KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Gemengd 1
Artikel 5 Gemengd 2
Artikel 6 Gemengd 3
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer - Erftoegangsweg
Artikel 10 Verkeer - Openbaar Vervoer
Artikel 11 Water
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Wonen - Meergezinshuis
Artikel 14 Woongebied
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Waarde - Archeologie
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Geluidzone - Industrie
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 23 Wro-zone - Wijzigingsgebied
Artikel 24 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Plangebied
1.3 Doel
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Ruimtelijk Beleid
3.2 Cultuurhistorie
3.3 Verkeersbeleid
3.4 Groenbeleid
3.5 Detailhandelsbeleid
3.6 Waterbeleid
3.7 Volkshuisvestingsbeleid
3.8 Milieubeleid
Hoofdstuk 4 Beperkingen
4.1 Inleiding
4.2 Milieu
4.3 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Ontwikkeling
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
6.6 Bijlagen
6.7 Handhaving
6.8 Handboek
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
1.1 Algemene Verklaring
1.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen
1.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging
1.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

Nieuw Frankhuis

Bestemmingsplan - gemeente Zwolle

Vastgesteld op 26-11-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuw Frankhuis van de gemeente Zwolle;

1.2 bestemmingsplan Nieuw Frankhuis:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0193.BP12014-0004 met deze bijbehorende regels met als bijlagen de lijst van afwijkend gebruik, de lijst met horecacategorieën, de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, de staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen en de lijst met cultuurhistorische bebouwing en structuren;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;

1.8 bed & breakfast:

ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd door de hoofdbewoner en/of leden van zijn gezin;

1.9 bedrijf:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;

1.10 bedrijf aan huis:

een dienstverlenend bedrijf of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.11 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak;

1.17 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar - ingevolge de regels - bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 café-restaurant:

een bedrijf, waar dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.23 carport:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder zijn begrepen grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, een tuincentrum en een supermarkt;

1.25 dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.26 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij, het publiek rechtstreeks al dan niet via een balie te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder zijn begrepen belwinkels, internetcafés, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.27 eengezinshuis:

een gebouw, dat één woning omvat;

1.28 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;

1.30 erftoegangsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;

1.31 gebiedsontsluitingsweg:

een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 kelder:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

dienstverlenende bedrijvigheid of ambachtelijke bedrijvigheid dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en welke een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.35 meergezinshuis:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.36 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.37 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.38 stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;

1.39 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel;

1.40 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.41 zolder:

een gedeelte van een gebouw dat door schuine dakschilden is afgedekt en waarvan de borstwering niet hoger is dan 1 meter;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de vloeroppervlakte van een woning:

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;

2.8 de verticale bouwdiepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

2.9 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:

van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:

  1. a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
  2. b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
  2. b. gebouwen ten behoeve van de onder a genoemde bedrijf;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. geluidwerende voorzieningen;
  3. e. openbare nutsvoorzieningen;
  4. f. infrastructurele voorzieningen;
  5. g. groenvoorzieningen;
  6. h. recreatief medegebruik in de vorm van extensieve dagrecreatie;
  7. i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. j. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbij behorende:

  1. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de bescherming van het landschappelijk beeld;
  9. i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als standplaats voor kampeermiddelen;
  3. c. het gebruik van de gronden ten behoeve van (co)mestvergisting;
  4. d. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van nevenactiviteiten.

Artikel 4 Gemengd 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
    2. 2. bedrijven;
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen;
    4. 4. horecabedrijf, die tot doel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaar en het verstrekken van alcoholische en niet alcoholische drank, alleen op de begane grondlaag;

voor zover andere functies dan wonen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in Staat vanbedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;

  1. b. bijzondere woonvormen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. speelvoorzieningen;
  8. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van wonen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor:
    1. 1. ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
    2. 2. horeca die tot doel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaar en het verstrekken van alcoholische en niet alcoholische drank, waarbij educatie in de culinaire sfeer als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Gemengd 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. bedrijven;
    2. 2. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidsgevoelige functies;
    3. 3. sport;

de functies, die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming , zijn als een bijlage bij deze regels is opgenomen;Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. wegen en paden;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. geluidwerende voorzieningen;
  4. e. openbare nutsvoorzieningen;
  5. f. infrastructurele voorzieningen;
  6. g. groenvoorzieningen;
  7. h. speelvoorzieningen;
  8. i. water;

met de daarbij behorende:

  1. j. tuinen, erven en terreinen;
  2. k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouwen ten behoeve van:
    1. 1. eengezins- en meergezinshuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
    2. 2. bedrijven;
    3. 3. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van geluidsgevoelige functies;
    4. 4. horecabedrijf, die tot doel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaar en het verstrekken van alcoholische en niet alcoholische drank, alleen op de begane grondlaag;

voor zover andere functies dan wonen zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de Staatvan bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;

  1. b. bijzondere woonvormen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. wegen en paden;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. geluidwerende voorzieningen;
  4. f. openbare nutsvoorzieningen;
  5. g. infrastructurele voorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. speelvoorzieningen;
  8. j. water;

met de daarbij behorende:

  1. k. tuinen, erven en terreinen;
  2. l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.4 Afwijken van de bouwregels

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en bouwwerken met uitzondering van wonen ten behoeve van andere functies dan die zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;
  2. b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca met uitzondering van de horeca die in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 6.1 onder a. 4 en het gebruik voor ondergeschikte horeca ten behoeve van toegestane voorzieningen op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  3. c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

Gebruik ten behoeve van andere dan in artikel 6.1 onder a.4 genoemde horeca, is educatie in de culinaire sfeer als ondergeschikte nevenactiviteit toegestaan.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voetpaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. sport;
  2. f. recreatief medegebruik in de vorm van dagrecreatie
  3. g. educatief gebruik;
  4. h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  5. i. geluidwerende voorzieningen;
  6. j. openbare nutsvoorzieningen;
  7. k. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. l. bebouwing.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. een goede milieusituatie;
  6. f. de bescherming van de groenstructuur;
  7. g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. opritten, parkeervoorzieningen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 9 Verkeer - Erftoegangsweg

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;

met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. gebouw en een terras, ten behoeve van een horecabedrijf, die tot doel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaar en het verstrekken van alcoholische en niet alcoholische drank, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca;
  2. g. maatschappelijke voorzieningen;
  3. h. sport;
  4. i. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
  5. j. geluidwerende voorzieningen;
  6. k. openbare nutsvoorzieningen;
  7. l. infrastructurele voorzieningen;
  8. m. water;
  9. n. toegangen tot woongebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. o. bebouwing.

9.2 Bouwregels

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Gebruik ten behoeve van andere dan in artikel 9.1 onder f genoemde horeca, is educatie in de culinarie sfeer als ondergeschikte neven activiteit toegestaan.

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  2. b. het gebruik van gronden als opslagplaats;
  3. c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 10 Verkeer - Openbaar Vervoer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Openbaar vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. rijbanen voor het openbaar vervoer;
  2. b. rijbanen voor hulpdiensten;
  3. c. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden met een inrichting gericht op de afwikkeling van het doorgaande langzaam verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. geluidwerende voorzieningen;
  2. e. openbare nutsvoorzieningen;
  3. f. infrastructurele voorzieningen;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. water;

met de daarbij behorende:

  1. i. bebouwing.

10.2 Bouwregels

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterlopen;
  4. d. scheepvaart;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. ligplaatsen voor recreatief gebruik, alleen in het water dat in directe verbinding staat met het Zwarte Water;
  2. f. oeververbindingen;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. j. bebouwing, waaronder bruggen, aanlegsteigers en dammen met duikers.

11.2 Bouwregels

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. een goede milieusituatie;
  5. e. de bescherming van de groenstructuur;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden als dam zonder duiker;
  2. b. het gebruik voor woonschepenligplaatsen;
  3. c. het gebruik van gronden, bouwwerken en schepen ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. garageboxen ten behoeve van woningen
  2. d. opritten, parkeervoorzieningen, wegen en paden;

met de daarbij behorende:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

12.4 Afwijken van de bouwregels

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen op een perceel voor meer dan 1 woning;
  2. b. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte dat voor beroep aan huis wordt gebruikt, niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen op het perceel tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
  5. e. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  8. h. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen;

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Wonen - Meergezinshuis

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. horecabedrijf, die tot doel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaar en het verstrekken van alcoholische en niet alcoholische drank, alleen op de begane grondlaag;
  2. d. bedrijven, alleen op de begane grondlaag;
  3. e. maatschappelijke voorzieningen, alleen op de begane grondlaag;
  4. f. garageboxen ten behoeve van woningen
  5. g. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
  6. h. openbare nutsvoorzieningen;

voor zover andere functies dan wonen, zijn aangeduid als toelaatbaar binnen deze bestemming in de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij deze regels is opgenomen;

met de daarbij behorende:

  1. i. tuinen en erven;
  2. j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

13.4 Afwijken van de bouwregels

13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van vrijstaande gebouwen behorend bij het hoofdgebouw als zelfstandige woning;
  2. b. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
  3. c. het gebruik van bouwwerken en het bijbehorende erf voor de uitoefening van een bedrijf;
  4. d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  6. f. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 14 Woongebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. eengezins- en meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
  2. b. bijbehorende bouwwerken;
  3. c. een onderwijsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  4. d. een speelvoorziening, toestellen gecombineerd met speelveld, voor de jeugd van 6-12 jaar met een omvang tussen 500 m² en 2.000 m² ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
  2. f. gebouwen ten behoeve van sport;
  3. g. bijzondere woonvormen;
  4. h. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen;
  5. i. opritten, voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
  6. j. parkeervoorzieningen;
  7. k. geluidwerende voorzieningen;
  8. l. infrastructurele voorzieningen;
  9. m. groenvoorzieningen;
  10. n. speelvoorzieningen;
  11. o. water;

met een verkeers- en verblijfsinrichting hoofdzakelijk gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;

met de daarbij behorende:

  1. p. tuinen, erven en terreinen;
  2. q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak.

14.2 Bouwregels

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
  2. b. een goede woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. een goede milieusituatie;
  7. g. de bescherming van de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

14.4 Afwijken van de bouwregels

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van eengezinshuizen voor meer dan 1 woning;
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  3. c. het gebruik van een eengezinshuis voor beroep aan huis, tenzij het gedeelte van de woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken dat voor beroep aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;
  4. d. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang;
  5. e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor groothandel, detailhandel of horeca met uitzondering van het gebruik voor ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en sport op de gronden en in de bouwwerken, welke voor deze voorzieningen worden gebruikt;
  6. f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  7. g. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  8. h. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het ondergrondse transport van afvalwater door een rioolwaterpersleiding;

met de daarbij behorende:

  1. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. een gebruik dat geen rekening houdt met de goede werking van de ondergrondse rioolwaterpersleiding en de risico's die ermee verbonden zijn;
  2. b. de permanente opslag van goederen.

15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waarde - Archeologie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
  2. b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. de aanleg, de verbetering en het onderhoud van de waterkeringen;
  2. b. dijken, kaden en damwanden;
  3. c. de waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. uiterwaarden;
  2. e. bergingsvijvers;
  3. f. wegen en paden;
  4. g. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming, waardoor een onevenredige afbreuk aan de waterstaatsbelangen als omschreven in artikel 17.1 wordt gedaan.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Parkeren

  1. a. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.

19.2 Laden of lossen

Indien de bestemming van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen mag onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels uitsluitend worden gebouwd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende ruimte voor het laden of lossen van goederen.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in artikel 19.1 en 19.2 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
  2. b. het bepaalde in artikel 19.1 en 19.2 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 20 Geluidzone - Industrie

20.1 Aanduidingsomschrijving

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen vanwege het industrieterrein Voorst, omdat op dit industrieterrein geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegestaan.
  2. b. Voor zover de grens van de aanduiding 'geluidzone - industrie' niet samenvalt met de plangrens mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein Voorst buiten deze grens en buiten het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels

21.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

21.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de bestemmingsregels om toe te staan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid of verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. c. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  6. f. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  7. g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  8. h. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
    1. 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
    2. 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  9. i. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
    1. 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
    2. 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
    3. 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.

21.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen

De in artikel 21.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het stedenbouwkundig beeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de parkeergelegenheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de milieusituatie;
  7. g. de groenstructuur;
  8. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 22 Algemene Wijzigingsregels

22.1 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  1. a. de bestemmingen 'Artikel 7 Groen', 'Artikel 8 Tuin', 'Artikel 9 Verkeer - Erftoegangsweg', 'Artikel 12Wonen', 'Artikel 13 Wonen - Meergezinshuis en 'Artikel 14 Woongebied' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen in het plan worden aangegeven bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van de maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
  2. b. de in 'Artikel 12 Wonen', 'Artikel 13 Wonen - Meergezinshuis' en 'Artikel 14 Woongebied' bij recht in de regels aangegeven maximum aantal wooneenheden te wijzigen, mits het totaal aantal wooneenheden in Nieuw Frankhuis niet meer dan 420 gaat bedragen.

22.2 Voorwaarden voor het toestaan van de wijzigingen

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Wro-zone - Wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' de bestemming Woongebied ten behoeve van de uitbreiding van de school op het perceel Hasselterdijk 33 te wijzigen in Maatschappelijk, mits:

  1. a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. het stedenbouwkundig beeld;
    2. 2. de woonsituatie;
    3. 3. de verkeersveiligheid;
    4. 4. de parkeergelegenheid;
    5. 5. de sociale veiligheid;
    6. 6. de milieusituatie;
    7. 7. de groenstructuur;
    8. 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 24 Algemene Procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  1. a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
  2. b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
  3. c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
  4. d. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging eveneens van tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente verspreid worden.
  5. e. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
  6. f. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

25.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 26 Slotregel

Het plan wordt aangehaald als:

'bestemmingsplan Nieuw Frankhuis'.

Deze regels worden aangehaald als:

'Regels van het bestemmingsplan Nieuw Frankhuis'.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering

van .... nummer .....

drs. H.J. Meijer, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In de gemeente Zwolle gelden op dit moment meer dan 100 bestemmingsplannen. Een groot deel van deze plannen is verouderd, dat wil zeggen ouder dan tien jaar. De diverse bestemmingsplannen zijn, mede door het verschillende tijdvak waarin zij zijn opgesteld, in methodisch opzicht onvoldoende op elkaar afgestemd. Om die reden wordt gewerkt aan de herziening van de bestemmingsplannen. Dit beleid is een uitwerking van het convenant 'Ruimte op Orde', dat de gemeente Zwolle en alle andere Overijsselse gemeenten in 2002 hebben gesloten met de provincie Overijssel. Dit convenant houdt in dat de gemeenten een inspanningsverplichting hebben om alleen nog maar actuele en digitaal uitwisselbare bestemmingsplannen te hebben en die op een goede manier te handhaven.


Om deze doelstelling te halen is de gemeente Zwolle in 2002 gestart met het project 'Zwolle op Orde', actualisering bestemmingsplannen. Hierbij worden de meeste thans geldende bestemmingsplannen vervangen door slechts 18 nieuwe plannen. Inmiddels is het aantal van meer dan 300 bestemmingsplannen in 2002 al teruggebracht naar zo'n 100 plannen. Met dit bestemmingsplan voor het gedeelte Fankhuis, vlek 4.14, worden 3 plannen grotendeels vervangen. Het plangebied is grotendeels bouwrijp gemaakt ten behoeve van woningbouw.

1.2 Plangebied

De grenzen van het plan worden aan de oostkant gevormd door het Zwarte Water, aan de zuidkant door de woonschepenhaven, de Eliëzerschool, de Cascadestraat (woonwagenlocatie) en de groene open ruimte bij het buurtschap Frankhuis. Aan de westkant wordt het plan begrensd door de bebouwing van de Rietkraag met watersingel en de Frankhuizerallee, de noordkant grenst aan het Rietpark en de dijk. Het oorspronkelijke karakter bestond uit rommelige kavels met stadsrandactiviteiten. Het plangebied is grotendeels bouwrijp gemaakt ten behoeve van woningbouw. Het plangebied maakt deel uit van Stadshagen.

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op kaart 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0001.png"

1.3 Doel

In het plan van aanpak voor het project 'Zwolle op orde', vastgesteld door de gemeenteraad in 2003, is de
doelstelling van het project in de volgende zin omschreven: De gehele operatie is erop gericht over actuele
bestemmingsplannen te beschikken, rechtszekerheid te bieden, het aantal afwijkingsprocedures te
verminderen en het planologisch beleid beheersbaar te houden.Dit bestemmingsplan is opgesteld om de uitvoering van het plan planologisch mogelijk te maken.

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

4000

Bestemmingsplan Stadshagen, vastgesteld door de raad op 16 oktober 1995, nr. 951-25503, gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 26 maart 1996, nr. RGP95/2437 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 20 april 1999 nr. E01.96.0160;

4021

Bestemmingsplan Stadshagen, 2e partiële herziening, vastgesteld door de raad op 2 november 2009, nr. ECS0908-0086 en onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Raad van State van 22 juli 2010, nr. 200910024/2/R3;

4031

Bestemmingsplan ex artikel 11 WRO Uitwerkingsplan Stadshagen, Waterkeringen Frankhuis, vastgesteld door burgemeester en wethouders op 8 juli 2008, nr. EC0807-0005, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 2 september 2008, nr. 2008/0131722;

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0002.png"

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Nieuw Frankhuis is gelegen in de polder Mastenbroek. De polder is een open, laaggelegen veenweidegebied. oorspronkelijk overstroomde dit gebied regelmatig. Alleen het buurtschap Frankhuis behoorde tot de hoger gelegen gronden aan de rand van dit gebied. Westelijk van Frankhuis lag op de hoger gelegen rand van het rivierenlandschap het kasteel van Voorst. Bebouwing en bewoning vond in de middeleeuwen in eerste instantie alleen plaats op de hogere delen van de oeverwallen langs de IJssel en het Zwarte Water.

2.2 Bestaande Situatie

In deze paragraaf wordt achtereenvolgens de bestaande situatie beschreven met betrekking tot de archeologische en de ruimtelijke structuur.

2.2.1 Archeologische structuur

In 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders opdracht gegeven om een archeologische
waarderingskaart te maken voor het gemeentelijke grondgebied. Met behulp van deze
beleidsadvieskaart, die in september 2003 in gebruik is genomen, kunnen tijdig maatregelen genomen
worden bij planologische procedures. Het is een onontbeerlijk instrument om actief beleid op te baseren,
waardevolle gebieden aan te wijzen en bouwplannen in een vroeg stadium te toetsen.

De archeologische dienst van de gemeente Zwolle heeft de Archeologische Waarderingskaart Zwolle
(AWZ) opgesteld, die fijnmazig van karakter is. De binnenstad is vrij gedifferentieerd gewaardeerd terwijl
het buitengebied qua potentieel vrij nauwkeurig in kaart is gebracht.
Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt:

  • 0%: archeologisch leeg; geheel verstoord of reeds opgegraven;
  • 10%: archeologische waarde onbekend; proefonderzoek wordt aanbevolen;
  • 50%:archeologisch waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is 1:2;
  • 90%: archeologisch zeer waardevol; een opgraving is noodzakelijk en de vondstkans is nagenoeg 100%;
  • 100%: archeologische toplocatie; indien bescherming niet kan, dan is een opgraving altijd noodzakelijk,de vondstkans is 100%.

Het voorliggende plangebied heeft voor het overgrote deel een verwachtingswaarde van 10%. Voor een klein deel een 100 % gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0003.png"

329

Wijk: Frankhuis

Waardering: 100 %

In dit gebied ligt het sluizencomplex het Rademakerszijl. In 1363 wordt al melding gemaakt van een sluis op deze plek. De huidige sluis is in 1783 gebouwd.

2.2.2 Cultuurhistorie

In ons gecultiveerde landschap verwijzen nog vele structuren en objecten naar de historische ontwikkeling van een gebied. Door deze elementen herkenbaar te behouden, blijft de identiteit en belevingswaarde van de fysieke leefomgeving in stand. Cultuurhistorie is daarom nauw verbonden met ruimtelijke kwaliteit.

Voor dit specifieke plangebied is geen afzonderlijke cultuurhistorische analyse uitgevoerd. Het plangebied valt (deels) binnen de in 2009 uitgevoerde cultuurhistorische analyse Frankhuis en de in 2010 uitgevoerde cultuurhistorische verkenning en kansenanalyse Zwarte Water. De onderzoeken geven inzicht in de cultuurhistorische waarden. Beoordeeld zijn de historische wegenstructuur, de historische groenstructuur, het historisch water en de historische bebouwing. Deze waarden kunnen dienen als randvoorwaarde en inspiratie bij ruimtelijke opgaven en als input bij een bestemmingsplan.

Binnen het plangebied zijn op grond van de cultuurhistorische analyse een drietal cultuurhistorische waardevolle elementen c.q. structuren te benoemen. Het betreft de historische dijkstructuur, een deel van het karakteristieke weide- of bouwland en Hasselterdijk 40-40a.

Zwarte Water en bedijking

De loop van het Zwarte Water is vastgelegd door de bedijking sinds de middeleeuwen. Het lange, loom slingerende waterlint met de daarlangs opgeworpen dijken en kaden verbindt de stad Zwolle, waar het Zwarte Water ontstaat, met het buitengebied en uiteindelijk de nationale en internationale wateren. In de door mensenhand opgeworpen dijken weerspiegelt zich de strijd tegen het water. Doorbraakkolken, noodzakelijke dijkverleggingen en nieuw opgeworpen kades bewijzen, dat het water ook na de bedijking nog lang niet bedwongen was.

Weiden en akkers

Ten noorden en zuiden van het westelijke deel van de Frankhuisweg bleven tussen en achter de huizen percelen bouw- en weideland intact, karakteristieke relicten van het open weidelandschap van weleer. Vanaf de Frankhuisweg zijn er aantrekkelijke vergezichten over deze open ruimten, die het karakter van Frankhuis als dijknederzetting in het (voormalige) buitengebied versterken. Aan de noordzijde van de Frankhuisweg markeren enkele sloten de historische verkavelingsstructuur die hier bewaard bleef.

Hasselterdijk 40-40a

Uit de late 19de eeuw daterende dijkbebouwing die evenwel in de late 20ste eeuw is uitgebreid. De van zadeldaken voorziene dijkhuisjes liggen vlakbij het Rademakerszijl en maken tezamen met dit sluisje deel uit van een markant historisch ensemble dat karakteristiek is voor de historische bebouwing langs de Hasselterdijk (Mastenbroekerpolder). Historisch-situationele waarde

2.2.3 Ruimtelijke structuur

In deze paragraaf wordt de bestaande ruimtelijke structuur van het plangebied omschreven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Ruimtelijk Beleid

3.1.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Op rijksniveau is de Nota Ruimte het belangrijkste ruimtelijke beleidskader. In deze nota zijn de hoofdlijnen voor het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd. De Nota Ruimte bevat geen beleid dat direct doorwerkt naar de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied.

3.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie / Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie is het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één, volledig integraal provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving.

In de Omgevingsvisie staat de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele Omgevingsvisie te vinden.

Het plangebied is op de ontwikkelingsperspectievenkaart van de omgevingsvisie voor het overgrote deel aangeduid als 'woonwijk'. De ambitie van de provincie voor 'wonen' is dat er voldoende aanbod is van woningen in een aantrekkelijke woonomgeving om te kunnen wonen. Er wordt gestreefd naar gevarieerde, aantrekkelijk, veilige, schone en goed bereikbare woonmilieus, die voorzien in de woonvraag.
Het Zwarte Water wordt aangeduid als vaarweg.

3.1.3 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Zwolle 2020

De gemeenteraad van Zwolle heeft op 16 juni 2008 met grote meerderheid ingestemd met het Structuurplan Zwolle 2020. Met het Structuurplan Zwolle 2020 geeft de gemeente richting aan de noodzakelijke groei van woningbouw- en bedrijvenlocaties. Daarmee wordt de positie van Zwolle als regionale centrumstad versterkt en komen er kaders waarbinnen de stad zich de komende jaren kan ontwikkelen. Toekomstvisie en draagvlak moeten zorgen voor een evenwichtige groei van Zwolle met behoud van groen, leefbaarheid, bereikbaarheid en duurzaamheid.

Het plangebied ligt in een gebied dat in het structuurplan is aangeduid als 'woongebied'.

3.2 Cultuurhistorie

De Nota Belvedere uit 1999 was het kader voor een verdergaande integratie van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Hoofddoelstelling van de Nota is de cultuurhistorische identiteit als volwaardig uitgangspunt richtinggevend te maken voor de inrichting van de ruimte. De credo daarbij is 'behoud door ontwikkeling'. Daarmee wordt bedoeld dat de aanwezige cultuurhistorische waarden een bron vormen van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de ruimtelijke inrichting.

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten blijft een belangrijk doel, maar er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in een bestemmingsplan worden verankerd.

Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.

Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Tevens is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

3.3 Verkeersbeleid

Mobiliteitsvisie

Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.

Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. De hoofddoelstelling voor het Mobiliteitsbeleid van de Gemeente Zwolle luidt daarom als volgt:

De kwaliteiten van Zwolle als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.

3.4 Groenbeleid

Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020

Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.

Bomenverordening

Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte, zwaardere procedure vereist.

Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.

Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden. De waarde van de bomen wordt daarbij bepaald volgens de actuele methode van de Nederlandse Vereniging van Beëdigde Taxateurs van Bomen. Dit geld wordt gebruikt om in de stad bomen kwantitatief of kwalitatief te verbeteren.

Bij functiewijziging van een gebied dient in het vroegste stadium geïnventariseerd te worden welke bomen en groenstructuur gehandhaafd dient te blijven en of er bijzondere bomen staan. Alleen op basis van een goede doorwrochte groeninventarisatie en een verantwoorde afweging kan een kapvergunning worden aangevraagd en worden verleend. Er kan van compensatie worden afgeweken als daar vanuit de groenfunctie redenen voor aan te voeren zijn, namelijk omdat de resterende boombeplanting door de kap meer ruimte krijgt om zich tot volwassen boom te kunnen ontwikkelen of omdat de herplant niet gewenst is vanwege natuurwetenschappelijk belang, cultuurhistorische aspecten van het groen, landschappelijke kwaliteiten en / of recreatief gebruik.

3.5 Detailhandelsbeleid

Kadernota detailhandel 2012 - 2020 'Top Winkelstad Zwolle'

Op 2 april 2012 is de Kadernota detailhandel 2012-2020 'Top Winkelstad Zwolle'door de gemeenteraad vastgesteld. Daarbij is een amendement over gedoseerde groei van het winkelcentrum Stadshagen aangenomen. Vastgesteld is dat vanuit economische optiek de gewenste uitbouw van winkelaanbod evenredig is met de inwonersgroei. De toename in winkels is begrenst door de marktruimte die ontstaat door groei van de wijk.

3.6 Waterbeleid

Europees en nationaal beleid

Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.

Europese Kaderrichtlijn Water

De KRW moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire gevaarlijke stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).

Wat precies bedoeld wordt met een goede chemische toestand voor oppervlaktewater staat in de geldende Europese richtlijnen en de toekomstige EU-dochterrichtlijn Prioritaire Stoffen. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.

Waterbeheer 21e eeuw

WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:

  • vasthouden, bergen en vertraagd afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon- en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.

Nationaal Waterplan

In het ontwerp Nationaal Waterplan kondigt het kabinet aan in 2013 een peilbesluit voor het IJsselmeergebied te willen nemen. Met een aangepast peilbeheer wil het kabinet de zoetwatervoorraad vergroten binnen de mogelijkheden die de bestaande infrastructuur biedt.
In 2015 volgt een besluit over het peilbeheer van het IJsselmeer op lange termijn.
De aanleiding voor deze besluitvorming ligt in de aanname dat in de toekomst de vraag naar zoetwater toeneemt en de zeespiegel stijgt. De consequenties van ander peilbeheer kunnen groot zijn en de verwachting is dat dit invloed heeft op onder andere de drooglegging in het plangebied en de waterveiligheid. Daarom worden in 2010, als onderdeel van het Deltaprogramma, verkenningen opgestart om de besluitvorming gedegen voor te bereiden.

Vooruitlopend op deze verkenningen is voor het IJsselmeergebied een voorlopige stuurgroep, waarin Rijk, Provincies en Waterschappen zijn vertegenwoordigd, ingesteld.
De komende jaren moet duidelijk worden wat de invloed is van de voorgestelde peilverhoging van het IJsselmeer op het stedelijke gebied.

Provinciaal beleid
De Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en een omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is het ruimtelijk en milieubeleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in de plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de nieuwe Waterwet, de status van Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet. en de status van Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.

Waterschapsbeleid
Het beleid van het waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de keur van het waterschap Groot Salland een belangrijk regel stellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

Gemeentelijk beleid
De gemeente Zwolle heeft haar waterbeleid in 2008 vastgelegd in het Stedelijke Waterplan. Hierin zijn de ambities met betrekking tot de beleving en de kwaliteit van water beschreven. De gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het gemeentelijk rioleringsplan 2006 – 2010 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.

3.7 Volkshuisvestingsbeleid

Het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid is er op gericht om kwantitatief en kwalitatief voldoende woonmogelijkheden te bieden voor hen die in Zwolle wonen of willen wonen. De blik is daarbij niet alleen gericht op de uitbreiding van het aantal woningen door nieuwbouw in uitleggebieden, maar zeker ook in de bestaande stad en in de bestaande woningvoorraad.


Woonvisie; Woonplan 2011-2015; Woonagenda 2013

Het Zwolse beleid op het terrein van het wonen is vastgelegd in de Woonvisie (2005) en de actualisering van de Woonvisie (Woonplan 2011-2015). Bij deze actualisering zijn de inzichten meegenomen die uit het landelijke Woononderzoek (WoOn) in 2009 naar voren zijn gekomen. Het Woonplan 2011-2015 heeft in december 2011 de instemming van de provincie Overijssel verworven.

In het Woonplan 2011-2015 wordt een zestal volkshuisvestelijke thema's onderscheiden: de nieuwbouwopgave van Zwolle, de aandacht voor de sociale voorraad, de duurzaamheid en energiebesparing, de woonconsument aan zet, de doorgaande herstructurering van de voorraad, en tenslotte wonen & zorg. In het bestemmingsplangebied Nieuw Frankhuis gaat het vooral om het thema 'de nieuwbouwopgave van Zwolle' met in het verlengde daarvan de aandacht voor de sociale voorraad, duurzaamheid en energiebesparing, en de woonconsument aan zet.

Binnen het thema 'de bouwopgave van Zwolle' wordt in het Woonplan 2011-2015 geconstateerd dat Zwolle groeit en volgens de demografische prognoses blijft groeien, maar dat veranderende marktomstandigheden nopen tot meer kwaliteit en een preciezere aansluiting op de marktvraag. De sinds 2008/2009 ingetreden crises hebben de vraag naar woningen sterk beïnvloed. Na een decennium van prijsstijgingen zijn prijsdalingen en financieringsproblemen aan de orde van de dag. Dit heeft de gemeenteraad er toe gebracht om in de beleidsvoering het accent te verleggen van programmeren naar faciliteren. Zonder tot een gehéél ander woonbeleid te willen geraken, is er toch aanleiding om nieuwe accenten te leggen. Dat zal gebeuren in de komende 'Woonagenda 2013'. Daarbij zal tevens antwoord worden gegeven op twee recente belangrijke onderzoeken, te weten het WoOn2012 en het rapport van Companen naar de in Zwolle gewenste omvang van de sociale (huur- en koop-) voorraad.


Ontwikkelingen

De woningmarkt is vanaf 2009 sterk veranderd van een aanbodmarkt naar een vraagmarkt. De aanvankelijke gedachte dat de banken- en kredietcrisis van 2008 slechts een tijdelijke dip in de woningproductie zou veroorzaken, heeft inmiddels plaatsgemaakt voor het besef dat er een structurele verandering is ingetreden en ook, dat de in het verleden 'normaal' geachte woningproductiecijfers van plm 800 woningen per jaar, niet meer terugkeren. De gemeenteraad heeft de verwachting uitgesproken dat de woningproductie in de eerstkomende vijf jaar (2013-2017) zich op het niveau van ca 400 woningen per jaar zal bevinden, waarvan 180 in Stadshagen. In de periode 2018-2022 zal het naar verwachting om 500 respectievelijk 225 woningen per jaar gaan. De jaren ná 2022 zijn op dit moment te ver weg om nog verstandige uitspraken over te kunnen doen. Tegelijkertijd heeft de raad besloten om uit het programma voor heel Stadshagen (dus inclusief StadshagenPlus) 600 appartementen te schrappen en ook het aantal dure eengezinswoningen met 500 terug te brengen.


Niet programmeren maar faciliteren

Deze structurele veranderingen hebben betrekking op de positie en rollen van zowel de gemeente, als de ontwikkelaars en de woon'consumenten'. Eén van de structurele veranderingen houdt in dat de gemeente het programmeren-vooraf heeft losgelaten. Met programmeren-vooraf wordt de werkwijze bedoeld waarin van alle te bouwen woningen in het plangebied vooraf werd bepaald om welk type, prijscategorie, eigendomscategorie (huur of koop) het zou moeten gaan. Deze werkwijze is gebleken niet meer te werken. In de plaats daarvan zal de gemeente zich toeleggen op het faciliteren van initiatieven van ontwikkelaars en particulieren. Dit is niet synoniem aan een passieve benadering van de bouwopgave. Het gaat juist om een andere rolneming van de gemeentelijke overheid, die van stimulator en verbinder, die vanuit een brede flexibele opstelling maatwerk levert bij de bouwopgave.


Nieuw Frankhuis

Voor het bestemmingsplan Nieuw Frankhuis betekent het voorgaande dat er gekozen is voor een meer globale aanduiding, waarbij niet langer de afzonderlijke woningen alvast planologisch geregeld zijn. Dit maakt het mogelijk om samen met ontwikkelaars en andere initiatiefnemers te komen tot optimale invulling van het plangebied. Dit geldt het sterkst voor het gebied ten zuiden van de Twistvlietbrug, echter met uitzondering van de reeds gerealiseerde bebouwing aan de Ravelijnstraat. Voor het gebied ten noorden van de Twistvlietbrug zijn de plannen al zover uitgekristalliseerd dat de bestemmingen meer gedetailleerd kunnen worden aangegeven op de plankaart.

3.8 Milieubeleid

Algemeen beleid

De gemeenteraad heeft in 2005 de milieuvisie 'Milieu op scherp' vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.

  • Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enzovoort) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
  • Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieukwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.

Het gebiedsgerichte milieubeleid is voor de aspecten geluid en externe veiligheid reeds vastgesteld. Voor bodem zijn de gebiedsgerichte kaders nagenoeg gereed.

Het beleid voor de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit is relevant voor het bestemmingsplan Nieuw Frankhuis. Dit beleid wordt hierna kort beschreven.

Geluid

In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven.
Zwolle is een dynamische stad met geluidsniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.

In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (februari 2007) worden de begrippen ambitieniveau en grenswaarde (dit is de basiskwaliteit, die de gemeente voor een bepaald gebied nastreeft; indien de basiskwaliteit niet wordt bereikt, dan dient akoestische compensatie te worden verkregen) geïntroduceerd. Ambitieniveau en grenswaarde verschillen per gebiedstype. Naast het ambitieniveau en de grenswaarde blijven de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare waarde uit de Wet geluidhinder gehanteerd.

Het bestemmingsplan Nieuw Frankhuis behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'.

Gebiedstype Ambitieniveau Voorkeursgrens
Waarde (Wgh)
Grenswaarde Hoogst toelaatbare waarde (Wgh)
Centrumgebied 53 dB 48 dB 63 dB 63 dB
Gemengd gebied 48 dB 48 dB 58 dB 63 dB
Groen stedelijk 43 dB 48 dB 53 dB 63 dB

Luchtkwaliteit

Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:

  • voldoen aan wet- en regelgeving;
  • anticiperen op de toekomst;
    Knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
  • beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid
    De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.

Externe veiligheid

De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In de visie wordt ernaar gestreefd voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.

Dit betekent dat:

  • Overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico.
  • Een gebiedsgerichte invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader voor externe veiligheid.
  • Veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld.
  • Zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kan hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.

In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.

Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.

Het bestemmingsplan Nieuw Frankhuis behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk'. Voor dit gebiedstype geldt een stand still beleid waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen niet is toegestaan. Er is geen plek voor nieuwe risicovolle activiteiten. Een uitzondering wordt gemaakt voor kleine risicovolle activiteiten waarvan de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens blijft en die geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico hebben.

Visie op de ondergrond

Zwolle wil de evenwichtige groei en duurzame ontwikkeling van de stad voortzetten en goed regelen. Als eerste gemeente in Nederland voegt Zwolle een extra dimensie toe bij het nadenken over een optimale inrichting en gebruik van haar ruimte: de ondergrondse dimensie.
De gemeenteraad heeft hiervoor in oktober 2007 de visie op de ondergrond vastgesteld en besloten de basisprincipes uit deze visie toe te passen in projecten.
Belangrijke uitgangspunten zijn het structureel en georganiseerd toepassen van warmte- koude-opslag (WKO), het koppelen van WKO's met grondwatersanering en het werken met ondergrondse bestemmingen en functies.
Aanpak volgens de visie versterkt een duurzame ontwikkeling, zorgt voor energiebesparing en CO2 reductie, leidt door de koppeling van functies tot kostenvoordeel en kan hierdoor de stedelijke ontwikkeling een enorme impuls geven.

Duurzaam bouwen

In januari 2007 heeft de gemeenteraad de Beleidsvisie Duurzaam Bouwen vastgesteld. Het beleid is van toepassing op gebouwen en grond.-, weg- en waterbouw en is erop gericht dat overal een minimaal niveau voor duurzaamheid bereikt moeten worden. Duurzaam bouwen heeft betrekking op de thema's energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het minimaal te bereiken niveau van kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties komt overeen met de toepassing van de vaste, kosten neutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteits)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn).

Klimaatbeleid

Het gemeentelijk klimaatbeleid heeft betrekking op de periode 2004-2008. Naast energiebesparing is het beleid gericht op duurzame opwekking van energie. Dit impliceert dat bij het opstellen van stedenbouwkundige plannen ten behoeve van stadsontwikkelingsprojecten (nieuwbouw, herstructurering, enzovoort) rekening moet worden gehouden met de toepassing van passieve en actieve zonne-energie (zongericht bouwen) en het benutten van omgevingswarmte, bijvoorbeeld koude-warmte opslag in de bodem.

Hoofdstuk 4 Beperkingen

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op aspecten die beperkingen met zich meebrengen bij het toekennen van bestemmingen. Het betreft zowel de diverse milieuaspecten als de ligging van kabels, leidingen en straalpaden.

4.2 Milieu

4.2.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met de geluidsproductie van wegverkeer, spoorwegen en industrie. Aan deze aspecten wordt in deze paragraaf aandacht besteed. In de Wgh wordt het begrip 'geluidszone' gehanteerd. Met een geluidszone wordt het aandachtsgebied rond (spoor)wegen en industriegebieden afgebakend waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Het akoestisch onderzoek richt zich altijd op woningen en 'andere geluidsgevoelige bestemmingen' die binnen de geluidszone zijn gelegen. Op kaart 4 is de zone voor industrielawaai weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0004.png"

Wegverkeerslawaai

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de toekomstige geluidsbelasting, indien een bestemmingsplan nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen toestaat voor gebieden die binnen de verplichte onderzoekszone van wegen liggen. Volgens de Wgh heeft iedere weg een geluidszone behalve de volgende wegen:

  • wegen die binnen een woonerf liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km uur geldt.

Het plangebied van Nieuw Frankhuis valt binnen de geluidszone van de volgende wegen:

  • Frankhuizerallee;
  • Hasselterdijk;
  • Twistvlietweg; deze weg wordt alleen gebruikt door openbaar vervoer, taxi's en langzaam verkeer.

De overige wegen binnen het plangebied zijn als 30 km/uur wegen ingericht.

De breedte van de onderzoekszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en het type gebied (binnen of buiten de bebouwde kom). Alle woningen bevinden zich binnen de bebouwde kom. Op de bovengenoemde zoneplichtige wegen geldt een maximum snelheid van 50 km/uur.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Stadshagen in 1996 is rekening gehouden met de verwachte verkeersdrukte van de wijkontsluitingsweg Frankhuizerallee door een brede zone langs deze weg te bestemmen voor water en/of groen, waarin geen woningbouw is toegestaan. Inmiddels is gebleken dat de verkeersdrukte op deze weg meer is toegenomen dan verwacht, zodat voor onderhavige bestemmingsplanprocedure onderzoek is verricht naar verkeerslawaai van de Frankhuizerallee. Uit het onderzoek is gebleken dat ter plaatse van de woningen in het gebied grenzend aan de Frankhuizerallee niet aan de voorkeursgrenswaarde voor verkeerslawaai kan worden voldaan. Maatregelen als een 1 m hoog geluidscherm, vervanging van de waterpartij door openbaar groen of vergroten van de afstand tussen woning en weg zijn niet afdoende om de voorkeursgrenswaarde te bereiken. Door de woningen op een grotere afstand van de weg te projecteren kan de geluidsbelasting op de gevel met enkele decibellen gereduceerd worden. De tuinen aan de geluidsluwe kant van de woningen worden hiermee echter kleiner, wat ten koste kan gaan van het woongenot. Een reductie tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB is niet mogelijk met afstandsvergroting.

De Frankhuizerallee is ten noorden van de rotonde reeds voorzien van geluidsreducerend wegdek. Op en nabij de rotonde is het toepassen van een geluidsreducerend wegdek niet haalbaar, vanwege de korte levensduur bij veel optrekkend en afremmend verkeer. Hetzelfde geldt voor het wegvak ten westen van de rotonde, tot de volgende rotonde. Een verdere geluidsreductie door middel van toepassing van bronmaatregelen is derhalve niet mogelijk.

In het plangebied zijn hoge geluidsschermen en/of –wallen uit stedenbouwkundig en financieel oogpunt niet wenselijk. Het effect van een scherm van 1 meter hoog is zeer beperkt en daarom niet doelmatig.

Het vervangen van de waterplas door openbaar groen tussen de rotonde en het plangebied geeft een geringe geluidsreductie op alle beoordelingshoogtes. Aangezien deze waterplas aangelegd is met het oog op de waterhuishouding, is deze maatregel niet gewenst.

Om bovengenoemde redenen worden aan woningen binnen de geluidszone van de Frankhuizerallee hogere grenswaarden verleend van maximaal 55 dB. Voorwaarde is dat de woningen worden voorzien van een geluidsluwe gevel, een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, en een aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel). Aan maximaal 25 woningen worden hogere grenswaarden verleend. Het gebied dient zodanig te worden ingericht dat uitsluitend voor woningen in de eerstelijns bebouwing (gezien vanaf de Frankhuizerallee) hogere grenswaarden worden verleend. Deze woningen vormen een dermate doelmatige akoestisch afscherming dat de achterliggende woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

In het kader van de 2e partiële herziening bestemmingsplan Stadshagen (2009) is een akoestisch onderzoek wegverkeer en industrielawaai uitgevoerd. Dit onderzoek naar de geluidsbelasting ten gevolge van verkeerslawaai van de Hasselterdijk en de Twistvlietweg heeft aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai.

Spoorweglawaai

Aan de zuidwest kant van het plangebied ligt een gedeelte van de spoorlijn Zwolle-Kampen. Uitgangspunt bij de vaststelling van het bestemmingsplan is dat overal in het plangebied wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai.

Industrielawaai

Ten zuiden van het plangebied ligt het industrieterrein Voorst. Dit industrieterrein biedt ondermeer ruimte aan zware geluidhinder veroorzakende bedrijven (milieucategorie 4 en 5, zoals gedefinieerd in de VNG–publicatie Bedrijven en Milieuzonering). Voor dit terrein is op grond van de Wet geluidhinder een zone vastgesteld, waarbuiten de geluidhinder afkomstig van het bedrijventerrein niet meer mag bedragen dan 50 dB(A). De zone is op 23 april 1991 vastgesteld door gedeputeerde staten van de provincie Overijssel en op 1 juli 1991 bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. De in 1991 vastgestelde zone lag gedeeltelijk over Stadshagen en vormde in wezen een belemmering voor de woningbouw in de zuidoosthoek van Stadshagen.

De maatregelen uit het door gedeputeerde staten vastgestelde saneringsprogramma van 1997 zijn uitgevoerd en hebben geleid tot het kunnen terugleggen van de 50 dB(A)-contour. In het bestemmingsplan Stadshagen, 2e partiële herziening, dat door de raad op 2 november 2009 is vastgesteld, is de grens van de geluidszone daarom teruggelegd in de richting van het industrieterrein Voorst ten einde meer ruimte te creëren voor de woningbouw van Stadshagen.

Deze teruggelegde zone is ook in dit bestemmingsplan op de verbeelding weergegeven. De zonegrens vormt de toegelaten 50 dB(A) contour van het industrielawaai. In dit bestemmingsplan worden geen verdere wijzigingen in deze zonegrens aangebracht.

Door het terugleggen van de zonegrens zijn de mogelijkheden voor woningbouwontwikkeling in de zuidoost hoek van Stadshagen flink toegenomen binnen de randvoorwaarde dat aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt voldaan. Een beperkte locatie aan het Zwarte Water, rond de Twistvlietbrug en de Hasselterhaven, blijft echter binnen de 50 dB(A) zone gelegen. Deze locatie ligt buiten de 55 dB(A) zone, zodat voor deze woningen hogere grenswaarden kunnen worden toegestaan, zonder dat dit ten koste gaat van geluidsruimte voor de bedrijven in Voorst.

Hogere grenswaarden tot maximaal 55 dB(A) zijn daarom, bij de vaststelling van het bestemmingsplan Stadshagen, 2e partiële herziening in 2009, voor 65 woningen in het plangebied van Nieuw Frankhuis verleend.

4.2.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)

In het plan ligt een op grond van de milieuvergunning geldende 50 dB(A) geluidscontour rond het 110/10 kV transformatorstation aan de Frankhuisweg (geluidzone 2 op kaart 4). Deze contour ligt binnen de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming kunnen geen geluidsgevoelige functies worden opgericht.

4.2.3 Luchtkwaliteit

In 2007 heeft de gemeente Zwolle ter voorbereiding op de vaststelling van het luchtkwaliteitsplan de luchtkwaliteit berekend ten gevolge van het autoverkeer op de gemeentelijke wegen en de rijksweg A28 in 2010 en 2020. Gebleken is dat in het plangebied in beide jaren geen overschrijdingen en ook geen bijna-overschrijdingen van de normen voor fijn stof (PM10) en NOx voorkomen. Ook uit de jaarrapportage 2012 van het ministerie van I&M voor de luchtkwaliteit in Nederland blijkt dat de concentraties PM10 en NOx in 2011, 2015 en 2020 ver onder de normen blijft. Er is geen overschrijding van de 24 uursconcentraties voor PM10 (minder dan 35 dagen).

Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt voor de bouw van niet meer dan 420 woningen valt het binnen de werkingsfeer van de AMvB Niet in betekenende mate, d.w.z. dat het geen significante bijdrage levert aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.2.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's. Er wordt gelet op het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen in bedrijven alsmede op het transport van gevaarlijke stoffen via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.

Bevi

Het plangebied moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de circulaire Risico Normering Vervoer gevaarlijke stoffen. Uit de toetsing is gebleken dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van een Bevi inrichting.

Transport gevaarlijke stoffen

De IJssel , het Zwolle-IJsselkanaal en het Zwarte Water maken deel uit van het landelijke basisnet voor het transport van gevaarlijke stoffen, maar de risico's gekoppeld aan het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn veel beperkter dan het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

Het Zwolle-IJsselkanaal en het Zwarte Water zijn als "groene routes" aangewezen in het basisnet waarvoor geldt dat er vanuit externe veiligheid geen beperkingen aan de omgeving wordt opgelegd.

4.2.5 Waterbeheer

Binnen het plangebied bevinden zich de primaire waterkeringen langs het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal. Het Zwarte Water en het Zwolle - IJsselkanaal zelf zijn hoofdvaarwegen, welke net buiten het plangebied zijn gelegen. De hoofdvaarwegen met beschermingszones worden beheerd door Rijkswaterstaat. De primaire waterkeringen met beschermingszones worden beheerd door het Waterschap Groot Salland. De beschermingszones leggen beperkingen op aan de bebouwingsmogelijkheden van dit gebied.
Het waterpeil in het Zwarte Water fluctueert. Een groot deel van het jaar schommelt de waterstand rond -0.15 meter NAP. De berekende Maatgevende Hoog Waterstand in het Zwarte Water is bij een veiligheidsniveau van 1:1.250 jaar maximaal NAP 2,10 meter.
Op grond van het gemeentelijk beleid infiltratie hemelwater (juli 2006) moet regenwater afgekoppeld worden en in de bodem worden geïnfiltreerd. Ontheffing van deze verplichting kan worden verleend indien onderzoek aantoont dat infiltratie niet mogelijk is.

4.2.6 Overstromingsrisico

Quickscan

Het plangebied is gelegen in dijkring 10, Mastenbroek. Deze dijkring wordt omsloten door de IJssel aan de westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 10 is een overstromingsrisicoparagraaf met daarbij aandacht voor het zwaarwegend maatschappelijk belang verplicht.

Risico-inventarisatie

Voor de keringen van dijkring 10 is de overschrijdingskans genormeerd op 1/2.000e per jaar. In het project Veiligheid Nederland in Kaart wordt de actuele kans op een overstroming per jaar groter dan 1% geschat. Indien de geïdentificeerde zwakke plekken in de dijkring zijn aangepakt bedraagt de geschatte overstromingskans 1/400e per jaar (Rijkswaterstaat DWW & Jacobs, 2005). Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte tijdens een overstroming geschat tussen de 2,0 en 5,0 meter. De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als diep (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0005.jpg"

Figuur 4.1 Maximale waterdiepte tijdens een overstroming

In de berekeningen is geen rekening gehouden met de ophoging van Stadshagen van circa 0,20 / 0,30 m + NAP naar 0.70 m + NAP. Verder ligt het plangebied op circa 1,5 km van de IJssel en grenst direct aan het Zwarte Water. De verwachting is dat de maximale waterdiepte tijdens een overstroming tussen de 0,8 en 2,0 meter zal bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0006.jpg"

Figuur 4.2 Actueel Hoogtebestand Nederland

De tijd tot het plangebied onder water loopt als een dijk doorbreekt (aankomsttijd), wordt voor een dijkdoorbraak nabij Westenholte geschat binnen 6 uur uur (zie figuur 4.6 onder). Het plangebied bevindt zich daarmee in de zone 'snel en diep'. Als de IJsseldijk nabij IJsselmuiden doorbreekt dan bedraagt de tijd tot het plangebied onder water loopt circa 1,5 dag.

Zie de volgende figuren 4.3 dijkdoorbraak IJsselmuiden en 4.4 dijkdoorbraak Westenholte in Zwolle.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0007.png"

figuur 4.3 bovenste afbeelding, dijkdoorbraak IJsselmuiden

figuur 4.4 onderste afbeelding, dijkdoorbraak Westenholte in Zwolle

Geschiktheidbeoordeling

Dijkring 10 wordt volgens de Omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. De gemeente moet het zwaarwegend maatschappelijk belang aantonen. In dit geval acht de gemeente woningbouw van zwaarwegend maatschappelijk belang, vanwege de plicht om aan de woningbouwopgave te voldoen.

Maatregelen

De gemeente kiest er voor om de woningbouw te concentreren op de relatief hoge plekken in het plangebied waardoor de maximale waterdiepte bij een overstroming zoveel mogelijk wordt beperkt. In de regels en verbeelding wordt hier rekening mee gehouden. Met de veiligheidsregio is afgesproken om bij de risicocommunicatie voor dit gebied burgers te informeren over wat te doen bij een mogelijke overstroming. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie. Dit wordt bij de risicocommunicatie meegenomen en wordt meegenomen bij het regionaal coördinatieplan. In de toekomst wordt verkend in hoeverre en op welke manier hoge gebouwen in het gebied schuilmogelijkheden kunnen bieden.

4.2.7 Waterkering

Aan de oostkant van het plangebied zijn enkele jaren geleden verschillende typen waterkeringen gerealiseerd, maar allen in de vorm van een damwand die grotendeels in de bodem zijn geplaatst. Deze damwanden komen slechts zeer beperkt boven het maaiveld uit. Waar de damwanden boven het maaiveld uitkomen, zijn ze meestal opgenomen in een gemetselde muur. De belangrijkste functie van deze nieuwe damwanden is de functie van primaire waterkering. Hiernaast hebben deze waterkeringen veelal deels een functie als gemetselde muur in de openbare ruimte. Met deze nieuwe waterkeringen is heel Nieuw Frankhuis binnendijks gebied geworden.

4.2.8 Bodemkwaliteit

Sanering van de grond heeft plaatsgevonden. Het gebied is geschikt verklaard voor woningbouw.

4.3 Kabels En Leidingen

In het plangebied ligt een rioolpersleiding. De rioolpersleiding met zijn onbebouwde zone heeft een sterk structuur bepalend effect in het plangebied. Aan de rand van het plangebied liggen, 2 x 10 KV electriciteitskabels en een hogedruk gasleiding.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de doelstelling en de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.

5.1.1 Doelstelling

In het bestemmingsplan Stadshagen van 1996 is het plangebied Nieuw Frankhuis opgenomen als uit te werken bestemming. Voor Nieuw Frankhuis, vlek 4.14 zijn in 2007 een stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan opgesteld en vastgesteld door de gemeente Zwolle en betrokken marktpartijen. Delen van dit stedenbouwkundig plan zijn reeds uitgewerkt en gerealiseerd, maar het overgrote deel nog niet. Heel deelgebied Nieuw Frankhuis, vlek 4.14 is opgenomen in dit bestemmingsplan. Het plangebied is grotendeels bouwrijp gemaakt. Doel is de gerealiseerde en nog te ontwikkelen plandelen zo flexibel mogelijk te bestemmen.

5.1.2 Uitgangspunten

De kop van Nieuw Frankhuis is programmatisch aangepast, minder appartementen, dit is vastgelegd in het uitwerkingsplan Kop van Frankhuis, dit uitwerkingsplan is opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Het deel Ravelijnstraat is gebouwd en als zodanig opgenomen in het plan. Het plan omvat buiten de kop van Nieuw Frankhuis en de Ravelijnstraat verder een overwegend grondgebonden woningbouw programma, van ca 270 woningen.

De buurt Nieuw Frankhuis is qua maat en schaal kleiner dan de andere wijkdelen van Stadshagen. De deelgebieden van Nieuw Frankhuis hebben hun eigen karakter en sfeer, die sterk gerelateerd zijn aan de historische context van de gehele buurt, namelijk oud Frankhuis en zijn velden/kavels.

Het plangebied is daardoor kleinschaliger en gemêleerder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0008.jpg"

figuur 5.1 plangebied Nieuw Frankhuis

5.1.3 Cultuurhistorie

Uitgangspunt is de cultuurhistorische waarden, zoals die zijn omschreven in 2.2.2. in stand houden en waar mogelijk versterken. Cultuurhistorie geldt verder als inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de juridische vertaling van dit uitgangspunt wordt verwezen .

5.2 Ontwikkeling

Het Nieuwe Frankhuis is opgevat als een bijzonder passtuk in Stadshagen. Het is niet slechts een uitbreiding van het buurtschap Frankhuis, maar zeker ook geen verlengstuk van Stadshagen. Het is het ruimtelijke schakelstuk tussen Stadshagen en Zwolle. Structurerende elementen in het stedenbouwkundig ontwerp zijn de Hasselterdijk, het Zwarte Water en de patronen van veldjes en weilanden bij het buurtschap. Dit zijn bepalende elementen voor de schaal, maat en diversiteit van het plan. Aan de zuidzijde van het plan wordt een dorps ensemble gecreëerd, geïnspireerd op de bebouwingstypologie van het buurtschap. De Kop van Nieuw Frankhuis, gelegen tussen het Twistvlietpark en het Zwarte Water, bestaat daarentegen uit robuuste bebouwing, die past bij de schaal van de omgeving en daarin ook een landmark is voor reizigers van en naar Zwolle. Langs de dijk staan typische dijkwoningen en de rand naar Stadshagen is contrair, zacht/groen tegenover een heldere stedelijke randbebouwing. Daartussen zijn woonvelden geprojecteerd met een eigen karakteristiek. Door de relatie met zowel het verleden als met de context en de heldere identiteitsverschillen zal het nieuwe Frankhuis een bijzonder schakelstuk gaan vormen. In het noorden grenst Nieuw Frankhuis aan het Twistvlietpark, deze groen/blauwe zone verbindt het centrum van Stadshagen met het Zwarte Water. Het Twistvlietpark is de plek voor dagelijkse recreatie en biedt mogelijkheden tot wandelen en spelen. Het eiland aan oostzijde van het park zal als speel- en doe-eiland worden ingericht. Langs het water is ruimte voor maaiveldverlagingen waardoor het park een natuurlijk karakter krijgt met een grillige waterlijn, nat-drassituaties en bijbehorende oeverbeplanting. In het Twistvlietpark, aan de voet van het Hasselterdijk, liggen drie uniek gelegen vrije sectorkavels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0009.jpg"

figuur 5.2 Stedenbouwkundig en landschappelijk concept van Nieuw Frankhuis

5.2.1 Bebouwingsstructuur

Het plangebied Nieuw Frankhuis maakt onderdeel uit van het plandeel Frankhuis in Stadshagen en vormt letterlijk en figuurlijk het schakelstuk tussen Stadshagen en Zwolle. Het gebied is qua maat en schaal kleiner dan de andere delen van Stadshagen en ligt op en aan de dijk van de Mastenbroekerpolder. Nieuw Frankhuis ligt, net als het buurtschap Frankhuis, aan de entree van de Mastenbroekerpolder. Het buurtschap Frankhuis en de percelen land zijn, qua maat en schaal, referentie geweest voor de stedenbouwkundige verkaveling voor Nieuw Frankhuis. In figuur 5.3 is deze verkaveling weergegeven. Deze verkaveling geeft een indicatie van de wijze waarop de woningbouw in dit deelgebied van Stadshagen gerealiseerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0193.BP12014-0004_0010.png"

figuur 5.3 Stedenbouwkundige verkaveling

5.2.2 Verkeersstructuur

Het plangebied Nieuw Frankhuis wordt voor de auto ontsloten via de Frankhuizerallee op de Hasselterweg.

De bus maakt gebruik van het Twistvlietpad en verbindt Stadshagen met Holtenbroek, het centrum van Zwolle en het station. Ter hoogte van de Hasselterdijk / Bandijklaan en Frankhuizerallee / Bandijklaan zijn haltes gerealiseerd.

Vanuit Nieuw Frankhuis zijn er fietsvriendelijke, directe verbindingen met de wijkvoorzieningen en de fietsinfrastructuur voor de grotere fietsafstanden. Het Twistvlietpad is de directe fietsverbinding met het centrum van Stadshagen en Holtenbroek. Verder voorziet de Twistvlietbrug, de loopbrug bij het buurtschap Frankhuis en de Hasselterweg (onder de Westenholterbrug door) in een ontsluiting naar het centrum van Zwolle. Westenholte is bereikbaar via de Westenholterbrug en de Rozentunnel.

Door de buurt Frankhuis loopt een rondlopende route met zijstraten. De dijk is primair voor langzaamverkeer en waar nodig voor bestemmingsverkeer. De Eliëzerschool en het woonwagencentrum wordt via de Cascadestraat aan de westzijde ontsloten. Het buurtschap Frankhuis en de woonschepenhaven worden via bedrijventerrein Voorst en/of via de buurt Nieuw Frankhuis ontsloten.

Parkeren

Bij de start van Nieuw Frankhuis is in de planvorming uitgegaan van een parkeernorm van 1,3. Dat wil zeggen dat er per woning 1,3 parkeerplaatsen beschikbaar waren. Deze norm sloot aan bij de in Zwolle-zuid gehanteerde norm. Veel mensen hebben nu 2 auto's en het aantal parkeerplaatsen is daardoor op veel plaatsen aan de krappe kant. De parkeernorm is inmiddels dan ook verhoogd (van 1,3 naar 1,5 en vervolgens verder naar 1,7/1,8).

Voor de nieuwbouw wordt in de bouwverordening 2008 aandacht besteed aan het aantal te realiseren parkeerplaatsen. Nieuw Frankhuis bevindt zich op basis van de indeling van wijken voor het vaststellen van de te hanteren parkeernorm buiten de zogenaamde 'schil' van Zwolle met een matig stedelijk karakter.

5.2.3 Groen en waterstructuur

Nieuw Frankhuis is omgeven met groen en water, en wordt doorsneden door de dijk van de Mastenbroeker polder. De dijk is een structurerend element, ook nu de waterstaatkundige functie gedeeltelijk is vervallen. Aan de oostzijde ligt het plangebied aan het Zwarte Water en het Zwolle-IJsselkanaal, robuust water met beroepsvaart en recreatievaart. In het plan zijn een tweetal haventjes opgenomen met aanlegmogelijkheden voor boten.

De groenstructuur is opgebouwd uit de dijk, de groen/blauwe westrand en de vooral oost-west lopende lanen. De groen/blauwe rand vormt door zijn informele karakter een bewuste tegenstelling ten opzichte van de “harde” rand van de Rietkraag/Stadshagen. De dijk is gedeeltelijk groen, waarbij het dijkprofiel herkenbaar en beleefbaar zal zijn, maar soms kruipen de dijkwoningen ook dicht op de dijk, waardoor het groene karakter vermindert.

Binnendijks ligt de bus- en langzaamsverkeer route en langs de oostzijde een brede watersingel met brede groene bermen. Aan de noordzijde grenst het plan aan het Rietpark, aan de voet van de dijk, in de rietkragen kunnen enkele vrijstaande woningen worden gebouwd. De woningen zijn daar te gast in het groen en water. Aan de zuidzijde grenst het plan aan het park in het buurtschap Frankhuis, een recent gerealiseerd park met speel en verblijfsmogelijkheden.

In het plangebied Nieuw Frankhuis is een groter speelveld voorzien, gelegen aan de watersingel en aan de langzaam verkeer route vanuit de buurt Rietkraag door Nieuw Frankhuis naar de dijk.

In de kop van Nieuw Frankhuis heeft het gebied ten noorden van de oprit naar de Twistvlietbrug een openbaar karakter. Langs de kades stenig met een robuust bestratingsmateriaal, steltonplaten of vergelijkbaar, en richting dijk meer parkachtig, licht geaccidenteerd, waar ook de appartementengebouwen in/aan gesitueerd zijn. Langs de kade is sprake van shared space gebied, de ruimte is ook geschikt voor tijdelijke festiviteiten. Langs de straten worden waar mogelijk en ruimtelijk gewenst bomen als laanbeplanting of als markante solitair bomen geplant. Tussen de woongebouwen en het Zwarte Water komt op de kade een pad waardoor het mogelijk wordt een 'rondje Nieuw Frankhuis' te lopen.

Het water is het beeldbepalende element in het plangebied. Het plan krijgt aan het Zwarte Water een waterfront, robuust vanwege ook de peilwisselingen in het Zwarte Water. De westrand is waterrijk maar van een geheel andere schaal, water, vogels en rietkragen. De kop van Nieuw Frankhuis wordt een waterfeest, met hogere appartementengebouwen, waterwoningen met aanlegsteigers.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2008, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008. De aanpassingen, welke noodzakelijk zijn door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de versie 19 opgenomen.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2008 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Nieuw Frankhuis zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Nieuw Frankhuis.

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels:

De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:

Artikel 1 Begrippen;

Artikel 2 Wijze van meten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:

Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:

Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.

Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.

De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:

  1. 1. Bestemmingsomschrijving;
  2. 2. Bouwregels;
  3. 3. Nadere eisen;
  4. 4. Afwijken van de bouwregels;
  5. 5. Specifieke gebruiksregels;
  6. 6. Afwijken van de gebruiksregels;
  7. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  8. 8. Wijzigingsbevoegdheid.

Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.

  1. 1. Bestemmingsomschrijving:

In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.

  1. 2. Bouwregels:

In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.

Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor) met één uitzondering. In het Bor betreft het uitsluitend een 'op de grond staand' gebouw. In het bestemmingsplan vallen er ook kelders onder.

Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.

De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximale goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximale bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.

  1. 3. Nadere eisen:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.

De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 24 Algemene procedureregels.

  1. 4. Afwijken van de bouwregels:

Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.

De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wabo.

  1. 5. Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.

  1. 6. Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro

De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.

  1. 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingregel opgenomen.

  1. 8. Wijzigingsbevoegdheid:

Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.

Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Toelichting op de regels voor dubbelbestemmingen:

Een dubbelbestemming wordt opgenomen in een bestemmingsplan wanneer er sprake is van twee functies die onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming zorgt met het oog op een specifiek belang voor bescherming van het betreffende gebied.

Het betreft in dit plan:

Artikel 15 Leiding - Riool;

16 Waarde - Archeologie;

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering.

Deze bestemmingen liggen als het ware over de reguliere (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat de gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, mede voor deze dubbelbestemming zijn bestemd.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel, maar alleen die regels worden ter aanvulling opgenomen die noodzakelijk zijn. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels:

In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel;

Artikel 19 Algemene bouwregels;

Artikel 20 geluidzone - industrie;

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels;

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels;

Artikel 24 Algemene procedureregels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:

In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.

6.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.

Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.

6.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Binnen deze bestemming mag een agrarisch bedrijf worden uitgeoefend en mogen bouwwerken ten behoeve van het agrarisch gebruik worden opgericht.

Artikel 4 Gemengd 1

Deze bestemming is bedoeld voor wooneenheden, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en horeca worden gerealiseerd.

Uitgangspunten:

  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • Aangrenzend aan deze bestemming komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • In Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging, welke als een bijlage bij de regels is opgenomen, is aangegeven welke bedrijfsactiviteiten binnen deze bestemming zijn toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Artikel 5 Gemengd 2

Deze bestemmings is bedoeld voor bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en sport. Vanwege de ligging van dit gebied binnen de geluidzone industrielawaai van het bedrijventerrein 'Voorst' zijn geluidsgevoelige functies binnen deze bestemming uitgesloten.

Artikel 6 Gemengd 3

Vanwege de bijzondere ligging aan het Zwarte Water is deze bestemming bedoeld voor een- en meergezinshuizen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en een horecabedrijf. Vanwege de ligging binnen de geluidzone industrielawaai van het bedrijventerrein 'Voorst' is bepaald dat maximaal 5 woningen binnen deze bestemming gerealiseerd mogen worden. Andere geluidsgevoelige functies zijn uitgesloten.

Artikel 7 Groen

Uitgangspunten:

  • Het structuurgroen en het buurtgroen is bestemd tot 'Groen'. De overige groengebieden zijn bij de bestemming 'Verkeer - Erftoegangsweg' gevoegd. In de bestemming Groen zijn paden voor langzaam verkeer toegestaan maar geen wegen en parkeervoorzieningen voor snelverkeer. Dit is vast beleid waar niet van zal worden afgeweken.
  • Bermen en groenstroken langs wegen, die geen structuur- of buurtgroen zijn, zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen. Binnen deze laatste bestemmingen is een uitwisseling van groen, verkeer en parkeren overal toegestaan.
  • Binnen de bestemming Groen zijn overal trapveldjes en speelvoorzieningen mogelijk.
  • Binnen deze bestemming mogen overal gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 8 Tuin

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw de realisatie van een deel van een hoofdgebouw en/of behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.

Artikel 9 Verkeer - Erftoegangsweg

Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 10 Verkeer - Openbaar vervoer

Deze bestemming is opgenomen voor de openbaar vervoer en langzaamverkeersroute. Hulpdiensten kunnen ook gebruik maken van deze verbinding. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden en fietspaden in de bestemming meegenomen. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.

Artikel 11 Water

Deze bestemming omvat al het water dat van belang is voor de waterhuishouding van het gebied. Water dat voor de waterhuishouding niet van belang is, is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van andere bestemmingen.

Artikel 12 Wonen

Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen. Dit zijn gebouwen, welke één woning omvatten.

Uitgangspunten:

  • Alle bestaande eengezinshuizen in het plangebied worden als zodanig bestemd.
  • De bestaande bebouwing wordt conform het huidige legale gebruik en volume bestemd. Indien het geldende plan ruimere mogelijkheden geeft dan er gerealiseerd zijn, wordt volgens die ruimere mogelijkheden bestemd, indien realisatie nog aanvaardbaar is qua licht- en luchttoetreding.
  • Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd.
  • Op het erf binnen deze bestemming, dat buiten het bouwvlak is gelegen, mogen bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak worden gebouwd, maar geen zelfstandige hoofdgebouwen, waarvan situering niet ondenkbaar wordt bij het toestaan van grotere oppervlakten.
  • Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
  • In het kader van de deregulering mag het erf binnen deze bestemming aan de zijkant en de achterkant van het bouwvlak zonder afwijking worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken tot maximaal 50% en 100 m².
  • Ter wille van de openheid in het stedenbouwkundig beeld blijft het uitgangspunt waar mogelijk van toepassing om bijbehorende bouwwerken in de zijtuin achter de voorgevel van het hoofdgebouw te plaatsen.
  • Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
  • In de voortuinen komt de bestemming 'Tuin', waar in principe geen gebouwen en carports zijn toegestaan.
  • Indien in de voortuinen gebouwen aanwezig zijn, wordt ter wille van de eenvoud van regeling en beheer een gebied met de bestemming 'Wonen' aangegeven dat voor 100% mag worden bebouwd.
  • Carports in de voortuinen worden niet wegbestemd, maar binnen de bestemming 'Wonen' met de 'specifieke bouwaanduiding-carport' aangegeven. Carports in de voortuinen worden alleen daar aangegeven waar de bouw van andere bijbehorende bouwwerken niet kan worden toegestaan.
  • Zelfstandige complexen van garageboxen worden binnen de bestemming 'Wonen' met een aparte aanduiding aangegeven.
  • Zo nodig kunnen nadere eisen worden gesteld aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodat bij het ontwikkelen van ongewenste situaties nog kan worden ingegrepen.
  • De huidige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, die groter zijn dan de standaardregeling worden als afwijkend gebruik toegestaan.

Beroep aan huis:

Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.

Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.

Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.

Bouwwerken die geen gebouwen zijn, zonder dak:

Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximale hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.

Wet geluidhinder

In verband met de Wet geluidhinder is het op een aantal erven niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. De desbetreffende erven zijn aangeduid als 'specifieke vorm van wonen uitgesloten - geluidsgevoelige functie'. In de begrippen is omschreven wat onder geluidsgevoelige functies bij woningen moet worden verstaan.

Artikel 13 Wonen - Meergezinshuis

Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Voor deze bestemming gelden de zelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'. De regeling maakt het mogelijk op de begane grondlaag naast het wonen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en een horecabedrijf te realiseren.

Bijgebouwenregeling:

De regels voor bijbehorende bouwwerken wijken af van de regeling voor de eengezinshuizen. Per afzonderlijke gestapelde woning mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Daarnaast mag er een onbeperkte oppervlakte worden gebouwd ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis. Dit voorzover het bestemmingsvlak dit toelaat. Waar overwegend geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.

Artikel 14 Woongebied

Deze bestemming is voornamelijk bedoeld voor eengezinshuizen. Voor deze bestemming gelden dezelfde uitgangspunten en regels als voor de bestemming 'Wonen'.

Een grote speelvoorziening mag worden gerealiseerd binnen het gebied met de aanduiding 'speelvoorziening' en een onderwijsvoorziening voor het basisonderwijs mag worden gerealiseerd in het gebied met de aanduiding 'maatschappelijk'.

Ten behoeve van eventueel de uitbreiding van de Eliezerschool, welke net buiten het plangebied ligt, is een wijzigingsbevoegdheid binnen deze bestemming opgenomen.

Wet geluidhinder

In verband met de Wet geluidhinder is het op een aantal percelen niet toegestaan geluidsgevoelige functies te realiseren. De desbetreffende percelen, liggende binnen de geluidzone industrie, zijn aangeduid als 'specifieke vorm van woongebied, uitgesloten geluidsgevoelige functie'. Daar waar binnen de geluidzone industrie wel woningen mogen worden gerealiseerd is een maximum van 60 woningen aangegeven. Dit komt overeen met de in 2009 vastgestelde hogere waarden industrielawaai.

Vanwege wegverkeerslawaai Frankhuizerallee zijn hogere waarden van maximaal 55 dB vastgesteld voor in totaal 25 woningen.

In de begrippen is omschreven wat onder geluidsgevoelige functies bij woningen moet worden verstaan.

Artikel 15 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemming omvat het in het plangebied gelegen ondergrondse rioolpersleiding.Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, nadat advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Ter bescherming van de leidingen is voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing.

Artikel 16 Waarde - Archeologie

Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:

  • De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans
  • hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie kaart 5).
  • Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de
  • archeologische monumentenzorg.
  • Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100
  • m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de
  • archeologische monumentenzorg van toepassing.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

Bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen, welke met deze dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterkering' samenvallen, mogen uitsluitend worden gebouwd met toepassing van een afwijking, mits geen afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatsbelangen en vooraf advies is ingewonnen van de waterstaatsbeheerder.
Naast deze dubbelbestemming blijft de keur van het waterschap Groot Salland onverkort van kracht. Op grond van de keur is voor een aantal werken en werkzaamheden een watervergunning van het waterschap nodig.
Ter voorkoming van dubbele regelgeving en bevoegdheidsconflicten en ter voorkoming van een onnodig star en bij een wijziging van de keur snel verouderend bestemmingsplan zijn de voorschriften van de keur niet in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een andere (dubbel)bestemming dienen niet alleen de belangen van deze bestemmingen te worden afgewogen, maar ook de waterstaatsbelangen. Voor werken en werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivier- en kanaalverlichting, bebakeningvoorwerpen en waterstandsignalerende apparatuur is geen omgevingsvergunning nodig.

6.4 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 19 Algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat een bouwplan moet voorzien in voldoende ruimte voor parkeren, laden en lossen.
Wat voldoende is, wordt op basis van het algemene parkeerbeleid van de gemeente Zwolle bepaald tijdens de beoordeling van een bouwplan.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van een compenserende bijdrage aan de gemeente Zwolle. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van het algemene parkeerbeleid.

Artikel 20 geluidzone - industrie

Deze gebiedsaanduiding betreft de vastlegging van de bestaande geluidszone rond het industrieterrein Voorst. Deze zone ligt aan de zuid-oostzijde op een klein gedeelte van het plangebied.

Artikel 21 Algemene afwijkingsregels

In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.

Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Artikel 7 Groen', 'Artikel 8 Tuin', 'Artikel 9 Verkeer -Erftoegangsweg', 'Artikel 12 Wonen' alsmede 'Artikel 13 Wonen - Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.

Artikel 24 Algemene procedureregels

Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.

6.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.

Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.

Artikel 26 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingregel van het plan.

6.6 Bijlagen

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging:

De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is een algemene staat die toegepast wordt bij bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle. De staat is gebaseerd op het VNG-rapport 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. De staat behoort bij de bestemming Gemengd 1,Gemengd 2 en Gemengd3. In Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is voorafgaand aan de staat een algemene verklaring van de opzet van de staat en de betekenis van de gebruikte afkortingen opgenomen.

6.7 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige wijze geformuleerd, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor een ieder duidelijk kan zijn. Dit is met name gelegen in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming is opgenomen van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

6.8 Handboek

Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 19.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

De te bebouwen gronden zijn in eigendom van de gemeente. Het plan kan worden gerealiseerd binnen de bestaande grondexploitatie van Stadshagen en is daarmee uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Overleg

Het ontwerpbestemmingsplan Nieuw Frankhuis wordt in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar verschillende instanties verzonden met het verzoek om hierop te reageren.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

1.1 Algemene Verklaring

1.1.1 Bedrijfsactiviteiten en functies

Deze staat betreft een lijst van bedrijfsactiviteiten en functies gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van maart 2009. Het is een algemene staat die toegepast wordt bij functiemenging in bestemmingsplannen van de gemeente Zwolle.

De in deze staat vermelde bedrijfs- en functieafdelingen en bedrijfs- en functietypen zijn gebaseerd op de 'Standaard Bedrijfsindeling' (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) van 2008.

De met kleine letters aangeduide typen zijn onderdeel van met hoofdletters aangeduide AFDELINGEN.

1.1.2 SBI-codes

Voor de afdelingen en de typen staan in een kolom de SBI-codes en een nummer, letter of een combinatie van een letter en een nummer aangegeven.

1.1.3 Omschrijving

In de volgende kolom 'OMSCHRIJVING' worden de afdelingen en de typen omschreven.

1.1.4 Toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'TOELAATBAAR IN BESTEMMING' met 'X' aangegeven dat deze activiteit toelaatbaar is.

1.1.5 Niet toelaatbaar

Per type wordt in de kolom 'NIET TOELAATBAAR' met 'X' aangegeven dat deze activiteit niet toelaatbaar is.

1.1.6 Categorieën

Ten slotte worden in de kolom 'CATEGORIE' de milieucategorieën aangegeven. Het betreft de volgende milieucategorieën:

categorie A: voor activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor de scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

categorie B: voor activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.

categorie C: als categorie B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdverkeersinfrastructuur noodzakelijk is.

1.2 Betekenis Van De Gebruikte Afkortingen

b.o. bedrijfsoppervlak

cat categorie

e.d. en dergelijke

excl. exclusief

GD bestemming Gemengd

GD-BVW bestemming Gemengd - Bovenwoning

grth groothandel

inst. installatie

kg kilogram

KI kunstmatige inseminatie

kW kilowatt

m meter

mach. machines

MVA megavoltampère

MW megawatt

midd. middelen

n.e.g. niet elders genoemd

p.o. productieoppervlak

SBI Standaard Bedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 2008

t.b.v. ten behoeve van

v.c. verwerkingscapaciteit

< kleiner dan

1.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging

1.3 Tabel Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Functiemenging