KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Groen
Artikel 12 Horeca
Artikel 13 Kantoor
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Sport
Artikel 16 Tuin
Artikel 17 Verkeer
Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Wonen - Meergezinshuis
Artikel 22 Leiding - Gas
Artikel 23 Leiding - Riool
Artikel 24 Leiding - Water
Artikel 25 Waarde - Archeologie
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Artikel 29 Algemene Bouwregels
Artikel 30 Geluidzone - Industrie
Artikel 31 Vrijwaringszone - Molenbiotoop
Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 34 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1
Artikel 35 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Samenvatting
1.2 Algemeen
1.3 Doel
1.4 Plangebied
1.5 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
3.4 Verkeersbeleid
3.5 Groenbeleid
3.6 Waterbeleid
3.7 Volkshuisvestingsbeleid
3.8 Sportbeleid
3.9 Recreatiebeleid
3.10 Beleid Overige Maatschappelijke Voorzieningen
3.11 Economisch Beleid
3.12 Detailhandelsbeleid
3.13 Horecabeleid
3.14 Coffeeshopbeleid
3.15 Prostitutiebeleid
3.16 Milieubeleid
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
4.4 Molenbiotoop Van Molen De Passiebloem
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Plangebied
5.3 Beheer
5.4 Ontwikkeling
5.5 Waterparagraaf
5.6 Archeologie
5.7 Cultuurhistorie
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
6.6 Bijlagen
6.7 Consequenties Van Beleid
6.8 Handhaving
6.9 Handboek
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg
8.1 Uitkomsten Overleg
Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.1 Algemene Verklaring
2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg
Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's
Bijlage 2 Waardenkaart Objecten, Complexen En Structuren

Ceintuurbaanzone

Bestemmingsplan - gemeente Zwolle

Vastgesteld op 27-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone van de gemeente Zwolle;

1.2 bestemmingsplan Ceintuurbaanzone:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP11002-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlagen de Lijst met horecacategorieën, de Staat van bedrijfsactiviteitenbij functiemenging en Gebied Oosterenk - Watersteeg;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 afhaalrestaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik elders worden verstrekt;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.7 agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven;

1.8 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht;

1.9 amusementshal:

gebouw of ruimte bestemd voor recreatie door middel van het gebruik van speelautomaten, behendigheidsautomaten en kansspelautomaten als bedoeld in de Verordening inzake speelautomatenhallen;

1.10 andere gezondheidszorggebouwen:

  1. a. verzorgingstehuizen;
  2. b. psychiatrische inrichtingen;
  3. c. medische centra;
  4. d. poliklinieken;
  5. e. medische kleuterdagverblijven;

1.11 archeologische monumenten:

terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.12 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage:

indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;

1.15 bed & breakfast

ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;

1.16 bedrijf:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;

1.17 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.18 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.20 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.21 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.24 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.25 bijzondere woonvorm:

een gebouw of gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor de huisvesting van specifieke doelgroepen;

1.26 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.29 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.31 café-restaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.32 caravan:

een al dan niet uitklapbare aanhangwagen ingericht voor dag- en nachtverblijf van personen, welke met een normale snelheid over de weg mag worden voortbewogen;

1.33 carport:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.34 casino:

gebouw of ruimte bestemd voor het gelegenheid geven tot het spelen van kansspelen met daarbij horeca als ondergeschikte nevenactiviteit;

1.35 cultuurhistorische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige zeldzaamheidswaarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;

1.36 dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode op speciaal daarvoor ingerichte terreinen, zoals een wandelbos, wandelpark, strandbad, vis- en zwemvijvers, speel- en ligweide, speelterrein, kinderspeelplaats, dierenpark, volkstuinen of nutstuinen;

1.37 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;

1.38 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.39 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.40 dugout:

gebouw bestemd voor wissel- en rustplaats ten behoeve van sportieve dagrecreatie;

1.41 één bestemmingsvlak vormend:

twee bestemmingsvlakken, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één bestemmingsvlak;

1.42 één perceel vormend:

twee percelen, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één perceel;

1.43 eengezinshuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.44 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.45 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;

1.46 erftoegangsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;

1.47 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.48 evenement:

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, waaronder mede wordt verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie en een bedrijfsfeest, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen en betaald voetbalwedstrijden;

1.49 extensieve dagrecreatie:

recreatie in de open lucht uitsluitend gedurende een dagperiode, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen ervan sterk beleefd worden, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;

1.50 garagebedrijf:

een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;

1.51 garagebox:

een gebouw dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.52 gebiedsontsluitingsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;

1.53 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.55 geluidsgevoelige functies:

ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.56 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.57 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.58 glastuinbouwbedrijf:

een bedrijf dat overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;

1.59 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt;

1.60 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.61 groothandelgebonden detailhandel:

detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;

1.62 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.63 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.64 horeca:

de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het exploiteren van zaalaccommodatie en het verstrekken van nachtverblijf, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.65 horecabedrijf:

een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt, zaalaccommodatie wordt geëxploiteerd en waarin nachtverblijf wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, waaronder zijn begrepen een 'bed & breakfast', discotheek, feestzaal en partyboerderij, evenwel met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.66 houtopstand:

bomen, waarvan de omtrek van de stam op 1,30 meter boven het maaiveld gemeten meer dan 30 centimeter bedraagt, en groepen en rijen kleinere bomen en heesters die een min of meer aaneengesloten geheel vormen en een oppervlakte beslaan van niet minder dan 50 m², zoals hagen, houtwallen, broekbosjes, erfbeplantingen en boomgaarden;

1.67 kampeerauto:

een voertuig ingericht voor het dag- en nachtverblijf van personen;

1.68 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
    één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.69 kantoor:

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.70 kantoorgebouw:

een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;

1.71 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.72 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;

1.73 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.74 kleinschalig kampeerterrein:

een kleinschalig kampeerterrein als bedoeld in de Wet op de Openluchtrecreatie;

1.75 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.76 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.77 meubels:

goederen bestemd voor het inrichten van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tafels, stoelen, banken, kasten en bedden met uitzondering van tapijt;

1.78 monumenten:

alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;

1.79 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:

de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;

1.80 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:

de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;

1.81 normaal onderhoud:

werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;

1.82 onderbouw:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;

1.83 onderkomen:

een voor dag- en nachtverblijf van personen of dieren geschikte constructie;

1.84 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;

1.85 openbare nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;

1.86 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.87 perifere detailhandel:

detailhandel, welke ruimtelijk minder goed past in een stadscentrum of in woonwijken, waaronder verstaan wordt detailhandel in:

meubels, woninginrichtingsartikelen, keukens met bijbehorende artikelen, sanitair met bijbehorende artikelen, caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten, kano's, planten, andere tuinartikelen, doe-het-zelf-artikelen en bouwmaterialen;

1.88 plint:

de onderste constructie van steen (waaronder beton) of metaal waarop een gebouw wordt geplaatst en dat zich door vormgeving en/of materiaalgebruik herkenbaar onderscheidt van het gebouw;

1.89 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.90 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.91 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.92 sociale veiligheid:

de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;

1.93 sportieve dagrecreatie:

vormen van dagrecreatie met een sportief karakter, zoals veldsport, tennis en midgetgolf en zaalsport;

1.94 stacaravan:

een caravan, die als een gebouw valt aan te merken;

1.95 standplaats

het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen en vaste plaatsen op snuffelmarkten;

1.96 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.97 stroomweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden;

1.98 tent:

een in hoofdzaak van textiel of andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en nachtverblijf dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken;

1.99 terugliggende bouwlaag:

gedeelte van een gebouw in de vorm van een bouwlaag voorzien van een plat dak en/ of een kap en waarvan het straatgerichte voorgevelvlak een afstand van ten minste 1 meter heeft ten opzichte van het daarmee corresponderende straatgerichte voorgevelvlak van de lager gelegen bouwlaag;

1.100 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.101 verzorgend bedrijf:

het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.102 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel;

1.103 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.104 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.105 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.106 woninginrichtingsartikelen:

goederen, geen meubels zijnde, bestemd voor het stofferen en/of verfraaien van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tapijten en andere vloerbedekking, gordijnen en woningtextiel;

1.107 wooneenheid

elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of 2 persoonshuishoudens en meergezinshuizen;

1.108 woonschip:

een zich op het water bevindend object dat nagenoeg voortdurend dient als woning en waarvoor andere regels betreffende de afmetingen gelden dan voor watervilla's;

1.109 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;

1.110 zolder:

een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de (bouw)hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen;

2.5 de (bouw)hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de vloeroppervlakte van een woning:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;

2.10 de verticale bouwdiepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.11 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:

van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
  2. b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  8. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. j. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van een glastuinbouwbedrijf;
  2. b. gebouwen ten behoeve van het onder a genoemde bedrijf;
  3. c. een bedrijfswoning;
  4. d. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. wegen en paden;
  2. f. parkeervoorzieningen
  3. g. geluidwerende voorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. l. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen, ervan en terreinen van industriële, verzorgende of ambachtelijke bedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. water;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
  3. c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen met inbegrip van lpg;
    2. 2. de verstrekking van water en lucht;
    3. 3. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
    4. 4. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen met inbegrip van lpg;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca, welke niet meer als ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen kan worden beschouwd;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Zonder Lpg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. de verkoop van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;
    2. 2. de verstrekking van water en lucht;
    3. 3. het wassen, doorspuiten en doorsmeren van motorvoertuigen;
    4. 4. aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen ondergeschikte detailhandel en horeca;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van motorbrandstoffen met uitzondering van lpg;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. i. terreinen;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca, welke niet meer als ondergeschikt aan de verkoop van motorbrandstoffen kan worden beschouwd;
  2. b. de ondergrondse en bovengrondse opslag van lpg;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. maatschappelijke voorzieningen;
    2. 2. kantoren;
    3. 3. fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten inclusief reparatie;
    4. 4. computerservice- en informatietechnologie-bureau's;
    5. 5. datacentra;
    6. 6. natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk;
    7. 7. maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek;
  2. b. bijzondere woonvormen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. detailhandel;
  2. d. horeca als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de Lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  3. e. wegen en paden;
  4. f. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. geluidwerende voorzieningen;
  7. i. openbare nutsvoorzieningen;
  8. j. infrastructurele voorzieningen;
  9. k. groenvoorzieningen;
  10. l. speelvoorzieningen;
  11. m. water;

met de daarbij behorende:

  1. n. tuinen, erven en terreinen;
  2. o. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige functies, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd uitgesloten - geluidsgevoelige functie';
  2. b. het gebruik van gebouwen voor detailhandel en horeca, indien:
    1. 1. de vestiging voor detailhandel of horeca is gelegen buiten het gebied Oosterenk - Watersteeg, zoals aangegeven in Bijlage 3 bij de regels;
    2. 2. het brutovloeroppervlak dat gebruikt wordt voor detailhandel of horeca per zelfstandige vestiging meer bedraagt dan 200 m²;
    3. 3. het gezamenlijke brutovloeroppervlak dat gebruikt wordt voor detailhandel of horeca meer bedraagt dan 1000 m²;
  3. c. het gebruik van gronden en gebouwen voor een kinderdagverblijf, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afwijkend gebruik', in welk geval het gebruik voor een kinderdagverblijf is toegestaan op één bouwlaag van het gebouw;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een waterzuiveringsinstallatie, behalve ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie';
  5. e. het gebruik van gronden ten behoeve van parkeren op maaiveld ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel;
  7. g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

8.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 1' wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Parkeergarage' ten behoeve van een gebouwde zelfstandige parkeervoorziening, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen, waaronder één stadion met daarin ruimten voor:
    1. 1. clubruimten, tot een maximum vloeroppervlakte van 6.000 m²;
    2. 2. detailhandel in de branche vrijetijdsbesteding, tot een maximum vloeroppervlakte van 11.000 m²;
    3. 3. dagrecreatie, welke niet plaatsvindt in de open lucht, tot een maximum vloeroppervlakte van 3.000 m²;
    4. 4. fitnesscentrum, tot een maximum vloeroppervlakte van 3.500 m²;
    5. 5. kantoren, tot een maximum vloeroppervlakte van 6.000 m²;
    6. 6. horeca als genoemd in categorie 1 t/m 3 van de Lijst met horecacategorieën, tot een maximum vloeroppervlakte van 2.500 m²;
    7. 7. horeca als genoemd in categorie 4 van de Lijst met horecacategorieën, tot een maximum vloeroppervlakte van 3.500 m², welke meer dan 100 avonden per jaar geopend is;
    8. 8. horeca als genoemd in categorie 5 van de Lijst met horecacategorieën, tot een maximum vloeroppervlakte van 3.500 m², welke meer dan 50 avonden per jaar geopend is;
    9. 9. horeca als genoemd in categorie 6 van de Lijst met horecacategorieën, tot een maximum vloeroppervlakte van 8.750 m²;
    10. 10. een casino, tot een maximum vloeroppervlakte van 1.500 m²;
    11. 11. evenementen, niet zijnde popconcerten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van het stadion voor:
    1. 1. clubruimten voor meer dan 6.000 m²;
    2. 2. detailhandel in de branche vrijetijdsbesteding voor meer dan 11.000 m²;
    3. 3. dagrecreatie, welke niet plaatsvindt in de open lucht, voor meer dan 3.000 m²;
    4. 4. fitnesscentrum voor meer dan 3.500 m²;
    5. 5. kantoren voor meer dan 6.000 m²;
    6. 6. horeca als genoemd in categorie 1 t/m 3 van de Lijst met horecacategorieën voor meer dan 2.500 m²;
    7. 7. horeca als genoemd in categorie 4 van de Lijst met horecacategorieën voor meer dan 3.500 m² welke meer dan 100 avonden per jaar geopend is;
    8. 8. horeca als genoemd in categorie 5 van de Lijst met horecacategorieën voor meer dan 3.500 m² welke meer dan 50 avonden per jaar geopend is;
    9. 9. horeca als genoemd in categorie 6 van de Lijst met horecacategorieën voor meer dan 8.750 m²;
    10. 10. een casino voor meer dan 1.500 m²;
    11. 11. popconcerten;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor een kinderdagverblijf, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afwijkend gebruik';
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. kantoren over alle bouwlagen;
    2. 2. horeca als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 van de Lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, in de onderbouw en de eerste bouwlaag;
    3. 3. sportieve dagrecreatie in de onderbouw en de eerste bouwlaag;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. openbare nutsvoorzieningen;
  4. e. infrastructurele voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. water;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Gemengd - 3' wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2', met dien verstande dat:

  1. a. geluidgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder niet zijn toegelaten;
  2. b. de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrens, bouwvlak, bebouwingspercentage en bouwhoogte niet worden overschreden;

mits:

  1. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. maatschappelijke voorzieningen;
  2. f. sport;
  3. g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie;
  4. h. een natuurontdektuin ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';
  5. i. educatief gebruik;
  6. j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  7. k. geluidwerende voorzieningen;
  8. l. openbare nutsvoorzieningen;
  9. m. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. n. bebouwing.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik anders dan het in artikel 11.1 genoemde, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing', in welk geval het gebruik van het overkragend deel van een gebouw is toegestaan voor zover dit gebruik is toegestaan in de bestemming waarin het hoofdvolume van het gebouw is gelegen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van een horecabedrijf als genoemd in de categorieën 1 tot en met 4 en 6 van de Lijst met horecacategorieën, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. een inpandige bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. openbare nutsvoorzieningen;
  4. f. infrastructurele voorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. speelvoorzieningen;
  7. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoorgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. openbare nutsvoorzieningen;
  4. e. infrastructurele voorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. water;

met de daarbij behorende:

  1. h. tuinen, erven en terreinen;
  2. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bijzondere woonvormen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. e. parkeervoorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. speelvoorzieningen;
  8. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel of ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 15 Sport

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportterreinen;
  2. b. gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. openbare nutsvoorzieningen;
  4. f. infrastructurele voorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. water;

met de daarbij behorende:

  1. i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 16 Tuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.

16.2 Bouwregels

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels

16.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 17 Verkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een stroomweg voor zover het de rijksweg A28 betreft;
  2. b. gebiedsontsluitingswegen;
  3. c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;

met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:

  1. d. 1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op;
    1. 1. de Oude Meppelerweg;
    2. 2. de Boerendanserdijk;
    3. 3. de Dokter van Thienenweg;
    4. 4. de Dokter Hengeveldweg;
    5. 5. de Dokter Klinkertweg;
    6. 6. de Dokter Eeftinck Schattenkerkstraat;
    7. 7. de Dokter van Deenweg;
    8. 8. de Dokter Spanjaardweg;
  2. e. 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op:
    1. 1. de Zwartewaterallee (ten noorden van de oprit naar de A28 richting Utrecht);
    2. 2. de Meppelerstraatweg;
    3. 3. de Ceintuurbaan (ten zuiden van de Dokter van Heesweg);
  3. f. 2 rijbanen elk met 3 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op:
    1. 1. de rijksweg A28;
    2. 2. de Ceintuurbaan (ten zuiden van de oprit naar de rijksweg A28 richting Utrecht tot aan de Dokter van Heesweg);

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. parkeervoorzieningen;
  2. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  3. i. prijsaanduiding ten behoeve van motorbrandstofverkooppunt;
  4. j. geluidwerende voorzieningen;
  5. k. openbare nutsvoorzieningen;
  6. l. infrastructurele voorzieningen;
  7. m. groenvoorzieningen;
  8. n. water;

met de daarbij behorende:

  1. o. bebouwing.

17.2 Bouwregels

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. maatschappelijke voorzieningen;
  2. g. sport;
  3. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  4. i. geluidwerende voorzieningen;
  5. j. openbare nutsvoorzieningen;
  6. k. infrastructurele voorzieningen;
  7. l. water;

met de daarbij behorende:

  1. m. bebouwing.

18.2 Bouwregels

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' wijzigen in de bestemming 'Verkeer - Parkeergarage' ten behoeve van een gebouwde zelfstandige parkeervoorziening, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. scheepvaart;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. woonschepenligplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  2. f. oeververbindingen;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.

19.2 Bouwregels

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. een goede milieusituatie;
  5. e. de bescherming van de groenstructuur;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik anders dan het in artikel 19.1 genoemde, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing', in welk geval het gebruik van het overkragend deel van een gebouw is toegestaan voor zover dit gebruik is toegestaan in de bestemming waarin het hoofdvolume van het gebouw is gelegen;
  2. b. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
  3. c. het gebruik voor woonschepenligplaatsen behalve ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  4. d. het gebruik voor woonschepenligplaatsen voor een groter aantal ligplaatsen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonschepenligplaatsen' aangegeven aantal;
  5. e. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

20.2 Bouwregels

20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.4 Afwijken van de bouwregels

20.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
  2. b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
    1. 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    2. 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  4. d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Wonen - Meergezinshuis

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

21.2 Bouwregels

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21.4 Afwijken van de bouwregels

21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor beroep of bedrijf aan huis, tenzij:
    1. 1. het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    2. 2. het betreft een gebruik voor bedrijf aan huis voor functies die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  3. c. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  4. d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  5. e. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  6. f. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 22 Leiding - Gas

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Leiding - Riool

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waarde - Archeologie

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  2. b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.

25.2 Bouwregels

25.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de waterhuishouding;
  2. b. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  3. c. dijken en kaden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. uiterwaarden;
  2. e. bergingsvijvers;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen wordt gedaan.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de waterberging;
  2. b. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. dijken en kaden;
  2. d. uiterwaarden;
  3. e. bergingsvijvers;
  4. f. wegen en paden;
  5. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik anders dan het in artikel 27.1 genoemde, behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing', in welk geval het gebruik van het overkragend deel van een gebouw is toegestaan voor zover dit gebruik is toegestaan in de bestemming waarin het hoofdvolume van het gebouw is gelegen;
  2. b. een gebruik waardoor een onevenredige afbreuk aan de belangen van de waterberging en de waterhuishouding wordt gedaan.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene Bouwregels

29.1 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's;
  3. c. Onder "voldoende parkeergelegenheid" als bedoeld in artikel 29.1 onder a wordt voor het gebied Oosterenk - Watersteeg, zoals aangegeven in Bijlage 3 behorende bij de regels, verstaan maximaal één parkeerplaats per 50 m² bruto vloeroppervlakte.

29.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 29.1 en 29.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien;
  2. b. het bepaalde in artikel 29.1 en 29.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 30 Geluidzone - Industrie

30.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Marslanden, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  2. b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Marslanden buiten deze grens de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 31 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

31.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het behoud en het herstel van een goede windvang van de windmolen de Passiebloem, welke gelegen is buiten het plangebied ter plaatse van Vondelkade nummer 175.

31.2 Omschrijving van de ligging van de molenbiotoop

Voor de ligging van de molenbiotoop gelden de volgende regels:

  1. a. de molenbiotoop strekt tot 500 meter vanaf de grens van de voet van de molen, zoals met de grens van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' is aangegeven;
  2. b. tot een afstand van 100 meter van de molen verloopt de hoogteligging van de molenbiotoop horizontaal hetgeen inhoudt dat:
    1. 1. bouwwerken in dit deel van de molenbiotoop zijn gelegen, indien de bouwhoogte groter is dan 6,42 meter uitgaande van de stellinghoogte van 6,42 meter van de molen;
    2. 2. de afstand wordt gemeten tussen het bouwwerk en de grens van de voet van de molen;
  3. c. op meer dan 100 meter afstand van de molen geldt voor het verloop van de hoogteligging van de molenbiotoop de 1:50 regel hetgeen inhoudt dat:
    1. 1. in dit deel van de molenbiotoop bouwwerken zijn gelegen met een grotere bouwhoogte dan 1/50e van de afstand, gemeten tussen het bouwwerk en de afstand van 100 meter vermeerderd met 6,42 meter;
    2. 2. de afstand van 100 meter wordt gemeten vanaf de grens van de voet van de molen;
    3. 3. in een stijgende lijn elke 50 meter verder van de grens van de voet van de molen een bouwwerk 1 meter hoger dient te zijn om in dit deel van de molenbiotoop te zijn gelegen;
  4. d. de maximale bouwhoogte van een bouwwerk, dat niet in de molenbiotoop is gelegen, bedraagt vanaf de grens van de voet van de molen:
    1. 1. 6,42 meter tot 100 meter afstand;
    2. 2. 7,42 meter op 150 meter afstand;
    3. 3. 8,42 meter op 200 meter afstand;
    4. 4. 9,42 meter op 250 meter afstand;
    5. 5. 10,42 meter op 300 meter afstand;
    6. 6. 11,42 meter op 350 meter afstand;
    7. 7. 12,42 meter op 400 meter afstand;
    8. 8. 13,42 meter op 450 meter afstand;
    9. 9. 14,42 meter op 500 meter afstand.

31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, welke gelegen is binnen de molenbiotoop, ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de windmolen de Passiebloem.

Artikel 32 Algemene Afwijkingsregels

32.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

32.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
    1. 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
    2. 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  9. i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    3. 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.

32.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 32.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 33 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' en 'Wonen -Meergezinshuis' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen in het plan worden aangegeven, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 34 Wro-zone - Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Gemengd- 2' wijzigen in bestemmingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen of parkeervoorzieningen en erftoegangswegen, mits:

  1. a. voor gebouwen de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 meter en het maximum bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 80%;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 35 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
  2. b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
  3. c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
  4. d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
  5. e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  6. f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

36.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 37 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als:

'bestemmingsplan Ceintuurbaanzone'.

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering

van 27 mei 2013 nummer EC1304-0011.

drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Samenvatting

Inleiding

Dit plan betreft het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone.

Dit bestemmingsplan voor de Ceintuurbaanzone is het 15e plan dat is opgesteld in het kader van het project Zwolle op Orde. Het plan van aanpak voor dit project is in 2003 vastgesteld door de raad.

Voor het plangebied van de Ceintuurbaanzone gelden momenteel 15 bestemmingsplannen. Het oudste plan stamt uit 1972. Het jongste uit 2012.

Beoogd effect

Het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone beoogt te voorzien in een actueel juridisch-planologisch toetsingskader, waarbij behoud van de huidige structuur van het gebied het uitgangspunt is.

Uitgangspunt bij het bestemmen van het bebouwde en het onbebouwde gedeelte in het plangebied is het behoud van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur en het vastleggen van bestaand (sectoraal) beleid dat van toepassing is op het plangebied.

  • De reconstructie van de Ceintuurbaan is planologisch mogelijk gemaakt door middel van diverse bestemmingsplannen. Deze mogelijkheden zijn in het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone overgenomen.
  • De mogelijkheden in werkgelegenheidsgebied Oosterenk zijn overgenomen uit de geldende bestemmingsplannen met daarnaast wat meer flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden. Dit is gedaan met het oog op de pro-actieve aanpak van kantorenleegstand.
    - Op Oosterenk Watersteeg worden naast het gebruik voor kantoren ook het gebruik voor maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen toegestaan. Ook zijn in dit gebied op grond van het geldende bestemmingsplan een aantal bedrijfsactiviteiten toegestaan op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Voor Oosterenk Watersteeg is de mogelijkheid voor het realiseren van kleinschalige horeca en detailhandel overgenomen. Ook geldt voor dit gebied een aangepaste parkeernorm. Wat betreft de beeldkwaliteit wordt getoetst aan het beleid dat verwoord is in het 'Beeldkwaliteitsplan Oosterenk-Watersteeg'.
    - Voor het deel van Oosterenk rondom de Isala Klinieken is het gebruik voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Daarnaast is voor dit gebied flexibiliteit geboden door, net als op Oosterenk Watersteeg, een aantal bedrijfsactiviteiten toe te staan op het gebied van onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van kleinschalige horeca en detailhandel en kinderdagopvang.
  • Ter bescherming van de goede windvang van de molen de Passiebloem is in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding opgenomen voor de molenbiotoop. Hiermee moet rekening worden gehouden bij nieuwbouwprojecten. Daarnaast zal de gemeente bij het aanbrengen en verwijderen van beplanting in het openbaar gebied rekening houden met de windvang van de molen. Echter binnen een cirkel van 100 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, zullen monumentale bomen gehandhaafd worden. Binnen een gebied tussen 100 meter en 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, zullen vitale bomen gehandhaafd worden.
  • In het ontwerpbestemmingsplan is de infrastructuur rondom de Isala Klinieken locatie Sophia toegevoegd aan het plangebied. Zo is de Ceintuurbaan als aaneengesloten deel in het plangebied opgenomen.

In enkele gevallen vinden er beperkte wijzigingen plaats in de bestaande planologische situatie:

  • Op de erven bij woningen zal de nieuwe gemeentelijke standaard voor aan- en bijgebouwen uit 2007 van toepassing zijn. Dit kan leiden tot enige verdichting op erven.
  • Door de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening op 1 januari 2012 moet bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daartoe is een cultuurhistorische analyse opgesteld. In deze analyse zijn een drietal objecten in het plangebied als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Deze objecten zijn in dit bestemmingsplan al voorzien van een conserverende bestemming. Er is echter nader onderzoek nodig naar de wijze en mate van verdere bescherming. Hierop kan niet gewacht worden omdat per 1 juli 2013 het recht op het innen van leges voor een groot deel van het plangebied komt te vervallen. Verdere bescherming zal daarom later plaatsvinden door middel van een partiële planherziening, waarbij de op verdere bescherming gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie met bijbehorende regels zal worden toegevoegd.

Argumenten

Het plan geeft uitvoering aan het project Zwolle op Orde dat erop gericht is voor het jaar 2013 over actuele bestemmingsplannen te beschikken.

Voor het plangebied van de Ceintuurbaanzone zijn nu verschillende bestemmingsplannen van toepassing waarvan de voorschriften erg van elkaar verschillen en slecht toe te passen zijn. Ten slotte zijn in de loop der jaren voor diverse bouwplannen procedures gevoerd op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Deze bouwplannen zijn tot op heden nog niet in een bestemmingsplan verwerkt. Het nieuwe plan voorziet in een actuele, uniforme, eenvoudige en gestandaardiseerde regeling.

Door vaststelling van het plan is het innen van leges voor 10 jaar veilig gesteld.

Op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening vervalt na 1 juli 2013 het recht om ter zake leges te innen voor plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Dit nieuwe plan zal voor 10 jaar na vaststelling recht op inning van leges geven. Bovendien is de verwachting dat het digitaal vervaardigde plan gemakkelijk kan worden bijgesteld.

Financiën

Er zijn geen kosten voor de gemeente.

Dit grotendeels conserverende bestemmingsplan brengt geen extra kosten voor de gemeente met zich mee. Het is niet nodig een exploitatieplan op te stellen.

Communicatie

De reacties van de vooroverleginstanties hebben geleid tot enkele ondergeschikte wijzigingen in het bestemmingsplan.

Op 20 juli 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 21 instanties verzonden met het verzoek om uiterlijk 20 oktober 2012 te reageren.

De provincie Overijssel juichte de actualisering van het plangebied toe. Meegedeeld werd dat het plan bijdraagt aan het ruimtelijk beleid van de provincie.

Voor verdere details over het vooroverleg wordt verwezen naar Hoofdstuk 8 van de toelichting.

1.2 Algemeen

In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheeraspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig. Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013.

Om die reden wordt gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.

Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Op kaart 1 staan de gebieden globaal aangegeven. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100.

Met dit bestemmingsplan Ceintuurbaanzone, worden 15 plannen grotendeels vervangen.

Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis en de bestaande situatie van de Ceintuurbaanzone. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0001.png"

1.3 Doel

In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad in 2003, is de doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.

1.4 Plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Ceintuurbaanzone wordt globaal begrensd door de Ceintuurbaan (met delen van de Floresstraat, de Brederostraat, de Aagje Dekenstraat, de Tesselschadestraat en Leo Majorlaan) aan de westzijde, de Kuyerhuislaan, de Herfterwetering en het Almelose Kanaal aan de zuidzijde, de Westerveldse Aa en het Rechterland aan de oostzijde, en delen van de op- en afritten van de rijksweg A28 aan de noordzijde. Van dit gebied is de locatie van de Isala Klinieken locatie Sophia buiten het plan gelaten.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0002.png"

1.5 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 3:

0100
Bestemmingsplan Aa-landen, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 juni 1972, nr. 235a, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 9 januari 1973, nr. 88687, afd.2;

0702
Bestemmingsplan Buitengebied Zwolle, vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juni 1979, nr. 217, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 21 oktober 1980, nr. 79565, afd. 2, gedeeltelijk goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 27 juni 1986, nr. 112;

0730
Bestemmingsplan Ceintuurbaan - Heinoseweg, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 september 1992, nr. 241/921-23989, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 23 maart 1993, nr. RCP 92/1687, onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 1 september 1994, nr. 94.006793;

1601
Bestemmingsplan Oosterenk, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 april 1977, nr. 113, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 27 juni 1978, afd. 2, nr. 4664, gedeeltelijk goedgekeurd en onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 26 juni 1980, nr. 70;

1602
Bestemmingsplan Oosterenk - herziening 1, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 augustus 1984, nr. 231b, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 2 juli 1985, nr. 30502, afdeling 2;

1605
Bestemmingsplan Oosterenk, herziening 3, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 juni 1992, nr. 152, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 17 november 1992, nr. RGP 92/1255;

1610
Bestemmingsplan Isala Klinieken - locatie Sophia, vastgesteld bij raadsbesluit van 9 juli 2012, nr. EC1007-0032, onherroepelijk geworden op 30 augustus 2012;

1620
Bestemmingsplan Oosterenk-Watersteeg, vastgesteld bij raadsbesluit van 30 augustus 2004, nr. OWP 04-223, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 1 november 2004, nr. RWB/2004/3414;

1621
Bestemmingsplan Oosterenk - Watersteeg, 1e partiële herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 8 februari 2010, nr. EC 0911-0125, onherroepelijk geworden op 1 april 2010;

1622
Bestemmingsplan Oosterenk - Watersteeg, 2e partiële herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 oktober 2012, nr. OW1209-0106, onherroepelijk geworden op 27 december 2012;

1630
Bestemmingsplan Oosterenk-Stadioncomplex, vastgesteld bij raadsbesluit van 2 juli 2007, nr. EC0703-0056, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 26 februari 2008, nr. 2008/031032, onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 november 2008, nr. 200802891/1;

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0003.png"

2000
Bestemmingsplan de Vrolijkheid, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 augustus 1972, nr. 3262, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 12 juni 1973, nr. 5646, afd. 2;

2105
Bestemmingsplan Thematische partiële herziening Molenbiotoop, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 september 2004, nr. ECS04-206, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 30 november 2004, nr. RWB/2004/3416;

9001
Bestemmingsplan Ceintuurbaan noord, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 september 2008, nr. ECS 0808-0119, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel bij besluit van 10 maart 2009, nr. 2009/0032568;

9002
Bestemmingsplan Ceintuurbaan V, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 juni 2010, nr. EC1002-0048, onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 oktober 2011, nr. 201007860/1.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Algemeen: Het gebied maakte in 1832 deel uit van de 'Landen agter den Oosterenk'. Het gebied heeft als oostgrens het riviertje de Aa en wordt gekenmerkt door een onregelmatige blokverkaveling. De ondergrond van Zwolle kan gekenmerkt worden als een wasbordstructuur; hogere gebieden (dekzandruggen) worden afgewisseld met lagere, nattere gebieden (rivieren en beekdalen). In de dalvormige, drassige komkleilaagten rondom de Zwolse dekzandruggen stroomde het water van het zuidoosten naar het noordwesten, de kant op van Mastenbroek. Tussen de zandhoogte van Dieze-Oosterenk en die van Langenholte-Berkum werd het water afgevoerd door de Westerveldse Aa.

Haaks op deze wasbordstructuur ligt de hoofdinfrastructuur van Zwolle. Tot net na de oorlog was de Diezerstraat met zijn aanloopstraten het belangrijkste onderdeel van de infrastructuur. Vanaf de jaren ´50 /´60 is de rijksweg A28 het belangrijkste onderdeel van de infrastructuur. De oriëntatie van deze wegen is tegengesteld aan die van de ondergrond: dus van het zuidwesten naar het noordoosten.

Het gebied bevindt zich dus op de overgang van de dekzandruggen van Dieze en Wipstrik naar het beekdal van de Westerveldse Aa. De Westerveldse Aa was oorspronkelijk de natuurlijke grens tussen de stad Zwolle en het omliggende buitengebied. Het zijn deze delen van de stad waar zich door de tijd heen continu stedelijke transformatieprocessen afspelen. De ruimtelijk functionele kenmerken van de gebied zijn: een sterke menging van functies, waaronder bedrijven, kantoren, onderwijsinstellingen, gezondheidszorg, sport en recreatie, etc.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0004.jpg"

Kaart 4: een fragment uit de historische atlas van de situatie rond 1917.

Oosterenk Stadioncomplex: Na de aanleg van enkele kleine terreinen opende de Stilo (Stichting Lichamelijke Opvoeding) in 1935 het gemeentelijk sportpark aan de Ceintuurbaan. Dit heeft dienst gedaan tot 1974. Belangrijk onderdeel van het sportpark was het stadion van PEC Zwolle (PH (Prins Hendrik) - EDN (Ende Desespereert Nimmer) - Combinatie). Deze vereniging was de voorloper van FC Zwolle dat in 2012 wederom vernoemd is tot PEC Zwolle. In 2007 is het oude Oosterenk Stadion gesloopt en is begonnen met de uitvoering van de plannen voor de bouw van het nieuwe Oosterenk stadioncomplex van PEC Zwolle, dat op dezelfde plaats is teruggebouwd.

Wipstrikpark: De locatie aan de Nieuwe Wetering was tot een aantal jaren geleden in gebruik als kleinschalig bedrijventerrein. Hier was een betonfabriek gevestigd, naast enkele typische stadsrandactiviteiten, zoals opslag en expositie. Na verplaatsing van de meander van de Nieuwe Wetering is de locatie in de loop van de 20e eeuw geleidelijk in gebruik genomen voor stedelijke functies als wonen.

2.2 Bestaande Situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.

2.2.1 Archeologische structuur

In dit bestemmingsplan liggen hoofdzakelijk gebieden met een archeologische waarde van en 0% en 10%. De gebieden met een waarde van 0% zijn al archeologisch onderzocht en dus vrijgegeven. Het gaat om een terrein aan de noordzijde van de Ceintuurbaan op de hoek Ceintuurbaan/Kuyerhuislaan en een terrein tussen de Ceintuurbaan en Wipstrikkerallee ten oosten van Urbana. Van dit laatste deelgebied is een archeologisch verslag verschenen. In gebieden met een archeologische waarde van 10% is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Aan de zuidzijde van de Ceintuurbaan ligt ten westen van Urbana een klein gebiedje met een archeologische waarde van 50%. Voor dit gebied geldt dat een Inventariserend Veldonderzoek middels proefsleuven noodzakelijk is. Dit onderzoek zal vooral gericht zijn op de mogelijk voor aanwezigheid van prehistorische en middeleeuwse bewoning. Daarnaast kunnen ook sporen uit een minder ver verleden worden vastgelegd en gedocumenteerd. Voorbeelden zijn sporen van de wielerbaan of andere aan de uitspanning gerelateerde gebouwen of objecten.

De archeologische waardering van het plangebied is aangegeven op kaart 5. Het nummer in de tekst correspondeert met het nummer op deze kaart.

221
locatie: gebied ten westen van Urbana
waardering: 50%

Dit gebied ligt op een dekzandrug en maakt later deel uit van de Oosterenk. De naam Oosterenk verwijst naar een enk of es. Essen zijn hoger gelegen akkers die gekenmerkt worden door een plaggendek van minimaal 50 cm. Op deze essen liggen vaak belangrijke archeologische sporen. Het plaggendek zorgde voor een natuurlijke bescherming van de sporen. Daarnaast zijn de assen vaak aangelegd op of aan de rand van natuurlijke dekzandruggen. Dit zijn de locaties die in de prehistorie en middeleeuwen werden uitgekozen om te gaan wonen.

In het begin van de 19de eeuw is op het uiteinde van de dekzandrug door notaris J. van der Gronden een villa gebouwd. Deze villa Urbana is vanaf 1924 gebruikt als theehuis en uitspanning. Ten westen van de uitspanning is op 24 maart 1934 een wielerbaan geopend. Op deze wielerbaan zijn veel belangrijke wedstrijden gereden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de grenenhouten baan weer afgebroken en als brandstof gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0005.png"

2.2.2 Cultuurhistorische structuur

Voor Ceintuurbaanzone is in 2012 een cultuurhistorische analyse opgesteld. De bijbehorende waardenkaart is als Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren aan deze toelichting toegevoegd.

De in deze rapportage gepresenteerde cultuurhistorische analyse is een verdere verdieping van de historische component van de wijk. De analyse vertelt het verhaal van het gebied van de Ceintuurbaanzone aan de hand van een aantal belangrijke ruimtelijke thema's en beschrijft de belangrijke relicten van de historische ontwikkeling, die we in het gebied kunnen zien. Deze onderdelen vormen de cultuurhistorische component van de Ceintuurbaanzone. Zij zijn de cultuurhistorische dragers van het gebied.

De volgende onderdelen komen in de analyse aan de orde:

  • Beknopte beschrijving van de historisch-ruimtelijke ontwikkelingen van het plangebied Ceintuurbaanzone in hoofdlijnen;
  • Beschrijving en overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (objecten, structuren);
  • Kwalificatie van de cultuurhistorische kwaliteit van alle aanwezige bebouwing (indifferent, attentiewaarde, waardevol, zeer waardevol);
  • Duiding van de cultuurhistorische waarden, in woord en beeld (cultuurhistorische kaart);
  • Aanbevelingen ter behoud en versterking van de aspecten met een hoge cultuurhistorische waarde;
  • Historisch kaart- en beeldmateriaal.

Een beperkt aantal gebouwen en structuren in het plangebied zijn als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Informatie over de bescherming van de cultuurhistorische waarden is de vinden in te vinden in paragraaf 5.7 Cultuurhistorie in het hoofdstuk Planbeschrijving.

2.2.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.

2.2.4 Functionele structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het wonen, de centrumvoorzieningen, de sport- en recreatieve voorzieningen, de overige maatschappelijke voorzieningen en de economische voorzieningen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Vaak wordt gedacht dat in een 'ideale situatie' al het relevante beleid vastligt voor alle aspecten die in een bestemmingsplan worden geregeld. In zo'n situatie is ook iedere afweging van (tegenstrijdige) belangen te baseren op afgerond onderzoek en het vastgestelde beleid.

Het opstellen van een bestemmingsplan bestaat in deze situatie uit het projecteren van de 'eindbeelden' aan het eind van de planperiode van tien jaar, waarbij het plan volledig wordt gebaseerd op vastgesteld beleid. De kans is echter groot dat hiermee uiteindelijk een te star plan ontstaat, dat in korte tijd achterhaald zal blijken te zijn.

Overigens zal de 'ideale situatie' zich in de praktijk niet snel voordoen. Het is namelijk uitgesloten dat alle relevante beleidslijnen zijn vastgelegd op het moment dat een bestemmingsplan wordt opgesteld. Het ontwikkelen van beleid is, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen, een continu proces.

Het bestemmingsplan hoeft zich echter niet te beperken tot het projecteren van 'eindbeelden'. Door gebruik te maken van diverse planfiguren zoals een wijzigings- of uitwerkingbevoegdheid, afwijkingsbevoegdheden en de bevoegdheid om nadere eisen te stellen kan het bestemmingsplan een instrument zijn waarmee (maatschappelijke) ontwikkelingen worden begeleid of in de gewenste richting worden gestuurd.

Dit plan is gebaseerd op het beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken

(zie Bijlage 1 Overzicht beleidsnota's).

3.2 Ruimtelijk Beleid

Dit plan is gebaseerd op beleid neergelegd in diverse vastgestelde beleidsuitspraken (zie Bijlage 1Overzicht beleidsnota's). Voor een aantal voor dit plan relevante onderwerpen wordt het beleid hierna nader toegelicht.

3.2.1 Structuurplan 2020

Structuurplan Zwolle 2020

Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma´s voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.

De Ceintuurbaan is aangeduid als onderdeel van de buitenring van de Zwolle. De buitenring geeft aansluiting op de A28 en er komen provinciale wegen op uit. De buitenring zal in de toekomst nog intensiever gebruikt. De doorstroming van auto's en de veiligheid van overstekende fietsers komt hierdoor in het geding. Daarom zijn er nieuwe fietsbruggen of fietstunnels voorzien. Het structuurplan geeft bij drie plekken op de Ceintuurbaan aan dat een fietsroute met tunnel gewenst is. Dit zijn de kruising met de Dokter Spanjaardweg - Leo Majorlaan, de kruising met de dokter van Heesweg - Tesselschadestraat en de kruising met de Meppelerstraatweg - Oude Meppelerweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0012.png"

De kantorenlocatie Oosterenk en de locatie van het Oosterenk Stadioncomplex zijn op de structuurplankaart aangeduid als 'centrumstedelijk gebied'. Centrumstedelijk gebied is gebied met gemengde functies zoals werken en voorzieningen. Het Structuurplan geeft aan dat versterking van dit centrumstedelijk gebied gewenst is bij onder andere Oosterenk en Oosterenk Watersteeg. Aangegeven wordt dat Oosterenk als werklocatie belangrijk is voor de solide economische structuur van Zwolle. Het is een werklocatie met een mix van regionale en stedelijke functies als kantoren, dienstverlening, onderwijs, gezondheidszorg, aangevuld met detailhandel en voorzieningen op het gebied van vrije tijd en uitgaan. Het Oosterenk stadioncomplex wordt genoemd als een belangrijke voorziening voor de Zwolse inwoners. Het structuurplan geeft aan dat Oosterenk niet geschikt is als woonlocatie.

Het structuurgroen in het plangebied bestaat uit de sportvelden achter het Oosterenk stadioncomplex, de groenvoorzieningen langs de Ceintuurbaan en de Wipstrikkerallee en de kades van de Nieuwe Vecht.

Het woongebied Wipstrikpark is aangeduid als stedelijk woonmilieu. Dit woonmilieu komt vooral voor in overgangsgebieden van centrumstedelijk naar monofunctionele woongebieden. De diversiteit binnen dit gebiedstype is groot. De naoorlogse wijken bestaan vooral uit gestapelde woningen afgewisseld met grondgebonden woningen en er is veel openbaar groen.

Verder voorziet het structuurplan voor de komende periode (tot 2020) geen ontwikkelingen die zullen leiden tot grote veranderingen van het bestaande plangebied. De gemeentelijke opgave ligt dan ook met name op het beheer van het gebied. Een belangrijk onderdeel van dit beheer is gericht op het bewaken van de bestaande ruimtelijke kwaliteit.

Om die reden zijn in dit bestemmingsplan geen structurele veranderingen opgenomen. Het plan heeft een conserverend karakter en is in eerste instantie gericht op planologisch beheer. Daarbij worden de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten zo objectief mogelijk vastgelegd, zowel kwalitatief als kwantitatief.

Uitvoeringsprogramma Structuurplan Zwolle 2020

Het uitvoeringsprogramma structuurplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 september 2009 en geeft de voortgang in de structuurplandoelstellingen weer. Verder geeft het uitvoeringsprogramma aan hoe de doelstellingen op het gebied van wonen, kantoor, bedrijven, groen, bereikbaarheid, water en duurzaamheid bereikt kunnen worden en welke projecten hiervoor gepland staan.

Wat betreft de bereikbaarheid wordt aangeven dat de verbreding van onder andere de Ceintuurbaan in uitvoering is. In de herprofilering van de Ceintuurbaan zijn fietstunnels opgenomen.

Voor wat betreft kantoren wordt aangegeven dat de doelstelling is om circa 300.000 m2 BVO te realiseren tot en met 2020. Geconcludeerd wordt dat kwantitatief nu al voldoende kantoorlocaties in ontwikkeling zijn in Zwolle om deze doelstelling te behalen. Voor het lopende uitbreidingsprogramma met kantoren op de Oosterenk (gebied Watersteeg) worden vooralsnog geen problemen voorzien.

3.2.2 Welstandsnota

Algemeen

De welstandsnota is op 7 juni 2004 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.

De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken.

Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.

Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.

Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan voor de Ceintuurbaanzone, is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt.

Gebiedsgericht welstandsbeleid

Voor het deel van het plangebied ten oosten van de Ceintuurbaan is in de welstandsnota beschrijving nummer 11 'Gemengde zones' van toepassing. Voor de omgeving van Wipstrikpark is gebiedsbeschrijving nummer 3 'Oudere uitbreidingswijken' van toepassing. Hieronder zijn van deze gebieden de beleidskeuzes die hier in het kader van welstand gemaakt zijn samengevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0013.png"

Beleidskeuzes

waardering

De gebieden hebben een bijzondere ruimtelijke kwaliteit, vanwege de ligging in de stad en de goede ontsluitingsmogelijkheden. Grootschalige stedelijke instellingen, voorzieningen en bedrijven gebruiken deze gebieden als representatieve en functionele vestigingsplaatsen.

dynamiek

Door de schaalvergroting van de diverse functies en het veranderende belang van de diverse ontsluitingsroutes, transformeren de functies en/of de gebouwen in de gemengde zones regelmatig.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Versterken van de kwaliteit van de gebieden als hoogwaardig stedelijk verblijfsgebied.
  • Respecteren van de diversiteit aan gebouwen en gebouwenensembles.
  • Versterken van de relatie van gebouwen en gebouwenensembles met de stedelijke structuur, de wegen en de langzaam verkeersroutes.

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • beeldkwaliteitsplan Oosterenk-Watersteeg;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken.
Bij de welstandstoets van een bouwplan in de gemengde zones zijn de volgende criteria van belang.

Plaatsing

  • De gebouwen of de gebouwenensembles oriënteren zich meerzijdig op de openbare ruimte.
  • De entreezijde van de bebouwing is herkenbaar vormgegeven en oriënteert zich op de openbare ruimte.

Massa en vorm

  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en het materiaal- en kleurgebruik.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in architectuur van de gehele gevel.

Detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw zijn het materiaal- en het kleurgebruik zorgvuldig afgestemd op de architectonische verschijningsvorm.

Erfafscheidingen

  • Erfafscheidingen worden terughoudend toegepast;
  • Erfafscheidingen zijn transparant, bij voorkeur uitgevoerd als groen;
  • Bij de toepassing van hekwerken is het gebruik van stijlenhekwerken het uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0014.png"

Beleidskeuzes

waardering

De planmatige opzet van de oudere uitbreidingswijken heeft geresulteerd in bijzonder gewaardeerde woongebieden. De grote diversiteit aan woningentypologieën, openbare ruimte en de samenhangende groenstructuur vormen hiervoor de basis.

dynamiek

Woningen worden door middel van kleinschalige uitbreidingen aangepast aan de veranderende woonwensen. Door de sterke samenhang in de wijk en de planmatige opzet is de noodzaak voor veranderingen in de wijken gering.

beleid

  • Het niveau van de welstandstoetsing is regulier.
  • Behouden van de samenhangende ruimtelijke structuur van de wijken en de karakteristieken van de bebouwing.
  • Behouden van de samenhangende straatprofielen met verspringende rooilijnen en geïntegreerde overgangen van privé en openbaar (voor- en achtertuinen).
  • Behouden van de architectonische kenmerken van de vooroorlogse woningbouw: de ambachtelijke detaillering, het eenduidig materiaal- en kleurgebruik, de diverse kapvormen met overstek en de bijzondere accenten aan de gevel.
  • Respecteren van de verfijnde compositie van massa en dakvorm en aandacht voor architectonische accenten aan de gevel bij veranderingen aan naoorlogse woningen.
  • Behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en het monumentale karakter van de historische lijnen (Diezerenk, Holtenbroekerweg).

Overige voor welstand relevante beleidsstukken:

  • bestemmingsplan;
  • reclamebeleid.

Welstandscriteria

Plaatsing

  • De perceellering, de positie en de oriëntatie van de bebouwing in de directe omgeving zijn richtinggevend.
  • Bestaande rooilijnen zijn richtinggevend.

Massa en vorm

  • De bestaande schaal van de bebouwing in de omgeving is uitgangspunt bij uitbreiding en vervanging van de bebouwing.
  • Bij verandering van kapvorm de samenhang binnen de complexen bewaren.
  • In het bouwwerk bestaat samenhang tussen de samenstellende delen van dat bouwwerk.
  • Massa en vorm reageren op de belendende bebouwing.
  • De bestaande kapvorm en kaprichting zijn richtinggevend. Het toevoegen van een extra laag of een kap respecteert het straatbeeld en de architectuur van de hoofdmassa.
  • Bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.

Gevels

  • Bij verbouw en renovatie is respect voor de oorspronkelijke gevelopbouw en is het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw vormt de bebouwing in de omgeving voor wat betreft stijlkenmerken, materialisering en kleurgebruik het uitgangspunt.
  • De maat en schaal van de gevelindeling wordt gerespecteerd.
  • Er is eenheid in de architectuur van de gehele gevel.
  • Bij verbouw en renovatie wordt zorgvuldig omgegaan met karakteristieken zoals hoekoplossingen, entreepartijen en erkers.

Detaillering, kleur en materiaal

  • De detaillering bij aanpassing, verbouw of renovatie krijgt eenzelfde mate van aandacht als die bij de bestaande architectuur.
  • Bij aanpassing, verbouw of renovatie is het oorspronkelijke kleurgebruik uitgangspunt.
  • Bij nieuwbouw is het oorspronkelijke kleurgebruik in de omgeving uitgangspunt.
  • Bij verbouw of renovatie is het oorspronkelijk materiaalgebruik uitgangspunt.

Erfafscheidingen

  • Bij erfafscheidingen aan de openbare weg de eenheid in bestaande oplossingen respecteren.

3.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid

Cultuurhistorie / monumentenzorg

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verder gaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. Het credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten op basis van het daartoe op 1 januari 2012 gewijzigde besluit ruimtelijke ordening bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een plangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Archeologie

Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.

Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).

3.4 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijksbeleid en het provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie, welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

In de Mobiliteitsvisie is de Ceintuurbaan gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg type A (70 km/uur). De A28 is een regionale stroomweg. De Oude Meppelerweg, Meppelerstraatweg en Boerendanserdijk zijn aangewezen als gebiedsontsluitingsweg B met een maximale snelheid van 50 km/uur. De Brederostraat en Wipstrikkerallee zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg. Op de Brederostraat geldt sinds 2010 een snelheid van 30 km/uur. Het zuidelijke deel van de Wipstrikkerallee moet nog worden ingericht als een 30 km/uur weg.

Aanvullend hierop is het beleid Prioriteitswegen Zwolle vastgesteld. In dit beleid is vastgelegd welke wegen van belang zijn als route voor de hulpdiensten. Het doel is dat door de werking van het beleid Prioriteits- wegen Zwolle de veiligheid verbetert doordat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten is gewaarborgd.

3.5 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

In het Groenbeleidsplan Zwolle, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, is de stedelijke hoofdgroenstructuur aangewezen. Daarbij werd bepaald dat ook de boombeplanting en de groene bermen van de hoofdwegenstructuur behoort tot de stedelijke hoofdgroenstructuur, vanwege het op stedelijk niveau structurerende karakter en het bevorderen van de oriëntatie en de stedelijke identiteit. De kwalificatie van dit groen als structuurgroen is door het Structuurplan Zwolle 2020 overgenomen. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart 7 Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen in paragraaf 2.2.3.3).

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.

Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

3.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand. Dit heet 'een goede kwantitatieve toestand'.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Deltawet

Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.

De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om ons land voor te bereiden op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.

Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over:

  • de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid;
  • de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater;
  • het peil van het IJsselmeer;
  • de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en;
  • hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een Omgevingsvisie en een Omgevingsverordening. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

3.7 Volkshuisvestingsbeleid

Het beleid op het terrein van de volkshuisvesting en de woningbouw is vastgelegd in de Woonvisie en in de jaarlijkse Woonprogramma's. Voor wat betreft woonschepenligplaatsen is de Ligplaatsenverordening woonschepen van toepassing. Het beleid is er op gericht voldoende huisvestingsmogelijkheid te bieden voor hen die in Zwolle willen wonen. Het streven is gevarieerde woonmilieus te realiseren: van centrumstedelijk tot dorps. In het beleid is geen specifieke aandacht gegeven aan de woonlocaties binnen het plangebied van de Ceintuurbaanzone.

3.8 Sportbeleid

In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze nota bevat de beleidsdoelstellingen en ambities voor de sport in Zwolle op het gebied van breedtesport, topsport en sportaccommodaties. De sportnota is nog dusdanig actueel dat deze ook voor de komende collegeperiode als het geldende sportbeleid geldt. Als uitvloeisel van het sportbeleid is eind 2009 het Masterplan Sportaccommodaties door de raad vastgesteld. Deze bevat het actuele sportaccommodatiebeleid. Het masterplan schetst de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020.

3.9 Recreatiebeleid

Het gemeentelijke beleid voor speelvoorzieningen is in juli 2000 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beleid is neergelegd in de nota 'Speelruimte in Zwolle'.
Het doel van de nota is het vastleggen van het belang van spelen voor de jeugd en de wijk, het formuleren van normen en criteria voor spel, sport en ontmoetingsruimten en het geven van een plan voor een wijkgerichte aanpak.

Het gemeentelijke beleid voor speelvoorzieningen is in juli 2000 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit beleid is neergelegd in de nota 'Speelruimte in Zwolle'. Het doel van de nota is het vastleggen van het belang van spelen voor de jeugd en de wijk en het formuleren van normen en criteria voor spel, sport en ontmoetingsruimten

In de Recreatievisie 2004 wordt het belang van goede recreatieve mogelijkheden in en om de stad benadrukt. Het aantrekkelijke en afwisselende buitengebied van Zwolle biedt veel mogelijkheden voor uiteenlopende vormen van recreatie en toerisme. In de Visie wordt gesteld dat deze mogelijkheden moeten worden versterkt, uitgebreid en gedifferentieerd. De voorzieningen zullen voortdurend afgestemd moeten worden op de veranderende behoeften en wensen van de recreant en toerist. Voorts wordt geconstateerd dat het recreatieve routenetwerk in en om de stad verder geoptimaliseerd kan worden. De ambities voor de extensieve recreatie (o.a. fietsen en wandelen) zijn onder andere:

  • Optimaliseren van de kwaliteit van het routenetwerk,
  • Zorgen voor een divers recreatie aanbod,
  • Bereikbaarheid van het buitengebied garanderen en vergroten.

3.10 Beleid Overige Maatschappelijke Voorzieningen

Het accommodatiebeleid is ondersteunend aan het gemeentelijk sociaal beleid. Accommodaties vormen de fysieke uitkomst van beleidsontwikkeling op terreinen als welzijn, zorg, sport, onderwijs en cultuur. Voor zover belanghebbende groepen daartoe niet in staat zijn, zorgt de gemeente in de voorwaardenscheppende sfeer voor voldoende en kwalitatief goede accommodaties, evenwichtig over de stad gespreid. Voorts moet het strategisch accommodatiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstelling dat Zwolle levensloopbestendige wijken krijgt. Hiervoor moet het voorzieningenniveau op peil, toegankelijk en aantrekkelijk zijn. Voorzieningen voor jong en oud, draagkrachtig en minder draagkrachtig, autochtoon en allochtoon, mensen met of zonder beperking.

3.11 Economisch Beleid

Beroep aan huis wordt toegestaan.

Kantorenbeleid

In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad op 16 december 2010. Aandachtspunt in de nota is de landelijke trend van krimp in de vraag naar nieuwe kantoren. De kantorenmarkt ontwikkelde zich van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Per saldo moet Zwolle rekening houden met een lagere afzet van nieuwe kantoren dan in de afgelopen decennia het geval was.

Zwolle is door haar ligging en stedelijke kwaliteiten (bereikbaarheid/woonmilieus/onderwijs/jonge bevolking) in het landelijke concentratieproces op de kantorenmarkt zeer goed in staat om nieuwe werkgelegenheid aan te trekken. Belangrijk uitgangspunt is dat Zwolle inzet op aantrekkelijke kantorenmilieus.

De kantorenlocatie Oosterenk heeft zeker potenties. Toch zal de gemeente samen met betrokken marktpartijen aan de slag moeten om het gebied bij de tijd te halen en te houden. Om de structurele kantorenleegstand op Oosterenk zo effectief mogelijk aan te pakken heeft op 26 oktober 2010 een tafelconferentie plaatsgevonden op initiatief van de wethouder Economische Zaken met vastgoedeigenaren, makelaars en het Isala ziekenhuis. Door het maken van afspraken tussen private partijen kan er gestart worden met een gebiedsvisie inclusief een samenwerkingsovereenkomst met een heldere ontwikkel- of transitiestrategie. De meest effectieve oplossing voor de aanpak van de leegstand in Zwolle wordt vooral gezocht in het samenwerken met de eigenaren, transformatie, investeren en promotie en acquisitie. Voor Oosterenk is de autobereikbaarheid en een marktconforme parkeernorm essentieel om de leegstand van kantoren tegen te gaan.

In de Herorientatie Vastgoedprogramma's (februari 2013) is benoemd dat de actuele economische ontwikkelingen vragen om in te zetten op flexibiliteit, een marktgeorienteerde aanpak en maatwerk bij het faciliteren van initiatieven.

3.12 Detailhandelsbeleid

Kadernota detailhandel 2012-2020, TopWinkelstad Zwolle

De Kadernota Detailhandel geeft een beeld van het detailhandelsbeleid voor de periode tot 2020. Deze nota is vastgesteld door de gemeenteraad in april 2012. Het algemene doel is versterking van de aantrekkelijkheid van Zwolle als winkelstad, voor zowel eigen inwoners als bezoekers uit de regio. Het beleid is erop gericht om evenwicht te brengen tussen ruimte geven aan dynamiek/nieuwe ontwikkelingen en het behoud/versterken van de bestaande winkels. En dit in een steeds veranderende winkelomgeving.

Het Oosterenk Stadioncomplex komt in het detailhandelsbeleid specifiek aan bod. Gesteld wordt dat het niet gewenst om is bij rechte uitbreidingsmogelijkheden voor perifere detailhandel te creëren.

Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel

Op 7 september 2010 hebben burgemeester en wethouders de beslisnota Verruiming en verduidelijking perifere detailhandel: vastgesteld en een informatienota hierover naar de raad gezonden. Besloten is om op de huidige bedrijventerreinen alleen winkels toe te laten waar volgens het bestemmingsplan ook daadwerkelijk een winkelbestemming ligt.

Voor het Oosterenk Stadioncomplex is het niet gewenst om nieuwe initiatieven van perifere detailhandel bij rechte toe te staan. Indien een initiatief voor perifere detailhandel op deze locatie gewenst blijkt zal hiervoor een nieuwe planologische procedure doorlopen moeten worden.

3.13 Horecabeleid

In Zwolle is uitsluitend voor de binnenstad horecabeleid vastgesteld. Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan 'Beschermd Stadsgezicht'. Dit betekent dat voor de Ceintuurbaanzone geen specifiek horecabeleid is vastgesteld.

Hotelnota 2003

In de Hotelnota 2003 is het perspectief voor de hotelmarkt in Zwolle verwoord. Het aanbod van hotelaccommodaties in Zwolle werd in de Hotelnota 2003 als beperkt gezien in vergelijking met andere middelgrote steden. In de nota zijn gebieden voor hotelontwikkeling aangegeven. De hotellocatie in het Oosterenk stadioncomplex en de hotellocatie van Urbana worden genoemd als gewenste hotelontwikkelingen.

3.14 Coffeeshopbeleid

Het Zwolse coffeeshopbeleid gaat, onder andere, uit van de handhaving van maximaal 5 te gedogen coffeeshops in Zwolle. Deze te gedogen coffeeshops zijn niet gevestigd in het plangebied van de Ceintuurbaanzone.

3.15 Prostitutiebeleid

In het Zwolse prostitutiebeleid is het maximum aantal seksinrichtingen vastgesteld op 10 (inclusief escortbedrijven). Deze mogen zich alleen bevinden in het zogenaamde vestigingsgebied. Het vestigingsgebied is niet gelegen binnen het plangebied van de Ceintuurbaanzone.

3.16 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.

In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied. Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en .zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.

Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, duurzaamheid en bodemkwaliteit zijn relevant voor de Ceintuurbaanzone. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.

Het plangebied van de Ceintuurbaanzone behoort grotendeels tot het gebiedstype 'kantoren en voorzieningen'. Voor het gebied ten zuidoosten van de Heinoseweg, ook wel Wipstrikpark genoemd, is het gebiedstype 'groenstedelijk' van toepassing.

Per gebiedstype staan hieronder de grenswaarden vermeldt.

Gebiedstype
Wegverkeer Railverkeer Industrie
Kantoren en voorzieningen 63 dB 68 dB 55 dB(A)
Groenstedelijk 53 dB 63 dB 55 dB(A)

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
  • knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden.

Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen: beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:

  • overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
  • een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
  • veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
  • zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 heeft de gemeenteraad het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het plangebied van de Ceintuurbaanzone wordt grotendeels gekarakteriseerd als gebiedstype 'kantoren en voorzieningen'. Voor dit gebiedstype geldt dat een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. Binnen het gebiedstype geldt dat er in principe geen plek is voor bestaande of nieuwe risicovolle activiteiten mits de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft.

Een klein deel van het plangebied ligt in het gebiedstype 'groenstedelijk'. Dit is het gebied ten zuidoosten van de Heinoseweg, ook wel Wipstrikpark genoemd. Voor dit gebiedstype geldt dat een overschrijding van de oriëntatiewaarde niet is toegestaan tenzij dit vanuit locatiespecifieke kenmerken en maatregelen te verantwoorden is. Een beperkte toename van het groepsrisico is mogelijk afhankelijk van het huidige niveau en de locatiespecifieke kenmerken en maatregelen. Geen ruimte voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft.

Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (ten aanzien van het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen.

Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.

Bodem

Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit in werking getreden. In dat kader heeft de gemeente Zwolle op 9 december 2008 een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld, waarop voor de hele gemeente wordt aangegeven welke functie de bodem heeft of welke functie in de toekomst wordt nagestreefd. De functieklassenindeling is gebaseerd op het gebiedsgericht milieubeleid van de gemeente. Daarnaast is op 1 december 2009 door de gemeente een bodemkwaliteitsklassenkaart vastgesteld. De indeling van deze kwaliteitsklassen is gebaseerd op de huidige bodemkwaliteit van de deelgebieden.

Volgens het gemeentelijke Bodembeleidsplan (van kracht per 11 januari 2010) mag de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs worden gebruikt bij het herontwikkelen van een locatie. Eventueel vrijkomende grond mag volgens het bodembeleid binnen de gemeente worden hergebruikt met de bodemkwaliteitsklassenkaart als kwaliteitsbewijs. Voorwaarde hiervoor is dat de locatie niet verdacht wordt van bodemverontreiniging op basis van het huidige of historische gebruik, en er geen (al dan niet gesaneerd) geval van bodemverontreiniging bekend is.

Indien er aanwijzingen zijn dat de bodemkwaliteit niet geschikt is voor de functie, kan een bodemonderzoek nodig zijn om te bepalen of de locatie gesaneerd dient te worden. In principe worden verontreinigingen in de bovengrond functiegericht gesaneerd. Dit houdt in dat een locatie geschikt wordt gemaakt voor de functie. De terugsaneerwaarde is afhankelijk van de functie van de locatie en gericht op het voorkomen van eventuele risico's. Bij een functiegerichte sanering wordt daarom vaak een leeflaag aangebracht, die contact met de verontreinigde grond moet voorkomen.

Duurzaamheid

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad een duurzaamheidsvisie vastgesteld, waarin ambities en doelstellingen zijn opgenomen voor de Gemeente Zwolle. Er zijn vijf principes (koester diversiteit, duurzaamheid als leidend principe, duurzaamheid is van en voor de stad, benutten lokale bronnen, transitie en innovatie) van duurzaamheid genoemd die als inspiratie en richtlijn dienen voor de uitvoering van duurzaamheid. De principes van duurzaamheid zorgen ervoor dat gestructureerd wordt nagedacht over duurzaamheid in alles wat we doen, van bedrijfsvoering tot beleidsontwikkeling en -uitvoering en de samenwerking met partijen in de stad.

In 2009 heeft het college een interimklimaatbeleid vastgesteld met betrekking tot nieuwbouw van woningen en utiliteitsgebouwen om het verouderde gemeentelijk klimaatbeleid in overeenstemming te brengen met het rijksbeleid vooruitlopend aan de vaststelling van nieuw gemeentelijk klimaatbeleid. Daarbij is de volgende doelstelling geformuleerd: het aandeel duurzame energie van het totale energiegebruik voor een nieuw te bouwen woning bedraagt tenminste 60%.

De toepassing van koude warmte opslag (KWO) draagt in belangrijke mate bij niet alleen aan de doelstellingen van het interimklimaatbeleid, maar ook aan de doelstellingen van de Visie op de Ondergrond en het daarvan afgeleide gebiedsbeheersplan (zie beneden). Andere maatregelen om genoemde doelstel- lingen te bereiken zijn de toepassing van zonne-energie (PV en zonnecollectoren) en verbeterde isolatie.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Bij een optimale inrichting en ruimtegebruik is ook de ondergrondse dimensie een factor van betekenis. De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de Visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten. Deze basisprincipes zijn verder uitgewerkt in het gebiedsbeheersplan voor het centrumgebied van Zwolle.

Belangrijke uitgangspunten zijn ondermeer het structureel en georganiseerd toepassen van koude en warmte opslag (KWO), het koppelen van KWO aan grondwatersaneringsopgaven en de beheersing van grondwaterverontreinigingen in het centrumgebied.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen of bijzondere woonvormen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.

Op kaart 8 zijn de geluidszones voor spoorweglawaai en wegverkeerslawaai aangegeven.

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Het huidige bestemmingsplan staat geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar wegverkeerslawaai is om die reden niet noodzakelijk.

De volgende zoneplichtige wegen hebben invloed op het plangebied:

  • A28,
  • Ceintuurbaan,
  • Zwartewaterallee,
  • Oude Meppelerweg,
  • Meppelerstraatweg,
  • Boerendanserdijk,
  • Dokter van Heesweg,
  • Dokter van Thienenweg,
  • Dokter Hengeveldweg,
  • Dokter Klinkertweg,
  • Dokter Eeftinck Schattenkerkstraat,
  • Dokter van Deenweg,
  • Dokter Spanjaardweg.

Voor de uitgevoerde herontwikkeling van de Ceintuurbaan en de daarmee gepaarde kilometer verhoging naar 70 km/uur zijn er in het plangebied verschillende maatregelen uitgevoerd aan onder andere de woning, gebruik van het soort asfalt en geluidswallen.

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt voor een deel binnen de geluidzone van de spoorwegtracé Zwolle - Meppel. In het plangebied zijn binnen de zone van deze spoorweg geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0015.png"

Industrielawaai

In het plangebied ligt weliswaar in het werkgelegenheidsgebied 'Oosterenk' maar dit is geen gezoneerd industrieterrein op grond van de Wgh. Evenmin zal binnen het plangebied de vestiging van een zogenaamde grote lawaaimaker mogelijk worden gemaakt. Zodoende hoeft geen onderzoek naar de effecten van industrielawaai plaats te vinden.

Marslanden

Een deel van het plangebied van de Ceintuurbaanzone (omgeving Wipstrikpark) valt binnen de bestaande geluidszone van het industrieterrein Marslanden. De contour van de geldende geluidszone van industrieterrein Marslanden is op kaart 9 weergegeven. Er worden geen wijzigingen in de bestaande zonegrens aangebracht.

De Vrolijkheid

In de omgeving van het plangebied is het bedrijventerrein De Vrolijkheid gelegen. Dit was een gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wgh. Rond dit terrein moest een geluidzone industrielawaai worden vastgelegd, welke ook over een gedeelte van het plangebied van de Ceintuurbaanzone liep. Inmiddels is er een nieuw bestemmingsplan voor het bedrijventerrein De Vrolijkheid tot stand gekomen, waarin geen mogelijkheden meer zijn opgenomen voor de vestiging van bedrijven, welke verplichten tot het opnemen van een geluidzone industrielawaai (de zogenaamde zware lawaaimakers). Bestaande 'zware lawaaimakers' waren al niet aanwezig op het terrein. In het nieuwe bestemmingsplan Ceintuurbaanzone behoeft deze geluidzone daarom niet meer te worden opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0016.png"

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Er is geïnventariseerd welke bedrijvigheid voorkomt in het plangebied (zie paragraaf 2.2.4.4 Economische voorzieningen).

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt getoetst conform:

  • VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009);
  • Wet milieubeheer.

VNG handreiking 'Bedrijven en milieuzonering'

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de bestemmingsgrens van de bedrijven en anderzijds de gevel van een woning. De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Richtafstanden en omgevingstypen

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype
rustige woonwijk en rustig buitengebied
Richtafstand tot omgevingstype
gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1000 m 700 m
6 1500 m 1000 m

Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting, wat het verlagen van de richtafstanden met één stap rechtvaardigt. Als de werkelijke afstanden kleiner zijn dan de richtafstanden uit de VNG-publicatie, zal door middel van onderzoek aangetoond moeten worden dat kan worden afgeweken van de richtafstanden.

Het plangebied karakteriseert zich als gemengd gebied. Het plangebied kent een grote diversiteit aan functies. Hoofdzakelijk is het gebied bestemd voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast worden in het gebied met de bestemming 'Gemengd - 1' (werkgelegenheidsgebied Oosterenk) een aantal bedrijfsactiviteiten toegestaan die verband houden met onderzoek en ontwikkeling, namelijk:

  1. 1. fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten inclusief reparatie (cat. 2)
  2. 2. computerservice- en informatietechnologie-bureau's (cat. 1)
  3. 3. datacentra (cat. 2)
  4. 4. natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk (cat. 2)
  5. 5. maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek (cat. 1)

Aan de bijbehorende richtafstanden tot milieugevoelige functies wordt in het bestemmingsplan voldaan.

Wet milieubeheer

De VNG-publicatie is een handreiking. De standaard richtafstanden die hierin staan zijn gesteld voor een bepaald type bedrijfsactiviteiten en omvang. In het kader van de Wet milieubeheer zijn inrichtingen gehouden aan voorschriften in de milieuvergunning of in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Daarbij kunnen in een milieuvergunning specifieke normen voor een bedrijf worden gesteld of gelden algemene normen voor bedrijven die onder de meldingsplicht van een AMvB vallen. Deze normen omvatten ook de werkelijke hinderafstanden. Alle bedrijven in de gemeente Zwolle beschikken over een milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer of over een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit.

4.2.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3% veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden.

In 2007 zijn in het kader van de reconstructie Ceintuurbaan en nieuwbouw Isala Klinieken onderzoeken uitgevoerd naar de luchtkwaliteit. Uit deze rapporten blijkt dat zowel in de situatie van 2007 als na planrealisatie in de toetsjaren 2009, 2010 en 2017 steeds wordt voldaan aan de normen uit het Besluit Luchtkwaliteit.

Het huidige bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.

Gevoelige bestemmingen

In 2008 heeft de Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) een advies over luchtkwaliteit en gevoelige bestemmingen uitgebracht in het rapport 'Luchtkwaliteit en gezondheid' (RIVM, S.C. van der Zee, I.C. Walda et al, 2008). Uit onderzoek blijkt de gezondheidsrisico's voor mensen die langere tijd vlak langs een drukke weg verkeren grotere zijn dan voor mensen die verder van een drukke weg verkeren.

In de praktijk is er zelden of nooit sprake van (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit en is er geen grond om de bouw van gevoelige bestemmingen op basis van het Besluit 'Gevoelige Bestemmingen' tegen te houden. Los hiervan vindt de GGD dat toetsing moet plaatsvinden op basis van afstand tot de weg en niet op basis van de concentratie. Daarnaast houdt het Besluit geen rekening met drukke binnenstedelijke wegen wat wel wenselijk is volgens de GGD. De Ceintuurbaan kan met een verkeersintensiteit van circa 40.000 voertuigen per etmaal gedefinieerd worden als een 'drukke' weg.

Langs de A28 en langs de Ceintuurbaan worden met het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone geen nieuwe vestigingsmogelijkheden voor gevoelige functies mogelijk gemaakt.

4.2.4 Bodemkwaliteit

Op het moment dat een ontwikkeling of een herziening van een bestemmingsplan op handen is moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied. De bodemkwaliteit kan een beperkende factor zijn voor de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hiervoor dient in de regel, naast het raadplegen van onder andere het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, bodemonderzoek te worden verricht. Daarnaast kan ook gebruik worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart met bodembeheernota en andere bronnen van informatie (Globis, Historisch bodembestand). Het gebruik van de gronden in het plangebied van de Ceintuurbaanzone zal echter niet fundamenteel wijzigen.

Om een beeld te krijgen in de kwaliteit van de bodem is een inventarisatie gemaakt van de bestaande bodemgegevens van het plangebied van de Ceintuurbaanzone afkomstig van het gemeentelijk bodeminformatiesysteem (Strabis en Globis). Uit de inventarisatie blijkt dat er op diverse locaties bodemonderzoek is uitgevoerd. De locaties waar (ernstige) bodemverontreiniging is vastgesteld, worden hieronder toegelicht.

  1. 1. Ceintuurbaan 54, Esso-tankstation
    Op de locatie van het nieuwe Esso-tankstation bevonden zich twee sloten die in verbinding stonden met de Westerveldse Aa. Uit analyse van het slib bleek dat een deel van de sloten ernstig verontreinigd was (klasse 3). Het slib is bij het bouwrijp maken van de locatie afgevoerd.
  2. 2. Ceintuurbaan 52, voormalig Esso-tankstation
    Ter plaatse van het voormalige Esso-tankstation aan de Ceintuurbaan 52 was sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarop een saneringsplicht rust. Het tankstation is verplaatst en bij oplevering zal de voormalige locatie door de eigenaar schoon worden opgeleverd. Op korte termijn worden de laatste restverontreinigingen van de locatie verwijderd.
  3. 3. Ceintuurbaan 50, Cosmo Trucks, Furness Car
    Op het terrein van Ceintuurbaan 50 bevond zich een aantal ondergrondse (brandstof)tanks. In de periode voor 1996 zijn alle tanks inclusief pomp en vulpunten verwijderd. Bij het verwijderen van de laatste tanks is zintuiglijk geen bodemverontreiniging geconstateerd. Het leidingenwerk van de tanks naar de werkplaats is wel gereinigd maar niet verwijderd. Inmiddels zijn de potentiële bronnen van bodemverontreiniging verwijderd waarbij licht verhoogde gehalten in de bodem zijn achtergebleven.
  4. 4. Oude Meppelerweg 2, garagebedrijf Sietsma
    Ter plaatse van garagebedrijf Sietsma aan de Oude Meppelerweg 2 is een geval van ernstige bodemverontreiniging aangetoond. Deze bodemverontreiniging is in 1991 gesaneerd, waarbij een restverontreiniging van brandstofproducten onder de Oude Meppelerweg is achtergebleven. Deze restverontreiniging is in de loop van tijd niet verder uitgebreid zoals blijkt uit monitoringsgegevens.
  5. 5. Oude Meppelerweg 3, horecagelegenheid de Vrolijkheid
    Van de Oude Meppelerweg 3 zijn geen bodemgegevens bekend. In het verleden, 1938, was op deze locatie een verkooppunt van brandstoffen gevestigd. Op basis van historisch literatuuronderzoek wordt geconcludeerd dat de kans gering is dat er sprake is van een ernstige verontreiniging.
  6. 6. Wipstrikpark, nieuwbouwlocatie
    De nieuwbouwlocatie aan het Wipstrikpark is vroeger in gebruik geweest door een bouwcenter en een betoncentrale met tankinstallatie. Ter plaatse zijn diverse bodemverontreinigingen verwijderd voordat het terrein bouwrijp is gemaakt. Mogelijk is een restverontreiniging in de ondergrond achtergebleven.

Buiten het plangebied is een tweetal grondwaterverontreinigingen relevant met betrekking tot de bodemkwaliteit:

  1. 7. Ceintuurbaan 15, BC components
  2. 8. Ceintuurbaan 30, Neumann

Beide grondwaterverontreinigingen met Vluchtige OrganoChloor-verbindingen (VOCL) reiken niet tot binnen het plangebied. Echter bij werkzaamheden die grootschalige grondwateronttrekkingen noodzakelijk maken, moet rekening gehouden worden met deze grondwaterverontreinigingen in de nabijheid van het plangebied.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er voldoende inzicht is in de milieuhygiënische bodemkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan. Op basis van de bekende informatie is het niet te verwachten dat er noemenswaardige knelpunten zijn op het gebied van bodemverontreiniging. Er is op het gebied van bodem geen extra kostenpost te verwachten bij vaststelling van het bestemmingsplan omdat de feitelijke inrichting van het plangebied niet verandert ten gevolge van het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone.

4.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Bij de beoordeling van de risico's voor de externe veiligheid gelden twee risicogrootheden:
Het plaatsgebonden risico (PR): dit is de overlijdenskans voor een individu in de omgeving van de installatie als gevolg van een ongeval met die installatie.
Het groepsrisico (GR): dit is de cumulatieve kansverwachting voor slachtofferaantallen in de omgeving van een installatie als gevolg van mogelijke ongevallen met die installatie.

Risicocontouren

Binnen het plangebied wordt het externe veiligheidsrisico veroorzaakt door de aanwezigheid van een tankstation waar LPG wordt verkocht en het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

LPG tankstation

Het LPG tankstation in het plangebied is gevestigd aan de Ceintuurbaan 54. Het vulpunt voor LPG is het maatgevende onderdeel van het tankstation en de afstand ten opzichte van kwetsbare bestemmingen (woningen en een restaurant) is bepalend voor het risiconiveau.

De verwachte LPG-doorzet van het tankstation is begrensd en vastgelegd in de voorschriften behorende bij de milieuvergunning. De doorzet bedraagt maximaal 1000 m³ LPG per jaar. Voor een LPG-vulpunt geldt een straal van 45 meter bij een doorzet < 1000 m³ LPG/jaar. Binnen 45 meter vanaf het vulpunt zijn geen kwetsbare objecten gevestigd.

Het rapport 'Externe veiligheid in verband met brandstofstation Ceintuurbaan te Zwolle' (Cauberg-Huygen Rapport 2005.0703-1) van 1 april 2005 geeft de resultaten weer van het uitgevoerde onderzoek naar de risicosituatie. Uit dit onderzoek blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) in de nieuwe situatie voldoet aan de wettelijke normen. Binnen de PR 10-6 contour van het tankstation zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig of gepland.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Ceintuurbaan Noord en de Wet milieubeheervergunning van het LPG tankstation heeft de gemeente Zwolle het groepsrisico als gevolg van dit LPG tankstation verantwoord. Het voorliggende plan laat binnen het invloedsgebied geen nieuwe bestemmingen toe. De verantwoording van het groepsrisico voor het tankstation Ceintuurbaan 54 is derhalve nog van toepassing. Er is geen aanleiding deze verantwoording te heroverwegen.

Transport gevaarlijke stoffen

Transport van gevaarlijke stoffen vindt plaats over de A28. Langs deze route voor gevaarlijke stoffen zijn in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen die van invloed zijn op de externe veiligheid. Voor transport van gevaarlijke stoffen over de Ceintuurbaan is ontheffing van het verbod noodzakelijk. De gemeente is hiervoor de bevoegde instantie.

Voor de bevoorrading van het LPG tankstation is er ontheffing verleend voor het verbod vervoer gevaarlijke stoffen. De route die een LPG tankwagen moet volgen om het tankstation aan de Ceintuurbaan 54 te bevoorraden is in nauw overleg met de gemeentelijke brandweer bepaald. Daarbij heeft een route de voorkeur die zo min mogelijk langs kwetsbare bestemmingen loopt en die in geval van een calamiteit goed bereikbaar is voor hulpdiensten en die over voldoende bluswater beschikt. De LPG tankwagens zullen afkomstig zijn van de A28 omdat dit de dichtstbijzijnde route voor gevaarlijke stoffen is. Komend van de A28 zal een LPG tankwagen op de westelijke rijbaan van de Ceintuurbaan richting het zuiden rijden. Een draai op de kruising Oude Meppelerweg - Ceintuurbaan is verkeerskundig niet mogelijk. Om die reden zal de LPG tankwagen de route Oude Meppelerweg - Rechterland - Boerendanserdijk - Ceintuurbaan volgen om bij het tankstation te komen. De bereikbaarheid en de aanwezigheid van bluswater langs deze route is door de gemeentelijke brandweer als goed beoordeeld.

Buisleiding

Door het plangebied loopt een aardgastransportleiding van 40 Bar, 12" (inch) (300 mm) aan de noordzijde van de rijksweg A28. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de PR 10-6 contour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De aardgasleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven. Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt daarom is een toename van het groepsrisico niet aan de orde.

4.2.6 Waterbeheer

Waterkering
Binnen het plangebied bevindt zich langs het Almelose Kanaal / Nieuwe Wetering een 'regionale' waterkering en langs de Nieuwe Vecht een 'overige' waterkering. Deze waterkeringen zijn in het beheer van het waterschap Groot Salland. De waterkeringen staan aangegeven op kaart 10 in paragraaf 4.3.

Watergangen
Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van meerdere hoofdwatergangen van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter.

Waterberging
In het gebied Oosterenk-Watersteeg is een waterberging aanwezig. In de waterberging wordt afstromend regenwater uit het stedelijk gebied opgevangen. Met deze waterberging wordt een bijdrage geleverd aan de afvoerreductie op de Westerveldse Aa. De waterberging staat aangegeven op kaart 10 in paragraaf 4.3.

4.2.7 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied van bestemmingsplan Ceintuurbaanzone is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0017.jpg"
figuur 1: dijkring 53

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0018.jpg"figuur 2: maximale waterdiepte tijdens een overstroming in dijkring 53

Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.

Zie de volgende figuren 3 dijkdoorbraak Olst (boven) en 4 dijkdoorbraak Berkum in Zwolle (beneden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0019.jpg"

Maatregelen

Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).

Voor onderhavige ontwikkeling kan worden gedacht aan navolgende voorzieningen/ maatregelen:

  • aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied;
  • voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, eventueel verhoogde drempels;
  • aansluiting plangebied op dichtstbijzijnde weg zodat bereikbaarheid gewaarborgd blijft;
  • zodanig inrichten gebouw zodat bij eventuele overstromingen schade zoveel mogelijk wordt beperkt (bijvoorbeeld materiaalgebruik, minder gevoelige ruimten begane grond);
  • opstellen van evacuatieplan.

4.2.8 Waterwinning

De gronden in het plangebied maken geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingsgebied of een waterwingebied.

4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden

Leidingen

Hoofdtransportleidingen voor water zijn aanwezig aan de westkant van de Ceintuurbaan (voor een groot deel parallel aan de Ceintuurbaan) en langs de Boerendanserdijk. Het betreft een hoofdtransportleiding voor water met een diameter van 315 mm.

Een transportleiding voor gas is aanwezig aan de oostkant van de Ceintuurbaan ligt een stalen 324 mm leiding voor het transport van gas.

Langs de Oude Meppelerweg, het Roodhuizerpad en de Wipstrikkerallee/Kuyerhuislaan lopen rioolpersleidingen.

Buiten het plangebied, aan de zuidkant, zijn bovengrondse hoogspanningsleidingen aanwezig.

Uit een oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering worden door de leidingbeheerders eisen gesteld ten aanzien van het oprichten van bouwwerken en het uitvoeren van werkzaamheden.

De genoemde leidingen zijn met een dubbelbestemming beschermd (zie paragraaf 6.3 en Artikel 23 Leiding- Riool, Artikel 24 Leiding - Water, De leidingen staan weergegeven op kaart 10.

Straalpaden

Boven het plangebied bevindt zich een straalpad tussen de straalverbindingstoren Zwollerkerspel aan de Vecht en de straalverbindingstoren aan de Westerlaan. Een tweede straalpad loopt van de straalverbindingstoren Zwollerkerspel naar Ugchelen. Door de hoogteligging tussen 34 en 36 meter van het straalpad naar de Westerlaan en de hoogteligging tussen 46 en 50 meter van het straalpad naar Ugchelen leveren deze straalpaden geen beperkingen op voor de bebouwing, welke in het tracé van dit straalpad is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0020.png"

4.4 Molenbiotoop Van Molen De Passiebloem

Net buiten het plangebied in de wijk Wipstrik bevindt zich aan de Vondelkade 175 de oliemolen de Passiebloem. Deze molen is een beschermd monument. Geconstateerd is dat de windvang van de molen niet meer optimaal is. De toevoer en afvoer van wind is, door de bouw van fabrieken en woningen vanaf het begin van de vorige eeuw, veranderd en daardoor belemmerd. Om die reden is onderzocht of verplaatsing van de molen mogelijk is. Na afweging van de diverse mogelijkheden heeft de raad in maart 1998 besloten de molen op de huidige plaats te handhaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0021.jpg"

afbeelding: oliemolen de Passiebloem

Bij het opstellen van het bestemmingsplan Wipstrik en dit bestemmingsplan Ceintuurbaanzone is bekeken op welke wijze de windvang van de molen beschermd en gegarandeerd kan worden. De huidige bebouwingshoogten in het gebied zijn een gegeven en zijn ook als zodanig toegestaan in de regels van het bestemmingsplan. Het handhaven van de huidige windvang is op deze wijze gegarandeerd.
Voor nieuwbouwprojecten is op de plankaart van het bestemmingsplan Wipstrik een zone aangegeven waar binnen een afstand van 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop van de Passiebloem. Deze zone van 500 meter ligt gedeeltelijk ook in het gebied van het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone en is daarom ook op de kaart en in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen conform de methodiek van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle'. De molenbiotoop staat aangegeven op kaart 10 in paragraaf 4.3.

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, indien deze gelegen zal zijn in de molenbiotoop ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen.Voor de beoordeling van de windvang kan een windtunnelonderzoek noodzakelijk zijn.

In de regels van het plan is de hoogteligging van de molenbiotoop nader omschreven. De bepalingen zijn gebaseerd op de Handleiding Molenbiotoop (1996) van de Vereniging Hollandsche Molen. Uitgangspunt hierbij is het handhaven en garanderen van de huidige windvang. Een molen die stilstaat vervalt snel.
Het opnemen van de molenbiotoop in dit bestemmingsplan geeft het belang van de molenbiotoop voor de historische molen aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0022.png"

grafiek: hoogteligging van de molenbiotoop

Binnen de molenbiotoop bestaat een rekenmodel voor de maximale bouwhoogte, waarbij de windvang niet wordt belemmerd.
Uitgaande van de stellinghoogte van 6,42 meter betekent dit een maximale bouwhoogte van 6,42 meter tot een afstand van 100 meter, gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de op de kaart aangegeven molen. De molen is gelegen buiten het plangebied in het bestemmingsplan Wipstrik aan de Vondelkade nummer 175, maar staat wel met de voet op de kaart aangegeven.

Op meer dan 100 meter afstand geldt de 1:50 regel. Deze regel houdt in dat elke 50 meter verder van de molen een obstakel 1 meter hoger mag zijn. Dit betekent dat obstakels een hoogte mogen hebben die varieert van 7,42 meter op 150 meter tot 14,42 meter op 500 meter van de voet van de molen.
Dit is weergegeven in de grafiek hoogteligging van de molenbiotoop. De afstanden staan op de volgende afbeelding aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0023.png"

afbeelding: afstanden molenbiotoop

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in het gebied van de Ceintuurbaanzone.

5.1.2 Uitgangspunten

Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, conform het door de gemeenteraad vastgestelde plan van aanpak voor het project 'Zwolle op Orde', van de volgende uitgangspunten uitgegaan:

  1. 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen, daarvoor wordt een apart traject gevolgd. De plannen hebben daardoor een conserverend karakter. Ze zijn in eerste instantie gericht op planologisch beheer.
  2. 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
  3. 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
  4. 4. Uitgegaan wordt van de standaard bijgebouwenregeling van 2007 en er wordt ook rekening gehouden met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die regelingen stelt op het gebied van vergunningvrij bouwen.
  5. 5. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel, horeca en bedrijven als zodanig bestemd.
  6. 6. Waar cultuurhistorische, archeologische of monumentale belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
  7. 7. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd. Binnen woonbuurten kan er voor gekozen worden deze functie op te nemen in de bestemming Verkeer - Erftoegangsweg om daarmee de nodige flexibiliteit in te bouwen met betrekking tot de inrichting van de woonomgeving.
  8. 8. Waar een maatschappelijk draagvlak is voor het omzetten van niet-woonfuncties in een woonfunctie kan dit in het plan worden opgenomen. Bijvoorbeeld het bestemmen van een (voormalige) bedrijfsactiviteit of braakliggend terrein tot de functie wonen.
  9. 9. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
  10. 10. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
  11. 11. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).
  12. 12. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.

*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.

*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.

5.2 Plangebied

Het plangebied van bestemmingsplan Ceintuurbaanzone wordt globaal begrensd door de Ceintuurbaan (met delen van de Floresstraat, de Brederostraat, de Aagje Dekenstraat, de Tesselschadestraat en Leo Majorlaan) aan de westzijde, de Kuyerhuislaan, de Herfterwetering en het Almelose Kanaal aan de zuidzijde, de Westerveldse Aa en het Rechterland aan de oostzijde, en delen van de op- en afritten van de rijksweg A28 aan de noordzijde. Van dit gebied is de locatie van de Isala Klinieken locatie Sophia buiten het plan gelaten.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn globaal aangegeven op kaart 2 in paragraaf 1.4.

5.3 Beheer

Dit bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter. Alleen door de gemeenteraad vastgesteld beleid is in het plan opgenomen.

5.3.1 Bebouwingsstructuur

5.3.2 Functionele structuur

5.4 Ontwikkeling

Ontwikkelingen die de komende planperiode in het plangebied gerealiseerd gaan worden zijn reeds mogelijk binnen de vigerende bestemmingsplannen of komen tot stand met nieuwe planologische procedures.

5.4.1 Ceintuurbaan

De Ceintuurbaan vormt een belangrijke schakel in het lokale, regionale en landelijke wegennet in de regio Zwolle. De Ceintuurbaan vormt het laatste deel van de N35, de interlokale verbinding van Enschede - Almelo naar Zwolle en via de A28 naar het noorden van het land. Zie ook paragraaf 2.2.3.2.

Als gevolg van de autonome groei van het verkeer en van een groot aantal ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de Ceintuurbaan – nieuwbouw Isala ziekenhuis, uitbreiding en revitalisering van de Oosterenk en de Vrolijkheid – groeit de belasting van de Ceintuurbaan. Om te voorkomen dat de doorstroming op de Ceintuurbaan in de toekomst zal stagneren worden maatregelen getroffen.

De gemeente Zwolle is vanaf 2006 bezig met de reconstructie van de Ceintuurbaan. Er is gekozen voor een gefaseerde aanpak met vijf deelprojecten.

  1. 1. Aansluiting A28 – Ceintuurbaan
  2. 2. Bajonet Meppelerstraatweg – Ceintuurbaan – Oude Meppelerweg
  3. 3. Wegvak Dokter van Heesweg – Meppelerstraatweg
  4. 4. Kruispunt Dokter van Heesweg – Ceintuurbaan – Tesselschadestraat
  5. 5. Kruispunt Dokter Spanjaardweg – Ceintuurbaan – Leo Majorlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0024.jpg"

Het eindbeeld van de reconstructie is als volgt:

Op het gehele traject tussen de A28 en Dokter van Heesweg heeft het verkeer straks de beschikking over drie rijstroken in beide richtingen in plaats van twee. Ook komen er extra opstelstroken bij de verkeerslichten. Door een 'groene golf' is het straks mogelijk om zonder te stoppen de hele Ceintuurbaan af te rijden. De maximumsnelheid gaat van 50 naar 70 kilometer per uur en drie nieuwe fiets- en voetgangerstunnels waarborgen een veilige oversteek.

De aansluiting op de A28 wordt verbeterd door het aanbrengen van een verkeerslicht en de twee T-splitsingen bij de Meppelerstraatweg en Oude Meppelerweg worden omgebouwd tot één kruising. Langs de nieuwe Ceintuurbaan komen deels fietspaden. Langs een deel van het wegvak krijgt de Ceintuurbaan aan weerszijden een parallelweg die door uit- en invoegend verkeer van aanliggende bedrijven én door fietsers wordt gebruikt.

Daarnaast krijgt het nieuwe wegdek geluidsreducerend asfalt. Ook zijn er twee geluidschermen gebouwd; het scherm aan de Boutensstraat is verhoogd en de Aagje Dekenstraat heeft een nieuw geluidscherm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP11002-0004_0025.jpg"afbeelding: eindbeeld reconstructie Ceintuurbaan

De reconstructie van de Ceintuurbaan was planologisch al mogelijk gemaakt door middel van verschillende bestemmingsplannen. In het voorliggende bestemmingsplan Ceintuurbaanzone is deze planologische situatie overgenomen. De Ceintuurbaan heeft in het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone de bestemming 'Verkeer' gekregen. In deze bestemming wordt het aantal toegelaten rijbanen en rijstroken vastgelegd.

5.4.2 Kantoren Oosterenk Watersteeg

Het nieuwste deel van de kantorenlocatie Oosterenk, Watersteeg, is in ontwikkeling. Een deel van de bouwmogelijkheden zijn al benut door de bouw van markante kantoorgebouwen. De kenmerkende strakke verkaveling met veel ruimte voor groen en water is zo al goed zichtbaar geworden in Oosterenk Watersteeg. Zie ook paragraaf 2.2.3.5 Bebouwingsstructuur. Echter, nog niet alle locaties met een bouwmogelijkheid voor kantoren zijn benut op Oosterenk Watersteeg. Deze ontwikkelingen in Oosterenk Watersteeg zijn mogelijk op grond van de geldende bestemmingsplannen.

Voor het gebied Oosterenk Watersteeg zijn in de geldende ruimtelijke plannen specifiekere bouwregels opgesteld (zie voor nader informatie paragraaf 6.3 bestemming Gemengd - 1). Het beleid omtrent de beeldkwaliteit van het gebied Oosterenk Watersteeg is vastgelegd in het 'Beeldkwaliteitsplan Oosterenk-Watersteeg'.

Extra flexibiliteit in functies

De gronden op Oosterenk Watersteeg waar kantoorgebouwen aanwezig zijn en de gronden waar bouwmogelijkheden voor kantoren liggen hebben de bestemming 'Gemengd - 1' gekregen. Hier is naast kantoren ook de mogelijkheid opgenomen voor het vestigen van maatschappelijke voorzieningen en bijzondere woonvormen.
De mogelijkheden voor het uitoefenen van enkele bedrijfsactiviteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling is uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Dit geldt tevens voor de mogelijkheid voor beperkte horeca en detailhandel. Zie hiervoor ook de tekst over de bestemming 'Gemengd - 1' in paragraaf 6.3 Bestemmingsregels.

5.4.3 Hotel Urbana

Op het perceel naast restaurant Urbana aan de Wipstrikkerallee 213 is voor de bouw van een hotel vrijstelling van het bestemmingsplan verleend in juli 2010. Dit planologische besluit voor het mogelijk maken van het gebruik als hotel is in dit bestemmingsplan Ceintuurbaanzone vertaald naar de bestemming 'Horeca'. Hierin is onder andere toegestaan horeca van horecacategorie 6 (hotel) uit de Lijst methorecacategorieën. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.4.4 Economische voorzieningen.

5.4.4 Wipstrikkerallee (tussen 211 en 213)

De locatie aan de Wipstrikkerallee, naast restaurant Urbana, is in beeld voor een herontwikkeling. De mogelijkheden voor functies worden verkend, waarbij met name wordt gekeken naar maatschappelijke functies. Daarnaast wordt verkend hoe een ontwikkelingsplan stedenbouwkundig kan worden ingepast in de omgeving van de Wipstrikkerallee.

De herontwikkeling van de locatie aan de Wipstrikkerallee zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Dit gebied behoud in dit plan zijn agrarische bestemming. Hiervoor zal een aparte planologische procedure worden gevolgd.

5.5 Waterparagraaf

Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd waarbij de te realiseren werken geen negatieve invloed hebben op de grondwaterstanden in dit stadsdeel. Ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd. De watergangen, welke onderdeel zijn van het watersysteem, zijn ter bescherming van de waterhuishouding bestemd tot 'Water'.

5.6 Archeologie

Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor paragraaf 2.2.1 Archeologische structuur) hebben de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem (zie hiervoor paragraaf 6.3 Bestemmingsregels en Artikel25 Waarde - Archeologie) dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.

5.7 Cultuurhistorie

Nader onderzoek op grond van de cultuurhistorische analyse

Uitgangspunt is dat de cultuurhistorische waarden van de ruimtelijke structuur en de bebouwing in de stedenbouwkundige opzet van dit bestemmingsplan worden gerespecteerd. Daartoe is een cultuurhistorische analyse opgesteld. Zie paragraaf 2.2.2 Cultuurhistorische structuur.
In deze analyse zijn een beperkt aantal gebouwen en structuren in het plangebied als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Zie Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren.
De meeste gebouwen zijn in dit bestemmingsplan al voorzien van een conserverende bestemming. Er is echter nader onderzoek nodig naar de wijze en mate van verdere bescherming. Hierop kan niet gewacht worden omdat per 1 juli 2013 het recht op het innen van leges voor een groot deel van het plangebied komt te vervallen. Verdere bescherming zal daarom later plaatsvinden door middel van een partiële planherziening, waarbij de op verdere bescherming gerichte dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie met bijbehorende regels zal worden toegevoegd.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Ceintuurbaanzone zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Gevolgd door de volgende bijlagen:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijken van de bouwregels;
  5. 5. Specifieke gebruiksregels;
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  8. 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  1. 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  1. 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  1. 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 35 Algemene procedureregels.

  1. 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.

  1. 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  1. 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  1. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.

  1. 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UoV) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied. Het betreft in dit plan:

Artikel 22 Leiding - Gas;

Artikel 23 Leiding - Riool;

Artikel 24 Leiding - Water;

Artikel 25 Waarde - Archeologie;

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering;

Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 29 Algemene bouwregels;

Artikel 30 geluidzone - industrie;

Artikel 31 vrijwaringszone - molenbiotoop;

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 34 wro-zone - wijzigingsgebied 1;

Artikel 35 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

Bijlagen bij de regels:

Ten slotte zijn als bijlagen bij de regels gevoegd:

Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën;

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging;

Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg.

6.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:

Artikel 3 Agrarisch

Deze bestemming is opgenomen voor het onbebouwde terrein aan de Wipstrikkerallee (naast 213).

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

Deze bestemming omvat de locatie van het glastuinbouwbedrijf aan de Wipstrikkerallee 211. De gebouwen ten behoeve van het glastuinbouwbedrijf dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. De bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken is toegestaan in het gebied met de aanduiding 'bedrijfswoning'.

Artikel 8 Gemengd - 1

Deze bestemming is gegeven aan de gronden en bouwwerken die liggen op de locaties rondom het gebied van de Isala Klinieken locatie Sophia. In deze panden zijn voornamelijk kantoren en maatschappelijke voorzieningen gevestigd.

In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:

  1. 1. kantoren;
  2. 2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. 3. fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten inclusief reparatie;
  4. 4. computerservice- en informatietechnologie-bureau's;
  5. 5. datacentra;
  6. 6. natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk;
  7. 7. maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek;

en bijzondere woonvormen.

Bedrijfsactiviteiten

In de bestemming is de mogelijkheid opgenomen voor het uitoefenen van een aantal bedrijfsactiviteiten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (research en development). Dit betreft de bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in de bestemmingsomschrijving onder a3 t/m a7. Het betreft een aantal bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 en 2 van de Richtafstandenlijst van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Zie hierover ook paragraaf4.2.2 Bedrijvigheid(Wet milieubeheer).

Kinderdagverblijf

Op de plankaart zijn een aantal gronden en/of gebouwen voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afwijkend gebruik'. In dat geval is een kinderdagverblijf toegestaan in de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw en op de gronden. Deze kinderdagverblijven waren planologisch mogelijk gemaakt door middel van vrijstellingen van het bestemmingplan. In dit bestemmingsplan Ceintuurbaanzone wordt dit gebruik positief bestemd.
Daarnaast is in '8.4 Afwijken van de bouwregels' bepaald dat met een Omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemming om nog een kinderdagverblijf toe te staan.

Kleinschalige detailhandel en horeca

In de bestemming is de mogelijkheid om gebouwen te gebruiken voor kleinschalige vestigingen van detailhandel en horeca opgenomen.
Over het gebied van Oosterenk Watersteeg (zie Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg) mag binnen de bestemming 'Gemengd - 1' de totale oppervlakte aan vestigingen voor detailhandel en horeca niet meer dan 1000 m² bedragen. Vestigingen van detailhandel en horeca zijn hier bij rechte toegestaan zolang deze niet groter zijn dan 200 m² per vestiging.
De regeling is geënt op de 2e partiële herziening van het bestemmingsplan Oosterenk Watersteeg waarin voor detailhandels- en horecavestigingen al een dergelijke bepaling was opgenomen.

Daarnaast is in artikel 8.6 opgenomen dat bij Omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemming om vestigingen van horeca of detailhandel toe te staan buiten het gebied van Oosterenk Watersteeg met de bestemming 'Gemengd - 1'. Voor horeca geldt hierbij een maximum van 200 m² b.v.o. per zelfstandige vestiging.

Waterzuiveringsinstallatie

Op het terrein van de Dokter van Thienenweg 1 is een installatie aanwezig die het afvalwater afkomstig van de nabijgelegen Isala Klinieken zuivert. Het project heeft de naam SLIK (Sanitaire Lozingen Isala Klinieken) en is planologisch mogelijk gemaakt door middel van vrijstelling van het bestemmingplan. In dit bestemmingsplan Ceintuurbaanzone wordt de waterzuiveringsinstallatie positief bestemd door middel van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie'.

Wet geluidhinder

In verband met de Wet geluidhinder zijn op een aantal locaties geen geluidsgevoelige functies toegestaan. Deze vlakken worden aangeduid als 'specifieke vorm van gemengd uitgesloten - geluidsgevoelige functie'.

Ondergronds parkeren

De percelen op Oosterenk Watersteeg waar ondergronds parkeren een vereiste is hebben de aanduiding 'parkeergarage' gekregen.

Bouwregels

In het gebied Oosterenk Watersteeg zijn op de plankaart een aantal specifieke zaken met betrekking tot bouwen geregeld, zoals deze ook zijn vastgelegd in de geldende ruimtelijke plannen voor dit gebied. Het gebied Oosterenk Watersteeg is nader aangegeven in Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg bij de regels.

Bouwen in de bestemmingsgrens
Voor het gebied Oosterenk Watersteeg is de situering van de bebouwing nader geregeld, zoals dit ook in de geldende ruimtelijke plannen het geval was. Zo geldt dat de plint van de gebouwen in de bestemmingsgrens met bestemming 'Groen' of de bestemming 'Water' moet worden gebouwd. Daarnaast moet de gevel van de hoofdgebouwen op de eerste bouwlaag op een afstand van minstens 1 meter en ten hoogste 3 meter van de betreffende bestemmingsgrens worden geplaatst.

Overkragingen
In de bouwregels bij deze bestemming is beschreven dat gebouwen het bouwvlak en de grens met de bestemmingen 'Groen', 'Water' en 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' mogen overkragen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' in die bestemmingen. Er is in dat geval een overkraging toegestaan. Voor de drie meest zuidelijke bouwvlakken aan de zijde van de Ceintuurbaan, op het gebied Oosterenk Watersteeg, mag een gebouw vanaf de tweede bouwlaag overkragen ter plaatse van de genoemde aanduiding. Voor de overige bouwvlakken met deze aanduiding op het gebied Oosterenk Watersteeg, mag een gebouw vanaf de eerste bouwlaag overkragen ter plaatse van de genoemde aanduiding.

Afstand tussen hoofdgebouwen
Voor een aantal nog te ontwikkelen kavels op het gebied Oosterenk Watersteeg zijn regels opgenomen over de minimale afstand tussen hoofdgebouwen. De gronden waarvoor deze regels geldend hebben de aanduiding 'maatvoering' gekregen;

Gebouwen loodrecht op weg
Voor een aantal nog te ontwikkelen kavels op het gebied Oosterenk Watersteeg zijn regels opgenomen over de situering van hoofdgebouwen loodrecht op de weg. Dit is tevens gedaan met het oog op een loodrechte verkaveling van de gronden. De gronden waarvoor deze regels geldend hebben de aanduiding 'nokrichting' gekregen. Voor het afwegen van een afwijking van de bouwregels met betrekking tot het loodrecht plaatsen van hoofdgebouwen op de weg is een binnenplanse afwijking opgenomen.

Nadere eisen

Voor het stellen van nadere eisen (artikel 8.3 Nadere eisen), bijvoorbeeld voor wat betreft het samenhangend stedenbouwkundig beeld, wordt voor het gebied Oosterenk Watersteeg als beleidsdocument gebruikt het 'Beeldkwaliteitsplan Oosterenk-Watersteeg'.

Artikel 9 Gemengd - 2

Deze bestemming is gegeven aan de locatie van het Oosterenk stadioncomplex. Op de gronden met deze bestemming mogen sportterreinen worden aangelegd en gebouwen ten behoeve van sport worden gebouwd. In de bestemming Gemengd - 2 zijn toegestaan:

  • sportterreinen;
  • gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen,

waaronder één stadion met daarin ruimten voor:

- clubruimten (max. 6.000 m²);
- detailhandel in de branche vrijetijdsbesteding (max. 11.000 m²);
- dagrecreatie, welke niet plaatsvindt in de open lucht (max. 3.000 m²);
- fitnesscentrum (max. 3.500 m²);
- kantoren (max. 6.000 m²);
- horeca categorieën 1 tot en met 3 (max. 2.500 m²);
- horeca categorie 4 (max. 3.500 m², max. 100 avonden per jaar);
- horeca categorie 5 (max. 3.500 m², max. 50 avonden per jaar);
- horeca categorie 6, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6' (max. 8.750 m²);
- casino (max. 1.500 m²);
- evenementen.

In de bestemming is het stadion specifiek benoemd. In het stadion zijn ruimten aanwezig die gebruikt mogen worden ten behoeve van diverse doeleinden, die genoemd zijn. Deze mix van diverse functies was reeds mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Oosterenk-Stadioncomplex van 2008.

Voor wat betreft de toegestane horeca is gebruik gemaakt van de Lijst met horecacategorieën. Deze is als bijlage 1 opgenomen bij de regels. In de Lijst met horecacategorieën wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende vormen van horeca door middel van een beschrijving.

Het horecagebruik dat op grond van het geldende bestemmingsplan Oosterenk-Stadioncomplex toegestaan is is in de bestemmingsregeling opgenomen:

  • horecacategorie 1 tot en met 3 (bijvoorbeeld een restaurant),
  • horecacategorie 4 (bijvoorbeeld een partycentrum),
  • horecacategorie 5 (bijvoorbeeld een discotheek/bar-dancing),
  • horecacategorie 6 (een hotel).

In de bestemmingsomschrijving en in de specifieke gebruiksregels zijn restricties opgenomen wat betreft de oppervlakte van de toegestane functies.

Voor wat betreft de detailhandel moet deze gericht zijn op het thema 'vrijetijdsbesteding'. Voorbeelden hiervan zijn outdoor en survival, sport, kamperen, reizen en trekken, speelgoed en auto- en fietsaccessoires. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.4.4 Economische voorzieningen en paragraaf 3.12Detailhandelsbeleid.

Het gebruik van partycentrum (horecacategorie 4 van de Lijst met horecacategorieën) is toegestaan als deze maximaal 100 dagen per jaar geopend is.
Het gebruik van discotheek en/of bar-dancing (horecacategorie 5 van de Lijst met horecacategorieën) is toegestaan voor maximaal 50 avonden per jaar. Dit komt neer op een discotheekfunctie van éénmaal per week. Deze specifieke gebruiksvoorschriften zijn opgenomen om overlast, zoals extra verkeers- en parkeerdruk, geluidsoverlast en sociale onveiligheid zoveel mogelijk te voorkomen.
Een hotel (horecacategorie 6 van de Lijst met horecacategorieën) is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6'.

Op de locatie van de gebouwde sportvoorziening van Be Quick is een kinderdagverblijf gevestigd. Dit gebruik is planologisch geregeld door middel van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - afwijkend gebruik'.

Buiten de bouwvlakken mogen worden gebouwen worden opgericht met een oppervlakte van niet meer dan 15 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter.

Op de indicatief aangegeven route voor calamiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - route calamiteiten', mogen geen bouwwerken worden opgericht. Dit om de veiligheid bij calamiteiten te kunnen waarborgen en als noodroute voor hulpdiensten.

Artikel 10 Gemengd - 3

Deze bestemming is gegeven aan locatie aan de Boerendanserdijk 2a. De functies voor dit perceel, zoals die in het recente bestemmingsplan Oosterenk-Stadioncomplex waren opgenomen, zijn conserverend in dit bestemmingsplan Ceintuurbaanzone vastgelegd door middel van de bestemming 'Gemengd - 3'. Een eventuele toekomstige ontwikkeling van het perceel zal tot stand komen met een nieuwe planologische procedure.

In deze bestemming zijn toegestaan:
gebouwen ten behoeve van:

  • kantoren over alle bouwlagen;
  • een horecabedrijf (categorieën 1 tot en met 4 van de Lijst met horecacategorieën) in de onderbouw en de eerste bouwlaag;
  • een sportschool in de onderbouw en de eerste bouwlaag.

Wijzigingsbevoegdheid

De wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel dat het gebruik kan worden gewijzigd ten behoeve van sportvoorzieningen, als aan de voorwaarden wordt voldaan. Bij het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid mogen de op de verbeelding aangegeven bestemmingsgrens, bouwvlak, bebouwingspercentage en bouwhoogte niet worden overschreden. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Oosterenk-Stadioncomplex.

Artikel 11 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming 'Groen' zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming 'Groen' zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 12 Horeca

Deze bestemming is van toepassing op de locatie van restaurant Urbana aan de Wipstrikkerallee 213 en het naastgelegen perceel. Op het naastgelegen perceel is voor de bouw van hotel Urbana vrijstelling van het bestemmingsplan verleend in juli 2010. Dit planologische besluit voor het mogelijk maken van het gebruik als hotel is in dit bestemmingsplan Ceintuurbaanzone vertaald naar de bestemming 'Horeca'. De locatie van het hotel heeft de aanduiding 'horeca van categorie 6' gekregen, waarmee de mogelijkheid voor een hotel planologisch is vastgelegd.

Artikel 13 Kantoor

Deze bestemming is gegeven aan het kantoor aan de Tesselschadestraat 155 / Aagje Dekenstraat 51-56a en het erf van het kantoor aan de Tesselschadestraat 55a. Deze bestemming is gericht op het gebruik van de gronden zuiver voor kantoorgebouwen.

Artikel 15 Sport

Deze bestemming is gegeven aan de sportterreinen op de locatie van het Oosterenk stadioncomplex. Op de gronden met deze bestemming zijn sportterreinen toegestaan. In de bestemming mogen gebouwen van niet meer dan 15 m² worden gebouwd, zoals dug-outs.

Artikel 16 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 17 Verkeer

Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer. Het betreft de volgende wegen nader onderverdeeld in het aantal toegelaten rijbanen en rijstroken:

1 rijbaan met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op;

  • de Oude Meppelerweg;
  • de Boerendanserdijk;
  • de Dokter van Thienenweg;
  • de Dokter Hengeveldweg;
  • de Dokter Klinkertweg;
  • de Dokter Eeftinck Schattenkerkstraat;
  • de Dokter van Deenweg;
  • de Dokter Spanjaardweg;

2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op:

  • de Zwartewaterallee (ten noorden van de oprit naar de A28 richting Utrecht);
  • de Meppelerstraatweg;
  • de Ceintuurbaan (ten zuiden van de Dokter van Heesweg);

2 rijbanen elk met 3 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op:

  • de rijksweg A28;
  • de Ceintuurbaan (ten zuiden van de oprit naar de rijksweg A28 richting Utrecht tot aan de Dokter van Heesweg).

Artikel 18 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 19 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Artikel 20 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming 'Wonen' met de 'specifieke bouwaanduiding-carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep of bedrijf aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep en tevens voor een aan huis verbonden bedrijf. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen zijn definities opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep en een dienstverlenend of ambachtelijk bedrijf. De definities van beroep en bedrijf aan huis zijn gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinities. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

In de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging staat aangegeven welke functies voor een bedrijf aan huis zijn toegestaan. Dit zijn bedrijfsactiviteiten van categorie A.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximale hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Artikel 21 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden dezelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 24 Leiding - Water

Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart 10 in paragraaf 4.3).

In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beroept zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 25 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 5 in paragraaf 2.2.1).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsvergunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming omvat, voor zover gelegen binnen het plangebied, de kernzone en de beschermingszone van de waterkering van de Nieuwe Vecht.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.

Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een Watervergunning van het waterschap nodig.

Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

Artikel 27 Waterstaat - Waterbergingsgebied

Deze dubbelbestemming omvat het stelsel van waterbergingen in de omgeving van de kantooreilanden op Oosterenk-Watersteeg, de zuidelijk gelegen kantoorlocatie in het plangebied.

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterbergingsgebied' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.

6.4 Algemene Regels

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 29 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.

Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Specifieke parkeernorm
Voor het gebied Oosterenk Watersteeg is een specifieke parkeernorm van toepassing. Zie hierover ook paragraaf 2.2.3.2 Verkeersstructuur. Het gebied waarvoor deze specifieke parkeernorm van toepassing is is aangegeven door middel van Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg bij de regels.

Artikel 30 geluidzone - industrie

Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein Marslanden. Deze zone ligt aan de zuid-oostzijde op een klein gedeelte van het plangebied. Er worden geen wijzigingen in de zonegrens aangebracht. (zie kaart 9 in paragraaf 4.2.1).

Artikel 31 vrijwaringszone - molenbiotoop

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is bekeken op welke wijze de windvang van de windmolen de Passiebloem beschermd en gegarandeerd kan worden. De huidige bebouwingshoogten in het gebied zijn een gegeven en zijn ook als zodanig in het plan vastgelegd in de specifieke bestemmingen. Het handhaven van de huidige windvang is op deze wijze gegarandeerd.

Voor nieuwbouwprojecten is in het bestemmingsplan Molenbiotoop, thematische partiële herziening, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 september 2004, een zone aangegeven waar binnen een afstand van 500 meter, gemeten vanaf de voet van de molen, rekening moet worden gehouden met de molenbiotoop van de Passiebloem. Deze zone van 500 meter ligt gedeeltelijk ook in het bestemmingsplan Ceintuurbaanzone en is daarom in dit bestemmingsplan opgenomen nu als gebiedsaanduiding conform de bestemmingsplanmethodiek van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2008).

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, indien deze gelegen zal zijn in de molenbiotoop ten behoeve van het behoud en het herstel van een goede windvang van de molen. In deze gebiedsaanduiding is de hoogteligging van de molenbiotoop nader omschreven.

Artikel 32 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 33 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', 'Wonen' alsmede 'Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 34 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Deze gebiedsaanduiding is gegeven aan een zuidelijk deel van de locatie van het Oosterenk stadioncomplex ten westen van de Dokter Denekampweg. De wijzigingsbevoegdheid heeft tot doel dat de bestemming Sport gewijzigd kan worden in bestemmingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen of parkeervoorzieningen en erftoegangswegen. De wijzigingsbevoegdheid was in deze vorm ook opgenomen in het geldende bestemmingsplan Oosterenk-Stadioncomplex.

Artikel 35 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 37 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Bijlage 1 Lijst met horecacategorieën:

Dit betreft een Lijst met horecacategorieën welke toelaatbaar zijn in de bestemmingen 'Horeca' en 'Gemengd - 2'. Het is een algemene lijst, welke toegepast wordt in de Zwolse bestemmingsplannen. Per bestemming wordt bepaald welke categorieën toelaatbaar zijn.

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen -Meergezinshuis'.
De staat maakt als Bijlage 2 onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 2 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg:

Deze is toegevoegd als verduidelijking van het gebied Oosterenk - Watersteeg. In enkele regels wordt naar dit gebied verwezen.
In Artikel 8 Gemengd - 1 worden de mogelijkheden voor kleinschalige detailhandel en horeca gekoppeld aan dit gebied. Daarnaast wordt in Artikel 29 Algemene bouwregels een specifieke parkeernorm gekoppeld aan dit gebied.

6.7 Consequenties Van Beleid

Het bestemmingsplan heeft voor het overgrote deel een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet. In enkele gevallen vinden er nog verdere ontwikkelingen plaats. In paragraaf 5.4 zijn deze gevallen toegelicht.

Bijgebouwenregeling
Met betrekking tot de regeling van de toelaatbaarheid van bijgebouwen bij woningen vindt er een wijziging plaats in de bestaande planologische situatie. Deze planologische wijziging heeft als doel om algemeen vastgesteld beleid door te voeren. Daartoe is de nieuwe standaard bijgebouwenregeling van Zwolle uit 2007 opgenomen, zoals in 2010 aangepast aan de Wabo. Dit kan leiden tot enige verdichting van de erven bij woningen.

6.8 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.9 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van karakter. In verband met het feit dat de gemeente binnen het plangebied door middel van dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen met financiële consequenties initieert, is het niet nodig om bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan te voegen.

Hoofdstuk 8 Overleg

8.1 Uitkomsten Overleg

In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is neergelegd dat in de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gevoerd moet worden met andere gemeenten, waterschappen, diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In berichtgeving vanuit het voormalige ministerie van VROM is aangegeven dat slechts plannen die aantoonbaar van nationaal belang zijn, aan VROM aangeboden dienen te worden. Daarvan is in casu geen sprake.

Op 20 juli 2012 is het voorontwerpbestemmingsplan Ceintuurbaanzone naar de instanties verzonden met het verzoek om voor 20 oktober 2012 schriftelijk te reageren. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan organisaties die belangen in de wijk hebben.

Het plan is toegezonden naar de volgende 21 instanties en organisaties:

  1. 1. Provincie Overijssel;
  2. 2. Rijkswaterstaat;
  3. 3. Waterschap Groot Salland;
  4. 4. Veiligheidsregio IJsselland;
  5. 5. Tennet TSO B.V.;
  6. 6. N.V. Nederlandse Gasunie;
  7. 7. Voorlichting en Adviescommissie Wonen Zwolle;
  8. 8. Brandweer Zwolle;
  9. 9. Enexis;
  10. 10. Het Oversticht;
  11. 11. Kamer van Koophandel;
  12. 12. KPN;
  13. 13. Ministerie van Economische Zaken;
  14. 14. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  15. 15. Rijksgebouwendienst;
  16. 16. Stichting Milieuraad Zwolle;
  17. 17. Vitens Overijssel N.V.;
  18. 18. Molenaarsteam van Oliemolen De Passiebloem;
  19. 19. Vereniging Vrienden van Oliemolen de Passiebloem;
  20. 20. Vereniging De Hollandsche Molen;
  21. 21. Ondernemersvereniging Oosterenk, Vrolijkheid, Berkum;

Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. Dit betreft de nummers 1 tot en met 7. Van de nummers 8 tot en met 21 is geen reactie ontvangen.

1. Provincie Overijssel

opmerking:
De provincie Overijssel is van mening dat met het plan een actueel en eigentijds ruimtelijke kader wordt geboden. Waardering wordt uitgesproken over de voortvarendheid van de actualisatieslag middels het project Zwolle op Orde. De provincie Overijssel constateert dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal ruimtelijk beleid. Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg.

reactie:
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

2. Rijkswaterstaat

opmerking 1:
Op de plankaart is te zien dat in en rond de aansluiting van de Ceintuurbaan op de A28 is in dit voorontwerp de bestemming Groen is toegepast. Aangegeven wordt dat het gebied echter primair onderdeel is van de rijksweg. Het gaat om de taluds, stabiliteitszones, op- en afritten, verkeersregelinstallaties, bijbehorende ondergrondse bekabelingen, geluidschermen, wegbermen, etc. Gelet op de ligging naast en tussen snelwegaansluitingen is de groenbestemming, welke primair gericht is op gebruik voor speelvoorzieningen, paden, water en (ondergeschikt) dagrecreatie, maatschappelijke voorzieningen, sport en educatief gebruik, af te raden. Geadviseerd wordt de bestemmingsgrenzen te laten aansluiten bij de kadastrale grenzen.

reactie:
De vormgeving van de bestemmingen Verkeer en Groen rond de aansluiting met de A28 is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Ceintuurbaan noord' (2008). Dit bestemmingsplan had tot doel om de reconstructie van de Ceintuurbaan en de aansluitingen juridisch te regelen. Zie hierover ook paragraaf 5.4.1. In de procedure van het bestemmingsplan Ceintuurbaan noord is geen reactie gekomen over de vormgeving van de bestemmingen Verkeer en Groen bij de aansluiting met de A28.
Het westelijk deel van de aansluiting van de Ceintuurbaan op de A28 is overigens opgenomen in een ander nieuw bestemmingsplan, namelijk bestemmingsplan Diezerpoort. Hierin is de aansluiting op dezelfde uniforme manier opgenomen. Tijdens het vooroverleg over dit plan (2e kwartaal 2012) is hierop vanuit Rijkswaterstaat geen reactie gekomen. Gelet op de uniformiteit bij het bestemmen van de aansluitingen is het gewenst om de plankaart hierin ongewijzigd te laten.

Los hiervan zijn de genoemde voorzieningen (taluds, stabiliteitszones en dergelijke) toegestaan in de bestemming Verkeer en in de bestemming Groen. De keuze voor de vormgeving van de bestemmingen bij de aansluiting is als volgt gemaakt. Daar waar de gronden zijn ingericht met rijbanen en op- en afritten is de bestemming Verkeer gegeven. Aan de gronden waar geen rijverkeer is toegestaan en waar de ruimtelijke uitstraling hoofdzakelijk 'groen' is is de bestemming Groen toegekend. Overigens maken de waterpartijen nabij de aansluiting met de A28 ook onderdeel uit van het traject van de gerevitaliseerde Westerveldse Aa. Door middel van ecoduikers worden delen van het traject weer met elkaar verbonden.

opmerking 2:
Gevraagd wordt om in de bestemmingsomschrijving van de bestemming Verkeer naast in - en uitvoegstroken tevens op te nemen: op- en afritten. Gevraagd wordt ook om de bestemmingsomschrijving aan te vullen in die zin dat er voorzieningen ten behoeve van geleiding van het verkeer mogelijk zijn (verkeerslichten, bebording etc.).

reactie:
Voorzieningen ten behoeve van geleiding van het verkeer worden geschaard onder de noemer 'infrastructurele voorzieningen'. Deze voorzieningen zijn in de bestemmingsomschrijving van diverse bestemmingen opgenomen als toegestaan. Ook in de bestemming Verkeer zijn de 'infrastructurele voorzieningen' opgenomen in de bestemmingsomschrijving (artikel 17.1 onder k) zodat ze -ook juist in deze bestemming- zijn toegestaan.
Deze opzet van de bestemmingsomschrijving is volgens de methodiek van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. Zie hierover ook paragraaf 6.1 van de toelichting.

3. Waterschap Groot Salland

opmerking:
Verzocht wordt om aanpassing van de dubbelbestemming Waterstaat-waterkering. Door de woningbouw in het Wipstrikpark ligt het tracé van de regionale waterkering nu langs het Almelose Kanaal op de grens van het bestemmingsplan Wipstrikpark. De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is bedoeld voor de waterkering inclusief een 20 meter brede beschermingszone.

Verzocht wordt om nu de dubbelbestemming aan te passen aan het gebied van de huidige regionale waterkering, inclusief de beschermingszone van 20 meter. Daarnaast wordt verzocht om in de tekst in paragraaf 4.2.6 'secundaire waterkering' te vervangen door de term 'regionale waterkering'.

reactie:
Het gebied van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering wordt aangepast conform de reactie van het Waterschap. In de toelichting wordt op kaart 10 (in paragraaf 4.3) de weergave van de waterkering aangepast. De tekst in paragraaf 4.2.6is aangepast conform de reactie van het Waterschap.

4. Veiligheidsregio IJsselland

opmerking 1:
In het bestemmingsplan wordt voldoende ingegaan op het aspect overstromingsrisico. Geconstateerd wordt dat het gehele plangebied voldoende wordt gedekt door de sirenes van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (de WAS-masten).

reactie:
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

opmerking 2:
Gevraagd wordt om in paragraaf 3.4 van het bestemmingsplan te verwijzen naar het gemeentelijk beleid voor prioriteitswegen.

reactie:
Een verwijzing naar het gemeentelijke beleid Prioriteitswegen is toegevoegd aan paragraaf 3.4Verkeersbeleid.

opmerking 3:
Gevraagd wordt de tekst in paragraaf 4.2.5, over de situatie van het LPG-tankstation, aan te passen.

reactie:
Van de tekst in paragraaf 4.2.5 over het LPG-tankstation zijn de laatste drie zinnen vervangen door de volgende tekst:
"Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Ceintuurbaan Noord en de Wet milieubeheervergunning van het LPG tankstation heeft de gemeente Zwolle het groepsrisico als gevolg van dit LPG tankstation verantwoord. Het voorliggende plan laat binnen het invloedsgebied geen nieuwe bestemmingen toe. De verantwoording van het groepsrisico voor het tankstation Ceintuurbaan 54 is derhalve nog van toepassing. Er is geen aanleiding deze verantwoording te heroverwegen."

opmerking 4:
Gevraagd wordt om in paragraaf 4.2.5 in te gaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid als het gaat om de buisleiding voor het transport van aardgas in het plangebied.

reactie:
De tekst in paragraaf 4.2.5 over de buisleiding is vervangen door de volgende tekst:
"Door het plangebied loopt een aardgastransportleiding van 40 Bar, 12" (inch) (300 mm) aan de noordzijde van de rijksweg A28. Uit diverse onderzoeken blijkt dat de PR 10-6 contour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De aardgasleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven. Binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt daarom is een toename van het groepsrisico niet aan de orde."

opmerking 5:
Geadviseerd wordt om nadere voorwaarden voor het vestigen van kwetsbare (gebruiks)functies op te nemen in het bestemmingsplan.

reactie:
In het bestemmingsplan worden gebruiks- en bouwmogelijkheden gegeven voor (gevoelige) functies. Deze gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn overgenomen uit de geldende ruimtelijke plannen, en zijn dus niet nieuw. Nadere bouwkundige eisen aangaande de externe veiligheid kunnen worden gesteld bij de vergunningverlening.

opmerking 6:
Gevraagd wordt om in paragraaf 3.16 Milieubeleid duidelijk aan te geven in welke mate het plangebied valt binnen de stroomzone van de A28 en het spoor.

reactie:
De omvang van de verschillende gebiedstypen uit het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid is opgenomen op een kaart bij dit beleid. In paragraaf 3.16 van het bestemmingsplan wordt het beleid aangehaald en wordt globaal beschreven op welke gebieden dit van toepassing is. Voor een preciezere duiding van de stroomzones kan het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid worden geraadpleegd. Gelet op de tendens van versobering / deregulering in bestemmingsplannen is het niet wenselijk deze informatie uit het beleid over te nemen.

opmerking 7:
Geadviseerd wordt om in overleg met de gemeentelijke brandweer bovenplanse maatregelen te nemen voor de A28.

reactie:
Over het treffen van bovenplanse maatregelen voor de A28 vinden binnen de gemeente Zwolle bespiegelingen plaats. Het vraagstuk wordt uitgewerkt, wat zal resulteren in een beleidsuitspraak. Opgemerkt moet worden dat dit advies buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan valt.

opmerking 8:
Geadviseerd wordt de informatie op de risicokaart te actualiseren.

reactie:
De opmerking over het actualiseren van de risicokaart is doorgegeven aan de functionaris openbare orde en veiligheid, die deze taak waarneemt. Opgemerkt moet worden dat dit advies buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan valt.

opmerking 9:
Geadviseerd wordt de aanwezigen in het plangebied voor te lichten over de risico's die zij lopen en wat zij bij een eventueel incident zelf kunnen doen.

reactie:
Voor de voorlichting van personen in het plangebied wordt aangesloten bij de risicocommunicatie en activiteiten die de gemeente Zwolle in dit kader al heeft opgezet. Opgemerkt moet worden dat dit advies buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan valt.

5. Tennet TSO B.V.

opmerking:
In het gebied dat is aangegeven op de verbeeldingen van het voorontwerpbestemmingsplan heeft Tennet noch ondergrondse hoogspanningskabels, noch bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft om die reden geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

reactie:
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

6. N.V. Nederlandse Gasunie

opmerking 1:
In artikel 22.5.1 van de dubbelbestemming Leiding - Gas wordt aangegeven in welke gevallen een omgevingsvergunning nodig is voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De Gasunie wil een uitbreiding van het aantal activiteiten, waarvoor een aanlegvergunningenstelsel van toepassing is.

reactie:
Van toepassing is de uniforme standaardregeling, waarin de Gasunie zich tot nu toe zich steeds kon vinden. De noodzaak voor nog meer regels wordt door de Gasunie onvoldoende aangetoond. Om overregulering te voorkomen wordt de standaardregeling voldoende geacht.

opmerking 2:
In artikel 22.5.2 van de dubbelbestemming Leiding - Gas wordt aangegeven voor welke werkzaamheden geen omgevingsvergunning verplicht is. De Gasunie wil uitgezonderd worden van de omgevingsvergunningsplicht.

reactie:
De omgevingsvergunningsplicht geldt ook voor de Gasunie. Juist de gevolgen van activiteiten van de Gasunie bij gasleidingen met een hoge druk moeten kunnen worden afgewogen tegen de bescherming van andere belangen in het gebied.

opmerking 3:
In Artikel 24 zijn de Algemene wijzigingsregels opgenomen. De Gasunie verzoekt om ook bij wijzigingen van het bestemmingsplan als extra voorwaarde op te nemen dat aan het groepsrisico moet worden voldaan.

reactie:
Ook bij wijzigingen van het plan moet altijd getoetst worden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van onder andere de brandveiligheid en de milieusituatie. In dat kader wordt ook bij wijzigingsplannen, indien nodig, naar het groepsrisico gekeken.

7. Voorlichting en Adviescommissie Wonen Zwolle

opmerking:
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

reactie:
De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage 1 Lijst Met Horecacategorieën

horeca van categorie 1:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 2a:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 2b:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren;

horeca van categorie 3:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel dan wel nevenactiviteit heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren en het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

horeca van categorie 4:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren al dan niet ter plaatse bereid;

horeca van categorie 5:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegende mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

horeca van categorie 6:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie.

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.1 Algemene Verklaring

2.1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies

Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.

De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.

De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide afdelingen.

2.1.2 SBI-codes

Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.

2.1.3 Omschrijving

In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.

2.1.4 Toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BESTEMMING' met de lettercode van de bestemming vermeld dat de activiteit toelaatbaar is in de betreffende bestemming.

2.1.5 Niet toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.

2.1.6 Categorieën

Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:

categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.

2.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen

b.o. bedrijfsoppervlak

cat categorie

e.d. en dergelijke

excl. exclusief

grth groothandel

inst. installatie

kg kilogram

KI kunstmatige inseminatie

kW kilowatt

m meter

mach. machines

MVA megavoltampère

MW megawatt

midd. middelen

n.e.g. niet elders genoemd

p.o. productieoppervlak

SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008

t.b.v. ten behoeve van

v.c. verwerkingscapaciteit

W bestemming Wonen

W-MG bestemming Wonen - Meergezinshuis

< kleiner dan

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

2.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg

Bijlage 3 Gebied Oosterenk - Watersteeg

Bijlage 1 Overzicht Beleidsnota's

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de volgende beleidsuitspraken gebruikt:

  • Handleiding Molenbiotoop van de Vereniging Hollandsche Molen, 1996
  • Duurzaam anders, december 1996
  • Groenbeleidsplan, maart 1998
  • Coffeeshopbeleid, oktober 1998
  • Dynamiek van Oud & Nieuw, Zwols monumenten- en archeologie beleid, 2000
  • Nota Speelruimte in Zwolle, juli 2001
  • Prostitutiebeleid in Zwolle, maart 2003
  • Welstandsnota, juni 2004
  • Recreatievisie, 2004
  • Bomenverordening, 2005
  • Woonvisie 2005 - 2020, april 2005
  • Ligplaatsenverordening woonschepen, juni 2005
  • Milieuvisie Milieu op scherp, december 2005
  • Beleid infiltratie hemelwater, juli 2006
  • Sportnota 2006 - 2011 gemeente Zwolle, 2006
  • Beleidsvisie Duurzaam Bouwen, januari 2007
  • Algemene Bijgebouwenregeling 2007
  • Luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007 - 2011, 2007
  • Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder, februari 2007
  • Beleidsvisie externe veiligheid, maart 2007
  • Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle, juli 2007
  • Visie op de ondergrond, oktober 2007
  • Stedelijk Waterplan Zwolle 2008
  • Beleidsplan verkeersveiligheid 2008 - 2018
  • Structuurplan Zwolle 2020, juni 2008
  • Archeologiebeleid, gemeente Zwolle, augustus 2008
  • Mobiliteitsvisie gemeente Zwolle, maart 2009
  • Omgevingsvisie Overijssel, juli 2009
  • Uitvoeringsprogramma structuurplan, september 2009
  • Masterplan sportaccommodaties, 2009
  • Beeldkwaliteitsplan Oosterenk-Watersteeg, 2010
  • Verruiming en verduidelijking vestigingsmogelijkheden perifere detailhandel, september 2010
  • Kadernota kantorenlocaties 2011-2020, maart 2011
  • Kadernota detailhandel 2012-2020, TopWinkelstad Zwolle, april 2012

Bijlage 2 Waardenkaart Objecten, Complexen En Structuren

Bijlage 2 Waardenkaart objecten, complexen en structuren