Berkum, Campherbeeklaan 53-55
Bestemmingsplan - gemeente Zwolle
Vastgesteld op 15-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Berkum, Campherbeeklaan 53-55 met identificatienummer NL.IMRO.0193.BP16015-0005 van de gemeente Zwolle;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of andere bouwwerken;
1.7 bebouwingspercentage:
indien het percentage een bestemmingsvlak betreft:
de verhouding tussen de oppervlakte van het te bebouwen terreingedeelte en de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak;
indien het percentage een perceel betreft:
een percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een perceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
dit percentage wordt slechts berekend over het gedeelte van het bestemmingsvlak of het perceel, waarbinnen de bouwwerken mogen worden gebouwd;
1.8 bed & breakfast:
ruimte in of direct bij de hoofdwoning, waar gasten voor een beperkte periode verblijven en het ontbijt wordt geserveerd;
1.9 bedrijf:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
1.10 bedrijf aan huis:
een bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.11 berging
een aan de woonfunctie gerelateerde ruimte, bedoeld voor het stallen van bijvoorbeeld fietsen, tuingereedschap en tuinmeubelen;
1.12 beroep aan huis:
een beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.13 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor beroep aan huis c.q. een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
een daaraan vastgebouwde of er deel van uitmakende woning wordt niet meegeteld;
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.19 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld is om ter plaatse te functioneren;
1.24 carport:
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat blijkens zijn aard kennelijk is bestemd voor het stallen van een motorvoertuig;
1.25 eengezinshuis:
een gebouw, dat één woning omvat;
1.26 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.27 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw;
1.28 erftoegangsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer niet meer primair is en waar aandacht kan worden gegeven aan snelheidsreducerende maatregelen;
1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.30 gebiedsontsluitingsweg:
een straat of weg waar de doorgaande functie van het verkeer primair is en welke dient voor de ontsluiting van een gebied;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, een spoorweg of een weg als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.33 geluidsgevoelige functies:
ruimten binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd, alsmede een keuken van een woning met een vloeroppervlakte van niet minder dan 11 m² en andere geluidsgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.34 geluidsgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;
1.35 hogere grenswaarde:
een maximum waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.36 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.37 inwoning:
twee huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;
1.38 kelder:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de onderkant niet boven peil is gelegen;
1.39 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
1.40 meergezinshuis:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.41 naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak:
de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak, waar de hoofdtoegang van het op dat bouwvlak gelegen hoofdgebouw is gelegen;
1.42 normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden en/of bouwwerken;
1.43 onderbouw:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;
1.44 openbare nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
1.45 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw of bijbehorend bouwwerk zijnde;
1.46 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.47 peil:
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; - c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.48 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.49 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit gevormd door de evenwichtige samenhang tussen (openbare) ruimte en gebouwde elementen;
1.50 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden;
onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.51 sociale veiligheid:
de mogelijkheid om zich in een omgeving te kunnen bevinden zonder bedreigd te worden of het gevoel te hebben persoonlijk lastig te worden gevallen;
1.52 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, waarbij onder een standplaats niet worden verstaan vaste plaatsen op jaarmarkten of markten, vaste plaatsen op evenementen, vaste plaatsen op snuffelmarkten en een permanente voorziening in de vorm van een bouwwerk;
1.53 stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt opgeroepen door het samengaan van gebouwde elementen, beplantingselementen en onbebouwde ruimten;
1.54 voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel;
1.55 voorkeursgrenswaarde:
de maximum waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.56 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waarbij inwoning is toegestaan;
1.57 wooneenheid:
elke ruimte of als eenheid samengesteld aantal ruimten, welke geschikt en bestemd is voor bewoning, zoals eengezinshuizen, bejaardenwoningen, woningen voor 1 en/of 2 persoonshuishoudens en meergezinshuizen;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of, bij het ontbreken van één of meerdere gevelvlakken, de buitenwerkse maat, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.5 de vloeroppervlakte van een woning:
binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor wonen;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, dan wel tussen het maaiveld bij het ontbreken van een begane grondvloer, de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of, bij het ontbreken van één of meer gevelvlakken, de buitenwerkse maat, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de horizontale bouwdiepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten buitenwerks en loodrecht vanaf de naar de weg toegekeerde gevel;
2.8 de verticale bouwdiepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
2.9 de afstand tot de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw:
van enig punt van een bouwwerk tot de naar de weg toegekeerde gevel van dat gebouw.
2.10 ondergeschikte bouwdelen die buiten beschouwing gelaten moeten worden:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, stoeptreden, dorpels, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits:
- a. de overschrijding van aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,30 meter bedraagt;
- b. een erker aan een naar de weg toegekeerde gevel van een woning niet breder is dan 3/5 deel van de betreffende gevel.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor;
- a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
met daaraan ondergeschikt:
- c. ontsluitende voorzieningen, opritten en paden;
- d. openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van carports.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- c. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 4 Verkeer - Erftoegangsweg
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erftoegangsweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. voetpaden, fietspaden en fiets/bromfietspaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
met een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied;
met daaraan ondergeschikt:
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. sport;
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. geluidwerende voorzieningen;
- j. openbare nutsvoorzieningen;
- k. infrastructurele voorzieningen;
- l. water;
met de daarbij behorende:
- m. bebouwing.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 5 Wonen - Meergezinshuis
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Meergezinshuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. meergezinshuizen al dan niet in combinatie met ruimte voor beroep aan huis;
met daaraan ondergeschikt:
- b. opritten, parkeervoorzieningen en paden;
met de daarbij behorende:
- c. tuinen en erven;
- d. dakterrassen ter plaatse van de functieaanduiding 'terras';
- e. overige bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de mogelijkheid om in voldoende mate te kunnen parkeren;
- e. de sociale veiligheid;
- f. een goede milieusituatie;
- g. de bescherming van de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak als zelfstandige woning;
- b. het gebruik van gebouwen voor beroep aan huis, tenzij het betreft een gedeelte van een woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken behorende bij die woning en de vloeroppervlakte die voor beroep aan huis wordt gebruikt niet groter is dan 30% van de vloeroppervlakte van de genoemde bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
- c. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
- d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
- f. het gebruik van onbebouwde gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. het behoud van de archeologische monumenten die ter plaatse aanwezig zijn;
- b. het behoud van de archeologische monumenten, waarvan de aanwezigheid redelijkerwijs vermoed wordt.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik ten behoeve van een andere bestemming waardoor een onevenredige afbreuk aan het belang van de archeologische monumentenzorg wordt gedaan.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Algemene afwijking van het algemeen geldende gebruiksverbod van artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Bij een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het verbod als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
8.2 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Bij een omgevingsvergunning kan in dit plan of in een wijzigingsplan of uitwerkingsplan afgeweken worden van:
- a. de bij recht in de regels gegeven aantallen, maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die aantallen, maten, afmetingen en percentages voor zover er geen specifieke afwijkingsmogelijkheid in deze regels van toepassing is;
- b. de bestemmingsregels om toe te staan dat aanduidingsgrenzen, bouwgrenzen dan wel bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen om toe te staan dat de bouwhoogte wordt vergroot in het belang van het af te scheiden erf of het af te scheiden perceel;
- d. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, om toe te staan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet genoemd zijn onder d en e om toe te staan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
- f. het bepaalde ten aanzien van de maximum bouwhoogte van gebouwen om toe te staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen van bouwdelen die niet van ondergeschikte aard zijn, als, liftkokers, trappenhuizen, en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- g. de bestemmingsregels ten behoeve van het innemen of hebben van een standplaats, tenzij:
- 1. de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
- 2. als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
- h. de bestemmingsregels, voor zover deze een woning toestaan, ten behoeve van bed & breakfast, mits:
- 1. degene die de bed & breakfastactiviteiten uitvoert, tevens de hoofdbewoner van de woning is of een lid van zijn gezin;
- 2. er voor de bed & breakfastactiviteiten niet meer dan 30% van de brutovloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt met een maximum oppervlakte van 75 m²;
- 3. er geen zelfstandige keuken in een door gasten gebruikte kamer of in een zelfstandig gastenverblijf aanwezig is.
8.3 Voorwaarden voor het toestaan van afwijkingen
De in artikel 8.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het stedenbouwkundig beeld;
- b. de woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de parkeergelegenheid;
- e. de sociale veiligheid;
- f. de milieusituatie;
- g. de groenstructuur;
- h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', en 'Wonen - Meergezinshuis' wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd, mits:
- a. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- 1. het stedenbouwkundig beeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de parkeergelegenheid;
- 5. de sociale veiligheid;
- 6. de milieusituatie;
- 7. de groenstructuur;
- 8. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
- a. Het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken wordt langs elektronische weg gedurende 2 weken ter inzage gelegd op de website van de gemeente Zwolle, waarbij de stukken door een ieder kunnen worden geraadpleegd en voor een ieder beschikbaar worden gesteld.
- b. De verbeelding op papier van het ontwerp van een besluit met bijbehorende stukken ligt eveneens gedurende de zelfde onder a genoemde periode in het informatiecentrum in het stadskantoor van de gemeente Zwolle voor een ieder ter inzage.
- c. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren langs elektronische weg bekend op de website van de gemeente Zwolle.
- d. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen.
- e. Gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders langs elektronische weg of schriftelijk hun zienswijzen naar voren brengen omtrent het ontwerp van het besluit.
Artikel 11 Overige Regels
11.1 Parkeren
- a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik is verzekerd, dat op eigen terrein, dat bij dat bouwwerk of terrein waarvoor vergunning wordt verleend hoort, wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
- b. De onder a. bedoelde plaatsen voor het parkeren van motorvoertuigen moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare motorvoertuigen, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
11.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een bouwwerk of een terrein aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen moet, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik, zijn verzekerd, dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen.
11.3 Afwijken van de overige regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 13 Slotregel
Het plan wordt aangehaald als:
bestemmingsplan Berkum, Campherbeeklaan 53-55.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Berkum, Campherbeeklaan 53-55'.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Zwolle in de vergadering
van 15 juni 2020 nummer 20200615-15
P.H. Snijders, voorzitter, drs. A.B.M. ten Have, griffier,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De Campherbeeklaan 53-55 is de locatie van de Emmaüskerk. Op het perceel is momenteel het kerkgebouw en de voormalige pastorie aanwezig. Door het opgaan van de kerkgemeenschap in de Sionskerk (Aalanden) zijn het kerkgebouw en de pastoriewoning niet meer als zodanig in gebruik.
Het plan van de initiatiefnemer is om op de locatie van het kerkgebouw en de pastorie een appartementengebouw met 27 levensloopbestendige appartementen te realiseren.
1.2 Plangebied
Het plangebied omvat globaal bezien de percelen van de Campherbeeklaan 53-55.
De percelen zijn kadastraal bekend onder kadastrale gemeente ZLK00, sectie F, perceelnummer 3740, perceelnummer 3741 en perceelnummer 2248.
De exacte begrenzing van het plangebied is te raadplegen op de verbeelding van het bestemmingsplan.
afbeelding: luchtfoto Campherbeeklaan 53-55 met kadastrale grenzen
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied geldt het volgende bestemmingsplan:
Bestemmingsplan Berkum
Bestemmingsplan Berkum is vastgesteld door de gemeenteraad op 1 december 2008, nummer EC0810-0024, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Overijssel op 28 januari 2009, nummer 2009/0013871, en onherroepelijk geworden op 26 maart 2009.
In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen 'Maatschappelijke doeleinden' en 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden'. Het gebruik ten behoeven van appartementen (woningen, meergezinshuis) past niet binnen de maatschappelijke bestemming.
De begrenzing van het, op de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt met de ontwikkeling overschreden alsook de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte.
afbeelding: fragment vigerend bestemmingsplan Berkum (voor de gronden buiten het plangebied is het geactualiseerde bestemmingsplan Berkum uit 2019 van toepassing)
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Ruimtelijk Beleid
2.2.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
- een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
- over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
- het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.
2.2.2 Provinciaal beleid
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
Provinciale Staten van Overijssel hebben op 12 april 2017 de ‘Omgevingsvisie Overijssel 2017. Beken kleur en Omgevingsverordening Overijssel 2017’ vastgesteld.
Beleid: Overijssel in 2030, daar werken we nu aan
Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de visie wordt het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel gebruikt. In het uitvoeringsmodel staan centraal de stappen of, waar en hoe. Of een initiatief mogelijk is, wordt onder andere bepaald door provinciale generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven geven richting aan waar wat ontwikkeld kan worden en de gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij de vraag hoe een initiatief ingepast kan worden.
De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.
Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden.
Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de laag van de beleving. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming
Voor het plangebied wordt hieronder deze bovengenoemde punten beschreven.
Ontwikkelperspectief
Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locaties in het gebied liggen dat is aangemerkt voor 'veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus' met de subcategorie 'woonwijk' en de beleidsaanduiding 'beekdal'. In de gebieden aangemerkt als 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.
Gebiedskenmerken
Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: woonwijken 1955 - nu'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid.
Conclusie
Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken valt de herontwikkeling van de in het generieke beleid van de provincie.
2.2.3 Gemeentelijk beleid
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Woongebied
De locatie Campherbeeklaan 53-55 in de wijk Berkum is op de kaart van het Structuurplan aangemerkt als 'woongebied'.
De ambitie voor Zwolle als woonstad:
"Zwolle is een aantrekkelijk stad om in te wonen. Het woonbeleid is er op gericht om de bestaande kwaliteiten van Zwolle als woonstad minimaal te behouden, maar liever nog te versterken. Dat geldt voor de kwaliteit van de nieuw te bouwen woonwijken, maar zeker ook voor de bestaande wijken. De ambitie is om de woonmilieudifferentiatie te versterken door in te spelen op de woonwensen die voortkomen uit verschillende leefstijlprofielen. Met andere woorden, in de wijken moeten een gevarieerde bevolking en verschillende leefstijlen kunnen wonen. Wijken moeten levensloopbestendig worden."
Met de ontwikkeling aan de Campherbeeklaan 53-55 wordt herontwikkeling van de locatie met levensloopbestendige appartementen beoogd. Het past binnen de ambitie van het Structuurplan om de vitaliteit van Berkum als bestaande wijk op peil te houden door op deze locatie levensloopbestendige woningen te realiseren.
Hoogbouwvisie
In het structuurplan is een hoogbouwvisie gegeven, in de vorm van een kaart met bouwhoogtezonering. De Campherbeeklaan 53-55 is op deze kaart opgenomen in de zone "Laag (<16 meter)". De ontwikkeling aan de Campherbeeklaan 53-55 is minder dan 16 meter hoog en is met zijn vorm en functie op deze beeldbepalende plek langs de Campherbeeklaan goed inpasbaar en in overeenstemming met de hoogbouwvisie (zie ook paragraaf 3.1 Stedenbouw).
Structuurgroen langs wegen
Aangeduid is dat de Boerendanserdijk en Campherbeeklaan een groene drager vormen met structuurgroen. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de bermen en laanbeplanting langs wegen als structuurbepalend groen worden gezien.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.
Omgevingsvisie
Naast het vigerende structuurplan Zwolle 2020, wordt inmiddels hard gewerkt aan het opstellen van een omgevingsvisie ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet.
Het college heeft inmiddels op 29 juni 2017 deel 1 van de omgevingsvisie “Mijn Zwolle van morgen” vastgesteld. De raad zal naar verwachting in november met deel 1 van de omgevingsvisie instemmen. Deel 1 is “slechts” een document op hoofdlijnen, waarin, met aandacht voor de strategische opgaven, de verschillende ambities op integrale wijze worden samengebracht. Het document geeft op hoofdlijnen richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de toekomst, maar dient in een opvolgend document, omgevingsvisie deel 2, nader te worden uitgewerkt. Dan kunnen ook keuzes gemaakt worden op gebiedsniveau. Dat betekent dat het Structuurplan 2020 zijn status als structuurvisie, zoals bedoeld onder de huidige Wet ruimtelijke ordening, voor het grootste deel behoudt. Het document kan pas vervallen, nadat de volledige omgevingsvisie (deel 2) zal zijn vastgesteld.
Als onderlegger voor de omgevingsvisie geldt onder meer de Woonvisie van de gemeente Zwolle, zoals vastgesteld op 8 mei 2017, waarin een richtinggevend kader is neergelegd voor de wijze waarop wij tot keuzes willen komen ten aanzien van woningbouw, waarbij de behoefte enerzijds en de belangen vanuit de kwaliteit van de centrumstad anderzijds van belang zijn en waarbij tevens voldoende ruimte wordt gegeven aan woonpartners en andere initiatiefnemers.
Dit plan is “getoetst” aan de hoofdlijnen en ambities uit de omgevingsvisie deel 1. Uit de toets blijkt dat het plan daarmee in overeenstemming is.
2.3 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
In dit bestemmingsplan zijn de archeologische waarden van het plangebied geïnventariseerd en wordt een afweging gemaakt over bescherming ervan met een dubbelbestemming (paragraaf 3.2 Archeologie).
Cultuurhistorisch beleid
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
In dit bestemmingsplan zijn de cultuurhistorische waarden van het plangebied geinventariseerd, in paragraaf 3.3 Cultuurhistorie wordt hier nader op ingegaan.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
2.4 Verkeersbeleid
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
In dit bestemmingsplan zijn de mobiliteitsaspecten onderbouwd in paragraaf 3.4 Verkeer.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
2.5 Groenbeleid
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2005 vastgestelde Bomenverordening. In de bomenverordening zijn criteria, weigeringsgronden en voorschriften opgenomen over het (compenseren van het) kappen van bomen. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom.
Voor het vellen van een boom met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter, is een (kap)vergunning nodig. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben. Een ernstige beschadiging kan bijvoorbeeld optreden wanneer de wortels aangetast worden. Daarbij geldt als vuistregel dat de ruimte die bovengronds wordt ingenomen door de kroon, ondergronds wordt ingenomen door het wortelgestel. Daarom is het niet alleen ongewenst dat er gebouwd wordt binnen de projectie van de kroon op de grond, maar ook dat daar bijvoorbeeld verharding wordt aangebracht, wordt afgegraven of opgehoogd. Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan geregistreerd als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Voor een kapvergunning is een aparte procedure vereist. Aan de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden, waaronder aanwijzingen voor herplant.
In dit bestemmingsplan zijn de groenaspecten onderbouwd in paragraaf 3.5 Natuur.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
2.6 Waterbeleid
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraagd advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
- Vasthouden, bergen en vertraagt afvoeren;
- Schoonhouden, scheiden en zuiveren.
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. Deze zaken worden opgepakt door het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) Stadsdijken Zwolle. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2013 is de beleidsnota "Water raakt!" door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van veel wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
In dit bestemmingsplan zijn de wateraspecten onderbouwd in paragraaf 3.6 Water.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
2.7 Volkshuisvestingsbeleid
Woonvisie
De Woonvisie Ruimte voor Wonen 2017 is vastgesteld door de raad op 8 mei 2017 en geldt als onderlegger voor de Omgevingsvisie. De Woonvisie bevat vier ambities: sterke groeistad, moderne woonstad, solidaire leefstad en duurzame deltastad. Zwolle groeit hard en staat voor de grote uitdaging veel nieuwe woningen toe te voegen. Binnen die groeiopgave wil Zwolle zorgen voor vernieuwende en particuliere woonconcepten en voldoende betaalbare woningen zodat Zwolle een inclusieve stad blijft. De groei van het aantal huishoudens in Zwolle (en daarmee dito de behoefte aan nieuwe woningen) bestaat voor een belangrijke deel uit de groei van een- en tweepersoons huishoudens. Op 14 april 2019 heeft de raad Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 vastgesteld als actualisatie en uitvoeringsprogramma van de Woonvisie 2017.
In de Woonvisie en Ontwikkelstrategie zijn kaders vastgelegd voor de woningbouw in Zwolle:
- Het programma voor een project groter dan 30 woningen bestaat in beginsel uit 30% sociale huur en goedkope koop (< € 225.000), 40% middeldure (€ 225.000 – € 325.000) en 30% dure woningen (+ € 325.000), tenzij initiatiefnemer, corporatie en gemeente eens worden dat een andere verdeling beter is voor de wijk of het gebied waar het project deel van uitmaakt.
- 60% van de nieuwbouwopgave van Zwolle vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied (inbreiding), 40% vindt plaats op een uitleglocatie (uitbreiding).
- De nadruk ligt op het toevoegen van betaalbare huur- en koopwoningen voor huishoudens met een inkomen tot de huurtoeslaggrens (€ 38.050, peildatum 1 januari 2019) en voor de lage middeninkomens (huishoudinkomen tussen € 38.050 tot € 42.436, peildatum 1 januari 2019).
- Bijzondere aandacht ook voor de groei van een- en tweepersoons huishoudens en de groeiende behoefte aan stedelijk wonen. Die ontwikkeling onderbouwt de kwalitatieve behoefte aan kleinere woningen/ appartementen binnen bestaand stedelijk gebied.
In de Ontwikkelstrategie is als actualisatie op de Woonvisie de behoefte voor de periode 2019-2024 opgehoogd van 1.000 woningen per jaar. De Woonvisie gaat uit van 600 woningen per jaar tot 2027 en daarna 400 woningen per jaar. Zwolle groeit op dit moment zo hard dat in het perspectief van een groeiende behoefte aan stedelijk wonen, een programma van 600 woningen per jaar ver beneden de marktvraag ligt.
Het ministerie van BZK, de provincie Overijssel en de gemeente Zwolle hebben op 7 maart 2019 de overeenkomst “Pilot woningbouw Zwolle” ondertekend waarin voor de jaren 2019 en 2020 is vastgelegd dat voor woningbouwplannen binnen bestaand stedelijk gebied in Zwolle de behoefteprognoses die gehanteerd worden binnen de woonafspraken West Overijssel worden losgelaten. Voor de provincie Overijssel betekent dit een lichte planologische toetsing op bestemmingsplannen met woningbouw.
Als we voor het bepalen van de behoefte aan woningbouw in Zwolle de Ontwikkelstrategie Wonen 2019-2024 en de Woonvisie 2017-2027 combineren, zou de behoefte aan nieuwe woningen voor de periode 2019 tot 2029 uitkomen op 7.600 woningen. Op dit moment bereidt de provincie nieuwe regionale woonafspraken voor die in de loop van 2020 moeten worden vastgesteld.
De harde plancapaciteit in Zwolle bedraagt (peildatum 1 oktober 2019) nog ongeveer 3.750 woningen. Dat betekent dat voor dit plan voldoende ruimte bestaat.
In dit bestemmingsplan zijn de aspecten met betrekking tot het wonen onderbouwd in paragraaf 2.2.1.1Ladder voor duurzame verstedelijking en paragraaf 3.7 Wonen.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.
2.8 Milieubeleid
Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:
Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (2 april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.
Het plangebied ligt in het gebiedstype groen stedelijk. Hiervoor geldt een ambitiewaarde van 43 dB en een grenswaarde van 53 dB. In paragraaf 3.8.1 Geluid wordt nader ingegaan op het aspect geluid.
Luchtkwaliteit
Het Luchtkwaliteitplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitsituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit.
Daartoe zijn de volgende doelen geformuleerd:
- voldoen aan wet- en regelgeving;
- anticiperen op de toekomst;
- knelpunten in de toekomst moeten voorkomen worden. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen;
- beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid.
Dit betekent dat:
- overal voldaan wordt aan de normen voor plaatsgebonden risico;
- een gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan groepsrisicobeleid met een gebiedsgericht kader externe veiligheid;
- veiligheidsdoelstellingen passend bij de typering van het gebied worden ontwikkeld;
- zoveel mogelijk geanticipeerd wordt op de landelijke beleidsontwikkeling die een ongunstige invloed kunnen hebben op de veiligheidssituatie in Zwolle met als doel het bewaken van een optimaal veiligheidsniveau.
Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico. Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd.
Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Groen stedelijk' en ligt net buiten het gebiedstype stroomzone. De locatie ligt op ruim 300 meter van de A28. Ofwel, op basis van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid ligt het gebied in zone 4 (300-1500 meter).
Voor het gebiedstype 'Groen stedelijk' geldt dat de risicoruimte zeer beperkt is vanwege de zeer hoge personendichtheid en de lage organisatiegraad (met het oog op preparatie op calamiteiten met gevaarlijke stoffen). Voor dit gebiedstype geldt een 'stand still-beleid' voor het groepsrisico, met andere woorden een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een toename van het groepsrisico als gevolg van interne gebiedsontwikkelingen is niet toegestaan.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
3.1 Stedenbouw
3.1.1 Huidige situatie
De naastgelegen (reeds gesloopte) duplexwoningen en de buurt ten oosten van het plangebied zijn begin jaren '50 gebouwd als één architectonisch ensemble met de Emmaüskerk, zie afbeelding hieronder. Het was de eerste grote uitbreiding in Berkum en bedoeld om de grote woningnood na de Tweede Wereldoorlog te lenigen.
afbeelding: eertijdse maquette met impressie stedenbouwkundige opzet
Kenmerkend voor de stedenbouwkundige opzet is de aanwezige groenstrook en de teruggeschoven rooilijn van de woningen. Deze groene wig opent het zicht op het kerkgebouw en de achterliggende centrumvoorzieningen. Kenmerkend aan de locatie is niet de architectuur van de woningen, maar het samenhangend stedenbouwkundig ensemble van woningen en kerk.
afbeelding: foto in vogelvlucht bestaande situatie Campherbeeklaan 53-55
De Emmaüskerk bezit bijzondere kenmerken van wederopbouwarchitectuur, waarin ondanks schaarste in middelen en geld, oog was voor bijzondere details en materiaalgebruik. In de kerk is dit bijvoorbeeld de verbijzondering van de hoeken van het vierkante gebouw door grote raampartijen.
Voor een nieuwe invulling van de locatie is het de opgave om recht te doen aan de oorspronkelijke samenhang tussen woonbebouwing en deze locatie, de ruime en groene planopzet en een architectonische verbijzondering te maken op de kop van de Campherbeeklaan en de Acacialaan.
3.1.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
Hoofdmassa en rooilijnen
De geprojecteerde nieuwbouw past qua footprint grotendeels binnen het vigerende bouwvlak uit bestemmingsplan Berkum, met uitzondering van de gevel aan de Campherbeeklaan die (circa 2 meter) dichter naar de weg wordt gesitueerd. Hiermee komt het nieuwe hoekvolume meer in de zichtlijn vanaf de Campherbeeklaan als Boerendanserdijk en blijft er voldoende ruimte om deze kop groen in te passen en een nieuw trottoir aan te brengen ter verbetering van de routestructuur ter plaatse.
De rooilijnen van het plan sluiten goed aan de op de stedenbouwkundige opzet van dit gebied en borgen de groene planopzet. De rooilijn aan de Campherbeeklaan benadrukt de naar voren geschoven ligging van het hoofdvolume op de locatie van de voormalige kerk. De rooilijn ter plaatse van de direct aangrenzende woonbebouwing aan de Acacialaan is 4 meter teruggelegd t.o.v. het vigerende bouwvlak, om de geleding in het bouwvolume te benadrukken en iets meer licht en ruimte te creëren in het smalle profiel van de Acacialaan. Ter plaatse van de belending aan de Campherbeeklaan is de huidige rooilijn aangehouden. In de planopzet is bewust gekozen om het vigerende bouwrecht ter plaatse van het nieuwe parkeerterrein niet te benutten om een passende aansluiting te vinden met de buitenruimten/tuinen van aangrenzende woningen.
Qua massa opbouw gaat het bestemmingsplan Berkum uit van een bouwhoogte van 11 meter voor de hoofdzaal, afbouwend naar 9 meter richting pastorie. In de voorliggende planopzet wordt de kenmerkende massaopbouw met een hoekaccent dat lager wordt richting belendende bebouwing overgenomen.
Op de kop van de Campherbeeklaan/Acacialaan wordt een volume geplaatst van 4 bouwlagen met aansluitend een vleugel van 3 bouwlagen aan de zijde van de Campherbeeklaan. Vanaf de Campherbeeklaan gezien vormt het middendeel van 3 bouwlagen een verbinding tussen het kopdeel en het overige deel van 3 bouwlagen. Aan de Acacialaan wordt een min of meer losgekoppeld woonvolume gerealiseerd dat middels loopbruggen met het kopdeel in verbinding staat. De planopzet sluit aan bij het bebouwingsbeeld in de omgeving en doet door de geleding in meerdere bouwdelen, recht aan de schaal, maat en het karakter van de locatie.
Hoogte en kapvorm
De hoogte van de nieuwbouw in 3 lagen (2 lagen met gedeeltelijke kapconstructie) is in overeenstemming met de vigerende bouwhoogte van het bestemmingsplan Berkum. Alleen het gedeelte dat in 4 lagen met kap wordt gebouwd, wordt hoger dan 11 meter, namelijk circa 14-15 meter. De 4 lagen bebouwing wordt ingezet om het hoekaccent vorm te geven en sluit goed aan bij de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet. De effecten van de hogere hoogte van het hoekaccent op de omgeving zijn gelet op de ligging ten opzichte van de woningen in de omgeving zeer beperkt. De situatie ten aanzien van de bezonning van omliggende woningen kan blijkens de gemaakte bezonningsstudie in elk geval voldoen aan de TNO-norm.
Daar waar de nieuwbouw grenst aan de belending is zorgvuldig gekeken naar een passende aansluiting op die bouwvolumes. De vigerende maximale goothoogte is teruggebracht van 11 meter naar 7 meter aan de Acacialaan, en van 9 meter naar 6 meter aan de Campherbeeklaan.
Het appartementencomplex wordt voorzien van kapvormige daken waardoor aansluiting ontstaat met de woningen in de directe omgeving. De hoogten zijn in overeenstemming met de hoogbouwvisie die in het Structuurplan is gegeven. De Campherbeeklaan 53-55 is namelijk op de kaart met bouwhoogtezonering opgenomen in de zone "Laag (<16 meter)". Binnen deze zone is een maximale bouwhoogte van 16 meter toegestaan. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.3 Gemeentelijk beleid.
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (voorgevel Acacialaan)
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (voorgevel Campherbeeklaan)
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (zij- en achtergevel, links van het appartementencomplex ligt de Campherbeeklaan)
afbeelding: impressie nieuwe situatie Campherbeeklaan 53-55 (achter- en zijgevel, rechts van het appartementencomplex ligt de Acacialaan)
3.2 Archeologie
3.2.1 Huidige situatie
De locatie Campherbeeklaan 53-55 heeft een archeologische verwachtingswaarde van 10%. Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de archeologische waarderingskaart.
Uitsnede archeologische waarderingskaart met globale locatie plangebied aangegeven met blauwe stip
Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend', wat betekent dat we geen kennis hebben van archeologische waarden op deze locatie. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. De locatie Campherbeeklaan 53-55 is daarom niet nader onderzocht. Aan de initiatiefnemer wordt verzocht om de aanvangsdatum van de grondverstorende werkzaamheden te melden bij de gemeente, zodat die in de gelegenheid is om mee te kijken bij de graafwerkzaamheden en eventueel de situatie in beeld te brengen.
3.2.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
Voor de locatie Campherbeeklaan 53-55 zijn, gelet op de geringe archeologische verwachtingswaarde, geen onderzoeken of maatregelen nodig.
3.3 Cultuurhistorie
3.3.1 Huidige situatie
De locatie Campherbeeklaan 53-55 ligt in Berkum. Voor de wijk Berkum zijn de cultuurhistorische waarden geïnventariseerd (Cultuurhistorische quickscan Berkum bebouwde kom, oktober 2013). Uit deze inventarisatie komt naar voren dat de ontwerpgedachte van de bebouwing aan de Campherbeeklaan 53 wordt gezien als van zeer hoge cultuurhistorische waarde.
Met name de centrale ligging in de wijk van deze voormalige kerklocatie en het winkelcentrum (ontmoetingspunt) worden als waardevol element gezien, dat aansluit bij de wijkgedachte in de naoorlogse stadsplanning. Op dit centrale gedeelte van de wijk Berkum neemt de bebouwing een opvallende positie in. Het bebouwingsaccent, momenteel de toren, wordt gezien als een markant element dat de bijzondere opvallende ligging van de bebouwing luister geeft.
3.3.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
Er is onderzocht of het (voormalige) kerkgebouw, al dan niet een deel daarvan, kan worden herbestemd tot appartementengebouw. Vanuit stedenbouwkundig, bouwkundig en parkeerkundig opzicht is gebleken dat herbestemming geen mogelijkheid is. Ondanks dat het huidige gebouw aan de Camperbeeklaan 53-55 niet behouden wordt, wordt recht gedaan aan de cultuurhistorisch waardevolle ontwerpgedachte van deze locatie in de wijk Berkum.
In paragraaf 3.1 Stedenbouw is beschreven hoe met het plan wordt aangesloten bij de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van deze markante locatie in het centrale deel van de wijk Berkum.
3.4 Verkeer
3.4.1 Huidige situatie
Verkeersstructuur
Het plangebied ligt op de hoek van de Acacialaan en Campherbeeklaan, nabij de aansluiting met de Boerendanserdijk. De Acacialaan is een rustige woonstraat en ligt net als de Boerendanserdijk en Campherbeeklaan in de 30 km/uur-zone Berkum. De Boerendanserdijk en Campherbeeklaan zijn woonstraten waar meer zijstraten op uitkomen en hebben daardoor naast een erftoegangsfunctie ook een verzamelfunctie voor de wijk. Daardoor is het drukker dan in de achterliggende straten.
Parkeren
Parkeren in de directe omgeving van deze locatie vindt hoofdzakelijk plaats in de openbare ruimte, langs de kant van de weg of in (langs-)parkeervakken.
3.4.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
Verkeersstructuur
Aan de Acacialaan is de inrit naar het achtergelegen parkeerterrein gedacht. In de nieuwe situatie zal het verkeer van en naar het nieuwe appartementencomplex zich in tijd meer spreiden over de dagen en de week dan in de tijd dat de Emmaüskerk nog in gebruik was.
Parkeren
De Regeling Parkeernormen 2016 is het toetsingskader voor parkeren in het geval van vastgoedontwikkelingen, bestemmingsplannen en aanvragen van een omgevingsvergunning in de gemeente Zwolle. Het beleid van de Gemeente Zwolle is dat de parkeeropgave van een bouwplan of een ontwikkeling primair op eigen terrein van het bouwplan of ontwikkeling gerealiseerd moet worden. Wat de parkeeropgave is, wordt bepaald aan de hand van de parkeerkerncijfers CROW. De hoogte van de parkeernorm voor (gestapelde) woningen is afhankelijk van het prijssegment en of het koop of huur betreft. Daarnaast speelt de locatie een rol. De parkeerplaatsen moeten afzonderlijk kunnen worden gebruikt en bereikbaar zijn op een verkeersveilige wijze. De aan te leggen parkeerplaatsen dienen ook te voldoen aan de eisen uit de 'Regeling Parkeernormen 2016' van de gemeente Zwolle t.a.v. maatvoering en bruikbaarheid: de afmeting en inrichting van een parkeerplaats moeten minimaal voldoen aan de meest recente ASVV, de aanbevelingen voor parkeervoorzieningen binnen de bebouwde kom.
Aan de parkeerbehoefte voor de bewoners en bezoekers van de appartementen moet in principe tegemoetgekomen worden op eigen terrein. Indien dit niet haalbaar is, dient te worden gekeken naar de mogelijkheden om gebruik te kunnen maken van parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Hierbij dient de parkeerdruk maximaal 80 procent te bedragen.
Omdat de parkeeropgave van de appartementen niet volledig op eigen terrein kan worden opgelost is onderzocht of gebruik gemaakt kan worden van de parkeerplaatsen in de directe omgeving. Uit het parkeeronderzoek, bijgevoegd in de bijlagen van deze toelichting, blijkt dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de directe omgeving. Er wordt voldaan aan de eisen van de parkeerregeling.
3.5 Natuur
3.5.1 Huidige situatie
Er is sprake van een bestaande stedelijke omgeving.
3.5.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
In het structuurplan zijn wegen aangegeven, waarlangs structuurgroen gewenst is. Tot deze wegen behoort ook de Campherbeeklaan. Deze weg wordt door laanbomen geflankeerd.
Om het groen verder te versterken zal bij elke nieuwe ontwikkeling getracht worden om groene voorterreinen te realiseren. Met de initiatiefnemer voor de ontwikkeling op de locatie van de voormalige Emmaüskerk zijn afspraken gemaakt over de gewenste groeninrichting van het terrein.
3.6 Water
3.6.1 Huidige situatie
3.6.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
3.7 Wonen
3.7.1 Huidige situatie
Op de locatie aan de Campherbeeklaan 53-55 is in de huidige situatie het voormalige kerkgebouw en de voormalige pastorie aanwezig.
3.7.2 Uitgangspunt bestemmingsplan
Op de locatie wordt een appartementengebouw gerealiseerd met 27 appartementen met liftvoorziening. De doelgroep is breed. Het plan sluit aan bij de vraag naar levensloopbestendige woningen in Berkum.
3.8 Milieu
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
3.8.1 Geluid
Uit de pandenkaart 2035 van de gemeente Zwolle blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting als gevolg van de aanwezige wegen varieert tussen 50 - 54 dB Lden voor de Acacialaan en tussen 55 - 59 dB Lden voor de Campherbeeklaan. De ambitiewaarde 43 dB, op basis van het milieubeleid van de gemeente Zwolle, voor geluidbelasting op de gevel wordt overstegen. Het treffen van bron- en overdrachtmaatregelen om de geluidbelasting op de gevel terug te brengen zijn hier niet mogelijk gezien de beperkte omvang van het plan en de kosten voor dergelijke maatregelen.
Omdat sprake is van nieuwbouw van woningen geldt het wettelijk binnenniveau zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. Bij het bepalen van de gevelwering (en daarmee het voldoen aan het wettelijk binnenniveau) dient rekening te worden gehouden met de gecumuleerde geluidbelasting.
3.8.2 Bedrijvigheid (Wet milieubeheer)
Op de locatie bevindt zich een transformatorhuisje. Deze was al aanwezig en er zijn geen plannen om deze te verwijderen. Volgens de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering is geluid het maatgevende aspect voor deze activiteit. Er geldt een richtafstand van 10 meter. Afwijken hiervan is mogelijk mits dit gemotiveerd wordt.
De afstand tussen de nieuwbouw en het transformatorhuisje is kleiner dan 10 meter. Bij de inrichting van het gebied en de realisatie van de gebouwen dient rekening te worden gehouden door de aangrenzende buitenwand (gevel tegenover transformatorhuisje) te realiseren zonder te openen delen. Hierdoor hoeft het aanwezige transformatorhuisje geen belemmering te zijn en kan worden gesproken van een goede ruimtelijke ordening.
3.8.3 Luchtkwaliteit
Besluit gevoelige bestemmingen
In het plan worden woningen gerealiseerd. Woningen vallen niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen. Daarnaast ligt de locatie niet binnen een afstand van 300 meter tot een rijksweg of 50 meter tot een provinciale weg. Derhalve is een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit ter plaatste van de woningen niet noodzakelijk.
Niet in betekende mate (NIBM)
In de Regeling NIBM is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief geen toetsing nodig is. De grens voor woningbouwplannen ligt op 2000 woningen. Het plan Campherbeeklaan 53-55 blijft ruimschoots onder die grens. Berekening van de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteitsplan Gemeente Zwolle
Uit het Luchtkwaliteitplan Gemeente Zwolle 2007-2011 blijkt daarnaast dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de nieuwe woningen geen van de grenswaarden uit hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer overschrijdt.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
3.8.4 Bodemkwaliteit
Uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente Zwolle blijkt dat op de locatie een ondergrondse tank aanwezig die is afgevuld met zand. Er is bodemonderzoek verricht naar de bodemkwaliteit, deze is bijgevoegd in de bijlage van deze bestemmingsplantoelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan. Indien grond vrijkomt bij de werkzaamheden en buiten het plangebied wordt toegepast dient voldaan te worden aan het Bouwbesluit Bodemkwaliteit en de nota Bodembeheer IJsselland.
3.8.5 Externe veiligheid
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen rond het projectgebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Rijksweg A28 en overige risicobronnen
In de omgeving van het plangebied is alleen de Rijksweg A28 als transportas relevant. De buisleiding van de Gasunie (aan westzijde A28) ligt op meer dan 400 meter afstand (het invloedsgebied van deze regionale transportleiding is 140 meter). Het dichtstbijzijnde BEVI bedrijf (LPG tankstation Boerendanserdijk) ligt op ruim 500 meter, eveneens ruim buiten het invloedsgebied (150 meter).
Gebruiksruimte
Het basisnet geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Deze gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (Veiligheidszones). Het rijk stelt langs alle hoofdvaarwegen en rijkswegen een maximale ligging van de PR10-6 contour vast. Binnen deze contour mogen geen kwetsbare functies aanwezig zijn. Beperkt kwetsbare functies worden bij voorkeur uitgesloten. De veiligheidszone van de A28 ter hoogte van het plangebied bedraagt 13 meter gemeten vanaf het midden van de weg. De veiligheidszone komt daarmee niet buiten het asfalt van de A28. Het plangebied valt ver buiten de veiligheidszone van de A28.
Groepsrisico
Het groepsrisico ligt zowel in de huidige als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Het woningbouwplan vervangt een voormalig kerk. Er worden 27 appartementen gerealiseerd waarbij wordt uitgegaan dat deze bewoond (kunnen) worden door zelfredzame personen. Ten opzichte van het voormalige gebruik kan worden aangenomen dat een licht toename is van de personendichtheid in het gebied. Maar gelet op de ruime afstand van de Rijksweg A28 kan worden aangenomen dat deze geringe toename van personen geen invloed heeft op het groepsrisico. Een berekening kan derhalve achterwege blijven.
Ten aanzien van de verantwoordingsopgave geldt dat deze toeneemt naarmate de afstand tot de A28 kleiner wordt en het aantal relevante (stoffen)scenario's groter wordt. Het plangebied ligt in zone 4 (300-1500 meter). Voor deze zone is alleen het potentiële effect van een calamiteit met toxisch gas relevant.
Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader voor zone 3 en 4 aan het volgende gedacht:
- 1. Maatregelen om de vluchttijd en -mogelijkheden te vergroten en maatregelen om de gevolgen van een brand zoveel mogelijk te beperken (zoals brandwerend glas, voldoende bluswater);
- 2. Centraal afgrendelen van het luchtventilatiesysteem of andere maatregelen om schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten;
- 3. Aandacht voor risicocommunicatie (wat te doen in geval van een calamiteit).
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
3.8.6 Afval
Voor het plangebied geldt dat gebruik gemaakt kan worden van de bestaande inzamelingsvoorzieningen in de wijk.
3.9 Duurzaamheid
Gezien de urgentie van de CO2-reductie doelstellingen (tijdens de klimaatconferentie in Parijs is de noodzaak tot handelen nog eens duidelijk onder de aandacht gebracht) en de noodzaak van woonlastenverlaging wil de gemeente niet wachten tot de volgende aanscherping van de EPC in 2020 en met ingang van heden de bouw van energieneutrale (geen gebruik van fossiele brandstoffen) woningen bewerkstelligen.
Bij de realisatie van de woningen dient met het bovenstaande rekening te worden gehouden. Hierbij kan gedacht worden aan:
- 1. Passief bouwen in combinatie met PV panelen en gasaansluiting,
- 2. een warmtepomp in combinatie met goede isolatie en pv-panelen, all-electric,
- 3. aansluiting op een warmtenet in combinatie met PV-panelen.
In de omgevingsvergunning dient de initiatiefnemer aan te geven hoe uitvoering wordt gegeven aan het voorgaande.
Hoofdstuk 4 Juridische Aspecten
4.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Berkum, Campherbeeklaan 53-55 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Berkum, Campherbeeklaan 53-55.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Artikel 1 Begrippen;
Artikel 2 Wijze van meten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
- 1. Bestemmingsomschrijving;
- 2. Bouwregels;
- 3. Nadere eisen;
- 4. Afwijken van de bouwregels;
- 5. Specifieke gebruiksregels;
- 6. Afwijken van de gebruiksregels;
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- 8. Wijzigingsbevoegdheid.
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
- 1. Bestemmingsomschrijving:
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
- 2. Bouwregels:
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
- 3. Nadere eisen:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3Algemene regelsArtikel 10 Algemene procedureregels.
- 4. Afwijken van de bouwregels:
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
- 5. Specifieke gebruiksregels:
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
- 6. Afwijken van de gebruiksregels:
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
- 7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
- 8. Wijzigingsbevoegdheid:
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene regels:
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels;
Artikel 10 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
4.2 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
4.3 Bestemmingsregels
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Artikel 3 Tuin
Het grootste deel van de buitenruimte op het perceel is bestemd als 'Tuin'. Binnen deze bestemming is de functieaanduiding 'parkeerterrein' opgenomen voor de te realiseren parkeerplaatsen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd, met uitzondering van balkons ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overbouwing'. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen en bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Artikel 4 Verkeer - Erftoegangsweg
Deze bestemming is opgenomen voor een klein deel van het plangebied in de bocht van de Campherbeeklaan en de Acacialaan voor het behoud van een voldoende breed trottoir.
Artikel 5 Wonen - Meergezinshuis
Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn woongebouwen met daarin meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen. Het maximaal aantal wooneenheden is aangegeven op de plankaart.
Uitgangspunten:
- Binnen het bouwvlak mogen hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van de gronden met de bouwaanduiding 'bijgebouwen' waarin enkel buitenbergingen ten behoeve van de woningen zijn toegestaan.
- Ter plaatse van de aanduiding functieaanduiding 'terras' is een dakterras toegestaan.
- Halve meters bij hoogtebepalingen worden in het kader van de deregulering afgerond naar boven.
- Bij de bepaling van de voorzijde wordt gekeken waar de naar de weg toegekeerde grens van een bouwvlak en de naar de weg toegekeerde grens van de gevel van een hoofdgebouw is gelegen. Hierbij is de zijde van de hoofdtoegang van het hoofdgebouw bepalend.
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Overige bouwwerken:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Uitgangspunten voor deze dubbelbestemming zijn:
- De gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische waarderingskaart een grote vondstkans hebben (50% of meer) zijn mede bestemd tot archeologisch waardevol gebied (zie figuur in paragraaf 3.2).
- Bij de regeling voor de dubbelbestemming is nauwe aansluiting gezocht bij de Wet op de archeologische monumentenzorg.
- Bij verstoringen in de bodem met een grotere diepte dan 0,5 meter en een grotere oppervlakte dan 100 m² zijn specifieke bouwregels en een omgevingsgunningenstelsel conform de regeling uit de Wet op de archeologische monumentenzorg van toepassing.
4.4 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Erftoegangsweg', alsmede 'Wonen -Meergezinshuis' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Artikel 11 Overige regels
In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.
4.5 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Artikel 13 Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
4.6 Handboek
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De planontwikkeling en -uitvoering zijn in goed overleg met de gemeente Zwolle en de initiatiefnemer gestart. Voor vaststelling van het bestemmingsplan wordt er een anterieure overeenkomst gesloten om de bestaande bebouwing te slopen en het appartementengebouw te realiseren op de locatie Campherbeeklaan 53-55..
De daadwerkelijke uitvoering van het bestemmingsplan komt voor rekening van de initiatiefnemer, evenals de mogelijke planschade als gevolg van nieuwbouw. Het plan is dus in financiële zin uitvoerbaar.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe het initiatief is gecommuniceerd met de buurt en wijkvereniging en wat de resultaten zijn van het vooroverleg met de vooroverlegpartners. Hiermee wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid toegelicht.
5.2.1 Overleg met de buurt
Sinds de start van het planproces in 2016 is er veelvuldig contact geweest tussen de gemeente en belanghebbenden. In mei 2016 is de eerste informatiebijeenkomst voor omwonenden georganiseerd waarbij ontwikkelaar Resido het toenmalige ontwerp heeft gepresenteerd. Sinds het coördinatiebesluit, dat in december 2016 is aangenomen door de raad, hebben er in 2017 meerdere overleggen plaatsgevonden met de buurt , de wijkvereniging en Resido n.a.v. de bezwaren tegen het plan. In deze periode zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten nader besproken en afgestemd. In juni en december 2017 is er overleg gevoerd tussen de wethouder, ambtenaren, de wijkverenging en omwonenden. In juli 2017 is er een wandeling door de omgeving van de planlocatie georganiseerd met omwonenden, de wijkvereniging Berkum, Resido en de gemeente om de omgevingskwaliteiten te verkennen. Om tegemoet te komen aan de opgehaalde wensen en aandachtspunten is het ontwerp van het appartementencomplex en de inrichting van de buitenruimte meerdere malen aangepast en besproken met de wijkvereniging en de buurt. Naast bijeenkomsten is er meerdere malen contact per mail en telefoon geweest tussen de gemeente, Resido en de wijkvereniging over het plan, het planproces en de onderzoeken verkeer en parkeren.
5.2.2 Uitkomsten overleg
Op 27 mei 2019 is het voorontwerpbestemmingsplan Berkum, Campherbeeklaan 53-55 in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 6 instanties verzonden met het verzoek om vóór 8 juli 2019 schriftelijk te reageren.
Het plan is toegezonden naar de volgende instanties:
1. Provincie Overijssel;
2. Waterschap Drents Overijsselse Delta;
3. Veiligheidsregio IJsselland;
4. Rijkswaterstaat Oost Nederland;
5. N.V. Nederlandse Gasunie;
6. Enexis Netbeheer.
Onderstaand samengevat de vooroverlegreacties die ontvangen zijn. De Gasunie en Rijkswaterstaat Oost Nederland hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben:
1. Provincie Overijssel
Opmerking: Het ontwerpplan past in het provinciaal ruimtelijk beleid, er zijn geen bezwaren.
2. Waterschap Drents Overijsselse Delta
Opmerkingen:
a. Het waterschapsbeleid zoals omschreven in paragraaf 2.6 van de bestemmingsplantoelichting dient te worden aangepast en te worden vermeld dat het stedelijk water beleid van het waterschap in de beleidsnota "Water Raakt!" staat.
b. Het is onduidelijk wat er met het overtollige regenwater van meer dan 20 mm gebeurt en waar dit heen stroomt.
c. In paragraaf 3.6.1 dient de toelichting van het overstromingsrisico en de risico-inventarisatie te worden aangepast naar het actuele beleid.
Reactie gemeente:
a. & c. De paragrafen zijn aangepast n.a.v. de opmerkingen.
b. Bij de vergunningaanvraag worden de maatregelen voor het afvoeren van overtollig regenwater beoordeeld.
3. Veiligheidsregio IJsselland
Opmerkingen: De veiligheidsregio adviseert om de bewoners op de hoogte te brengen van de handelingsperspectieven bij een overstroming, een incident met gevaarlijke stoffen op de A28 of bij het nabijgelegen zwembad. Daarnaast wordt geadviseerd de appartementen te voorzien van centraal afsluitbare ventilatie.
Reactie gemeente: De opmerkingen worden meegenomen in de planuitwerking
Bijlage 1 Bijlage 1 Parkeeronderzoek
Bijlage 1 Bijlage 1 parkeeronderzoek
Bijlage 2 Bijlage 2 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Bijlage 2 quickscan flora en fauna
Bijlage 3 Bijlage 3 Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 3 Bijlage 3 onderzoek stikstofdepositie
Bijlage 4 Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Bijlage 4 verkennend bodemonderzoek