firma werd in 1922 de naastgelegen scheepswerf van Van Raalte en Co aangekocht. Uit welke periode de scheepswerf van H.W. van Raalte dateert is onduidelijk. De werf van Van Raalte en Co had de beschikking over twee vethellingen Door financiële problemen van firmant Verboon is de scheepswerf in 1923 verkocht aan de heer P. van Loo, directeur van de Vloerzeilfabriek De Vogel van Calcar. De werf werd gehuurd door K.M. van der Velden en omgedoopt tot scheepswerf Het Zwartewater van firma N.V. van der Velden. In 1925 is op de werf een nieuwe langs wagenhelling aangelegd. De vergunning voor het hebben van scheepshellingen met rails in de stadsgracht werd in 1942 opgezegd.. De hellingen zouden per 1 april 1943 uit de gracht verwijderd moeten zijn. Door de Tweede Wereldoorlog werd uitstel verleend tot 1 mei 1946. De scheepswerf werd verplaatst naar een terrein aan het Zwarte Water tegenover het Rademakerszijl.
Op de hoek van de Pannenkoekendijk en de Schuttevaerkade wordt al in 1724 melding gemaakt van de aanwezigheid van een Zoutkeet. Deze Zoutkeet ligt tussen de scheepstimmerwerf van Jacobs en de houtzaagmolen de Zwaan. Een gedeelte van het terrein van de Zoutkeet wordt in 1725 aangekocht ten behoeve van de houtzaagmolen. In 1832 is de Zoutkeet eigendom van Gerardus Antonius Ramaer en consorten.
272
Houtzaagmolen de Duif
Waardering 50%
In het gebied het Noorden heeft ter hoogte van de kruising Hobbemastraat en de Albert Cuypstraat houtzaagmolen de Duif gelegen. Over deze molen is totnogtoe weinig bekend. In de 19de eeuw is deze molen samen met onder andere houtzaagmolen de Zwaan eigendom van de firma Schaepman en Russel. De molen kon gerekend worden tot de zogenaamde paltrokmolens en is in 1912 afgebroken. Op het oudste kadastrale minuutplan uit 1832 is de houtzaagmolen nog goed te herkennen. Bij deze houtzaagmolen hoorde een watergang. Een deel van de watergang ligt op de plek van de huidige Govert Flinckstraat. In 2005 is tijdens rioolwerkzaamheden aan de Ferdinand Bolstraat geconstateerd dat een deel van de watergang gedempt is met huisvuil. Wanneer deze demping plaats heeft gevonden is niet bekend.
285
Klein Grachtje
Waardering 50%
Dit gebied ligt ten zuiden van de tegenwoordige Eikenstraat en wordt aan de oostzijde grotendeels begrensd door de Langenholterweg. Ook dit deel behoorde tot de marke en buurtschap Dieze. In dit gebied is in het stratenpatroon nog een verdedigingswerk of ravelijn te ontdekken. Ook de naam Klein Grachtje, in de periode voor 1960, tevens synoniem voor een achterbuurt herinnert hier nog aan. De ondergrond bestaat waarschijnlijk uit een natuurlijke dekzandrug waarop in principe bewoning vanaf de Prehistorie mogelijk is.
286
Diezerenk
Waardering 50%
Dit gebied tussen Holtenbroekerweg, Diezerenk, Diezerhoven en Noteboomstraat maakt deel uit van een grote groep woningen die zijn ontwikkeld door de katholieke organisatie St. Joseph. Het centraal richtpunt in dit katholiek dorp is het St. Josephplein. De bouw van de woningen is gestart in 1922. Voor 1922 maakte het gebied deel uit van het oude landbouwgebied van Dieze. In het gebied lag onder andere het akkercomplex de Diezerenk. Aan de oudere wegen zoals de Holtenbroekerweg, Holtenbroekerstraat en Diezerhoven stonden oude boerderijen. De Holtenbroekerweg ligt waarschijnlijk aan de westkant van een natuurlijke dekzandrug. Dit betekent dat er onder de huizen in het gebied archeologische sporen aanwezig kunnen zijn die dateren uit de Prehistorie of Middeleeuwen. Deze sporen zijn op de plek van de voormalige Diezerenk goed bewaard gebleven onder het dikke esdek. Voor het overige deel van het gebied geldt dat de huizen waarschijnlijk niet diep gefundeerd zijn. De sporen kunnen daarom nog onder de funderingen volledig intact bewaard zijn gebleven.
305
Bollebieste
Waardering 50%
Het gebied tussen Diezerhoven, Larixstraat, Middelweg, Moerbeistraat en Eikenstraat wordt gerekend tot de Bomenbuurt, ook wel de Bollebieste genaamd. Met de bouw van deze wijk wordt in 1934 gestart. De huizen kunnen gerekend worden tot de betere arbeiderswoningen. Vooral de panden van de socialistische AZCW werden bestempeld tot het beste wat de sociale woningbouw te bieden had. Deze wijk ligt waarschijnlijk op een natuurlijke dekzandrug waarop in de Late Middeleeuwen het akkercomplex de Diezerenk is ontstaan. Ook hier geldt dat door de aanwezigheid van het esdek en de ondiepe funderingen nog veel archeologische sporen bewaard kunnen zijn gebleven.
2.2.2 Cultuurhistorische structuur
Voor Diezerpoort is in september 2010 een cultuurhistorische analyse opgesteld. De Bagijneweide valt ook onder het onderzochte gebied. De bijbehorende waardenkaart is als Bijlage 2 Waardenkaart objecten,complexen en structuren aan deze toelichting toegevoegd.
Begrenzing onderzoeksgebied
luchtfoto situatie 2010
'Diezerpoort is volop in beweging', constateert het 'Ontwikkelingskader Gedroomd Diezerpoort' (zie paragraaf 3.2.3 Gemeentelijk beleid). De gemeente Zwolle investeert samen met de wijkbewoners, de ondernemers, woningbouwcorporaties en andere partners in de wijk, die een langdurig traject is ingegaan van sociale en economische vernieuwing. Die zal zich ook gaan vertalen in fysieke ingrepen in de wijk en nieuwe bouwprojecten. Het streven is dat dit gebeurt met respect voor bewoners, duurzaamheid en de cultuurhistorische waarden.
Het Ontwikkelingskader biedt inspiratie en randvoorwaarden voor de veranderingen aan.
De cultuurhistorische analyse is een verdere verdieping van de historische component van de wijk. De analyse vertelt het verhaal van Diezerpoort aan de hand van een aantal belangrijke ruimtelijke thema's en beschrijft de belangrijke relicten van de historische ontwikkeling, die we in het gebied kunnen zien. Deze onderdelen vormen de cultuurhistorische component van Diezerpoort. Elk afzonderlijk, maar vooral in onderlinge samenhang met het stadsgebied zijn zij de cultuurhistorische dragers van het gebied.
De volgende onderdelen komen in de analyse aan de orde:
- Beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkelingen van Diezerpoort in hoofdlijnen;
- Beschrijving en overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (objecten, structuren);
- Kwalificatie van de cultuurhistorische kwaliteit van alle aanwezige bebouwing (indifferent, attentiewaarde, waardevol, zeer waardevol);
- Duiding van de cultuurhistorische waarden, in woord en beeld (cultuurhistorische kaart);
- Aanbevelingen ter behoud en versterking van de aspecten met een hoge cultuurhistorische waarde;
- Historisch kaart- en beeldmateriaal.
De ontwikkeling van het gebied wordt geschetst aan de hand van een aantal cultuurhistorische thema's, die voor de wijk kenmerkend zijn.
De cultuurhistorische thema's zijn:
- 1. Het ontstaan van Diezerpoort: ontwikkeling van het landschap;
- 2. De Nieuwstad of Voorstad: de eerste stap naar verstedelijking;
- 3. De 19de eeuw: Zwolle treedt buiten de vesting;
- 4. Tuindorpen in het interbellum;
- 5. Naoorlogse steden- en woningbouw: Dieze Oost;
- 6. Veranderingen langs de stadsgracht.
oranje: Diezerpoort voorstad; paars: de vooroorlogse 'tuindorpen'; groen: de naoorlogse ensembles
Aanbevelingen:
In het onderzoek worden aanbevelingen gedaan ter behoud en versterking van de cultuurhistorische kwaliteit in het gebied. Hierbij komen zowel ruimtelijke aspecten aan de orde als objectgerichte.
Karakteristiek van het gebied
- De diversiteit in de cultuurhistorische, ruimtelijke en functionele aspecten en de verschillende tijdslagen als een kwaliteit beschouwen; dit gegeven illustreert de dynamiek van het gebied door de eeuwen heen;
- In het algemeen wordt behoud van de historische hoofdstructuur, de karakteristieke bebouwing en de karakteristieke groenelementen aanbevolen.
Hoofdstructuren
- Behoud en versterking van het historische karakter van Diezerpoort met zijn gelaagde historie, een levendige mix van oud en nieuw;
- Behoud van het historisch gegroeide stratenplan en de kenmerkende verkavelingen;
- Behoud van het onderscheidende karakter van de verschillende cultuurhistorische ensembles in de wijk: Dieze Centrum, Bagijneweide-Rhijnvis Feithlaan, de tuindorpachtige ontwikkelingen uit het Interbellum, de naoorlogse uitbreiding, de 19de-eeuwse begraafplaatsen.
Bebouwing/objecten
- Beschermen van de objecten en complexen die van 'zeer hoge cultuurhistorische waarde' zijn;
- Zoveel mogelijk behoud en herstel van de bebouwing met (zeer) hoge cultuurhistorische waarde;
- Instandhouding/aanpassing van de overige, binnen de context passende bebouwing volgens de reguliere welstandstoetsing (attentiewaarde);
- Handhaven van de bestaande schaal/dimensionering/oriëntaties van de bebouwing in de diverse karakteristieke deelgebieden en deze als uitgangspunt nemen bij nieuwe ontwikkelingen.
Rooilijnen, erfscheidingen, groen
- Handhaven van historische rooilijnen en erfafscheidingen;
- Handhaven van als waardevol gekenschetste groenelementen (bomenlanen, parken, (semi)openbare groenvoorzieningen, solitairen,tuinen).
Waardering:
Het rapport sluit af met een lijst van de bebouwing in Diezerpoort, waarbij een waardering van deze bebouwing is opgenomen. De waardering is onderverdeeld in de waarden:
- zeer hoge cultuurhistorische waarde; kleur rood;
- hoge cultuurhistorische waarde; kleur oranje;
- attentiewaarde (regulier welstandstoezicht volstaat); kleur geel;
- indifferente waarde; kleur grijs in het rapport en wit op de waardenkaarten.
Deze waardering is in het rapport verder omschreven in de paragraaf Historische bouwkunde.
De waardering wordt ook weergegeven op de bijbehorende waardenkaarten van het rapport. Ongeveer een kwart van de bebouwing in de wijk is als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Zie in deze toelichting Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren.
Nader onderzoek op grond van de cultuurhistorische analyse
De lijst van de bebouwing in Diezerpoort omvat per adres een verbeelding in de vorm van een kleurenfoto gecombineerd met een beschrijving van de karakteristiek van de bebouwing waaruit de cultuurhistorische waardering wordt afgeleid. Het vergt echter nog veel nader onderzoek om op grond van deze verbeeldingen en beschrijvingen op verantwoorde wijze de regels te kunnen opstellen voor een op bescherming van de cultuurhistorische waarden gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie.
2.2.3 Ruimtelijke structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.
2.2.4 Functionele structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het wonen, de centrumvoorzieningen, de sport- en recreatieve voorzieningen, de overige maatschappelijke voorzieningen en de economische voorzieningen.De ligging van de diverse voorzieningen staat globaal aangegeven op kaart 8.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
Vaak wordt gedacht dat in een 'ideale situatie' al het relevante beleid vastligt voor alle aspecten die in een bestemmingsplan worden geregeld. In zo'n situatie is ook iedere afweging van (tegenstrijdige) belangen te baseren op afgerond onderzoek en het vastgestelde beleid.
Het opstellen van een bestemmingsplan bestaat in deze situatie uit het projecteren van de 'eindbeelden' aan het eind van de planperiode van tien jaar, waarbij het plan volledig wordt gebaseerd op vastgesteld beleid. De kans is echter groot dat hiermee uiteindelijk een te star plan ontstaat, dat in korte tijd achterhaald zal blijken te zijn.
Overigens zal de 'ideale situatie' zich in de praktijk niet snel voordoen. Het is namelijk uitgesloten dat alle relevante beleidslijnen zijn vastgelegd op het moment dat een bestemmingsplan wordt opgesteld. Het ontwikkelen van beleid is, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, een continu proces.
Het bestemmingsplan hoeft zich echter niet te beperken tot het projecteren van 'eindbeelden'. Door gebruik te maken van diverse planfiguren zoals een wijzigings- of uitwerkingbevoegdheid, afwijkingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen kan het bestemmingsplan een instrument zijn waarmee (maatschappelijke) ontwikkelingen worden begeleid of in de gewenste richting worden gestuurd.
Dit plan is gebaseerd op het beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken
(zie Bijlage 1 Overzicht beleidsnota's).
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
Op rijksniveau is de Nota Ruimte het belangrijkste ruimtelijke beleidskader. In deze nota zijn de hoofdlijnen voor het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd. De Nota Ruimte bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied.
3.2.2 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.
In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.
De buurt Dieze Centrum van het plangebied staat op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de omgevingsvisie aangeduid als 'historische kern, binnenstad'. Er wordt gestreefd naar ruimte voor een multifunctioneel milieu gebaseerd op voorzieningen (winkels, cultuur, ov enzovoorts). Versterking van de eigen identiteit gebaseerd op het historische karakter, erfgoed en monumenten.
Tevens zijn in de omgeving van Diezerpoort vestigingskansen voor een kenniscentrum als motor voor een creatief klimaat en kennisinfrastructuur.
Voor het overige deel staat het plangebied aangeduid als 'woonwijk'. De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijk, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.
De rijksweg A28 staat aangegeven als autosnelweg en de Ceintuurbaan staat aangeduid als autoweg.
Het Almelose kanaal staat aangegeven als een oppervlaktewaterlichaam van het hoofdwatersysteem. De waterkering langs de stadsgracht is aangeduid als een regionale waterkering.
3.2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Op de structuurplankaart is een cirkelvormig gebied om de binnenstad aangewezen als een 'centrumstedelijk gebied'. Dit gebied kent een hoge bruto dichtheid van 50-80 woningen per hectare. De uitstraling is monumentaal en het gaat voornamelijk om gestapelde bouw. De nadruk ligt op een menging met voorzieningen en op intensief gebruik. Er zijn veel regionale voorzieningen: een ruim winkelaanbod, horeca, culturele instellingen, onderwijs en zorg. Het openbaar vervoer is op loopafstand. De vraag naar woningen in dit gebied die het aanbod nu al overtreft, zal steeds verder groeien, omdat de leefstijlprofielen die in dit woonmilieu geïnteresseerd zijn, ook zullen toenemen. De binnenstadsschil is ook uitsteken geschikt als vestigingslocatie voor centrumvoorzieningen die niet passen in de binnenstad. Door het intensiever en/of op een andere manier gebruiken van plekken als de Burgemeester Drijbersingel in de noordschil van de binnenstad en de Bagijneweide kunnen de omliggende oudere wijken beter verbonden worden met de binnenstad.
De rest van het plangebied is voor het overgrote deel aangeduid als 'stedelijk woongebied'. Dit woongebied heeft een 'stedelijk' woonmilieu dat wordt omschreven als een gevarieerd woongebied met de nadruk op compacte voor- en naoorlogse woonmilieus (bruto dichtheid 30-50 woningen per hectare). In de herenhuizen en grondgebonden woonmilieus zijn veel koopwoningen en er is sprake van functiemenging.Er zijn veel regionale voorzieningen zoals onderwijs, zorg en overheidsinstellingen. De naoorlogse buurten bestaan vooral uit gestapelde woningen afgewisseld met grondgebonden woningen. De meeste woningen zijn huurwoningen. Er is veel openbaar groen. De buurten zijn helder van opzet, maar ook vaak sober en eentonig. er is bijna geen functiemenging.
De rijksweg A28 wordt aangewezen als autosnelweg, de Ceintuurbaan als buitenring. De Meppelerstraatweg is aangewezen als fietsroute. Het Almelose kanaal, de singel rond de binnenstad en de Nieuwe Vecht worden aangewezen als water.
Structuurgroen staat aangeduid langs de Ceintuurbaan, de Nieuwe Vecht, de singels rond de binnenstad, het tracé Middelweg, Bisschop Willebrandlaan, Vechtstraat, het tracé Rijnlaan, Hogenkampsweg, het tracé Thomas à Kempisstraat, Meppelerstraatweg en de Van Wevelinkhovenstraat. Het park de Hogenkamp en de begraafplaatsen zijn ook aangewezen als structuurgroen.
In de hoogbouwvisie van het structuurplan wordt het grootste gedeelte van Diezerpoort gekarakteriseerd als 'laag tot middelhoog', in hoogte variërend met overwegend bebouwing in twee tot vier bouwlagen + kapverdieping tot circa 16 meter, op beeldbepalende plekken tot circa 30 meter. Twee stroken langs de rijksweg A28, de eerste gelegen tussen de Burgemeester Roelenweg en de Middelweg en de tweede gelegen tussen de Devotenstraat, Van Schoonhovenstraat, Meppelerstraatweg en de Ceintuurbaan, worden gekarakteriseerd als 'middelhoog tot hoog', in hoogte variërend met overwegend bebouwing tot circa 30 meter, op zeer beeldbepalende plekken tot circa 55 meter.
De kwaliteit en vitaliteit van Diezerpoort moet op peil worden gehouden. Daarom moet er verdere planvorming en uitvoering van de herstructurering van de wijk plaats gaan vinden. Diezerpoort is daarom aangewezen als een ontwikkelingsgebied binnen de stad. het structuurplan zegt daar het volgende over:
Diezerpoort vormt de noordoostelijke schakel naar de Binnenstad met Meppelerstraatweg als belangrijkste drager. De Middelweg vormt een belangrijke dwarsverbinding in de stad. Diezerpoort is een binnenstedelijk gebied, dat sterk aan veranderingen onderhevig is. Deels is het vooroorlogs met onafgeronde stadvernieuwingsprojecten, deels is het vroeg-naoorlogs met herkenbare slijtageplekken. Een belangrijke constatering is ook de grote fragmentatie van de wijk, het valt uiteen in aparte buurtjes gescheiden door infrastructuur. Dit alles is verkend in de Wijkanalyse Diezerpoort. Op basis van deze wijkanalyse zijn bij raadsbesluit van december 2006 speerpunten gedefinieerd met name voor verbetering van de naoorlogse woningbouw in Dieze Oost, versterking van de winkelstructuur van de Tomas à Kempisstraat en het vergroten van de sociale cohesie in de wijk.
In een eerste verkenning zijn kansen tot verbetering van bestaande woonmilieus en herstructurering met nieuwe stedelijke milieu's in beeld gebracht in relatie tot versterking van historische structuren. Ook de Noordschil van de Binnenstad is hierin betrokken. De in beeld gebrachte kansen worden nadrukkelijk ook door partners in de stad gesignaleerd, zoals duidelijk is in de grote dynamiek van particuliere initiatieven die zich in het gebied aandienen. Zo zijn de woningbouwcorporaties aan de slag met hun vastgoed.
Op basis van deze verkenning wordt er een integraal Ontwikkelingsprogramma Diezerpoort opgesteld als kader voor ruimtelijke, sociale en economische revitalisering en vernieuwing. De focus is gericht op het gezamenlijk, met direct belanghebbenden en wijkbewoners te werken aan een prettig leefklimaat in de wijk. Daarbij moet een goed oog worden gehouden op de balans tussen belangen van individuele bewoners van het gebied en de stedelijke belangen. De opgave is te komen tot een gebiedsvisie, die optimale condities schept voor een goed centraal-stedelijk milieu. Hiertoe is het nodig infrastructurele barrières weg te nemen en de aanwezige karakteristieke cultuur-historische lijnen als structurerende dragers te versterken en uit te bouwen. De stedelijke vernieuwing, in al haar facetten, wordt op deze structuur gebaseerd, zoals revitalisering van bestaande woonmilieus en toevoeging van nieuwe woon- en werkfuncties.
Het structuurplan wijst in Diezerpoort de volgende inbreidingslocaties voor nieuwe woningbouw aan:
- Burgemeester Drijbersingel Oost (Singelkwartier);
- Diezerpoort in de noordschil van de binnenstad.
De onlangs gerealiseerde woningbouw op het terrein van De Aloë staat in het structuurplan als een locatie voor wijkverdichting aangegeven.
'Diezerpoort ben ik', ontwikkelingsvisie Nieuwstad Diezerpoort 2009 - 2020
Op 11 mei 2009 heeft de raad deze ontwikkelingsvisie vastgesteld. In deze visie worden omschreven:
- ambities;
- een historische atlas;
- opgaven per buurt;
- opgaven voor de wijk;
- proces, agenda en organisatie
om te komen tot de eindbestemming 'Nieuwstad Diezerpoort'.
De thema's van de ambities zijn: 'sociaal krachtig', 'levensfase proof', 'gezonde leefomgeving', 'stedelijke pionier: welkom' en 'authentieke wijk'. De opgaven per buurt worden getoetst aan deze ambities. In de opgaven voor de wijk wordt een overzicht van de lopende en toekomstige projecten in de wijk gegeven.
De ontwikkelingsvisie presenteert geen blauwdruk van de wijk in 2020. Hoe de wijk er uiteindelijk uit gaat zien kan nu nog niet worden voorspeld, laat staan bepaald. Wat wel zeker is dat de gemeente en corporaties met deze visie een weg inslaan naar een structurele verbetering van de wijk in een richting die door bewoners en ondernemers in de wijk is aangegeven.
Uitvoeringsprogramma structuurplan september 2009
Geconstateerd wordt dat een visie voor Diezerpoort is vastgesteld ('Diezerpoort ben ik'). De opgaven in Diezerpoort zijn groot. Co-financiering zal nodig zijn en is inmiddels aangevraagd. Daarnaast wordt het verstandig geacht om bij de fasering van de fysieke ingrepen in Diezerpoort in het oog te houden dat het niet wenselijk is een te groot deel van de stad tegelijkertijd tot bouwput te maken. Enige volgtijdelijkheid in de ontwikkelingen van Holtenbroek, Kamperpoort en Diezerpoort lijkt gewenst. Een vertaling van de visie voor Diezerpoort in een of meerdere projectopdrachten moet duidelijkheid geven over fasering, financiering, programma en ruimtelijke samenhang in de ingrepen in Diezerpoort.
Stedenbouwkundig programma van eisen Burgemeester Roelenweg Oost
Op 8 februari 2010 heeft de raad het Stedenbouwkundig programma van eisen Burgemeester Roelenweg Oost (sPvE) vastgesteld. Het doel van dit sPvE is het vastleggen van wensen, eisen en randvoorwaarden waaraan ontwikkelingen moeten voldoen. De totale omvang van het programma komt hierin op circa 24.500 m² bruto vloeroppervlakte (BVO). Het betreft studentenhuisvesting en circa 2.100 m² BVO geclusterde zorgvoorziening. In het project Roelenweg Oost zal een 1-laagse halfverdiepte parkeergarage gerealiseerd moeten worden die benodigd is voor het parkeren ten behoeve van het programma op de locatie zelf. Hierbij zal met betrekking tot het parkeren door de ontwikkelaar ten behoeve van de studenteneenheden een zogeheten campuscontract afgesloten worden zodat aan de geldende parkeernorm wordt voldaan.
'Ontwikkelingskader Gedroomd Diezerpoort'
Op 6 december 2010 heeft de raad als vervolg op de ontwikkelingsvisie 'Diezerpoort ben ik' het ontwikkelingskader 'Gedroomd Diezerpoort' vastgesteld. Hiermee geeft de raad richting en kader aan voor een duurzame versterking van de wijk in sociaal en economisch opzicht.
Gegeven de huidige onzekere economische en maatschappelijke situatie vormt het aangaan van een langjarig commitment in de vorm van een ontwikkelingsprogramma zowel voor de gemeente als voor investeringspartners een te groot risico. Vandaar dat gekozen is voor een flexibeler ontwikkelingskader en een aanpak van 'natuurlijke wijkvernieuwing'. Jaarlijks wordt de situatie opnieuw bezien, worden prioriteiten bepaald en in een door de raad vast te stellen integraal uitvoeringsprogramma met 4-jarige doorkijk vertaald.
Met het begrip 'natuurlijke wijkvernieuwing' wordt bedoeld dat de fysieke, sociale en economische vernieuwing van een wijk niet met behulp van fysieke ingrepen en langs programmatische weg wordt 'gemaakt', maar ontstaat vanuit de inspanningen van wijkbewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Daarbij vervult de overheid een regierol om de inspanningen samenhang te geven en te doen bijdragen aan de realisering van de gezamenlijke ambities. De effecten van een meer fysieke en programmatische aanpak op leefbaarheid en sociale en economische doelen zijn namelijk vaak teleurstellend gebleken. In deze nieuwe aanpak speelt bewonersparticipatie een belangrijke rol.
Tot 2014 worden in samenwerking met de woningcorporaties de inspanningen hoofdzakelijk gefocusd op Dieze Oost met duurzaamheid als leidend principe. Dit betekent dat gestreefd wordt naar verlaging van de CO²-uitstoot (mogelijk energieneutraal), verlaging van woonlasten voor huurders, verbetering van het wooncomfort en een kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte. Een Duurzaam Diensten Bedrijf Dieze Oost zal worden ingezet als middel om dit doel te kunnen realiseren.
Welstandsnota
Algemeen
De welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.
De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.
Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.
Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor Diezerpoort, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.
Gebiedsgericht welstandsbeleid
Voor de buurt Dieze Centrum is in de welstandsnota beschrijving nummer 2 'Oudere wijken' van toepassing. Voor de overige buurten geldt gebiedsbeschrijving nummer 3 'Oudere uitbreidingswijken' en voor de binnenring aan de noordzijde van de binnenstad is gebiedsbeschrijving nummer 11 van toepassing.
Gebiedsbeschrijving
De oudere wijken van de stad zijn : Assendorp, Kamperpoort en Diezerpoort (Dieze Centrum). De bebouwing is ontstaan langs de uitvalswegen van het historische centrum naar Deventer (Assendorp), Kampen (Kamperpoort) en Meppel (Diezerpoort), op de relatief hoog gelegen dekzandruggen.
De wijken worden gekenmerkt door een historische, geleidelijke groei langs oude ontginningslinten.
De oude ontginningslinten zijn duidelijke herkenbaar: de bebouwing is gesitueerd op de gehele kavelbreedte en volgt de rooilijn. Hierdoor zijn er ruimtelijk aaneengesloten wanden langs de straat met een duidelijke perceellering, smalle straatprofielen en een duidelijke scheiding tussen privé en openbaar (geen voortuinen). De wijken worden deels begrensd door de netwerken van spoor, water en hoofdontsluitingswegen, die gesitueerd zijn op de aansluiting met de oorspronkelijk lager gelegen gebieden. Onder invloed van de dynamiek van deze netwerken hebben langs deze randen grootschalige ingrepen plaatsgevonden welke de historische structuur deels hebben aangetast.
In deze wijken is de bebouwing voor een belangrijk deel geënt op de historische structuur. Latere inbreidingen vallen vaak op doordat ze van de oorspronkelijke verkaveling afwijken en het profiel/rooilijn van de straat niet volgen.
De bebouwing is overwegend in één of twee bouwlagen uitgevoerd, de noklijn van de kap is meestal evenwijdig aan de straatrichting. De gevels hebben architectonische details zoals metselwerk accenten, glas-in-loodramen en wisselend kleurgebruik. Bijzonder kapvormen, zoals mansardekap, schilddak en zadeldak vormen accenten in het straatbeeld.
Kenmerken Diezerpoort
Het gebied heeft voornamelijk een woonfunctie, waarbij de historische structuur door latere inbreidingen en vernieuwing op veel plaatsen is aangetast. De bebouwing aan de Thomas à Kempisstraat en Meppelerstraatweg (de historische uitvalsweg naar Meppel) en aan de Vechtstraat (ook een oude lijn), wordt gekenmerkt door een aaneenschakeling van individuele panden met diverse functies. De noordelijke rand, grenzend aan de begraafplaats en de ontsluitingswegen, heeft een groen karakter. Hier bevinden zich diverse bijzondere functies.
Beleidskeuzes
waardering
De oudere wijken worden in hoge mate gewaardeerd als stedelijk woongebied met historische structuren en bouwstijlen en een diversiteit aan functies. De kleinschalige stedelijke structuur, de aaneengesloten rooilijnen, de architectonische details, de directe relatie van de bebouwing met de openbare ruimte en de (historische) relatie met de binnenstad zijn de belangrijkste kenmerken.
dynamiek
Op het niveau van de woning vinden vaak kleine uitbreidingen en veranderingen plaats om de bebouwing aan te passen aan de hedendaagse wooneisen. Op het niveau van de straat vinden plaatselijk nieuwe invullingen plaats ten gevolge van functieverandering.
De nabijheid van het centrum zorgt vooral langs de oude uitvalswegen voor dynamiek.
beleid
- Het niveau van de welstandstoetsing is hoog.
- Het beleid is gericht op het behouden en herstellen van de cultuurhistorische karakteristieken van de ruimtelijke structuur, de openbare ruimte en de bebouwing.
- Voor de in het bestemmingsplan aangeduide cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geldt dat er geen architectonische vormen en details verloren mogen gaan.
- De oorspronkelijke accenten in het straatbeeld, de bijzondere architectonische details, diverse kapvormen, de hoekoplossingen en de relatie met het openbare gebied vormen het uitgangspunt en de inspiratie bij het ontwerpen.
Overige voor welstand relevante beleidsstukken:
- bestemmingsplan;
- reclamebeleid.
Welstandscriteria
Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan in de oudere wijken zijn de volgende criteria van belang.
Plaatsing
- De perceellering, de positie en de oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving zijn richtinggevend.
- Bestaande rooilijnen zijn richtinggevend.
Massa en vorm
- De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is uitgangspunt bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing.
- Bij verandering van kapvorm de samenhang binnen de complexen bewaren.
- In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
- Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
- De bestaande kapvorm en kaprichting zijn richtinggevend. Het toevoegen van een extra laag of een kap respecteert het straatbeeld en de architectuur van de hoofdmassa.
- Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.
Gevels
- Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en is het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik het uitgangspunt.
- Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving voor wat betreft stijlkenmerken, materialisering en kleurgebruik het uitgangspunt.
- De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
- Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.
- Bij verbouw en renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met karakteristieken zoals hoekoplossingen, entreepartijen en erkers.
Detaillering, kleur en materiaal
- De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
- Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
- Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
- Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.
Gebiedsbeschrijving
De oudere, grotendeels planmatige uitbreidingswijken zijn de Veerallee/Katerveer, Dieze Oost en Dieze West, Wipstrik en Pierik. De wijken zijn in aansluiting op de Oudere Wijken (gebied 2) gebouwd op de relatief hoog gelegen dekzandruggen rondom de binnenstad.
De wijken worden gekenmerkt door de planmatige opzet met woningen van verschillende afmetingen. Ze sluiten aan op de ruimtelijke structuur van de Oudere Wijken (2), maar kennen door de planmatige opzet een grotere diversiteit aan openbare ruimte en straatprofielen. De opzet wordt gedomineerd door een hiërarchie in wegen en groenstructuur. De samenhang binnen de wijk wordt sterk bepaald door de scheiding van privé en openbaar: smalle straatprofielen met een stenig karakter en woningen direct aan de straat, of brede straatprofielen met ruime groene voortuinen en lage erfafscheidingen. Verspringende rooilijnen, bijzondere hoekoplossingen en gedraaide kappen vormen de architectonische accenten. De oude verbindingslijnen vanuit de stad zijn duidelijk herkenbaar door de bijzondere architectonische vormgeving van de bebouwing.
De oude verbindingslijnen hebben vanwege de ruime straatprofielen een belangrijke ontsluitingsfunctie gekregen. Hierdoor is de woon- en verblijfskwaliteit verminderd en hebben de woningen een gemengd stedelijk gebruik gekregen (bijvoorbeeld kantoren). Verandering van de bouwmethodiek na de Tweede Wereldoorlog heeft geleid tot een sobere uitvoering van delen van de wijken. Typerend is de herhaling van gelijke bouwmassa’s en verspringing van de woonblokken als ruimtelijke accenten.
De architectuur wordt gekenmerkt door een planmatige aanpak. De vooroorlogse woningbouw kent een ambachtelijke detaillering, de naoorlogse woningbouw wordt getypeerd door systeembouw en sobere detaillering. In het algemeen zijn de kozijnen wit en wordt kleur alleen toegepast op de draaiende delen.
De woningen in één en twee lagen hebben grote kappen met overstek en bijzondere accenten aan de gevel, zoals erkers, loggia’s en gedraaide kappen. De woningen hebben bijzondere metselwerkverbanden in donker rode of zandkleurige steen, en keramische dakpannen in de kleuren rood of zwart.
De erfafscheidingen zijn in samenhang met de woningen ontworpen.
De naoorlogse woningen van twee lagen met kap hebben een verfijnde compositie van massa en dakvorm en een terughoudend materiaal- en kleurgebruik.
De bebouwing in drie of vier lagen met kap en vier lagen met een plat dak worden gekarakteriseerd door bijzondere aandacht voor de balkons, stijgpunten en entree’s. Het materiaal- en kleurgebruik is overwegend eenvoudig en ingetogen.
Kenmerken Dieze Oost en Dieze West
Dieze Oost en Dieze West worden doorsneden door de Middelweg en de daaraan gerelateerde groenzone met voorzieningen.
Dieze West is een woonbuurt met tevens een grote diversiteit aan stedelijke functies. De kleinschalige bebouwing aan de zuidelijke rand vormt een contrast met de grootschalige, solitaire bebouwing langs de Burgemeester Roelenweg, Schuttevaerkade en de Burgemeester Drijbersingel, die deel uitmaakt van gebied 11. De wijk wordt gekenmerkt door verschillende planstructuren van de diverse in- en uitbreidingen.
De bebouwing langs de historische lijnen Diezerenk en Holtenbroekerweg is gesitueerd op de gehele kavelbreedte en de rooilijn volgt het verloop van de weg. De bebouwing is herkenbaar aan het individuele karakter, de verspringende goothoogtes en verschillende dakvormen.
Dieze Oost bestaat overwegend uit een grote variatie van meergezinshuizen in diverse woonblokken in een gevarieerde groene setting. De hoogten variëren van twee lagen met kap tot vier lagen met kap en vijf lagen met plat dak. De seriematige woonblokken langs de historische Meppelerstraatweg vormen een contrast met de individuele panden in Diezerpoort. De overgang naar de rijksweg A28 en de Middelweg wordt gekenmerkt door seriematige woonblokken in een doorgaande groene ruimte.
Beleidskeuzes
waardering
De planmatige opzet van de oudere uitbreidingswijken heeft geresulteerd in bijzonder gewaardeerde woongebieden. De grote diversiteit aan woningentypologieën, openbare ruimte en de samenhangende groenstructuur vormen hiervoor de basis.
dynamiek
Woningen worden door middel van kleinschalige uitbreidingen aangepast aan de veranderende woonwensen.
Door de sterke samenhang in de wijk en de planmatige opzet is de noodzaak voor veranderingen in de wijken gering.
beleid
- Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
- Behouden van de samenhangende ruimtelijke structuur van de wijken en de karakteristieken van de bebouwing.
- Behouden van de samenhangende straatprofielen met verspringende rooilijnen en geïntegreerde overgangen van privé en openbaar (voor- en achtertuinen).
- Behouden van de architectonische kenmerken van de vooroorlogse woningbouw: de ambachtelijke detaillering, het eenduidig materiaal- en kleurgebruik, de diverse kapvormen met overstek en de bijzondere accenten aan de gevel.
- Respecteren van de verfijnde compositie van massa en dakvorm en aandacht voor architectonische accenten aan de gevel bij veranderingen aan naoorlogse woningen.
- Behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en het monumentale karakter van de historische lijnen (Diezerenk, Holtenbroekerweg).
Overige voor welstand relevante beleidsstukken:
- bestemmingsplan;
- reclamebeleid.
Welstandscriteria
Plaatsing
- De perceellering, de positie en de oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving zijn richtinggevend.
- Bestaande rooilijnen zijn richtinggevend.
Massa en vorm
- De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is uitgangspunt bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing.
- Bij verandering van kapvorm de samenhang binnen de complexen bewaren.
- In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
- Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
- De bestaande kapvorm en kaprichting zijn richtinggevend. Het toevoegen van een extra laag of een kap respecteert het straatbeeld en de architectuur van de hoofdmassa.
- Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.
Gevels
- Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en is het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik het uitgangspunt.
- Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving voor wat betreft stijlkenmerken, materialisering en kleurgebruik het uitgangspunt.
- De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
- Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.
- Bij verbouw en renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met karakteristieken zoals hoekoplossingen, entreepartijen en erkers.
Detaillering, kleur en materiaal
- De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
- Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
- Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
- Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.
Gebiedsbeschrijving
In de gemengde zones van de stad bevinden zich kantoren, bijzondere gebouwen en voorzieningen, groengebieden en woonbebouwing. Deze zones zijn overwegend nattere gebieden of overgangszones van droog naar nat (waterlopen en weteringen). De dynamiek is sterk afhankelijk van de ligging aan de netwerken van spoor, water en hoofdontsluitingswegen. De ontsluitingskwaliteit van deze netwerken bepaalt het belang van deze zones: van nationaal, regionaal, of stedelijk belang. Door de veranderende betekenis van deze netwerken veranderen de gebouwen en de functies mee. De randen van deze gebieden vormen overgangszones, waar de dynamiek vaak een contrast vormt met de aangrenzende gebieden.
De context van de individuele gebouwen en functies bepaalt veelal de ruimtelijke structuur en het gebruik van het gebied. De samenhang in het gebied is afhankelijk van de ontsluitingsroute en het gebruik van de openbare ruimte. De bebouwing is divers in gebruik en oriëntatie en wisselt sterk in grootte en hoogte. De schaal van de bebouwing, zowel horizontaal als verticaal, wordt bepaald door de ligging in de totale stedelijke structuur. Belangrijk is de identiteit en uitstraling van het gebouw en de relatie met de openbare ruimte.
Kenmerken Binnenring (Burgemeester Roelenweg – Schuttevaerkade – Burgemeester Drijbersingel):
dynamiek op regionaal, en stedelijk niveau.
De binnenring aan de noordzijde van de binnenstad is gelegen op de overgang van droog naar nat gebied. Deze zone kent vooral publieksgerichte dienstverlening en kantoren. De grote schaal van deze gebouwen vormt een sterk contrast met de historische bebouwing van de binnenstad en de kleinschalige bebouwing van Diezerpoort.
Beleidskeuzes
waardering
De gebieden hebben een bijzondere ruimtelijke kwaliteit, vanwege de ligging in de stad en de goede ontsluitingsmogelijkheden. Grootschalige stedelijke instellingen, voorzieningen en bedrijven gebruiken deze gebieden als representatieve en functionele vestigingsplaatsen.
dynamiek
Door de schaalvergroting van de diverse functies en het veranderende belang van de diverse ontsluitingsroutes, transformeren de functies en/of de gebouwen in de gemengde zones regelmatig.
beleid
- Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
- Versterken van de kwaliteit van de gebieden als hoogwaardig stedelijk verblijfsgebied.
- Respecteren van de diversiteit aan gebouwen en gebouwenensembles.
- Versterken van de relatie van gebouwen en gebouwenensembles met de stedelijke structuur, de wegen en de langzaam verkeersroutes.
Overige voor welstand relevante beleidsstukken:
- bestemmingsplan;
- reclamebeleid.
Welstandscriteria
Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan in de gemengde zones zijn de volgende criteria van belang.
Plaatsing
- De gebouwen of de gebouwenensembles oriënteren zich meerzijdig op de openbare ruimte.
- De entreezijde van de bebouwing is herkenbaar vormgegeven en oriënteert zich op de openbare ruimte.
Massa en vorm
- In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
- Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.
Gevels
- Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal- en kleurgebruik.
- De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
- Er is eenheid in architectuur van de gehele gevel.
Detaillering, kleur en materiaal
- De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
- Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
- Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.
- Bij nieuwbouw zijn het materiaal- en het kleurgebruik zorgvuldig afgestemd op de architectonische verschijningsvorm.
Erfafscheidingen
- Erfafscheidingen worden terughoudend toegepast;
- Erfafscheidingen zijn transparant, bij voorkeur uitgevoerd als groen;
- Bij de toepassing van hekwerken is het gebruik van stijlenhekwerken het uitgangspunt.
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
Cultuurhistorie / monumentenzorg
De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
De Zwolse beleidsnota besteedt specifiek aandacht aan de windmolen De Passiebloem. Ter verbetering van de verstoorde molenbiotoop is eind jaren negentig van de vorige eeuw een werkgroep opgericht. Sindsdien wordt gewerkt aan verbetering van het beheer, fysieke maatregelen en aan voorstellen voor planologische maatregelen ter verbetering en bescherming van de molenbiotoop.
Archeologie
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
3.4 Verkeersbeleid
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle luidt daarom als volgt:
De kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Op een lager schaalniveau geldt voor het plangebied dat de erftoegangswegen moeten worden uitgevoerd als verblijfsgebied (30 km-gebied; volgens de principes van Duurzaam Veilig).
Beleidsplan verkeersveiligheid 2008 – 2018
In het beleidsplan verkeersveiligheid 2008 – 2018 wordt de prioriteit gelegd bij kwetsbare verkeersdeelnemers. De gemeente Zwolle richt zich daarmee – met fysieke en educatieve verkeersveiligheidsmaatregelen – primair op voetgangers, fietsers, bromfietsers (16 – 18 jaar), basisschoolleerlingen (4 – 12 jaar), leerlingen uit het voortgezet onderwijs (12 – 16 jaar) en ouderen (60 – plus).
Om de verkeersveiligheid op en nabij scholen te vergroten is een integrale aanpak gericht op infrastructuur, handhaving en educatie / voorlichting noodzakelijk. De procesaanpak 'Veilig op weg in het verkeer' (2008), wordt als handreiking gebruikt bij problemen met de verkeersveiligheid op en rondom scholen.
Prioriteitswegen
Prioriteitswegen zijn wegen die door de hulpverleningsdiensten primair gebruikt worden om tijdig (binnen de gestelde zorgnormen) op de plaats van een incident te kunnen zijn.
Hoofdroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom;
- Routes vanaf de ambulancepost, kazerne of het politiebureau naar risicovolle of kwetsbare objecten.
Op deze wegen kan tenminste 50 kilometer per uur gereden worden. De snelheid van de hulpverleningsdiensten bij calamiteiten en hulpverleningen is zo mogelijk tot 20 kilometer per uur hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Voor de hulpverleningsdiensten moet er ruimte zijn om zowel het verkeer op dezelfde baan als het tegemoetkomende verkeer te passeren.
Vervolgroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom (in termen van duurzaam veilig).
Op deze wegen binnen de gemeente mogen voor de hulpverleningsdiensten geen negatieve snelheidsremmers worden toegepast. Op deze hoofdwegen en doorgaande wegen kan tenminste 50 kilometer per uur gereden worden. De hulpverleningsdiensten moeten zonder verlies van tijd door snelheidsremmers van en naar de plaats van het incident kunnen. Uitgangspunt hierbij is het behalen van de gestelde zorgnorm.
In het bestemmingsplan zullen de genoemde wegen binnen het plangebied niet van functie veranderen. De functie voor de hulpdiensten blijft dus gehandhaafd.
- De route Middelweg-Bisschop Willebrandlaan-Vechtstraat behoort tot de categorie hoofdroute.
- De Meppelerstraatweg, Hogekampsweg-Rijnlaan, van Wevelinkhovenstraat, Burg. Drijbersingel, Schuttevaerkade, Burg. Roelenweg, Diezerkade-Brink-Rheinvis Feithlaan behoren tot de categorie vervolgroute.
3.5 Groenbeleid
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart 7 Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen).
Van de projecten die in het groenbeleidsplan zijn opgenomen is voor het plangebied het project 'groene ster' relevant. Dit project behelst het radiale patroon van groene langzaam verkeersverbindingen te vervolmaken door het realiseren van ontbrekende schakels en het oplossen van knelpunten in bestaande routes. Eén van de routes loopt langs de Nieuwe Vecht. Het onlangs gerealiseerde woningbouwplan voor De Aloë heeft bij gedragen aan de versterking van deze route door de aanleg van een langzaam verkeersroute langs de noordoever van de Nieuwe Vecht.
In het Groenbeleidsplan is ook uitgesproken dat er een 'groene vinger' zou moeten komen langs de Middelweg. De groene vinger bestaat nu uit een aaneenschakeling van groene gebieden die weinig relatie met elkaar hebben. Door de functies en inrichting van de zone beter af te stemmen kan er een verbetering ontstaan van de ruimtelijke en functionele samenhang en kan de binding tussen de Middelweg en de omliggende woonbuurten worden verstevigd.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.
Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.
Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.
Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en / of recreatief gebruik.
3.6 Waterbeleid
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en de toekomstige EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Nationaal Waterplan
In het ontwerp Nationaal Waterplan kondigt het kabinet aan in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te willen nemen. Met een aangepast peilbeheer wil het kabinet de zoetwatervoorraad vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt.
In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn.
De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het plangebied en de waterveiligheid. Daarom worden in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen opgestart om de besluitvorming gedegen voor te bereiden.
Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, Provincies en Waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld.
De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied.
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en een omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk en milieubeleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet. en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regel stellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
3.7 Volkshuisvestingsbeleid
Algemeen
Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid is er op gericht voldoende huisvestingsmogelijkheid te bieden voor hen die in Zwolle willen wonen. De blik is daarbij niet alleen gericht op uitbreiding van het aantal woningen in de uitleggebieden maar zeker ook op de bestaande stad. Het streven is gevarieerde woonmilieus te realiseren: van centrumstedelijk tot dorps.
De woningopbouw in Diezerpoort is vrij eenzijdig. Nadrukkelijk aandachtspunt is deze eenzijdigheid te doorbreken zonder de belangrijke positie, die de Diezerpoort heeft voor huishoudens die starten op de woningmarkt, te verliezen.
Woonvisie 2005-2020
De Woonvisie 2005-2020 is op 25 april 2005 vastgesteld. Hierin wordt de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weergegeven. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.
De Woonvisie is geactualiseerd in het Woonplan 2011-2015. In dit woonplan is het volgende opgenomen over studentenhuisvesting:
'Studenten en starters binden aan de stad
In het woonbeleid hebben wij specifieke aandacht voor het binden van jongeren aan de stad. Voor studenten wordt gewerkt aan studentenhuisvesting aan de Burgemeester Roelenweg. De planning is dat dit project nog in de periode 2011-2014 wordt opgeleverd. Op een voor studenten zeer aantrekkelijke locatie dicht bij het centrum, in de binnenstad+ worden 475 studenteneenheden gerealiseerd.'
De provincie Overijssel heeft in december 2011 ingestemd met het Woonplan 2011-2015.
De provincie heeft verklaard dat het Woonplan past binnen het provinciaal beleid, dat er is voldaan aan de afstemmingsverplichting met buurgemeenten en de overige aspecten in de provinciale omgevingsverordening, en dat het Woonplan past binnen de Prestatieafspraken Wonen tussen de gemeente en de provincie Overijssel. Gelet op het belang dat in het Woonplan wordt gehecht aan de ontwikkeling van het studentenhuisvesting kan worden vastgesteld dat bedoelde ontwikkeling in overeenstemming is met de provinciale omgevingsverordening.
Wijkvisie & woningmarktperspectief
De nota 'De stad als samenleving' geeft aan voor de wijk Diezerpoort als beleidsuitgangspunt te streven naar meer stabiliteit in de wijk door maatregelen, die middeninkomens aantrekken en in de wijk vast houden. Volgens de betreffende nota zou dit bereikt kunnen worden door de eenzijdigheid van de woningvoorraad te verminderen onder andere door vrijkomende terreinen te bestemmen voor de bouw van laagbouw koopwoningen. De nieuwe woningen dienen geschikt te zijn voor een scala van huishoudens, waartoe ook huishoudens met kinderen behoren. De recente nieuwbouw op het terrein van de De Aloë is conform dit uitgangspunt benut. Uit de huidige ontwikkelingen op de woningmarkt en uit de 'Woonverkenningen 2030' blijkt dat er sprake is en zal zijn van een aanhoudende stijging van de vraag naar kwaliteit. In het bijzonder naar ruimte in en om de woning en naar woningen in een omgeving met uitstraling.
Ligplaatsenverordening woonschepen
Het doel van deze verordening die in 2005 door de raad is vastgesteld is te regelen waar en onder welke voorwaarden ligplaatsen kunnen worden ingenomen en regels te stellen in het belang van de veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid. Bij het aanwijzen van acceptabele ligplaatsen gaat het om een afweging van planologische en nautische belangen.
De acceptabele ligplaatsen zijn door de gemeenteraad vastgelegd op de zogenaamde ligplaatsenkaart die als bijlage deel uitmaakt van de verordening.
3.8 Sportbeleid
In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze nota bevat de beleidsdoelstellingen en ambities voor de sport in Zwolle op het gebied van breedtesport, topsport en sportaccommodaties. De sportnota is nog dusdanig actueel dat deze ook voor de komende collegeperiode als het geldende sportbeleid geldt. Als uitvloeisel van het sportbeleid is eind 2009 het Masterplan Sportaccommodaties door de raad vastgesteld. Deze bevat het actuele sportaccommodatiebeleid. Het masterplan schetst de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020.
3.9 Recreatiebeleid
Het gemeentelijke beleid voor speelvoorzieningen is in juli 2000 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beleid is neergelegd in de nota ' Speelruimte in Zwolle'.
Het doel van de nota is het vastleggen van het belang van spelen voor de jeugd en de wijk, het formuleren van normen en criteria voor spel, sport en ontmoetingsruimten en het geven van een plan voor een wijkgerichte aanpak. Speelruimte is van belang voor de ontwikkeling van kinderen, sociale contacten en brengt levendigheid in de wijk. Bij de uitwerking van het openbaar gebied in inrichtingsplannen dienen de normen en criteria, zoals deze zijn verwoord in de nota als doelstelling gehanteerd te worden. De behoefte aan ruimte is afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Ook de actieradius neemt toe naarmate kinderen ouder worden. De speelplekken moeten goed en veilig bereikbaar zijn en bij voorkeur centraal in de wijk te liggen. De inrichting moet afgestemd worden op de verschillende leeftijdscategorieën.
3.10 Beleid Overige Maatschappelijke Voorzieningen
Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Het in stand houden van een accommodatie is nadrukkelijk nooit een doel op zich, maar één van de middelen waarmee de gemeente activiteiten faciliteert die substantieel bijdragen aan bijvoorbeeld de sociale samenhang en leefbaarheid in een wijk.
De gemeente probeert om meer aansluiting te zoeken bij trends en majeure bewegingen in het veld. Omdat deze bewegingen niet alleen vanuit de gemeente, maar ook vanuit het maatschappelijk veld worden gevoed, blijken ze veel sterker en veel meer tot resultaat te leiden. Dit sluit aan bij de wens om vanuit de gemeente vooral de regierol te vervullen op sociaal terrein. Voorbeelden van deze bewegingen in het veld zijn de Brede School, de Woonzorgzones en ook de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Deze ontwikkelingen nemen een steeds dominantere plaats in als het gaat om het versterken van de sociale cohesie, het vergroten van de leefbaarheid en de revitalisering van wijken. Initiatieven vanuit het veld en de gemeente hebben ertoe geleid dat voorzieningenclusters zijn ontstaan, afgestemd op de behoeften in de wijken.
Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.
Burgemeester Roelenweg Oost
De gemeenteraad heeft op 26 maart 2007 het Stedelijk Kompas Zwolle 2007 vastgesteld waarin het plan van aanpak voor de maatschappelijke opvang in de gemeente is opgenomen.
In het raadsbesluit van 21 april 2008 staat over geclusterde voorziening onder andere het volgende:
De raad besluit: 'De gemeentelijke structurele subsidie voor zorg en opvang in de nieuwbouw van de Herberg en geclusterde voorziening te verlenen aan de zorginstellingen die op dit moment de zorg en opvang verzorgen, ten behoeve van de in het overzicht in hoofdstuk 3 van dit voorstel omschreven activiteiten.'
In de toelichting wordt hierover het volgende opgemerkt:
'De op de locatie Burgemeester Roelenweg Oost te realiseren geclusterde voorziening omvat 2000 m² b.v.o. Er is voor gekozen de volgende functies er een plaats te geven:
de gebruiksruimte, de nachtopvang voor verslaafde dak- en thuislozen, de methadonverstrekking, de dagopvang Bonjour en het hostel. Het CWZW Leger des Heils Overijssel is zorgverlener voor Bonjour, Tactus verslavingszorg verleent de zorg in de gebruiksruimte, de nachtopvang voor verslaafde dak- en thuislozen, de methadonverstrekking en het hostel.'
3.11 Economisch Beleid
Beroep aan huis wordt toegestaan. Naast beroep aan huis wordt in dit aan de binnenstad grenzend gebied met een wat meer gemengd karakter ook bedrijf aan huis toegestaan, mits niet hinderlijk voor de woonomgeving
In het structuurplan wordt het bedrijventerrein Floresstraat, aangewezen als woongebied. De gemeente kan zich voorstellen dat in het gehele bedrijventerrein op termijn een transformatie naar wonen zal plaatsvinden. Dit past goed binnen de stedelijke structuur van Zwolle.
Het is niet de bedoeling om de hier gevestigde bedrijven binnen de planperiode te verplaatsen naar elders. De gemeente zal hiertoe ook zelf geen initiatieven nemen. Initiatieven vanuit de markt in deze richting zullen door de gemeente wel ondersteund worden.
3.12 Detailhandelsbeleid
Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel
Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden.
Besloten is om op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.
Kadernota detailhandel
De Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle' geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012.
Het algemene doel van de nota is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
Onderscheid in winkelgebieden
Het is belangrijk een onderscheid te maken naar binnenstad, wijk en periferie. Als vierde categorie kunnen nog de winkelvoorzieningen nabij bezoekersknooppunten onderscheiden worden.
- 1. Binnenstad: recreatief winkelen en funshoppen in een attractieve omgeving;
- 2. Periferie: centra voor doelgerichte aankopen, op perifere locaties met voldoende ruimtelijke schaal en optimale bereikbaarheid;
- 3. Wijk- en buurtcentra: centra voor dagelijkse aankopen in de buurt / in de wijk, op basis van compleet aanbod;
- 4. Bezoekersknooppunt: kleinschalige winkelvoorzieningen op station, ziekenhuis, verzorgingstehuizen, gericht op de reiziger dan wel bezoeker.
Reden voor dit onderscheid is dat bezoekmotief, aard, schaal, type van de winkels dusdanig verschillend zijn. Programma's en de hierbij horende meters zijn dus niet direct uitwisselbaar. Wel zijn er in meer of mindere mate relaties tussen de winkelgebieden.
Evenwicht tussen ruimte bieden aan vernieuwing en het behoud van het bestaande
De retailstructuur van Zwolle is in meerdere opzichten perspectiefrijk: Zwolle is een jonge en dynamische stad die nog groeit in inwonertal, heeft een grote regio, strategisch gelegen op een scharnierpunt in Nederland en goed bereikbaar. Belangrijk is dat er een goed evenwicht wordt gevonden tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.
Winkelen in de wijk
Zwolle beschikt over een goed functionerende structuur van de wijk en- buurtcentra. Dit is belangrijk om de Zwolse consument zo optimaal te kunnen bedienen. Onderscheiden worden:
- winkelgebieden nabij het centrum: Assendorperstraaat/Karnebeekstraat/Groot -Wezenland en Dieze Centrum;
- wijkwinkelcentra: Stadshagen, Zwolle-Zuid, Aa-landen en Holtenbroek;
- buurtcentra/boodschappenclusters: Hogenkampseweg, Forelkolk en Sellekamp;
- dorpsvoorzieningen: Berkum en Westenholte.
Een speciale plek nemen de winkelgebieden nabij het centrum in. Deze gebieden hebben van oudsher een bijzondere positie in de stad. Kenmerkende eigenschappen zijn het relatief lage kostenniveau, zeker in vergelijking met de binnenstad. Ook de goede bereikbaarheid en het parkeren voor de deur zijn kenmerkend. Aan de ene kant leveren deze winkelgebieden een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de omliggende wijken. Anderzijds zijn ze op stedelijk en zelfs op regionaal niveau van belang vanwege het specialistische aanbod. In het algemeen zijn het de zelfstandige ondernemers die vaak niet alleen gebruiker maar ook eigenaar zijn van het onroerend goed. Deze gebieden moeten het hebben van een diversiteit aan winkels als uitloopgebied van de binnenstad.
De buurtcentra, maar ook de dorpsvoorzieningen worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een supermarkt met daarnaast een beperkt aantal andere winkels en horecavoorzieningen (drogist, slijter, chinees restaurant, frituur). Ze vervullen een belangrijke rol op buurtniveau. Met name voor mensen die om verschillende redenen niet naar de grotere wijkcentra kunnen/willen. Er bestaat een duidelijke wens naar schaalvergroting van de bestaande supermarkten. Deze zijn nu net te klein om de consument het complete aanbod te kunnen verschaffen.
Assendorperstraat/Groot Wezenland en Thomas à Kempistraat-Vechtstraat.
Op initiatief van de winkeliers is in beide gebieden een zogenaamde bedrijveninvesteringszone (BIZ) gerealiseerd. Dit betekent dat er in beide gebieden door de ondernemers zelf een beleidsagenda en actieplan gemaakt is om de winkelstraten te versterken. En dat alle winkeliers hier aan bijdragen. De gemeente heeft in het kader van de BIZ met de uitvoerende stichting/vereniging een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor 5 jaar. Kern is dat de gemeente, binnen haar verantwoordelijkheden en mogelijkheden zich zal inspannen om de uitvoering van de beleidsagenda mede mogelijk te maken. Het gaat dan voornamelijk om de thema's schoon, heel en veilig, economische en winkelgebied ontwikkeling, versterken communicatie en marketing, promotie en evenementen. Dit alles met het doel om nog meer locale en regionale consumenten te trekken.
Faciliteren particuliere initiatieven Sellekamp, Hogenkampseweg en Westenholte
Zowel in Sellekamp, Hogenkamspeweg, Westenholte en Forelkolk is sprake van een wens (particulier initiatief) om de winkelfunctie te versterken. Het gaat hierbij voornamelijk om de vergroting van de winkelvloeroppervlakte van de bestaande C1000 supermarkten. Dit om de consument een breder pakket aan te kunnen bieden. De rol van de gemeente is faciliterend, het initiatief moet uitgaan van de marktpartijen. Er zullen duidelijke afspraken gemaakt moeten worden ten aanzien van het kostenverhaal, conform de nieuwe wetgeving. Kenmerkend: wat begint als een simpele vraag van uitbreiding van een supermarkt wordt allengs een complexer opgave omdat de ruimtelijke structuur aangepast dient te worden.
Ruimtelijke ordening
Voor de gemeente is dit het belangrijkste sturingselement. Het inpassen van nieuwe initiatieven vraagt in sommige gevallen om een nieuw bestemmingsplan of een wijziging van het bestaande plan. De detailhandelsnota is hiervoor één van de afwegingskaders.
We krijgen echter te maken met een gewijzigde jurisprudentie. De Europese Dienstenrichtlijn uit 2006 heeft als doel de concurrentie tussen dienstverleners van lidstaten te bevorderen. Dit om de consument zo goed mogelijk te kunnen bedienen. In de dienstenrichtlijn zijn economische vestigingseisen verboden. Zo kunnen winkels niet worden geweigerd op basis van gebrek aan marktuimte of het failliet gaan van andere winkels. Ruimtelijke ordening is echter wel toegestaan. Het bestemmingsplan legt bestemmingen van gronden vast. De Dienstenrichtlijn staat ook kwantitatieve of territoriale beperkingen bijvoorbeeld op basis van bevolkingsomvang of minimale afstand tussen dienstenverrichters toe.
Bovenstaande betekent dat een distributieve berekening naar de marktruimte op zichzelf geen afdoende onderbouwing is voor of tegen een bepaalde winkelontwikkeling. Wel is zo'n berekening waardevol als onderdeel van een ruimtelijke onderbouwing.
3.13 Horecabeleid
In Zwolle is uitsluitend voor de binnenstad horecabeleid vastgesteld. Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht'. Dit betekent dat voor Diezerpoort geen specifiek horecabeleid is vastgesteld.
3.14 Coffeeshopbeleid
Voor coffeeshops geldt een gedoogbeleid. Dit gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops.
3.15 Prostitutiebeleid
Het Zwolse prostitutiebeleid gaat uit van een maximaal stelsel. Het maximum aantal seksinrichtingen is daarbij gesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Dit gebied bestaat uit het gebied binnen de stadsgrachten, enige uitvalswegen (Willemskade, Harm Smeengekade, Pannekoekendijk, Schuttevaerkade, Zamenhofsingel, Diezerkade, Thomas à Kempisstraat tot de hoek Vechtstraat, Groot Wezenland, Assendorperstraat tot Molenweg), alsmede het gebied buiten de bebouwde kom. Een deel van het plangebied ligt in het vestigingsgebied, maar in het plangebied zullen in dit bestemmingsplan geen seksinrichtingen worden toegestaan.
3.16 Milieubeleid
Algemeen beleid
De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
- Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
- Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid reeds vastgesteld. Voor bodem zijn de gebiedsgerichte kaders nagenoeg gereed.
Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit is relevant voor het bestemmingsplan Diezerpoort. Dit beleid wordt hierna kort beschreven.
Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het bestemmingsplan Diezerpoort behoort grotendeels tot het gebiedstype 'Stedelijk'. Het gedeelte van de wijk dat in het structuurplan tot de schil rond de binnenstad wordt gerekend behoort tot het gebiedstype 'Centrum stedelijk'.
Gebiedstype | Ambitie | Grenswaarde (maximale ontheffingswaarde) | |||
Centrum Stedelijk | 53 dB | 63 dB | |||
Stedelijk | 48 dB | 58 dB |
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
- voldoen aan wet- en regelgeving;
- anticiperen op de toekomst;
Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen; - beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
- Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
- Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
- Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
- Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
In oktober 2009 heeft de gemeenteraad van Zwolle het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het bestemmingsplan behoort tot het gebiedstype 'Stedelijk'. Het gedeelte van de wijk dat in het structuurplan tot de schil rond de binnenstad wordt gerekend behoort tot het gebiedstype 'Centrum stedelijk'. De strook langs de rijksweg A28 behoort tot de stroomzone rond deze weg.
Externe veiligheid Burgemeester Roelenweg Oost
Het project ligt in het gebiedstype 'Centrum stedelijk'. Gelet op de ligging van dit gebied nabij de rijksweg A28 is het beleid voor de stroomzone ook van toepassing op het project.
Voor het gebiedstype 'Centrumstedelijk' geldt dat de risicoruimte zeer beperkt is vanwege de zeer hoge personendichtheid, de slechte bereikbaarheid voor hulpdiensten en de lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen). Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid voor het groepsrisico, met andere woorden een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen is niet toegestaan.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheidsbelangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt, maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Milieugebiedsvisie A28 zone
Door de gemeente Zwolle is een milieugebiedsvisie A28 zone opgesteld. Op 4 september 2007 hebben burgemeester en wethouders de milieugebiedsvisie A28 zone vrijgegeven voor inspraak. Op dit moment heeft de milieugebiedsvisie A28 zone nog een concept status.
De milieugebiedsvisie kan een belangrijk richtsnoer worden voor de milieu-inbreng in de A28 zone. Voor de achtergronden en onderbouwing wordt verwezen naar deze milieugebiedsvisie.
Afhankelijk van het gebiedstype dat wordt ontwikkeld worden er vanuit milieu doelstellingen en grenswaarden gesteld. Deze doelstellingen en grenswaarden worden in de milieugebiedsvisie in het beleidsdeel beschreven.
Op basis van de aanwezige milieubelasting zijn verschillende zones vastgesteld. Per zone is de milieukwaliteit beschreven en is aangegeven welke stedenbouwkundige mogelijkheden aanwezig zijn.
Er is voor het plangebied nog geen specifiek milieustreefbeeld geformuleerd;
Er zijn nog geen concrete milieumaatregelen geformuleerd die binnen het plangebied uitgevoerd kunnen worden.
Bodemkwaliteit
In januari 2010 heeft de gemeente een nieuw bodembeleidsplan vastgesteld. Dit bodembeleidsplan kent in overeenstemming met het gemeentelijk milieubeleid een gebiedsgerichte benadering.
In het plan wordt onderscheid gemaakt tussen de bovengrond en de ondergrond.
Bovengrond
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. De volgende functies worden onderscheiden:
wonen, industrie, water, buitendijksgebied, AW2000 en hoofdwegen.
Met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit zijn de kwaliteitsklassen AW2000 (kwaliteit voldoet aan achtergrondwaarden), wonen, en industrie ingevoerd. Op 1 december 2009 heeft de gemeente de bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld gebaseerd op de kwaliteitsklassen van het Besluit bodemkwaliteit.
Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Een onderzoek is dan niet nodig. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.
Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd.
Burgemeester Roelenweg Oost
Dit houdt het volgende in voor de het project Burgemeester Roelenweg Oost:
- Het gebied heeft de functie wonen.
- Het gebied valt binnen het centrumgebied, dat de kwaliteitsklasse 'industrie' heeft.
- De locatie wordt geschikt gemaakt voor de beoogde functie wonen.
Ondergrond
In juni 2007 heeft de gemeenteraad van Zwolle ingestemd met de Visie op de Ondergrond en besloten de volgende vijf basisprincipes vast te stellen en te gaan toepassen in projecten:
- 1. werken met ondergrondse bestemmingen / functies;
- 2. structureel en georganiseerd gebruik maken van warmte- / koudeopslag (WKO) en WKO koppelen aan grondwatersanering, waterwinning en peilbeheer;
- 3. bodemsanering gebiedsgericht benaderen;
- 4. natuur, recreatie, agrarische activiteiten, waterwinning en bescherming van kwalitatief hoogwaardig grondwater met elkaar te combineren in één gebied;
- 5. structureel en georganiseerd afstemmen van vraag en aanbod van (grond)water, koude en warmte.
Deze vijf basisprincipes vormen ook het vertrekpunt voor de beleidsmatige invulling voor het omgaan met de ondergrond. Het bodembeleidsplan levert een bijdrage aan de implementatie van de vijf basisprincipes door:
- 1. het kader te geven voor gebiedsgericht benadering van de bodemsanering;
- 2. de doelstelling voor sanering te koppelen aan de beoogde functies in de ondergrond;
- 3. de mogelijkheid te creëren om de aanpak van bodemverontreiniging integraal af te wegen tegen en af te stemmen met koude / warmte opslag, peilbeheer, grondwaterwinning.
De toepassing van KWO en het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven in het plangebied is geheel in overeenstemming met het gemeentelijk bodembeleid en de Visie op de Ondergrond.
Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:
- De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.
- Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid.
Interim Klimaatbeleid 2009
In 2009 hebben burgemeester en wethouders een interimklimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
Doelstelling 1:
Alle woningen, die nieuw worden gebouwd in Zwolle worden vanaf 1 januari 2011 gerealiseerd met een EPC van 0,6 en vanaf 1 januari 2015 met een EPC van 0,4; gebiedsmaatregelen (collectieve duurzame energiesystemen, zoals Koude/Warmte-opslag, mogen niet ter compensatie van de EPC worden aangewend.
Doelstelling 2:
Het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of utiliteitsgebouw bedraagt tenminste 60%.
De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interimklimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan.
Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en zonnecollectoren) en verbeterde isolatie. De toepassing van vliesgevels (variant op de dove gevel) als bescherming tegen het verkeerslawaai heeft ook een energiebesparend effect.
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen.
Op kaart 9 zijn de zone voor wegverkeerslawaai van de rijksweg A28 en de zone voor industrielawaai rond het bedrijventerrein Voorst weergegeven.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.
Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor de meeste wegen in het plangebied.
In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig:
Ceintuurbaan, rijksweg A28, Middelweg, Bisschop Willebrandlaan, Hogenkampsweg, Meppelerstraatweg, Van Wevelinkhovenstraat, Burg Roelenweg, Schuttevaerkade, Burgemeester Drijbersingel, Thomas à Kempisstraat, Floresstraat, Ruusbroecstraat, Geert Grotestraat, Pieter Steijnstraat, Casper Fagelstraat, Devotenstraat, en Rembrandtlaan.
Voor de de woningen van het bouwplan De Aloë, die binnen de 50 dB(A)-geluidscontour van de Ceintuurbaan of de Meppelerstraatweg liggen, is een hogere grenswaarde aangevraagd. Op 6 juni 2006 heeft de provincie Overijssel de beschikking hogere grenswaarden afgegeven.
Langs de zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
Ten behoeve van de reconstructie van de rijksweg A28 (benutting extra rijstrook in de spits) zijn geluidsreducerende en geluidwerende maatregelen getroffen (zeer open asfaltbeton (zoab), verhoging geluidscherm, en maximum snelheid van 80 kilometer per uur gedurende de spits). Nader zal worden onderzocht of er ondanks deze maatregelen nog woningen zijn, waarbij alsnog geluidwerende maatregelen aan de gevel dienen te worden getroffen.
Dove gevels voor woningen in De Aloë
Een gedeelte van de betreffende woningen grenst direct aan de parkeerplaats van DSM Resins BV. Teneinde de woningbouw op die plaats te kunnen realiseren, zijn de gevels van de desbetreffende woningen uitgevoerd als dove gevels.
Door de betreffende gevels grenzend aan de parkeerplaats van DSM Resins BV uit te voeren als een constructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A), is de constructie daarmee aan te merken als een dove gevel.
In het kader van de Wet milieubeheer is voor wat betreft beoordeling van geluidhinder aangesloten bij de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van het Ministerie van VROM d.d. oktober 1998. Hiermee is ondubbelzinnig vast komen te liggen dat de dove gevels grenzend aan de parkeerplaats van DSM Resins BV niet beschouwd behoefden te worden ten aanzien van het aspect geluid afkomstig van de omliggende bedrijven.
In de verdere uitwerking van de gevels is de nodige aandacht geschonken aan de wijze van opbouw en samenstelling van de betreffende gevels.
De dove gevel bij de woningen is opgenomen op de plankaart en in de voorschriften van het bestemmingsplan De Aloë en dient ook in het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort te worden opgenomen.
Geluidwerende voorzieningen voor woningen in De Aloë
Rondom het bouwplan voor woningen in De Aloë, maar binnen het plangebied, zijn een aantal bedrijven gelegen. Deze bedrijven hebben een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer of vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit ('Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer'). In de planvorming voor De Aloë is onderzocht voor welke bedrijven de woningbouw een belemmering kon zijn voor de geluidsvoorschriften uit de vergunning of het besluit. Aansluitend zijn de bedrijven bezocht en geïnventariseerd. Bij de inventarisatie is de actuele bedrijfssituatie inclusief toekomstige ontwikkelingen binnen een termijn van 3 jaar vastgelegd. Dit heeft per bedrijf als basis gediend voor de geluidsonderzoeken.
De verhuizing van Autowasstraat Nuri naar de voormalige locatie van Smit & Co aan de Ceintuurbaan 3 is in de onderbouwing toen aangemerkt als redelijkerwijs te verwachten toekomstige ontwikkeling.
Bij één van de omliggende bedrijven (Vishay BCcomponents ) was ten aanzien van de toenmalige situatie ter plaatse van de bestaande bebouwing sprake van overschrijdingen van de vigerende grenswaarden. Dit betekende dat dit bedrijf voorzieningen moest treffen om te kunnen voldoen aan de vigerende grenswaarden.
Ter plaatse van de woningen in De Aloë werden de te hanteren grenswaarden eveneens overschreden. Het betreft de geluidsemissie van Rengers betonboringen en Vishay BCcomponents . Teneinde woningbouw mogelijk te maken was het noodzakelijk om een aantal voorzieningen te treffen. Deze voorzieningen bestaan uit:
- 1. Het aanbrengen van een scherm nabij Rengers, aansluitend op de dove gevel aan de noordzijde van de tuinmuurwoningen. De afschermende maatregel werd geïntegreerd in het ontwerp van de woningen. De kosten van de voorziening kwamen ten laste van de woningbouwontwikkeling.
- 2. Het aanbrengen van geluiddempers aan ventilatoren, schermen nabij koeltorens en aanpassing van geluidsvoorschriften van maximale geluidsniveaus bij Vishay BCcomponents . Met het aanbrengen van de vermelde voorzieningen werden eveneens de grenswaarden uit de vigerende vergunning gerespecteerd. De kosten voor deze voorzieningen kwamen deels ten laste van de woningbouwontwikkeling en deels ten laste van Vishay BCcomponents.
Aan Vishay BCcomponents is inmiddels een revisievergunning verleend.
Het aanpassen van milieuvergunningen van andere bedrijven in het plangebied (DSM, Colorworks) is eveneens voorzien.
Het scherm bij Rengers is opgenomen op de plankaart en in de voorschriften van het bestemmingsplan De Aloë en dient ook in het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort te worden opgenomen.
Geert Grootestraat
Bij vrijwel alle bouwlagen van het nieuwe appartementencomplex wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeerslawaai op de rijksweg A28 overschreden. Hogere grenswaarden zijn verleend voor vaststelling van het bestemmingsplan Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat. De maximale ontheffingswaarde van 58 dB voor vervangende nieuwbouw van woningen wordt niet overschreden en voor alle waarneempunten is een ontheffing van een hogere grenswaarde van maximaal 58 dB voor de rijksweg A 28 vastgesteld.
Hogenkampsweg 17
Relevante zoneplichtige wegen nabij het gebied zijn: de Hogenkampsweg en de Meppelerstraatweg.
De maximale geluidsbelasting ten gevolge van de Hogenkampsweg is 58 dB inclusief aftrek artikel 110 g Wgh. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder overschreden. De maximale ontheffingswaarde Wet geluidhinder van 63 dB wordt niet overschreden.
De geluidsbelasting ten gevolge van Meppelerstraatweg bedraagt maximaal 38 dB inclusief aftrek artikel 110 g Wgh. Daarmee wordt zowel de voorkeursgrenswaarde als de maximale ontheffingswaarde niet overschreden.
Bij vaststelling van dit bestemmingsplan dienen hogere waarden te worden verleend *).
Conclusies geluidsonderzoek Hogenkampsweg 17
De geluidsbelasting ten gevolge van de Hogenkampsweg op de te realiseren woningen bedraagt 58 dB (Lden) en voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai van 48 dB Lden, maar ligt wel onder de maximale ontheffingswaarde voor binnenstedelijk gebied (63 dB Lden).
De geluidsbelasting ten gevolge van de Meppelerstraatweg op de te realiseren woningen voldoet aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer van 48 dB Lden.
De grenswaarde voor 'Stedelijk gebied' (58 dB) uit het Gebiedsgericht Milieubeleid van de gemeente Zwolle wordt niet overschreden.
Er zijn extra maatregelen aan de woningen en hogere grenswaarden noodzakelijk om deze twee woningen te kunnen realiseren. Hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld, want maatregelen aan de bron en in het overdrachtsgebied zijn onvoldoende doeltreffend en zijn financieel niet realistisch.
De geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen tezamen op de te realiseren woning bedraagt zonder extra maatregelen maximaal 63 dB Lden. In het kader van het Bouwbesluit zijn extra maatregelen nodig aan de gevels en daken van de woningen. De aanvrager zal door middel van een bouwfysisch onderzoek aan moeten tonen dat met inachtneming van de berekende gevelbelastingen aan het binnenniveau in de geluidsgevoelige ruimten van de woning (33 dB) wordt voldaan.
*) Een hogere waarde van 58 dB Lden is door burgemeester en wethouders op 19 juni 2012 verleend (PU1202-0069).
Burgemeester Roelenweg Oost
Het plan omvat woonfuncties ten behoeve van studentenhuisvesting en zorgfuncties. Zowel de woon- als de zorgfuncties dienen te worden aangemerkt als geluidgevoelig.
De voor de geluidsgevoelige functies relevante geluidsbronnen in en in de omgeving van het plangebied betreffen:
- wegverkeerslawaai vanwege de rijksweg A28,
- wegverkeerslawaai vanwege de Katerdijk, Pannenkoekendijk, Burgemeester Roelenweg, Govert Flinckstraat en Schuttevaerkade,
- industrielawaai vanwege het ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein Voorst,
- industrielawaai vanwege bestaande bedrijven in de omgeving van het plangebied,
- industrielawaai vanwege het parkeren in het plangebied.
De geluidsbelasting ten gevolge van bovengenoemde bronnen ter plaatse van de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen is onderzocht. Aangezien uit het onderzoek blijkt dat bij vrijwel alle woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden vanwege wegverkeerslawaai wordt overschreden, dienen hogere grenswaarden te worden verleend op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan.
Voor woningen, waarvan ook de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden, kunnen geen hogere grenswaarden worden vastgesteld. Voor deze woningen moet in het ontwerp van de woningen al rekening worden gehouden met één van de volgende maatregelen:
- het zodanig vormgeven van de wooneenheden zodat de geluidsbelasting ter plaatse van de gevels van verblijfsruimten niet hoger is dan de maximale grenswaarde;
- het toepassen van dove gevels. Aangezien het wooneenheden betreft die bestaan uit één ruimte met veelal maar één buitengevel vergt dit een bijzondere ontwerpopgave. Ook kan bij het ontwerp gedacht worden aan een vliesgevel.
Conclusies geluidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost
Door VolkerWessels Bouw & Vastgoedontwikkeling Noord-Oost BV wordt het plan Studentenhuisvesting Burgemeester Roelenweg te Zwolle ontwikkeld. Om dit plan mogelijk te maken, wordt het bestemmingsplan herzien en wordt een projectuitvoeringsbesluit genomen. Onderdeel van het projectuitvoeringsbesluit is een akoestische onderbouwing. Hiertoe is in opdracht van VolkerWessels door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een akoestisch onderzoek uitgevoerd (referentie 20080373-08v8; datum 23 augustus 2012).
Het totaalplan bestaat uit de realisatie van vier gebouwen (A t/m D) voor studentenhuisvesting. Deze gebouwen krijgen een woonfunctie, uitgezonderd gebouw A, waarvan de onderste drie bouwlagen zijn bestemd voor gezondheidszorg (waaronder verslaafdenopvang). Daarnaast zal de realisatie van deze gebouwen in twee fases plaatsvinden. In de eerste fase zullen de woongebouwen A t/m C worden gerealiseerd. In de latere tweede fase zal combinatiegebouw D worden gerealiseerd.
Dit voorliggende akoestisch onderzoek heeft betrekking op de eerste fase van het totaalplan en heeft dus betrekking op de gebouwen A t/m C. Doel van het akoestisch onderzoek is beoordelen of, ter plaatse van de geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten het gebied, sprake is van waarborging van een goed woon- en leefklimaat.
Het projectuitvoeringsbesluit heeft uitsluitend betrekking op de Studentenhuisvesting en de zorgcluster. In het naastgelegen gebied, begrensd door het Zwarte Water, de rijksweg A28, Burgemeester Roelenweg en de Pannekoekendijk zijn kantoorfuncties en een gezondheidszorgfunctie aanwezig. Bij de ontwikkeling van deze functies is reeds onderzoek gedaan naar het woon- en leefklimaat, dan wel werkklimaat. Daarom wordt in dit akoestisch onderzoek slechts ingegaan op het woon- en leefklimaat voor het plan van de Studentenhuisvesting en de zorgcluster.
Het plangebied ligt in de zone van de rijksweg A28 en de zones van meerdere binnenstedelijke wegen. Uit het onderzoek naar de geluidbelasting ter plaatse van gevels van geluidsgevoelige functies binnen het plangebied, is gebleken dat ten gevolge van de rijksweg A28 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) wordt overschreden. Op de kopgevel van gebouw C wordt tevens de maximale ontheffingswaarde voor buitenstedelijk gebied van 53 dB (Lden) overschreden. Uit berekeningen is gebleken dat het verhogen van bestaande schermen langs de Rijksweg A28 niet leidt tot een significante verlaging van de geluidsbelasting ter plaatse van de studentenwoningen.
De gevels van de gebouwen waar niet aan de maximale hogere waarde wordt voldaan, dienen 'doof'' te worden uitgevoerd. In de volgende figuur zijn de doof uit te voeren geveldelen in rood aangegeven.
Dove gevels in rood
Daarnaast is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Pannekoekendijk. De maximale ontheffingswaarde voor woonfuncties in een binnenstedelijke situatie, 63 dB (Lden), wordt niet overschreden. In gebouw A worden naast woonfuncties ook zorgfuncties gerealiseerd. De maximale ontheffingswaarde hiervoor bedraagt ook 63 dB (Lden). Dit geluidsniveau wordt niet overschreden.
Industrielawaai
De Vrolijkheid
In de omgeving van het plangebied is het bedrijventerrein De Vrolijkheid gelegen. Dit was een gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wgh. Rond dit terrein moest een geluidzone industrielawaai worden vastgelegd, welke ook over een gedeelte van het plangebied van Diezerpoort liep.
Deze zone is op de plankaart van het geldende bestemmingsplan De Aloë nog weergegeven. Inmiddels is er een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Vrolijkheid tot stand gekomen, waarin geen mogelijkheden meer zijn opgenomen voor de vestiging van bedrijven, welke verplichten tot het opnemen van een geluidzone industrielawaai (de zogenaamde zware lawaaimakers). Bestaande 'zware lawaaimakers' waren al niet aanwezig op het terrein. In het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort behoeft deze geluidzone daarom niet meer te worden opgenomen.
Brandweerpost Noord
Om te onderzoeken of een brandweerpost in het kader van een goede ruimtelijke ordening mogelijk was op de locatie Dennenstraat heeft de gemeente een akoestisch onderzoek laten uitvoeren door Alcedo (Brandweerpost Noord te Zwolle, Akoestisch onderzoek, 21 mei 2010).
In het akoestisch onderzoek is berekend hoeveel geluid afkomstig is van de brandweerpost. Daarbij is rekening gehouden met de zogenaamde representatieve bedrijfssituatie. Dat betekent dat rekening is gehouden met het aantal malen dat de brandweerwagens uitrukken, de tijdstippen van uitrukken en de routes die worden gebruikt (uitrukken via de Middelweg) Daarnaast zijn het aantal personenauto's en busjes die het terrein op en af rijden belangrijk. Akoestisch relevant zijn ook de kleinschalige oefeningen die op het kazerneterrein plaatsvinden. Het gaat om oefeningen met hydraulisch gereedschap. Met een spreider en een schaar zullen bijvoorbeeld auto's worden 'opengeknipt'. Bij dit gereedschap wordt gebruik gemaakt van een benzineaggregaat. De oefeningen kunnen plaatsvinden in de dag en avondperiode. De dagperiode is in dit onderzoek van 7.00 tot 19.00 uur en de avondperiode duurt van 19.00 tot 23.00 uur. Andere oefeningen die de brandweer doet zijn niet akoestisch relevant en zijn daarom niet meegenomen in het onderzoek.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de normstelling uit het Activiteitenbesluit (afdeling 2.8 Geluidhinder, artikel 2.17 tot en met 2.22), indien een aantal maatregelen worden getroffen.
Aan de zijde van de Dennenstraat en het schoolgebouw ten westen van de locatie moet een geluidscherm worden geplaatst van 2 meter hoog. Op deze manier wordt het geluid van rijbewegingen op het kazerneterrein en oefengeluiden afgeschermd voor de omwonenden en scholieren.
De oprijlaan naar het kazerneterrein moet zodanig worden ingericht dat de terugkerende brandweerwagens achter het geluidsscherm wachten op de opening van de automatische poort. Ook personenauto's van personeel moeten wachten achter het geluidsscherm. Tevens moeten brandweerwagens worden uitgerust met de mogelijkheid op afstand de poort te bedienen. Op deze manier wordt in een aantal gevallen de wachttijd vermeden en wordt het geluid van afremmende en optrekkende brandweervoertuigen verminderd.
Het oefenen met akoestisch relevante apparatuur, de benzinegenerator voor spreiden en knippen, mag maximaal een half uur per dag plaatsvinden. In het kader van de melding op grond van de wet Milieubeheer moeten hiervoor maatwerkvoorschriften worden opgesteld.
Overige oefeningen die niet akoestisch relevant zijn worden niet beperkt.
Er behoeven geen voorschriften te worden verbonden aan de maximale geluidsniveaus als gevolg van het uitrukken van de brandweerwagens (sirenes). Er is hier sprake van algemeen belang en conform artikel 2.22 uit het Activiteitenbesluit kan het geluid van de sirenes buiten beschouwing worden gelaten bij de toetsing aan de normen. De gemeente Zwolle zal geen voorschriften verbinden aan het gebruik van de sirenes op grond van een bestemmingsplan. In de praktijk hanteert de brandweer al interne richtlijnen voor het gebruik van de sirenes. Ook de chauffeurs van de brandweerwagen zijn terughoudend in het gebruik van de sirenes. Om die reden wordt geen hinder verwacht.
Voorst
In het uiterste westen van het plangebied ligt een klein gedeelte van het tracé van de rijksweg A28 in de geluidszone industrielawaai van het bedrijventerrein 'Voorst'. In de nabijheid van deze locatie zijn studentenwoningen gepland in een gebouw met zes woonlagen. Vanwege de bouwhoogte is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting van het industrieterrein op de gevels van de woningen, zie 'Conclusies geluidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost'.
Conclusies geluidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost
(referentie 20080373-08v8; datum 23 augustus 2012)
Nabij het gebied is het, ingevolge de Wet geluidhinder, gezoneerde industrieterrein ‘Voorst’ gelegen. De geluidsproductie van dit industrieterrein is als geheel ingevoerd in een akoestisch rekenmodel. Daaruit blijkt dat de geluidbelasting, ten gevolge van het industrieterrein, op de gevels van gevoelige functies binnen het gebied ten hoogste 47 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Dit aspect vormt geen bedreiging voor het woon- en leefklimaat van het gebied.
In de omgeving van het gebied bevinden zich bestaande inrichtingen, welke beschikken over geluidruimte. Door de realisatie van gevoelige functies binnen het plan Studentenhuisvesting is het mogelijk dat bedrijven beperkt worden in de bedrijfsvoering. Dit is vooral het geval indien de nieuwe gevoelige functies zich op kortere afstand dan bestaande gevoelige functies bevinden. Per inrichting is in kaart gebracht of er mogelijk sprake is van een belemmering. Indien sprake is van een mogelijke beperkende werking die uitgaat van het plan, is de situatie per inrichting nader beschouwd.
Cumulatieberekeningen conform de Wet geluidhinder zijn uitgevoerd. Gebleken is dat de effecten door de samenloop van geluidsbronnen als acceptabel aan te merken zijn.
Tevens zijn cumulatieberekeningen uitgevoerd conform de methode Miedema. Hieruit blijkt dat de meeste resultaten vallen in de categorie 65-70 dB(A). Deze niveaus komen overeen met de beoordeling 'slecht'. De hoogst berekende milieukwaliteitsmaat is 68 dB(A), te beoordelen als 'slecht'.
Spoorweglawaai
In en in de nabije omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig. Nader akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig.
4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)
Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in de wijk (zie paragraaf 2.2.4.4 Economischevoorzieningen).
Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit.
De bedrijvigheid op het bedrijventerrein Floresstraat leverde beperkingen op voor ontwikkeling van woningbouw in de omgeving. In het vigerende bestemmingsplan De Aloë uit 2007 zijn op het terrein de bedrijfscategorieën 1, 2 en 3 uit de VNG-publicatie Bedrijven- en milieuzonering uit 1999 toe gelaten.
Op het bedrijventerrein zijn alle drie categorieën ook aanwezig en van invloed op aangrenzende woningen in het plangebied. Om de gewenste ontwikkeling van het woningbouwplan voor De Aloë planologisch acceptabel te maken, in de zin dat hindergevoelige functies dienen te worden gescheiden van hinder veroorzakende functies, is in het bestemmingsplan De Aloë gekozen voor een inwaartse zonering van het resterende bestaande bedrijventerrein Floresstraat. Hiervoor dienden de bestemmingsbepalingen uit het daarvoor geldende bestemmingsplan Dieze Oost uit 1984 voor dit bedrijventerrein aangepast te worden. Als basis voor het opstellen van de bestemmingsbepalingen en de milieuzonering van het bestemmingsplan De Aloë is de vergunde situatie van de individuele bedrijven als uitgangspunt gehanteerd. Dit uitgangspunt is in het nieuwe bestemmingsplan voor de gehele wijk Diezerpoort overgenomen.
De verspreid door rest van de wijk Diezerpoort aanwezige kleinschalige bedrijvigheid heeft weinig invloed op de milieusituatie aldaar.
4.2.3 Trillingen
Als mogelijke relevante trillingsbronnen voor de woonomgeving zijn de bedrijven op het bedrijventerrein Floresstraat en het wegverkeer op de Ceintuurbaan, Meppelerstraatweg en Brederostraat aan te merken. Als uitgangspunt voor de beoordeling van mogelijke trillingshinder is de SBR-richtlijn B 'Hinder voor personen in gebouwen door trillingen' gehanteerd.
Op het bedrijventerrein Floresstraat zijn nog diverse bedrijven actief. Bij deze bedrijven vinden geen werkzaamheden plaats die relevante trillingshinder kunnen veroorzaken ter plaatse van de woningen.
Voor de wegen geldt dat de sterkste trillingen afkomstig zijn van het aandeel zwaar verkeer. Hieronder vallen bussen en vrachtwagens. Het trillingsniveau is verder afhankelijk van de wegdekverharding (op de betrokken wegen voornamelijk asfalt) en de bodemstructuur (voornamelijk zand, klei en veen). Op basis van deze gegevens bedraagt de afstand uit het hart van de weg waarbuiten geen trillingshinder ontstaat circa 25 meter. De meeste woningen in het plangebied zijn op een grotere afstand dan 25 meter uit de as van de bovengenoemde wegen gelegen, waarmee er dus voor deze woningen geen sprake zal zijn van trillingshinder.
4.2.4 Luchtkwaliteit
In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007 - 2011 de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020.
Gebleken is dat zich in het plangebied een aantal problemen voordoet. Voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) wordt de grenswaarde overschreden langs de rijksweg A28, de Schuttevaerkade, de Vechtstraat en de Ceintuurbaan. Bij de rijksweg A28 en de Ceintuurbaan gaat het zelfs om een overschrijding van de plandrempel.
Voor fijn stof (PM10) geldt dat langs de rijksweg A28 en de Ceintuurbaan de plandrempel voor het jaargemiddelde wordt overschreden. De grenswaarde voor het 24 uur-gemiddelde PM10 wordt behalve langs de A28 en de Ceintuurbaan ook overschreden langs de Schuttevaerkade, de Vechtstraat, de Middelweg en de Burgemeester Drijbersingel.
Het Rijk heeft zich tot doel gesteld hiervoor maatregelen te treffen. Reden hiervoor is dat de overschrijding van de normen voor fijn stof vooral wordt veroorzaakt door een hoog achtergrondniveau, waarbij de bronnen voor een deel ook buiten Nederland liggen.
Door de wijzigingen aan de Ceintuurbaan (buiten plangebied) alsmede het nemen van generieke maatregelen wordt de situatie in het overschrijdingsgebied verbeterd, hetgeen blijkt uit de berekeningen van de toekomstige situatie.
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen, die 'in betekende mate' van invloed zijn op de luchtkwaliteit in het plangebied.
Hogenkampsweg 17
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit stelsel speelt het begrip 'niet in betekende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Het besluit NIBM (Niet In Betekenende Mate) legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project draagt 'niet in betekenende mate' bij als aannemelijk is dat het project een toename (veelal door verkeer) van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofoxide.
Het planologisch mogelijk maken van de realisatie van twee woningen zal niet leiden tot een zodanige toename van verkeer. In de huidige situatie ,wijkonderkomen, is er ook sprake van rijbewegingen. Het project is te karakteriseren als 'niet in betekenende mate'. Een verder onderzoek naar de luchtkwaliteit is dan ook niet nodig.
Overigens is bij de gemeente bekend dat uit eerdere berekeningen in het kader van de jaarlijkse rapportage blijkt dat voor de stoffen NO2, CO, benzeen en fijn stof (PM10) de grenswaarde voor het jaargemiddelde in dit gebied niet worden overschreden.
Burgemeester Roelenweg Oost
Voor de planlocatie zijn met name de Burgemeester Roelenweg en de Pannekoekendijk van belang.
De analyse van de luchtkwaliteit zoals opgenomen in het luchtkwaliteitsplan Zwolle laat zien dat in 2010 en 2020 geen overschrijdingen van de normen zijn te verwachten langs de Burgemeester Roelenweg en de Pannekoekendijk. Voor 2020 is een bijna-overschrijding (38-40 ug/m3) van de norm voor NO2 (40 ug/m3) te verwachten.
Het besluit NIBM (Niet In Betekenende Mate) legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project draagt Niet In Betekenende Mate bij als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofoxide.
Luchtkwaliteitsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost
Door VolkerWessels Bouw & Vastgoedontwikkeling Noord-Oost BV wordt het plan Studentenhuisvesting Burgemeester Roelenweg te Zwolle ontwikkeld. Om dit plan mogelijk te maken, wordt het bestemmingsplan herzien en wordt een projectuitvoeringsbesluit genomen. Onderdeel van het besluit is een onderbouwing met betrekking tot de luchtkwaliteit binnen het gebied. Hiertoe is in opdracht van VolkerWessels door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (referentie 20080373-25; datum 29 maart 2012).
Bij de besluitvorming dienen de luchtkwaliteitsaspecten die samenhangen met de realisatie van het plan in acht genomen te worden. Concreet betekent dit dat het plan getoetst dient te worden aan de bepalingen uit de 'Wet luchtkwaliteit' en onderliggende (vigerende) wet- en regelgeving. Daarnaast dient, in het kader van de ruimtelijke onderbouwing van het plan, een afweging gemaakt te worden ten aanzien van de luchtkwaliteit in relatie tot de beoogde bestemmingen.
In het luchtkwaliteitsonderzoek zijn de voor luchtkwaliteit maatgevende stoffen ter plaatse van het plangebied en langs de direct aangrenzende rijksweg A28 en omliggende ontsluitingswegen van het plangebied berekend voor de situatie inclusief ontwikkeling van het plan. De berekende concentraties zijn getoetst aan de luchtkwaliteitseisen uit vigerende wet- en regelgeving.
Conclusies luchtkwaliteitsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost
De concentraties zijn beoordeeld conform de eisen uit de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) en vormen de basis voor het maken van een goede afweging, omtrent het aspect luchtkwaliteit in de ruimtelijke onderbouwing.
Uit het onderzoek volgt dat de grenswaarden voor fijn stof en NO2 ruimschoots worden gerespecteerd ter plaatse van de gevoelige functies binnen het plangebied. Gelet op de bevindingen vormen de Wet luchtkwaliteit en het Besluit Gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) geen belemmering voor de besluitvorming.
4.2.5 Bodemkwaliteit
Het plangebied betreft een woongebied met verspreid door de wijk aanwezige kleinschalige bedrijvigheid. Op grond van de inventarisatie van het Historisch Bodembestand (HBB) is gebleken, dat er 375 locaties zijn waar bedrijfsmatige activiteiten, welke potentieel bodembedreigend zijn, hebben plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden.
Verder waren er bij veel woningen ondergrondse HBO-tanks aanwezig. Inmiddels zijn deze tanks buitengebruik, maar ze zijn nog niet allemaal bekend bij de Gemeente Zwolle en/of gesaneerd. Er is ook bekend dat er in het verleden ophogingen met puin hebben plaatsgevonden in het oud stedelijk gebied. Al deze activiteiten kunnen bodemverontreinigingen veroorzaakt hebben.
Uit het bodemarchief komen de onderstaande locaties naar voren. Dit zijn locaties waar bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en waar sterk verhoogde gehalten zijn aangetroffen, dan wel een ernstig geval van bodemverontreiniging aanwezig is. Een aantal locaties is door middel van een tekstbalk specifiek op kaart 10 aangegeven.
- 1. Vechtstraat 54-70: Betreft grond en grondwaterverontreiniging ten gevolge van een voormalige chemische wasserij. Deze verontreiniging is gesaneerd, maar er is wel een restverontreiniging bij nummer 70 met chloorkoolwaterstoffen in de grond en het grondwater achtergebleven.
- 2. Vechtstraat 77: Betreft een ernstige grondverontreiniging met minerale olie ten gevolge van het benzinestation, dat gesaneerd is in 1994. Bij deze verontreiniging is een restverontreiniging achtergebleven met minerale olie en vluchtige aromaten onder een schuur. Echter er heeft wel nalevering plaatsgevonden van deze stoffen in het grondwater.
- 3. Eikenstraat 20: Verontreinigd met asbest. Er is wel een saneringsplan ingediend, welke door de Provincie in 2004 is goedgekeurd. Voorzover bekend is, is er nog geen sanering uitgevoerd.
- 4. Rembrandtlaan (Zamenhofsingel): Ernstige grondverontreiniging met zware metalen en PAK ten gevolge van de voormalige stort. Deze verontreiniging is gesaneerd in 1996, maar er is een restverontreiniging achtergebleven.
- 5. Rembrandtlaan: Betreft een ernstige grondverontreiniging met asbest, zware metalen, PAK en minerale olie. Deze verontreiniging is gesaneerd in 2000 ten behoeve van nieuwbouw. Er is een restverontreiniging achtergebleven buiten het terrein met minerale olie en zink
- 6. Schuttevaerkade (Saveco & Philips): Ter plaatse van het Savecoterrein is de grond deels gesaneerd. De andere deelsanering zal plaats vinden na de sloop van het gebouw. Deze grondverontreiniging is beschikt op ernstig, niet urgent. Ter plaatse van het Campanillehotel heeft eveneens een deelsanering van de grond plaatsgevonden. De rest van het terrein moet ook nog gesaneerd worden
- 7. Gasfabriekterrein: Het oude gasfabriekterrein ligt in het centrum van de stad, een deel van de diepe grondwaterverontreiniging van de voormalige gasfabriek is ook in Diezerpoort terecht gekomen. De verontreiniging is beschikt op ernstig, urgent en de sanering zal binnen vier jaar vanaf maart 2004 plaatsvinden.
- 8. Oud stedelijke verontreinigingen:
Schoolstraat/Warmoesstraat: betreft verhoogde gehalten aan zink, lood en PAK in de grond. Er is geen nader onderzoek uitgevoerd. Uit het bodeminformatiesysteem blijkt dat er geen nader onderzoek zal plaatsvinden tot de bestemming zal worden gewijzigd. Ter plaatste van de school is het wel gesaneerd.
Thomas à Kempisstraat 31: betreft een diffuse verontreiniging met lood, zink en PAK. Er is een saneringsplan ingediend in 2003. Er is nog geen saneringsevaluatie ingediend. Waarschijnlijk zal er een restverontreiniging achterblijven.
Langenholterweg 10: dit betreft een ernstige grondverontreiniging met PAK, zink en lood. Deze is beschikt op ernstig, niet urgent. Er is niks bekend of deze verontreiniging gesaneerd gaat worden.
Vechtstraat 10-12: dit betreft een ernstige verontreiniging met koper, lood, zink en PAK. De verontreiniging is beschikt op ernstig, niet urgent.
Aloëterrein
Voormalig DSM-terrein: Voor het bestemmingsplan De Aloë zijn 6 bodemonderzoeken verricht.
Voormalig terrein De Ruiter: Voor het bestemmingsplan De Aloë zijn 9 bodemonderzoeken verricht.
Voormalig terrein Berendsen en De Graaf: Voor het bestemmingsplan De Aloë zijn 5 bodemonderzoeken verricht.
Op al deze bodemonderzoeken ten behoeve van de woningbouw op het voormalige Aloëterrein wordt uitgebreid ingegaan in de toelichting op het bestemmingsplan De Aloë. De betreffende woningbouw is inmiddels gerealiseerd en de in de bodemonderzoeken aanbevolen maatregelen zijn in het kader van deze woningbouw uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van de onderzoeken kan worden gesteld dat het terrein niet geheel vrij is van verontreinigingen. Indien in de toekomst grond van de locatie wordt afgevoerd dient volledigheidshalve te worden vermeld dat, in verband met het Bouwstoffenbesluit, specifiek onderzoek dient te worden uitgevoerd om vast te stellen of en op welke wijze hergebruik van vrijkomende grond kan plaatsvinden.
Brandweerpost Noord
In 1999 heeft de gemeente Zwolle aan Mateboer milieutechniek opdracht gegeven voor de uitvoering van een verkennend bodemonderzoek op de locatie Dennenstraat 3 (Verkennend bodemonderzoek op verschillende locaties van het Deltion College in Zwolle, projectnummer 990739/JvW, 9 december 1999). Uit dit onderzoek blijkt dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperkingen aan het gebruik van de locatie worden gesteld.
Hogenkampsweg 17
Er zijn voor deze woningbouwlocatie geen aanwijzingen dat de bodemkwaliteit ongeschikt is voor de functie wonen. De bodemkwaliteit vormt geen beperking.
Burgemeester Roelenweg Oost
De verwachting is dat medio 2013 wordt gestart met de bouwwerkzaamheden. Voorafgaand hieraan worden de opstallen van de Taxi Centrale Zwolle gesloopt en vindt een bodemsanering plaats. Er is namelijk sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Op de locatie is sprake van ernstige bodemverontreiniging, die in de beschikking van 11 december 2001 omschreven is als urgent, waarbij als uiterste datum van aanvang van sanering geldt 1 december 2011. Dit volgt uit de Beschikking Wet Bodembescherming, Provincie Overijssel, 11 december 2001, WB/2001/4612. Op de locatie is sprake van verontreiniging van de grond met zware metalen, minerale olie, PAK, vluchtige aromaten en fenolverbindingen. Het grondwater is eveneens sterk verontreinigd met PAK, vluchtige aromaten, minerale olie en fenolverbindingen. De verontreiniging in het diepe grondwater (6-25 m –mv) is in noordelijke en westelijke richting nog niet geheel afgeperkt.
Het freatisch grondwater boven het veen is sterk verontreinigd met vluchtige aromaten (benzeen) en PAK (naftaleen) in een gebied waar ook een verontreiniging van de grond met teerproducten en minerale olie is vastgesteld.
Het grondwater vlak onder het klei-op-veen pakket is sterk verontreinigd met vluchtige aromaten (benzeen), PAK (naftaleen), fenolen en minerale olie. De omvang van de verontreiniging op dit niveau is groter dan de omvang op freatisch niveau. De verontreiniging van het grondwater dieper dan circa 6 m –mv bevindt zich in westelijke richting op een toenemende diepte. Verder in westelijke richting buiten het brongebied is het grondwater op hetzelfde niveau veel sterker verontreinigd, namelijk met vluchtige aromaten en fenolen en met PAK en minerale olie.
Daarnaast heeft onderzoek plaatsgevonden naar bodemverontreiniging in de vorm van asbest (Asbestonderzoek Pannekoekendijk te Zwolle, R-PVE/206, Rijssen 26 mei 2008). In de bovengrond van de onderzoekslocatie zijn plaatselijk bijmengingen met asbestverdachte materialen aangetroffen. De bijmengingen zijn echter niet zodanig dat deze geleid hebben tot sterke verontreiniging met asbest. Uitzondering hierop vormt sleuf 501 waar wel sprake is van een sterke verontreiniging met asbest. In de ondergrond zijn geen bijmengingen met asbestverdachte materialen aangetroffen. Analytisch is in de ondergrond geen sprake van verontreiniging met asbest.
In het kader van de herontwikkeling van de locatie is een actualisatie uitgevoerd van de verontreinigingsituatie op de locatie Pannekoekendijk hoek Burgemeester Roelenweg te Zwolle ('Bodemsanering Pannekoekendijk hoek Burgemeester Roelenweg te Zwolle', R-PVE/457, Rijssen 20 oktober 2009. Het betreft een actualisering van het concept-rapport “Bodemonderzoek ten behoeve van aanleg parkeerkelder Pannekoekendijk te Zwolle”, R-PVE/167, versie 02, Rijssen 31 maart 2008).
Voor de locatie is een Saneringsvisie bodemsanering opgesteld ('Saneringsvisie bodemsanering Pannekoekendijk hoek Burgemeester Roelenweg te Zwolle', R-PVE/437, Rijssen 24 november 2009). Met de in de saneringsvisie beschreven saneringsaanpak vormt de bodemkwaliteit onder de nieuwe bebouwing geen belemmering voor eventuele saneringswerkzaamheden.
De saneringsvisie is overlegd met het Bevoegd Gezag Wet bodembescherming en deze kan daarmee akkoord gaan. Zeer uitdrukkelijk is daarbij aangegeven dat de saneringsvisie echter geen saneringsplan is. Een dergelijke saneringsplan is inmiddels opgesteld.
Het Bevoegd Gezag dient met dit saneringsplan in te stemmen. Conform het geldende bodembeleid dient een dergelijk saneringsplan om de locatie, vanuit de optiek bodembescherming, geschikt te maken voor het beoogde doel enerzijds en het beperken of wegnemen van de de verspreidingsrisico's zoals deze in de beschikking van de provincie zijn beschreven.
Nieuw bodemonderzoek
Kortweg kan gezegd worden dat onder andere in de volgende kaders nieuw bodemonderzoek (wellicht gevolgd door bodemsanering) kan worden verlangd:
- bouwaanvraag;
- vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer;
- grondverzet;
- Wet bodembescherming;
- bestemmingsplanwijziging.
4.2.6 Externe veiligheid
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
Vuurwerk
Opslag van vuurwerk vindt plaats aan de Rembrandtlaan nr 70 (fietsenwinkel). Deze inrichting valt onder de Wet milieubeheer. In het kader van deze wet worden maatregelen en voorzieningen voorgeschreven, die er voor zorgen dat de risico's voldoende beheersbaar blijven. De gemeente ziet er op toe dat de inrichting de voorschriften naleeft.
Tankstations en opslag gevaarlijke stoffen aan de Ceintuurbaan bij het bedrijventerrein Floresstraat
Op 27 oktober 2004 zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden. Op basis van dit besluit en de bijbehorende regeling moet het plangebied worden getoetst.
Bij de beoordeling van de risico's voor de externe veiligheid gelden twee risicogrootheden:
- Het plaatsgebonden risico (PR): dit is de overlijdenskans voor een individu in de omgeving van de installatie als gevolg van een ongeval met die installatie.
- Het groepsrisico (GR): dit is de cumulatieve kansverwachting voor slachtofferaantallen in de omgeving van een installatie als gevolg van mogelijke ongevallen met die installatie.
Teneinde inzicht te krijgen in de invloed van risicovolle bedrijven is ten tijde van de ontwikkeling van het woongebied van De Aloë een inventarisatie uitgevoerd. Uit deze inventarisatie is toen gebleken dat 3 risicovolle bedrijven van invloed waren op de omgeving van het bedrijventerrein Floresstraat, namelijk:
- Tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan 4, gelegen buiten plangebied.
- Tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan 8, gelegen buiten plangebied.
- Opslag gevaarlijke stoffen aan de Ceintuurbaan 5, gelegen binnen plangebied.
De beide tankstations aan de Ceintuurbaan hadden toen op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen een invloedsgebied van 150 meter vanaf het vulpunt. Een gedeelte van het plangebied was gelegen binnen de invloedsgebieden van beide inrichtingen. Het betrof uitsluitend het bedrijfsgedeelte van het bestemmingsplan. Binnen dit bedrijfsgedeelte vond echter geen functiewijziging plaats.
Op het bedrijventerrein Floresstraat is op het terrein van DSM Resins een opslag van gevaarlijke stoffen aanwezig, die wel beschouwd moet worden ingevolge het Bevi.
Om een beeld te krijgen van de gevaren voor de externe veiligheid voor de bewoners van het bouwplan voor de Aloë en de minimale afstand tussen deze opslag en de woonbebouwing heeft Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een risicoberekening verricht aan een opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein van DSM Resins BV te Zwolle. De resultaten zijn opgenomen in rapport 2003.1213.13-3 d.d. 10 mei 2006 dat als bijlage was opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan De Aloë.
Binnen het plangebied is één inrichting gelegen (opslaggebouw gevaarlijke stoffen DSM Resins); Het invloedsgebied valt grotendeels binnen de grenzen van het plangebied. Het opslaggebouw is een categoriale inrichting in de zin van het Bevi.
Op basis van het Bevi werd in het onderzoek geconcludeerd dat de norm voor het plaatsgebonden risico door de voorgenomen woningbouw niet wordt overschreden. Op basis van de Handreiking Verantwoording Groepsrisico’s wordt de oriëntatiewaarde van het Groepsrisico binnen het invloedsgebied eveneens niet overschreden.
Het betreft hier een herziening van een bestemmingsplan, waarin een bestaand opslaggebouw voor gevaarlijke stoffen aanwezig is. Het opslaggebouw is ingericht volgens CPR 15-2 (thans PGS 15) met automatische sprinklerinstallatie en biedt daarmee in voldoende mate bescherming aan de omgeving. De voorschriften in de vigerende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer zijn daarmee afdoende ter beperking van het groepsrisico.
Bij de ontwikkeling van het woongebied van De Aloë kon rekening worden gehouden met de ontwikkeling van adequate vluchtroutes bij het optreden van een calamiteit.
Dit betekent dat er geen belemmeringen waren voor de woningbouw op de locaties De Aloë en Berendsen & De Graaf als gevolg van de opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein van DSM Resins.
Buiten het plangebied waren ten tijde van de ontwikkeling van het woongebied van De Aloë 2 inrichtingen (LPG stations aan de Ceintuurbaan) gelegen, waarvan de invloedsgebieden deels binnen het plangebied waren gelegen. Uitsluitend bedrijventerrein Floresstraat was binnen deze invloedsgebieden gelegen. Omdat er geen functiewijziging plaatsvond ter plaatse van het bedrijventerrein en daarmee geen wijzigingen in persoonsdichtheden optrad, zijn er toen geen berekeningen uitgevoerd aan deze LPG-stations.
Overzicht risicocontouren
Ten aanzien van de twee LPG tankstations kan bovendien nog het volgende worden opgemerkt:
- Ceintuurbaan 4 (Shell): Dit tankstation verkoopt geen LPG meer. De gemeente Zwolle heeft een revisievergunning verleend voor dit tankstation. Er is inmiddels een onbemand tankstation gevestigd. Onbemande tankstations mogen wettelijk geen LPG verkopen. In de revisievergunning is de verkoop van LPG niet meer opgenomen.
- Ceintuurbaan 8 (Firezone): ook dit tankstation verkoopt geen LPG meer. De gemeente Zwolle heeft ook voor dit tankstation een revisievergunning verleend. Er is inmiddels ook hier een onbemand tankstation gevestigd. In de revisievergunning is de verkoop van LPG niet meer opgenomen.
De exploitant, Salland oil, had de verkoop van LPG ook niet in zijn aanvraag opgenomen.
Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat beide maatregelen in belangrijke mate bijdragen aan de vermindering van het groepsrisico in het plangebied.
Volledigheidshalve zijn in de afbeelding de plaatsgebonden risicocontouren alsmede de invloedsgebieden aangegeven voor de drie inrichtingen, waarbij de in 2006 bij het onderzoek nog aanwezige situatie is weergegeven.
Tankstation aan de Ceintuurbaan 54
Het noordelijker gelegen tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan 54 ligt ook in de directe nabijheid van het plangebied van Diezerpoort. Het invloedsgebied van dit LPG tankstation ligt over het plangebied. De woningen aan de Casper Fagelstraat en de Heinsiusstraat bevinden zich in het invloedsgebied van het tankstation. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Ceintuurbaan Noord en de Wet milieubeheervergunning van het LPG tankstation heeft de gemeente Zwolle het groepsrisico als gevolg van dit LPG tankstation verantwoord. Het voorliggende plan laat binnen het invloedsgebied geen nieuwe bestemmingen toe. De verantwoording van het groepsrisico voor het tankstation Ceintuurbaan 54 is derhalve nog van toepassing. Er is geen aanleiding deze verantwoording te heroverwegen. (Op kaart 11 Beperkingen is de kleinere 10-6 contour van het plaatsgebonden risico aangegeven.)
Het openlucht zwembad aan de Ceintuurbaan 1
Het openluchtzwembad vormt een risicobron op basis van het feit dat er chloor wordt opgeslagen. Dit chloor wordt gebruikt voor de zuivering van het zwemwater. Volgens de provinciale risicokaart loopt de 1 % letaliteit effectafstand voor een klein deel over het plangebied van Diezerpoort. Het gaat om het meest zuid oostelijke deel waar de bestemmingen Bedrijventerrein, Groen en Wonen aanwezig zijn. Het gaat om 1 bestaande woning. Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van kwetsbare bestemmingen niet mogelijk. Het groepsrisico neemt niet toe en het huidige risico wordt aanvaardbaar beschouwd.
1 % letaliteit betekent dat indien zich een ramp voordoet, 1 % van de mensen die zich daar bevindt meteen overlijdt ten gevolge van deze ramp. Dit percentage zal oplopen indien men zich in de richting van de risicobron zal begeven.
Rijksweg A28
Over de rijksweg A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn reeds vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport gevaarlijke stoffen en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.
Gebruiksruimte
Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR 10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.
De veiligheidszone van de rijksweg A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28. In het bestemmingsplan Diezerpoort liggen geen kwetsbare bestemmingen binnen de PR 10-6 contour van de A28.
Plasbrand aandachtsgebieden
Gemeenten moeten langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dit kan in een gebied van 30 meter langs de route tot slachtoffers leiden (gemeten van rand van het asfalt). Langs de rijksweg A28 ter hoogte van het plangebied zal een plasbrandaandachtzone (PAG-zone) vastgelegd worden in het basisnet. Bouwen binnen een PAG-zone is mogelijk maar dit zal wel gemotiveerd moeten worden. Het is mogelijk dat er extra brandwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het bestemmingsplan Diezerpoort staat geen bebouwing toe in de PAG-zone van de A28.
Groepsrisico Rijksweg A28
Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,5 * de oriëntatiewaarde bedroeg. Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat het groepsrisico in 2020 zal stijgen naar 1,1 * de oriëntatiewaarde. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de verwachte groei van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28. De dichtheid van het aantal personen in het plangebied neemt in de beschouwde periode niet toe.
In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde. Daarbij moet worden aangetekend dat deze hoge waarden voornamelijk te vinden zijn ter hoogte van Voorsterpoort.
De Rijksoverheid en de gemeente Zwolle zijn op 29 september 2011 overeengekomen dat het groepsrisico langs de A28 tussen de afslag Zwolle - zuid en Zwolle noord maximaal 1,7 * de oriëntatiewaarde bedraagt.
Hoge druk aardgasleiding
Door het plangebied loopt een gastransportleiding parallel aan de rijksweg A28. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de PR 10-6 contour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven.
Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt daarom is een toename van het groepsrisico niet aan de orde.
Brandweerpost Noord
In opdracht van de gemeente Zwolle heeft het bureau Oranjewoud een quickscan externe veiligheid uitgevoerd (Onderzoek Externe veiligheid; Ontwikkeling brandweerkazerne Dennenstraat/Middelweg te Zwolle, mei 2010 dat als bijlage was opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan Brandweerpost Noord). Als eerste is geïnventariseerd welke risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Vervolgens is per risicobron geanalyseerd of deze in het kader van externe veiligheid beperkingen op kan leggen aan de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Hierbij is ook onderzocht of nader onderzoek naar de specifieke risicobron noodzakelijk is. Op basis van deze informatie aangevuld met specifieke informatie van de brandweer over de bereikbaarheid van de locatie door hulpdiensten en de bestrijdbaarheid.
Uit de quickscan bleek dat zich in de omgeving twee relevante risicobronnen bevinden namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28 en een hoge druk aardgasleiding die parallel aan de rijksweg A28 ligt.
- 1. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28:
Om te bepalen hoe groot het (groeps)risico is, is voor deze risicobron een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de autonome situatie (Dit is de situatie zonder planontwikkeling). De risico's voor de toekomstige situatie (situatie inclusief planontwikkeling) zijn kwalitatief beschouwd. De reden is de relatief geringe toename van het aantal personen ten opzichte van het reeds aanwezige aantal personen binnen het invloedsgebied. Een berekening van het groepsrisico met de gewijzigde functie zal daardoor geen andere waarde opleveren. - 2. De hoge druk aardgasleiding die op een afstand van 135 meter van de brandweerkazerne ligt:
Het invloedsgebied van de leiding (1% letaliteitsafstand) is 140 meter. In verband met de grote afstand, de geringe omvang van de planontwikkeling en de beperkte verantwoording die geldt binnen de 1 % letaliteitafstand is volstaan met een beknopte verantwoording.
Invloed van de rijksweg A28 op Brandweerpost noord:
Plaatsgebonden risico.
Uit bijlage 5 van de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen'(22 december 2009) blijkt dat de 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour 13 meter bedraagt. Deze reikt niet over de locatie van de brandweerkazerne. Er gelden dus geen belemmeringen voor de ontwikkeling vanuit de wettelijke normen voor het plaatsgebonden risico.
Groepsrisico.
Voor de autonome situatie is het groepsrisico berekend over de meest risicovolle kilometer. Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico in de autonome situatie beneden de oriëntatiewaarde ligt (Onderzoek externe veiligheid, Ontwikkeling brandweerkazerne Dennenstraat/Middelweg te Zwolle, Oranjewoud, projectnummer 217391, april 2010) Omdat de ontwikkeling van de brandweerkazerne aan de Dennenstraat maximaal 25 personen zal herbergen en de locatie niet ter hoogte van plek op de rijksweg A28 met het hoogste groepsrisico ligt zal het groepsrisico als gevolg van het plan niet leiden tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde.
Verder werd geconcludeerd dat vanwege de ligging op relatief grote afstand en het kleine aantal personen dat wordt toegevoegd aan een omgeving met een relatief hoge personendichtheid het groepsrisico niet significant zal toenemen. Hierdoor en door het feit dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden is er geen verplichting tot het doorlopen van de verantwoordingsplicht. Om aan het verzoek van de veiligheidsregio te voldoen is een verantwoording van het groepsrisico toch opgenomen.
Invloed van de hoge druk aardgasleiding op Brandweerpost Noord:
Ter hoogte van het plangebied loopt parallel aan de rijksweg A28 een hoge druk aardgasleiding. Deze aardgasleiding ligt op 135 meter afstand van de brandweerkazerne. De brandweerkazerne ligt net binnen het invloedsgebied van de aardgasleiding. De zogenaamde 1 % letaliteitgrens bedraagt namelijk 140 meter. Vanwege de relatief grote afstand en de toevoeging van een gering aantal personen aan het plangebied is geen verandering van het groepsrisico te verwachten. Uit een eerder onderzoek dat in het kader van de ontwikkeling aan de Esdoornstraat is uitgevoerd door de Gasunie blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.
Gebiedsgericht kader externe veiligheid Brandweerpost Noord
Omdat de invloed van de rijksweg A28 maatgevend is wordt het gebied getypeerd als een zogenaamde stroomzone. In het gebiedsgerichte beleidskader is een planologisch kader beschreven voor dergelijke situaties. De ontwikkeling van de brandweerkazerne past goed binnen dit planologische kader: de functie kenmerkt zich namelijk door de aanwezigheid van personen met een hoge mate van zelfredzaamheid en bovendien is de personendichtheid als laag aan te merken.
Verantwoording van het groepsrisico voor Brandweerpost Noord:
Ondanks het feit dat het groepsrisico niet significant zal stijgen heeft de veiligheidsregio de gemeente gewezen op de effecten en mogelijke gevolgen van een eventuele Bleve (boiling liquid expanding vapour explosion, hetgeen betekent een kokende vloeistof-gasexpansie-explosie).
Bij een eventuele Bleve op de rijksweg A28 ter hoogte van de brandweerpost is het mogelijk dat de post getroffen wordt. De vuurbal van de Bleve heeft namelijk een omvang van circa 150 meter. De brandweerpost ligt op 106 meter afstand. Deze 150 meter is tevens de 100 % letaliteitsgrens. Hiermee is de Brandweerpost Noord in dit geval niet inzetbaar voor de hulpverlening op de snelweg en de omliggende gebieden. Ook zullen er mogelijk slachtoffers vallen onder het brandweerpersoneel te betreuren zijn.
Dit kleine risico wordt aanvaardbaar geacht omdat:
- De aanwezige personen in het plangebied voldoende redzaam zijn. Hierbij is tijdige alarmering wel van belang, ook in de nachtelijke uren. Omdat het om een brandweerpost gaat is het redelijk te veronderstellen dat zij als een van de eerste op de hoogte zijn van een dreigende Bleve. Immers de meldkamer van de brandweer zal bij een dreigende Bleve als eerste worden ingeschakeld. Ook zal het personeel van de brandweerpost noord, indien zij als snelste ter plaatse kunnen zijn, als eerste worden geïnformeerd om de dreigende Bleve te voorkomen.
- De locatie er voor zorgt dat er een goede dekkingsgraad voor de brandweer gegarandeerd wordt. In 2000 heeft het adviesbureau Save een onderzoek verricht waar in relatie tot bebouwing en de risico's het beste de Zwolse brandweerposten gebouwd kunnen worden. Omdat het zuidelijke deel van Zwolle (Marslanden, Zwolle-zuid) naar verwachting niet verder zal groeien is daar de hoofdpost gebouwd. In 2006 heeft het bestuur gekozen voor het twee posten model. Omdat de locatie van de hoofdpost al vaststond is op basis van nieuwe berekeningen bepaald waar de tweede brandweerpost zou moeten komen. Uit dit onderzoek volgde dat de tweede brandweerpost in de buurt van de kruising Zwarte waterallee – Middelweg gebouwd zou moeten worden (200 m – 400 m.). Binnen dit gebied is de locatie Dennenstraat gekozen.
- De bereikbaarheid van het plangebied voor hulpdiensten voldoende is. Bij het vaststellen van het regionaal beleid zal worden meegewogen dat aan de Middelweg een brandweerpost ligt.
- De locatie er voor zorgt de aanrijtijden van een aantal zorginstellingen in de nabijheid van het plangebied wordt verkort. Hierdoor zal de veiligheid in deze zorginstellingen worden verhoogd. Het gaat om Stichting Philadelphia (Roer 7), Stichting Philadelphia (Scheldelaan 30), De Boeijer (Rijnlaan 177), De Riethorst (Zijpe 4), Fermate (Handellaan 315), De Havezate (Gombertstraat 350), Het Holtrust (Schubertstraat 72), de Esdoorn (Esdoornstraat 5).
Hogenkampsweg 17
Woningen worden vanuit de wetgeving (BEVI) als kwetsbare objecten gezien. Externe veiligheid levert geen beperkingen op, omdat er geen risicovolle inrichtingen en/of hogedrukaardgasleidingen in de nabijheid van het gebied aanwezig zijn. Tevens worden er geen gevaarlijke stoffen vervoerd in de nabijheid van het gebied (de Rijksweg A28 ligt op circa 580 meter).
Burgemeester Roelenweg Oost
In opdacht van Volker Wessels bv heeft Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd in het kader van de realisatie van studentenwoningen en zorgfuncties aan de Burgemeester Roelenweg te Zwolle (referentie 20080373-06v2; datum 12 januari 2011).
Het gebouw wordt gerealiseerd aan de zuidzijde van de Burgemeester Roelenweg en ten westen van de Pannekoekendijk. Het gaat hierbij om de realisatie van circa 350 studenteneenheden (geprojecteerd 500), en 1.800 m² aan zorgfuncties. Doel van het onderzoek is om na te gaan in hoeverre het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28 een belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plan. Daarnaast wordt ook de bijdrage vastgesteld van de uitbreiding ten opzichte van de huidige situatie.
Getoetst moet worden wat de gevolgen zijn voor de externe veiligheid (plaatsgebonden en groepsrisico) van de voorgenomen uitbreiding.
Voor het bepalen van het plaatsgebonden en het groepsrisico over de rijksweg A28 is gerekend met RBM II.
Met RBM II zijn zes varianten berekend:
- de huidige situatie met het vervoer van 2009;
- de huidige situatie met het vervoer van 2020;
- de huidige situatie met het vervoer van 2020 inclusief plafondwaarde voor GF3;
- de toekomstige situatie met het vervoer van 2009;
- de toekomstige situatie met het vervoer van 2020;
- de toekomstige situatie met het vervoer van 2020 inclusief plafondwaarde voor GF3.
Conclusies externe veiligheidsonderzoek Burgemeester Roelenweg Oost
Plaatsgebonden risico
Bij de vervoersgegevens van 2009 (huidig vervoer) en bij het toekomstig vervoer 2020 wordt geen 10-6 contour berekend. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen geeft een veiligheidszone van 13 meter voor de A28 en het basisnet een plasbrandaandachtsgebied. De plannen bevinden zich echter ruim buiten deze veiligheidszone en het plasbrandaandachtsgebied.
Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de realisatie van de studentenhuisvesting en de zorgfuncties.
Groepsrisico
Door realisatie van de studentenhuisvesting en zorgfuncties aan de Burgemeester Roelenweg neemt het groepsrisico in zeer geringe mate toe. Het groepsrisico ligt echter onder de oriëntatiewaarde. De toename van het transport van gevaarlijke stoffen in de toekomst zorgt eveneens voor een zeer geringe toename van het groepsrisico.
De toename van het groepsrisico moet door het bevoegd gezag verantwoord worden.
Standpunt gemeente ten aanzien van het groepsrisico Burgemeester Roelenweg Oost
Burgemeester en wethouders hebben besloten op basis van de rapportage en in met achtneming van het advies van de brandweer het restrisico aanvaardbaar te achten. Tevens zijn de uitkomsten en vervolgstappen getoetst aan het 'Gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid' van de gemeente Zwolle. Het plan voldoet aan het gemeentelijk gebiedsgericht beleidskader.
Daarmee acht de gemeente het groepsrisico aanvaardbaar. Voor verdere details wordt verwezen naar de hierna volgende verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoording groepsrisico Burgemeester Roelenweg Oost
- 1. Inleiding
Als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan Diezerpoort, locatie Burgemeester Roelenweg Oost zal het groepsrisico toenemen. Dit blijkt uit een berekening die in het kader van het bestemmingsplan door het adviesbureau Cauberg Huygen is opgesteld (hierna te noemen de risicoberekening). In deze paragraaf wordt het groepsrisico verantwoord. Artikel 13 eerste lid BEVI vormt daarbij de leidraad. Tevens zijn de uitkomsten en vervolgstappen getoetst aan het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid.
- 2. Persoonsaantallen in plangebied
Binnen het plangebied bevinden zich in de huidige situatie naar schatting 30 personen in de dagperiode en 10 personen gedurende de nachtperiode.
In de toekomstige situatie worden in de eerste fase 3 gebouwen gerealiseerd met daarin 357 studentenwoningen en 1.800 m2 aan zorgfuncties (bij de berekening van het groepsrisico is rekening gehouden met een latere tweede fase met een totaal aantal van 500 studentenwoningen en mogelijk een halfverdiepte parkeergarage).
Dit betekent dat in de toekomstige eindsituatie in de dagperiode 363 personen aanwezig zijn binnen het plangebied en in de nachtperiode 500 personen.
Voor de zorgfuncties is uitgegaan van 1 persoon per 30 m2 bvo met een aanwezigheidspercentage van 100% voor zowel de dag- als de nachtperiode. Voor in een latere fase eventueel te realiseren kleine commerciële ruimtes en publieksfuncties is voor de dagperiode ingeschat dat 30 personen aanwezig zijn, terwijl voor de nachtperiode geen aanwezigheid van personen is aangehouden.
- 3. Groepsrisico
In de nabijheid van het plangebied ligt de rijksweg A28. Deze weg is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.
In de volgende tabel zijn de berekende groepsrisicowaarden voor de huidige situatie en de situatie na planrealisatie bij de transportcijfers van 2009 en de geprognotiseerde transportcijfers van 2020 weergegeven.
Situatie | Normwaarde | % van de oriëntatiewaarde |
Huidige situatie – cijfers 2009 | 0,00380 | 38,0 |
Huidige situatie – cijfers 2020 | 0,00381 | 38,1 |
Huidige situatie – cijfers 2020 incl. GF3-plafond | 0,00388 | 38,8 |
Na planrealisatie – cijfers 2009 | 0,00384 | 38,4 |
Na planrealisatie – cijfers 2020 | 0,00384 | 38,4 |
Na planrealisatie – cijfers 2020 incl. GF3-plafond | 0,00391 | 39,1 |
De oriëntatiewaarde bedraagt 0,01.
Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. De toename van het groepsrisico ten gevolge van planrealisatie is zeer gering.
De toename van het groepsrisico ten gevolge van de verwachte toename van het transport van gevaarlijke stoffen is eveneens gering maar groter dan de toename tengevolge van planrealisatie.
- 4. Maatregelen
4.1 Maatgevend incident
In een vroeg stadium is samen met de betrokken partijen, initiatiefnemer, gemeente Zwolle en de regionale- en lokale brandweer gekeken naar mogelijke maatregelen. Hierbij is bepaald dat het maatgevende scenario een BLEVE is.
De mogelijke maatregelen die het groepsrisico verkleinen door het reduceren van de impact van een BLEVE, het verbeteren van de zelfredzaamheid en het vergroten van de beheersbaarheid zijn met bovengenoemde partijen stap voor stap behandeld. Hierbij is gezamenlijk een inschatting gemaakt van de effectiviteit en de kosten.
4.2 Maatregelen ter beperking van het groepsrisico
4.2.1 Maatregelen ter verbetering van de bereikbaarheid
Bij een incident op de rijksweg A28 is het van belang dat de hulpdiensten niet worden gehinderd door vluchtende studenten, verslaafden en personeel verslaafdenopvang. Vanwege de huidige situatie is het bijna niet te voorkomen dat vluchtroutes en de aanrijdroutes van de hulpdiensten van dezelfde wegen gebruik maken.
De bereikbaarheid van het perceel is goed. Een deel van het perceel grenst direct aan de openbare weg (Pannenkoekendijk en Burgemeester Roelenweg). Een deel van het perceel zit van de openbare weg af, het deel dat grenst aan het perceel van Dimence. Dit deel en het gebouw van Dimence zelf is in de nieuwe situatie bereikbaar vanaf de Burgemeester Roelenweg via de toegangsweg tot de parkeerplaatsen van Burgemeester Roelenweg 9 en 11. Deze zal zo uitgevoerd moeten zijn dat hij geschikt is voor brandweerauto's.
Bepalend voor de bereikbaarheid van het gebouw is het verhoogde maaiveld inherent aan de half verdiepte parkeergarage. De brandweer kan zoals het plan er nu ligt niet het verhoogde maaiveld op met zijn voertuigen. Dit hoeft geen probleem te zijn. Wel zal er voldoende aandacht moeten zijn om de bereikbaarheid van de gebouwen op een andere manier te waarborgen. Dit kan bijvoorbeeld door ingangen van het gebouw op korte afstand van de rand van het verhoogde maaiveld te situeren en hierbij rekening te houden met de opstelplaatsen.
De eventueel in een latere fase te realiseren parkeerkelder kan op verschillende manier benaderd worden: via de reguliere auto ingang (brandweer zal hier alleen met personeel naar binnen gaan en niet met voertuig) of via de inpandige trappenhuizen. Welke manier gebruikt zal worden is afhankelijk van de ventilatierichting in de parkeerkelder. Dit beïnvloedt de verplaatsing van rook en warmte en daarmee ook de gewenste inzetroute van de brandweer.
4.2.2 Maatregelen ter verbetering van de bestrijdbaarheid
Vanwege de hoogte van enkele bouwdelen is hier een droge blusleiding vereist. Dat betekent ook vulpunten en opstelplaatsen voor de brandweer. Het is belangrijk dat deze op een voor de brandweer gunstige plek worden gesitueerd. De afstand tussen een brandkraan en een brandweeringang mag maximaal 40 meter zijn. De afstand tussen een brandkraan en een vulpunt van de blusleiding mag maximaal 35 meter zijn. De afstand tussen een vulpunt en een opstelplaats is maximaal 15 meter. Rekening houdende met genoemde afstanden is een tweetal opstelplaatsen mogelijk:
- bij de ingang van de eventueel later te realiseren parkeerkelder aan de zijde van de verslaafdenopvang; vanuit daar kan zowel de parkeerkelder als de verslaafdenopvang worden bereikt;
- aan de zijde van de Burg. Roelenweg nabij de trap naar het verhoogde maaiveld; vanuit daar kan het hoogste deel van de studentenhuisvesting worden bereikt.
Voor deze opstelplaatsen is het belangrijk dat de voorzieningen voor de brandweer zoals bluswater, brandweeringang, eventueel brandmeldpaneel/centrale e.d. op korte afstand van de opstelplaats aanwezig zijn. Een hoge druk blusleiding heeft voor de repressieve dienst de nodige voordelen.
Bij de risicobron zelf (de rijksweg A28) is geen bluswater aanwezig. De gemeente doet momenteel samen met de brandweer onderzoek naar mogelijke maatregelen om de bestrijdbaarheid van rampen op de rijksweg A28 te verbeteren.
4.2.3. Mogelijkheden om te vluchten
Vluchtwegen dienen zo veel mogelijk van de risicobron af te leiden.
Afhankelijk van de locatie van de calamiteit kan gevlucht worden over de Burgemeester Roelenweg - Schuttevaerkade of langs het Zwarte Water – Pannenkoekendijk.
4.2.4. Zelfredzaamheid
In de gebouwen zullen zowel studenten als verslaafden en personeel van de verslaafdenopvang aanwezig zijn. De studenten zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Wel wordt er gewoond en dus geslapen en dat maakt het wel kwetsbaarder.
De verslaafden zijn mogelijk minder zelfredzaam. Personeel van de verslaafdenopvang is echter dag en nacht aanwezig. Gunstig is dat het gebouw van de verslaafdenopvang binnen het perceel zo ver mogelijk van de rijksweg A28 af ligt.
4.2.5 Bouwkundige maatregelen ter beperking van het groepsrisico
De volgende maatregelen zijn getroffen ter beperking van het groepsrisico. Zij beperken het effect van een BLEVE doordat zij de gebruikers van de gebouwen beter beschermen.
- Positie gebouw (kopse kant naar bron); in het huidige plan is hier rekening mee gehouden.
- Ingang gebouw; de in- en uitgangen zijn gesitueerd aan de rampluwe zijde van de gebouwen, waardoor vluchtroutes van de bron af leiden.
- Regelbare luchtinname; in geval van een toxisch scenario (een toxische gaswolk drijft richting de campus, in dat geval is schuilen in de gebouwen waarbij geen lucht van buitenaf wordt aangezogen, de beste optie). Deze maatregel zal meegenomen worden bij het ontwerp van de gebouwen.
- 5. Voorschriften ter beperking van het groepsrisico
De regelgeving ten aanzien van externe veiligheid biedt geen mogelijkheden om op gebouwniveau voorschriften op te nemen ter beperking van het risico. Aangesloten zal worden bij het Bouwbesluit en zo mogelijk aanvullende bouwkundige maatregelen worden getroffen (zie 4.2.5)
- 6. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico die niet worden toegepast
De volgende maatregelen hebben een positief effect op de externe veiligheid, maar de nadelen wegen zwaarder dan het positief effect. Om die reden worden deze maatregelen niet toegepast. De maatregelen worden kort besproken inclusief de overweging om de maatregel niet te treffen.
- bouwblokken verder verwijderen van de weg;
Deze maatregel kan niet getroffen worden omdat de bebouwing reeds maximaal van de risicobronnen afligt binnen de beschikbare ruimte. - splinterwerend glas + kozijn toepassen;
Deze maatregel heeft een zeer nadelig effect op het brandveiligheidsconcept. Door de extra bescherming kan bij brand de (doodsoorzaak nummer 1) rook niet weg. De kans op brand is vele malen groter dan de kans op een calamiteit in het kader van externe veiligheid. Mede op basis van dit nadelige effect en de bijkomende kosten (€ 300,00 meerkosten per m²) wordt deze maatregel niet getroffen, omdat de nadelige gevolgen en kosten niet in verhouding zijn tot het gewenste effect op het gewenste tijdstip. - explosiebestendig glas + kozijn;
De maatregel heeft een nog nadeliger effect als splinterwerend glas op het brandveiligheidsconcept. Daarnaast is er, in tegenstelling tot splinterwerend glas, een norm voorhanden (NEN-EN 13123, met een classificatie explosiebestendigheid van ruiten (EPR1 – EPR4)). Voor de kozijnen bestaat overigens geen norm hiervoor. Hierdoor kan een situatie ontstaan dat bij een calamiteit de gehele pui (glas + kozijn) als geheel door het pand komt.
Hierdoor lopen niet alleen de aanwezigen in de verblijfsruimte direct aan de risicobron zijde, maar ook de personen in de aangrenzende ruimten een zeer groot risico om te overlijden. De meerkosten voor explosie bestendig glas bedragen circa € 700,00 per m² ten opzichte van standaardglas. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de extra kosten in verband met de versterkte gevelconstructie die benodigd is omdat het gewicht aanzienlijk toeneemt. Op basis van de hierboven staande argumenten wordt deze maatregel niet getroffen. - meer ondergronds bouwen;
De parkeergarage wordt in een latere fase mogelijk half verdiept aangelegd. Voor woningen is ondergronds bouwen geen optie.
- 7. Toetsing aan het 'Gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid'
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:
- overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
- een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
- veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
- zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkelingen die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
Op 20 januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het bestemmingsplan Diezerpoort, locatie Burgemeester Roelenweg Oost behoort tot het gebiedstype 'Centrumstedelijk' en ligt gedeeltelijk in de stroomzone van de rijksweg A28.
Voor het gebiedstype 'Centrumstedelijk' geldt dat de risicoruimte zeer beperkt is vanwege de zeer hoge personendichtheid, de slechte bereikbaarheid voor hulpdiensten en de lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen). Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid voor het groepsrisico, met andere woorden een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen is niet toegestaan.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheidsbelangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
- 8. Toets van het project aan het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid:
Een lichte toename van het groepsrisico binnen een stroomzone is toegestaan, mits voldoende maatregelen worden getrokken en geen functies worden toegelaten die een geringe mate van zelfredzaamheid met zich meebrengen.De zelfredzaamheid van de gebruikers van de gebouwen varieert. De studenten zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Wel wordt er gewoond en dus geslapen wat de personen wel kwetsbaarder maakt.
De verslaafden zijn minder zelfredzaam, echter deze personen bevinden zich in het deel van het gebouw dat het verst van de rijksweg A28 af is gelegen. In het BHV plan zal aandacht besteed worden aan de specifieke behoeften van deze groep mensen voor wat betreft de hulpverlening.
Een toename van het groepsrisico in centrumstedelijk gebied is ongewenst, mede vanwege een slechte bereikbaarheid voor hulpdiensten. Echter het plangebied is net buiten het echte stadscentrum gelegen en de toegangswegen tot het plangebied zijn goed, zodat hier wel sprake is van een goede bereikbaarheid.
In de realisatiefase worden de volgende maatregelen meegenomen:
- Realisatie van opstelplaatsen voor zowel de brandweer als de overige medische hulpdiensten; een opstelplaats bij de ingang van de eventueel in een latere fase te realiseren parkeerkelder aan de zijde van de verslaafdenopvang - vanuit daar kan zowel de parkeerkelder bereikt worden als de verslaafdenopvang; een opstelplaats aan de zijde van de Burg. Roelenweg nabij de trap naar het verhoogde maaiveld - vanuit daar kan dan het hoogste deel van de studentenhuisvesting worden bereikt.
Voor deze opstelplaatsen is het belangrijk dat de voorzieningen voor de brandweer zoals bluswater, brandweeringang, eventueel brandmeldpaneel/centrale e.d. op korte afstand van de opstelplaats aanwezig zijn; - Bereikbaarheid Dimence: Er is in de huidige situatie een verbindingsweg tussen de openbare weg en het gebouw van Dimence. langs deze verbindingsweg is een waterleiding gelegen waarop een bluskraan nabij de ingang van Dimence is aangesloten. In de nieuwe situatie is de bluskraan niet meer bereikbaar vanaf de Burgemeester Roelenweg omdat de eventueel in een latere fase te realiseren parkeergarage (verhoogd maaiveld) de toegang voor brandweerauto's tot de bluskraan zou afsluiten. Door de aanleg van de parkeergarage dient de waterleiding omgelegd te worden. De toegang tot bluskraan kan via het fietspad langs het Zwarte Water worden gerealiseerd. Deze verbindingsroute kan ook door overige hulpdiensten worden gebruikt;
- Opstellen BHV plan met aandacht voor alle groepen die gebruik maken van de gebouwen;
- Aanbrengen van een regelbaar ventilatiesysteem in de gebouwen.
- 9. Aanvaarding van het groepsrisico:
De gemeente Zwolle besluit op basis van bovenstaande informatie en na het nemen van bovengenoemde maatregelen het groepsrisico aanvaardbaar te achten.
4.2.7 Ecologie
Brandweerpost Noord
Ten aanzien van de groene wetten Natuurbeschermingswet (NBW) en Flora- en Faunawet (FFW) kan worden gesteld dat de eerste wet, die gaat over bescherming van gebieden, voor het gebied niet relevant is vanwege de grote afstand tot de door deze wet beschermde gebieden.
De FFW (soortbescherming) is wel relevant. In het gebied komen dieren voor, die door deze wet worden beschermd (vleermuizen) Er is op 18 mei 2010 door Tauw een quickscan uitgevoerd, waarbij is vastgesteld dat het huidige pand geschikt is als vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Er zijn uitvliegende dwergvleermuizen aangetroffen. In de periode mei tot september 2010 is een nader onderzoek uitgevoerd om de aantallen en soorten vleermuizen vast te stellen.
In het gebied zijn foeragerende gewone dwergvleermuizen waargenomen en is een zomerverblijfplaats aangetroffen van enkele gewone dwergvleermuizen. Door de sloop worden negatieve effecten op populatieniveau op korte termijn niet verwacht. De vleermuizen hebben voldoende uitwijkmogelijkheden zowel wat betreft verblijfplaatsen als foerageergebied. Bij sloop van het pand zal de vaste verblijfplaats van de vleermuis verdwijnen en dit heeft negatieve effecten voor de vleermuis. Deze effecten kunnen worden gemitigeerd. Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van de negatieve gevolgen van een activiteit. Door het nemen van mitigerende maatregelen behoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd.
Het is mogelijk om de verblijfplaats te mitigeren door het ophangen van zogenaamde vleermuiskasten voorafgaand aan de sloop. Dit voldoet als maatregel en deze kunnen eenvoudig worden geplaatst op geschikte plaatsen van gebouwdelen die behouden blijven. Een, op basis van theorie, meer robuuste maatregel is het geschikt maken van de nieuwbouw voor vleermuizen, bijvoorbeeld door het open laten van de stootvoegen, zodat vleermuizen toegang hebben tot de spouwmuur. Een blijvend negatief effect wordt door de mitigatiemaatregelen voorkomen.
Hogenkampsweg 17
Op 10 januari 2012 is er een Flora en Fauna Quickscan uitgevoerd.Het bestaande gebouw in het gebied is gecontroleerd op mogelijke verblijfplaatsen waarbij onder andere gelet is op sporen, kieren en kleine ruimtes waar beschermde fauna gebruik van zouden kunnen maken.
Er zijn geen sporen van beschermde soorten gevonden. Daarnaast is het gebouw ook niet geschikt om dienst te doen als vaste rust- en verblijfplaats voor gebouwbewonende beschermde soorten. Bovendien betreft het een relatief nieuw pand. Dergelijke panden zijn over het algemeen niet erg geschikt als verblijfsplaats en worden ook niet zo snel in gebruik genomen. Als gevolg van het slopen verdwijnt er ook geen functie in het leefgebied van een beschermde soort waardoor er geen negatieve effecten te verwachten zijn.
Burgemeester Roelenweg Oost
In het kader van de ruimtelijke ontwikkeling bij de Taxi Centrale Zwolle, Burgemeester Roelenweg 1, zijn er in 2008 en in 2010 onderzoeken gedaan naar het voorkomen van vleermuizen. Aanvullend op het onderzoek naar zomer- en kraamverblijfplaatsen in 2008 heeft in het najaar van 2010 onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van paarverblijfplaatsen van vleermuizen. Dit conform het Protocol voor Vleermuisonderzoek van het Netwerk Groene Bureaus.
Doelstelling
De doelstelling van dit onderzoek is enerzijds zorgvuldig te kunnen werken en anderzijds het voorkomen dat als gevolg van de ruimtelijke ingreep verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden ten aanzien van vleermuizen (en andere gebouwbewonende soorten). Er is onderzocht of er binnen het plangebied vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen en steenmarter aanwezig zijn. Daarnaast is er onderzocht of het plangebied door vleermuizen gebruikt wordt als foerageergebied of als vliegroute. Tevens is gekeken naar sporen van andere beschermde gebouwbewonende soorten als Steenmarter en Gierzwaluw.
Flora- en Faunawet
De Flora- en faunawet biedt de juridische basis voor de bescherming van vleermuissoorten in ons land. Alle in Nederland in het wild voorkomende vleermuissoorten zijn wettelijk beschermd op grond van de Flora- en faunawet, en vallen onder het zwaarste beschermingsregime (strikt beschermde soort, tabel 3 Ffwet). Dit betekent dat vleermuizen bijvoorbeeld niet mogen worden gedood of verwond en niet opzettelijk mogen worden verontrust. Ook hun vaste rust- en verblijfplaatsen zijn wettelijk beschermd, en mogen niet worden verstoord, aangetast of vernietigd. Deze verbodsbepalingen zijn terug te vinden in de artikelen 9, 10 en 11 van de Flora- en faunawet.
Door het treffen van gerichte mitigerende maatregelen kan soms voorkomen worden dat de functionaliteit van een bepaald gebied voor vleermuizen wordt aangetast. In dat geval leidt de ingreep niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet en is voor de ingreep ook geen ontheffing nodig op grond van artikel 75 Flora- en faunawet.
Conclusies fauna-onderzoek Burgemeester Roelenweg Oost
Onder de opstaande dakrand van de woning in het noordwesten van het plangebied zijn twee nesten aangetroffen van de gierzwaluw. Nesten van gierzwaluwen zijn volgens de aangepaste lijst jaarrond beschermde nesten (LNV, 2009) jaarrond beschermd, ook op het moment dat gierzwaluwen elders overwinteren. Door toepassing van onderstaande mitigerende maatregelen kan de functionaliteit van het gebied voor de gierzwaluw behouden blijven. Bovendien zijn er in de directe omgeving van het plangebied voldoende tijdelijke uitwijkmogelijkheden voor gierzwaluwen onder pannendaken van de oude woningen in de Zwolse binnenstad.
- In verband met de broedperiode van gierzwaluwen dient de sloop niet plaats te vinden tussen 15 april en 15 juli.
- In de nieuw te bouwen gebouwen dienen enkele gierzwaluwpannen (indien pannendak) of gierzwaluwstenen te worden aangebracht. Het exacte aantal en de plaats worden bepaald in overleg met een deskundige op het gebied van gierzwaluwen.
- In de loodsen op het terrein zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld. Het voormalige woonhuis op het terrein van de Taxi Centrale Zwolle dient wel als zomerverblijfplaats en paarverblijfplaats van een solitair mannetje Gewone dwergvleermuis. Gezien de aanwezigheid van het dier in zowel de zomer als het najaar, dient er rekening mee gehouden te worden dat het dier ook in het gebouw overwintert. Om de functionaliteit van het gebied voor de gewone dwergvleermuis niet in gevaar te brengen, dienen onderstaande gerichte mitigerende maatregelen te worden getroffen.
- In verband met de overwinteringsperiode van de gewone dwergvleermuis dient de sloop plaats te vinden tussen 1 april en 1 oktober. In deze periode is de gewone dwergvleermuis actief en in staat op eigen kracht een andere verblijfplaats te kiezen. Dit betekent dat, gelet op het feit dat er in verband met de broedperiode van de gierzwaluw niet gesloopt mag worden tussen 15 april en 15 juli, de sloop moet plaats vinden tussen 15 juli en 1 oktober)
- Voor aanvang van de sloop dienen in de omgeving van het terrein 3 (houten) vleermuiskasten opgehangen te worden die kunnen dienen als tijdelijke verblijfplaats. De plaats van deze kasten wordt bepaald door een vleermuisdeskundige.
- Nadat de vleermuiskasten zijn opgehangen, wordt voorafgaand aan de sloop het gebouw ongeschikt gemaakt voor vleermuizen. Dit gebeurt door de dakpannen en het dakbeschot boven de spouwen te verwijderen.
- Enkele dagen nadat het gebouw ongeschikt gemaakt is voor vleermuizen stelt een vleermuisdeskundige vast of de gewone dwergvleermuis inderdaad vertrokken is. Is dat het geval, dan kan worden begonnen met de sloop. Is dat niet het geval, dan moeten extra maatregelen worden genomen om het gebouw ongeschikt te maken voor vleermuizen.
- In de nieuw te bouwen gebouwen worden 3 vleermuistegels van het type Schwegler 1/2FR (of soortgelijk) ingemetseld waardoor vleermuizen de gebouwen weer definitief kunnen gebruiken als verblijfplaats.
- Het type en de plaats van deze tegels wordt bepaald door een vleermuisdeskundige.
Door het nemen van de genoemde mitigerende maatregelen ontstaat er geen strijd met de Flora en faunawet. Door het nemen van deze maatregelen behoeft er geen ontheffing te worden aangevraagd.
4.2.8 Afval
Bij grondgebonden woningen dient rekening te worden gehouden met loopafstanden van maximaal 75 meter tot aan verzamelpunten voor afvalcontainers. Bij appartementengebouwen moet het afval ondergronds verzameld gaan worden. De ondergrondse container dient goed bereikbaar te zijn voor de vuilnisophaaldienst.
4.2.9 Mer-beoordeling Burgemeester Roelenweg Oost
De activiteiten in de eerste en tweede fase in het gebied (500 studentenwoningen, parkeergarage en zorgfuncties) overstijgen niet de drempelwaarden als genoemd in onderdeel C en onderdeel D van het Besluit m.e.r., met andere woorden op basis van getalskenmerken zijn deze activiteiten niet als m.e.r.-plichtig of als m.e.r.-beoordelingsplichtig te beschouwen.
In deze paragraaf wordt uiteengezet of er sprake is van bijzondere omstandigheden, die alsnog een m.e.r. wenselijk maken. Deze toets vindt plaats aan de hand van de volgende criteria (bijlage III van de Europese richtlijn):
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Kenmerken van het project
Binnen de voorgenomen activiteiten in het plangebied vinden geen productieprocessen plaats. Er is eveneens geen sprake van opslag van of verwerking van gevaarlijke stoffen. De milieubelasting wordt veroorzaakt door geluid afkomstig van verkeersbewegingen van en naar de parkeergarage. De geluidbelasting op de omgeving is beperkt. De verkeersbewegingen hebben ook invloed op de luchtkwaliteit. Ook de gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn, gezien de omvang van het project, beperkt.
In de nabije omgeving van de planlocatie zijn nieuwe ontwikkelingen voorzien, anders dan door het bestemmingsplan toegelaten, die zouden kunnen leiden tot cumulatie van milieueffecten. De belangrijkste ontwikkeling is die aan het Katwolderplein: voorgenomen bouw van een megabioscoop en parkeergarage met ingang aan de Katerdijk, maar deze wordt via een andere route ontsloten dan de parkeergarage aan de Burgemeester Roelenweg. Cumulatieve effecten zijn derhalve beperkt.
Vanuit het criterium kenmerken van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.
Plaats van het project
De planlocatie is gelegen in centrumstedelijk gebied, tussen de rijksweg A28 en de grachtengordel. De aard van de activiteiten, studentenwoningen, zorgfuncties en parkeergarage, past goed in een dergelijke omgeving. Het plangebied bevindt zich binnen het invloedsgebied van de rijksweg A28 en binnenstedelijke wegen als de Pannenkoekendijk en de Burgemeester Roelenweg. Met name het geluid van deze wegen noodzaakt het treffen van maatregelen aan de woningen. Daarnaast speelt externe veiligheid een rol in verband met transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A28. Door de realisatie van de woningen neemt het groepsrisico toe, echter deze toename is beperkt door de relatief grote afstand van de planlocatie tot de rijksweg A28.
De toename van het groepsrisico is verantwoord, omdat:
- 1. extra aandacht is besteed aan goede vluchtroutes en goede bereikbaarheid van de planlocatie voor hulpdiensten,
- 2. de bewoners/gebruikers van de gebouwen over het algemeen een hoge mate van zelfredzaamheid hebben; een uitzondering hierop vormen de verslaafden; deze zijn echter gehuisvest in dat deel van het gebouw dat het verst van de rijksweg A28 is verwijderd.
- 3. In de nabije omgeving zijn geen beschermde gebieden, zoals Natura 2000, EHS of waterwingebied, die mogelijk gevolgen zouden kunnen ondervinden.
Vanuit het criterium plaats van het project bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.
Kenmerken van de potentiële effecten
De effecten van de ontwikkeling zijn onderzocht en beoordeeld, conform de vereisten zoals vastgelegd in bijlage III behorende bij de EEG-richtlijn, en zijn als volgt samen te vatten:
- 1. Natuur:
In het plangebied of in de directe omgeving van de planlocatie bevinden zich geen kwetsbare natuurgebieden. Er zijn dan ook geen belemmeringen te verwachten vanuit de planontwikkeling voor de natuur. - 2. Bodem/grondwater:
De bodemverontreinigingen in het plangebied worden gesaneerd. De nieuwe functies in het plangebied leiden niet tot nieuwe verontreinigingen van bodem en/of grondwater. - 3. Archeologie/cultuurhistorie:
Er zijn geen cultuurhistorisch waardevolle structuren of gebouwen in en rondom de planlocatie, die schade zouden kunnen ondervinden van de geplande ontwikkeling. De archeologische waardering van de planlocatie bedraagt 0 %. - 4. Hinderaspecten geluid, stof, geur en gevaar:
de ontwikkeling van de planlocatie veroorzaakt geen significant nadelige gevolgen voor de omgeving. - 5. Externe Veiligheid:
De planlocatie bevindt zich binnen het invloedsgebied van de rijksweg A28, die is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De realisatie van de woningen en zorgfuncties zorgt voor een lichte toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de rijksweg A28. Echter vanwege de relatieve grote afstand tot de rijksweg A28 zal het groepsrisico niet significant toenemen. - 6. Luchtkwaliteit:
Het project valt onder de regeling 'Niet in betekenende mate', waardoor nader luchtonderzoek niet noodzakelijk is.
Vanuit het criterium kenmerken van de potentiële effecten bezien is derhalve de noodzaak tot een m.e.r. niet aanwezig.
4.2.10 Waterbeheer
De veiligheid voor hoge buitenwaterstanden voor de binnen het plangebied gerealiseerde voorzieningen is gewaarborgd door de Keersluis Zwolle enerzijds en de regionale waterkeringen langs de Achtergracht, de Stadsgracht en Nieuwe Vecht anderzijds. Deze waterkeringen worden beschermd door de keur van het waterschap Groot Salland. De waterkeringen staan aangegeven op kaart 11 in paragraaf 4.3 Kabels,leidingen en straalpaden.
Het beheer van de Nieuwe Vecht is in handen van het Waterschap Groot Salland. Met het waterschap is overleg geweest over het onderhoud van de watergang. Voor eventueel onderhoud en toekomstige aanpassingen door het Waterschap dient een strook van minimaal 5,00 meter breed (gemeten vanuit de beschoeiing) te worden vrij gehouden. Deze ruimte moet vrij van obstakels en vlak zijn. De toename van verhard oppervlak moet zoveel mogelijk vermeden worden. Een eventuele toename moet in principe binnen het plangebied gecompenseerd worden.
De kans dat er een overstroming voorkomt bedraagt voor dijkring 10: 1:2.000 en voor dijkring 53: 1:1.250 per jaar.
De huidige maaiveldhoogten in het plangebied zijn historisch bepaald en leiden niet tot wateroverlast.
Het peil in de, door middel van duikers met elkaar in verbinding staande vijvers in het woongebied Dieze oost wordt door middel van een overlaatvoorziening met afvoer naar de Westerveldse Aa op –0,10meter NAP gehouden. Het peil in deze vijvers kan, in bijzonder gevallen van langdurige droogte of bij ernstige vervuiling tengevolge van een calamiteit, door een inlaatvoorziening in de dijk van de Achtergracht / Burgemeester Drijbersingel en een regenwaterriool respectievelijk op peil gebracht of doorgespoeld worden. Het beheer van de vijvers en de dijken berust bij het waterschap Groot Salland, de onderhoudsverplichting berust bij de gemeente. De waterkeringen zijn op de plankaart aangegeven door middel van een dubbelbestemming.
Langs de Nieuwe Vecht zijn op verschillende plaatsen riooloverstorten aanwezig. Relevant voor het plangebied zijn de overstorten nabij de Bankastraat /Tesselschadestraat en nabij de molen De Passiebloem. De aanwezige overstorten worden gehandhaafd.
Bij nieuwbouwplannen dient een rioleringsplan opgesteld te worden. Er dient hierbij te worden uitgegaan van een geïntegreerd stelsel. Dit houdt in dat het hemelwater van daken geïnfiltreerd moet worden middels een infiltratievoorziening op eigen terrein. Het hemelwater van wegen dient middels infiltratiebuizen geïnfiltreerd te worden. Hiervoor dient nader onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden van infiltratie (bodemopbouw en doorlaatbaarheid). De riolering die in openbaar terrein ligt en goed toegankelijk is, zal door de gemeente Zwolle in beheer en onderhoud worden genomen.
4.2.11 Overstromingsrisico
Quickscan
Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.
Figuur 1 dijkring 53
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).
Figuur 2 Maximale waterdiepte tijdens een overstroming
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Figuur 3 Boven: dijkdoorbraak Olst; Onder: dijkdoorbraak Berkum (Zwolle)
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:
- aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
- voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
- aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
- zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
- opstellen van evacuatie plan.
4.2.12 Energie en duurzaam bouwen
Conform het nationaal pakket duurzaam bouwen dient het gebruik van bouwmaterialen, waarbij zware metalen, verduurzamingsmiddelen, of andere milieugevaarlijke stoffen kunnen uitlogen, te worden vermeden. Ook in de beheers- en gebruiksfase mogen geen activiteiten worden uitgevoerd zodanig, dat milieugevaarlijke stoffen in de bodem en het oppervlaktewater terecht kunnen komen. Infiltratie van regenwater dient waar mogelijk te worden toegepast.
Ook bij renovatie van woningen dient aandacht besteed te worden aan energiebesparende maatregelen en voorzieningen, de toepassing van duurzame energie en waterbesparende technieken.
Om partijen te stimuleren de taakstelling in het kader van het klimaatbeleid op te pakken, heeft de gemeente Zwolle een subsidieregeling ingevoerd gericht op de verduurzaming van nieuwbouwwoningen. De regeling is sinds 2012 van kracht. Gekozen is voor een kortlopende subsidie tot en met 1 juli 2014 waarbij ieder jaar het subsidiebedrag afneemt en de duurzaamheidseis (EPC ofwel energieprestatiecoëfficient en GPR, een instrument om duurzame ambities vast te stellen en te meten) wordt aangescherpt.
In 2012 bedraagt de subsidie € 3.000 en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie: EPC </= 0,50 en GPR >/= 7,5.
In 2013 bedraagt de subsidie € 2.500 en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie: EPC </= 0,45 en GPR >/= 7,5 en in 2014, tot 1 juli, bedraagt de subsidie € 2.000 en zijn de randvoorwaarden voor de subsidie: EPC </= 0,40 en GPR >/= 7,5.
Burgemeester Roelenweg Oost
De studentenhuisvesting en zorg worden uitgevoerd met vloerverwarming in combinatie met warmtepompen en open bronnen. Zowel de woningen als het zorgcluster worden hiermee voorzien van koude en warmte. In aanvulling hierop worden op een klein deel van het dak zonthermische panelen aangebracht voor het opwekken van warm tapwater. Daarnaast worden duurzame materialen toegepast, zoals gevelmetselwerk en kunststof kozijnen.
Voor het toepassen van warmte koude opslag is een effectenstudie opgesteld. Normaal gesproken dient de provincie hiervoor een vergunning op grond van de Waterwet af te geven. Bij een projectuitvoeringsbesluit neemt de gemeente deze bevoegdheid over en wordt de provincie gevraagd advies uit te brengen.
4.2.13 KWO plankaart
De gemeente streeft naar een optimale inzet van koude en warmte opslag (KWO) voor zover dit niet leidt tot onacceptabele thermische, hydrologische en/of daarvan afgeleide effecten. In gebieden met relatief veel vraag naar KWO blijkt uit de praktijk dat het nuttig is om de locaties van de bronnen vooraf min of meer vast te leggen. Dit voorkomt dat de ondergrond inefficiënt wordt gebruikt, wanneer bronnen ondoordacht worden geplaatst. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt is dat in gebieden met veel vraag naar KWO de extra te realiseren energiebesparing (cq. reductie van effecten) opweegt tegen de extra benodigde inzet/afstemming als gevolg van deze vorm van 'regulering'. In gebieden met weinig vraag naar KWO wordt aangenomen dat de kans op een gebrek aan ondergrondse ruimte cq. te grote effecten, zo klein is dat een sterke sturing op de locaties van de bronnen hier niet nodig is.
Voor de A28 zone is de volgende KWO-plankaart opgesteld, waarop is aangegeven voor welke gebieden regulering van de bronlocaties noodzakelijk is en voor welk gebieden niet of in mindere mate.
De opgestelde Plankaart is weergegeven in een figuur. De volgende categorieën worden onderscheiden:
- 'categorie I: vrije plaatsing' (donkergroen). Dit zijn deelgebieden met relatief weinig vraag naar KWO. In deze deelgebieden zijn KWO bronnen vrij te plaatsen waarbij uiteraard moet worden voldaan aan de algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt aanbevolen om (1) koude en warme bronnen zoveel mogelijk in een 'dambord-patroon' te plaatsen en (2) voldoende afstand te houden tot bestaande en nog te verwachte KWO bronnen van andere initiatief nemers.
- 'categorie II: afstemming' (lichtgroen). Bij vier deelgebieden, waaronder de gebieden Burgemeester Roelenweg en Esdoornstraat is sprake van een matige vraag naar KWO. Bij het bepalen van bronlocaties moet uiteraard rekening worden gehouden met algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Deze voorwaarden borgen met name de belangen van de bestaande functies en waarden. Aanvullend hierop dient rekening te worden gehouden met de nog te verwachte KWO installaties in het deelgebied en de aangrenzende deelgebieden door bronnen te plaatsen in een dambord patroon, rekening houdend met bestaande bronnen en de nog te verwachte bronnen. Ook moet worden voorkomen dat koude en warme bellen overlappen met terreinen van gebouwen waar naar verwachting nog een KWO installatie wordt gerealiseerd. Een indicatie van mogelijke bronlocaties is met licht gearceerde stippen weergegeven. Van deze posities kan worden afgeweken als wordt voldaan aan de voorwaarden.
- 'categorie III: optimalisatie': Het betreft Voorsterpoort (geel). Zonder bewuste sturing is er in dit gebied een reële kans op 'wildgroei' van KWO installaties waardoor niet kan worden voldaan aan de vraag (inefficiënte inrichting) en er sprake is van ongewenste thermische, hydrologische en/of afgeleide effecten. De thans meest geschikte bronlocaties zijn weergegeven. Hierbij geldt dat afwijkingen van enkele meters (circa 1-20 m) waarschijnlijk altijd toelaatbaar zijn.
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Door het plangebied lopen langs de rijksweg A28, door de Esdoornstraat en langs de Ceintuurbaan hoofdtransportleidingen voor drinkwater.
Langs de rijksweg A28 loopt een hoge druk gastransportleiding.
Er lopen rioolpersleidingen van het rioolgemaal aan het Almelose kanaal via de Bagijnesingel en de Brink en van het rioolgemaal aan de Van Schoonhovenstraat naar de Ceintuurbaan en de Meppelerstraatweg. Er lopen ook rioolpersleidingen van de stadssingel naar de Dijkstraat en van de Lombokstraat naar de Nieuwe Vecht. Al deze leidingen zijn in het plan aangegeven door middel van een dubbelbestemming.
Boven het plangebied bevindt zich een straalpad tussen de straalverbindingstoren Zwollerkerspel aan de Vecht en de straalverbindingstoren aan de Westerlaan. Door de hoogteligging tussen 33 en 36 meter levert dit straalpad beperkingen op voor de bebouwing, welke in het tracé van dit straalpad is gelegen. Met name ter plaatse van de toren van de Sint Michaelskerk aan de Bisschop Willebrandlaan, waar een bouwhoogte van 40 meter is toegestaan. Daarom is dit straalpad in het plan aangegeven door middel van een gebiedsaanduiding.
Op kaart 11 van deze toelichting zijn de bovengenoemde leidingen en het straalpad aangegeven.
In Hoofdstuk 6 Juridische aspecten van deze toelichting wordt in § 6.1 Inleiding en § 6.3Bestemmingsregels ingegaan op het begrip dubbelbestemming.
4.4 Molenbiotoop Van Molen De Passiebloem
Net buiten het plangebied in de wijk Wipstrik bevindt zich aan de Vondelkade nummer 175 de windmolen de Passiebloem. Deze molen is een beschermd monument. Geconstateerd is dat de windvang van de molen niet meer optimaal is. De toevoer en afvoer van wind is, door de bouw van fabrieken en woningen vanaf het begin van de vorige eeuw, veranderd en daardoor belemmerd. Om die reden is onderzocht of verplaatsing van de molen mogelijk is. Na afweging van de diverse mogelijkheden heeft de raad in maart 1998 besloten de molen op de huidige plaats te handhaven.
windmolen de Passiebloem
Bij het opstellen van het bestemmingsplan Wipstrik en dit bestemmingsplan is bekeken op welke wijze de windvang van de molen beschermd en gegarandeerd kan worden. De huidige bebouwingshoogten in het gebied zijn een gegeven en zijn ook als zodanig toegestaan in de regels van het bestemmingsplan. Het handhaven van de huidige windvang is op deze wijze gegarandeerd.
Voor nieuwbouwprojecten is op de plankaart van het bestemmingsplan Wipstrik een zone aangegeven waar binnen een afstand van 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop van de Passiebloem. Deze zone van 500 meter ligt gedeeltelijk ook in het gebied van het bestemmingsplan Diezerpoort en is daarom ook op de kaart en in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen conform de methodiek van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle'. De molenbiotoop staat aangegeven op kaart 11 in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, indien deze gelegen zal zijn in de molenbiotoop ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen.
Voor de beoordeling van de windvang kan een windtunnelonderzoek noodzakelijk zijn.
In de regels van het plan is de hoogteligging van de molenbiotoop nader omschreven. De bepalingen zijn gebaseerd op de Handleiding Molenbiotoop (1996) van de Vereniging Hollandsche Molen. Uitgangspunt hierbij is het handhaven en garanderen van de huidige windvang. Een molen die stilstaat vervalt snel.
Het opnemen van de molenbiotoop in dit bestemmingsplan geeft het belang van de molenbiotoop voor de historische molen aan.
Grafiek: hoogteligging van de molenbiotoop
Binnen de molenbiotoop bestaat een rekenmodel voor de maximale bouwhoogte, waarbij de windvang niet wordt belemmerd.
Uitgaande van de stellinghoogte van 6,42 meter betekent dit een maximale bouwhoogte van 6,42 meter tot een afstand van 100 meter, gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de op de kaart aangegeven molen, De molen is gelegen buiten het plangebied in het bestemmingsplan Wipstrik aan de Vondelkade nummer 175, maar staat wel met de voet op de kaart aangegeven.
Op meer dan 100 meter afstand geldt de 1:50 regel. Deze regel houdt in dat elke 50 meter verder van de molen een obstakel 1 meter hoger mag zijn. Dit betekent dat obstakels een hoogte mogen hebben die varieert van 7,42 meter op 150 meter tot 14,42 meter op 500 meter van de voet van de molen.
Dit is weergegeven in de grafiek hoogteligging van de molenbiotoop.
De afstanden staan op de volgende kaart aangegeven.
afstanden molenbiotoop
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
5.1.1 Doelstelling
Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in het gebied van Diezerpoort.
5.1.2 Uitgangspunten
Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, conform het door de gemeenteraad op 29 september 2003 vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:
- 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen, daarvoor wordt een apart traject gevolgd. De plannen hebben daardoor een conserverend karakter. Ze zijn in eerste instantie gericht op planologisch beheer.
- 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
- 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
- 4. Uitgegaan wordt van de standaard bijgebouwenregeling van 2007 en er wordt ook rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die regelingen stelt op het gebied van vergunningvrij bouwen.
- 5. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel, horeca en bedrijven als zodanig bestemd.
- 6. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
- 7. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd. Binnen woonbuurten kan er voor gekozen worden deze functie op te nemen in de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' om daarmee de nodige flexibiliteit in te bouwen met betrekking tot de inrichting van de woonomgeving.
- 8. Waar een maatschappelijk draagvlak is voor het omzetten van niet-woonfuncties in een woonfunctie kan dit in het plan worden opgenomen. Bijvoorbeeld het bestemmen van een (voormalige) bedrijfsactiviteit of braakliggend terrein tot de functie wonen.
- 9. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
- 10. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
- 11. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).
- 12. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.
*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.
*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.
5.2 Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd door de rijksweg A28, de Ceintuurbaan, de Nieuwe Vecht, de Rhijnvis Feithlaan, de Bagijnesingel, het Blekerswegje, de Burgemeester Drijbersingel, de Schuttevaerkade, de Pannekoekendijk en het Zwarte Water.
Het plangebied omvat de gehele wijk Diezerpoort met uitzondering van het gebied van de Bagijneweide. Dit gebied zal in een afzonderlijke op ontwikkeling gericht plan worden opgenomen.
De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2 in paragraaf 1.4Plangebied.
5.3 Beheer
Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. Alleen door de gemeenteraad vastgesteld beleid is in het plan opgenomen.
5.3.1 Bebouwingsstructuur
5.3.2 Functionele structuur
5.4 Ontwikkeling
5.4.1 Brandweerpost Noord
Door verschillende oorzaken moest de brandweerpost op de Harm Smeengekade op termijn worden verlaten. Om toch voor voldoende repressieve dekking te zorgen is er een nieuwe post Noord nodig. Op 27 januari 2009 is door burgemeester en wethouders besloten dat de nieuwe Brandweerpost Noord op de hoek van de Middelweg en de Dennenstraat wordt gerealiseerd. Om de nieuwe brandweerpost te realiseren is een speciaal op die realisering gericht bestemmingsplan 'Brandweerpost Noord' opgesteld met een aparte bestemming Bedrijf - Brandweerkazerne. Dit bestemmingsplan is op 24 januari 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.
Deze brandweerpost heeft ook in het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort de aparte bestemming Bedrijf -Brandweerkazerne gekregen.
Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging
De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is ook betrokken bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de nieuwe brandweerpost.
Volgens deze staat is het mogelijk een brandweerkazerne en woningen in een gemengd gebied, mits bouwkundig gescheiden, te huisvesten. De afstand tussen een brandweerkazerne en een geluidgevoelig object dient bij voorkeur 50 meter te bedragen, waarbij een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur een voorwaarde vormt.
Een brandweerkazerne valt volgens de staat onder categorie C. Dit betekent dat de kazerne en de woningen bouwkundig afgescheiden dienen te zijn. Bovendien gelden de volgende randvoorwaarden:
- Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- Productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- De activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- Activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
Hoewel er op minder dan 50 meter vanaf de brandweerkazerne gevoelige bestemmingen liggen, namelijk woningen en een school, was de onderzoeksconclusie dat een brandweerkazerne op deze plek planologisch verantwoord is. De activiteiten van de brandweerpost vinden grotendeels uitpandig plaats en naast de dagperiode ook in de avond en nacht.
Geluid
Om te onderzoeken of een brandweerpost in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing inpasbaar is, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie was positief. De samenvatting en conclusie zijn te vinden in paragraaf .4.2.1 Geluid.
Plaatsing gebouw
Het bouwvlak voor de nieuwbouw van de brandweerpost ligt aan de Middelweg. De buitenruimte (het oefenterrein) ligt aan de achterzijde tussen het gebouw, de school en de Dennenstraat. De uiterste rooilijn aan de Middelweg is bepaald vanuit de gevellijn van de bestaande portiekflats aan de Middelweg. De nieuwbouw maakt hierdoor onderdeel uit van de bebouwing langs de Middelweg. Aan de Dennenstraat ligt de maximale rooilijn vier meter terug vanaf de erfgrens. De nieuwbouw reageert hiermee op de route vanuit Dieze-Oost (Ruusbroecstraat) en markeert de entree van de achterliggende woonbuurt. De grens van het bouwvlak is aan de achterkant zo gekozen dat de brandweerauto's gestald kunnen worden en er maximale ruimte als buitenruimte overblijft. Aan de zijde van de school is de erfgrens als grens aangehouden. Het bouwvlak heeft een diepte van 22,50 meter en een lengte van 50,50 meter.Dit betekent een maximaal bebouwingsoppervlak van circa 1.135 m ².
Aandachtspunt is de kop van het gebouw aan de Dennenstraat. Hier komen verschillende aspecten samen die in het architectonisch ontwerp op elkaar afgestemd moeten worden; geluidsmuur op erfgrens, terugkeer van brandweerauto's, in- en uitrit personenauto's en bestaande bomen.
Voor de inrichting van de buitenruimte kan daarnaast nog worden meegegeven dat deze ruimte vanuit stedenbouwkundig oogpunt een vorm van erf is. Dit betekent dat een overkapping of een uitbouw in 1 laag op een deel van dit terrein tot de mogelijkheden behoort.
Rooilijnen
Het is niet verplicht om in een vaste rooilijn te bouwen. Op dit punt wordt afgeweken van het op 11 januari 2010 door de gemeenteraad vastgestelde Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) Brandweerpost Noord. Dit vanwege verkeers- en geluidsredenen.
Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de realisatie van de brandweerpost blijkt dat deze onder andere akoestisch inpasbaar is, indien een geluidsscherm ( muur) aan de zuidzijde van het terrein richting de woningen aan de Dennenstraat wordt gerealiseerd Deze muur conflicteert met een vaste rooilijn aan de Dennenstraat. Vandaar dat deze vaste gevellijn is losgelaten.
De nieuwbouw markeert de lijn van de Middelweg door zijn richting en bouwhoogte. Een eenduidige gevellijn, met de entree en stalling van brandweerauto's op een vaste lijn, versterkt het beoogde statement aan de Middelweg. Dat is met een vaste gevellijn vanwege de verkeersafwikkeling aan de Middelweg niet mogelijk. Vandaar dat deze vaste gevellijn is losgelaten.
Het bouwvlak geeft de maximale bouwgrenzen aan. Hierdoor is er vrijheid het ontwerp van stalling en uitruk van de brandweerauto's te optimaliseren; dit in relatie tot de verkeersveiligheid van de Middelweg. Tevens is er vrijheid om het ontwerp van de kopgevel aan de Dennenstraat te optimaliseren, dit in relatie tot de complexe knoop van geluidsmuur, bestaande bomen, terugkeer brandweerauto's en uitrit personenauto's.
Hoogten
Aan de zijde van de Dennenstraat is er bewust gekozen voor een hoogte van maximaal 11 meter. Hierdoor is er een goede aansluiting met de woningbouw aan de zuidzijde van de locatie. Aan de zijde van de A28-zone is een maximale hoogte van 16 meter aangehouden. Deze opbouw van de bebouwing sluit aan bij de plannen van 'De Esdoorn' en daarmee bij de nieuwe bebouwing in de zone langs de rijksweg A28. De bebouwing op het erf mag maximaal 4 meter bedragen.
Structuurgroen
De bomenrij langs de Middelweg heeft een belangrijke functie in de hoofdgroenstructuur. De bomen dienen dan ook zoveel mogelijk behouden te blijven. Het is zeer waarschijnlijk niet mogelijk om een uitrit aan de Middelweg te maken zonder dat hiervoor een of twee bomen verloren gaan. Het is dan ook van belang dat bij de plaatsing van de uitrit gekeken wordt op welke wijze dit het minste aantal bomen kost en of verplaatsing misschien tot de mogelijkheden behoort. De bomen langs de Middelweg echter zullen zoveel mogelijk gehandhaafd moeten blijven. Naar alle waarschijnlijkheid zullen één of twee bomen moeten wijken voor de uitrit. Gekeken kan worden of verplaatsing van de bomen bijdraagt aan een beter behoud van de boomstructuur van de Middelweg.
Bomen / groen
Vanuit groen is het behoud van bestaande bomen gewenst. Door dat de oppervlakte van de kavel echter erg krap is, is het waarschijnlijk noodzakelijk om de bomen op het perceel zelf (deels) te verwijderen. Bij het kappen van bomen dient er wel rekening gehouden te worden met de herplantplicht.
Erfafscheiding
Gezien de omgeving is het wenselijk om een goede erfafscheiding naar de diverse richtingen te maken. Voor zowel de leerlingen van de school als de bewoners van de buurt is het niet gewenst dat alle oefeningen op het terrein zichtbaar zijn. Daarnaast moet bij de inpassing van de brandweerkazerne met de erfafscheiding rekening gehouden worden met de gevolgen van de oefenruimte voor de omgeving. Dit betekent dat delen afgeschermd worden om zicht en geluidsoverlast te voorkomen. De randvoorwaarden die vanuit milieu (geluid) gesteld zijn is het plaatsen van een twee meter hoge muur ter plaatse van de erfgrens aan de Dennenstraat. Het is wenselijk deze muur met 'groen aan te kleden'. Op deze wijze wordt zo goed mogelijk aangesloten bij het groene karakter van de huidige straten en wordt een zeer stenige uitstraling, die niet past in de omgeving, voorkomen.
Water
In het gebied zal een bestaand gebouw met een dakoppervlak van ca. 430 m² worden gesloopt. In plaats daarvan zal er een nieuw onderkomen worden gebouwd voor de brandweer met een dakoppervlak van circa. 840 m² en ca 1000 m² aan terreinoppervlak. De toename van het afvoerend verhard oppervlak bedraagt circa. 1400 m². Het terreinoppervlak zal worden gebruikt voor parkeren, het stallen van fietsen en het houden van oefeningen. Bij de oefeningen zal geen verontreiniging plaatsvinden aangezien de brandweer gebruik maakt van schone auto's ontdaan van alle vloeistoffen.
Het hemelwater van het dak en de bestrating moet geïnfiltreerd worden binnen de eigen perceelsgrenzen conform de gemeentelijke bouwverordening. Het afvalwater zal worden afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel. Door de uitvoering van het bestemmingsplan zal de belasting op het gemengde rioolstelsel afnemen. Dit levert geen problemen op ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 15 - 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies.
Uitrit brandweerpost
In principe worden op gebiedsontsluitingswegen geen functies direct ontsloten. Ten behoeve van een brandweerpost kan hiervan worden afgeweken in verband met de bijzondere functie. Om de afwijking zoveel mogelijk te beperken in verband met de eenduidigheid en veiligheid zal als voorwaarde worden meegegeven dat alleen de uitruk rechtstreeks mag plaatsvinden via een uitrit op de Middelweg. Terugkerende voertuigen kunnen geen gebruik maken van de uitrit aan de Middelweg, om te voorkomen dat hinderlijke manoeuvres op de Middelweg plaatsvinden (zoals achteruit het terrein oprijden).
Brandweerwagens die de kazerne verlaten dienen zich volledig buiten op te kunnen stellen voordat ze bij het trottoir zijn. Daarvoor is dus een ruimte van 9 meter nodig tussen hefdeur en trottoir. Vanaf deze opstelruimte moet er goed zicht te zijn op voetgangers, ongeacht vanuit welke richting ze komen. Hetzelfde geldt voor de situatie tussen het trottoir en de Middelweg: ook hier dient er vanuit de brandweerwagen goed zicht te zijn op tegemoetkomend auto- en fietsverkeer uit beide richtingen. Dat betekent dat er geen hoge begroeiing nabij de uitrit moet staan die het zicht op de Middelweg belemmerd. De kans dat er uitgerukt moet gaan worden in de periodes rond het aan- of uitgaan van de school is reëel aanwezig en er zal in goede samenspraak met betrokkenen tot een goede oplossing gekomen moeten worden.
Uitrit Dennenstraat
Het overige verkeer van en naar de brandweerpost zal via een te realiseren inrit aan de Dennenstraat moeten rijden. Dit betreft personeel, bezoek en de terugkerende brandweerwagens.
Indien nodig zal op het eigen terrein van de brandweer (oefenterrein of in de kazerne) gekeerd moeten worden.
Vanaf de aansluiting met de Middelweg dient een minimale afstand aangehouden te worden van 20 meter (ruimte voor één wachtende brandweerwagen en één wagen die de inrit inrijdt). Verder zal de inrit niet van de Middelweg af moeten liggen in verband met de woningen en de locatie van de school. De in/uitrit dient zodanig gesitueerd te worden dat verkeer vanaf de brandweerpost richting de Dennenstraat goed oprijzicht heeft. Concreet betekent dit dat het stilstaande of nagenoeg stilstaande verkeer bij de brandweerpost, op vijf meter voor de kruisende weg (Dennenstraat), de kruisende weg moet kunnen overzien om deze op te rijden zonder het verkeer op die weg te hinderen.
Hoofdfietsroute Middelweg
De Middelweg is aangewezen als hoofdfietsroute. De Middelweg is daarom voorzien van fietsstroken. Bij voorkeur worden fietsers op een hoofdfietsroute zo min mogelijk gehinderd door kruisend verkeer. Fietsers zullen in geval van nood echter voorrang moeten verlenen aan de uitrukkende brandweer. Het is in die context noodzakelijk dat zowel uitrukkende brandweerwagens als de fietsers goed zicht op elkaar hebben.
5.4.2 Geert Grootestraat
Om mogelijk te maken dat de maisonnetteflat met 21 appartementen aan de Geert Grootestraat 152 t/m 192 in de buurt Dieze Oost door de Zwolse Woningstichting SWZ kan worden gesloopt en daarvoor in de plaats een nieuw appartementencomplex met 22 appartementen kan worden gebouwd, is het bestemmingsplan Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat vastgesteld. Dit plan is in het nieuwe bestemmingsplan voor Diezerpoort opgenomen.
Uitgangspunten
Voor het tot stand komen van dit plan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- a. een nieuw appartementencomplex bouwen met hetzelfde aantal woningen of meer woningen;
- b. de vier aangrenzende eengezinshuizen conserverend bestemmen;
- c. het aantal parkeerplaatsen afstemmen op het aantal woningen;
- d. de bouwhoogte van het appartementencomplex wordt maximaal 23 meter;
- e. de maximale footprint van de hoofdmassa is 12,80 meter diep en 36,30 meter lang ;
- f. de eenheid van de vier ensembles aan de Geert Grootestraat blijft bestaan;
- g. een evenwichtige verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- h. de huidige situering van de maisonnetteflat ten opzichte van de rijksweg A28 handhaven; dit zorgt voor de minste geluidsoverlast van de rijksweg A28.
Geluid
Voor de vaststelling van het bestemmingsplan Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat zijn hogere waarden verleend voor de geluidsbelasting van de rijksweg A28. Zie paragraaf .4.2.1 Geluid.
5.4.3 Hogenkampsweg 17
De gemeente Zwolle wil het in haar bezit zijnde pand aan de Hogenkampsweg 17, dat tot nu toe diende als wijkonderkomen, slopen en op deze locatie de bouw van een (dubbele) woning mogelijk maken. Ontsluiting en parkeren moet op eigen terrein plaatsvinden.
Voor dat doel is op 5 april 2012 het ontwerp van het bestemmingsplan Hogenkampsweg 17 ter inzage gelegd. Dit plan is vervolgens opgenomen in dit bestemmingsplan voor de gehele wijk Diezerpoort. Het plan betreft de laatste invulling met woningen op en bij het voormalige kwekerijterrein aan de Hogenkampsweg.
Hogenkampsweg 17
Op de rest van het terrein zijn al eerder woningen gerealiseerd op basis van het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Diezerpoort, Hogenkampsweg' uit 2004. Over dit voorontwerp heeft de provincie Overijssel toen positief geadviseerd. Ook deze woningen zijn als bestaande woningen nu opgenomen in dit bestemmingsplan.
luchtfoto van Hogenkampsweg 17 en de rij op basis van het voorontwerp uit 2004 gerealiseerde woningen
Geluid
Op 19 juni 2012 is een hogere waarde verleend voor de geluidsbelasting van de Hogenkampsweg. Zie paragraaf .4.2.1 Geluid.
5.4.4 Burgemeester Roelenweg Oost
De gemeenteraad is op 2 juli 2012 akkoord gegaan met een project voor studentenhuisvesting en 1.800 m² ten behoeve van de opvang van dak- en thuislozen aan de Burgemeester Roelenweg.
De eerste fase van het project, welke bestaat uit de realisering van 3 gebouwen, is nu in het bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt. Voor de realisering zal separaat een projectuitvoeringsbesluit op grond van de Crisis- en herstelwet worden genomen, waarin alle milieuaspecten zullen worden afgewogen.
Voor de realisering van de tweede fase zal later een aparte procedure worden gevolgd.
luchtfoto van het projectgebied Burgemeester Roelenweg Oost
Project
Er komen in de eerste fase 357 studenteneenheden en een zorgcluster voor de opvang van dak- en thuislozen. Deze opvang bestaat uit gebruiksruimte, nachtopvang voor verslaafde dak- en thuislozen, methadonverstrekking, de dagopvang Bonjour en een hostel.
Het plan is gelegen tussen de Pannekoekendijk en het oostelijke gedeelte van de Burgemeester Roelenweg. Daarvoor hebben deltaWonen en de Stichting Studenten Huisvesting (SSH) een overeenkomst bereikt met VolkerWessels en DLH Ontwikkeling.
Het plan wordt breed gedragen door de Zwolse onderwijsinstellingen die hiermee hun wens op extra woonruimte nabij de binnenstad in vervulling zien gaan. Het nieuwe zorgcluster voorziet in de behoefte van verslavingszorg. De bedoeling is dat deze wordt verzorgd door zorgaanbieder Tactus, die op dit moment tijdelijk gehuisvest is aan de Oostzeelaan in Zwolle. De diverse partijen verwachten medio 2013 te kunnen starten met de bouw.
Bestemming
De nieuwe bestemming van het voormalige voor bedrijfsdoeleinden bestemde terrein van de Taxicentrale Zwolle wordt Maatschappelijk. De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen. Zowel voor maatschappelijke voorzieningen als bijzondere woonvormen zijn in de regels begripsbepalingen opgenomen. Met bijzondere woonvormen wordt de huisvesting van specifieke doelgroepen bedoeld.
Bouwplannen
De eerste fase van het gebied wordt opgedeeld in drie blokken. De zogenoemde blokken A en B zijn een combinatie van 206 studenteneenheden en het zorgcluster. Blok C voorziet in 151 studenteneenheden. De studentenhuisvesting bestaat uit zelfstandige eenheden van circa 28 m² met een eigen toilet en douche. Zowel de studenteneenheden als het zorgcluster krijgen een aparte afgesloten ingang die alleen toegankelijk is voor de bewoner. Het zorgcluster wordt gevestigd in blok A op de eerste drie verdiepingen.
Het hoogste bouwdeel (blok A) met de goothoogte op 30 meter staat aan het Zwarte Water en de Pannekoekendijk. Aan de Pannekoekendijk sluit de nieuwe bebouwing in hoogte aan op de overige ontwikkelingen aan het zogenaamde Waterplein (Katwolderplein en Kraanbolwerk). Het voorzieningencluster is in het zuidelijke bouwvolume aan de Pannekoekendijk gesitueerd en sluit daarmee aan op het stedelijke karakter van de binnenring. Het bouwplan is een ensemble dat met het bestaande gebouw Dimence gesitueerd is rondom een semi-openbare tuin. Vanaf de Pannekoekendijk is Dimence voor langzaam verkeer bereikbaar langs het Zwarte Water. Voor auto's is Dimence vanaf het westen, langs het kantoor van Achmea, bereikbaar. Daar is ook een parkeerterrein beschikbaar.
schematische weergave van de eerste fase
In een latere tweede fase zal blok D worden ontwikkeld op de plek waar nu parkeerplaatsen zijn gepland. In deze tweede fase zullen nog eens 76 studenteneenheden en een bovengrondse parkeervoorziening worden gerealiseerd.
Investering
DeltaWonen en de SSH zijn de kopende partij. De gezamenlijke corporaties, deltaWonen en SSH, investeren ca. € 35 miljoen in de plannen. Met dit project realiseren partijen de broodnodige extra woonruimte voor de Zwolse studenten. Het project komt mede tot stand door een financiële bijdrage van de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle. De overheden dragen elk € 2 miljoen bij.
VolkerWessels en burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle hebben op 19 juni 2012 een ontwikkel- en realisatieovereenkomst ondertekend.
plattegrond eerste fase
Samenwerking
DeltaWonen en de SSH werken samen om de studentenhuisvesting in Zwolle op de kaart te zetten. Alle studentenwoningen van dit nieuwbouwplan en de bestaande studenteneenheden van deltaWonen zullen verhuurd worden door de SSH. DeltaWonen en de SSH vinden het belangrijk dat het plan breed gedragen wordt door de Zwolse 8, de onderwijsinstellingen. Er zijn specifieke afspraken gemaakt met Chr. Hogeschool Windesheim en Landstede over een gegarandeerde afname van studenteneenheden.
Parkeren
De berekening van het aantal autoparkeerplaatsen bestaat uit drie componenten: parkeren voor de studentenhuisvesting, parkeren voor de geclusterde voorziening en compensatie van opgeheven parkeerplaatsen achter het RIAGG.
De bouwverordening geeft voor studentenbewoning een bandbreedte aan van 0,2 – 0,6 pp. per eenheid.
Voor het kunnen toepassen van deze norm geldt als voorwaarde dat er sprake zal zijn van een zogenoemd campuscontract. Dit betekent dat de woningen uitsluitend zijn bedoeld voor studenten.
Voor een categorie zoals de geclusterde voorziening is geen parkeernorm opgenomen.. Voor de berekening is de methode gehanteerd die eerder voor de Herberg is toegepast, waarbij de norm voor kinderopvang als uitgangspunt is genomen. Daarbij wordt de parkeernorm uitsluitend afgestemd op het personeelsbestand en niet op de gebruikers (hetzij kleine kinderen, hetzij verslaafden).
Gelet op de zeer centrale ligging van het complex, in de onmiddellijke nabijheid van de binnenstad, is het hanteren van parkeernormen aan de onderzijde van de bandbreedte verantwoord. Het plan voldoet aan de op deze wijze gehanteerde parkeernormen.
De Leidraad Fietsparkeren van het CROW is gehanteerd om te beoordelen of er voldoende stallingsruimte voor fietsen in het plan is opgenomen voor de studentenhuisvesting. Deze leidraad gaat uit van 1 stallingsplek per studenteneenheid, plus 0,5 – 1 plek voor bezoek.
Het stallen van fietsen is binnen het nieuwbouwcomplex opgelost conform deze normen. Voor bezoekers worden op een paar plekken fietsenklemmen in de openbare ruimte opgenomen. Op de rand van het terrein worden op een paar plekken ondergrondse vuilcontainers gesitueerd.
Geluid
Voor de vaststelling van het bestemmingsplan worden hogere waarden verleend voor de geluidsbelasting van de rijksweg A28 en de Pannekoekendijk. Zie paragraaf .4.2.1 Geluid.
Planning
De gemeenteraad heeft op 2 juli 2012 een positief besluit genomen over de ontwikkeling van het gebied en de bijbehorende subsidies. De verwachting is dat medio 2013 wordt gestart met de bouwwerkzaamheden. Voorafgaand hieraan worden de opstallen van Taxi Centrale Zwolle gesloopt en vindt de bodemsanering plaats. De bouwwerkzaamheden van de studenteneenheden en het zorgcluster zullen een kleine twee jaar in beslag nemen.
Projectuitvoeringsbesluit:
Voor de realisering zal separaat een projectuitvoeringsbesluit op grond van de Crisis- en herstelwet worden genomen, waarin alle milieuaspecten en uitvoeringsaspecten zullen worden afgewogen. Voor verdere details wordt verwezen naar dit projectuitvoeringsbesluit.
5.4.5 Langenholterweg-Schoolstraat
Integrale gebiedsontwikkeling
In het verleden hebben meerdere ontwikkelaars geprobeerd het gebied te ontwikkelen, maar geen van hen kreeg het plan financieel haalbaar. In 2007 is de projectopdracht Langenholterweg-Schoolstraat vastgesteld waarmee de gemeente zich tot doel heeft gesteld het gebied integraal te ontwikkelen.
Op 11 maart 2013 heeft de gemeenteraad ingestemd met de gecombineerde ontwikkeling van de twee projecten Langenholterweg-Schoolstraat en de Geert Grootestraat. Door de combinatie van de projecten is het project financieel sluitend te krijgen.
Richtinggevend voor deze ontwikkeling zijn de nota's 'Diezerpoort ben ik' en 'Gedroomd Diezerpoort'. De visies dragen uit dat er in het gebied Langenholterweg-Schoolstraat een ruimtelijke kwaliteitsslag kan plaatsvinden door integrale ontwikkeling van het gebied. De visies geven aanknopingspunten voor de revitalisering van het gebied en beschrijven het gebied Dieze Centrum als een gevarieerde en dynamische buurt. Het is een gemengd stedelijk woonmilieu met wonen & werken, herenhuizen, appartementen en eengezinswoningen. De locatie Langenholterweg-Schoolstraat wordt als project genoemd.
Bij een herontwikkeling van de locatie Langenholterweg-Schoolstraat, is het belangrijk dat nieuwbouw of een ruimtelijke invulling met woningen zich goed inpast in de omgeving. Bij concrete plannen voor de herontwikkeling van de locatie is een onderbouwing van de financiële haalbaarheid vereist. Het gebruik voor wonen wordt om deze redenen opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid.
Wijzigingsbevoegdheid
De mogelijkheid voor herontwikkeling van het gebied Langenholterweg-Schoolstraat is in het bestemmingsplan verwerkt in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid. Het projectgebied heeft de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' gekregen. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat de bestemmingen in het projectgebied gewijzigd kunnen worden in bestemmingen ten behoeve van woningen tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen en bijbehorende voorzieningen. Op de begane grond van de gebouwen kan een klein eigen bedrijf worden toegestaan. De toelaatbare activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd.
Zie Artikel 41 wro-zone - wijzigingsgebied en paragraaf 6.4 Algemene regels.
5.4.6 Bisschop Willebrandlaan 32, 34
In de visie 'Diezerpoort ben ik' en de visie 'Gedroomd Diezerpoort' is de Michaëlskerk aan de Bisschop Willebrandlaan 32-34 aangemerkt als projectgebied. In de visie 'Gedroomd Diezerpoort' worden 'bouwstenen' voor de ruimtelijke invulling van de locatie gegeven.
Ruimtelijke invulling
De Michaëlskerk ondersteunt met haar huidige programma (cultuur, sociaal-maatschappelijke functies en dergelijke) de entreefunctie voor het toekomstige 'gedroomde' Dieze Park. Het zorgt voor karakter en betekenis op een plek die momenteel erg onsamenhangend is. Het gebied vormt de schakel tussen Dieze Centrum, Indische Buurt en het 'gedroomde' Dieze Park (uitloper van Park Hogenkamp). Hergebruik van het gebouw met de gebruiksmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan heeft dan ook nadrukkelijk de voorkeur.
Het gebruik voor maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen is opgenomen in de bestemming voor deze locatie. Het gebruik voor kantoren is voor deze locatie mogelijk met een maximum van 250 m² b.v.o. per zelfstandige unit. Dit om de kleinschaligheid van de kantoorfunctie te borgen. Het is het niet gewenst dat een monofunctioneel gebouw ontstaan en er 's avonds geen levendigheid meer op deze markante locatie is.
Wijzigingsbevoegdheid
De visie 'Gedroomd Diezerpoort' geeft ook 'bouwstenen' voor de locatie als gekozen wordt voor een ruimtelijke invulling met woningen. Bij concrete plannen hiervoor is een onderbouwing van de financiële haalbaarheid vereist. Daarnaast zal bij een herontwikkeling met nieuwbouw deze zich goed moeten inpassen in de omgeving.
De mogelijkheden voor ruimtelijke invulling met een woonfunctie wordt om deze redenen opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid bij de bestemming Gemengd - 5. De wijzigingsbevoegdheid houdt in dat de bestemming gewijzigd kan worden waardoor tevens het gebruik ten behoeve van wonen met bijbehorende voorzieningen wordt toegestaan. Zie artikel Gemengd - 5 en paragraaf 6.3 Bestemmingsregels.
5.5 Water
Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd, waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in dit stadsdeel; ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.
De watergangen, welke onderdeel zijn van het watersysteem, zijn ter bescherming van de waterhuishouding bestemd tot 'Water'.
Binnen het plangebied liggen bij de stadssingel (Schuttevaerhaven, Achtergracht en Stadsgracht) en de Nieuwe Vecht beschermingszones van waterkeringen die op de legger van het waterschap Groot Salland zijn opgenomen. De functie/stabiliteit van deze waterkeringen moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de keur van het waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkeringen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkeringen is een watervergunning op grond van de keur van het waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het waterschap Groot Salland.
De beschermingszone van de waterkeringen is in het plan opgenomen als dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering".
Hogenkampsweg 17
Drooglegging
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Riolering
Hemelwater moet binnen de eigen perceelsgrenzen worden geïnfiltreerd. Huishoudelijk afvalwater mag worden afgevoerd naar het openbare vuilwaterriool.
Burgemeester Roelenweg Oost
Waterstructuur
De waterstructuur zal niet veranderen.
Drooglegging
In het gebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.
Riolering
Afvalwater
Het afvalwater vanuit het gebied moet worden afgevoerd naar het gemengde rioolstelsel. De toename van de hoeveelheid afvalwater is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Regenwater
Het hemelwater van daken, terrassen en wegen moet geïnfiltreerd worden binnen de eigen perceelsgrenzen. Door afkoppeling van verhard oppervlak wordt het bestaande systeem ontlast.
Wateroverlast
Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 15 - 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen. In het ontwerp van de kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan waterdichtheid en opdrijven.
5.6 Archeologie
Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor paragraaf 2.2.1 Archeologische structuur) hebben de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor paragraaf 6.3 Bestemmingsregels, artikel Artikel 31 Waarde - Archeologie) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.
Hogenkampsweg 17
Het perceel Hogenkampsweg 17 heeft een verwachtingswaarde van 50%.
In mei 2003 is op een perceel tussen de Meppelerstraatweg, de Hogenkampsweg en de Algemene Begraafplaats aan de Meppelerstraatweg een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd. Het terrein dat ten oosten van het perceel Hogenkampsweg 17 ligt is in het verleden eigendom geweest van de familie Dijk.
Uit het archeologisch onderzoek is naar voren gekomen dat op deze locatie een deel van een nederzetting uit de 10de eeuw ligt. Deze nederzetting lag aan de rand van een dalvormige dekzandlaagte. Kort na 950 is de nederzetting waarschijnlijk door een brand verwoest en is het afval voor een deel in de dalvormige laagte terechtgekomen. Naast verbrande potscherven wijzen ook de fragmenten van huttenleem en verbrand natuursteen hierop. Het terrein is later als akker gebruikt en voorzien van een plaggendek.
De vondst van een nederzetting uit deze periode is van groot belang voor de Zwolse geschiedenis. Het is daarom noodzakelijk om op het aangrenzende terrein een Inventariserend Veldonderzoek uit te voeren.
Burgemeester Roelenweg Oost
Samen met het onderzoek naar mogelijke bodemverontreiniging door asbest zijn er proefsleuven gegraven in het kader van archeologisch onderzoek ('Asbestonderzoek Pannekoekendijk te Zwolle', R-PVE/206, Rijssen 26 mei 2008). Tijdens het onderzoek is de locatie bezocht door de stadsarcheoloog. Daarbij is na inspectie aangegeven dat geen waardevolle zaken aanwezig zijn. Archeologisch zijn geen waarnemingen gedaan die leiden tot de conclusie dat aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
5.7 Cultuurhistorie
Nader onderzoek op grond van de cultuurhistorische analyse
Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan worden gerespecteerd. Daartoe is een cultuurhistorische analyse opgesteld. Zie paragraaf 2.2.2 Cultuurhistorische structuur.
In de cultuurhistorische analyse is in totaal ongeveer een kwart van de bebouwing in de wijk als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Zie Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren.
De meeste gebouwen zijn in dit bestemmingsplan al voorzien van een conserverende bestemming. Er is echter nader onderzoek nodig naar de wijze en mate van verdere bescherming. Hierop kan niet gewacht worden, omdat dan de vervaldatum van het recht om leges te innen en de vervaldatum van het uitbreidingsplan Dieze-West niet meer worden gehaald. Verdere bescherming zal daarom later plaatsvinden door middel van een partiële planherziening, waarbij de op verdere bescherming gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie met bijbehorende regels zal worden toegevoegd.
Bedrijfswoning De Aloë:
Na de sloop van de laatste karakteristieke betonnen opslagloodsen uit 1957 en het karakteristieke motorhuis annex transformatorhuis op de locatie De Aloë, is er nog één cultuurhistorisch waardevol gebouw in dit gebied aanwezig. Het betreft de voormalige bedrijfswoning van de firma Reinders en Co. De voormalige bedrijfswoning bevindt zich op de locatie van De Aloë langs de Nieuwe Vecht aan de Boerendanserdijk 1. Dit pand is ontworpen door Imko Reinders en werd samen met het motorhuis in het begin van de 20e eeuw gebouwd. Het motorhuis was voorzien van een bijzondere gevelsteen met de initialen van directeur Reinders en het bekende schelpmotief. De bedrijfswoning bleef behouden in het bestemmingsplan voor De Aloë en kreeg een andere passende gemengde bestemming namelijk voor niet hinderlijke bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en sport. Deze bestemming is in dit plan overgenomen in de bestemming Gemengd - 4. Bij de planvorming voor De Aloë bleek het handhaven en herontwikkelen van het motorhuis niet haalbaar te zijn.
Molen De Passiebloem:
De net buiten het plangebied gelegen molen De Passiebloem heeft een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Deze molen blijft uiteraard gehandhaafd. Dit is reeds vastgelegd in het in 2005 vastgestelde bestemmingsplan Wipstrik. In het stedenbouwkundig ontwerp van de nieuwe woonwijk op het terrein van De Aloë is rekening gehouden met de windvang van de molen. De windvang van de molen wordt in dit plan verder gewaarborgd door middel van de vastgestelde molenbiotoopregeling (zie paragraaf 5.3.1.2Molenbiotoop van molen de Passiebloem). Voor de beoordeling van de windvang kan een windtunnelonderzoek noodzakelijk zijn.
Het voert te ver om, voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden, zoals het aanbrengen van beplanting in de aangrenzende tuinen en het omliggende particuliere gebied, een apart omgevingsvergunningenstelsel in het bestemmingsplan op te nemen. Het handhaven van een dergelijk vergunningenstelsel is, met inachtneming van het aanwezige groen en de bestaande bebouwingshoogten in de wijk, in de praktijk niet te verdedigen en getuigt van weinig realiteitszin.
In het openbaar gebied zal de gemeente bij het aanbrengen en verwijderen van beplanting wel rekening houden met de windvang van de molen. Echter binnen een cirkel van 100 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, zullen monumentale bomen gehandhaafd worden. Binnen een gebied tussen 100 meter en 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, zullen vitale bomen gehandhaafd worden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Diezerpoort zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Diezerpoort.
In het plangebied bestaat een grote verscheidenheid aan bestaande woningen. Deze zijn alle opgenomen in een bestemming 'Wonen' voor de eengezinshuizen en in een bestemming 'Wonen - Meergezinshuis' voor de gestapelde woningen, waarbij het onderscheid per locatie wordt geregeld door van elkaar verschillende bebouwingsregels.
Ter bescherming van bijzondere waarden en ondergrondse infrastructuur is bij een aantal bestemmingen voor werken die geen bouwwerken zijn en werkzaamheden een omgevingsgunning nodig.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
Hoofdstuk 3 Algemene regels;
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Gevolgd door de volgende bijlagen:
Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën;
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Artikel 1 Begrippen;
Artikel 2 Wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
- 1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
- 2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
- 3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 42 Algemene procedureregels.
- 4. Afwijken van de bouwregels:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.
- 5. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
- 6. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.
- 8. Wijzigingsbevoegdheid:
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 28 Leiding - Gas
Artikel 29 Leiding - Riool;
Artikel 30 Leiding - Water;
Artikel 31 Waarde - Archeologie;
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering.
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels:
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 34 Algemene bouwregels;
Artikel 35 geluidzone - industrie;
Artikel 36 veiligheidszone - bevi;
Artikel 37 vrijwaringszone - molenbiotoop;
Artikel 38 vrijwaringszone - straalpad;
Artikel 39 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 40 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 42 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Bijlagen bij de regels:
Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:
- 1. een Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen Centrum, Detailhandel - Bovenwoning, Gemengd - 1, Gemengd - Bovenwoning en Wonen;
- 2. een Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 4, Gemengd -Bovenwoning, Wonen en Wonen - Meergezinshuis met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen;
- 3. een Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemming Bedrijventerreinmet een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen.
6.2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
6.3 Bestemmingsregels
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op de afzonderlijke artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Bedrijf - Brandweerkazerne
Deze bestemming is opgenomen voor het terrein van de nieuwe Brandweerpost Noord. De brandweerkazerne moet binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Daarnaast is het mogelijk om buiten het bouwvak een gebouw met een oppervlakte van maximaal 100 m² en een hoogte van 4 meter te realiseren. De toegestane hoogte in het bouwvlak is door middel van een aanduiding aangegeven.
Artikel 4 Bedrijf - Garage
Deze bestemming betreft het garagebedrijf, waarvoor in 1987 door de raad de specifieke herziening nr. III van het vanaf 1983 geldende bestemmingsplan Diezerpoort is vastgesteld. Deze planherziening was specifiek toegesneden op de verplaatsing van een aan de Vechtstraat gevestigd garagebedrijf naar een nieuwe locatie aan de Bisschop Willebrandlaan. De specifieke bestemming wordt in dit plan gecontinueerd. Er is wel rekening gehouden met het onthouden van goedkeuring door de provincie Overijssel aan de mogelijkheid voor reparatie aan auto's in verband met de nabijheid binnen een afstand van 100 meter van de woonwagenlocatie aan de Van Wevelinkhovenstraat. Onderhoud aan auto's is wel toegestaan.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Uitgangspunten:
- Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
- In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
- Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.
In dit plangebied is deze bestemming ook gegeven aan het grote complex van KPN aan de Pieter Steijnstaat, Caspar Fagelstraat en Isaac van Hoornbeekstraat in Dieze-Oost.
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
Deze bestemming betreft de bestaande verkooppunten van motorbrandstoffen aan de Van Wevelinkhovenstraat en de Meppelerstraatweg. De verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van LPG is toegestaan. Ook de exploitatie van een zogenaamde 'autoshop' en een autowasinrichting zijn toegestaan.
Artikel 7 Bedrijventerrein
Deze bestemming regelt het bedrijventerrein Floresstraat dat tussen de Floresstraat, de Ceintuurbaan de Nieuwe Vecht en het woongebied van de Aloë is gesitueerd.
Deze bestemming is een zogenaamde 'globale eindbestemming', omdat naast bedrijfskavels ook wegen zijn toegestaan zonder dat tracé's zijn vastgelegd en zonder dat de bestemming eerst uitgewerkt moet worden door burgemeester en wethouders. Het gaat om wegen met een inrichting hoofdzakelijk gericht op gemengd verkeer in een 50 kilometer gebied, waarbij kruisingen en T-aansluitingen van wegen niet minder dan 50 meter uit elkaar mogen liggen in verband met de verkeersveiligheid.
Op basis van het tot 2007 geldende bestemmingsplan Dieze Oost uit 1984 waren bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1 tot en met 3 van de staat van inrichtingen. In de in 2007 vastgestelde regeling in het kader van het bestemmingsplan De Aloë veranderde er in dat opzicht niet heel veel. Alleen is de bedrijvenlijst is toen aangepast aan de toen nieuwste versie van de brochure bedrijven en milieuzonering van de VNG uit 1999. In het nieuwe bestemmingsplan Diezerpoort is de bedrijvenlijst opnieuw aangepast aan de actuele VNG brochure uit 2009.
In verband met de ontwikkeling van het nieuwe woongebied De Aloë konden er niet meer overal bedrijven toegestaan worden in de milieucategorieën 1 tot en 3 van de Staat van Inrichtingen. Het bedrijventerrein is toen ingedeeld in een viertal, op de kaart aangegeven, milieuzones.
Zie hierover verder paragraaf 5.3.2.4 Bedrijventerrein Floresstraat. Binnen de staat van bedrijfsactiviteiten is een aparte kolom opgenomen, waarbij per bedrijfstype staat aangegeven binnen welke zone of zones deze is toegestaan. Deze in de staat van bedrijfsactiviteiten aangegeven zones 1, 2, 3 en 4 corresponderen met de in het plan binnen de bestemming Bedrijventerrein aangegeven zones.
De nieuwe staat bevat een beperkter aantal bedrijven dan de oude staat, omdat het nu een staat betreft die speciaal is opgezet voor bedrijventerreinen. Een aantal lichtere bedrijven, welke in het bestemmingsplan De Aloë toelaatbaar waren in alle zones of bijna alle zones, zijn niet meer in deze staat opgenomen. Deze bedrijven blijven toelaatbaar en zijn nu opgenomen in de bestemmingsomschrijving.
Activiteiten die op grond van rijks-, provinciaal en/of gemeentelijke beleid of wetgeving niet op een bedrijventerrein thuishoren zijn uitgesloten, zoals zelfstandige kantoren, detailhandelsbedrijven en bedrijven als bedoeld in artikel 2.4. van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer (de zogenaamde zware lawaaimakers, voorheen categorie A-inrichtingen genoemd).
Bedrijven die niet in de bedrijvenlijst zijn genoemd of in een hogere categorie vallen dan toegestaan, kunnen door middel van een afwijking alsnog worden toegestaan als deze bedrijven wat betreft milieuhinder gelijk gesteld kunnen worden met de bedrijven die daar rechtens zijn toegestaan. Daarnaast is er een afwijkingsmogelijkheid en een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder bepaalde voorwaarden detailhandel toe te staan (zie paragraaf 5.3.2.4 Bedrijventerrein Floresstraat).
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - chemische opslag' is een opslaggebouw toegestaan ten behoeve van bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen klasse K1 / K2 / K3 met een inhoud tot maximaal 1.000 m³ en chemische / (bio)chemische laboratoria. Rond deze chemische opslag ligt een veiligheidszone - bevi (zie paragraaf 4.2.6 Externe veiligheid en paragraaf 6.4Algemene regelsArtikel 36 veiligheidszone - bevi).
Het parkeerterrein globaal gesitueerd tussen de tuinmuur aan de westzijde en het bedrijventerrein (met name het terrein van DSM) is aangeduid als 'parkeerterrein' uitsluitend ten behoeve van werknemers en bezoekers van het bedrijventerrein. Laden, lossen en opslag zijn hier niet toegestaan. Uitsluitend het gebruik voor niet minder dan 80 en niet meer dan 160 parkeerplaatsen voor auto's is hier toegestaan.
Ten behoeve van de woningen op het Aloë-terrein is bij Rengers een geluidwerende voorzienig nodig; deze is in het plan aangeduid als 'geluidscherm'. Volgens de regels in verband met de eisen op basis van de Wet milieubeheer dient hier te worden voorzien in een geluidwerende voorziening van minimaal 1,80 meter hoog. De bestaande erfafscheiding (dichte schutting) voldoet hieraan.
Tenslotte komt er binnen de bestemming aan de Floresstraat één bestaande bedrijfswoning voor die in het plan ter plaatse is aangeduid als 'bedrijfswoning'. De bedrijfswoning mag zich alleen binnen het aangeduide gebied bevinden en mag een maximale inhoud hebben van 600 m³. Tevens is er ten behoeve van de bedrijfswoning een regeling opgenomen voor bijbehorende bouwwerken.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen de bestemming 'Bedrijventerrein' wijzigen in de bestemming 'Detailhandel - Bouwmarkt' en/of 'Detailhandel - Meubelhal' onder de voorwaarde dat:
- de bruto bedrijfsvloeroppervlakte minimaal 1.000 m² en maximaal 3.000 m² bedraagt;
- er geen sprake is van een structurele aantasting van de totale voorzieningenstructuur en verstoring van de winkelstructuur binnen Zwolle, hetgeen door middel van een distributie planologisch moet worden aangetoond;
Deze wijzigingsbevoegdheid was ook al opgenomen in het bestemmingsplan Dieze-Oost uit 1984 en het bestemmingsplan De Aloë uit 2007.
Artikel 8 Centrum
Deze bestemming is gegeven aan het winkelcentrum Diezerpoort gelegen op de hoek van de Burgemeester Drijbersingel en de Van Wevelinkhovenstraat. Het is een complex met woningen, kantoren, winkels, waaronder een grote supermarkt, café's en een parkeergarage. Het betreft een uitloper van het centrum.
In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:
- woningen, mits niet gelegen in de onderbouw en de eerste bouwlaag aan de Burgemeester Drijbersingel en de Van Wevelinkhovenstraat;
- maatschappelijke voorzieningen;
- sport;
- detailhandel;
- dienstverlening;
- kantoren;
- horeca als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 en 6 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, met inbegrip van de exploitatie van zaalaccommodatie;
- en parkeervoorzieningen;
- alsmede bijzondere woonvormen.
De passage is als onderdoorgang vastgelegd.
Artikel 9 Detailhandel - Bovenwoning
Beschrijving:
Detailhandel wordt als recht op de eerste bouwlaag (begane grond) toegestaan. Met afwijking is het mogelijk om deze functie ook op de tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger toe te laten bij de bovenwoningen, indien in de ruimtebehoefte redelijkerwijs niet op andere wijze kan worden voorzien.
Omgekeerd is het mogelijk met afwijking woningen op de eerste bouwlaag tot te laten, indien er geen ruimtebehoefte is voor detailhandel.
Bij alle detailhandelsbedrijven wordt een menging met dienstverlening toegestaan.
Horeca is toelaatbaar in de categorieën 1 en 2a van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen. Horeca wordt toegestaan tot een maximum van 8 horecabedrijven in het winkelgebied Thomas à Kempisstraat / Vechtstraat en tot een maximum van 1 bedrijf in het winkelcentrum aan de Hogenkampsweg. Daarbuiten zijn geen horecabedrijven in deze bestemming toegestaan. De plaats blijkt in de loop der tijd nog al eens te wisselen. Het wordt niet doelmatig geacht de plaats van de horecabedrijven binnen de genoemde winkelgebieden verder te fixeren.
De gebieden welke aangeduid zijn als 'erf' mogen tot 100% bebouwd worden met bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de winkels. Voor de bovenwoningen geldt de standaard bijgebouwenregeling voor meergezinshuizen.
De Hogenkampspassage is als onderdoorgang vastgelegd.
Met afwijking mogen bijgebouwen in plaats van in 1 laag in 2 lagen met een bouwhoogte van maximaal 7 meter worden gebouwd. Met afwijking kunnen ook extra horecabedrijven worden toegestaan en kan de maximaal toegestane vloeroppervlakte van 1.000 m² per bedrijf worden vergroot.
Artikel 10 Gemengd - 1
Deze bestemming is gegeven aan de bestemmingsvlakken gelegen aan de Schuttevaerkade en de Burgemeester Drijbersingel ten westen van de Noteboomstraat. Hier zijn kantoren, de instelling geestelijke gezondheidszorg West-Overijssel, het Campanillehotel en Hedon Popfont gelegen. De ontwikkeling die in dit gebied heeft plaats gehad is conform de zeer ruim geformuleerde bestemming 'bijzondere doeleinden' van het uitbreidingsplan Dieze-West uit 1959. Daarom wordt deze ruime bestemming hier gecontinueerd.
In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:
- bedrijven, waaronder horecabedrijven als genoemd in de categorieën 1 tot en met 6 van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- maatschappelijke voorzieningen;
- sport;
voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen (voornamelijk categorieën A en B);
- alsmede bijzondere woonvormen.
Artikel 11 Gemengd - 2
Deze bestemming is gegeven aan de bestemmingsvlakken gelegen aan de Burgemeester Roelenweg, aan de Burgemeester Drijbersingel ten oosten van de Nooteboomstraat en aan een bestemmingsvlak gelegen aan de Vechtstraat en de Binnengasthuisstraat.
Hier zijn een taxicentrale, een opvangcentrum van het Leger des Heils en kantoren van o.a. de belastingdienst. In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:
- bedrijven;
- maatschappelijke voorzieningen;
- sport;
voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen (voornamelijk categorieën A en B);
- alsmede bijzondere woonvormen.
Artikel 12 Gemengd - 3
Deze bestemming is gegeven aan het terrein van de Stilohal en de sportschool aan de Geert Grootestraat.
In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:
- maatschappelijke voorzieningen;
- sport;
- alsmede bijzondere woonvormen.
Artikel 13 Gemengd - 4
Deze bestemming regelt een klein vlak met bestaande bebouwing grenzend aan het bedrijventerrein Floresstraat en de Nieuwe Vecht. Het betreft de cultuurhistorisch waardevolle voormalige bedrijfswoning van de firma Reinders en Co. Het is de bedoeling dat het bestaande gebouw multifunctioneel kan worden gebruikt, zoals voor gebouwen ten behoeve van:
- bedrijven;
- maatschappelijke voorzieningen en
- sport;
voor zover aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen (categorieën A, B en C).
Gelet op de directe nabijheid van het bestaande bedrijventerrein zijn woningen uitgesloten.
Artikel 14 Gemengd - 5
Deze bestemming is opgenomen voor de locaties Langenholterweg 10a, Bisschop Willebrandlaan 32, 34 en de Jupiterstraat 2, 4 / Meppelerstraatweg 19, 21, 23, 25.
In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:
- maatschappelijke voorzieningen;
- kantoren;
- alsmede bijzondere woonvormen.
Op deze locaties in stedelijk gebied is kleinschalige gebruik voor kantoren denkbaar.
De gebouwen aan de Bisschop Willebrandlaan 32, 34 en de Jupiterstraat 2, 4 / Meppelerstraatweg 19, 21, 23, 25 zijn relatief grootschalig, in relatie tot de directe omgeving. Om de kleinschaligheid van de kantoorfunctie voor deze gebouwen te waarborgen is aan het gebruik voor kantoren een maximum verbonden. Hiermee wordt ook voorkomen dat monofunctionele gebouwen ontstaan en er 's avonds geen levendigheid meer op deze markante locaties is. Het kantoorgebruik is voor deze locaties toegestaan met een maximum van 250 m² b.v.o. per zelfstandige kantoorunit.
Wijzigingsbevoegdheid Bisschop Willebrandlaan 32, 34
Deze wijzigingsbevoegdheid is van toepassing op de locatie van de Bisschop Willebrandlaan 32, 34. De wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel dat de bestemmingen binnen dit gebied gewijzigd kunnen worden in die zin dat tevens het gebruik ten behoeve van woningen met bijbehorende voorzieningen is toegestaan. Zie hiervoor ook paragraaf 5.4.6.
De wijzigingsbevoegdheid voor de locatie Langenholterweg 10a (gebied Langenholterweg-Schoolstraat) is opgenomen in Artikel 41 wro-zone - wijzigingsgebied. Zie hiervoor ook paragraaf 5.4.5.
Artikel 15 Gemengd - Bovenwoning
In deze bestemming zijn toegestaan:
- woningen;
- bedrijven, waaronder maximaal 5 horecabedrijven als genoemd in de categorieën 1 en 2a van de lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- maatschappelijke voorzieningen;
- sport;
in de onderbouw en de eerste bouwlaag; - bovenwoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep of bedrijf aan huis in de bouwlagen boven de eerste bouwlaag en de zolder;
voor zover andere functies dan genoemd onder wonen zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen (voornamelijk categorie A);
Met afwijking is het mogelijk om niet-woonfuncties ook op de tweede bouwlaag (eerste verdieping) en hoger toe te laten bij de bovenwoningen, indien in de ruimtebehoefte redelijkerwijs niet op andere wijze kan worden voorzien.
De gebieden buiten het bouwvlak mogen tot 100% bebouwd worden met bijbehorende bouwwerken ten behoeve van niet-woonfuncties. Voor de woningen geldt de standaard bijgebouwenregeling.
Met afwijking mogen bijgebouwen in plaats van in 1 laag in 2 lagen met een bouwhoogte van maximaal 6 meter worden gebouwd. Met afwijking kunnen ook extra horecabedrijven worden toegestaan en kan de maximaal toegestane vloeroppervlakte van 1.000 m² per bedrijf worden vergroot.
Artikel 16 Groen
Uitgangspunten:
Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
- Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
- Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 17 Horeca - Café-restaurant
Deze bestemming omvat de bestaande vestiging van McDonald's aan de Ceintuurbaan.
Artikel 18 Kantoor
Deze bestemming omvat de bestaande kantoren het gebied tussen de rijksweg A28, het Zwarte Water, de Govert Flinckstraat en de Ferdinand Bolstraat.
Artikel 19 Maatschappelijk
Beschrijving:
De uitbreiding van de bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen wordt mogelijk gemaakt door de bouwvlakken ruimer te maken dan de huidige bebouwing op die plaatsen waar dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is. Hiermee wordt voorzien in de behoefte aan uitbreiding van deze maatschappelijke voorzieningen. Ook in de geldende stedenbouwkundige regelingen is grotendeels al voorzien in deze ruimere bebouwingsmogelijkheden, maar zijn deze tot nu toe nog niet geheel gerealiseerd.
De eerste fase van het project Burgemeester Roelenweg Oost dat voorziet in de bouw van 3 woontorens voor studentenhuisvesting en een zorgcluster is ook in deze bestemming opgenomen. Zie ook paragraaf 5.4.4 Burgemeester Roelenweg Oost.
Afwijkend gebruik:
In deze bestemming is op de Rembrandtlaan 70 aangegeven dat afwijkend gebruik is toegestaan voor detailhandel en dienstverlening.
Artikel 20 Maatschappelijk - Begraafplaats
Beschrijving:
Deze bestemming is toegekend aan de bestaande algemene begraafplaats gelegen aan de Meppelerstraatweg en de Molenkampsweg en de aangrenzende bestaande Rooms-Katholieke begraafplaats gelegen aan de Bisschop Willebrandlaan en de Molenkampsweg.
Hier is de globale bebouwingsregeling van het tot nu toe geldende bestemmingsplan Diezerpoort overgenomen.
Omgevingsvergunning:
De landschappelijke waarden binnen deze bestemming worden beschermd door een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Artikel 21 Tuin
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Artikel 22 Verkeer
Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
Het betreft de volgende wegen nader onderverdeeld in het aantal toegelaten rijbanen en rijstroken:
1 rijbaan met 2 rijstroken en/of 2 rijbanen elk met 1 rijstrook op:
- de Schuttevaerkade;
- de Burgemeester Drijbersingel;
- de Van Wevelinkhovenstraat;
- de Middelweg;
- de Bisschop Willebrandlaan;
- een deel van de Vechtstraat;
- een deel van de de Thomas à Kempisstraat;
- de Hogenkampsweg ten zuiden van de Van Wevelinkhovenstraat en de Zerboltstraat;
2 rijbanen elk met 1 rijstrook:
- de Rijnlaan;
- de Hogenkampsweg ten noorden van de Ruusbroecstraat en de Geert Grootestraat;
- de Monteverdilaan;
- de Burgemeester Roelenweg;
- de Pannekoekendijk;
2 rijbanen elk met 2 rijstroken op de Meppelerstraatweg;
2 rijbanen elk met 3 rijstroken op de rijksweg A28.
Artikel 23 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 24 Water
Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.
Artikel 25 Wonen
Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.
Uitgangspunten:
- Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
- De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
- Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
- Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
- Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven behalve ter plaatse van de molenbiotoop.
- In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
- Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
- Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming 'Wonen' met de 'specifieke bouwaanduiding-carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
- Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
- De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.
Beroep of bedrijf aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep en tevens voor een aan huis verbonden bedrijf. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen zijn definities opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep en een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf. De definities van beroep en bedrijf aan huis zijn gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinities. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
In de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies voor een bedrijf aan huis zijn toegestaan (voornamelijk categorie A).
Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximale hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Afwijkend gebruik:
De hoofdgebouwen met een afwijkend gebruik dat niet valt onder beroep of bedrijf aan huis of met een beroep of bedrijf aan huis groter dan 30% / 50m² zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven.
Het betreft een afwijkend gebruik voor een kleinschalig bedrijf, detailhandel of horeca. In de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies als kleinschalig bedrijf zijn toegestaan (voornamelijk categorie A).
In afwijking van de standaardregeling voor bijbehorende bouwwerken is bebouwing van de erven tot 100% toegelaten voor bijgebouwen ten behoeve van toegestaan afwijkend gebruik aan de Bisschop Willebrandlaan, de Meppelerstraatweg, de Molenkampsweg, de Rembrandtlaan en de Thomas à Kempisstraat .
Artikel 26 Wonen - Meergezinshuis
Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.
Bijgebouwenregeling:
De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.
Artikel 27 Wonen - Woonwagen
Deze bestemming is voor de woonwagenlocaties aan de Van Miereveltstraat en de Van Wevelinkhovenstraat. De regels bij deze bestemming volgen zoveel mogelijk de geldende regels zoals vastgelegd in de nota 'Woonwagenlocaties en standplaatsen' van april 2000.
Artikel 28 Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de gasvoorziening (zie kaart 11). Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een vrijstelling, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 29 Leiding - Riool
Deze dubbelbestemming beschermt een rioolpersleiding bij het Blekerswegje,de Brink en de Bagijnesingel. Het gaat om de afvoerleiding van het rioolgemaal bij het Blekerswegje naar de rioolwaterzuivering (zie kaart 11). Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 30 Leiding - Water
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart 11).
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 31 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
- De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 5).
- Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
- Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.
Artikel 32 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de kernzone en de beschermingszone van de primaire waterkering aan de noordzijde van de Schuttevaerhaven, de Achtergracht en de Stadsgracht en de kernzone en de beschermingszone van de waterkering aan de westzijde van de Nieuwe Vecht.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
6.4 Algemene Regels
Artikel 33 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 34 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 35 geluidzone - industrie
Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein Voorst. Deze zone ligt aan de westzijde op een klein gedeelte van het plangebied. Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht. (zie kaart 9).
Artikel 36 veiligheidszone - bevi
Rond de in het plan aangeduide chemische opslag op het bedrijventerrein is een veiligheidszone in de vorm van een gebiedsaanduiding aangegeven. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van nieuwe kwetsbare objecten in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op de gronden gelegen binnen de in het plan aangegeven gebiedsaanduiding van deze veiligheidszone niet toegestaan.
Door middel van een specifieke wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de begrenzing van de zone te wijzigen of de gehele zone zelfs te laten vervallen, indien het risico voor de externe veiligheid is gewijzigd danwel opgeheven.
Artikel 37 vrijwaringszone - molenbiotoop
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is bekeken op welke wijze de windvang van de windmolen de Passiebloem beschermd en gegarandeerd kan worden.
De huidige bebouwingshoogten in het gebied zijn een gegeven en zijn ook als zodanig in het plan vastgelegd in de specifieke bestemmingen. Het handhaven van de huidige windvang is op deze wijze gegarandeerd.
Voor nieuwbouwprojecten is in het bestemmingsplan Molenbiotoop, thematische partiële herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 september 2004, een zone aangegeven waar binnen een afstand van 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop van de Passiebloem. Deze zone van 500 meter ligt gedeeltelijk ook in het bestemmingsplan Diezerpoort en is daarom in dit bestemmingsplan opgenomen nu als gebiedsaanduiding conform de bestemmingsplanmethodiek van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008).
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, indien deze gelegen zal zijn in de molenbiotoop ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen.
In deze gebiedsaanduiding is de hoogteligging van de molenbiotoop nader omschreven.
Artikel 38 vrijwaringszone - straalpad
Boven het plangebied bevindt zich een straalpad tussen de straalverbindingstoren Zwollerkerspel aan de Vecht en de straalverbindingstoren aan de Westerlaan. Door de hoogteligging tussen 33 en 36 meter levert dit straalpad beperkingen op voor de bebouwing, welke in het tracé van dit straalpad is gelegen. Daarom is dit straalpad beschermd door middel van een gebiedsaanduiding.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze gebiedsaanduiding samenvallen en hoger zijn dan de minimale straalpadhoogte van 33 meter mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de straalpadbeheerder is ingewonnen.
Artikel 39 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 40 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Tuin', 'Verkeer -Erftoegangsweg', 'Wonen' alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.
Artikel 41 wro-zone - wijzigingsgebied
Deze gebiedsaanduiding is gegeven aan het projectgebied Langenholterweg-Schoolstraat. De wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel dat de bestemmingen binnen dit gebied gewijzigd kunnen worden in bestemmingen en nieuwe bouwvlakken ten behoeve van woningen en bestemmingen voor de bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen.
Bij de wijzigingsbevoegdheid zijn wijzigingsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Daarnaast kan op de begane grond van de gebouwen een kleinschalig bedrijf worden toegestaan. De toelaatbare activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd (hoofdzakelijk categorie A).
Zie hiervoor ook paragraaf 5.4.5.
Artikel 42 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
6.5 Overgangs- En Slotregels
6.5 Overgangs- en slotregels
Artikel 43 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Artikel 44 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
6.6 Bijlagen
Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën:
Deze lijst geeft de horecacategorieën aan, welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen Centrum, Detailhandel - Bovenwoning, Gemengd - 1, Gemengd - Bovenwoning en Wonen;
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:
De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 4, Gemengd - Bovenwoning, Wonen en Wonen - Meergezinshuis
De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen:
De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Bedrijventerrein.
De staat maakt als Bijlage 3 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 3 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
6.7 Consequenties Van Beleid
Het bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter.
In het bestemmingsplan is uitbreiding van de bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Deze uitbreiding is grotendeels conform de tot nu toe geldende stedenbouwkundige regelingen. Hiermee wordt voorzien in de behoefte aan deze maatschappelijke voorzieningen.
Met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden is de standaard bijgebouwenregeling van Zwolle uit 2007 opgenomen. Dit kan leiden tot enige verdichting van de erven bij woningen.
Rekening wordt gehouden met de nieuwbouw van de Brandweerpost Noord, de nieuwbouw van het appartementencomplex aan de Geert Grootestraat en met de renovatieplannen voor de bebouwing in Dieze Oost voor zover daar nu al besluitvorming over heeft plaats gevonden. Bovendien worden in Dieze Oost nieuwe kleinschalige bedrijfjes toegestaan in de onderste bouwlaag van een aantal flats ter bevordering van de flexibiliteit en levendigheid.
De al in het uitbreidingsplan Dieze West vastgelegde ontwikkelingsmogelijkheden aan de Burgemeester Drijbersingel worden gecontinueerd.
De in het bestemmingsplan De Aloë vastgelegde ontwikkelingsmogelijkheden voor het bedrijventerrein Floresstraat worden eveneens gecontinueerd.
Ten slotte worden de bouw van een nieuwe dubbele woning aan de Hogenkampsweg 17 en de bouw van 3 gebouwen voor 357 studenteneenheden en een zorgcluster voor de opvang van dak- en thuislozen op de hoek van de Burgemeester Roelenweg en de Pannenkoekendijk planologisch mogelijk gemaakt.
6.8 Handhaving
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
6.9 Handboek
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het conserverende gedeelte van het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan voor het conserverende gedeelte te voegen.
7.2 Brandweerpost Noord
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna 'een aangewezen bouwplan) in combinatie met een bestemmingsplan, is de afdeling 6.4 Grondexploitatie van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen, tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel in combinatie met een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Aangewezen bouwplan op grond in eigendom gemeente
In het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplan op het van de Gemeente Zwolle in eigendom zijnde,perceel Dennenstraat 3, kadastraal bekend ZLE - A - 7412. Het kostenverhaal is anderszins verzekerd middels opname in de grondprijs.
Afsluiting
Ten aanzien van de dekking van reeds gemaakte en nog te maken kosten kan gesteld worden dat bij besluit d.d. 29 september 2009 burgemeester en wethouders het voorbereidingskrediet hebben vastgesteld. Op 11 januari 2010 heeft de gemeenteraad de grondexploitatie Brandweerpost Noord vastgesteld en daarin worden alle kosten van het plan gedekt uit grondverkoop en bijdragen van de gemeente.
Conclusie
Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan ook voor het gebied van de brandweerpost noord geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
7.3 Geert Grootestraat
De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg en in samenwerking met de gemeente Zwolle en de Zwolse Woningstichting SWZ vastgelegd. Voor vaststelling van het bestemmingsplan Geert Grootestraat, Van Schoonhovenstraat is er een anterieure overeenkomst gesloten om het nieuwe appartementencomplex aan de Geert Grootestraat te realiseren.
De daadwerkelijke uitvoering van het plan komt voor rekening van de realisator SWZ. De mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw is eveneens voor rekening van SWZ.
Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.
7.4 Hogenkampsweg 17
De gemeente Zwolle is zelf initiatiefneemster voor deze ontwikkeling en de te ontwikkelen grond van dit gebied is in eigendom van de gemeente Zwolle . De te verhalen exploitatiekosten en de eventuele planschadekosten zijn via de gronduitgifte verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan voor dit gebied is derhalve niet noodzakelijk en is dan ook achterwege gelaten.
7.5 Burgemeester Roelenweg Oost
Economische uitvoerbaarheid
Tijdens de voorbereiding van het onderhavige bouwplan heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ook is onderzocht of er ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan een exploitatieplan opgesteld zou moeten worden.
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna 'een aangewezen bouwplan'), in combinatie met een planologische maatregel is afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Samenwerking- en realisatieovereenkomst
Het onderhavige bouwplan voorziet in de realisatie van een wooncomplex ten behoeve van studentenhuisvesting met een geclusterde zorgvoorziening. De gemeente heeft op 19 juni 2012 een overeenkomst gesloten met de projectontwikkelaar die het plan Roelenweg Oost zal realiseren.
De gemeente wenst te komen tot de kwalitatief hoogwaardige herontwikkeling van het plangebied Roelenweg Oost. Volker Wessels wenst als ontwikkelaar de ontwikkeling en realisatie van het in het plangebied Roelenweg Oost te realiseren bouwplan ter hand te nemen. Volker Wessels zal voor haar rekening en risico het bouwprogramma ontwikkelen, realiseren en het gerealiseerde bouwprogramma exploiteren als eindbelegger en/of (gedeeltelijk) verkopen.
De gronden in het plangebied zijn grotendeels in eigendom bij Volker Wessels en voor een klein deel bij de gemeente. De Samenwerking- en realisatieovereenkomst Roelenweg Oost bevat een onderdeel 'grondtransacties tussen partijen'.
Bijdragen provincie Overijssel en gemeente Zwolle
De investeringen in het project komen voor rekening van de projectontwikkelaar. De gemeenteraad heeft op 2 juli 2012 besloten een deel van het negatieve saldo van de exploitatie van het project Roelenweg Oost ter grootte van € 2.000.000,- voor rekening van de gemeente te nemen en te dekken uit diverse beschikbare budgetten.
Voorts heeft de provincie Overijssel bij brief van 2 september 2010 toegezegd om uit de Essentgelden een subsidie van € 2.000.000,- te verlenen voor een deel van de investeringskosten.
Conclusie
Het vaststellen van een exploitatieplan door de raad blijft achterwege, omdat met het aangaan van een samenwerking - en realisatieovereenkomst Roelenweg Oost met de ontwikkelaar de kosten van exploitatie anderszins verzekerd zijn (afdeling 6.4 Wro Grondexploitatie, art 6.12, tweede lid, sub a).
Voor details wordt verwezen naar het separate projectuitvoeringsbesluit op grond van de Crisis- en herstelwet.
Hoofdstuk 8 Overleg
8.1 Overleg Over Het Bestemmingsplan
Op 2 april 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan Diezerpoort in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 29 instanties verzonden met het verzoek om voor 1 juli 2012 te reageren.
Het plan is verzonden naar de volgende instanties:
- 1. de Provinciale Commissie voor de Fysieke Leefomgeving van de provincie Overijssel;
- 2. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
- 3. Rijkswaterstaat Oost-Nederland;
- 4. Enexis Netbeheer hoogspanning;
- 5. het Waterschap Groot Salland, Afdeling Hydrologie en Ruimtelijke Ontwikkeling;
- 6. Tennet TSO B.V. Grondzaken-Noord;
- 7. Stichting winkelgebied Dieze-Centrum;
- 8. de Veiligheidsregio IJsselland;
- 9. Vastbouw Vastgoedontwikkeling B.V.;
- 10. N.V. Nederlandse Gasunie, Afdeling Grondzaken;
- 11. Vitens Overijssel N.V.;
- 12. KPN Operator Vaste Net Straalverbindingen;
- 13. het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Inspectie Leefomgeving en Transport;
- 14. het Ministerie van Defensie, Noord Nederland, Ruimte, Milieu en Vastgoedbeleid;
- 15. het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Regio Oost;
- 16. de Kamer van Koophandel Oost Nederland;
- 17. Brandweer Zwolle;
- 18. het Oversticht;
- 19. de Woonkoepel;
- 20. Stichting deltaWonen, Afdeling Projecten;
- 21. Stichting Woningbeheer Zwolle;
- 22. Woningstichting Openbaar Belang;
- 23. de Voorlichting en Adviescommissie Wonen Zwolle;
- 24. Stichting De Kern;
- 25. Travers welzijn;
- 26. Stichting Milieuraad Zwolle;
- 27. de Vereniging De Hollandsche Molen.
- 28. de Vereniging Vrienden van Oliemolen De Passiebloem;
- 29. het Molenaarsteam van Oliemolen De Passiebloem.
Ad 1: De provincie Overijssel juicht de actualisering van het plangebied toe. Het plan draagt bij aan het ruimtelijk beleid van de provincie. Er is voldaan aan het ambtelijk vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Ad 2: De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed deelt mee niet te zullen reageren.
Ad 3: Rijkswaterstaat heeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Ad 4 Enexis heeft geen opmerkingen over het plan.
Ad 5: Het Waterschap Groot Salland heeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. De brief van het waterschap kan worden aangemerkt als advies in het kader van het watertoetsproces.
Ad 6: Tennet heeft geen op- of aanmerkingen op het plan.
Ad 7: De Stichting winkelgebied Dieze-Centrum kan zich op hoofdlijnen vinden in het voorgestelde bestemmingsplan en de hierin opgenomen bestemmingsregels.
De stichting is voorstandster van flexibele bestemmingsplanregels, waarin voor ondernemers ruimte bestaat te anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Voldoende uitbreidingsmogelijkheden aan bestaande panden is daarbij belangrijk, bijvoorbeeld door ook magazijnruimte te kunnen betrekken bij de winkel of door aan de achterzijde de winkel te kunnen uitbreiden.
De stichting heeft echter bezwaar tegen de mogelijkheid om in totaal 12 horecazaken in het winkelgebied toe te staan, omdat dit een forse uitbreiding van het aantal horecazaken zou betekenen. De stichting is geen voorstandster van nog meer afhaalhoreca of avondhoreca, omdat dit tot overlast leidt en de stichting het winkelgebied juist wil versterken met onderscheidende winkels en diversiteit van speciaalzaken. Een daghorecazaak met een leuk terras ondersteunt de stichting wel.
De stichting vindt het bestemmingsplan hierin te ruim en pleit voor een inkadering van het aantal toe te laten horecazaken om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen.
Reactie op 7:
Ter tegemoetkoming aan het bezwaar van de Stichting winkelgebied Dieze-Centrum wordt het aantal horecazaken beperkt tot 8, het aantal dat volgens het geldende plan is toegestaan. Anders dan in het geldende plan wordt dit aantal niet gefixeerd op een bepaalde plaats in het winkelgebied ter wille van de ook door de stichting voorgestane flexibiliteit. Burgemeester en wethouders kunnen na een afweging van alle betrokken belangen alsnog een uitbreiding van het aantal horecazaken toestaan met een afwijkingsprocedure.
Ad 8 Veiligheidsregio IJsseland:
- 1. De Veiligheidsregio IJsselland adviseert het tankstation aan de Ceintuurbaan 54 als risicobron op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie op 8.1:
De tankstations aan de Ceintuurbaan 4 en 8 zijn beide onbemand geworden en verkopen om die reden geen LPG meer. De volgende tekst wordt voor het tankstation aan de Ceintuurbaan 54 opgenomen in paragraaf 4.2.6 Externe veiligheid van de plantoelichting:
'Tankstation aan de Ceintuurbaan 54
Het noordelijker gelegen tankstation met LPG aan de Ceintuurbaan 54 ligt ook in de directe nabijheid van het plangebied van Diezerpoort. Het invloedsgebied van dit LPG tankstation ligt over het plangebied. De woningen aan de Casper Fagelstraat en de Heinsiusstraat bevinden zich in het invloedsgebied van het tankstation.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Ceintuurbaan Noord en de Wet milieubeheervergunning van het LPG tankstation heeft de gemeente Zwolle het groepsrisico als gevolg van dit LPG tankstation verantwoord. Het voorliggende plan laat binnen het invloedsgebied geen nieuwe bestemmingen toe. De verantwoording van het groepsrisico voor het tankstation Ceintuurbaan 54 is derhalve nog van toepassing. Er is geen aanleiding deze verantwoording te heroverwegen.'
- 2. De Veiligheidsregio IJsselland adviseert het openlucht zwembad aan de Ceintuurbaan 1 als risicobron op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie op 8.2:
De volgende tekst wordt opgenomen in paragraaf 4.2.6 Externe veiligheid van de plantoelichting:
'Het openlucht zwembad aan de Ceintuurbaan 1
Het openluchtzwembad vormt een risicobron op basis van het feit dat er chloor wordt opgeslagen. Dit chloor wordt gebruikt voor de zuivering van het zwemwater. Volgens de provinciale risicokaart loopt de 1 % letaliteit effectafstand voor een klein deel over het plangebied van Diezerpoort. Het gaat om het meest zuid oostelijke deel waar de bestemmingen Bedrijventerrein, Groen en Wonen aanwezig zijn. Het gaat om 1 bestaande woning. Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van kwetsbare bestemmingen niet mogelijk. Het groepsrisico neemt niet toe en het huidige risico wordt aanvaardbaar beschouwd.
1 % letaliteit betekent dat indien zich een ramp voordoet, 1 % van de mensen die zich daar bevindt meteen overlijdt ten gevolge van deze ramp. Dit percentage zal oplopen indien men zich in de richting van de risicobron zal begeven.'
- 3. De Veiligheidsregio IJsselland adviseert alle risico's waaraan het plangebied onderhevig is te verantwoorden.
Reactie op 8.3:
De volgende tekst wordt opgenomen in paragraaf 4.2.6 Externe veiligheid van de plantoelichting:
'Rijksweg A28
Over de rijksweg A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn reeds vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport gevaarlijke stoffen en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.
Gebruiksruimte
Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR 10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.
De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28. In het bestemmingsplan Diezerpoort liggen geen kwetsbare bestemmingen binnen de PR 10-6 contour van de A28.
Plasbrand aandachtsgebieden
Gemeenten moeten langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dit kan in een gebied van 30 meter langs de route tot slachtoffers leiden (gemeten van rand van het asfalt). Langs de A28 ter hoogte van het plangebied zal een plasbrandaandachtzone (PAG-zone) vastgelegd worden in het basisnet. Bouwen binnen een PAG-zone is mogelijk maar dit zal wel gemotiveerd moeten worden. Het is mogelijk dat er extra brandwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het bestemmingsplan Diezerpoort staat geen bebouwing toe in de PAG-zone van de A28.
Groepsrisico Rijksweg A28
Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,5 * de oriëntatiewaarde bedroeg. Uit ditzelfde onderzoek blijkt dat het groepsrisico in 2020 zal stijgen naar 1,1 * de oriëntatiewaarde. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de verwachte groei van gevaarlijke stoffen over de A28. De dichtheid van het aantal personen in het plangebied neemt in de beschouwde periode niet toe.
In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde. Daarbij moet worden aangetekend dat deze hoge waarden voornamelijk te vinden zijn ter hoogte van Voorsterpoort.
De Rijksoverheid en de gemeente Zwolle zijn op 29 september 2011 overeengekomen het groepsrisico langs de A28 tussen de afslag Zwolle - zuid en Zwolle noord maximaal 1,7 * de oriëntatiewaarde bedraagt.
Hoge druk aardgasleiding
Door het plangebied loopt een gastransportleiding parallel aan de rijksweg A28. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de PR 10-6 contour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven.
Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt daarom is een toename van het groepsrisico niet aan de orde.'
- 4. De Veiligheidsregio IJsselland adviseert de risicokaart aan te passen.
Reactie op 8.4:
De gemeente Zwolle is zich bewust van haar taak om de risicokaart actueel te houden. Het klopt dat een aantal tankstations niet meer zichtbaar is op de risicokaart. Ook de vuurwerkopslag voor consumenten vuurwerk staat niet op de kaart, omdat het niet om een Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen inrichting gaat (RRGS).
De door de Veiligheidsregio aangegeven inrichtingen buiten het plangebied zijn opgenomen in de plantoelichting.
- 5. De Veiligheidsregio IJsselland adviseert om het gemeentelijk beleid prioriteitswegen op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie op 8.5:
In paragraaf 3.4 Verkeersbeleid van de plantoelichting zullen de namen en functies van de gemeentelijke prioriteitswegen binnen het plangebied worden behandeld. Het effect van het plan op het stelsel van prioriteitswegen wordt aangegeven. De volgende tekst wordt opgenomen:
'Prioriteitswegen
Prioriteitswegen zijn wegen die door de hulpverleningsdiensten primair gebruikt worden om tijdig (binnen de gestelde zorgnormen) op de plaats van een incident te kunnen zijn.
Hoofdroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom;
- Routes vanaf de ambulancepost, kazerne of het politiebureau naar risicovolle of kwetsbare objecten.
Op deze wegen kan tenminste 50 kilometer per uur gereden worden. De snelheid van de hulpverleningsdiensten bij calamiteiten en hulpverleningen is zo mogelijk tot 20 kilometer per uur hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Voor de hulpverleningsdiensten moet er ruimte zijn om zowel het verkeer op dezelfde baan als het tegemoetkomende verkeer te passeren.
Vervolgroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom (in termen van duurzaam veilig).
Op deze wegen binnen de gemeente mogen voor de hulpverleningsdiensten geen negatieve snelheidsremmers worden toegepast. Op deze hoofdwegen en doorgaande wegen kan tenminste 50 kilometer per uur gereden worden. De hulpverleningsdiensten moeten zonder verlies van tijd door snelheidsremmers van en naar de plaats van het incident kunnen. Uitgangspunt hierbij is het behalen van de gestelde zorgnorm.
In het bestemmingsplan zullen de genoemde wegen binnen het plangebied niet van functie veranderen. De functie voor de hulpdiensten blijft dus gehandhaafd.
- De route Middelweg-Bisschop Willebrandlaan-Vechtstraat behoort tot de categorie hoofdroute.
- De Meppelerstraatweg, Hogekampsweg-Rijnlaan, van Wevelinkhovenstraat, Burg. Drijbersingel, Schuttevaerkade, Burg. Roelenweg, Diezerkade-Brink-Rheinvis Feithlaan behoren tot de categorie vervolgroute.'
- 6. De Veiligheidsregio IJsselland adviseert de ontwikkeling van de studentenhuisvesting aan de Burgemeester Roelenweg Oost in het bestemmingsplan Diezerpoort mee te nemen.
Reactie op 8.6:
De gemeenteraad is inmiddels op 2 juli 2012 akkoord gegaan met dit project voor studentenhuisvesting en opvang van dak- en thuislozen.
De eerste fase van het project, welke bestaat uit de realisering van 3 gebouwen is nu in het bestemmingsplan Diezerpoort planologisch mogelijk gemaakt. Voor de realisering zal separaat een projectuitvoeringsbesluit op grond van de Crisis- en herstelwet worden genomen, waarin alle veiligheidsrisico's zullen worden afgewogen.
Voor de realisering van de tweede fase zal later een aparte procedure worden gevolgd.
Ad 9: Namens Vastbouw Vastgoedontwikkeling heeft Dirkzwager advocaten & notarissen meegedeeld dat Vastbouw zich niet zondermeer kan verenigen met het voorontwerp.
De parochie Thomas à Kempis heeft in 2006 in haar hoedanigheid van eigenaar van het perceel Bisschop Willebrandlaan 32-34, waarop de voormalige Michaëlskerk staat, overleg gevoerd met de gemeente Zwolle over de gebruiksmogelijkheden van deze gronden. Bij brief van 13 juni 2006 heeft de gemeente hierover bericht. De inhoud van deze brief luidt samengevat als volgt:
- onderwerp: visie van de gemeente op de bestemming van Bisschop Willebrandlaan 32-34;
- in het licht van het voorontwerp van het structuurplan Zwolle 2020 is kantoorontwikkeling op deze locatie onwenselijk;
- wenselijk is om op deze bijzondere en goed bereikbare en zichtbare plek het nieuwe gebruik iets te laten toevoegen aan de stad op de zelfde wijze als de Michaëlskerk dat heeft gedaan; daarom is behoud van de maatschappelijke functie op deze plek wenselijk;
- gewenste bestemming maatschappelijke doeleinden en bijzondere woonvormen;
- bij genoemde functie wordt een ruim bouwvlak gehanteerd passend bij het huidige gebruik;
- dit bouwvlak laat herontwikkeling toe, waarbij rekening gehouden wordt met de aansluiting op de omgeving;
- toegevoegd is artikel 10 Maatschappelijke doeleinden van de voorschriften van het concept voorontwerpbestemmingsplan Diezerpoort d.d. 24 februari 2006;
- toegevoegd is een uitsnede inclusief legenda van de plankaart van het concept voorontwerpbestemmingsplan Diezerpoort d.d. 31 mei 2005 waarop dit bouwvlak staat aangegeven met een maximale goothoogte van 8 meter, een maximale bouwhoogte van 8 meter en ter plaatse van de toren een maximale goot- en bouwhoogte van 40 meter; het bebouwingspercentage bedraagt 100%; dit bouwvlak is conform het geldend bestemmingsplan;
- de verwachting wordt uitgesproken dat dit nieuwe bestemmingsplan begin 2007 in ontwerp ter inzage zal worden gelegd;
- ten slotte wordt nadrukkelijk gemeld dat deze brief, ondertekend door het afdelingshoofd van de afdeling Ontwikkeling van de gemeente Zwolle, geen wettelijke status heeft, maar de weergave is van de ambtelijke visie op het perceel.
Eind 2006 heeft Vastbouw Vastgoedontwikkeling deze grond gekocht van de parochie onder meer op basis van deze brief.
Vastbouw verzoekt daarom om het plan aan te passen aan de toezeggingen in voornoemde brief.
De beperking van het bouwvlak in het voorontwerp wordt gezien als onpraktisch en vanuit een goede ruimtelijke ordening onwenselijk. Door de beperking is het bestemmingsplan financieel/economisch niet uitvoerbaar.
Daarnaast heeft Vastbouw een voorkeur voor een verhoging van de bouwhoogte naar 15 meter met het oog op de toekomstige ontwikkeling van dit perceel.
Reactie op 9:
Het was oorspronkelijk inderdaad de bedoeling om het in de brief van de gemeente d.d. 13 juni 2006 meegezonden nieuwe concept bestemmingsplan voor Diezerpoort in 2007 in ontwerp ter inzage te leggen. Op 17 augustus 2006 is echter besloten om het werk aan het nieuwe bestemmingsplan stop te zetten en eerst de totstandkoming van een ontwikkelingsvisie voor de wijk Diezerpoort af te wachten.
Voortbouwend op het concept van het plan uit 2006 is het werk aan het bestemmingsplan in 2010 weer opgepakt hetgeen tot het voorontwerpbestemmingsplan Diezerpoort heeft geleid, waarover nu vooroverleg is gevoerd.
De brief van de gemeente uit 2006 was er inderdaad uitdrukkelijk op gericht om een inzicht te geven in de wijze, waarop de gronden in het nieuwe bestemmingsplan zouden worden bestemd. De betreffende onderdelen van het bestemmingsplan uit 2005/2006 zijn als bijlage meegestuurd.
Verwachtingen, welke zijn opgewekt bij de opzet van het bestemmingsplan in 2006 moeten uiteraard alsnog worden nagekomen. Het plan zal daarom worden aangepast aan deze brief.
De daarnaast verzochte verhoging van de bouwhoogte van 8 meter naar 15 meter wordt echter afgewezen, omdat die verhoging de kansen voor behoud van de bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of de kansen op een goede aansluiting op deze bebouwing te veel onder druk zet.
Ad 10 Nederlandse Gasunie:
- 1. De Gasunie schrijft dat wettelijk is bepaald dat het voldoende is om de belemmeringenstrook te beperken tot een zone van 4 meter aan weerszijden van de aanwezige gasleiding. Verzocht wordt daarom de aangegeven belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de gasleiding terug te brengen tot 4 meter.
Reactie op 10.1:
De belemmeringenstrook zal worden teruggebracht tot de verzochte 4 meter.
- 2. De Gasunie wil dat de dubbelbestemming Leiding - Gas bij kruisingen voorrang krijgt op andere door een dubbelbestemming beschermde leidingen.
Reactie op 10.2:
Aan het verzoek om voorrang boven andere leidingen wordt geen gevolg gegeven. Al deze leidingenstroken worden door een dubbelbestemming beschermd waarbij bij kruisingen de belangen van alle leidingen op een gelijkwaardige wijze zullen moeten worden afgewogen.
Verder zijn geen reacties van overleginstanties ontvangen.
8.2 Overleg Over Hogenkampsweg 17
In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is neergelegd dat in de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gevoerd moet worden met andere gemeenten, waterschappen, diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Rijk
In berichtgeving vanuit het voormalige ministerie van VROM is eveneens aangegeven dat slechts plannen die aantoonbaar van nationaal belang zijn, aan VROM aangeboden dient te worden. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Provincie Overijssel
Het plan behoort tot een categorie van gevallen waarvan Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel op grond van artikel 3.1.1, tweede lid Bro, hebben beslist dat geen vooroverleg nodig is.
Waterschap Groot Salland
Het plan is voor kennisgeving aan het Waterschap gezonden, dit heeft niet geleid tot een reactie.
Hiermee is voldaan aan het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
8.3 Overleg Over Burgemeester Roelenweg Oost
Over de principeaanvraag voor het project is in de periode maart /april 2012 vooroverleg gevoerd. Het betrof de volgende functies:
de gebruiksruimte, de nachtopvang voor verslaafde dak- en thuislozen, de methadonverstrekking, de dagopvang Bonjour en het hostel ( geclusterde voorziening).
Daarnaast zag deze aanvraag op de realisatie van 475 studentenwoningen met de daarbij behorende voorzieningen. Ook voorzag de aanvraag in de realisatie van een halfverdiepte parkeervoorziening.
De volgende instanties zijn om advies gevraagd.
- 1. de provincie Overijssel;
- 2. het Waterschap Groot Salland;
- 3. de Veiligheidsregio IJsselvecht;
- 4. Rijkswaterstaat;
- 5. de brandweer.
In deze paragraaf wordt per instantie een samenvatting gegeven van de gemaakte opmerkingen. Vervolgens wordt zo nodig de reactie van de gemeente daarop weergegeven.
Ad 1: Provincie Overijssel:
- Planbeoordeling
Het plan past in het provinciaal ruimtelijk beleid. Indien het plan ongewijzigd in procedure wordt gebracht zijn er vanuit het provinciale belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure.
Ad 2: Waterschap Groot Salland:
Bij de ingediende stukken ontbreken op diverse punten stukken om de aanvraag te behandelen. Er wordt geadviseerd om de aanvraag voor een projectuitvoeringsbesluit (nog) niet ontvankelijk te verklaren en de aanvrager de gelegenheid te geven de aanvraag aan te vullen met in achtneming van de in het advies gemaakte opmerkingen c.q. gesignaleerde tekortkomingen.
Reactie op 2:
De aanvrager is van de reactie op de hoogte gesteld met het verzoek om de ontbrekende stukken aan te vullen.
Ad 3: Veiligheidsregio IJsselland:
- 1. De Veiligheidsregio is van mening dat wordt afgeweken van het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid omdat:
- binnen het gebiedstype 'Stroomzone' functies worden toegepast ten behoeve van verminderd zelfredzamen (verslaafdenopvang);
- strikt gezien de realisatie vanwege het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid niet mogelijk is. Binnen het gebiedstype 'Centrum stedelijk' neemt het groepsrisico namelijk toe.
Reactie op 3.1:
De functie verslaafdenopvang wordt gerealiseerd op een afstand > 250 meter van de rijksweg A28. Het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid zegt hierover:
functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidsniveau, o.a. grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis, dienen te worden uitgesloten dan wel beperkt.
De verslaafdenopvang is beperkt van omvang. De bouwtekening geeft aan dat er plaats is voor 24 verslaafden in de nachtopvang.
Voor de dagopvang is een ruimte van 100 m² beschikbaar (in de risicoberekening is uitgegaan van een hoger aantal als een soort van worst case benadering, omdat details op dat moment ontbraken). Door de ingang van het deel van het gebouw, waar de verslaafdenopvang is gevestigd, te plaatsen aan de risicoluwe zijde (de Pannenkoekendijk), worden de vluchtmogelijkheden vergroot. Bovendien is er gedurende de nacht verplegend personeel aanwezig. Door de aanwezigheid van het Zwarte Water zijn er ook voldoende bluswatervoorzieningen aanwezig.
Slechts een zeer smalle strook van het plangebied (gemiddeld 15 meter breed) is gelegen in gebiedstype 'Centrum stedelijk'. Bovendien is de toename van het groepsrisico ten gevolge van de planontwikkeling zeer beperkt (van 0,00381 naar 0,00384) en blijft het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt niet noemenswaardig toe (bij afronding tot 4 cijfers achter de komma is er geen verschil meer). Overigens gaat het hier niet om wetgeving, maar om beleid. dat geeft de mogelijkheid om te toetsen aan datgene wat het beleid beoogt.
Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd, dat de ontwikkeling voldoet aan datgene wat het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid beoogt.
- 2. De Veiligheidsregio stelt dat de ingevoerde aanwezige personen voor de berekening van het groepsrisico in de toekomstige situatie onjuist zijn, indien de taxicentrale blijft bestaan.
Reactie op 3.2:
De taxicentrale blijft niet bestaan in de nieuwe situatie. De berekening van het groepsrisico in de toekomstige situatie is derhalve juist met betrekking tot dit punt.
- 3. De Veiligheidsregio verzoekt de PSU-file van de risicoberekening op te sturen.
Reactie op 3.3:
De PSU-file is 17 april 2012 naar de Veiligheidsregio verzonden.
- 4. De veiligheidsregio adviseert een beschrijving van mogelijke bronmaatregelen ter voorkoming van een BLEVE op de rijksweg A28 op te nemen.
Reactie op 3.4:
De gemeente doet momenteel samen met de brandweer onderzoek naar mogelijke maatregelen om de bestrijdbaarheid van rampen op de rijksweg A28 te verbeteren. Dit onderzoek is nog niet ver genoeg gevorderd om in dit stadium maatregelen te benoemen en te beschrijven.
- 5. De Veiligheidsregio adviseert aan te geven welke maatregelen worden genomen om de effecten van het overstromingsrisico te beperken.
Reactie op 3.5:
Verwezen wordt naar paragraaf 4.2.11 Overstromingsrisico van deze toelichting. Met betrekking tot dit specifieke project wordt verder opgemerkt dat de genoemde voorzieningen niet in het kader van deze procedure kunnen worden afgedwongen. Wel zal nog in de loop van 2012 uitvoering worden gegeven aan het opstellen van evacuatieplannen per dijkring. Zodra deze plannen er zijn, zal in de toelichting op een ruimtelijke onderbouwing hiernaar worden verwezen.
Algemene reactie gemeente naar aanleiding van de wijziging van de aanvraag:
Inmiddels zijn de functies gewijzigd bij de op de principeaanvraag volgende aanvraag om een projectuitvoeringsbesluit :
De gebruiksruimte, de nachtopvang voor verslaafde dak- en thuislozen, de methadonverstrekking, de dagopvang Bonjour en het hostel geclusterde voorziening) zijn gebleven.
Daarnaast ziet deze aanvraag nu op de realisatie van 357 studentenwoningen met de daarbij behorende voorzieningen.
Het bouwblok D, dat was geprojecteerd aan de zijde van de Burgemeester Roelenweg, is komen te vervallen. Op deze locatie is nu parkeren op maaiveld geprojecteerd.
De halfverdiepte parkeervoorziening is komen te vervallen.
Daarnaast is ontsluiting van het perceel voor autoverkeer gewijzigd. De ontsluiting is niet meer aan de Pannekoekendijk, maar er wordt ontsloten via de Burgemeester Roelenweg. Dit is de bestaande ontsluiting voor Dimence, Achmea en Nysingh advocaten.
Gelet op het feit dat het aantal studentenwoningen is verminderd, is het plan opnieuw opgestuurd naar de overleginstanties en het gewijzigde plan is met de instanties die schriftelijk hebben gereageerd mondeling en per e-mail opnieuw besproken.
Gedeputeerde Boerman verklaarde op 19 juni 2012 namens de provincie:
'Wij vinden het als provincie belangrijk dat bij de ontwikkeling op deze beeldbepalende plek aan de rand van de binnenstad ook de ruimtelijke kwaliteit verbetert. Daarom hebben wij met de gemeente afgesproken dat wij uit de Essentgelden ruim 2 miljoen euro bijdragen aan dit project.'
In het provinciaal overleg op 12 juli 2012 is door de provincie Overijssel aangegeven dat kan worden ingestemd met de nieuwe ontwikkelingen, mits aandacht is voor de ruimtelijke inpassing van het parkeren op maaiveldniveau.
In de ruimtelijke onderbouwing van de gemeente wordt nu aandacht aan dit laatste aspect besteed.
Met de Veiligheidsregio is gesproken over de bereikbaarheid en de verantwoording van het groepsrisico van het gewijzigde plan. Per e-mail van 16 juli 2012 heeft de Veiligheidsregio aangegeven dat de wijzigingen in het plan niet leiden tot aanpassing van het op 5 april 2012 gegeven advies over de principeaanvraag. Het toelaten van minder studenten (circa 350) en het (nog) niet realiseren van het gebouw dat het dichtst bij de rijksweg A28 staat, is altijd gunstiger ten opzichte van de vorige situatie (475 studenten). Het aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied stijgt echter nog altijd van 30 naar 350.
Verwezen wordt naar de gemeentelijke reactie, zoals verwoord bij de principeaanvraag.
Overleg met Nysingh, Achmea en Dimence:
Met de aangrenzende bedrijven, Nysingh, Achmea en Dimence, is overleg gevoerd over de bouwplannen, waarbij de principeaanvraag is toegelicht.
Voor de bouwplannen is grond nodig van Dimence. Hierover zijn met Dimence en de initiatiefnemers afspraken gemaakt. Daarbij is ook gesproken over inrichting van het binnenterrein tussen de beide gebouwen.
Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën
horeca van categorie 1:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
horeca van categorie 2a:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;
horeca van categorie 2b:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;
horeca van categorie 3:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren en het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
horeca van categorie 4:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren al dan niet ter plaatse bereid;
horeca van categorie 5:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegende mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;
horeca van categorie 6:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie.
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.1 Algemene Verklaring
2.1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.
De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide afdelingen.
2.1.2 SBI-codes
Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.
2.1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.
2.1.4 Toelaatbaar
Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BESTEMMING' met de lettercode van de bestemming vermeld dat de activiteit toelaatbaar is in de betreffende bestemming.
2.1.5 Niet toelaatbaar
Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.
2.1.6 Categorieën
Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.
2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
b.o. bedrijfsoppervlak
cat categorie
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GD bestemming Gemengd
GD-BVW bestemming Gemengd - Bovenwoning
grth groothandel
inst. installatie
kg kilogram
KI kunstmatige inseminatie
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
n.e.g. niet elders genoemd
p.o. productieoppervlak
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
t.b.v. ten behoeve van
v.c. verwerkingscapaciteit
W bestemming Wonen
W-MG bestemming Wonen - Meergezinshuis
< kleiner dan
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
3.1 Algemene Verklaring
3.1.1 Bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in de gemeente Zwolle.
De in deze staat vermelde bedrijfsafdelingen en bedrijfstypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide bedrijfstypen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide bedrijfsafdelingen.
3.1.2 SBI-codes en nummers
Voor de bedrijfsafdelingen staan in een kolom de SBI-codes aangegeven. Voor de bedrijfstypen staan de SBI-codes en een nummer en/of letter aangegeven. De opslagen en installaties hebben geen SBI-codes, maar een nummer en een subnummer.
3.1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de bedrijfsafdelingen en de bedrijfstypen omschreven.
3.1.4 Toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN ZONE' vermeld dat de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is in bepaalde zones door met een nummer deze zones aan te geven. Daarbij betekent bijvoorbeeld 1-4 toelaatbaar vanaf zone 1 tot en met zone 4. In een bestemmingsvlak staan de nummers van deze zones ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone' achter het woord 'zone' aangegeven.
3.1.5 Niet toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze bedrijfsactiviteit niet toelaatbaar is.
3.1.6 Afstanden en scores milieuaspecten
Vervolgens worden in de kolom 'AFSTANDEN IN METERS' de scores van de milieuaspecten aangegeven:
- a. Eerst worden in 4 subkolommen de minimale afstanden in meters voor de 4 milieuaspecten 'GEUR', 'STOF', 'GELUID' en 'GEVAAR' per aspect aangegeven.
- b. In de subkolom 'GELUID' staat met 'C' (continu) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit doorgaans continu (dag en nacht) verricht wordt, waardoor deze bepalend is voor het geluidsniveau.
- c. In de subkolom 'GELUID' staat met 'Z' (zonering) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat rond het betrokken industrieterrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
- d. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'R' (risico) aangegeven dat mogelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
- e. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'V' (vuurwerk) aangegeven dat het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
- f. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' wordt de grootste minimale afstand aangegeven. Onderzocht is welke minimale afstanden op basis van de 4 genoemde milieuaspecten noodzakelijk zijn tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De grootste minimale afstand in meters, welke noodzakelijk is op grond van deze 4 milieuaspecten, is in deze subkolom vermeld. - g. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat met 'D' (divers) aangegeven dat binnen de bedrijfsactiviteit een erg grote variatie in milieubelasting voorkomt, hetgeen aanleiding is de toelaatbaarheid van geval tot geval nader te bezien.
3.1.7 Categorieën
Ten slotte wordt in de kolom 'CATEGORIE' de indeling in milieucategorieën vermeld.
Deze indeling is gebaseerd op de grootste minimale afstand, welke in de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter;
categorie 5.2: minimale afstand 700 meter;
categorie 5.3: minimale afstand 1000 meter;
categorie 6: minimale afstand 1500 meter.
3.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
b.o. bedrijfsoppervlak
BRZO Besluit risico's zware ongevallen
C continu
cap. capaciteit
cat. categorie
d dag
D divers
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GFT groente-, fruit- en tuinafval
grth groothandel
i.e. inwonersequivalenten
incl. inclusief
j jaar
kg kilogram
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
MWe elektrisch vermogen in megawat
n.e.g. niet elders genoemd
NEM netto explosieve massa
o.c. opslagcapaciteit
opp. oppervlak
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)
RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
synth synthetisch
t.b.v. ten behoeve van
t/d ton per dag
t/j ton per jaar
t/u ton per uur
u uur
V vuurwerkbesluit (van toepassing)
v.c. verwerkingscapaciteit
vloeropp. vloeroppervlak
v.w.b. voor wat betreft
< kleiner dan
<= kleiner dan of gelijk aan
> groter dan
>= groter dan of gelijk aan
- in de kolom '(sub)nummer': geen nummer van toepassing;
bij getallen in de kolom 'OMSCHRIJVING':tot
Z zonering (in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder)
3.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
3.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsuitspraken gebruikt:
- Handleiding Molenbiotoop van de Vereniging Hollandsche Molen, 1996
- Duurzaam anders, december 1996
- Groenbeleidsplan, maart 1998
- Coffeeshopbeleid, oktober 1998
- Dynamiek van Oud & Nieuw, Zwols monumenten- en archeologie beleid, 2000
- Nota Speelruimte in Zwolle, juli 2001
- Prostitutiebeleid in Zwolle, maart 2003
- Wijkanalyse en wijkontwikkelingsplan Diezerpoort, september 2004
- Bomenverordening, 2005
- Woonvisie 2005 - 2020, april 2005
- Ligplaatsenverordening woonschepen, juni 2005
- Milieuvisie Milieu op scherp, december 2005
- Beleid infiltratie hemelwater, juli 2006
- Sportnota 2006 - 2011 gemeente Zwolle, 2006
- Beleidsvisie Duurzaam Bouwen, januari 2007
- Algemene Bijgebouwenregeling 2007
- Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007 - 2011, 2007
- Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder, februari 2007
- Beleidsvisie externe veiligheid, maart 2007
- het Stedelijk Kompas Zwolle 2007, maart 2007
- Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle, juli 2007
- Visie op de ondergrond, oktober 2007
- Stedelijk Waterplan Zwolle 2008
- Beleidsplan verkeersveiligheid 2008 - 2018
- Structuurplan Zwolle 2020, juni 2008
- Archeologiebeleid, gemeente Zwolle, augustus 2008
- Mobiliteitsvisie gemeente Zwolle, maart 2009
- Diezerpoort ben ik, ontwikkelingsvisie Nieuwstad Diezerpoort 2009 - 2020, mei 2009
- Omgevingsvisie Overijssel, juli 2009
- Uitvoeringsprogramma structuurplan, september 2009
- Masterplan sportaccommodaties, 2009
- Bodembeleidsplan, januari 2010
- Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel, september 2010
- Ontwikkelingskader Gedroomd Diezerpoort, december 2010
- Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle', april 2012
- Welstandsnota, maart 2013