Voorsterpoort
Bestemmingsplan - gemeente Zwolle
Vastgesteld op 18-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Voorsterpoort van de gemeente Zwolle;
1.2 bestemmingsplan Voorsterpoort
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP12011-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlage de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.6 archeologische monumenten:
terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.7 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.8 bebouwingspercentage:
indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;
1.9 bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
1.10 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van winkels of kantoren met inbegrip van alle daarbij behorende ruimten;
1.15 bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.18 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.22 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak en waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarbij alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte;
1.23 één bestemmingsvlak vormend:
twee bestemmingsvlakken, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één bestemmingsvlak;
1.24 één perceel vormend:
twee percelen, welke ter plaatse van de aanduiding 'relatie' door de aangegeven relatie met elkaar verbonden zijn en daardoor aangemerkt worden als één perceel;
1.25 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;
1.26 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;
1.27 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.28 garagebedrijf:
een bedrijf, waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verrichten van onderhoud en de verkoop van auto's, motorfietsen, bromfietsen, snorfietsen en fietsen alsmede de verkoop van bijbehorende accessoires;
1.29 gebiedsontsluitingsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.31 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.32 geluidsgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.33 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.34 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.35 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.36 groothandelgebonden detailhandel:
detailhandel, welke een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaakt van een groothandelsbedrijf;
1.37 hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.38 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.39 horeca:
de bedrijfssector gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
1.40 horecabedrijf:
een bedrijf, waar ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken worden verstrekt;
1.41 kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.42 kantoorgebouw:
een gebouw, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder is begrepen congres- en vergaderaccommodatie;
1.43 kinderdagverblijf:
opvangplaats voor kinderen van wie de ouders buitenshuis werken;
1.44 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.45 kwetsbaar object:
een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.46 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.47 meubelboulevard:
een verzameling van voor het publiek vrij toegankelijke ruimten, die qua aard en inrichting kennelijk zijn bedoeld voor de bedrijfsmatige uitoefening van de detailhandel in al dan niet gebruiksklare meubels;
1.48 meubels:
goederen bestemd voor het inrichten van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tafels, stoelen, banken, kasten en bedden;
1.49 monumenten:
alle vóór tenminste 50 jaar vervaardigde zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden;
1.50 naar de weg toegekeerde gevel van een hoofdgebouw:
de naar de weg toegekeerde gevel van het hoofdgebouw, waar de hoofdtoegang van het hoofdgebouw is gelegen;
1.51 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.52 niet zelfredzame personen:
personen die niet in staat zijn een plek van een incident te verlaten en zichzelf in veiligheid te kunnen brengen als gevolg van hun beperking op fysiek, psychisch of verstandelijk vlak;
1.53 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden;
1.54 onderhoudsdepot:
een depot ten behoeve van het onderhoud van watergangen, waarbij het uit de watergangen afkomstig afvalmateriaal tijdelijk wordt opgeslagen;
1.55 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen voor langzaam verkeer;
1.56 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.57 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.58 perifere detailhandel:
detailhandel, welke ruimtelijk minder goed past in een stadscentrum of in woonwijken, waaronder verstaan wordt detailhandel in:
meubels, woninginrichtingsartikelen, keukens met bijbehorende artikelen, sanitair met bijbehorende artikelen, caravans, kampeerauto's, tenten, motorboten, zeilboten, roeiboten, kano's, planten, andere tuinartikelen, doe-het-zelf-artikelen en bouwmaterialen;
1.59 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.60 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.61 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;
1.62 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.63 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
1.64 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen en vaste plaatsen op snuffelmarkten;
1.65 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.66 stroomweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke geschikt is voor snelle verplaatsingen over grotere afstanden;
1.67 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.68 verminderd zelfredzame personen:
personen die in staat zijn om met enige hulp en aanwijzigen zelfstandig een plek van een incident kunnen verlaten en zichzelf in veiligheid kunnen brengen;
1.69 verzorgend bedrijf:
het verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek en/of het te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.70 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.71 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.72 woninginrichtingsartikelen:
goederen, geen meubels zijnde, bestemd voor het stofferen en/of verfraaien van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tapijten en andere vloerbedekking, gordijnen en woningtextiel;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.7 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.8 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
- b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van bedrijven die in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de met een nummer in de staat aangegeven zones, waarbij deze zones in een bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone' zijn aangeduid met een nummer achter het woord 'zone';
met uitzondering van zelfstandige kantoren, waarbij de bruto vloeroppervlakte van onzelfstandige kantoren niet meer dan 500 m² per bedrijf mag bedragen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. geluidwerende voorzieningen;
- e. openbare nutsvoorzieningen;
- f. infrastructurele voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. water;
met de daarbij behorende:
- i. tuinen, erven en terreinen;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere bedrijven dan de bedrijven die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen de betreffende zone in de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel of horeca;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige kantoren;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor onzelfstandige kantoren met een grotere bruto vloeroppervlakte dan 500 m² per bedrijf;
- e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
- f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van detailhandel in meubels en woninginrichtingsartikelen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;met de daarbij behorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een andere functie dan detailhandel in meubels en woninginrichtingsartikelen;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Gemengd
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen ten behoeve van:
- 1. maatschappelijke voorzieningen;
- 2. kantoren;
met uitzondering van:
- b. gebouwen voor verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen in de zone tussen 0 en 250 meter vanuit de as van de A28;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. openbare nutsvoorzieningen;
- g. infrastructurele voorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. water;
met de daarbij behorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
- b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen in de zone tussen 0 en 250 meter vanuit de as van de A28;
- c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. speelvoorzieningen;
- d. water;
met daaraan ondergeschikt:
- e. maatschappelijke voorzieningen;
- f. sport;
- g. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
- h. educatief gebruik;
- i. nutstuinen;
- j. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- k. geluidwerende voorzieningen;
- l. openbare nutsvoorzieningen;
- m. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- n. bebouwing.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoorgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
- e. infrastructurele voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
met de daarbij behorende:
- h. tuinen, erven en terreinen;
- i. bijhorende bouwwerken;
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een stroomweg voor zover het de A28 betreft;
- b. gebiedsontsluitingswegen;
- c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
met een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer met:
- d. 2 rijbanen elk met 1 tot 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Grote voort en de Russenweg;
- e. 2 rijbanen elk met 2 rijstroken met waar nodig in- en uitvoegstroken op de Westenholterallee en de Blaloweg;
- f. 4 rijbanen met elk 2 rijbanen met waar nodig in- en uitvoegstroken op de A28;
met daaraan ondergeschikt:
- g. parkeervoorzieningen;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. water;
met de daarbij behorende:
- n. bebouwing.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 9 Verkeer - Erftoegangsweg
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
met daaraan ondergeschikt:
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. sport;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. water;
met de daarbij behorende:
- m. bebouwing.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorweg-en tramwegvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. gebouwen ten behoeve van spoorweg-en tramwegvoorzieningen;
- c. overwegen;
- d. paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. openbare nutsvoorzieningen;
- h. infrastructurele voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. bermstroken;
- k. taluds;
- l. water;
met de daarbij behorende:
- m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- d. de sociale veiligheid;
- e. een goede milieusituatie;
- f. de bescherming van de groenstructuur;
- g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
- d. scheepvaart;
met daaraan ondergeschikt:
- e. woonschepenligplaatsen;
- f. oeververbindingen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. openbare nutsvoorzieningen;
- i. infrastructurele voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. bebouwing, waaronder bruggen en dammen met duikers.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. een goede milieusituatie;
- e. de bescherming van de groenstructuur;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
- b. het gebruik van gronden, bouwwerken en woonschepen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van gas door een hoge druk aardgastransportleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen, waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van elektrische energie door een hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse hoogspanningsgasdrukpijpkabelverbinding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Leiding - Riool
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Leiding - Water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het ondergrondse transport van water door een hoofdwaterleiding;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse waterleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
- b. de permanente opslag van goederen.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
- b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Parkeren
- a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
- b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
18.2 Laden of lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in artikel 18.1 en 18.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. het bepaalde in artikel 18.1 en 18.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 19 Geluidzone - Industrie
19.1 Aanduidingsomschrijving
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Voorst omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
- b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Voorst buiten deze grens en buiten het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.
Artikel 20 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
20.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor:
- a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening in het waterwingebied Engelse werk;
met de daarbij behorende:
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. een gebruik ten behoeve van een binnen deze gebiedsaanduiding voorkomende bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de bescherming van de drinkwatervoorziening wordt gedaan;
- b. het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van afvalstoffen.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
21.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
21.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
- a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
- b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
- f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
- 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
- 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
21.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 21.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de parkeergelegenheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Groen', 'Verkeer' en 'Verkeer - Erftoegangsweg' wijzigen in die zin dat de situering van wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd, mits:
- a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 23 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
- b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
- c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
- d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
- e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
- f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
24.1 Overgangsrecht bouwwerken
24.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 25 Slotregel
Het plan wordt aangehaald als:
'bestemmingsplan Voorsterpoort'.
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Voorsterpoort'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering
van 1 juli 2013 nummer OW1306-0076.
drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 150 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. Een aantal plannen dateert zelfs van voor het in werking treden van de voormalige Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in 1965. Deze vele bestemmingsplannen bedekken Zwolle als een onoverzichtelijke lappendeken. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Zo hebben de diverse bestemmingsplannen verschillende regelingen voor vergelijkbare delen van het stedelijke gebied. Met het oog op rechtsgelijkheid - in het ene plangebied is nu minder toegestaan dan in het andere plangebied - en in verband met beheersaspecten (onder andere handhavingsbeleid) is dit uitermate ongewenst en ondoelmatig. Bovendien vervallen de plannen van voor 1965 op 1 juli 2013. Daarnaast geldt dat plannen voor een periode van tien jaar telkens opnieuw moeten worden vastgesteld. Indien dit niet gebeurt, dan kunnen er geen bouwleges worden geheven voor bouwplannen die passen binnen het bestemmingsplan.
Om die reden wordt gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om in 2012 alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.
Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 17 nieuwe plannen. Dit bestemmingsplan bestaat uit de plankaart met de daarbij behorende bestemmingsregels en deze toelichting. In de toelichting worden in hoofdstuk 1 het doel van het bestemmingsplan en het plangebied zelf beschreven. Daarnaast bevat het een opsomming van de geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de diverse relevante beleidskaders besproken die van toepassing zijn bij het opstellen van dit bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten weer van diverse (milieu)analyses van de wijk. Afhankelijk van de resultaten worden voor de aanwezige functies eventuele beperkingen vastgesteld. De planbeschrijving volgt in hoofdstuk 5, waarin wordt ingegaan op de inrichting van het plangebied. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader van het bestemmingsplan toegelicht. Vervolgens wordt in hoofdstuk 7 de economische uitvoerbaarheid van het plan besproken. Tot slot komen in hoofdstuk 8 de uitkomsten van het overleg aan de orde.
1.2 Doel
Het doel is om over een actueel bestemmingsplan te beschikken, rechtszekerheid te bieden en het planologisch beleid beheersbaar te houden. Op grond van het overgangsrecht van de op 1 juli 2008 ingevoerde Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het recht op leges voor gebieden, waar bestemmingsplannen gelden die ouder dan 10 jaar zijn .Om het recht op leges veilig te stellen kan nu niet langer gewacht worden op de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarin alle voor de komende 10 jaar beoogde ontwikkelingen zijn vastgelegd.
Voor het gebied van de Voorsterpoort zijn nieuwe punten van gemeentelijk beleid vastgesteld in het Ontwikkelkader Voorsterpoort dat op 5 maart 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld. Daarnaast is ook de kadernota detailhandel vastgesteld. Om de nieuwe punten van beleid juridisch vast te leggen zal later worden bepaald welk planologisch instrument het beste aansluit bij het flexibele karakter van het ontwikkelkader.
In dit conserverende plan voor Voorsterpoort worden de huidige functies van het gebied vastgelegd in een modern digitaal bestemmingsplan gemaakt volgens de landelijke standaarden.
1.3 Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd aan de noordzijde door de Blaloweg, aan de oostzijde door de oostzijde van de spoorlijn Zwolle - Kampen, aan de zuidzijde door de berm van de zuidzijde van de A28 inclusief het Spoolderplein en aan de westzijde door de watergang tussen de percelen aan de Beukenallee en de Westenholterallee inclusief de carpoolplaats. De ligging van het plangebied is op kaart 1 weergegeven.
De ligging van het plangebied is op kaart 1 weergegeven.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen waarvan de plangrenzen zijn aangegeven op kaart 2:
1700
Bestemmingsplan Spoolde-Grote Voort, vastgesteld door de raad op 15 maart 1976, nr. 77, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 24 mei 1977, afdeling 2 nr. 58168;
1701
Bestemmingsplan ex artikel 11 W.R.O Spoolde Grote Voort Bedrijvenpark, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 20 december 1983 nr.108166, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 9 februari 1984, afdeling 2 nr.193129;
1702
Herziening Bestemmingsplan Spoolde-Grote Voort (meubelboulevard) vastgesteld door de raad op 4 juli 1989, nr.170, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 28 november 1989 nr. RGP89/1458
1740
Bestemmingsplan Westenholterallee, vastgesteld door de raad op 19 april 2004, nr. OWR04-53, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 16 november 2004, nr. RWB/2004/1761;
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Bestaande Situatie
In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische, de ruimtelijke en de functionele structuur.
2.1.1 Archeologische structuur
Inleiding
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
Bestemmingsplannen en archeologische waarden
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties.
Bij de vernieuwing van alle bestemmingsplannen wordt per bestemmingsplangebied de archeologische waarderingskaart opgewaardeerd. De jongste inzichten worden er in verwerkt.
Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Er zijn 5 waarden: 0%, 10%, 50%, 90% en 100%.
Een 0% gebied is archeologisch leeg. Deze leegte kan gebaseerd zijn op archeologisch onderzoek dan wel op secundaire analyses. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden in deze gebieden vanuit een archeologisch oogpunt.
Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden. Stoot de 'verstoorder' onverhoopt toch op archeologisch belangrijke zaken, dan is dat jammer. Zijn bouwwerkzaamheden worden niet vertraagd, tenzij een en ander van landelijk belang is en werkzaamheden stop gezet moeten worden. Maar dan moet de 'verstoorder' volledig schadeloos gesteld worden.
Een 50% gebied heeft vooral betrekking op 'esgronden' en 'dekzandruggen'. Niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook op provinciaal en landelijk niveau is gebleken dat deze plekken een kans van 1 op 2 hebben op de aanwezigheid van prehistorische of vroeg middeleeuwse sporen. De trefkans is dus zeer hoog.
Hier moet de 'verstoorder' toestaan dat er eerst een proefonderzoek plaats vindt op basis waarvan geoordeeld wordt of er een volledig archeologisch onderzoek verricht moet worden. De 'verstoorder' wordt aangeslagen voor alle hiermee gepaard gaande kosten. Een en ander geschiedt volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie.
Het verschil tussen een 90% en een 100% gebied is gering. Van een 100% gebied is het 100% zeker bekend dat er belangrijke archeologische waarden liggen, omdat het 'gezien' is. Van een 90% gebied is het bijna zeker bekend, omdat bijvoorbeeld het gebied er naast 'gezien' is. Onder 'gezien' wordt verstaan dat er opgegraven is of dat er via de kadastrale kaarten een bouwwerk gelokaliseerd kan worden of dat het tussen of aansluitend aan opgegraven sites ligt.
Voor beide gebieden geldt dat er een volwaardige opgraving verricht zal moeten worden volgens de wettelijk voorgeschreven regels conform het Kwaliteitshandboek voor de Nederlandse Archeologie. De hiermee gepaard gaande kosten komen ten laste van de 'verstoorder'.
Over het algemeen geldt dat onder bodemverstoringen in de binnenstad ingrepen 20 centimeter onder het bestaande maaiveld moeten worden verstaan. De ervaring heeft geleerd dat vaak tot het oorspronkelijk maaiveld is gesloopt, waarna men er een dun laagje zand op heeft gelegd waarop de huidige bestrating ligt.
Voor de buitengebieden gelden andere maatstaven die van geval tot geval bekeken moeten worden. Zo kan bijvoorbeeld langs de Heinoseweg rondom restaurant 'de Mol' het bodemarchief direct onder de graszoden liggen, terwijl in Ittersumerbroek de sporen afgedekt zijn door een kleilaag met daarop overstromingszand, waardoor de sporen wel 80 centimeter onder het maaiveld liggen.
Afhankelijk van de verstorende bodemingrepen zal derhalve van geval tot geval bekeken moeten worden wat er aan archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Een belangrijke richtlijn is wel de afmeting van de bouwplannen of andere gebieden waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden. Deze richtlijn is gesteld op een oppervlak van 100 m² en een ontgravingsdiepte van 0,5 meter.
De archeologische waarderingskaart is geen statische kaart. Het is een dynamische kaart. Dat houdt in dat door in de toekomst verworven kennis aan reeds gewaardeerde gebieden een afwijkende waarde kan worden toegekend. Dat kan betekenen dat er in een 10% gebied (een gebied waarvan we niets afweten) ineens een 100% locatie gelokaliseerd wordt. Anderzijds kan een 50% of 90% gebied of een deel daarvan ineens een 0% gebied worden, bijvoorbeeld doordat de grens van een prehistorische nederzetting er dwars doorheen loopt. Of omdat er diepe sloop of afgraving heeft plaats gevonden waarvan geen documentatie beschikbaar was.
Veranderde inzichten hebben voor een potentiële verstoorder alleen consequenties als dit voorafgaand aan een bouwaanvraag bekend is gemaakt door de archeologische dienst.
Beschrijving 50% gebieden.
083
Waardering: 50%
Dit gebied ligt op een dekzandhoogte en heeft een landelijk karakter. Het wordt doorsneden door de Nilantsweg die overgaat in de Meenteweg. Aan deze weg die parallel loopt aan de IJsseldijk ligt een aantal oude boerderijen.
In het gebied lag verder nog de Beukenallee, omstreeks 1936 nog een kronkelig zandpad omzoomd door beuken. Aan het eind van de Beukenallee lag het landgoed Mariënheuvel. Dit goed heette vroeger Kortenberg. Tegenover het punt waar de Nilantsweg uitkwam op de Beukenallee lag een koepeltje dat op het hoogste punt van het landgoed stond. Het buitenhuis moet rond 1868 in opdracht van de familie Ramaer zijn gebouwd.
084
Waardering: 50 %
Dit gebied ligt ten westen van het Zwolle-IJsselkanaal en vormt als het ware een brug tussen de mogelijke nederzetting uit de Midden Bronstijd (273) aan de Boeierweg en de dekzandrug en rivierduinencomplex van Voorst en Westenholte. Het terrein is tegenwoordig ingericht als industrieterrein en wordt aan de westzijde begrensd door de Klipperweg. Het gebied wordt doorsneden door de Hoekerweg en Botterweg.
Onder het industrieterrein kunnen sporen van nederzettingen uit de Prehistorie tot de Middeleeuwen aanwezig zijn.
2.1.2 Ruimtelijke structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven op het gebied van het verkeer, het groen, het water en de bebouwing.
2.1.3 Functionele structuur
In deze paragraaf wordt de bestaande functionele structuur van het plangebied omschreven op het gebied van de overige maatschappelijke voorzieningen en de economische voorzieningen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komt een aantal relevante onderdelen van het beleidskader aan de orde. Dit betreft het kader van het rijksbeleid, het provinciale beleid en van het gemeentelijke beleid.
3.2 Ruimtelijk Beleid
3.2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
Op rijksniveau is de Nota Ruimte het belangrijkste ruimtelijke beleidskader. In deze nota zijn de hoofdlijnen voor het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd. Één van de vier algemene doelen is het versterken van de economie door het oplossen van ruimtelijke knelpunten. Buiten de nationale hoofdstructuur stelt het Rijk zich echter terughoudend op. De Nota Ruimte bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied, want het plangebied Voorsterpoort ligt niet in één van de door het Rijk aangewezen nationale stedelijke netten of economische kerngebieden.
3.2.2 Provinciaal beleid
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.
In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.
Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de omgevingsvisie aangeduid als 'bedrijventerrein' in een stedelijke omgeving. De spoorlijn naar Kampen staat aangegeven als 'spoor' met de aanduiding 'stationsgebied' voor een nieuwe halte.
De ambitie van de provincie voor ' economie en vestigingsklimaat' in de stedelijke omgeving is een vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie met voldoende en aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden voor kennisintensieve maakindustrie en midden- en kleinbedrijf (mkb). Er wordt gestreefd naar vitale werklocaties die aansluiten bij de vraag van ondernemers. Als 'hoofdlijn van beleid' wordt gekozen voor het bedienen van de regionale markt voor bedrijventerreinen vanuit stedelijke netten, een bijzondere positie voor streekcentra, het toepassen van de SER-ladder, inzet op herstructurering, bovenlokale/regionale afstemming van werklocaties, specialisatie en clustering van vooral kennisintensieve maakindustrie.
3.2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Op de structuurplankaart is het plangebied aangeduid als ''centrumstedelijk gebied' .
3.3 Archeologisch Beleid
Archeologie
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit.
Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
3.4 Verkeersbeleid
In maart 2009 is door de gemeenteraad van Zwolle de Mobiliteitsvisie vastgesteld. Hierin zijn o.a. de hoofdnetwerken voor auto- en fietsverkeer vastgelegd en de wegencategorisering in het kader van duurzaam veilig. De wegen op Voorsterpoort zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg B (50 km per uur).
Het vigerende parkeerbeleid voor Voorsterpoort ligt vast in de bouwverordening en heeft de volgende kenmerken:
- voor kantoren wordt op basis van de bouwverordening een parkeernorm gehanteerd van 1 parkeerplaats per 65 m² (B-locaties). Deze komt overeen met de toegepaste norm voor het Spooldereiland. De integrale visie van 2007 gaat uit van 1 parkeerplaats per 55 m².
- voor Spooldereiland wordt volgens contract 95% van het benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien.
- De overige 5% wordt in openbaar-toegankelijke parkeervoorzieningen gerealiseerd.
- Voor de retail en de leisure geldt op basis van de bouwverordening een parkeernorm van 1 pp per 25 m² bvo. Meer inzoomend op de specifieke invulling varieert de norm tussen de 2 en 7 pp per 100 m² bvo
- Met bedrijven is in het convenant Mobiliteitsmanagement afgesproken om het autogebruik (tijdens de spitsuren) met 5% te verminderen.
De vigerende parkeernorm (1 pp per 65 m² bvo) voor de kantoren op het Spooldereiland wijkt fors af van de gemeten parkeerdruk in 2008. Dit wordt bevestigd door de uitkomst van het Gebiedsplan Mobiliteitsmanagement Voorsterpoort 2010 waaruit blijkt dat het autogebruik van het kantoorpersoneel aanzienlijk hoger is (71%) dan oorspronkelijk bij de bouw van de kantoren was gepland (40%)
De uitkomst van beide onderzoeken laat zien dat de werkelijke parkeervraag voor de kantoren bijna twee keer zo groot is als de berekende parkeerbehoefte. Het spanningsveld is duidelijk zichtbaar in tijdelijke parkeeroplossingen (v.m. ROVA-terrein) en de parkeerdruk in de openbare ruimte in de omgeving van de kantoren. Ondanks de afspraken die in het kader van het Convenant Mobiliteitsmanagement met bedrijven zijn gemaakt is de parkeervraag niet gedaald. Bovendien neemt de parkeerdruk bij een groot aantal kantoren toe als gevolg van het efficiëntere gebruik van het kantoorvloeroppervlak (Het Nieuwe Werken).
Om die reden loopt momenteel een onderzoek naar herziening van de parkeernormen/kencijfers in de Gemeente Zwolle dat naar verwachting in de 2e helft van 2013 of de eerste helft van 2014 gereed zal zijn.
De toekomst van het Kamperlijntje dat aan de noordoostzijde langs Voorsterpoort rijdt is momenteel uiterst onzeker. De kans op de eerder geplande vertramming van de lijn met een halte in Voorsterpoort lijkt verkeken. Het onderzoek dat de Provincie Overijssel samen met de Gemeente Kampen en Zwolle uitvoert richt zich nog op varianten met nieuwe type treinen of bussen. Naar verwachting zal medio 2013 een beslissing worden genomen door Provinciale Staten van Overijssel over de toekomst van de lijn. Voorlopig blijft het huidige materieel rijden.
Het verbeteren van de hoofdfietsroute over het Kamperpad incl. het ongelijkvloers maken van de oversteek van de Blaloweg staat al enkele jaren op het programma, maar is telkens uitgesteld door de nauwe samenhang met de toekomst van de Kamperlijn.
Prioriteitwegen
Op 21 september 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders prioriteitwegen vastgesteld. Prioriteitwegen zijn wegen die door de hulpverleningsdiensten primair gebruikt worden om tijdig (binnen de gestelde zorgnormen) op de plaats van een incident te kunnen zijn.
Hoofdroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom
- Routes vanaf de ambulancepost, kazerne of het politiebureau naar risicovolle of kwetsbare objecten.
Op deze wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De snelheid van de hulpverleningsdiensten bij calamiteiten en hulpverleningen is zo mogelijk tot 20 km/u hoger dan de snelheid van het overige verkeer. Voor de hulpverleningsdiensten moet er ruimte zijn om zowel het verkeer op dezelfde baan als het tegemoetkomende verkeer te passeren.
Vervolgroutes zijn:
- Stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen buiten en binnen de bebouwde kom (in termen van duurzaam veilig).
De Rieteweg behoort tot de categorie vervolgroute. In het plangebied bevinden zich geen hoofdroutes.
Op deze wegen binnen de gemeente mogen voor de hulpverleningsdiensten geen negatieve snelheidsremmers worden toegepast. Op deze hoofdwegen en doorgaande wegen kan tenminste 50 km/u gereden worden. De hulpverleningsdiensten moeten zonder verlies van tijd door snelheidsremmers van en naar de plaats van het incident kunnen. Uitgangspunt hierbij is het behalen van de gestelde zorgnorm. De wegen in het bestemmingsplan zijn zodanig bestemd dat zij aan het bovengestelde voldoen.
3.5 Groenbeleid
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus (zie kaart 9 Groenstructuur voor structuurgroen en buurtgroen).
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.
Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.
Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.
Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en/of recreatief gebruik.
3.6 Waterbeleid
Europees en nationaal beleid
Duurzaam, schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn, heel in het kort, de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw, die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
Waterbeheer 21e eeuw
Waterbeheer 21e eeuw (WB21) anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
- Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
- Schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Bij “vasthouden, bergen en afvoeren” wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij “schoonhouden, scheiden en zuiveren” gaat het om een voorkeurvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuilwater zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu is de coördinerend bewindspersoon voor het Deltaprogramma.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Voor 2015 worden die voorgelegd aan het kabinet. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water.
Provinciaal beleid
De provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat ondermeer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet) en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van het waterschap Groot Salland is verwoord in het waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken wil het waterschap het beheer en onderhoud van deze wateren overnemen van de gemeenten. Op watergangen van het waterschap Groot Salland is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in het gemeentelijk rioleringsplan. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
3.7 Kantorenbeleid
In de Kadernota Kantorenlocaties 2011-2020 wordt ingegaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de kantorenmarkt en wordt een stedelijke kantorenstrategie uitgezet. De nota is vastgesteld door de raad in maart 2011. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan en dus niet gericht is op ontwikkeling, wordt de in de nota opgenomen kantoorprogrammering planologisch niet meegenomen.
3.8 Detailhandelsbeleid
Voorsterpoort biedt een belangrijke perifere locatie voor grotere winkels. In de 'Kadernota Detailhandel 2012-2020', die is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2012 wordt aangegeven dat een toevoeging van 20.000 tot 25.000 m² b.v.o. een goede basis biedt voor een verdere uitbouw van de regionale potentie. Een grootschalig concept sluit bovendien aan op de kwaliteit die Zwolle nastreeft als aantrekkelijke woon- en werkstad in de regio. Aansluitend aan de huidige meubelboulevard (circa 20.000 m² b.v.o.) kan dit programma goed worden gerealiseerd. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan en dus niet gericht is op ontwikkeling, wordt het in de nota opgenomen programma planologisch niet meegenomen.
3.9 Milieubeleid
Milieu algemeen
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied. Voor de A28 zone, de Spoorzone, het bedrijventerrein de Vrolijkheid en Diezerpoort zijn gebiedsgerichte milieuvisies opgesteld.
Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid zijn relevant voor Voorsterpoort. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.
Geluid
In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Het bestemmingsplan Voorsterpoort behoort tot het gebiedstype “Bedrijfsterrein zwaar”. Voor dit gebiedstype zijn geen geluidambities vastgesteld. Wel geldt voor het bedrijventerrein Voorsterpoort een wettelijke vastgesteld geluidzone.
Ten aanzien van de AMvB-bedrijven, zogenaamde Activiteitenbesluit of BARIM (Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer) bedrijven, op gezoneerde industrieterreinen is het uitgangspunt dat deze bedrijven niet worden beperkt in de door hun gewenste geluidsruimte, maar dat de representatieve geluidsruimte in beeld wordt gebracht en juridisch wordt vastgelegd. Bij het doen van de melding zal het bedrijf ook toekomstige ontwikkelingen in beeld moeten brengen, zodat hier in het zonemodel rekening mee kan worden gehouden. In de Nota Industriegeluid Zwolle (2007) worden afstandcriteria genoemd voor AMvB-bedrijven. Indien een bedrijf zich vestigt binnen de gestelde afstand van de zone, dan wordt door de gemeente een akoestisch onderzoek vereist en op basis hiervan eventueel maatwerkvoorschriften opgelegd.
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
- voldoen aan wet- en regelgeving;
- anticiperen op de toekomst;
- knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden.
Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen: beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
- overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
- een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
- veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
- zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
Op 20 januari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Bedrijventerrein Voorsterpoort wordt gekarakteriseerd als gebiedstype “Bedrijfsterrein zwaar” voor dit gebiedstype geldt een beperkte toename van het groepsrisico en een overschrijding van de oriëntatiewaarde is toegestaan mits dit vanuit de kenmerken van de locatie en maatregelen te verantwoorden is. De PR 10-6 contour mag niet over een buurperceel (maar wel over infrastructuur en groen zones) liggen tenzij er op het buurperceel geen kwetsbare objecten binnen de contour aanwezig zijn of in de toekomst mogelijk zijn.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.
4.2 Milieu
4.2.1 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' (bijvoorbeeld scholen) die binnen de geluidszone zijn gelegen.
Wegverkeerslawaai
Volgens de Wgh moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de actuele geluidsbelasting indien een bestemmingsplan geluidsgevoelige functieveranderingen toestaat voor gebieden die liggen langs zoneplichtige wegen. Deze verplichting geldt niet voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 kilometer per uur. Dit geldt voor de meeste wegen in het plangebied.
In het plangebied zijn de volgende wegen zoneplichtig: Voorsterweg, Westenholterallee en de Blaloweg en de A28. Binnen de onderzoekszones van de genoemde zoneplichtige wegen zijn geen nieuwe geluidsgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
Industrielawaai
Het plangebied Voorsterpoort maakt onderdeel uit van het geluidsgezoneerde bedrijventerrein Voorst. Dit is een bedrijventerrein waar bedrijven zijn toegelaten die het kader van de Wet geluidhinder in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. De zonegrens vormt de 50 dB(A) geluidscontour van het industrieterrein. Deze contour is op onderstaande kaart weergegeven. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen gelegen. Op de hoek Blaloweg – Russenweg bevindt zich een middelbare school. Deze school is geluidgevoelig maar omdat het een bestaande en historisch gegroeide situatie betreft en deze school zich op een geluidgezoneerd bedrijventerrein bevindt gelden er geen beperkingen voor omliggende bedrijven.
De gemeente treedt op als zonebeheerder en is ten behoeve daarvan in het bezit van een digitaal zonemodel. Hierin zijn de bestaande bedrijven ingevoerd op basis van de vergunning- of meldingsplicht en is voor een beperkt aantal lege kavels geluidsruimte gereserveerd.
De hoeveelheid te vergunnen geluid voor dit bedrijventerrein is beperkt. Voor een duurzame invulling en een optimaal gebruik van het terrein is het noodzakelijk om zorgvuldig met het uitgeven van geluidruimte en de verdeling daarvan om te gaan. Een zonebeheersplan geeft hier invulling aan. Om dit te kunnen bereiken zal het zonebeheersmodel van Voorst worden ingezet in het zonebeheersplan.
In het kader van de herstructurering van Voorst is geformuleerd dat er efficiënter gebruik moet worden gemaakt van de ruimte, verbetering van de bedrijfseconomische resultaten en vermindering van de milieubelasting. Om hier gevolg aan te geven dient de geluidsruimte van de bedrijven op Voorst te worden gewaarborgd. Ontwikkelingen die dit kunnen belemmeren moeten zoveel mogelijk worden voorkomen dan wel beperkt.
Het bestemmingsplan Voorsterpoort is conserverend van aard en staat geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toe. Nader onderzoek naar industrielawaai is om die reden niet noodzakelijk.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt voor een belangrijk deel binnen de geluidzone van de spoorlijn Zwolle – Kampen. Deze zone is 200 meter aan weerszijden van het spoor. Langs deze zoneplichtige spoorlijn zijn echter geen nieuwe geluidgevoelige functies opgenomen, zodat een nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven.
4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)
Rondom het plangebied Voorsterpoort zijn diverse woon- en onderwijsgebieden aanwezig. Het belangrijkste aangrenzende woongebied, is de Veerallee. Tot belangrijke onderwijsgebieden wordt Voorsterpoort Oost en Holtenbroek met het Deltion college gerekend. Om deze gevoelige functies te beschermen tegen mogelijke hinder van de bedrijven is gekozen voor inwaartse zonering. Hiermee worden de toekomstige activiteiten in het plangebied gereguleerd, zodat de milieuhinder voor de omliggende gebieden binnen de landelijke normen blijft.
Brochure bedrijven en milieuzonering
Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is in 2009 een uitgave van de brochure “Bedrijven en milieuzonering“ uitgebracht.. Deze brochure kan worden gebruikt als hulpmiddel bij het opstellen van een systeem van milieuzonering in bestemmingsplannen en is als zodanig ook door vaste jurisprudentie aanvaard.
Afstanden
Bij milieuzonering in het bestemmingsplan legt men dusdanige afstanden (zones) vast tussen (vooraf vastgestelde) milieu belastende (bedrijven) en milieugevoelige (woningen en scholen) functies, dat de ruimtelijk relevante milieubelasting een maatschappelijk aanvaardbare invloed heeft op de omgeving. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. Aan de hand van de Standaardbedrijfsindeling (SBI-codering) zoals deze ook door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gehanteerd, is een lijst van Bedrijven ( Staat van bedrijfsactiviteiten) opgesteld. De daarin opgenomen bedrijfstypen zijn gerubriceerd (bijvoorbeeld industrie) en bedrijfsgroep (bijvoorbeeld vervaardiging van machines en apparaten). Deze staat is als bijlage bij de regels opgenomen.
Per bedrijfstype is voor ieder milieuaspect geur, stof, geluid en gevaar de afstand aangegeven die in beginsel kan worden aangehouden tussen dat bedrijfstype en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Hierbij zijn de volgende aandachtspunten aangehouden:
- Het gaat om gemiddeld nieuwe bedrijven met nieuwe bedrijven gangbare voorzieningen;
- Het gaat om woningen in een rustige woonwijk met weinig verkeer, het zogenaamde basisreferentiegebied;
- De afstand geldt in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf en de gevel van een woning, dan wel de bestemmingsgrens van de bestemming woondoeleinden.
De afstanden geven dus een indicatie van de potentiële milieubelasting die door een gemiddeld modern bedrijfstype wordt veroorzaakt. Dat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder weergegeven. Deze afstanden zijn vastgesteld onder andere aan de hand van de ervaringen en proeven uit de praktijk.
Een afstand van 1500 meter komt in de tabellen slechts zeer sporadisch voor. Het betreft de zeer zware bedrijven.
Milieucategorieën VNG
Overeenkomstig de grootst vermelde afstand op enig milieuaspect zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën 1 tot en met 6. In de VNG brochure is een verdeling gemaakt van de aan te houden (hinder)afstanden over 6 categorieën:
Categorie 1: grootste afstand 0 of 10 meter;
Categorie 2: grootste afstand 30 meter;
Categorie 3: grootste afstand 50 of 100 meter;
Categorie 4: grootste afstand 100 of 300 meter;
Categorie 5: grootste afstand 500, 700 of 1000 meter;
Categorie 6: grootste afstand 1500 meter;
Opgemerkt wordt dat categorie 6 standaard betekent: nader te onderzoeken!
Algemene kritiek op deze indeling is dat die veel te grofmazig is. Door het toestaan van bijvoorbeeld categorie 3 betekent dit dat er binnen één categorie een grote variatie bedrijfstypen wordt toegestaan met een afstandhinder van tussen de 0 en 100 meter. Enerzijds mogen zich dan bedrijven vestigen die geen hinder buiten hun perceel veroorzaken, anderzijds bedrijven die op 100 meter afstand van hun perceelgrens nog hinder veroorzaken. Dit probleem kan globaal op twee manieren worden opgelost door te kiezen voor een meer genuanceerde indeling.
Uit te gaan van zones:
Zone 1: cat 1 (0 t/m 10 m)
Zone 2: cat 1 en 2 (0 t/m 30 m)
Zone 3: cat 1, 2 en 3 (0 t//m 50 m)
Zone 4: cat 1, 2, 3 en 4 (0 t/m 100 m)
etc.
Of door uit te gaan van aangepaste milieucategorieën:
Cat 1a hoogste afstand 0 m
Cat 1b hoogste afstand 10 m
Cat 2 hoogste afstand 30 m
Cat 3a hoogste afstand 50 m
Cat 3b hoogste afstand 100 m
Cat 4a hoogste afstand 200 m
Cat 4b hoogste afstand 300 m
etc.
In feite komen deze methoden grofweg op hetzelfde neer, namelijk het verder differentiëren van de bestaande milieucategorieën van de VNG in zones of in categorieën a of b. In het bestemmingsplan Voorsterpoort is gekozen voor het gebruik van zones.
De indices voor verkeer en visuele hinder
De milieuaspecten verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt uiteen van 1 tot en met 3, met de volgende betekenis:
1. Potentieel geen of geringe emissie of hinder;
2. Potentieel aanzienlijke emissie of hinder;
3. Potentieel zeer ernstige emissie of hinder.
Aanvankelijk, in eerder uitgaven van de brochure, waren er meer indices, zoals lucht, oppervlakte water, bodem en grondwater, maar die zijn als index geschrapt en slechts als aandachtspunt B (bodem) en L (luchtverontreiniging) teruggekomen in de kolom. Een B of een L betekent dat in dat geval dit milieuaspect meer relevant is en mogelijk een verhoging van de grootste afstand noodzakelijk maakt.
Verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autoverkeer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpassing van bedrijven. Er zit een zeker subjectief element in. Toch is het vaak wel zinnig om gebruik te maken van de indices. Zo kan het wenselijk zijn om in verband met een aanliggende woonwijken geen bedrijven met aanzienlijke verkeersaantrekkende werking en visuele hinder in de direct aangrenzende zones toe te staan. In het geval van het bestemmingsplan Voorsterpoort is het niet noodzakelijk de verkeersaantrekkende werking mee te laten wegen bij het toestaan van een bedrijfscategorie omdat het gebied dusdanig goed ontsloten is dat er geen extra hinder als gevolg van extra verkeer wordt toegevoegd.
Omgevingstypen
Zoals hiervoor uiteengezet gaat de VNG lijst van bedrijven uit van afstanden ten opzichte van het basis referentiegebied “rustige woonwijk”.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype “gemengd gebied”, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Bij de ruimtelijke indeling langs transportassen dient wel rekening gehouden te worden met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de transportassen (weg, spoor, water, buis).
Omgevingstype gemengd gebied
Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
Omgevingstype bepalend voor te hanteren richtafstanden
De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG lijst kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met een afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied (dus van 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1, zie de tabel hieronder). Verdere reducties zijn niet te verantwoorden omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht.
Richtafstanden en omgevingstypen
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1000 m | 700 m |
6 | 1500 m | 1000 m |
Indien een bedrijf of bedrijventerrein aan verschillende referentiegebieden grenst, kan dit uitmonden in een zeer complex zoneringsmodel met een Lijst van (toegelaten) Bedrijfstypen waarin meerdere correcties zijn verwerkt. Voor sommige gemeenten is dit aanleiding om voor de gehele gemeenten beleid te ontwikkelen, waarin de gemeente wordt opgedeeld in verschillende milieukwaliteitsgebieden, vergelijkbaar met een verkeerskaart.
Volgens vaste jurisprudentie dient de milieuzonering met inachtneming van de feitelijke omgevingstypen gemotiveerd te worden opgesteld. In het bekende KB Maasoevers en het KB 1994 gemeente Nieuwegein werd het volgende gesteld:
“De in deze nota opgenomen basiszoneringslijst heeft een indicatief karakter en kan bij het opstellen van een ontwerpplan weliswaar als uitgangspunt dienen, doch niet zonder dat deze lijst van bedrijven en bedrijfstypen nader worden bezien in relatie tot de specifieke kenmerken van het desbetreffende plangebied en de omgeving zodanig wordt aangepast. De wijze van toepassing van de nota en mogelijke afwijkingen van de hierin neergelegde basisinformatie dienen nader te worden gemotiveerd.”
In het KB Brummen december 1992 stelde de Kroon dat indien het aangrenzende gebied niet een rustige woonwijk is, de milieuzonering hierop moet worden aangepast. Met andere woorden, wanneer er geen sprake is van een “rustige woonwijk” maar van een ander type referentiegebied kan niet zonder meer worden uitgegaan van de VNG Lijst van Bedrijfstypen.
De motivering van een gebiedskeuze is altijd vereist! Naast de mogelijkheid om met behulp van de correctietabel de Lijst van (toegelaten) Bedrijven te corrigeren, is er de mogelijkheid om de aan de referentiegebieden grenzende zones te corrigeren. In plaats dat zone 1 dan begint bij 0 meter hinder tot 10 meter, wordt begonnen -fictief- bij 10 (of zelfs 30) meter hinder, waardoor dichter op de omgeving zwaardere milieuhinder van de bedrijven toelaatbaar is.
Reductie van de richtafstand en het aspect gevaar
De reductie met een afstandsstap leidt niet tot een lager beschermingsniveau voor gevaar omdat voor activiteiten waarvoor gevaar maatgevend is voor de richtafstanden, vrijwel altijd specifieke regelgeving (zoals het Bevi en het Vuurwerkbesluit) geldt.
Aard van de bedrijven
Voor zover bedrijfsactiviteiten niet reeds zijn uitgesloten op grond van milieuplanologische overwegingen kunnen verdere beperkingen op grond van objectief bepaalde stedenbouwkundige en/of functionele motieven worden gesteld aan vestiging van bedrijven op het bedrijventerrein. Deze beperkingen hebben enerzijds betrekking op een algehele uitsluiting van bedrijfsactiviteiten die onder een bepaalde hoofdbedrijfsgroep of bedrijfsgroep zijn vermeld. Anderzijds hebben deze beperkingen betrekking op bepaalde bedrijfsactiviteiten, die genoemd zijn binnen een overigens toegestane (hoofd) bedrijfsgroep. De criteria die hierbij zijn aangelegd betreffen de aard en het stedenbouwkundig beeld van het aangrenzende woongebied en de aard van het bedrijventerrein in relatie tot de omgeving. Zo zijn visserij- en visteeltbedrijven of bosbouw niet het type bedrijvigheid dat je midden in Zwolle zou zoeken. Ook horen maatschappelijke voorzieningen in principe niet thuis op het bedrijventerrein. Ook hier geldt echter dat iedere keuze deugdelijk en kenbaar moet worden gemotiveerd. Aangezien deze reeds zijn toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan, zijn deze slechts toelaatbaar binnen de bestemming Gemengd, maar niet binnen de bestemming Bedrijf.
Toepassing Bedrijven- en milieuzonering plangebied Voorsterpoort
Inventarisatie en analyse
Om bedrijven- en milieuzonering te kunnen toepassen in het onderhavige bestemmingsplan dient inzicht te worden verkregen in de potenties en beperkingen met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied. Daartoe is een grondige inventarisatie en analyse van bestaande beleid en van de fysieke situatie in het plangebied en de directe omgeving vereist.
Het geldende bestemmingsplan staat industriële activiteiten toe. In de tijd dat het bestemmingsplan is opgesteld bestonden er nog geen milieucategorieën. Alle milieucategorieën waren dus mogelijk. Gezien de aard van de bedrijven met onder andere een verffabriek en een bedrijf waar metalen werden gegalvaniseerd producent kan gesteld worden dat het geldende bestemmingsplan bedrijven tot en met categorie 4.2 toestond. Het gaat om de vestigingen van Van Wijhe verf B.V. Dit bedrijf valt volgens de VNG brochure bedrijven en milieuzonering onder milieucategorie 4.2. (SBI-2008: 203). DMI Europe BV valt onder milieucategorie 4.1 (SBI-2008: 2561, 3311 nr. 10) op basis van de straal activiteiten. De overige aanwezige bedrijven zijn niet zwaarder dan milieucategorie 3.1.
Aan de zuidoostkant van het plangebied (aan de overzijde van de A28 ) ligt de rustige woonwijk Veerallee. De afstand tot aan het plangebied bedraagt ruim 175 meter. Het gebied rondom de Buitengasthuisstraat (Voorsterpoort Oost) heeft meer het karakter van een gemengd gebied. Ook het gebied rondom Spoolde kan gekarakteriseerd worden als gemengd gebied. Binnenplans kan het gebied van de meubelboulevard, de school (Thorbecke scholengemeenschap, VMBO afdeling) en braakliggende deel ten zuiden van de school (bestemming bijzondere doeleinden) beschouwd worden als gemengd gebied. In deze gebieden kan dus uitgegaan worden van een gecorrigeerde richtafstand met uitzondering van het aspect veiligheid.
Bovenstaande leidt ertoe dat in de zones die dicht bij gevoelige gebieden liggen maximaal categorie 3.2 wordt toegestaan. In gebieden die ook in de randzone liggen maar waar de afstand tot aan gevoelige functies groter is wordt maximaal bedrijfscategorie 4.2. toegestaan.
Zonering op de plankaart
Voor het plangebied Voorsterpoort is er een zonering gemaakt op basis van milieucategorieën. Voor de zonering is gekozen om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande infrastructuren. Wegen en water vormen de scheiding tussen de verschillende zoneringen.
Voor de indeling van de bedrijven in het plangebied is er in eerste instantie gekeken naar de omgeving van het gebied. De omgeving karakteriseert zich aan de zuid oost zijde als overwegend rustige woonwijk.
Door de richtafstanden te gebruiken uit de brochure “Bedrijven en milieuzonering“ VNG 2009 voor de indeling van het bedrijventerrein worden de verschillende zones onderscheiden.
De richtafstanden die er gehanteerd worden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk dan wel gemengd gebied. Dit geeft de volgende zonering in het gebied:
Zone | Milieucategorie | Richtafstand | Omgevingstype |
1 | 1-3.2 | 50 m. | Gemengd gebied |
2 | 1-3.2 | 100 m. | Rustige woonwijk |
3 | 1-3.2 | 50 m | Gemengd gebied |
4 | 1-4.1 | 100 m | Gemengd gebied |
5 | 1 - 4.2 | 300 m | Rustige woonwijk |
Op onderstaand kaart zijn de omgevingstypen rondom het bedrijventerrein Voorsterpoort gecombineerd met de interne zonering:
Opstellen van Staat van Bedrijfsactiviteiten
Vervolgens is de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgesteld. In zones met bestaande zware bedrijven (categorie 4.1 en 4.2) mogen deze uitbreiden en zijn nieuwe toegestaan, daarbuiten moeten nieuwe zware bedrijven in principe naar Hessenpoort, Voorst en Marslanden. Nieuwe Bevi en BRZO (risicovolle bedrijven) bedrijven kunnen zich niet meer vestigen op Voorsterpoort.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is per bedrijfstype aangegeven in welke zone deze is toegestaan. Vanwege hun aard of om stedenbouwkundige en/of functionele redenen zijn een aantal (hoofd)bedrijfsgroepen en bedrijven op voorhand uitgesloten, namelijk:
- bosbouw (02);
- visserij en visteelt (05);
- turfwinning (10);
- aardolie- en gaswinning (11);
- winning van zand, grind, klei, zout e.d. (14);
- winning en distributie van water (41);
- logies-, maaltijden- en drankverstrekking (55);
- financiële instellingen en verzekeringswezen (65, 66, 67);
- verhuur en handel in onroerend goed (70);
- openbaar bestuur, defensie en wetenschappelijk sociale verzekeringen (75);
- gezondheids- en welzijnszorg (85);
- diverse organisaties (91);
- cultuur, sport en recreatie (92);
- kassen zonder verwarming, kassen met gasverwarming(0112-2-3);
- fokken en houden van pluimvee (0124);
- fokken en houden van nertsen en vossen, maden, wormen, bijen en overige dieren (0125);
- spoorwegen -stations , rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) (601).
Deze uitgangspunten hebben geresulteerd dat in bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen) die een overzicht geeft van de toegelaten bedrijven en in welke zone deze binnen de bestemming Bedrijf.zijn toegestaan.
Bestaande bedrijven
De in het plangebied aanwezige bestaande bedrijven zijn op hun huidige locatie getoetst aan de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Alle zittende bedrijven passen binnen de nieuwe milieuzonering.
4.2.3 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. In dit nieuwe stelsel speelt het begrip 'niet in betekenende mate'(NIBM) een belangrijke rol. Een project is NIBM als aannemelijk wordt gemaakt dat het project een toename van concentratie van niet meer dan 3 % veroorzaakt. In dat geval hoeft geen verdere toetsing van de gevolgen van de ontwikkeling aan de grenswaarden plaats te vinden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en staat geen nieuwe bestemmingen toe die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de invloed van het plan op de luchtkwaliteit is om die reden niet noodzakelijk.
4.2.4 Externe veiligheid
Risicocontouren
In het kader van het Registratiebesluit Externe Veiligheid is de gemeente verplicht de risico's van gevaarlijke stoffen te registreren. Daartoe is een zogenaamde signaleringskaart gemaakt, die jaarlijks wordt geactualiseerd. Deze gemeentelijke signaleringskaart is gebaseerd op de risicovolle inrichtingen die in het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn geregistreerd.
De gemeentelijke signaleringskaart geeft aan dat in het plangebied de volgende risicobronnen zijn gelegen (Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedssfeer van buiten het plangebied gelegen risicobronnen): DMI Europe BV (Grote Voort 8-10). Dit bedrijf is failliet en niet meer werkzaam. De vergunning is echter nog van kracht zodat er in dit plan rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van een BRZO bedrijf op de genoemde kavel.
Hoge druk aardgasleiding
Parallel aan de A28 loopt een gastransportleiding.
Op 4 juni heeft de gasunie in opdracht van de gemeente Zwolle een risicoberekening uitgevoerd in verband met de geplande nieuwbouw op Voorsterpoort (Memorandum Gasunie 4 juni 2008, DET 2008.M.0361). Uit dit onderzoek blijkt dat voor alle transportleidingen in het gebied de 10-6 plaatsgebonden risicocontour 0 meter bedraagt. Dit betekent dat een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de strook vrijgehouden moet worden van bebouwing. Deze strook is opgenomen op de plankaart. Daarnaast mogen er zonder omgevingsvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. De gastransportleiding is inclusief de belemmeringenstrook op de plankaart aangegeven.
Verantwoording van het groepsrisico wordt verplicht gesteld indien een nieuw besluit genomen wordt (nieuw bestemmingsplan of aanleg nieuwe leiding). Het bevoegd gezag dat een besluit neemt over de aanleg van een nieuwe leiding of van een nieuw ruimtelijk plan is ook verantwoordelijk voor de verantwoording van het groepsrisico.
Conform onderhavig conserverend bestemmingsplan is binnen de belemmeringenstrook de bouw van nieuwe objecten, die kunnen leiden tot een relevante toename van het aantal aanwezige personen, niet mogelijk. Het bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van het groepsrisico.
A28
Over de A28 vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) zijn normen voor het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) opgenomen. Volgens de genoemde circulaire bedraagt de veiligheidszone ter plekke 13 meter gerekend vanaf het midden van de weg. Binnen deze zone zijn kwetsbare bestemmingen niet toegestaan en beperkt kwetsbare bestemmingen zijn alleen bij zwaarwegende redenen en met een goede motivatie toegestaan. Er bevinden zich geen kwetsbare bestemmingen binnen de veiligheidszone ter plekke.
Groepsrisico A28
Volgens de eindrapportage Basisnet weg is het groepsrisico hoger dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Uit risicoberekeningen die in het kader van de milieuvisie A28 zijn opgesteld (Bron: A28 Zwolle, Risicoberekeningen, Oranjewoud, projectnummer. 161225-10, 28 november 2007) blijkt dat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in de huidige situatie 0,38 * de oriëntatiewaarde bedroeg.
In het kader van het basisnet weg zijn ook GR berekeningen uitgevoerd voor de toekomstige situatie (2020). Het vervoer van gevaarlijke stoffen zal volgens de economische prognoses groeien. De uitkomsten zijn van toepassing op het gehele wegvak tussen de afslag Zwolle noord en Zwolle zuid. In de toekomst (2020) zal het groepsrisico 0,97 * de oriënterende waarde bedragen. Bij een maximale gebruiksruimte zal het groepsrisico kunnen groeien naar 1,7 * de oriënterende waarde. Deze prognose is echter gebaseerd op een de zogenaamde XXL ontwikkeling. Deze visie is door de gemeente verlaten en omdat het bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare bestemmingen toelaat is een verdere verantwoording niet aan de orde. Bij de staat van bedrijfsactiviteiten is voor de bestemming Gemengd rekening gehouden met het feit dat verminderd zelfredzame groepen in principe ongewenst zijn in de eerste 250 meter gerekend vanaf de A28.
Vervoer gevaarlijke stoffen waterwegen
De waterwegen binnen de gemeente Zwolle waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn: de IJssel, het Zwarte water en het Zwolle-IJsselkanaal. Uit onderzoek van het ministerie van Verkeer en Waterstaat blijkt dat de risico's langs deze waterwegen klein zijn in vergelijking met het spoor en de wegen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen langs deze vaarwegen zal het kader uit het ontwerp basisnet water (ministerie VenW) worden gehanteerd.
Voor de IJssel betekent dit dat er geen nieuwe bestemmingen binnen de waterlijn (de waterlijn wordt bepaald door de waterstand die meestal optreedt dan wel met enige regelmaat voorkomt) worden toegestaan. Er geldt een plasbrandaandachtsgebied van 25 meter vanaf de waterlijn.
Voor het Zwarte water en het Zwolle-IJsselkanaal zijn er geen beperkingen voor bebouwing op de oever (de PR 10-6 contour komt niet voor) en een groepsrisicoverantwoording bij ontwikkelingen op de oever is niet noodzakelijk.
4.2.5 Koude warmte opslag
De gemeente streeft naar een optimale inzet van koude warmte opslag (KWO) voor zover dit niet leidt tot onacceptabele thermische, hydrologische en/of daarvan afgeleide effecten. In gebieden met relatief veel vraag naar KWO blijkt uit de praktijk dat het nuttig is om de locaties van de bronnen vooraf min of meer vast te leggen. Dit voorkomt dat de ondergrond inefficiënt wordt gebruikt wanneer bronnen ondoordacht worden geplaatst. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt is dat in gebieden met veel vraag naar KWO de extra te realiseren energiebesparing (cq. reductie van effecten) opweegt tegen de extra benodigde inzet/afstemming als gevolg van deze vorm van 'regulering'. In gebieden met weinig vraag naar KWO wordt aangenomen dat de kans op een gebrek aan ondergrondse ruimte cq. te grote effecten, zo klein is dat een sterke sturing op de locaties van de bronnen hier niet nodig is.
Voor de A28 zone is een KWO-plankaart opgesteld, waarop is aangegeven voor welke gebieden regulering van de bronlocaties noodzakelijk is en voor welk gebieden niet of in mindere mate.
De opgestelde plankaart is weergegeven in onderstaande figuur. De volgende categorieën worden onderscheiden:
- 'categorie I: vrije plaatsing' (donkergroen). Dit zijn deelgebieden met relatief weinig vraag naar KWO. In deze deelgebieden zijn KWO bronnen vrij te plaatsen waarbij uiteraard moet worden voldaan aan de algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt aanbevolen om (1) koude en warme bronnen zoveel mogelijk in een 'dambord-patroon' te plaatsen en (2) voldoende afstand te houden tot bestaande en nog te verwachte KWO bronnen van andere initiatief nemers.
- 'categorie II: afstemming' (lichtgroen). Bij vier deelgebieden, waaronder Voorsterpoort, is sprake van een matige vraag naar KWO. Bij het bepalen van bronlocaties moet uiteraard rekening worden gehouden met algemene vergunningvoorwaarden van de provincie Overijssel. Deze voorwaarden borgen met name de belangen van de bestaande functies en waarden. Aanvullend hierop dient rekening te worden gehouden met de nog te verwachte KWO installaties in het deelgebied en de aangrenzende deelgebieden door bronnen te plaatsen in een dambord patroon, rekening houdend met bestaande bronnen én de nog te verwachte bronnen. Ook moet worden voorkomen dat koude en warme bellen overlappen met terreinen van gebouwen waar naar verwachting nog een KWO installatie wordt gerealiseerd. Een indicatie van mogelijke bronlocaties is met licht gearceerde stippen weergegeven. Van deze posities kan van worden afgeweken als wordt voldaan aan de voorwaarden.
- 'categorie III: optimalisatie': Het betreft Voorsterpoort (geel). Zonder bewuste sturing is er in dit gebied een reële kans op 'wildgroei' van KWO installaties waardoor niet kan worden voldaan aan de vraag (inefficiënte inrichting) en er sprake is van ongewenste thermische, hydrologische en/of afgeleide effecten. De thans meest geschikte bronlocaties zijn weergegeven. Hierbij geldt dat afwijkingen van enkele meters (circa 1-20 m) waarschijnlijk altijd toelaatbaar zijn.
4.2.6 Waterbeheer
In het plangebied ligt een waterpartij die verbonden is middels een duiker met de watergangen in Spoolde afwaterend op de Willemsvaart. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Groot Salland.
4.2.7 Waterwinning
Een klein deel van het plangebied bevindt zich op grond van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 in de boringsvrije zones van het milieubeschermingsgebied met de functie waterwinning Engelse Werk. Ter bescherming van het grondwater is de Verordening Fysieke Leef Omgeving van de provincie Overijssel van toepassing en in het bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als milieuzone -grondwaterbeschermingsgebied.
4.2.8 Overstromingsrisico
Quickscan
Het plangebied (zie figuur 1) is gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht.
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingkans genormeerd op 1/1.250e per jaar. Op basis van de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep (figuur 2).
Afhankelijk van de locatie waar een dijk doorbreekt zal water dijkring 53 binnen stromen. In figuur 3 zijn twee maatgevende locaties (Olst en Berkum) weergegeven die uiteindelijk zullen leiden tot een waterstand weergegeven in figuur 2 en de snelheid waarmee het water dijkring 53 instroomt (figuur 3). Afhankelijk van de locatie binnen dijkring 53 kan het wenselijk zijn om maatregelen dan wel voorzieningen te treffen.
Maatregelen
Bij nieuwe ontwikkelingen binnen de dijkringen is het gewenst dat tijdig wordt nagedacht over voorzieningen dan wel maatregelen die kunnen worden getroffen waarbij eventuele risico's en nadelige effecten van een overstroming kunnen worden beperkt. Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en).
4.3 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Door het plangebied lopen:
- een gastransportleiding;
- een aantal hoofdtransportleiding voor drinkwater;
- ondergrondse rioolpersleidingen, welke lopen vanaf de rioolwaterzuiveringsinstallatie;
- een ondergrondse hoogspanningsleiding.
Er lopen geen straalpaden boven het plangebied.
De genoemde leidingen zijn binnen het plangebied beschermd door middel van een dubbelbestemming.
In Hoofdstuk 6 Juridische aspecten van deze toelichting wordt ingegaan op het begrip dubbelbestemming.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
5.1.1 Doelstelling
Het bestemmingsplan wordt zodanig opgesteld dat de karakteristiek en samenhang van het plangebied zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Het plan is een actuele beschrijving van de planologische situatie in het gebied van Voorsterpoort.
5.1.2 Uitgangspunten
Bij de keuze van de bestemmingsplanmethodiek is, van de volgende uitgangspunten uitgegaan:
- 1. In principe worden geen structurele veranderingen opgenomen. Het plan heeft daardoor een conserverend karakter. Het is in eerste instantie gericht op planologisch beheer. Daarnaast geldt voor het plangebied dat op grond van de Wro na 1 juli 2013 de mogelijkheid van het heffen van leges vervalt. Indien er gedurende de bestemmingsplanprocedure nieuwe ontwikkelingen komen waar de gemeente aan mee wenst te werken zal hiervoor een apart planogisch traject moeten worden gevolgd. Om de nieuwe punten van beleid juridisch vast te leggen zal later worden bepaald welk planologisch instrument het beste aansluit bij het flexibele karakter van het de door de gemeenteraad vastgestelde ontwikkelkader Voortserpoort .
- 2. Het zo objectief mogelijk vastleggen van de te handhaven ruimtelijke en functionele aspecten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Hierbij wordt niet ingegaan op welstandscriteria. Deze zijn in een apart traject opgesteld in het kader van de Zwolse Welstandsnota. Bij de beschrijving van de kwaliteiten wordt waar mogelijk aangesloten bij het gebiedsgericht welstandsbeleid.
- 3. Binnen de te handhaven ruimtelijke en functionele kwaliteiten een zo groot mogelijke vrijheid geven om gebouwen en inrichting en gebruik van gronden te wijzigen. Over het algemeen wordt voor de bebouwing een bouwvlak alsmede een maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Voorts wordt geregeld welke functieveranderingen en medegebruik voor andere functies toelaatbaar zijn.
- 4. Gebouwen en voorzieningen voor maatschappelijke functies worden als zodanig bestemd (inclusief de bestaande uitbreidingsmogelijkheden). Verder worden detailhandel en bedrijven als zodanig bestemd.
- 5. Waar archeologische belangen in het geding zijn worden deze beschreven en wordt een regeling ontworpen die in overeenstemming is met het te beschermen belang.
- 6. Gronden voor verkeer, parkeren en openbare ruimte worden, voor zover ze tot de hoofdstructuur behoren, als zodanig bestemd.
- 7. De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Gaf het geldende bestemmingsplan ruimere mogelijkheden dan er gerealiseerd zijn en is realisatie stedenbouwkundig nog aanvaardbaar, dan wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd.
- 8. Het plan is flexibel (*1) en globaal (*2) binnen zekere grenzen. Het plan dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor veranderingen.
- 9. Het plan is digitaal, gecodeerd volgens het 'Informatie Model Ruimtelijke Ordening' (IMRO). Dit is een landelijke standaard om bestemmingsplannen digitaal te kunnen uitwisselen met andere instanties Het plan is bovendien gemaakt volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP2008). Deze landelijke standaard is ingesteld om bestemmingsplannen op een uniforme wijze te kunnen presenteren (zie paragraaf 6.1).
- 10. De resultaten van een evaluatie in 2007 van de werkwijze zijn verwerkt. Hierbij is met name gekeken naar mogelijkheden voor deregulering.
*1) Van flexibiliteit is sprake als kan worden afgeweken van in het plan opgenomen regelingen, zonder dat een formele planherziening nodig is. Hoe meer afwijkingsmogelijkheden en hoe lichter de hiervoor geldende procedure, hoe flexibeler een plan is. Zo kunnen processen op een gestructureerde manier worden begeleid en beschikt het gemeentebestuur tegelijkertijd over de gewenste sturingsinstrumenten. In elk bestemmingsplan moet steeds een evenwicht gevonden worden tussen flexibiliteit en rechtszekerheid.
*2) Onder globaliteit wordt verstaan de mate waarin bestemmingen en bestemmingsomschrijvingen een multifunctioneel of pluriform karakter hebben en als gevolg tot op zekere hoogte slechts indicatief van aard zijn. Zo vormt de bestemming 'Woongebied' een globale bestemming, wanneer binnen deze bestemming diverse functies zijn ondergebracht (bijvoorbeeld wonen, erven, tuinen, wegen en andere voorzieningen) en de situering van deze functies niet op de plankaart noch in de regels is vastgelegd. Doorgaans strekken globale bestemmingen zich uit over grotere oppervlakten.
5.2 Plangebied
Het plangebied wordt globaal begrensd aan de noordzijde door de Blaloweg, aan de oostzijde door de oostzijde van de spoorlijn Zwolle- Kampen, aan de zuidzijde door de berm van de zuidzijde van de A28 inclusief het Spoolderplein en aan de westzijde door de watergang tussen de percelen aan de Beukenallee en de Westenholterallee inclusief de carpoolplaats. De ligging van het plangebied is op kaart 1 weergegeven.
5.3 Beheer
Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter.
5.3.1 Functionele structuur
Het plangebied is gelegen op het gezoneerde industrieterrein Voorst. De zonegrens vormt de toegelaten 50 dB(A) contour van het industrielawaai.
5.4 Ontwikkeling
Er zijn in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen.
5.5 Water
Het watersysteem binnen het plangebied blijft ongewijzigd waardoor er geen wijzigingen te verwachten zijn in de grondwaterstanden in dit stadsdeel; ook wordt de veerkracht van het watersysteem niet gewijzigd
5.6 Archeologie
Uitgangspunt is dat archeologische waarden, zoals deze zijn omschreven in paragraaf 2.1 Bestaandesituatie worden beschermd. Voor de juridische vertaling van dit uitgangspunt wordt verwezen naar Artikel 16Waarde - Archeologie
Gebieden die volgens de archeologische waarderingskaart een vondstkans hebben van 50% of meer (zie hiervoor paragraaf 2.1 Bestaande situatie ) hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie gekregen. Voor bepaalde ingrepen in de bodem dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Aan een reguliere omgevingsvergunning kunnen in dit verband regels worden verbonden.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Voorsterpoort zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Voorsterpoort.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Gevolgd door de volgende bijlage:
- Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Artikel 1 Begrippen;
Artikel 2 Wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
- 1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
- 2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
- 3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 23 Algemene procedureregels.
- 4. Afwijken van de bouwregels:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.
- 5. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
- 6. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.
- 8. Wijzigingsbevoegdheid:
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:
Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.
Het betreft in dit plan:
Artikel 12 Leiding - Gas;
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning;
Artikel 14 Leiding - Riool'
Artikel 15 Leiding - Water;
Artikel 16 Waarde - Archeologie.
Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.
De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 18 Algemene bouwregels;
Artikel 19 geluidzone - industrie;
Artikel 20 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied;
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 22 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 23 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Ten slotte is bijlage bij de regels gevoegd:
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen met toegelaten en niet toegelaten bedrijfsactiviteiten in de bestemming Bedrijf met een bijbehorende algemene verklaring van de opzet van deze staat en een lijst met de verklaring van de gebruikte afkortingen;
6.2 Bestemmingsregels
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Bedrijf
Deze bestemming is opgenomen voor de bestaande bedrijven in het gebied, maar ook voor de percelen in het plangebied, die in het bestemmingsplan Spoolde Grote Voort de bestemming 'bedrijfsdoeleinden" hebben, maar nog niet zijn gerealiseerd.
Deze bestemming betreft het grootste gedeelte van het plangebied.
In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Daarvoor is de bestemming verdeeld in vijf zones. Deze zones zijn beschreven in paragraaf 4.2.2 Bedrijvigheid (Wetmilieubeheer). Hierbij wordt verwezen naar een als Bijlage 1 bij de regels opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen. Daarin staat voor de verschillende zones aangegeven welke bedrijfsactiviteiten wel en welke niet zijn toegestaan.
Zie verder paragraaf 4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)
Artikel 4 Detailhandel
Deze bestemming is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige meubelboulevard. Binnen deze bestemming is bepaald dat detailhandel in meubels is toegestaan. Dit zijn goederen bestemd voor het inrichten van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tafels, stoelen, banken, kasten en bedden. In het bestemmingsplan is een afwijking opgenomen ten behoeve van detailhandel in woninginrichtingsartikelen met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogte 10% van het bedrijfsoppervlak. Woninginrichtingsartikelen zijn goederen geen meubels zijnde, bestemd voor het stofferen en/of verfraaien van woningen en/of andere ruimten, waar personen plegen te verblijven, zoals tapijten en andere vloerbedekking, gordijnen en woningtextiel. In deze bestemming en op de verbeelding is voor de verleende afwijking voor de verkoop van woninginrichtingsartikelen een functieaanduiding afwijkend gebruik opgenomen.
Artikel 5 Gemengd
Deze bestemming is opgenomen voor het in plangebied aanwezige middelbare school. Binnen deze bestemmingen zijn ook kantoren en openbare gebouwen mogelijk, maar ook basisscholen toegestaan. Dit is een functie met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidniveau.
Op grond van het gemeentelijk "gebiedsgericht kader externe veiligheid" dienen dit soort functies in gebiedstype Stroomzone (zwaar) te worden beperkt/uitgesloten. In de regels zijn gebouwen voor verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen in de zone tussen 0 en 250 meter vanuit de as van de A28 uitgesloten.
Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen voor kinderdagverblijven als nevenfunctie in de zone tussen de 150 en 250 meter uit de as van de A28, mits vooraf advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio IJsselland en de noodzaak voldoende aannemelijk kan worden gemaakt.
Artikel 6 Groen
Uitgangspunten:
- Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
- Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
- Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 7 Kantoor
Deze bestemming is opgenomen voor de in plangebied aanwezige zelfstandige kantoren, zoals ABN en Electrabel, en voor de grond die in de herziening bestemmingsplan Spoolde Grote Voort (meubelboulevard) de bestemming 'Kantoren" heeft, maar nog is gerealiseerd. Door middel van bouwaanduidingen zijn op de verbeelding de mogelijkheid van de bouw van een antennemast, een attentiepunt en een overbouwing opgenomen.
Artikel 8 Verkeer
Deze bestemming is opgenomen voor de wegen, welke gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.
.
Artikel 9 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Deze bestemming betreft de trambaan Zwolle - Kampen. De bestemmingsomschrijving maakt ter wille van de flexibiliteit zowel spoorwegen als tramwegen mogelijk.
Artikel 11 Water
Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.
Artikel 12 Leiding - Gas
Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen en wordt daarom dubbelbestemming genoemd. Deze is opgenomen voor de in het plangebied gasleiding langs de A28.
Artikel 13 Leiding - Hoogspanning
Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoogspanningsverbindingen tussen Frankhuis en Marslanden (zie kaart in paragraaf 4.3 Kabels, leidingenen straalpaden. Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een vrijstelling, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 14 Leiding - Riool
Deze dubbelbestemming beschermt de rioolpersleidingen naar de rioolwaterzuivering (zie kaart in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden. Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 15 Leiding - Water
Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden (zie kaart in paragraaf 4.3 Kabels, leidingen en straalpaden.
In een brief van 27 februari 2004 heeft waterleidingbedrijf Vitens de gemeente verzocht de voor het bedrijf cruciale hoofdtransportleidingen in de bestemmingsplannen op te nemen. Het bedrijf beriep zich daarbij op de 'Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen' van de provincie Overijssel. Voor de invoer van de juiste gegevens heeft Vitens de gemeente later een digitaal bestand met de bedoelde hoofdtransportleidingen toegezonden. De leidingen zijn conform dit bestand opgenomen.
Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.
Artikel 16 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
- De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart in paragraaf 2.1.1 Archeologische structuur).
- Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
- Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.
6.3 Inleidende Regels
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
6.4 Algemene Regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 18 Algemene bouwregels
In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.
Artikel 19 geluidzone - industrie
In dit artikel is de geluidzone van industrieterrein Voorst opgenomen.
Artikel 20 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
Deze milieuzone heeft betrekking op een deel van het grondwaterbeschermingsgebied van het waterwinningsgebied Engelse Werk dat binnen het plangebied is gelegen. Ter bescherming van de drinkwatervoorziening is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing en zijn specifieke gebruiksregels opgenomen.
Artikel 21 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 22 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', '',Verkeer en 'Verkeer - Erftoegangsweg', '' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering van wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd
.
Artikel 23 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
6.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Artikel 25 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.
6.6 Bijlagen
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen
De staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Bedrijf.
De staat maakt onderdeel uit van de regels en daardoor heeft zij rechtstreekse werking. Een niet in de staat genoemd bedrijf kan dus niet worden gevestigd, evenmin als een wel genoemd bedrijf, dat als niet toelaatbaar staat aangegeven. Een zodanig bedrijf kan in een concreet geval qua aard en invloed op de omgeving toch wel aanvaardbaar zijn. Daarom is voorzien in een afwijking voor gelijkwaardige bedrijven. De formulering is afgestemd op de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
In Bijlage 1 is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.
6.7 Consequenties Van Beleid
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter waarbij de huidige planologische situatie wordt voortgezet.
6.8 Handhaving
De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.
6.9 Handboek
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Aangewezen bouwplan maar onbenutte bouwmogelijkheid
In het onderhavige bestemmingsplan is ten aanzien van een aantal andere bij derden in eigendom zijnde percelen, voorzien in een aangewezen bouwplan Voornoemde aangewezen bouwplannen vallen onder artikel 9.1.20 Invoeringswet Wro. Op grond van dit artikel is een aangewezen bouwplan, welke aan te merken is als onbenutte bouwmogelijkheden uit een geldend bestemmingsplan onder het vigeur van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening, uitgezonderd van het verplichte kostenverhaal.
Geen aangewezen bouwplan
In het onderhavige bestemmingsplan is ten aanzien van de overige kadastrale percelen geen sprake van een aangewezen bouwplan.
Conclusie
Er is derhalve geen verplichting om tegelijkertijd met het bestemmingsplan een exploitatieplan op te stellen. Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn. De te maken kosten worden gedekt uit de grondexploitatie Voorsterpoort.
Hoofdstuk 8 Overleg
8.1 Uitkomsten Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn vijftien instanties verzocht op het voorontwerp - bestemmingsplan "Voorsterpoort" te reageren. In deze paragraaf wordt per instantie een samenvatting gegeven van de gemaakte opmerkingen. Vervolgens wordt de reactie van de gemeente daarop weergegeven.
- 1. Provincie
Samenvatting reactie
Het voorontwerpbestemmingsplan is behandeling in het provinciaal overleg van 20 december 2012. Er is aangegeven dat er geen provinciaal belang is.
Reactie gemeente
Van deze reactie wordt kennisgenomen.
- 2. Waterschap
Samenvatting reactie
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente
Van deze reactie wordt kennisgenomen.
- 3. Rijkswaterstaat
Samenvatting reactie
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente
Van deze reactie wordt kennisgenomen.
- 4. Veiligheidsregio IJsselland
Samenvatting reactie
Aanvraag
Er wordt tevredenheid uitgesproken over de manier waarop het uitsluiten van kwetsbare functies in de nabijheid van de A28 is opgenomen in het bestemmingsplan.
Reactie gemeente
Van de reactie nemen wij met genoegen kennis.
Samenvatting reactie
Advies
Er wordt verzocht om in de toelichting de naam “regio IJsselvecht” te vervangen door Veiligheidsregio IJsselland. Daarnaast wordt verzocht de risicokaart op een aantal punten te actualiseren,
Reactie gemeente
Wij zullen in de tekst “regio IJsselvecht” vervangen door “Veiligheidsregio IJsselland”.
Ook zullen wij de door u genoemde kwetsbare objecten (ABN-AMRO en de Thorbeckeschool) binnen het plangebied die nog niet in het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR ) zijn opgenomen toevoegen waardoor zij in de toekomst op de risicokaart zichtbaar worden.
De vestiging van Van Wijhe verf is volgens onze informatie geen BEVI bedrijf. Er vindt weliswaar wel opslag en verwerking van chemische stoffen plaats in de vestiging van van Wijhe aan de Grote Voort, maar de hoeveelheden en de effecten zijn onder de drempelwaarden van het BEVI. Om deze reden is het bedrijf niet opgenomen in het bestemmingsplan als BEVI bedrijf.
- 5. Kamer van Koophandel
Samenvatting reactie
Het bestemmingsplan Voorsterpoort is een zogenaamd conserverend plan. De aanleiding voor het herzien van dit bestemmingsplan is gelegen in de tien jaar geldigheidstermijn. Hiervoor bestaat voor begrip, maar naar hun mening dient waar mogelijk de kans gegrepen moet worden om het plan in ieder geval aan te passen aan de actualiteit.
Er wordt gepleit voor een actualisering van de omschrijving van het begrip Detailhandel (Woonboulevard). De voorgestelde omschrijving (woninginrichting ten hoogste 10% van het oppervlakte per bedrijf) doet geen recht aan de dynamiek en assortimentssamenstelling in deze branche.
Verder wordt een gemiste kans geacht om de parkeernormering onverkort voor dit gebied vast te houden. Deze normen waren gebaseerd op bepaalde vooronderstellingen (voorstadhalte Voorsterpoort etc). Gezien de geringe kans op realisering hiervan op korte en middellange termijn, in combinatie met de heersende parkeerdruk in het gebied, wordt door hen voorgesteld een actualisatie van het parkeerbeleid voor in het nieuwe bestemmingsplan.
Tot slot wordt gevraagd of het niet wenselijk is het ontwikkelkader dat voor Voorsterpoort is vastgesteld ook in het voorontwerp te verwerken op een zodanige manier dat flexibel op initiatieven in de markt kan worden ingespeeld. Door dit nu niet te doen, zal voor deze initiatieven tzt een nieuwe bestemmingsplanprocedure gevolgd moeten worden met alle vertraging en kosten van dien.
Reactie gemeente
Er bestaat begrip voor het feit dat wordt verzocht om het bestemmingsplan op een aantal punten te actualiseren en nieuwe punten van beleid te verwerken.
Met betrekking tot de beperking van de verkoop van woninginrichtingartikelen binnen de bestemming Detailhandel wordt opgemerkt dat dit is overgenomen uit het huidige geldende bestemmingsplan Spoolde –Grote Voort ( meubelboulevard) Aangezien het gemaakte onderscheid tussen de verkoop van meubels en woninginrichtingartikelen, zoals u stelt, geen recht doet aan de praktijk, bestaat er geen bezwaar tegen een verruiming van detailhandel in dit soort artikelen. Het bestemmingsplan zal op dit punt worden aangepast,
Met betrekking tot de mogelijke herziening van parkeernormering wordt opgemerkt dat in de toelichting op het bestemmingsplan reeds is opgenomen dat er momenteel een onderzoek loopt naar herziening van de parkeernormen/kencijfers in de Gemeente Zwolle. De herziening zal naar verwachting in de 2e helft van 2013 of de eerste helft van 2014 gereed zijn
Deze nieuwe parkeernormen/kencijfers zullen worden opgenomen in een herziening van de bouwverordening en/of een nog vast te stellen nota parkeernormen. In het bestemmingsplan is in de regels opgenomen dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen. Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan. Op deze wijze worden de nieuwe parkeernormen van toepassing verklaard op het bestemmingsplan Voorsterpoort,
Tenslotte wordt afgevraagd of het niet wenselijk is het ontwikkelkader in het voorontwerpbestemmingsplan te verwerken.
Wij hebben hierop de volgende reactie. Op grond van het overgangsrecht van de op 1 juli 2008 ingevoerde Wet ruimtelijke ordening vervalt op 1 juli 2013 het recht op leges voor gebieden, waar bestemmingsplannen gelden die ouder dan 10 jaar zijn. Om het recht op leges veilig te stellen kan nu niet langer gewacht worden op de totstandkoming van een nieuw bestemmingsplan waarin alle voor de komende 10 jaar beoogde ontwikkelingen zijn vastgelegd. Dit vergt de nodige tijd voor onderzoeken en sluiten van overeenkomsten in verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In dit conserverende plan worden de huidige functies van het gebied vastgelegd in een modern digitaal bestemmingsplan gemaakt volgens de landelijke standaarden.
Voor het gebied van Voorsterpoort zijn nieuwe punten van gemeentelijk beleid vastgesteld in het Ontwikkelkader Voorsterpoort dat op 5 maart 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld. Daarnaast is ook de kadernota detailhandel vastgesteld. Om de nieuwe punten van beleid juridisch vast te leggen zal daarom later worden bepaald welk planologisch instrument het beste aansluit bij het flexibele karakter van het ontwikkelkader.
- 6. Prorail
Samenvatting reactie
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft, gezien het conserverend karakter geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie gemeente
Van deze reactie wordt kennisgenomen.
- 7. Gasunie
Samenvatting reactie
Er zijn geen opmerkingen over de toelichting en verbeelding bij dit bestemmingsplan. Wel wordt verzocht marginale aanpassingen door te voeren in artikel 12 'Leiding – Gas'.
Ontbreken voorrangsbepaling
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (of Bevb) is bepaald dat een bestemmingsplan de ligging van de leiding en de daarbij behorende belemmeringenstrook weergeeft. Een adequaat artikel "Leiding-Gas" maakt hier onderdeel van uit. Er wordt verzocht om het artikel "Leiding-Gas" zodanig aan te passen dat de dubbelbestemming "Leiding-Gas" bij het geheel of gedeeltelijk samenvallen met een andere dubbelbestemming voorrang krijgt.
Reactie gemeente
Ter plaatse van de gasleiding ligt ook gedeeltelijk de dubbelbestemming “Leiding- Water”. Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse net van hoofdtransportleidingen voor de drinkwatervoorziening van Vitens. Deze leidingen transporteren drinkwater van de productielocatie naar centrale punten in de verderop gelegen voorzieningsgebieden
Zowel deze dubbelbestemming als de dubbelbestemming “Leiding – Gas” beschermen verschillende belangen. Indien deze belangen strijdig zijn, dienen de Gasunie en Vitens onderling tot overeenstemming te komen. De gemeente gaat hiervoor geen voorrangsregeling opnemen.
Samenvatting reactie
Schriftelijk advies inwinnen
In artikel 12.3.2 sub d en 12.5.3 sub d heeft u het inwinnen van advies van de leidingbeheerder als voorwaarde gesteld om een omgevingsvergunning te krijgen. Om misverstanden te voorkomen wordt verzocht te vermelden dat het advies van de leidingbeheerder schriftelijk dient te worden ingewonnen.
Reactie gemeente
In de gemeente Zwolle zijn meerdere zogenaamde dubbelbestemmingen, waarbij net zoals de bestemming Leiding- Gas een advies dient te worden ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. De formuleringen zijn gelijkluidend en hebben in de praktijk niet tot problemen geleid. Wij zijn geen noodzaak toe te voegen dat het advies schriftelijk moet worden ingewonnen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen
1.1 Algemene Verklaring
1.1.1 Bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties
Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten, opslagen en installaties gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen in de gemeente Zwolle.
De in deze staat vermelde bedrijfsafdelingen en bedrijfstypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.
De met kleine letters aangeduide bedrijfstypen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide BEDRIJFSAFDELINGEN.
1.1.2 SBI-codes en nummers
Voor de bedrijfsafdelingen staan in een kolom de SBI-codes aangegeven. Voor de bedrijfstypen staan de SBI-codes en een nummer en/of letter aangegeven. De opslagen en installaties hebben geen SBI-codes, maar een nummer en een subnummer.
1.1.3 Omschrijving
In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de bedrijfsafdelingen en de bedrijfstypen omschreven.
1.1.4 Toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN ZONE' vermeld dat de bedrijfsactiviteit toelaatbaar is in bepaalde zones door met een nummer deze zones aan te geven. Daarbij betekent bijvoorbeeld 1-5 toelaatbaar vanaf zone 1 tot en met zone 5. In een bestemmingsvlak staan de nummers van deze zones ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zone' achter het woord 'zone' aangegeven.
1.1.5 Niet toelaatbaar
Per bedrijfstype wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'N' aangegeven dat deze bedrijfsactiviteit niet toelaatbaar is.
1.1.6 Afstanden en scores milieuaspecten
Vervolgens worden in de kolom 'AFSTANDEN IN METERS' de scores van de milieuaspecten aangegeven:
- a. Eerst worden in 4 subkolommen de minimale afstanden in meters voor de 4 milieuaspecten 'GEUR', 'STOF', 'GELUID' en 'GEVAAR' per aspect aangegeven.
- b. In de subkolom 'GELUID' staat met 'C' (continu) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit doorgaans continu (dag en nacht) verricht wordt, waardoor deze bepalend is voor het geluidsniveau.
- c. In de subkolom 'GELUID' staat met 'Z' (zonering) aangegeven dat een bedrijfsactiviteit in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken in de zin van de Wet geluidhinder, hetgeen betekent dat rond het betrokken industrieterrein een geluidszone moet worden vastgesteld.
- d. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'R' (risico) aangegeven dat mogelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
- e. In de subkolom 'GEVAAR' staat met 'V' (vuurwerk) aangegeven dat het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
- f. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' wordt de grootste minimale afstand aangegeven. Onderzocht is welke minimale afstanden op basis van de 4 genoemde milieuaspecten noodzakelijk zijn tussen de bedrijfsactiviteiten en een rustige woonwijk of een rustig buitengebied om hinder uit te sluiten of tot een aanvaardbaar niveau te beperken.
De grootste minimale afstand in meters, welke noodzakelijk is op grond van deze 4 milieuaspecten, is in deze subkolom vermeld. - g. In de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat met 'D' (divers) aangegeven dat binnen de bedrijfsactiviteit een erg grote variatie in milieubelasting voorkomt, hetgeen aanleiding is de toelaatbaarheid van geval tot geval nader te bezien.
1.1.7 Categorieën
Ten slotte wordt in de kolom 'CATEGORIE' de indeling in milieucategorieën vermeld.
Deze indeling is gebaseerd op de grootste minimale afstand, welke in de subkolom 'GROOTSTE AFSTAND' staat aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:
categorie 1: minimale afstand 10 meter;
categorie 2: minimale afstand 30 meter;
categorie 3.1: minimale afstand 50 meter;
categorie 3.2: minimale afstand 100 meter;
categorie 4.1: minimale afstand 200 meter;
categorie 4.2: minimale afstand 300 meter;
categorie 5.1: minimale afstand 500 meter;
categorie 5.2: minimale afstand 700 meter;
categorie 5.3: minimale afstand 1000 meter;
categorie 6: minimale afstand 1500 meter.
1.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
B bestemming Bedrijf
BEST bestemming
b.o. bedrijfsoppervlak
BRZO Besluit risico's zware ongevallen
BT bestemming Bedrijventerrein
C continu
cap. capaciteit
cat. categorie
d dag
D divers
e.d. en dergelijke
excl. exclusief
GFT groente-, fruit- en tuinafval
grth groothandel
i.e. inwonersequivalenten
incl. inclusief
j jaar
kg kilogram
kW kilowatt
m meter
mach. machines
MVA megavoltampère
MW megawatt
midd. middelen
MWe elektrisch vermogen in megawat
n.e.g. niet elders genoemd
NEM netto explosieve massa
o.c. opslagcapaciteit
opp. oppervlak
p.c. productiecapaciteit
p.o. productieoppervlak
R risico (Besluit externe veiligheid inrichtingen mogelijk van toepassing)
RWZI rioolwaterzuiveringsinstallatie
SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008
synth synthetisch
t.b.v. ten behoeve van
t/d ton per dag
t/j ton per jaar
t/u ton per uur
u uur
V vuurwerkbesluit (van toepassing)
v.c. verwerkingscapaciteit
vloeropp. vloeroppervlak
v.w.b. voor wat betreft
< kleiner dan
<= kleiner dan of gelijk aan
> groter dan
>= groter dan of gelijk aan
- in de kolom '(sub)nummer': geen nummer van toepassing;
bij getallen in de kolom 'OMSCHRIJVING':tot
Z zonering (in de zin van artikel 1 Wet geluidhinder)