Voorsterpoort Oost
Bestemmingsplan - gemeente Zwolle
Onherroepelijk op 30-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Voorsterpoort Oost van de gemeente Zwolle;
1.2 bestemmingsplan Voorsterpoort Oost:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP11001-0005 met deze bijbehorende regels met als bijlagen de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen en de lijst met cultuurhistorische bebouwing en structuren;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;
1.6 andere gezondheidszorggebouwen:
- a. verzorgingstehuizen;
- b. psychiatrische inrichtingen;
- c. medische centra;
- d. poliklinieken;
- e. medische kleuterdagverblijven;
1.7 archeologische monumenten:
terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.8 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;
1.11 bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
1.12 bedrijf aan huis:
een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.15 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.16 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.20 bijzondere woonvorm:
een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;
1.21 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.22 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 café-restaurant:
een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.27 carport:
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
1.28 cultuur en ontspanning:
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, zoals een atelier, attractiepark, bioscoop, bowlingbaan, casino, creativiteitscentrum, dansschool, dierentuin, evenemententerrein, kinderboerderij, museum, muziekschool, muziektheater, sauna, speeltuin, theater en welness alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze activiteiten evenwel met uitzondering van een seksinrichting;
1.29 cultuurhistorische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;
1.31 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.33 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.34 één bestemmingsvlak vormend:
twee bestemmingsvlakken, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één bestemmingsvlak;
1.35 één perceel vormend:
twee percelen, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één perceel;
1.36 eengezinshuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
1.37 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.38 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;
1.39 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;
1.40 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.41 evenemententerrein:
een terrein dat gebruikt kan worden ten behoeve van het houden van activiteiten op buurt- en wijkniveau, zoals buurt- en wijkfeesten, kinderkermis of thematische bijeenkomsten met dien verstande dat deze activiteiten kleinschalig van opzet zijn en er geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu ontstaat;
1.42 extensieve dagrecreatie:
recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;
1.43 gebiedsontsluitingsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;
1.44 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.45 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.46 geluidsgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.47 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.48 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.49 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.50 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.51 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.52 horeca:
de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.53 kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.54 kantoorgebouw:
een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.55 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.56 kinderdagverblijf:
opvangplaats voor kinderen van wie de ouders buitenshuis werken;
1.57 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.58 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.59 meergezinshuis:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.60 monumenten:
alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.61 niet zelfredzame personen:
personen die niet in staat zijn een plek van een incident te verlaten en zichzelf in veiligheid te kunnen brengen als gevolg van hun beperking op fysiek, psychisch of verstandelijk vlak;
1.62 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:
de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;
1.63 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.64 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
1.65 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.66 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.67 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.68 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.69 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
1.70 sportieve dagrecreatie:
vormen van dagrecreatie met een sportief karakter, zoals veldsport, tennis en midgetgolf en zaalsport;
1.71 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.72 stroomweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden;
1.73 terugliggende bouwlaag:
gedeelte van een gebouw in de vorm van een bouwlaag voorzien van een plat dak en/ of een kap en waarvan het straatgerichte voorgevelvlak een afstand van ten minste 1 meter heeft ten opzichte van het daarmee corresponderende straatgerichte voorgevelvlak van de lager gelegen bouwlaag;
1.74 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.75 verminderd zelfredzame personen:
personen die in staat zijn om met enige hulp en aanwijzigen zelfstandig een plek van een incident kunnen verlaten en zichzelf in veiligheid kunnen brengen;
1.76 verzorgend bedrijf:
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.77 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.78 voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.79 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.80 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.81 wooneenheid
elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of 2 persoonshuishoudens en meergezinshuizen;
1.82 zolder:
een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de vloeroppervlakte van een woning:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.8 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.9 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
- b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar, met uitzondering van zelfstandige kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
- d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. ontsluitingswegen en paden;
- c. infrastructurele voorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. terreinen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van detailhandel:
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;met de daarbij behorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. water;
met daaraan ondergeschikt:
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. sport;
- g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
- h. educatief gebruik;
- i. nutstuinen;
- j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- k. geluidwerende voorzieningen;
- l. openbare nutsvoorzieningen;
- m. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. bebouwing.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen
met uitzondering van:
- b. gebouwen voor verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen in de zone tussen 0 en 250 meter vanuit de as van de A28;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. water;
met de daarbij behorende:
- j. tuinen, erven en terreinen;
- k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen in de zone tussen 0 en 250 meter vanuit de as van de A28;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaatsen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water;
met de daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschapswaarden van de gronden;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca en de exploitatie van zaalaccommodatie met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van het gebruik als begraafplaats;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen, waaronder tevens een kantine;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van sport in of bij een kantine;
- b. het gebruik van gebouwen voor kerkdiensten, evenementen en feesten, tenzij dit gebruik ondergeschikt is aan het gebruik ten behoeve van sport;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een stroomweg voor zover het de A28 betreft;
- b. gebiedsontsluitingswegen;
- c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:
- d. 1 rijbaan voor verkeer in tweerichtingen met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Buitengasthuisstraat;
- e. 2 rijbanen elk met 1 tot 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Rieteweg;
- f. 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op:
- de Blaloweg;
- de Katerdijk.
- g. 2 rijbanen elk met 3 rijstroken op de hoofdrijbaan en 2 rijbanen met elk 2 rijstroken op de parallelbaan met waar nodig in- en uitvoegstroken op de rijksweg A28;
met daaraan ondergeschikt:
- h. parkeervoorzieningen;
- i. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- j. geluidwerende voorzieningen;
- k. openbare nutsvoorzieningen;
- l. infrastructurele voorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. water;
met de daarbij behorende:
- o. bebouwing.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 12 Verkeer - Erftoegangsweg
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
met daaraan ondergeschikt:
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. sport;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. water;
met de daarbij behorende:
- m. bebouwing.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
- d. scheepvaart;
met daaraan ondergeschikt:
- e. oeververbindingen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. een goede milieusituatie;
- e. de bescherming van de groenstructuur;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
- b. het gebruik voor woonschepenligplaatsen;
- c. het gebruik van gronden, bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
- b. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
- c. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
- d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- f. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- g. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen;
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Wonen - Meergezinshuis
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
- b. bijbehorende bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- c. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
- b. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
- c. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- f. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen;
Artikel 16 Leiding - Gas
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Leiding - Riool
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Leiding - Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
- b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen.
20.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag op of in deze gronden niet anders worden gebouwd ten behoeve van deze bestemmingen dan overeenkomstig de volgende regels:
- a. bij nieuwbouw van bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied en bij vergroting of verandering van bestaande bouwwerken welke zichtbaar is vanaf openbaar toegankelijk gebied, mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden, zoals verbeeld en beschreven in de lijst met cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. van de aanvrager van een omgevingsvergunning kan in het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden worden verlangd om een rapport over te leggen waaruit blijkt dat in voldoende mate met de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de cultuurhistorische waarden wordt gedaan.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
- b. dijken en kaden;
- c. de waterhuishouding;
met daaraan ondergeschikt:
- d. uiterwaarden;
- e. bergingsvijvers;
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 21.1 wordt gedaan.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene Bouwregels
23.1 Parkeren
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
- b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
23.2 Laden of lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in artikel 23.1 en 23.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- a. het bepaalde in artikel 23.1 en 23.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 24 Geluidzone - Industrie Voorst
24.1 Aanduidingsomschrijving
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie voorst' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Voorst, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
- b. Voor zover de grens van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie voorst' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Voorst buiten deze grens de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
25.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
25.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
- a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
- b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
- 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
- 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
- i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
- 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
- 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
- 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
25.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 25.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de parkeergelegenheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Artikel 6 Groen', 'Artikel 11 Verkeer' en Artikel 12 Verkeer -Erftoegangsweg', wijzigen in die zin dat de situering van wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
- b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum en het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
- c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
- d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
- e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
- f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
28.1 Overgangsrecht bouwwerken
28.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 29 Slotregel
Het plan wordt aangehaald als:
'bestemmingsplan Voorsterpoort Oost'.
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Voorsterpoort Oost'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering
van 9 juli 2012 nummer EC1206-0026
drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 150 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheersaspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig. Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013.
Om die reden wordt gewekt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.
Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 150.
Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in Hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de bestaande situatie van Voorsterpoort Oost. Vervolgens worden in Hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in Hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In Hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in Hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.
1.2 Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd aan de noordzijde door de Blaloweg, aan de oostzijde door de Katerdijk/ Zwarte Water, aan de zuidzijde door de berm van de zuidzijde van de A28 en aan de oostzijde door de spoorlijn Zwolle- Kampen. De ligging van het plangebied is op kaart 1 weergegeven.
1.3 Doel
In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad in 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden. Daarnaast is het doel te voorkomen dat er na 1 juli 2013 voor het plangebied geen planologisch kader is.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied geldt het volgende uitbreidingsplan:
1000 Uitbreidingsplan Gasthuislanden
"Bebouwingsvoorschriften behorende bij het plan van uitbreiding in onderdelen voor terreinen gelegen in de Gasthuislanden in de gemeente Zwolle,' vastgesteld door de raad op 28 april 1958, nr. 378, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 11 november 1958, 4e afdeling nr. 11331;
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Bestaande Situatie
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.
2.1.1 Archeologische structuur
Inleiding
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
Bestemmingsplannen en archeologische waarden
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.
Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.
0% archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven.
10% archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen.
50% archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2. Voor de binnenstad betekent een 50% locatie meestal dat de eerste meter bodemarchief verdwenen is, maar dat de onderste lagen nog bewaard zijn gebleven.
90% archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%.
100% archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan is een opgraving altijd noodzakelijk, de vondstkans is uiteraard 100%.
Over het algemeen geldt dat onder bodemverstoringen in de binnenstad ingrepen 20 centimeter onder het bestaande maaiveld moeten worden verstaan. De ervaring heeft geleerd dat vaak tot het oorspronkelijk maaiveld is gesloopt, waarna men er een dun laagje zand op heeft gelegd waarop de huidige bestrating ligt.
Voor de buitengebieden gelden andere maatstaven die van geval tot geval bekeken moeten worden. Zo kan bijvoorbeeld langs de Heinoseweg rondom restaurant 'de Mol' het bodemarchief direct onder de graszoden liggen, terwijl in Ittersumerbroek de sporen afgedekt zijn door een kleilaag met daarop overstromingszand, waardoor de sporen wel 80 centimeter onder het maaiveld liggen.
Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal derhalve van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0,5 meter.
De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was.
Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is.
De gebiedsbeschrijvingen
Voor de gebieden met een waardering van 50% of hoger is hierna een beschrijving opgenomen.
In het plangebied liggen een aantal gebieden met een archeologische waardering van 50 %. In deze gebieden dient bij een bodemingreep van meer dan 100 vierkante meter en 0.5 meter diep een Inventariserend Veldonderzoek plaats te vinden.
248 Molen Het Fortuin
Wijk: Voorst A
Waardering: 50%
In de stad Zwolle hebben zes windmolens gestaan waarmee bomen werden gezaagd. De houtzaagmolen Het Fortuin was de oudste en is opgericht in 1662. De molen is in 1917 afgebroken.
In de periode 1662-1729 was de molen eigendom van meerdere personen. Tot die personen waren tot 1729 altijd leden van de familie Tobias. In 1738 was de molen eigendom van Stenvers, Lindenhof en Eekmars. Door huwelijk van een dochter van Stenvers kwam Lubbertus Rietberg in 1753 in de maatschap. Hij vervulde deze rol tot ca. 1800. In 1810 werden de molen door de erven Rietberg verkocht aan Matthias Wentholt. Wentholt deed in 1819 de molen over aan Lucas Rosendaal. Lucas overleed in 1820. De molen is tot 1833 uitgebaat door zijn weduwe Joanna Reinders van Hamelen. Na 1833 werd opnieuw de familie Wentholt eigenaar. Zij verkopen het in 1842 aan de gebroeders Eindhoven. Na hen komen in 1859 Jan en Berend Rosendaal in bezit van de molen. Beide broers zijn zonen van de vroeg overleden Lucas Rosendaal. De molen blijft tot 1910 in hun bezit en gaat daarna over op de aangetrouwde familie Trooster. De firmanaam Gebr. Rosendaal blijft echter gehandhaafd tot 1983. Na de sloop van de molen verhuisde het bedrijf naar de Katwolderweg. Door verkoop van de grond en het bedrijf door de laatste eigenaren H.J. en Ph.H. Trooster werd het bedrijf beëindigd.
249 Het Buitengasthuis
Wijk: Voorst A
Waardering: 90%
Aan het einde van de Hoogstraat lag het Buitengasthuis. Dit gasthuis dat eeuwenlang door bejaarden werd bewoond, was oorspronkelijk een in 1377 door het stadsbestuur gesticht hospitaal voor melaatsen. Dit hospitaal werd in de bronnen ook wel aangeduid als 'Hospitael der Maellateschen geheten Ten Hilligen Cruce”. De melaatsheid, lepra, was zeer besmettelijk en de leprozerie werd buiten de stad gehouden. Het huis nam ook kostenkopers op, die een inkoopsom betaalden en daarvoor kost en inwoning verkregen. De inkomsten kwamen echter voornamelijk uit 'de kleppe' van de lepralijders.
In het Register van inkomsten van renten en pachten van het Heilige Kruisgasthuis (1462-1540) wordt vermeld dat het gasthuis bestond uit een omheiningsmuur met voorhuis, zaal, stalling, bakhuis, brouwhuis, grote huis voor aan de Hoogstraat, het ziekenhuis en de kapel. In het brouwhuis bevonden zich een ketel en twee brouwkuipen. Opvallend is dat de kapel in 1517 voor het eerst met leien werd gedekt, in de rekeningen werd immers gesproken van 'de met rete decket was'. Omstreeks 1519, gelijktijdig met de bouw van de omheiningsmuur is een nieuw gebouw aan de stichting toegevoegd of een reeds bestaand deel vergroot. Ook in 1566 wordt nog een nieuw gebouw aan het gasthuis toegevoegd. Vanaf 1457 werd een vaste priester aangesteld.
Na het verdwijnen van de lepra werd het Buitengasthuis in 1640 bestemd voor het opnemen van kostkopers. Ook het Heilige Geestgasthuis aan de Diezerstraat schakelde geleidelijk over op kostkopers. Na de reformatie worden beide gasthuizen onder één administratie gebracht.
De kapel is in 1703 na een hevige storm ingestort en niet meer herbouwd. De oude fundamenten zijn nog te zien op het kerkhofje naast de WRZV-hallen. De kapel had een afmeting van 15 bij 5.5 meter. Het kerkhof telt tegenwoording nog circa 70 graven, waarvan het oudste uit 1856 dateert en het jongste uit 1930.
Tussen 1875 en 1877 zijn de oorspronkelijke gebouwen van het Buitengasthuis afgebroken en vervangen door nieuwbouw. Ook deze nieuwbouw verdween in de jaren 20. In de huidige bebouwing is nog een gevelsteen aanwezig met de tekst 'Uitbreiding van het Buitengasthuis/De Eerste Steen Gelegd Door/ Mr A.E. Baron van Voorst tot Voorst/Commissaris der Koningin in Overijssel 29 Dec. 1926/ Bestuur/J.W. Bartels Hz voorzitter/Jos.E. Vogt secretaris/R.J.J.M. Tellegen thesaurier/R.G.A.Z. Baron van Haersolte.
Onder het kerkhof liggen nog de fundamenten van de in 1379 gebouwde kapel, verder zijn in de bodem nog restanten aanwezig van de oudere bebouwing van het Buitengasthuis.
Op kaart 3 zijn de ligging van de hierboven beschreven gebieden aangegeven.
2.1.2 Cultuurhistorische structuur
In ons gecultiveerde landschap zijn nog vele sporen aanwezig die informatie geven over de historische situatie of ontwikkeling van een gebied. Deze structuren en objecten vertellen het verhaal van hoe de mens in en om Zwolle woonde en werkte. De aanwezige structuren en objecten houden de identiteit en belevingswaarde van de fysieke leefomgeving in stand. Cultuurhistorie en erfgoed zijn daarom nauw verbonden met ruimtelijke kwaliteit.
In 2000 is een cultuurhistorische analyse van het gebied Kamperpoort/Voorst A uitgevoerd. In 2010 is een quickscan verschenen van Bedrijventerrein Voorst A ('Een oud bedrijventerrein opnieuw uitgevonden'). De onderzoeken geven inzicht in de cultuurhistorische waarden. Beoordeeld zijn de historische wegenstructuur, de historische groenstructuur, het historisch water en de historische bebouwing. Deze waarden kunnen dienen als randvoorwaarde en inspiratie bij ruimtelijke opgaven en als input bij een bestemmingsplan. De cultuurhistorische analyse heeft de functie van een attentiedocument. In voorkomende gevallen is daarom een verdiepende analyse nodig om de cultuurhistorische waarden nader te bepalen en de betekenis toe te kennen over de wijze van omgaan met de waarden.
Het plangebied wordt doorsneden door de Buitengasthuisstraat. Dit is een onderdeel van de oude verbinding Hoogstraat/Buitengasthuisstraat/Gasthuisdijk. Deze landweg ontsloot het noord-westelijke achterland en vormt vanaf de Middeleeuwen een belangrijke handelsweg over land met Kampen en Hasselt. De Buitengasthuisstraat dankt haar naam aan het in 1377 gestichte Buitengasthuis 'Ten Hilligen Cruce'.
Het gebied had lang een sterk landelijk karakter met jaagpad langs het Zwarte Water. In 1662 werd zaagmolen 'Het Fortuin' opgericht. De molen, die was gesitueerd op de locatie waar nu het viaduct van de A28 is gelegen, is in 1917 afgebroken. Rijksweg 28, die na de Tweede Wereldoorlog werd verhoogd en verbreed, bepaalt het gezicht van de zuid-oostzijde van het plangebied. De rijksweg doorsneed de eeuwenoude route van de Hoogstraat/Buitengasthuisstraat. Na het vervallen van het eerder gerealiseerde viaduct bij de Hoogstraat ontstond de huidige route via het viaduct Buitengasthuisstraat – Veemarkt. Het gebied dat tot 1954 vrijwel ongebouwd bleef, werd in het decennium erna bebouwd. In het gebied kwamen onder andere het fabriekscomplex van 'Bronco' Haardenindustrie en enige moderne schoolcomplexen.
situatie 1975 situatie 1964
situatie 1954 situatie 1890
situatie Buitengasthuis 1832
Binnen het plangebied zijn op grond van de cultuurhistorische analyse diverse cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren te benoemen. De bebouwing die als cultuurhistorisch waardevol wordt aangemerkt is weergegeven 'in de 'Lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren Voorsterpoort - Oost'. De lijst omvat een volledig overzicht van alle adressen, met eventuele monumentenstatus, foto en korte omschrijving van de karakteristiek. Hiermee wordt beoogd om de kwaliteit van de geselecteerde objecten en structuren, zoals die zichtbaar is vanaf de openbare ruimte, in stand te houden.
Criteria en selectie cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
De objecten en structuren die cultuurhistorisch waardevol zijn voldoen aan de volgende criteria:
- Objecten en complexen met architectuurhistorische waarden
Dat wil zeggen, een relatief hoge ontwerpkwaliteit of representatief voor een bepaalde bouwstijl, stroming, bouwperiode of typologie.
- Objecten, complexen en ensembles met een bijzondere stedenbouwkundig-historische waarde
Dat wil zeggen, als onderdelen van bijzondere complexmatige ontwikkelingen door bijvoorbeeld woningbouwcorporaties, particulieren of vanwege specifieke andere situationele aspecten (bijvoorbeeld markante hoeklocaties, focus- en oriëntatiepunten, landmarks)
- Gaafheid
Dat wil zeggen, objecten en ensembles die in belangrijke mate ongewijzigd zijn gebleven sinds de bouwtijd of waarbij wijzigingen zeer zorgvuldig zijn aangebracht. Objecten en ensembles die in sterke mate zijn veranderd door het wijzigen van (winkel)puien, daken (dakkapellen, ophogingen, karakteristieke detailleringen), stuccen of sausen van de gevels etc. voldoen niet in dit criterium.
2.1.3 Ruimtelijke structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.
2.1.4 Functionele structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het wonen, de centrumvoorzieningen, de sport- en recreatieve voorzieningen, de overige maatschappelijke voorzieningen en de economische voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komt een aantal relevante onderdelen van het beleidskader aan de orde. Dit betreft het kader van het rijksbeleid, het provinciale beleid en van het gemeentelijke beleid. In paragraaf 3.2 komt het ruimtelijk beleid aan de orde.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
Op rijksniveau is de Nota Ruimte het belangrijkste ruimtelijke beleidskader. In deze nota zijn de hoofdlijnen voor het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd. Één van de vier algemene doelen is het versterken van de economie door het oplossen van ruimtelijke knelpunten. Buiten de nationale hoofdstructuur stelt het Rijk zich echter terughoudend op. De Nota Ruimte bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied, want Voorsterpoort ligt niet in één van de door het Rijk aangewezen nationale stedelijke netten of economische kerngebieden.
3.2.2 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.
In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.
Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de omgevingsvisie aangeduid als 'bedrijventerrein' in een stedelijke omgeving. De spoorlijn naar Kampen staat aangegeven als 'spoor' met de aanduiding 'stationsgebied' voor een nieuwe halte.
De ambitie van de provincie voor ' economie en vestigingsklimaat' in de stedelijke omgeving is een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en midden en kleinbedrijf (mkb).. Er wordt gestreefd naar vitale werklocaties die aansluiten bij de vraag van ondernemers. Als 'hoofdlijn van beleid' wordt gekozen voor het bedienen van de regionale markt voor bedrijventerreinen vanuit stedelijke netten, een bijzondere positie voor streekcentra, het toepassen van de SER-ladder, inzet op herstructurering, bovenlokale/regionale afstemming van werklocaties, specialisatie en clustering van vooral kennisintensieve maakindustrie.
3.2.3 Gemeentelijk beleid
Notitie herbestemming grond raccordementspoor Voorst
Het doel van deze notitie uit 2006 is de mogelijkheden tot herbestemming van de grond van het raccordementspoor te inventariseren. Nadat de Rova haar activiteiten op het bedrijventerrein Voorst B beëindigt, bestaat immers de mogelijkheid het raccordementspoor Voorst tussen de Blaloweg en de rijksweg A28 op te heffen. De vraag is of ook het restant van de spoorlijn tot het punt waar deze aftakt van de spoorlijn Zwolle - Kampen eveneens opgeheven kan worden en vervolgens hoe de vrijkomende gronden kunnen worden benut.
10 van de 11 langs het raccordementspoor gelegen bedrijven hebben belangstelling getoond tot verwerving van een strook spoorweggrond. Hun voorkeur gaat uit naar hergebruik van de vrijkomende grond voor de verbetering van de uitstraling (aanleg parkeerplaatsen, bomen, kabels/leidingen en/of verlichting). De gemeente wil de grond mogelijk hergebruiken voor fietsstroken, parkeervakken, groen en/of regenwater infiltratievoorzieningen/infiltratieriolen.
Concluderend gaat de voorkeur uit naar hergebruik van de eventueel vrijkomende grond voor in hoofdzaak verkeersruimte en een groenstrook.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Op de structuurplankaart is het plangebied aangeduid als ''centrumstedelijk gebied' . Het Zwolle-IJsselkanaal is aangeduid als 'water'.
kaartfragment van Voorsterpoort en de A28-zone uit de structuurplankaart; de zwarte rechthoek geeft een nieuwe halte van de Kamperlijn aan, de kegels geven inbreidingslocaties aan, de rode cirkel geeft het hoofdcentrum van Zwolle aan:
Welstandsnota
Algemeen
De welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.
De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken. Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.
Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.
Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor Voorsterpoort Oost, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
Cultuurhistorie/monumentenzorg
De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verdergaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. De credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Archeologie
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
3.4 Verkeersbeleid
Mobiliteitsvisie (2009)
In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld. De Mobiliteitsvisie vervangt het GVVP uit 2001. De Mobiliteitsvisie richt zich vooral op niet-infrastructurele aspecten omdat die tot op heden onderbelicht zijn gebleven in het mobiliteitsbeleid van de gemeente.
Samenwerking met partners in de stad en de regio staat centraal. Verkeersmanagement en mobiliteitsmanagement zijn samen met de partners opgepakt en geoperationaliseerd.
De verkeersstructuren voor auto, fiets en openbaar vervoer zoals in 2.1.3.1 Verkeersstructuur weergegeven inclusief het beleid van een duurzaam veilige inrichting vormen een onderdeel van de Mobiliteitvisie. Bovendien wordt een nieuw verkeerscirculatieplan voor het gebied binnen de buitenring gemaakt (In de Ban van de Ring). De hoofdwegen in dit plangebied maken daar deel van uit.
Prioriteitwegen
Op 21 september 2010 heeft het college van burgmeester en wethouders prioriteitwegen vastgesteld. Prioriteitwegen zijn wegen die die door de hulpverleningsdiensten primair gebruikt worden om tijdig (binnen de gestelde zorgnormen) op de plaats van een incident te kunnen zijn.
Hoofdroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom
- Routes vanaf de ambulancepost, kazerne of het politiebureau naar risicovolle of kwetsbare objecten.
Op deze wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De snelheid van de hulpverleningsdiensten bij calamiteiten en hulpverleningen is zo mogelijk tot 20 km/u hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Voor de hulpverleningsdiensten moet er ruimte zijn om zowel het verkeer op dezelfde baan als het tegemoetkomende verkeer te passeren.
Vervolgroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom (in termen van duurzaam veilig).
- De Zwartewaterallee behoort tot de categorie hoofdroute, de Rieteweg en de Katerdijk behoren beide tot de categorie vervolgroute.
Op deze wegen binnen de gemeente mogen voor de hulpverleningsdiensten geen negatieve snelheidsremmers worden toegepast. Op deze hoofdwegen en doorgaande wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De hulpverleningsdiensten moeten zonder verlies van tijd door snelheidsremmers van en naar de plaats van het incident kunnen. Uitgangspunt hierbij is het behalen van de gestelde zorgnorm.De wegen in het bestemmingsplan zijn zodanig bestemd dat zij aan het bovengestelde voldoen.
3.5 Groenbeleid
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad.
Deze functies betreffen:
- versterking van de stedelijke identiteit en de oriëntatie in de stad
- ecologische functie als leefgebied en als verbindingszone tussen leefgebieden voor planten en dieren
- recreatieve functie voor routes en voorzieningen
- een bijdrage aan een gezond woon- en werkmilieu
Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Binnen het plangebied betekent dat hoofdzakelijk, dat de lengte- en dwarsprofielen van de bermen en taluds moeten worden gehandhaafd, dat deze langs de hoofdverkeersstructuur blijvend moeten worden voorzien van doorlopende bomenrijen, en dat de inrichting en het beheer mede gericht moeten zijn op behoud en ontwikkeling van ecologische waarden.
Speciale aandacht gaat binnen het plangebied uit naar de oevers van het Zwarte Water. Deze zijn in potentie zeer betekenisvol voor de functies van de Stedelijke Hoofdgroenstructuur, zodat deze als een verder te ontwikkelen deel hiervan worden beschouwd. Langs de oevers van het Zwarte water moet het rivieroevermilieu verder worden versterkt door de aanleg van natte zones met riet en wilgen.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de Bomenverordening (2005). Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m2 en groter, is een (kap)vergunning nodig. Ook voor het vellen van Bijzondere Bomen is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd.
Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer bij functiewijziging er absoluut geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet er financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren. Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er Bijzondere Bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend.
3.6 Natuurbeleid
Onder de Flora- en faunawet (2002) zijn ongeveer 500 soorten in Nederland aangewezen als beschermde planten- of diersoort. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in Nederland in het wild levende planten en dieren. Handelingen met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. De Flora- en faunawet kent een groot aantal verbodsbepalingen die samenhangen met ruimtelijke ingrepen. Zo is het verboden beschermde inheemse planten te plukken of te beschadigen. Voor beschermde dieren geldt een verbod op het doden, verwonden en opzettelijk verontrusten. Ook geldt een verbod op het beschadigen of verontrusten van nesten, holen en andere voortplantings-, rust- en verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren. Ook is het verboden eieren te rapen of te vernielen.
Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling verleend door het bevoegd gezag (in de meeste gevallen het ministerie van EL&I).
3.7 Waterbeleid
Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw, die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en de toekomstige EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
- Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
- Schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Bij “vasthouden, bergen en afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Nationaal Waterplan
In het ontwerp Nationaal Waterplan kondigt het kabinet aan in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te willen nemen. Met een aangepast peilbeheer wil het kabinet de zoetwatervoorraad vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt.
In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn.
De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het pangebied en de waterveiligheid. Daarom worden in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen opgestart om de besluitvorming gedegen voor te bereiden.
Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, Provincies en Waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld.
De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied.
Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat ondermeer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet) en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Het plangebied is binnen het grondwaterbeschermingsgebied Engelse Werk gelegen. Ter bescherming van het grondwater is de Verordening Fysieke Leef Omgeving van de provincie Overijssel van toepassing.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van het waterschap Groot Salland is verwoord in het waterbeheersplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van het waterschap Groot Salland is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij waterstaatswerken, zoals (hoofd)watergangen en waterkeringen. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
3.8 Volkshuisvestingsbeleid
Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid is er op gericht voldoende huisvestingsmogelijkheid te bieden voor hen die in Zwolle willen wonen. De blik is daarbij niet alleen gericht op uitbreiding van het aantal woningen in de uitleggebieden maar zeker ook op de bestaande stad. Het streven is gevarieerde woonmilieus te realiseren: van centrumstedelijk tot dorps.
3.9 Sportbeleid
In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze nota bevat de beleidsdoelstellingen en ambities voor de sport in Zwolle op het gebied van breedtesport, topsport en sportaccommodaties. De sportnota is nog dusdanig actueel dat deze ook voor de komende collegeperiode als het geldende sportbeleid geldt. Als uitvloeisel van het sportbeleid is eind 2009 het Masterplan Sportaccommodaties door de raad vastgesteld. Deze bevat het actuele sportaccommodatiebeleid. Het masterplan schetst de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020.
3.10 Milieubeleid
Milieu algemeen:
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
- Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
- Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
- Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en Diezerpoort zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.
- Visie op de ondergrond, met de missie: Duurzaam gebruik van de ondergrond.
Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit en duurzaamheid zijn relevant voor Voorsterpoort Oost. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.
Geluid
In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het bestemmingsplan Voorsterpoort Oost behoort tot het gebiedstype “Kantoren en Voorzieningen”. Voor dit gebiedstype zijn geen geluidambities vastgesteld. Er zijn in het Zwolse geluidbeleid echter wel grenswaarden voor geluid vastgesteld. Deze grenswaarden zijn voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai respectievelijk 63 dB, 68 dB en 55 dB(A).
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
- Voldoen aan wet- en regelgeving;
- Anticiperen op de toekomst;
Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
- Beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
- Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
- Een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
- Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
- Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Voorsterpoort Oost wordt gekarakteriseerd als gebiedstype “Kantoren en voorzieningen” en ligt gedeeltelijk in de stroomzone van de A28.
Voor het gebiedstype “Kantoren en voorzieningen” geldt een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. In principe is er geen ruimte voor risicovolle activiteiten tenzij de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Voorsterpoort Oost ligt in het gebiedstype Stroomzone (zwaar). Dit gebiedstype kent vier zones waarbij de zone van 30 – 250 meter voor plangebied het meest relevant is.
Het beleid stelt dat een BLEVE (afkorting van: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosin of in het Nederlands: Kokende Vloeistof Gasexpansie Explosie ) het meest maatgevend is.
Voor de functies stelt het beleid dat:
- "functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (gebiedstypen: kantoren en voorzieningen, bedrijventerrein licht en zwaar) bevorderd zouden moeten worden"
- "functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau, o.a. grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis dienen uitgesloten/beperkt te worden"
In het beleid worden ook eisen aan de inrichting van een gebied gesteld.
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.
Op kaart 5 zijn de zone voor wegverkeerslawaai van de rijksweg A28 en de zone voor industrielawaai rond het bedrijventerrein Voorst weergegeven.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wet geluidhinder moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen.
Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur.
In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig:
A28, Rieteweg, Blaloweg, de Katerdijk en de Buitengasthuisstraat.
Langs de zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
Ten behoeve van de reconstructie van de rijksweg A28 (benutting extra rijstrook in de spits) zijn geluidsreducerende en geluidwerende maatregelen getroffen (zeer open asfaltbeton (zoab), verhoging geluidscherm, en maximum snelheid van 80 kilometer per uur gedurende de spits). Uit nader onderzoek is gebleken dat voor de woningen aan de Buitengasthuisstraat aanvullende akoestische maatregelen niet nodig zijn om te voldoen aan de wettelijk vastgestelde binnenwaarden.
Industrielawaai
Het plangebied ligt geheel binnen de geluidcontour van het bedrijventerrein Voorst. Voor de bestaande geluidgevoelige bestemmingen binnen het gebied, de scholen en de woningen aan de Buitengasthuisstraat, zijn hogere waarden (55dB(A)) toegekend bij de vaststelling van de geluidzone Voorst.
In het kader van de herstructurering van Voorst zijn uitgangspunten geformuleerd die ervoor moeten zorgen dat de geluidruimte van de bedrijven op Voorst gewaarborgd wordt. Ontwikkelingen die dit kunnen belemmeren moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom is door de gemeenteraad op 7 december 2009 besloten dat er geen nieuwe woningen binnen de bestaande geluidzone van het industrieterrein Voorst worden gerealiseerd.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar industrielawaai is om die reden niet noodzakelijk.
Railverkeer
Het plangebied ligt voor een belangrijk deel binnen de geluidzone van de spoorlijn Zwolle – Kampen. Deze zone is 200 meter aan weerszijden van het spoor. Langs deze zoneplichtige spoorlijn zijn echter geen nieuwe geluidgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)
Een deel van het plangebied heeft de functie “Bedrijfsdoeleinden". Voor het deelgebied tussen de Rieteweg, de Blaloweg en de Spoorlijn Zwolle – Kampen zijn beperkingen opgelegd ten opzichte van de huidige mogelijkheden.
In het geldende bestemmingsplan kunnen industriële bedrijven zich in dit gebied vestigen. In de loop van de tijd hebben zich echter scholen gevestigd aan de overzijde van de Rieteweg. De afstand bedraagt ongeveer 40 meter tussen de functie bedrijfsdoeleinden en de functie maatschappelijke doeleinden. Deze relatief korte afstand tussen bedrijven en gevoelige functies heeft ertoe geleid dat maximaal bedrijfscategorieën 3.1 toelaatbaar worden geacht. Volgens de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering” is voor het aspect geluid de richtafstand tussen milieucategorie 3.1 en gevoelige functies zoals scholen 50 meter. Deze richtafstand is gebaseerd op een rustige woonwijk. Aangezien het gebied niet getypeerd kan worden als een rustige woonwijk, mag er een reductiestap worden toegepast. Daarmee wordt de afstand tussen bedrijven en de functie maatschappelijke doeleinden 30 meter. Voor gevaar, geur en stof is deze reductie niet toepasbaar. Daarom is de lijst van bedrijfsactiviteiten zodanig aangepast dat wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Bevi-bedrijven worden uitgesloten.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.
Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.
4.2.4 Bodemkwaliteit
Op het moment dat een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan op handen is moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hiervoor dient in de regel, naast het raadplegen van onder andere het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek te worden verricht. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota en andere bronnen van informatie (Globis, Historisch bodembestand). Het bestemmingsplan en dus het gebruik van Voorsterpoort Oost zal echter niet fundamenteel wijzigen.
Daar waar evenwel nieuw zal worden ingericht/gebouwd zal de bodemkwaliteit worden getoetst bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Om toch een idee te hebben van de kwaliteit van de bodem is een inventarisatie gemaakt van de bestaande bodemgegevens van het plangebied Voorsterpoort Oost afkomstig van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem (Strabis en Globis). Betreffende inventarisatie is opgenomen als bijlage.
Bekend is dat ter plaatse van de Rieteweg een volgestorte zandwinkolk aanwezig is. De zandwinkolk is in de jaren 50 van de vorige eeuw gebruikt als stortplaats. In de voormalige kolk zijn vermoedelijk puin, verontreinigde grond en dergelijke gestort. Er is een geval van ernstige bodemverontreiniging met onder andere minerale olie en PAK aanwezig. Ter plaatse van het benzineservicestation aan de Blaloweg is een bodemverontreiniging met minerale olie en aromaten aanwezig, die de noordelijke grens van het plangebied overschrijdt en zich onder de Blaloweg bevindt. Deze verontreiniging is afkomstig van het voormalige Shell brandstofopslag. Shell is verantwoordelijk voor de sanering van de verontreiniging.
4.2.5 Externe veiligheid
A28
Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Op dit moment bereidt de rijksoverheid nieuwe regelgeving voor, er wordt een zogenaamd basisnet vastgesteld. De basisnetten voor weg en water zijn reeds vastgesteld. Er zijn groeiprognoses bekend van de ontwikkelingen van het wegtransport GVS en de beoordelingsmethodiek voor wegen en vaarwegen is vastgesteld.
Gebruiksruimte
Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR 10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten.
De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg (bron: Eindrapportage Basisnet Weg, Bijlagenrapport, Basisnet Werkgroep Weg, Versie 1.0, oktober 2009, kenmerk 141223/EA9/001/00049/sfo). De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28.
Plasbrand aandachtsgebieden
Gemeenten moeten langs routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd rekening houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij een ongeluk met brandbare vloeistoffen kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dit kan in een gebied van 30 meter langs de route tot slachtoffers leiden (gemeten van rand van het asfalt). Langs de A28 ter hoogte van het plangebied is een plasbrandaandachtzone (PAG-zone) vastgelegd in het basisnet. Bouwen binnen een PAG-zone is mogelijk maar dit zal wel gemotiveerd moeten worden. Het is mogelijk dat er extra brandwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Het bestemmingsplan Voorsterpoort Oost staat nergens bouwen toe in de PAG-zone.
Groepsrisico A28
Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,38 * de oriëntatiewaarde bedroeg.
In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde.
De rijksoverheid is in overleg met de gemeente Zwolle over de hoogte van het groepsrisico.
Gebiedsgericht kader externe veiligheid
Zoals in paragraaf 3.10 onder het kopje "Externe veiligheid" is aangegeven ligt het plangebied in gebiedstype Stroomzone (zwaar). Dit gebiedstype kent vier zones waarbij de zone van 30 – 250 meter voor het plangebied het meest relevant is. Voor de functie functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau, stelt het beleid dat deze uitgesloten/beperkt dienen te worden.
In het bestemmingsplan zijn binnen de bestemming Maatschappelijke doeleinden dit soort functies (grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis) mogelijk. Dit is niet in overeenstemming met het bovengenoemde beleid.
In het bestemmingsplan zijn daarom in de zone van 0 tot 250 meter (gerekend vanaf de as van A28) functies voor niet zelfredzame en verminderd zelfredzame personen uitgesloten.
Kinderdagverblijven zijn ook uitgesloten. Indien toch om zwaarwegende redenen een afwijking van het verbod voor kinderdagverblijven gewenst is, is een aantal mogelijke maatregelen te treffen. Deze zijn zowel bouwkundig van aard (o.a. toepassen van speciaal) als inrichtingsvoorwaarden (vluchtroutes van A28 af) tot organisatorisch. Er is in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor functies voor kinderdagverblijven. Deze afwijking is alleen mogelijk in de zone tussen 150 en 250 meter vanaf de as van de A28. De voorwaarden waaronder deze afwijking mag plaatsvinden worden altijd in overleg met de hulpdiensten bepaald.
Hoge druk aardgasleiding
Door het plangebied loopt een gastransportleiding parallel aan de A28. Halverwege het plangebied vertakt deze gastransportleiding zich richting het industrieterrein Voorst. Deze aftakking loopt parallel aan de Buitengasthuisdijk/Gasthuisdijk.
Figuur: Inventarisatie aanwezigheid gastransportleidingen in gebied Voorsterpoort te Zwolle.
Op 4 juni 2008 heeft de gasunie in opdracht van de gemeente Zwolle een risicoberekening uitgevoerd in verband met de geplande nieuwbouw op Voorsterpoort (Memorandum Gasunie 4 juni 2008, DET 2008.M.0361). Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle transportleidingen in het gebied de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding zal inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart worden aangegeven.
In opdracht van de gemeente Zwolle heeft het bureau Save een externe veiligheidsberekening uitgevoerd (Externe veiligheidsberekening hogedrukaardgasleidingen Voorsterpoort Oost te Zwolle, SAVE, projectnummer 240710 110525 – HC 31, 7 juni 2011). De rapportage is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen. Uit deze berekening blijkt dat er geen PR 10-6/jaar contour aanwezig is. Het plan voldoet daarmee aan de wettelijke norm. Uit de berekening van het groepsrisico blijkt dat er geen toename is van het groepsrisico. Dit is ook te verwachten omdat de oude en de nieuwe bevolkingssituatie identiek zijn. De hoogte van het groepsrisico is bij alle drie de aardgasleidingen lager dan de oriëntatiewaarde en zelfs lager dan 10 % van de oriëntatiewaarde. De resultaten van de berekening hebben ertoe geleid dat de gemeente Zwolle van mening is dat aanvullende maatregelen in het plan om het groepsrisico te verlagen voor dit plan niet aan de orde zijn.
4.2.6 Waterbeheer
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een primaire waterkering langs het Zwarte Water die op de Legger van het Waterschap Groot Salland is opgenomen. De functie / stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. In de Keur van het Waterschap Groot Salland worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Groot Salland noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is. wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. De beschermingszone van de primaire waterkering is op de plankaart opgenomen als dubbelbestemming "Waterstaat -Waterkering".
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.
Het waterpeil in het Zwarte water fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond -0.15 m NAP.
De berekende Maatgevende Hoog Waterstand in het Zwarte Water is bij een veiligheidsniveau van 1:1250 maximaal NAP 2,10 m.
Risico op overstroming
Het plangebied is gelegen ten zuidwesten van het Zwarte Water en valt binnen dijkring 53, Salland. Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen van Overijssel en haar ligging ten opzichte van de primaire waterkering van het Zwarte Water. Als gevolg van klimaatverandering nemen de overstromingsrisico's toe. De dijkringgebieden zijn vastgelegd in de nieuwe Waterwet. Voor dergelijke gebieden is het risico inzichtelijk gemaakt voor overstroming bij een doorbraak van de dijk. De gevolgen van een overstroming zijn bepaald door inzicht te geven in de maximale waterdiepte tijdens een overstroming en de snelheid waarmee een gebied overstroomt. Het plangebied is aangemerkt als liggende in een gebied dat minder snel en ondiep onderloopt. De maximale waterdiepte tijdens een overstroming is voor een klein deel van het plangebied in de huidige situatie geschat op 2 à 5 m (overstromingsdiepte; water boven maaiveld). In het overige plangebied wordt de waterdiepte ingeschat op 0,8 à 2 m dit is hieronder weergegeven [Bron: nederland.risicokaart.nl].
Het plangebied grenst aan het Zwarte Water. De wettelijke norm voor de dijkring 53 is een overschrijdingskans van 1:1250 per jaar.
4.2.7 Energie en duurzaam bouwen
Klimaatbeleid-interimbeleid 2009
In 2009 heeft het college een interimklimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij zijn de volgende doelstellingen geformuleerd:
Doelstelling 1: Alle woningen, die nieuw worden gebouwd in Zwolle worden vanaf 1 januari 2011 gerealiseerd met een EPC van 0,6 en vanaf 1 januari 2015 met een EPC van 0,4; gebiedsmaatregelen (collectieve duurzame energiesystemen, zoals Koude/Warmte-opslag, mogen niet ter compensatie van de EPC worden aangewend.
Doelstelling 2: Het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning of utiliteitsgebouw bedraagt tenminste 60%.
De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interimklimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan (zie beneden).
Andere maatregelen om genoemde doelstellingen te bereiken zijn de toepassing van zonneenergie (PV en zonnecollectoren) en verbeterde isolatie. De toepassing van vliesgevels (variant op de dove gevel) als bescherming tegen het verkeerslawaai afkomstig van de A28 heeft ook een energiebesparend effect.
Visie op de ondergrond
Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis.
De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan voor het centrumgebied van Zwolle.
Belangrijke uitgangspunten zijn ondermeer het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.
In het onderhavige plan wordt KWO toegepast niet alleen ter beheersing van de grondwaterverontreiniging in het gebied maar ook als een beproefde techniek van duurzame energieopwekking. Van belang voor de beheersing van de grondwaterverontreining is de optimalisering van brondieptes en bronlocaties.
KWO plankaart
De gemeente streeft naar een optimale inzet van KWO voor zover dit niet leidt tot onacceptabele thermische-, hydrologische en/of daarvan afgeleide effecten. In gebieden met relatief veel vraag naar KWO blijkt uit de praktijk dat het nuttig is om de locaties van de bronnen vooraf min of meer vast te leggen. Dit voorkomt dat de ondergrond inefficiënt wordt gebruikt wanneer bronnen ondoordacht worden geplaatst. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt is dat in gebieden met veel vraag naar KWO de extra te realiseren energiebesparing (cq. reductie van effecten) opweegt tegen de extra benodigde inzet/afstemming als gevolg van deze vorm van 'regulering'. In gebieden met weinig vraag naar KWO wordt aangenomen dat de kans op een gebrek aan ondergrondse ruimte cq. te grote effecten, zo klein is dat een sterke sturing op de locaties van de bronnen hier niet nodig is.
Voor de A28 zone is een KWO-plankaart opgesteld, waarop is aangegeven voor welke gebieden regulering van de bronlocaties noodzakelijk is en voor welk gebieden niet of in mindere mate.
De opgestelde Plankaart is weergegeven in onderstaande figuur. De volgende categorieën worden onderscheiden:
- 'categorie I: vrije plaatsing' (donkergroen). Dit zijn deelgebieden met relatief weinig vraag naar KWO. In deze deelgebieden zijn KWO bronnen vrij te plaatsen waarbij uiteraard moet worden voldaan aan de algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt aanbevolen om (1) koude en warme bronnen zoveel mogelijk in een 'dambord-patroon' te plaatsen en (2) voldoende afstand te houden tot bestaande en nog te verwachte KWO bronnen van andere initiatief nemers.
- 'categorie II: afstemming' (lichtgroen). Bij vier deelgebieden, waaronder Voorsterpoort Oost, is sprake van een matige vraag naar KWO. Bij het bepalen van bronlocaties moet uiteraard rekening worden gehouden met algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Deze voorwaarden borgen met name de belangen van de bestaande functies en waarden. Aanvullend hierop dient rekening te worden gehouden met de nog te verwachte KWO installaties in het deelgebied en de aangrenzende deelgebieden door bronnen te plaatsen in een dambord patroon, rekening houdend met bestaande bronnen én de nog te verwachte bronnen. Ook moet worden voorkomen dat koude en warme bellen overlappen met terreinen van gebouwen waar naar verwachting nog een KWO installatie wordt gerealiseerd. Een indicatie van mogelijke bronlocaties is met licht gearceerde stippen weergegeven. Van deze posities kan van worden afgeweken als wordt voldaan aan de voorwaarden.
- 'categorie III: optimalisatie': Het betreft Voorsterpoort (geel). Zonder bewuste sturing is er in dit gebied een reële kans op 'wildgroei' van KWO installaties waardoor niet kan worden voldaan aan de vraag (inefficiënte inrichting) en er sprake is van ongewenste thermische, hydrologische en/of afgeleide effecten. De thans meest geschikte bronlocaties zijn weergegeven. Hierbij geldt dat afwijkingen van enkele meters (circa 1-20 m) waarschijnlijk altijd toelaatbaar zijn.
Figuur 1 KWO Plankaart
Duurzaam bouwen
Op 8 januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. De beleidsvisie biedt 2 methodieken voor het realiseren van het minimale niveau. Bouwpartijen kunnen een keuze kunnen maken voor één van beide. De methodes verschillen in flexibiliteit:
De toepassing van GPR Gebouw geeft maximale flexibiliteit voor de bouwpartijen. GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidprestaties, verdeeld over de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidprestaties (GPR=7) komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelende partij. In gezamenlijk overleg wordt het te realiseren prestatieniveau vastgelegd.
Toepassing van de lijst van 8 maatregelen, waaruit minimaal 5 maatregelen gekozen moeten worden. Dit geeft minder flexibiliteit aan bouwpartijen, maar wel duidelijkheid
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Door het plangebied lopen:
- een gastransportleiding;
- een aantal hoofdtransportleiding voor drinkwater;
- ondergrondse rioolpersleidingen, welke lopen vanaf de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Er lopen geen straalpaden boven het plangebied. Net buiten het plangebied loopt een ondergrondse hoogspanningsleiding.
De genoemde leidingen zijn binnen het plangebied beschermd door middel van een dubbelbestemming.
In Hoofdstuk 6 Juridische aspecten van deze toelichting wordt ingegaan op het begrip dubbelbestemming.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
5.1.1 Doelstelling
Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in het gebied van Voorsterpoort Oost.
5.1.2 Uitgangspunten
Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, conform het door de gemeenteraad vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:
- 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen. Het plan heeft daardoor een conserverend karakter. Het is in eerste instantie gericht op planologisch beheer. Daarnaast geldt voor het plangebied dat op grond van het overgangsrecht Wro ( artikel 9.3.2, lid 2 ) het geldende uitbreidingsplan Gasthuislanden op 1 juli 2013 vervalt. Er is dan geen planologisch kader meer. Om dit te voorkomen dient er voor 1 juli 2013 een nieuw bestemmingsplan in werking te zijn. Indien er gedurende de bestemmingsplanprocedure nieuwe ontwikkelingen komen waar de gemeente aan mee wenst te werken zal hiervoor een apart planogisch traject moeten worden gevolg.
- 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
- 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
- 4. Uitgegaan wordt van de standaard bijgebouwenregeling van 2007 en er wordt ook rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die regelingen stelt op het gebied van vergunningvrij bouwen.
- 5. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel, horeca en bedrijven als zodanig bestemd.
- 6. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
- 7. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd. Binnen woonbuurten kan er voor gekozen worden deze functie op te nemen in de bestemming Verkeer - Erftoegangsweg om daarmee de nodige flexibiliteit in te bouwen met betrekking tot de inrichting van de woonomgeving.
- 8. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
- 9. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
- 10. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1 Inleiding).
- 11. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.
*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.
*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.
5.2 Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd door de noordzijde van Blaloweg, de oostzijde van de Katerdijk, de zuidzijde van A28 en de berm aan de oostzijde van de spoorlijn Zwolle- Kampen. De ligging van het plangebied is op kaart 1 weergegeven.
5.3 Beheer
Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. Alleen door de gemeenteraad vastgesteld beleid is in het plan opgenomen.
5.3.1 Functionele structuur
5.3.2.1 Beroep en bedrijf aan huis
In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis. Voor de exacte regeling wordt verwezen naar de omschrijving van de bestemming Wonen in Hoofdstuk 2Bestemmingsregels.
5.4 Ontwikkeling
Er zijn in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen.
5.5 Waterparagraaf
Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in dit stadsdeel; ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd.
5.6 Archeologie
Uitgangspunt is dat archeologische waarden, zoals deze zijn omschreven in paragraaf 2.1.1Archeologische structuur worden beschermd. Voor de juridische vertaling van dit uitgangspunt wordt verwezen naar paragraaf Artikel 19 Waarde - Archeologie
Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor paragraaf 2.1.1 Archeologische structuur ) hebben de dubbelbestemming Artikel 19 Waarde -Archeologie gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.
5.7 Cultuurhistorie
De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Voorsterpoort Oost worden in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan gerespecteerd. Zie voor de beschrijving van deze waarden naar paragraaf 2.1.2 Cultuurhistorische structuur en de cultuurhistorisch analyse als bijlage van deze toelichting.
Zie voor de bescherming van deze waarden Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie van de regels. Hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving opgenomen in Bijlage 1 Lijst van cultuurhistorischwaardevolle bebouwing en structuren van de regels.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 18. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), zijn in de versie 18 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van het bestemmingsplan Voorsterpoort Oost zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Voorsterpoort Oost.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Gevolgd door de volgende bijlagen:
- Bijlage 1 Lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren
- Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Artikel 1 Begrippen;
Artikel 2 Wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
- 1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
- 2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
- 3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een bouwvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 27 Algemene procedureregels.
- 4. Afwijken van de bouwregels:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.
- 5. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
- 6. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.
- 8. Wijzigingsbevoegdheid:
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UoV) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 16 Leiding - Gas;
Artikel 17 Leiding - Riool;
Artikel 18 Leiding - Water;
Artikel 19 Waarde - Archeologie;
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie;
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering.
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels:
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 23 Algemene bouwregels;
Artikel 24 Geluidzone - Industrie voorst;
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 26 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 27 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Bijlagen bij de regels:
Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:
Bijlage 1 Lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren.
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinenmet toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemming Bedrijf met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen;
6.2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
6.3 Bestemmingsregels
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Bedrijf
Deze bestemming is opgenomen voor het perceel aan de Rieteweg 15-19.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Uitgangspunten:
- Nutsgebouwtjes met een oppervlakte van minder dan 15 m² en een hoogte van minder dan 3 meter zijn vergunningvrije bouwwerken. In de regels werd er daarom tot nu toe al geen rekening mee gehouden.
- In het kader van de deregulering worden openbare nutsvoorzieningen tot een oppervlakte van 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter in de groen en verkeersbestemmingen toegestaan.
- Nutsgebouwen met een oppervlakte van meer dan 50 m² worden specifiek op de plankaart aangegeven. Deze bestemming wordt ook op de plankaart aangegeven op plaatsen waar bestaande kleinere nutsgebouwtjes tot meer dan 50 m² moeten kunnen worden uitgebreid.
Artikel 5 Detailhandel
Deze bestemming is opgenomen voor het perceel aan de Rieteweg 13. Op dit perceel was de muziekhandel Big One music gevestigd.
Artikel 6 Groen
Uitgangspunten:
- Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot ''Groen". In de bestemming "Groen" zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
- Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
- Binnen de bestemming zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
- Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 7 Maatschappelijk
Deze bestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige middelbare scholen. Binnen deze bestemmingen zijn ook andere maatschappelijke functies mogelijk zoals grote zorgcomplexen ziekenhuizen en basisscholen. Dit zijn functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau.
Op grond van het gemeentelijk "gebiedsgericht kader externe veiligheid" dienen dit soort functies in gebiedstype Stroomzone (zwaar) te worden beperkt/uitgesloten. In de regels zijn gebouwen voor verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen in de zone tussen 0 en 250 meter vanuit de as van de A28 uitgesloten.
Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor kinderdagverblijven als nevenfunctie in de zone tussen de 150 en 250 meter uit de as van de A28, mits vooraf advies ingewonnen bij de regio IJsselvecht en de noodzaak voldoende aannemelijk kan worden gemaakt.
Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats
Deze bestemming is opgenomen voor de begraafplaats aan de Blaloweg.
Artikel 9 Sport
Op de gronden met deze bestemming mogen gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen worden gebouwd, waaronder ook een kantine is begrepen. Het gebruik voor kerkdiensten, evenementen, feesten en dergelijk is als ondergeschikte functei toegestaan.
Artikel 10 Tuin
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Artikel 11 Verkeer
Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Het betreft de volgende wegen nader onderverdeeld in het aantal toegelaten rijbanen en rijstroken:
- 1 rijbaan voor verkeer in tweerichtingen met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Buitengasthuisstraat;
- 2 rijbanen elk met 1 tot 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Rieteweg;
- 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op:
- a. de Blaloweg;
- b. de Katerdijk
- 2 rijbanen elk met 3 rijstroken op de hoofdrijbaan en 2 rijbanen met elk 2 rijstroken op de parallelbaan met waar nodig in- en uitvoegstroken op de rijksweg A28.
Tevens is deze bestemming opgenomen op een gedeelte van het perceel aan de Blaloweg 3 ter hoogte van de Katwolderweg om de mogelijke uitbouw van het kruispunt aan de Blaloweg/Katwolderweg tot viersprong te kunnen realiseren.
Artikel 12 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 13 Water
Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.
Artikel 14 Wonen
Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.
Uitgangspunten:
- Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
- De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
- Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
- Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
- Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
- Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
- In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
- Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
- Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
- De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximale hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Artikel 15 Wonen - Meergezinshuis
Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.
Artikel 16 Leiding - Gas
Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen gasleiding langs de A28 en de Buitengasthuisstraat.
Artikel 17 Leiding - Riool
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen persleiding met een diameter van 400 mm. De persleiding wordt gebruikt voor de afvoer van het afvalwater vanuit de gebieden Voorst, Voorsterpoort, Veerallee, Kamperpoort en een deel van Hanzeland.
Artikel 18 Leiding - Water
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart 7 Beperkingen).
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 19 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
- De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 3).
- Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
- Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.
Artikel 20 Waarde - Cultuurhistorie
Uitgangspunt voor deze dubbelbestemming is:
- De cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in Voorsterpoort Oost worden gerespecteerd.
- Hierbij zal worden getoetst aan de verbeelding en beschrijving van de Lijst van cultuurhistorischwaardevolle bebouwing en structuren die als bijlage bij deze regels is opgenomen.
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de Katerdijk en het Zwarte Water.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming '' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden ontheffing van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.
6.4 Algemene Regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 23 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 24 Geluidzone - Industrie voorst
In dit artikel is de geluidzone voor het industrieterrein Voorst opgenomen.
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 26 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen Artikel 6 Groen, Artikel 11 Verkeer, Artikel 12 Verkeer -Erftoegangsweg alsmede onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd.
Artikel 27 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 28 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Artikel 29 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
6.6 Bijlagen
Bijlage 1 Lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren
Zie: uitgangspunten cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing bij Artikel 20Waarde - Cultuurhistorie:
Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen:
De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Bedrijf.
De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
6.7 Consequenties Van Beleid
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet. In enkele gevallen vinden er nog verdere ontwikkelingen plaats op basis van de tot nu geldende planologische regelingen.
In onderstaande gevallen vindt er echter een wijziging plaats in de bestaande planologische situatie. De planologische wijzigingen hebben als doel om (algemeen) vastgesteld beleid door te voeren en/of milieuhygiënische knelpunten weg te nemen.
6.8 Handhaving
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
6.9 Handboek
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 18.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.
Hoofdstuk 8 Overleg
8.1 Uitkomsten Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn tien instanties verzocht op het voorontwerp - bestemmingsplan "Voorsterpoort- Oost" te reageren. In deze paragraaf wordt per instantie een samenvatting gegeven van de gemaakte opmerkingen. Vervolgens wordt de reactie van de gemeente daarop weergegeven.
- Inspectie Vrom
Samenvatting reactie
In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördineert vervolgens de rijksreactie over voorontwerpbestemmingsplannen, projectbesluiten en structuurvisies richting gemeenten.
Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.
Reactie gemeente
Van de reactie wordt kennisgenomen.
- Waterschap
Samenvatting reactie
Toelichting
In kaart 7 beperkingen van paragraaf 4.3 van de toelichting ontbreekt de, als 'Leiding - Riool', bestemde riolering. Er wordt verzocht deze voor de volledigheid aan de figuur toe te voegen.
Reactie gemeente
De figuur zal worden aangepast.
Samenvatting reactie
Verbeelding
Met betrekking tot de verbeelding wordt de volgende opmerking gemaakt:
- In paragraaf 2.1.3.4 van de toelichting wordt gesproken over de aanwezigheid van watergang SW.5. Deze watergang is opgenomen op de legger van het waterschap en is de Keur van toepassing op deze watergang. De watergang is op de verbeelding bestemd als 'Groen'. Er wordt verzocht om deze watergang te bestemmen als 'Water'.
Reactie gemeente
De verbeelding zal worden aangepast.
- Veiligheidsregio IJsselland
Het advies is beperkt tot de zaken die betrekking hebben op dan wel gerelateerd zijn aan (externe) veiligheid. Dit advies is afgestemd met de lokale brandweer, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) en politie IJsselland.
Samenvatting reactie
Prioriteitswegen
Binnen de gemeente Zwolle is beleid vastgesteld met betrekking tot prioriteitswegen. Dit beleid levert een bijdrage aan het borgen van een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Er wordt geadviseerd om dit beleid op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie gemeente
Prioriteitwegen zijn wegen die wegen die door de hulpverleningsdiensten primair gebruikt worden om tijdig (binnen de gestelde zorgnormen) op de plaats van een incident te kunnen zijn.
Hoofdroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom
- Routes vanaf de ambulancepost, kazerne of het politiebureau naar risicovolle of kwetsbare objecten.
Op deze wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De snelheid van de hulpverleningsdiensten bij calamiteiten en hulpverleningen is zo mogelijk tot 20 km/u hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Voor de hulpverleningsdiensten moet er ruimte zijn om zowel het verkeer op dezelfde baan als het tegemoetkomende verkeer te passeren.
Vervolgroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom (in termen van duurzaam veilig).
De Zwartewaterallee behoort tot de categorie hoofdroute, de Rieteweg en de Katerdijk behoren beide tot de categorie vervolgroute.
Op deze wegen binnen de gemeente mogen voor de hulpverleningsdiensten geen negatieve snelheidsremmers worden toegepast. Op deze hoofdwegen en doorgaande wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De hulpverleningsdiensten moeten zonder verlies van tijd door snelheidsremmers van en naar de plaats van het incident kunnen. Uitgangspunt hierbij is het behalen van de gestelde zorgnorm.
De wegen in het bestemmingsplan zijn zodanig bestemd dat zij aan het bovengestelde voldoen. De functie voor de hulpdiensten blijft dus gehandhaafd.
In de toelichting zal dit beleid met betrekking tot prioriteitswegen worden opgenomen in hoofdstuk 3.4.
Samenvatting reactie
Uitsluiten kwetsbare functies
Het plangebied valt grotendeels binnen het gebiedstype stroomzone zoals bedoeld in het gemeentelijk gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid. Hierbij worden een aantal zones aangehouden. Dit beleid stelt dat in een strook van 250 meter langs een stroomzone het bouwen van kwetsbare objecten niet zonder meer mogelijk Is. Hiermee blijft het echter wel mogelijk dat in de gebruiksfase alsnog kwetsbare functies ontstaan als nevenfunctie van een toegestane hoofdfunctie. Denk bijvoorbeeld aan een kinderdagverblijf als nevenfunctie van een kantoorgebouw. Er wordt geadviseerd om het bestemmingsplan zo aan te passen dat ook in de gebruiksfase kwetsbare functies zijn uitgesloten in de strook van 250 meter langs de stroomzone (A28)
Reactie gemeente
Het ruimtelijk extern veiligheidsbeleid is vastgelegd in het door de gemeenteraad in (“gebiedsgericht kader externe veiligheid” (2009)). Voorsterpoort Oost ligt in het gebiedstype Stroomzone (zwaar). Dit gebiedstype kent 4 zones waarbij de zone van 30 – 250 meter voor Voorsterpoort Oost het meest relevant is.
Het beleid stelt dat een BLEVE (afkorting van: Boling Liquid Expanding Vapour Explosin of in het Nederlands: Kokende Vloeistof Gasexpansie Explosie ) het meest maatgevend is.
Voor de functies stelt het beleid dat:
“functies met een hoge mate van zelfredzaamheid en/of lage personendichtheid en/of lage kwetsbaarheid (gebiedstypen: kantoren en voorzieningen, bedrijventerrein licht en zwaar) bevorderd zouden moeten worden.”
“functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau, o.a. grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis dienen uitgesloten/beperkt te worden”
Om uitvoering te geven aan het gemeentelijk beleid zullen we dit als volgt opnemen in het bestemmingsplan:
In de zone van 0 tot 250 meter (gerekend vanaf de as van A28) worden functies binnen de bestemming Maatschappelijk voor niet zelfredzame en verminderd zelfredzame personen uitgesloten.
In het bestemmingsplan wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor functies voor kinderen jonger dan 4 jaar. Deze afwijking is alleen mogelijk in de zone tussen 150 en 250 meter vanaf de as van de A28.
De voorwaarden waaronder deze afwijking mag plaatsvinden worden altijd in overleg met de hulpdiensten bepaald.
In het advies wordt het onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en zeer kwetsbare bestemmingen. In het Bevi wordt dit onderscheid echter niet gemaakt. Het Bevi kent alleen de categorieën beperkt kwetsbaar en kwetsbaar. Zeer kwetsbaar komt niet voor en is ook nergens beschreven. Dit maakt opname in het bestemmingsplan moeilijk omdat helderheid en objectiviteit ontbreekt.
Daarom wordt dit onderscheid niet gemaakt, maar wordt er uit gegaan van het begrip zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate mensen in het effectgebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen.
Dit begrip kent de volgende categorieën:
- Volledig zelfredzaam: deze mensen kunnen een noodsituatie correct inschatten en de plek van het incident zelfstandig verlaten om zich in veiligheid te brengen;
- Verminderd zelfredzame personen: deze mensen zijn in staat om met enige hulp en aanwijzigen zelfstandig de plek van het incident te verlaten en zichzelf in veiligheid te brengen;
- Niet zelfredzame personen: deze mensen zijn niet in staat zichzelf in veiligheid te brengen als gevolg van hun beperking op fysiek, psychisch of verstandelijk vlak. Binnen de groep niet zelfredzame personen worden ook nog personen onderscheiden die als gevolg van hun aandoening bedlegerig zijn dan wel gekluisterd zijn aan (technische) hulpmiddelen en/of medische apparatuur moeten in geval van een evacuatie meegenomen worden.
De laatste twee begrippen zullen worden opgenomen in Artikel 1 Begrippen van de regels van het bestemmingsplan.
Samenvatting reactie
Verantwoordingsplicht
In het plan wordt nauwelijks invulling gegeven aan de verantwoordingsplicht. Alleen voor de buisleidingen wordt aangegeven dat de gemeente aanvullende maatregelen om het groepsrisico te beperken niet noodzakelijk acht. Er zijn echter meerdere risico's die gelden voor dit plangebied. Hierbij valt te denken aan de risico's veroorzaakt door het vervoer gevaarlijke stoffen over de A28. Artikel 13 van het Bevi geeft aan dat voor de vaststelling van een bestemmingsplan volgens artikel 3.1, eerste tot en met derde lid van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico altijd moet worden verantwoord. Dat geldt ook als er sprake Is van een conserverend bestemmingsplan. Er wordt geadviseerd om voor alle voor het plan geldende risico's een verantwoording op te stellen.
De verantwoording van het groepsrisico kan niet alleen in bestemmingsplannen worden geregeld. In bestemmingsplannen kunnen alleen ruimtelijke aspecten worden geregeld. Artikel 13 van het Bevi gaat verder en stelt dat het groepsrisico moet worden verantwoord. Er moet samen worden gewerkt met ondermeer de afdeling milieu, de beleidsmedewerker openbare veiligheid, de hulpdiensten (Incl. de veiligheidsregio) en eventueel bouw- en woningtoezicht. Er wordt geadviseerd om de verantwoording van het groepsrisico samen met de daarvoor verantwoordelijke afdelingen op te stellen. De toelichting bij het bestemmingsplan geeft ruimte voor de verantwoording van het groepsrisico waarbij ook andere dan ruimtelijke aspecten aan de orde mogen komen. Bij de verantwoording van het groepsrisico gaat het om het geheel van maatregelen die niet tos van elkaar kunnen worden gezien.
Reactie gemeente
De verantwoordingsplicht is in dit verband alleen van toepassing op het groepsrisico.
Naar onze mening is voldoende invulling gegeven aan de verantwoording van het groepsrisico. Door middel van een berekening naar het groepsrisico van de hogedrukaardgasleiding en door het bestuderen van de resultaten van eerdere onderzoeken betreffende de A28 en de risicovolle bedrijven is inzicht verkregen in de hoogte van het groepsrisico in het plangebied.
Deze informatie is aanleiding geweest functies voor verminderd en niet zelfredzame groepen uit te sluiten. De bereikbaarheid voor hulpdiensten en de ontvluchtingmogelijkheden zullen bij de eventuele plannen worden geoptimaliseerd.
Samenvatting reactie
Risico- en crisiscommunicatie
De mate waarin mensen in de omgeving zelfredzaam zijn beïnvloedt het slachtofferbeeld bij een eventueel incident. Over het algemeen geldt dat de zelfredzaamheid van mensen vergroot kan worden door hen vooraf in te lichten over de risico's die zij lopen en wat zij moeten doen als een dergelijk incident zich voordoet (risicocommunicatie). Op het moment dat een calamiteit zich daadwerkelijk voordoet en aanwezige personen geïnformeerd moeten worden treedt de crisiscommunicatie in werking. In het bestemmingsplan is hierover geen informatie opgenomen. Er wordt geadviseerd invulling te geven aan risico- en crisiscommunicatie.
Reactie gemeente
De wijze waarop aanwezigen zowel voor als tijdens een calamiteit worden geïnformeerd wijkt niet af van de werkwijze die de hulpdiensten in haar protocollen hanteert en worden beschreven in het gemeentelijk rampenplan. Het plangebied ligt bovendien binnen het bereik van een WAS-sirene.
Samenvatting reactie
Bovenplanse maatregelen
De A28 vormt voor dit plangebied een belangrijke risicobron. Dit geldt echter niet alleen voor dit plangebied: gezien de ligging en de mogelijke scenario's die kunnen optreden als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen is de A28 voor grote delen van Zwolle een risicobron. Er wordt geadviseerd ook om te overwegen maatregelen te nemen bij de A28 die niet alleen gunstig zijn voor dit bestemmingsplan maar ook voordelen hebben voor andere gebieden langs de A28. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het zorgen voor voldoende bluswater op de A28 zodat de effecten van een eventueel incident beperkt kunnen worden.
Reactie gemeente
In het uitvoeringsprogramma externe veiligheid 2011-2012 is het project “bovenplanse maatregelen benoemd”. In 2012 zal dit project worden uitgevoerd. Dit kan mogelijk leiden tot maatregelen ten bate van Voorsterpoort-Oost. Omdat het onderzoek nog niet is afgerond is de uitkomst dus nog onzeker.
Samenvatting reactie
Risicokaart
Uit een korte inventarisatie is gebleken dat niet alle kwetsbare objecten in het plangebied zijn opgenomen op de risicokaart. Het actueel houden van de risicokaart is een gemeentelijke taak. Er wordt geadviseerd om de risicokaart te actualiseren.
Reactie gemeente
De door u geconstateerde omissies zijn doorgegeven aan de functionaris die verantwoordelijk is voor het actueel houden van de risicokaart, onderdeel ISOR.
Samenvatting reactie
DOAS
Als bijlage bij het bestemmingsplan is een rapport van SAVE over berekeningen met betrekking tot de hoge druk aardgasleiding toegevoegd. In dit rapport wordt gesproken over DOAS (De Oude Ambachtsschool) wat in het plangebied zou liggen. Volgens de informatie van de risicokaart ligt DOAS niet binnen dit plangebied. Er wordt verzocht indien nodig de tekst aan (laten) te passen.
Reactie gemeente
In het rapport van SAVE is opgenomen welke functies zich bevinden in het plangebied Voorsterpoort –Oost. De voormalige technische school aan de Blaloweg 3 is tijdelijk in gebruik als kunstenaarscollectief. Dit collectief is bekend onder de naam DOAS. (de oude ambachtsschool)
- Gasunie
Samenvatting reactie
Verbeelding
Op de verbeelding is de in het plangebied gelegen aardgastransportleidingen N-570-20 en N-570-23 inclusief de belemmeringen strook opgenomen.
Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van het afsluiterschema, dient de belemmeringenstrook ter hoogte van het afsluiterschema 4 meter ter weerzijde van het schema te zijn. Doel hiervan is te voorkomen dat er te dicht gebouwd wordt op allerlei ondergrondse omloopleidingen van het afsluiterschema.
Er wordt verzocht om de belemmeringenstrook ten behoeve van de afsluiterlocatie S-9829 te verruimen.
Reactie gemeente
De verbeelding zal worden aangepast.
Samenvatting reactie
Regels
Ontbreken voorrangsbepaling
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (of Bevb) is bepaald dat een bestemmingsplan de ligging van de leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook weergeeft. Een adequaat artikel "Leiding - Gas" maakt hier onderdeel van uit. Er wordt verzocht om het artikel "Leiding - Gas" zodanig aan te passen dat de dubbelbestemming "Leiding - Gas" bij het geheel of gedeeltelijk samenvallen met een andere dubbelbestemming voorrang krijgt.
Reactie gemeente
Ter plaatse van de gasleiding ligt ook gedeeltelijk de dubbelbestemming “Leiding - Water”. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening van Vitens. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden
Zowel deze dubbelbestemming als de dubbelbestemming “Leiding - Gas” beschermen verschillende belangen. Indien deze belangen strijdig zijn, dienen de Gasunie en Vitens onderling tot overeenstemming te komen. De gemeente gaat hiervoor geen voorrangsregeling opnemen.
Samenvatting reactie
Artikel 26 Algemene wijzigingsregels
In bovengenoemd artikel is de mogelijkheid opgenomen om de situering van wegen en groenvoorzieningen te wijzigen. Er wordt verzocht om in een geval dat deze wijzigingen zijn geprojecteerd binnen de belemmeringenstrook van onze leidingen, ons bedrijf hiervan in kennis te stellen.
Reactie gemeente
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied. Indien er met toepassing van artikel 26 van de regels wegen of groenvoorziening worden gewijzigd ter plaatse van de dubbelbestemming “Leiding - Gas'”, zijn de regels van Artikel 16 “Leiding - Gas” ook van toepassing. In artikel 16.4 van de regels is bepaald dat een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn, in strijd is met de bestemming. Daarnaast is in artikel 16.5 opgenomen dat voor onder andere het aanbrengen of verwijderen van bomen of andere beplantingen, welke diep wortelen, waaronder rietbeplanting en het aanbrengen van een gesloten verharding een omgevingsvergunning is vereist. Deze vergunning kan slechts worden verleend, mits vooraf advies is ingewonnen bij de Gasunie. Het is daarom niet nodig om in artikel 26 van de regels op te nemen dat van wijzigingen de Gasunie in kennis moet worden gesteld.
Bijlage 1 Lijst Van Cultuurhistorisch Waardevolle Bebouwing En Structuren
Bijlage 1 Lijst van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en structuren
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
2.1 Algemene Verklaring
2.1.1 Bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in de gemeente Zwolle.
De in deze staat vermelde bedrijfsafdelingen en bedrijfstypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide bedrijfstypen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide bedrijfsafdelingen.
2.1.2 SBI-codes en nummers
Voor de bedrijfsafdelingen staan in een kolom de SBI-codes aangegeven. Voor de bedrijfstypen staan de SBI-codes en een nummer en/of letter aangegeven. De opslagen en installaties hebben geen SBI-codes, maar een nummer en een subnummer.
2.1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de bedrijfsafdelingen en de bedrijfstypen omschreven.
2.1.4 Toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR' met 'J' vermeld of de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is.
2.1.5 Niet toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze bedrijfsactiviteit niet toelaatbaar is.
2.1.6 Afstanden en scores milieuaspecten
Vervolgens worden in de kolom 'AFSTANDEN IN METERS' de scores van de milieuaspecten aangegeven:
- a. Eerst worden in 4 subkolommen de minimale afstanden in meters voor de 4 milieuaspecten 'GEUR', 'STOF', 'GELUID' en 'GEVAAR' per aspect aangegeven.
- b. In de subkolom 'GELUID' staat met 'C' (continu) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit doorgaans continu (dag en nacht) verricht wordt, waardoor deze bepalend is voor het geluidsniveau.
- c. In de subkolom 'GELUID' staat met 'Z' (zonering) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat rond het betrokken industrieterrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
- d. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'R' (risico) aangegeven dat mogelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
- e. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'V' (vuurwerk) aangegeven dat het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
- f. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' wordt de grootste minimale afstand aangegeven. Onderzocht is welke minimale afstanden op basis van de 4 genoemde milieuaspecten noodzakelijk zijn tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De grootste minimale afstand in meters, welke noodzakelijk is op grond van deze 4 milieuaspecten, is in deze subkolom vermeld. - g. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat met 'D' (divers) aangegeven dat binnen de bedrijfsactiviteit een erg grote variatie in milieubelasting voorkomt, hetgeen aanleiding is de toelaatbaarheid van geval tot geval nader te bezien.
2.1.7 Categorieën
Ten slotte wordt in de kolom 'CATEGORIE' de indeling in milieucategorieën vermeld.
Deze indeling is gebaseerd op de grootste minimale afstand, welke in de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter;
categorie 5.2: minimale afstand 700 meter;
categorie 5.3: minimale afstand 1000 meter;
categorie 6: minimale afstand 1500 meter.
2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
B bestemming Bedrijf
BEST bestemming
b.o. bedrijfsoppervlak
BRZO Besluit risico's zware ongevallen
BT bestemming Bedrijventerrein
C continu
cap. capaciteit
cat. categorie
d dag
D divers
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GFT groente-, fruit- en tuinafval
grth groothandel
i.e. inwonersequivalenten
incl. inclusief
j jaar
kg kilogram
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
MWe elektrisch vermogen in megawat
n.e.g. niet elders genoemd
NEM netto explosieve massa
o.c. opslagcapaciteit
opp. oppervlak
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)
RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
synth synthetisch
t.b.v. ten behoeve van
t/d ton per dag
t/j ton per jaar
t/u ton per uur
u uur
V vuurwerkbesluit (van toepassing)
v.c. verwerkingscapaciteit
vloeropp. vloeroppervlak
v.w.b. voor wat betreft
< kleiner dan
<= kleiner dan of gelijk aan
> groter dan
>= groter dan of gelijk aan
- in de kolom '(sub)nummer': geen nummer van toepassing;
bij getallen in de kolom 'OMSCHRIJVING':tot
Z zonering (in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder)
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsnota' s gebruikt:
- Groenbeleidsplan, maart 1998
- Dynamiek van Oud & Nieuw, Zwols monumenten- en archeologie beleid, 2000
- Ruimtelijke structuurvisie Industrieterrein Voorst/Westenholte in Zwolle, juli 2002
- Welstandsnota, juni 2004
Masterplan duurzame versterking bedrijventerrein Voorst Zwolle, juni 2004
- Bomenverordening, 2005
- Milieuvisie, december 2005
- Sportbeleidsplan gemeente Zwolle, 2006
- Beleid infiltratie hemelwater, juli 2006
Netwerkstadvisie Zwolle Kampen 2030, 2006
- Notitie herbestemming grond raccordementspoor Voorst, 2006
- Sportnota 2006 - 2011 gemeente Zwolle, 2006
- Beleidsvisie Duurzaam Bouwen, januari 2007
- Algemene Bijgebouwenregeling 2007
- Stedelijk Waterplan Zwolle 2008
Rapport Ruimte op Voorst - optimalisatie van de geluidsruimte, februari 2008
- Structuurplan Zwolle 2020, juni 2008
- Archeologiebeleid gemeente Zwolle, augustus 2008
Ontwikkelingsplan Bedrijventerrein Voorst, november 2008
- Mobiliteitsvisie gemeente Zwolle, februari 2009
- Omgevingsvisie Overijssel, juli 2009
- Uitvoeringsprogramma structuurplan, september 2009
- Masterplan sportaccommodaties, 2009
- Kadernota bedrijventerreinen, januari 2010
Bijlage 2 Externe Veiligheidsberekeningen Hogedrukaardgasleidingen Voorsterpoort Oost Te Zwolle
Bijlage 2 Externe veiligheidsberekeningen hogedrukaardgasleidingen Voorsterpoort Oost te Zwolle