Malkenschoten-Kayersmolen
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Vastgesteld op 13-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1002-vas1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.6 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.8 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.9 aanvullend assortiment van een tuincentrum
Artikelen die door tuincentra worden gevoerd, niet behoren tot het basisassortiment van eentuincentrum, een relatie hebben met dat basisassortiment en in overeenstemming zijn met de doelstelling van een tuincentrum. Het aanvullend assortiment van een tuincentrum, dat integraal onderdeel uitmaakt van het tuincentrum, bestaat uit vissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, tuinkleding en -schoeisel, tuinspeelgoed, cadeau- en sfeerartikelen (niet zijnde binnenmeubilair en dergelijke) en vuurwerk.
1.10 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 basisassortiment van een tuincentrum
De artikelen die van oudsher bij tuincentra, hoveniersbedrijven en kwekerijen verkrijgbaar zijn, bestaande uit:
- a. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen), heesters, coniferen, vaste planten, seizoengroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen;
- b. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver- en fonteinmateriaal (waterbakken, pompen, borrelstenen, roosters, vijvers en fonteinen etc.), bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten, kasjes, serres, tuingereedschappen, video's en boeken over tuin en planten, potterij, barbecue-artikelen, vuurpotten, tuinmeubelen, tuinverlichting, terrasaankleding en kerst- en paasartikelen (bestaande uit decoratief materiaal dat gericht is op de paasdagen en de feestdagen in december).
1.13 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.15 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.16 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.17 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.18 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.23 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.26 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.29 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.30 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.31 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 gestapelde woning
Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.
1.33 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.34 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.35 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.36 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een bouwvergunning vereist is als bedoeld in de Woningwet; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.37 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.38 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.39 kringloopwinkel
een winkel in gebruik voor detailhandel in gebruikte goederen.
1.40 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
1.41 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.42 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.43 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.44 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf beschikt.
1.45 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.46 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.47 recreatiewoning
Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.
1.48 risicovolle inrichting
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit.
1.49 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.50 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.51 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.52 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.
1.53 winkel
Een (deel van een gebouw) dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten inbegrepen.
1.54 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.55 woonwagen
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.56 woonwagenstandplaats
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
1.57 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.58 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarisch gebruik;
- b. opslag;
- c. wegen en paden;
- d. tuin en/of erf;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. recreatief medegebruik;
- h. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,50 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Agrarisch - Viskwekerij
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Viskwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een viskwekerij en hengelvijver;
- b. één bedrijfswoning;
- c. beroepsuitoefening aan huis;
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. opslag;
- f. wegen en paden;
- g. tuin en/of erf;
- h. groenvoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m³ per bedrijfswoning | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercen tage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (4.3a) | |||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 45 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.3b) - de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (4.3a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 4.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van tenminste 3 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 4.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- c. van het in lid 31.1 bepaalde en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het bouwvlak en niet meer dan 15% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak wordt gebouwd.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijfsactiviteiten van de categorieën 1 en 2, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- 2. een verkooppunt van motorbrandstoffen, niet zijnde lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
- 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 4. beroepsuitoefening aan huis;
- 5. detailhandel in caravans en campers, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - caravans en campers';
- 6. nutsvoorzieningen;
- 7. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
- b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen en/of bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- III. bestaande detailhandelsbedrijven.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en luifels ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | - bouwvlak met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m³ per bedrijfswoning | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m | |||
bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (5.3a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan | |||
Gebouwen en luifels voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' | - 75 m² voor gebouwen - 250 m² voor luifels | 5 m | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 5.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- b. van het in lid 5.1 en lid 5.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 5.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Bedrijf-kermisexploitatiebedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf-Kermisexploitatiebedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. opslag en reparatie ten behoeve van het kermisexploitatiebedrijf;
- 2. een bedrijfswoning in de vorm van een woonwagen of een vrijstaande of halfvrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- 3. beroepsuitoefening aan huis;
- 4. nutsvoorzieningen;
- 5. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
- b. De voor 'Bedrijf-Kermisexploitatiebedrijf'aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. detailhandelsbedrijven.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woonwagens | - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentagec ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m3 per bedrijfswoning en 100 m2 per woonwagen | - de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - bedrijfswoningen en woonwagens: 4 m | - de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - bedrijfswoningen en woonwagens: 8 m | - de afstand van woonwagens onderling bedraagt ten minste 5 m - als bedrijfswoningen, niet zijnde woonwagens, zijn uitsluitend vrijstaande en halfvrijstaande woningen toegestaan - de afstand van bedrijfswoningen, voor zover de bedrijfswoningen niet aaneengebouwd zijn, en woonwagens tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m (6.3a) | |||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woonwagens | 45 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan worden opgericht (6.3b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan - in bijgebouwen bij woonwagens is het aanbrengen van sanitaire voorzieningen toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 6.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfswoningen en woonwagens te verkleinen tot een afstand van 0 m, alsmede de afstand van woonwagens onderling te verkleinen, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 6.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning of woonwagen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
6.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Bedrijventerrein - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijfstypen;
- II. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- III. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- IV. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- V. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' zijn tevens toegestaan bedrijven van de categorie 4.2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijfstypen;
- VI. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - tank- en reservoirbouwbedrijf' een tank- en reservoirbouwbedrijf (SBI-code 2529, 3311) is toegestaan;
- VII. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recyclingbedrijf' een recyclingbedrijf (SBI-code 4677) is toegestaan;
- 2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 3. beroepsuitoefening aan huis;
- 4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
- 5. een kringloopwinkel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel';
- 6. een risicovolle inrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting';
- 7. een zelfstandig kantoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
- 8. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 9. fiets- en voetpaden;
- 10. groenvoorzieningen;
- 11. nutsvoorzieningen;
- 12. ontsluitingswegen;
- 13. tuin en/of erf;
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
- b. De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen en/of bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven;
- IV. bestaande detailhandel.
- 1. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en luifels ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m³ per bedrijfswoning | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (7.3a) | |||
Silo's ter plaatse van de aanduiding 'silo' | 30 m | ||||||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (7.3b) - de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (7.3a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan | |||
Gebouwen en luifels voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' | - 75 m² voor gebouwen - 250 m² voor luifels | 5 m | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m |
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 7.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 0 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 7.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- c. van het in lid 7.1 en lid 7.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 7.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
- d. van het in lid 7.1 sub a onder 2 bepaalde voor het bouwen van een bedrijfswoning buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
- 1. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen voor de bouw van de nieuwe bedrijfswoning.
- 2. De nieuwe bedrijfswoning brengt geen belemmeringen voor de omliggende bedrijven met zich mee.
- e. van het in lid 7.2 bepaalde voor het oprichten van gebouwen met een bouwhoogte van maximaal 20 m ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffingsgebied', indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Bedrijventerrein - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- II. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- III. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- IV. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- V. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto-onderdelenfabriek' een auto-onderdelenfabriek (SBI-code 293) is toegestaan;
- 2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- 3. een bedrijfswoning in de vorm van een woonwagen of een vrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- 4. beroepsuitoefening aan huis;
- 5. fiets- en voetpaden;
- 6. groenvoorzieningen;
- 7. nutsvoorzieningen;
- 8. ontsluitingswegen;
- 9. tuin en/of erf;
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
- b. De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. zelfstandige kantoren;
- 3. risicovolle inrichtingen;
- 4. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen en/of bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven;
- IV. bestaande detailhandel.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woonwagens | - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - 600 m3 per bedrijfswoning en 100 m2 per woonwagen | - de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - woonwagens: 4 m | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - woonwagens: 8 m | - de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (8.3a) - als bedrijfswoningen, niet zijnde woonwagens, zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan - de afstand van woonwagens onderling bedraagt ten minste 5 m - de afstand van bedrijfswoningen, voor zover de bedrijfswoningen niet aaneengebouwd zijn, en woonwagens tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m (8.3b) | |||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen of woonwagens | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan worden opgericht (8.3c) - de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (8.3a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan - in bijgebouwen bij woonwagens is het aanbrengen van sanitaire voorzieningen toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken: 10 m overig: 2 m |
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 8.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 0 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 8.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfswoningen en woonwagens te verkleinen tot een afstand van 0 m, , alsmede de afstand van woonwagens onderling te verkleinen, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- c. van het in lid 8.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning of woonwagen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woonwagen of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- d. van het in lid 8.1 en lid 8.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 8.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
- e. van het in lid 8.1 sub a onder 2 bepaalde voor het bouwen van een bedrijfswoning buiten de aanduiding 'bedrijfswoning' onder de volgende voorwaarden:
- 1. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen voor de bouw van de nieuwe bedrijfswoning.
- 2. De nieuwe bedrijfswoning brengt geen belemmeringen voor de omliggende bedrijven met zich mee.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Bos
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
- b. behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden;
- c. paviljoens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - paviljoen';
- d. vijvers en watergangen;
- e. fiets-, voet- en ruiterpaden;
- f. in- en uitritten;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Paviljoen | 100 m² | 5 m | - ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van kantoor- paviljoen' bedraagt het aantal paviljoens niet meer dan 2 | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Detailhandel - Tuincentrum
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum;
- b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- c. beroepsuitoefening aan huis
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 10.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | bouwvlak met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (10.3a) | |||
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (10.3a) - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (10.3b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het tuincentrum noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m overig: 2 m |
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 10.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 10.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gronden voor een tuincentrum bestaat in ieder geval uit detailhandel in hetbasisassortiment van een tuincentrum en mag bestaan uit detailhandel in het aanvullendassortiment van een tuincentrum, verlenen van diensten, een restauratieve voorziening en speelvoorzieningen. Daarbij gelden de volgende regels.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Gemengd - 1
11.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- II. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- III. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- IV. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' zijn tevens toegestaan bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
- 2. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- 3. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen, fitness-, congres- en kinderopvangfaciliteiten, voor zover deze geïntegreerd zijn in en ondergeschikt zijn aan de toegestane functies onder 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - ondergeschikte functies'
- 4. een congrescentrum met daarbij behorend hotel en restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum';
- 5. fiets- en voetpaden;
- 6. groenvoorzieningen;
- 7. nutsvoorzieningen;
- 8. ontsluitingswegen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een hoofdontsluitingsweg wordt gerealiseerd;
- 9. tuin en/of erf;
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
- b. De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht ;
- 2. risicovolle inrichtingen;
- 3. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.
- III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
11.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 11.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' en, voor zover aangeduid, tevens met inachtneming van het bepaalde in lid 11.4 | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (11.3a) | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken: 10 m overig: 2 m |
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 11.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen en overkappingen te verkleinen tot een afstand van ten minste 0 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
- b. het in lid 11.1 en lid 11.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 11.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Gemengd - 2
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten sportvoorzieningen;
- b. recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie;
- c. sport- en recreatieondersteunende (dienstverlenende) voorzieningen zoals praktijken voor fysiotherapie/manuele therapie, massage en medische sportkeuring, alsmede sauna's, zonnecentra, sportscholen en fitnesscentra;
- d. restauratieve voorzieningen, voor zover ondersteunend en ondergeschikt aan sport en recreatie;
- e. standplaats voor kampeerauto's;
- f. evenementen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (12.3a) | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (12.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 12.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen en overkappingen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
- b. van het in lid 12.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. het in lid 12.1 en lid 12.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 12.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
- d. van het in lid 12.1 bepaalde teneinde al dan niet inpandige bedrijfswoningen van maximaal 600 m3 per afzonderlijke sport- en recreatieve accommodatie toe te staan, onder de volgende voorwaarden:
- 1. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen voor de bouw van de nieuwe bedrijfswoning.
- 2. De nieuwe bedrijfswoning brengt geen belemmeringen voor de omliggende bedrijven met zich mee.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Gemengd - 3
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten sportvoorzieningen;
- b. recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie;
- c. sport- en recreatieondersteunende (dienstverlenende) voorzieningen, zoals praktijken voor fysio/manuele therapie, massage en medische sportkeuring, alsmede sauna's, zonnecentra, sportscholen en fitness-centra;
- d. restauratieve voorzieningen, voor zover ondersteunend en ondergeschikt aan sport en recreatie;
- e. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- f. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- g. beroepsuitoefening aan huis;
- h. niet-publieksgerichte bedirjfsmatige activiteiten aan huis;
- i. kamerbewoning met gezamenlijke voorzieningen ten behoeve van personeel van maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
- j. evenementen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 13.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (13.3a) | |||
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (13.3b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (13.3c) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 13.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen en overkappingen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
- b. het in lid 13.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- c. van het in lid 13.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- d. het in lid 13.1en lid 13.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 13.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
- e. van het in lid 13.1 bepaalde teneinde al dan niet inpandige bedrijfswoningen van maximaal 600 m3 per afzonderlijke sport-, recreatieve en maatschappelijke accomodatie toe te staan, onder de volgende voorwaarden:
- 1. Er bestaan geen milieuhygiënische belemmeringen voor de bouw van de nieuwe bedrijfswoning.
- 2. De nieuwe bedrijfswoning brengt geen belemmeringen voor de omliggende bedrijven met zich mee. ;
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 14 Groen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. vijvers en watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
14.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 14.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (14.4) overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken.
14.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 15 Horeca - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - pension' uitsluitend een pension is toegestaan.
15.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.1 en lid 15.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 15.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 3' mits hierdoor geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat en de wijziging geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien.
Artikel 16 Kantoor
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. congres- en vergaderruimten;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Maatschappelijk
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- b. een sociale werkplaats ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - sociale werkplaats'.
- c. nutsvoorzieningen;
- d. speelplaatsen;
- e. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 17.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (17.3a) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 17.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- b. van het in lid 17.1 en lid 17.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 17.4 is afgeweken van de gebruiksregels.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Recreatie - Dagrecreatie
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. recreatie, niet zijnde verblijfsrecreatie;
- b. evenementen;
- c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' volkstuinen zijn toegestaan.
18.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' | bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | ||||
Gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' | verenigingsgebouw: 150 m² | verenigingsgebouw: 4 m kassen: 2 m overig: 2,5 m | kassen: 3 m overig: 4 m | - van een tuin mag niet meer dan 15% van de oppervlakte met gebouwen worden bebouwd - de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, per tuin, mag niet meer bedragen dan 40 m², met dien verstande dat de oppervlakte aan kassen niet meer bedraagt dan 20 m² en de oppervlakte aan overige gebouwen niet meer bedraagt dan 28 m² | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (18.3a) overig: 2,50 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 18.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
Artikel 19 Sport
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijstvan toegelaten sportvoorzieningen;
- b. kinderopvang, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang uitgesloten' kinderopvang niet is toegestaan;
- c. evenementen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. fiets- en voetpaden;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - fietscrossterrein' uitsluitend een fietscrossterrein is toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensportterrein' uitsluitend een hondensportterrein is toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - motortrialterrein' uitsluitend een motortrialterrein is toegestaan;
19.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen | - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - motortrialterrein': buiten bouwvlak, maximaal 200 m2 | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde | - de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven waarde - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - motortrialterrein': 5 m | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m lichtmasten: 15 m overkappingen: 3 m overig: 6 m |
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 19.1 en lid 19.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 19.4 is afgeweken van de gebruiksregels.
- b. van het in lid 19.2 bepaalde voor bouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van vergroting of nieuwbouw van een clubgebouw ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - ontheffngsgebied', met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van de uitbreiding of nieuwbouw niet meer mag bedragen dan 300 m2;
- 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 20 Verkeer - Spoorweg
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Spoorweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen;
- b. wegen;
- c. bermen en andere groenvoorzieningen;
- d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder in ieder geval begrepen overkappingen, tunnels, bruggen, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
20.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 3 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels uitgezonderd | |||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne-installaties: 15 m overig: 2 m |
Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. bermen en andere groenvoorzieningen;
- d. in- en uitritten;
- e. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
- f. standplaatsen voor campers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - camperstandplaats';
- g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. evenementen;
- j. tuin;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 21.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (21.3) overig: 2,50 m |
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 21.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - camperstandplaats' zijn maximaal 4 standplaatsen voor campers toegestaan.
Artikel 22 Verkeer - Weg
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Weg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. bermen en andere groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. fiets- en voetgangerstunnels;
- g. rijwielstallingsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. evenementen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
22.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m overkappingen: 3 m overig: 2 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels uitgezonderd |
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
- c. water/ en oeverrecreatie;
- d. taluds;
- e. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken.
23.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 31 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,50 m | van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
- b. dependances, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
- c. woonwagens of vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- d. een kermisexploitatiebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kermisexploitatiebedrijf', inclusief opslag en reparatie;
- e. een opleidings- en trainingscentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opleidings- en trainingscentrum';
- f. beroepsuitoefening aan huis;
- g. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- h. berg- en opslagruimte, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - magazijn';
- i. nutsvoorzieningen;
- j. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken.
24.2 Bouwregels
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
24.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 24.2 bepaalde:
- a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
- c. voor het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- d. om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij woonwagens en woningen ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' te verkleinen tot een afstand van 0 m, alsmede de afstand van woonwagens onderling te verkleinen, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
24.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Leiding - Gas
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor de bestemming Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding.
In geval van strijdigheid met bepalingen uit andere bestemmingen, gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge de andere bestemmingen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
25.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 25.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 25.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 25.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Hoogspanningsverbinding
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
26.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 26.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 26.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door deze bestemming te verwijderen indien in voldoende mate verzekerd is dat de bovengrondse hoogspanningsleiding ondergronds wordt gebracht.
Artikel 27 Waarde - Archeologie Hoog
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde.
27.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m², de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegde gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog.
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegde gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 28 Waarde - Archeologie Middelhoog
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde.
28.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m², de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegde gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog.
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegde gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 29 Waarde - Beken En Sprengen
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor de bestemming Waarde - Beken en sprengen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen.
29.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 29.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 29.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de in lid 29.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:
- a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
- b. de landschappelijke en ecologische waarden van de beek of spreng niet worden aangetast.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 31 Algemene Bouwregels
31.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, met een maximale diepte van 1,20 m en een maximale bouwhoogte van 3,50 m toegestaan.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 4 meter, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
31.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
32.1 Strijdig gebruik
Als strijdig met de bestemming geldt:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemmingen 'Waarde - Archeologie Hoog' en 'Waarde - Archeologie Middelhoog' door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens het bevoegd gezag op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het bevoegd gezag op advies van de archeoloog besluiten zo nodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegde gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
33.1 bijzondere boom
33.2 geluidzone - industrie
33.3 veiligheidszone - bevi
33.4 veiligheidszone - lpg
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
34.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 3 meter, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 40 meter en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.
34.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
34.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 34.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
34.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 34.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 38 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 35 Algemene Wijzigingsregels
35.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen;
- d. in die zin dat de grenzen van de bestemming 'Waarde - Beken en sprengen' worden vergroot, indien is gebleken dat het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen dat vergt.
- e. de bestemming 'Waarde - Beken en sprengen' alsnog op de verbeelding te plaatsen, indien is aangetoond dat op de betrokken locatie het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen dat vergt, met dien verstande dat de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad.
35.2 Voorwaarden voor wijziging
- a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
- b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 35.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
Artikel 36 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 37 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 38 Overgangsrecht Bouwwerken
38.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
38.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
38.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 39 Overgangsrecht Gebruik
39.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
39.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
39.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Artikel 40 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Malkenschoten-Kayersmolen.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. 13 juni 2013 nr. 63-2013
Mij bekend,
De griffier,
Namens hem:
John de Meij
manager Team Omgevingsrecht & Advies
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijventerreinen Malkenschoten en Kayersmolen-Zuid in het zuidelijk deel van Apeldoorn. Voor deze bedrijventerreinen vigeert momenteel een aantal, deels verouderde, planologische regelingen. Het merendeel van de vigerende bestemmingsplannen is gedateerd en de verschillende regelingen die in de bestemmingsplannen worden gehanteerd hebben onduidelijkheid, interpretatieproblemen en rechtsongelijkheid tot gevolg. Actualisering is daarom wenselijk. Het actualiseren van het planologische regime voor het plangebied biedt daarnaast de mogelijkheid om aan te sluiten bij het landelijke in gang gezette traject van uniformering en digitalisering van bestemmingsplannen, waardoor een beter werkbare en handhaafbare situatie ontstaat.
Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' heeft overwegend een beheerkarakter, waarbij de bestaande situatie uitgangspunt is. Ontwikkelingen die juridisch-planologisch reeds mogelijk zijn gemaakt, zijn als 'bestaande situatie' meegenomen in dit bestemmingsplan. Daarnaast biedt voorliggend bestemmingsplan de mogelijkheid voor aanpassing van de Laan van Malkenschoten tot 2 x 2 rijstroken en zijn de gebruiksmogelijkheden op de locatie van het voormalige Philipsterrein (de locatie Visionpark) verruimd. Op de locatie Dubbelbeek is de realisering van maatschappelijke voorzieningen en een kameraccommodatie mogelijk gemaakt, naast de reeds toegestane sport- en recreatieve voorzieningen.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is aangegeven op onderstaande afbeelding. Binnen de grenzen van het plangebied liggen het bedrijventerrein Malkenschoten en het zuidelijk deel van het bedrijventerrein Kayersmolen. Beide bedrijventerreinen bevinden zich in het zuidelijk deel van Apeldoorn.
De begrenzing van het (gecombineerde) bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen wordt in het noorden gevormd door de woonwijken Componistenkwartier en Rivierenkwartier. Deze woonwijken liggen ten noorden van de beek Kayersbeek/Zwaanspreng die deels binnen de begrenzing van het plangebied is opgenomen. Deze beek valt in het westen buiten het plangebied en vormt daar de plangrens. In het oosten vormen het Apeldoorns Kanaal en de wijk De Maten de begrenzing van het plangebied. De rijksweg A1 vormt de zuidelijke plangrens. Het perceel Malkenschoten 23 is buiten het plangebied gehouden, aangezien hiervoor een recent vastgesteld bestemmingsplan geldt. De oppervlakte van het plangebied Malkenschoten - Kayersmolen bedraagt circa 290 hectare.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied vigeren twee bestemmingsplannen en een groot aantal (partiële) herzieningsplannen. Het bestemmingsplan 'Malkenschoten' is op 24 april 1980 vastgesteld door de gemeenteraad en op 4 juni 1981 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. Het bestemmingsplan 'Kayersmolen' is op 25 september 1986 vastgesteld door de gemeenteraad en op 4 februari 1987 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
Het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' vervangt beide vigerende bestemmingsplannen en alle (circa 20) herzieningen die in de tussenliggende periode zijn vastgesteld.
1.4 Werkwijze
Voorafgaand aan het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is een veldinventarisatie verricht, zijn de algemene (beleids)uitgangspunten geanalyseerd en is de ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied in beeld gebracht. Daarnaast is bezien op welke wijze (milieu)planologische aspecten in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen. Hierbij spelen met name de zonering van het bedrijventerrein in het kader van de Wet geluidhinder en de zonering op basis van toegelaten milieucategorieën (zonering gebaseerd op de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering') een belangrijke rol. De resultaten van dit inventarisatie- en analyseproces zijn opgenomen in de Nota van Uitgangspunten, die ambtelijk is besproken en getoetst. In de Nota van Uitgangspunten zijn, op basis van het vigerende beleid, de analyse van het plangebied en de (milieu)planologische aspecten, uitgangspunten geformuleerd die aan de basis staan van voorliggend bestemmingsplan. Deze uitgangspunten zijn in het bestemmingsplan vertaald in een concrete wijze van bestemmen, waarbij is aangesloten bij de gemeentelijke standaard voor bestemmingsplannen en de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het relevante provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied en een analyse van de ruimtelijk-functionele structuur. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de (milieu)planologische aspecten die van belang zijn voor voorliggend bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 worden de juridische regeling en de verschillende bestemmingen toegelicht. Hoofdstuk 6 betreft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn onder meer de gevolgde procedures opgenomen.
2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Daarbij dient in eerste instantie de ruimtelijke kwaliteit van het bestaande stedelijke gebied te worden verbeterd. Binnen de steden zal aandacht worden besteed aan meer centrumstedelijk wonen en minder aan eenzijdige woonmilieus. Er wordt daarnaast met name gewezen op het herstel van de balans tussen 'rood en groen/blauw' oftewel bebouwing en recreatieve ruimte in en om de stad. Voor stedelingen moeten voldoende dagrecreatieve mogelijkheden in de directe omgeving zijn, in stadsparken en op het water. Onder het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet' legt het Rijk de regierol voor het beleid inzake wonen in de nota vooral bij het lokale niveau neer. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om de eigen bevolkingsgroei op te vangen en aan de woonwensen van de eigen bevolking tegemoet te komen. De provincies geven slechts op regionaal niveau de kaders aan.
2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is vastgesteld, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen.
Het rijksbeleid zoals opgenomen in de SVIR richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, water-veiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor natuurlijke groei en voor het bouwen van woningen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking, gebaseerd op de ‘SER(Sociaal-Economische Raad)-ladder’, die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) kiest voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit in Gelderland. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. De rest van de provincie, het 'multifunctioneel gebied', wordt meer dan in het verleden het domein van de gemeenten. Zij werken daartoe samen in regionaal verband. De bemoeienis van de provincie met dit multifunctioneel gebied is beperkt.
In provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen het bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte voor fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid te bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van woningen aansluiten op de vraag van de inwoners van Gelderland;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen;
- optimalisering van het gebruik van het bestaand bebouwd gebied: meer gebruik van de verticale dimensie (hoogte, diepte) en van de tijdsdimensie (meervoudig gebruik van dezelfde gebouwde ruimte).
Het beleid voor bedrijventerreinen is gericht op de zorg voor voldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige, op de vraag van het bedrijfsleven afgestemde, bedrijventerreinen. Hierbij dient te worden bevorderd dat het juiste bedrijf wordt gevestigd op het juiste terrein. Daarnaast is een zorgvuldige segmentering en uitgifte van terreinen van belang. Ook voor de zwaardere categorieën bedrijven dient voldoende ruimte aanwezig te zijn. De noodzaak tot uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen of de ontwikkeling van nieuwe moet worden bezien in relatie tot de mate waarin met inbreiding en/of herstructurering van bestaande terreinen ruimte voor bedrijvigheid kan worden gevonden. Vervolgens kan gezocht worden naar de beste locaties voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein.
Ruimte voor regionale bedrijventerreinen moet worden gevonden in het regionale netwerk waartoe Apeldoorn behoort. Het Streekplan gaat er vanuit dat in elke regio, op een logistiek geschikte locatie, ten minste op één regionaal bedrijventerrein voldoende ruimte wordt ontwikkeld voor bedrijvigheid die qua aard en schaal op een dergelijk terrein thuis hoort. Het uitgangspunt is dat in iedere regio door samenwerkende gemeenten op regionale bedrijventerreinen geschikte ruimte wordt gereserveerd voor het accommoderen van milieuhinderlijke bedrijvigheid. Hierbij kan het ook gaan om hervestiging van Gelderse bedrijven die ten opzichte van de omgeving van hun huidige vestigingslocatie te veel overlast veroorzaken.
In het kader van zorgvuldig ruimtegebruik is het hanteren van minimale maten een instrument om met een beperkt ruimtebeslag veel functies te combineren. Hierbij kan worden gedacht aan minimale bouwhoogten en bebouwingspercentages, inpandig of gezamenlijk parkeren, inpandige opslag en ondergronds bouwen.
Voor kantoren voert de provincie geen kwantitatief beleid. Het bundelings- en locatie/knopen-beleid in bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreidingen is bepalend voor nieuwe ontwikkelingen. Het is daarbij van belang dat de aard, de schaal en het mobiliteitsprofiel van de kantoorontwikkeling passen bij de betreffende locatie. Ook voor kantoren geldt dat deze qua aard, schaal en functie moeten passen binnen of aansluiten op het reeds aanwezige bebouwde gebied.
Het Gelders kwalitatief woonbeleid richt zich zowel op bestaand bebouwd gebied (herstructurering, transformatie) als op nieuw stedelijk gebied (uitbreiding). Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
2.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten, in aanvulling op de provinciale structuurvisie (het Streekplan Gelderland 2005), de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening is in werking getreden op 22 januari 2011 en bevat regels met betrekking tot de bescherming van provinciale belangen. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid (zoals opgenomen in de structuurvisie) en vormt het toetsingskader voor gemeentelijke bestemmingsplannen.
Onderwerpen die van provinciaal belang zijn en waarvoor in de Ruimtelijke Verordening regels zijn opgenomen, zijn onder meer verstedelijking, wonen, detailhandel, recreatie, ecologische hoofdstructuur en grondwaterbescherming. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt volgens de kaarten behorende bij de Ruimtelijke Verordening vrijwel volledig in het 'bestaand bebouwd gebied'. Alleen de zuidwesthoek van het plangebied is niet binnen de begrenzing van het stedelijk gebied opgenomen. Op deze locatie zijn in voorliggend bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien. De vigerende bosbestemming is hier overgenomen. Het provinciaal beleid is erop gericht om nieuwe verstedelijking plaats te laten vinden binnen bestaand stedelijk gebied en binnen de in de verordening opgenomen zoekrichtingen en zoekzones. Binnen het bestaand stedelijk gebied zijn gemeenten vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen.
In het zuidwestelijk deel van het plangebied liggen verschillende percelen die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Een aantal percelen heeft een status als 'EHS natuur'. Andere percelen zijn aangemerkt als ‘EHS verweving’. Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur. In principe zijn geen bestemmingen toegestaan die de kenmerken of waarden aantasten. Voor de delen van de EHS die binnen het plangebied liggen is in voorliggend bestemmingsplan een passende bestemming opgenomen. Nieuwe ontwikkelingen in de EHS worden niet mogelijk gemaakt en de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied worden niet aangetast.
2.2.3 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
Door de regio Stedendriehoek, waarvan Apeldoorn deel uitmaakt, zijn in de Regionale Structuurvisie de gemeenschappelijke ambities voor het zogenoemde bundelingsgebied (het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied) vastgelegd. De Regionale Structuurvisie bevat een visie over hoe de gemeenten samen naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel kunnen streven.
De regionale structuurvisie kiest voor de bundeling van wonen en werken op twee niveaus. Ten eerste worden nieuwe ruimtebehoeften voor wonen en werken gezocht binnen de grenzen van het bundelingsgebied. Ten tweede wordt ook binnen het bundelingsgebied voor het bundelingsprincipe gekozen. Het principe inbreiding boven uitbreiding is hierbij leidend. Door herstructurering, vernieuwing en intensivering kan een groot deel van de ruimtebehoefte voor wonen en werken in de bestaande steden en dorpen worden gerealiseerd. Naast het ten volle benutten van de capaciteit van bestaande bedrijventerreinen, kiest de Stedendriehoek ook voor het ontwikkelen van een nieuw regionaal bedrijventerrein Beekbergen bij Apeldoorn.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020
Door de gemeente Apeldoorn is de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 opgesteld (april 2000). Deze visie is tot stand gekomen in samenwerking en afstemming met de disciplines Ruimtelijke Ordening, Wonen, Groen, Mobiliteit, Economische Zaken, Grondbedrijf en Projectontwikkeling en met de diensten die verantwoordelijk zijn voor de sociale en culturele onderdelen. De Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie biedt een integraal kader voor de fysiekruimtelijke relevante aspecten.
De Raamnota Apeldoorn (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 maart 1998), die als uitgangspunt voor de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 heeft gediend, doet uitspraken over de gewenste en bestaande ruimtelijke kwaliteit en de ruimtelijke hoofdstructuur van de stad. Samen met de stadsfora zijn de conclusies in de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 gepresenteerd in de vorm van een vijftal ambities. Dit zijn de overkoepelende principes van het plan, waarop wordt teruggevallen als het gaat om het formuleren van het programma van wonen, werken en voorzieningen. Ook de visie als ruimtelijk concept voor de toekomstige ontwikkeling van de stad en het landschap wortelt erin. De vijf overkoepelende principes van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie zijn hierna weergegeven.
- De groene mal, embleem voor het versterken van het groene imago van Apeldoorn.
- Apeldoorn regiocentrum, versterking van de positie als woon-, werk- en voorzieningencentrum in de Stedendriehoek.
- Differentiatie van het bestaand stedelijk gebied, een rijk geschakeerd aanbod voor een gevarieerde vraag.
- Zorgvuldig ruimtegebruik, verdichten en verdunnen in het stedelijk netwerk met versterking van de kansen voor fiets en HOV.
- Koesteren van de omgevingskwaliteit, werken aan leefbaarheid op alle schaalniveaus en in diverse sectoren tegelijk.
Aan de hand van de thema's groen, voorzieningen, wonen, werken en verkeer zijn ten aanzien van het voorgaande conclusies getrokken. Voor het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen is het navolgende van belang.
- Op het bedrijventerrein zijn enkele bestaande laanstructuren, een beek en één bijzondere plek aanwezig. Aangegeven wordt dat oude boslanen en linten van belang zijn voor het structurerend groen op het niveau van de stad. Daarnaast wordt gestreefd naar het herstel van het sprengen- en bekensysteem bij ontwikkeling van locaties voor wonen en werken.
- In het plangebied is een bestaand sport- en recreatieterrein aanwezig. Een deel hiervan is aangewezen als een ontwikkelings-/herstructureringsgebied.
- De wig die wordt gevormd door de Malkenschoten, de Oude Apeldoornseweg en de Zwaanspreng is een locatie waarop een ontwikkeling/herstructurering in de vorm van appartementen wordt beoogd.
- Malkenschoten - Kayersmolen is grotendeels aangeduid als een bestaand bedrijventerrein, waarbij in het westelijk deel tevens sprake is van kantoren. Een aantal gebieden binnen het bedrijventerrein is aangewezen als ontwikkelings- en herstructureringsgebied. Het gaat hierbij om de revitalisering van het Visionpark langs de A1 en het herstructureren van de kanaalzone. Voor de herstructurering van de kanaalzone is het streven erop gericht om wonen en werken met elkaar te verzoenen. Dit kan worden bereikt door ruimte te zoeken voor onder andere kleinschalige bedrijvigheid.
- De Laan van Malkenschoten en de Kayersdijk zijn opgenomen als wegen waarbij ontwikkeling/herstructurering wordt nagestreefd.
2.3.2 Detailhandelsbeleid
Door de gemeente Apeldoorn is de Detailhandelsvisie Apeldoorn opgesteld (juni 2003). Het doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument als vanuit de optiek van het bedrijfsleven. De visie beoogt daarmee het bepalend beleid te zijn voor de uitwerking van (deel-)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen.
Met betrekking tot het bestemmingsplan zijn met name de uitgangspunten met betrekking tot grootschalige en perifere detailhandel van belang. In algemene zin is de ontwikkeling van winkelruimte voor grootschalige, niet volumineuze, detailhandel op perifere locaties niet gewenst. Voor deze formules kan in veel gevallen in het (boven)regionale centrum (het centrum van Apeldoorn) ruimte worden gevonden. Vestiging van grootschalige winkelformules kan in een aantal gevallen, op basis van onder andere verkeers- en stedenbouwkundige aspecten, vraagtekens oproepen of er daadwerkelijk sprake is van een kwalitatieve versterking van de binnenstad. Vestiging van grootschalige detailhandel buiten het centrum wordt op voorhand derhalve niet afgewezen.
Voor perifere detailhandel kan voor Apeldoorn de volgende beleidslijn worden opgesteld.
- Detailhandel in auto's, boten, caravans, fietsen en brandgevaarlijke artikelen op een van de bedrijventerreinen in Apeldoorn (binnen de snelwegen).
- Volumineuze detailhandel (bouwmarkten, tuincentra, etc.) gelijkmatig verspreiden over de kern Apeldoorn, aansluitend aan stedelijk gebied.
- Detailhandel in woninginrichting in centrumgebieden en in een thematisch winkelgebied gericht op wonen.
Vanuit de markt zijn diverse initiatieven gekomen om het stadscentrum van Apeldoorn te versterken. Binnen Apeldoorn is een aantal locaties voorzien waarop het winkelaanbod kan worden uitgebreid.
In het kader van de nota Perifere en Grootschalige detailhandel Apeldoorn (januari 2008) is een integraal onderzoek ten aanzien van de mogelijkheden voor perifere en grootschalige detailhandel in Apeldoorn verricht. Dit onderzoek heeft geen gevolgen voor het plangebied van het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen'. Binnen het plangebied ligt een tuincentrum aan de Malkenschoten. Verder zijn binnen het plangebied geen locaties voor perifere en grootschalige detailhandel aanwezig of voorzien.
2.3.3 Apeldoorn Duurzaam
De nota 'Apeldoorn Duurzaam' (december 2001) geeft een uiteenzetting van het begrip duurzame ontwikkeling zoals de gemeente Apeldoorn dat opvat, plus een aanzet voor omzetting van het streven naar duurzaamheid in beleidsinstrumenten en projecten. De fysieke duurzaamheid krijgt in Apeldoorn gestalte door drie dragende principes in praktijk te brengen: de groene mal, verdichten en verdunnen en de energieneutrale stad.
Dit houdt onder andere in dat ruimte voor groen wordt gezocht. Er worden daarnaast markante verschillen gecreëerd tussen het landelijk en stedelijk gebied, waarbij de gebundelde verstedelijking gepaard gaat het met behoud van het groene karakter. Energie vormt een verbindende schakel bij stedelijke vernieuwing, bedrijventerreinen en economische ontwikkeling in de vorm van onder andere besparen, duurzame bronnen en efficiency. Bedrijven kunnen gezamenlijk sterker staan op het gebied van duurzaamheid. Economische en milieutechnische winst is te behalen door voorzieningen, zoals de installatie van energievoorzieningen en diensten, te delen.
Ter versterking van de economische structuur zet Apeldoorn in op ICT, milieutechnologie, kennisintensieve diensten, kantoorontwikkeling, ruimte-intensieve bedrijvigheid, cultuur, recreatie en verantwoord ondernemen. Het Businesspark Apeldoorn in Apeldoorn-Zuid, dat binnen het plangebied van het bestemmingsplan Malkenschoten - Kayersmolen ligt, is een van de locaties die daar plaats voor bieden.
2.3.4 Nota uitgiftebeleid snippergroen (2008)
Stukken openbaar groen die niet van algemeen belang zijn, komen in aanmerking voor uitgifte aan burgers. De uitgifte kan plaatsvinden binnen het stedelijk gebied van de gemeente Apeldoorn, met uitzondering van de bedrijventerreinen. Aangezien het plangebied voor het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' voornamelijk een bedrijventerrein betreft, is uitgifte van snippergroen op deze locatie niet aan de orde. Daarentegen zijn binnen het plangebied enkele stroken met woonbebouwing aanwezig waarbij, onder de voorwaarden zoals gesteld in de nota, uitgifte van snippergroen mogelijk is.
Bij herziening van bestemmingsplannen heeft dit altijd een doorwerking op de uitgiftekaarten die de gemeente Apeldoorn hanteert, omdat bestemmingen veranderen en daarmee ook de uitgiftemogelijkheden.
2.3.5 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers. De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, de snelwegen en de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden. De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur. De Kayersdijk, Laan van Malkenschoten en Arnhemseweg zijn in de verkeersvisie benoemd als hoofdwegen. De Arnhemseweg is tevens een fietsdoorstroomas.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
2.3.6 Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om invulling te geven aan die verantwoordelijkheid heeft de gemeente externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Het doel hiervan is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en het plaatsgebonden risico te overwegen bij het nemen van besluiten.
De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) 37 risicobronnen. Enkele risicoveroorzakende inrichtingen bevinden zich op de bedrijventerreinen van de gemeente Apeldoorn, maar het merendeel bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente en is derhalve niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. In Apeldoorn is geen spoorwegemplacement. Het Station Apeldoorn is een doorgaand spoor, er wordt niet gerangeerd met goederen.
Apeldoorn heeft één knelpunt waarbij binnen de contour van het plaatsgebonden risico (PR) een kwetsbaar object is gelegen. Dit knelpunt ligt niet binnen het plangebied. Daarnaast is er een beperkt aantal knelpunten met contouren van het plaatsgebonden risico in de projecteerde situatie. Verder heeft Apeldoorn een beperkt aantal knelpunten met de personendichtheid in het invloedsgebied (groepsrisico) in de huidige situatie alsmede in de toekomstige (geprojecteerde) situatie.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over de weg, het spoor en ondergrondse buisleidingen. Ten aanzien van het transport over de weg en door buisleidingen bestaan geen risicovolle aandachts- of knelpunten. Routering van gevaarlijke stoffen is in Apeldoorn niet nodig.
Op basis van de beleidsvisie kan worden bepaald wat de ambities van de gemeente op het gebied van externe veiligheid zijn. Hierbij zal ook worden bezien in hoeverre maatregelen op het gebied van ruimtelijke ordening (vastleggen externe veiligheid in bestemmingsplannen) noodzakelijk zijn.
2.3.7 Uitvoeringsnota Geluid 2005-2009
De gemeente Apeldoorn heeft de ambitie om ongewenste milieusituaties te saneren en voor de toekomst het milieubelang duidelijker te betrekken bij de planontwikkeling voor wonen, werken en verkeer. Voor het aspect geluid zijn ambities en handvatten opgenomen in de Uitvoeringsnota Geluid.
Met betrekking tot het wegverkeerslawaai en het spoorweglawaai zijn geen ambities geformuleerd voor het plangebied 'Malkenschoten - Kayersmolen'. Bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen wordt in de uitvoeringsnota genoemd als een gezoneerd industrieterrein. Bedrijven op een gezoneerd industrieterrein mogen op de zonegrens gezamenlijk niet meer dan 50dB(A) produceren. Om de totale geluidsbelasting te kunnen bepalen zijn de geluidsbronnen van alle bedrijven ondergebracht in een rekenmodel.
Toekomstige geluidshinder dient te worden voorkomen. Daarom is door de gemeente Apeldoorn een handreiking Geluid in bestemmingsplannen en projecten opgesteld. De handreiking geeft aanwijzingen voor het maken van keuzes met betrekking tot geluid in ruimtelijke plannen of projecten. Ook geeft de handreiking mogelijke maatregelen en oplossingen om overschrijding van de geluidsnormen te voorkomen.
2.3.8 Geurbeleid
Het geurbeleid van de gemeente Apeldoorn komt tot uiting in de 'Handreiking geurbeleid en milieuvergunningen' (maart 2004) en de 'Beleidsnotitie Industrieel Geurbeleid Apeldoorn' (april 2004).
Een nieuwe woonlocatie, of een anderszins geurgevoelige bestemming, kan op een zodanige afstand van stankbronnen (en andersom) worden gepland, dat geen of slechts acceptabele mate van hinder te verwachten is. Indicaties voor aan te houden afstanden met betrekking tot een bedrijventerrein zijn onder meer te ontlenen aan vergelijkbare activiteiten of bedrijven uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. In bijzondere situaties kan maatwerk nodig zijn, waarbij diverse vormen van geuronderzoek kunnen worden uitgevoerd. Van de VNG-publicatie mag slechts worden afgeweken indien dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onwenselijke situatie.
Gezien het type bedrijven dat in Apeldoorn is gevestigd, alsmede het aantal ontvangen klachten omtrent stankoverlast, is een lokaal gemeentelijk geurbeleid slechts voor een handvol bedrijven van toepassing. Als voorbeeld kan worden gedacht aan enkele bedrijven in Apeldoorn die vallen in de branche kunststofverwerkende industrie. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat in Apeldoorn geen echte geurproblematiek voorkomt.
2.3.9 Woonbeleid
In de woonvisie Wonen in Apeldoorn 2010 (2002) schetst de gemeente Apeldoorn haar visie op Apeldoorn als woonstad. Deze visie is doorvertaald in instrumenten die worden gehanteerd om het beleid in praktijk te brengen, te weten: de woonatlas, het woningbouwprogramma en het prestatiecontract met corporaties. Tussentijds wordt de woonvisie bijgestuurd en aangevuld op basis van tussentijdse resultaten en mogelijk veranderende inzichten en ontwikkelingen. In 2007 is de woonvisie uit 2002 geactualiseerd. Voor twee van de zeven thema's, die ook in de voorgaande woonvisie werden genoemd, is een nieuwe visie opgesteld. De nieuwe visie richt zich met name op de kernvoorraad en de wachttijden voor woningen.
Voor de thema's doelgroepen, kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, bouwproductie, kloof tussen huur en koop en consumentgericht bouwen is sprake van een hernieuwde focus. Deze thema's zijn op basis van de huidige woningmarkt geactualiseerd.
In de woonvisie wordt het beleid ten aanzien van het wonen en de woonomgeving geformuleerd. Een hulpmiddel bij de realisatie van wijkvernieuwingsplannen is de Woonatlas 2005, waarin de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling van de woningvoorraad per stadsdeel zijn weergegeven. De woonatlas heeft tot doel de transformatie van de woningvoorraad op locatieniveau aan te sturen.
In de woonatlas is het stedelijk gebied van Apeldoorn opgedeeld in acht stadsdelen. Het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen is grotendeels opgenomen in het stadsdeel 'Zuid'. In de woonatlas is de structuurplankaart van Apeldoorn opgenomen. Op deze kaart is aangegeven dat in de toekomst voor de wig tussen de woonwijk Rivierenkwartier, Oude Beekbergerweg en de Malkenschoten appartementen worden beoogd. Met betrekking tot het plangebied worden verder geen specifieke beleidsuitgangspunten vermeld. Algemeen geldt dat bij de nadere uitwerking van het woningbouwprogramma bijzondere aandacht wordt gegeven aan de ontwikkeling van duurdere huur- en koopwoningen en de realisatie van stadswoningen op de daarvoor geschikte locaties in de dure koopsector. Een klein deel van het plangebied (de westrand van het plangebied) is opgenomen in het stadsdeel 'Zuid-West'. Met betrekking tot het plangebied worden geen concrete uitgangspunten genoemd.
De woonatlas geeft inzicht in de dragende structuren van het stadsdeel Zuid. Voor het plangebied geldt dat binnen de grenzen bestaande en beoogde sportvoorzieningen en bestaande en toekomstige recreatievoorzieningen aanwezig zijn. Hiermee wordt gedoeld op het kinderparadijs, het sportcomplex en de modelsportvereniging/crossvereniging. De Kayersdijk en de Laan van Malkenschoten zijn aanduid als congestievrije ontsluitingsweg. De Oude Apeldoornseweg/Oude Beekbergerweg is een doorstroomas van het fietsnetwerk.
2.3.10 Revitalisering bedrijventerreinen
Een aantal van de Apeldoornse bedrijventerreinen vertoont zichtbare kenmerken van veroudering, zowel in de openbare ruimte als op de private percelen. De bedrijventerreinen maken deel uit van het stedelijk weefsel van de stad, waardoor de (toekomstige) ruimtelijke kwaliteit van de terreinen en de relatie tussen de terreinen en hun omgeving van groot belang is. Om te voorkomen dat de vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van de bedrijventerreinen terugloopt, zijn maatregelen vereist. Voor een aantal bedrijventerreinen is revitalisering derhalve gewenst.
Voor het bedrijventerrein Kayersmolen is, in combinatie met het bedrijventerrein Kuipersveld, een eerste verkenning verricht naar de mogelijkheden voor revitalisering. In deze verkenning (juni 2007) zijn de knelpunten geïnventariseerd en zijn oplossingsscenario's aangegeven, waarbij ook een indicatieve financiële onderbouwing is gemaakt. Het blijkt dat de problematiek zowel in de openbare ruimte als op privéterrein (te dichte bebouwing, leegstand, beeldkwaliteit) speelt.
Om voldoende effect te bereiken van de inzet van (financiële) middelen in de openbare ruimte, dienen tevens maatregelen te worden genomen op de bedrijfspercelen zelf. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan sanering, opheffing van leegstand, kavelruil en herontwikkeling. Om de revitalisering een duurzaam karakter te verschaffen, kunnen parkmanagementorganisaties worden opgericht, die er samen met de gemeente voor zorg dragen dat de bedrijventerreinen bij de tijd blijven.
2.3.11 Apeldoorns Waterplan 2005-2015
Het waterplan is bedoeld als koepeldocument voor alle water- en watergerelateerde plannen in Apeldoorn en beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en de gemeente Apeldoorn op water in de stad en de dorpen. Het plan wordt gebruikt als kaderstelling voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets. De hoofdlijnen van het waterplan zijn:
Afkoppelen en bergen
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk worden afgekoppeld om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Deze zones worden, overal waar dat mogelijk is, ingericht voor waterberging.
Herstel van beken en sprengen
Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen, die worden ingericht, krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Dit is met name van belang voor de ijsvogel en de beekprik. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding.
Saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater
Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water wordt, samen met het grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, geheel benut. De 'Ladder van Apeldoorn' geeft hierbij de volgorde aan van het gebruik van het water. In eerste instantie wordt het water aangewend voor duurzame energie (koude/warmteopslag of -onttrekking). Vervolgens gaat het water als voeding naar de beken, daarna naar het kanaal en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding. Voor het saneren van het grondwater en het stimuleren van onderlinge samenwerking is het plan om een grondwaterbank in het leven te roepen, waarin de belangen van alle partijen bij elkaar worden gebracht, de financiën worden beheerd en de kosten worden gedrukt.
Afvalwater
De belangrijkste elementen van de strategie omtrent de verwerking van het regen- en afvalwater zijn als volgt.
- Het aantal riooloverstorten en de afvoer van schoon water via de rioolwaterzuiveringsinstallatie worden verminderd. Dit gebeurt bij de herinrichting van het bestaand stedelijk gebied door het regenwater af te koppelen van het riool, dan wel niet aan te koppelen. Het regenwater wordt gebruikt voor infiltratie of wordt geloosd op het oppervlaktewater van onder andere de beken en sprengen, waar berging plaatsvindt.
- Voor de berging en afvoer van het regenwater wordt beekherstel uitgevoerd. Hierdoor ontstaat ruimte voor water in het stedelijk gebied. In de beekzones wordt het water geborgen in wadi's, die met een overloop in verbinding staan met de beek. De beken bieden ruimte aan een normaal profiel (stedelijke en hoogstedelijke beekzone) of een extra ruim profiel (landelijke, parkachtige en dorpsbeekzone). Het water verhoogt bovendien de ecologische en recreatieve waarde van de beken en het landschap.
- Bij het (her)inrichten van de beken en sprengen wordt rekening gehouden met het toekomstige gebruik van het water als drink- en proceswater. Dit betreft de Grift (inclusief de voedende beken), de Veldhuizerspreng en het eerste pand van het Apeldoorns Kanaal (eveneens inclusief de voedende beken).
- Het aantal schoonwaterlozingen (rioolvreemd water) op het riool wordt teruggedrongen.
- Overwogen wordt om het gezuiverde afval- of rioolwater dat op het oppervlaktewater wordt geloosd na te zuiveren in een waterpark. Hier wordt de zuivering gekoppeld aan andere functies, zoals natuurontwikkeling.
- De basisinspanning en het waterkwaliteitsspoor worden verder uitgevoerd.
- De riolering wordt op orde gehouden.
Oppervlaktewater
Voor het oppervlaktewater is de navolgende strategie ingezet.
- Het water wordt schoon gehouden en kwaliteitsverslechtering wordt niet toegestaan. Hiervoor wordt onder andere het aantal puntbronnen teruggedrongen, restrictief beleid met betrekking tot lozingsvergunningen gevoerd, diffuse emissie voorkomen door het stimuleren van niet uitlogende materialen, gericht hondenuitlaatbeleid gevoerd en voorkomen dat directe lozing van het afstromende regenwater van verharde oppervlakken via bodempassage plaatsvindt.
- Het afkoppelen van schone waterstromen van de minder schone. Oppervlaktewateren met een riooloverstort worden niet verbonden met oppervlaktewater waar geen riooloverstort is.
- Zuiveren (als laatste uit de trits schoonhouden-scheiden-zuiveren) van het water.
- Het saneren van de verontreinigde waterbodems door de verontreiniging aan de bron aan te pakken en de kans op herverontreiniging tot een minimum te beperken. Voorrang wordt gegeven aan de sanering van oppervlaktewater met milieuhygiënisch of beheersmatig hoge prioriteit.
- Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is verboden in de direct langs water gelegen zones. Op andere plaatsen, waar dit niet tot verslechtering van de waterkwaliteit leidt, wordt het gebruik niet in de weg gestaan. Er wordt een ontmoedigend beleid ten aanzien van het toenemend gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen gevoerd.
Zwaanspreng
In de bijlagen van het waterplan is een visie op de Zwaanspreng, een watergang binnen de grenzen van het plangebied, opgenomen. De Zwaanspreng is een van de jongere sprengen die in 1869 is aangelegd om het Apeldoorns Kanaal van water te kunnen voorzien.
De strategie is gericht op het behoud en deels herstellen van de Zwaanspreng (ter hoogte van het TNO-terrein). Het streefbeeld is een natuurlijk ogende beek die het Apeldoorns Kanaal en de loop van de Kayersbeek richting het kanaal voedt. De oevers hebben een landelijk karakter door de lijnvormige opgaande beplanting. Het profiel blijft technisch.
Watertoets
Bij de uitbreiding van nieuw stedelijk gebied of bij de herinrichting van bestaand stedelijk gebied zijn de gemeente en het waterschap wettelijk tot watertoetsen verplicht.
Ruimtelijke ontwikkelingen worden onder meer getoetst aan het waterplan, waardoor de gevolgen van ruimtelijke voornemens voor het waterbeheer voor iedereen duidelijk in beeld worden gebracht. De uitgangspunten voor de watertoets zijn in de bijlage van het waterplan opgenomen.
2.3.12 Beleidsnota hoogbouw 'Ruimte door Hoogte'
De beleidsnota hoogbouw geeft de koers aan voor hoogbouw in Apeldoorn. Deze nota is cruciaal voor de beantwoording van de vraag of concrete hoogbouwplannen een kans van slagen hebben. Ook levert de nota een input bij de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen en is het een belangrijk communicatiemiddel richting initiatiefnemers voor hoogbouw in Apeldoorn.
De nota heeft betrekking op gebouwen hoger dan 25 meter binnen het bestaand stedelijk gebied (kerktorens, minaretten, schoorstenen, windmolens, silo's en dergelijke buiten beschouwing gelaten). Apeldoorn heeft een grote herstructurerings- en inbreidingsopgave. Het realiseren van deze opgave zonder hoogbouw is een bedreiging voor het transparante en groene karakter van Apeldoorn. Door het toepassen van hoogbouw blijft meer (groene) ruimte behouden.
Om hoogbouwinitiatieven adequaat en inzichtelijk te kunnen behandelen is gekozen voor een getrapte toetsing. De eerste stap is het beantwoorden van de vraag of het hoogbouwinitiatief qua locatie en hoogte stedenbouwkundig mogelijk is. De tweede stap is de toetsing van de effecten van het gebouw op zijn directe omgeving en de kwaliteit van het gebouw zelf. Deze toetsing vindt plaats door middel van de Hoogbouw Effect Rapportage (HER) zoals uitgewerkt in de toelichting van de beleidsnota. Als in beide stappen sprake is van een positief oordeel, kan medewerking worden verleend.
Voor de stedenbouwkundige toets wordt onderscheid gemaakt in twee hoogbouwzones: De Grote Lijn en Buiten De Grote Lijn. Voor De Grote Lijn is aangegeven dat hoogbouw in de kanaalzone zondermeer verantwoord is, mits deze landschappelijk precies geplaatst wordt ten opzichte van zichtlijnen, voorgrond en achtergrond en passend is bij de karakteristiek van het specifieke deel. Bij nieuwe bestemmingsplannen wordt hoogbouw offensief ingezet en bij de opstelling hiervan wordt hoogbouw planologisch mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. Buiten De Grote Lijn kan in meerdere stadsdelen op zeer verantwoorde wijze hoogbouw worden gerealiseerd. Deze hoogbouw wordt niet offensief benaderd; er wordt uitsluitend op basis van concrete initiatieven afgewogen of het initiatief stedenbouwkundig verantwoord is. In verband met het effect op het landschap is een maximale hoogte van 70 meter in de hoogbouwzone Buiten De Grote Lijn verantwoord.
In het plangebied Malkenschoten - Kayersmolen is de realisering van hoogbouw (bebouwing hoger dan 25 meter) niet aan de orde. De beleidsnota hoogbouw heeft dus geen directe consequenties voor dit bestemmingsplan.
2.3.13 Welstandsnota
De kadernota 'Over welstand geschreven' van de gemeente Apeldoorn is opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit te behouden en zoveel mogelijk te versterken. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Het doel van het welstandsbeleid is een bijdrage te leveren aan de ruimtelijke kwaliteit van Apeldoorn als mooie en groene gemeente. Bouwplannen worden getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken. Op 12 mei 2011 heeft de gemeenteraad de herijkte kadernota vastgesteld. De herijkte kadernota is ten opzichte van de voorgaande versie (2004) aangepast aan de beleidsnota hoogbouw, het eindrapport 'minder strikte welstand' en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het welstandsbeleid maakt onderscheid in verschillende soorten bouwwerken.
- Voor grotere bouwwerken gaat welstand uit van gebiedskwaliteiten. Hierdoor kan een ontwerper van een bouwplan zich laten inspireren door de omgeving van het toekomstige bouwwerk.
- Voor kleine bouwwerken is per soort bouwwerk aangegeven wat wel en niet is toegestaan. Hiervoor zijn overzichtelijke checklisten opgesteld in de vorm van sneltoetscriteria.
Niet voor ieder perceel in Apeldoorn gelden gelijke welstandseisen. Vanwege onder andere verschillende bouwstijlen en het kwaliteitsniveau van verschillende gebouwen en hun omgeving is voor ieder perceel één welstandsthema en één welstandsniveau opgesteld. In sommige gevallen gelden aanvullende eisen omdat een gebouw in de zone van een structuur valt. De combinatie van structuur, thema en niveau bepaalt uiteindelijk welk toetsingskader van toepassing is. Het plangebied behoort voor een groot deel tot het welstandsthema 'bedrijventerreinen'. Daarnaast komen in het plangebied de welstandsthema's 'sport en recreatie', 'parken, groenzones, begraafplaatsen', 'instituten en buitenplaatsen' en 'lintbebouwing' voor. Gebieden langs de hoofdontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein en gebieden die een cruciale betekenis hebben voor het totaalbeeld van de stad zijn opgenomen in het welstandsniveau 'zwaar'. Uitgangspunt voor dit welstandsniveau is het handhaven, herstellen en versterken van gewaardeerde ruimtelijke karakteristieken. Daarbij wordt zowel op de relatie met de omgeving, op het bouwplan op zich als op de detaillering gelet. Percelen langs secundaire wegen en binnenterreinen zijn ondergebracht in een lager welstandsniveau.
Vanwege de ruimtelijke ontwikkelingen op het Visionpark (het voormalige Philipsterrein) is een beeldkwaliteitplan vervaardigd als handreiking voor de ruimtelijk kwaliteit. Dit beeldkwaliteitplan wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het beeldkwaliteitplan vormt zowel een inspiratiekader (hoofdstuk 1 en 2 van het beeldkwaliteitplan) als een toetsingskader voor de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (de matrix in hoofdstuk 3 van het beeldkwaliteitplan).
2.3.14 Beleidsnota Cultuurhistorie: I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties.
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Streven naar behoud van archeologische waarden.
- Middelhoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Streven naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quickscan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
In bestemmingsplannen wordt voor de archeologische monumenten en de gebieden met een hoge en middelhoge trefkans een beschermende regeling opgenomen, waarbij met name gedacht moet worden aan een verbod om zonder archeologisch onderzoek dieper te graven dan 0,35 meter. Dit wordt vertaald door middel van een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden en/of in de bouwregels.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen:
- Bij een hoge attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht.
- Bij een gemiddelde attentiewaarde geldt het streven naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht.
- Bij een lage attentiewaarde wordt aanbevolen om cultuurhistorische waarden te behouden, te herstellen en te versterken. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quickscan naar objecten verplicht.
In bestemmingsplannen zullen de waardevolle gebieden een beschermende regeling krijgen, waarmee de karakteristiek gewaarborgd is, zeker in combinatie met het welstandsbeleid. Ontwikkelingen blijven mogelijk, maar deze moeten voldoen aan een hoge ruimtelijke kwaliteit die passend is.
Specifieke object- of terreingericht waarden worden niet op de plankaart aangegeven. Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten worden beschermd door de Monumentenwet respectievelijk de Monumentenverordening. De cultuurhistorische waardekaart met bijbehorende teksten omschrijft het karakter van de betreffende gebieden. Het ruimtelijk beleid van de gemeente Apeldoorn, zoals onder meer verwoord in de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020, wordt doorvertaald in bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt bepaald hoe groot een gebouw mag zijn, welke functies er toegestaan zijn en waar het mag staan. Hier ligt een duidelijk raakvlak tussen welstand en het bestemmingsplan. Welstand kan nadere eisen stellen aan het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken. Bij strijdigheid tussen het welstandsbeleid en het bestemmingsplan is het bestemmingsplan bepalend.
2.3.15 Beleidsnotitie regeling tuincentra in bestemmingsplannen
Het doel van deze notitie is onder andere om te komen tot een algemeen bruikbare definitie en assortimentomschrijving van een tuincentrum en te komen tot een goede regeling voor tuincentra in bestemmingsplannen.
In de notitie wordt ingegaan op de begripsbepalingen voor het basisassortiment en het aanvullend assortiment die in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen. Daarnaast zijn standaard regels opgenomen voor een bestemming 'Tuincentrum'. Deze regeling voor tuincentra is bij het opstellen van het bestemmingsplan Malkenschoten - Kayersmolen in acht genomen.
3 Bestaande Situatie Plangebied
3.1 Historische Ontwikkeling
Apeldoorn wordt voor het eerst in de 8e eeuw vermeld onder de naam Appoldro. In de 13e en 14e eeuw was Apeldoorn al een kerkdorp. De Veluwe werd in de Middeleeuwen doorsneden met handelsroutes, waarbij Apeldoorn als vergaderplaats heeft gefungeerd vanwege de centrale ligging.
Apeldoorn ligt op de oostflank van een stuwwal, op de grens van hoog en laag/droog en nat. Deze situatie was ideaal voor de ontwikkeling van een landbouwcultuur met een goede watervoorziening. Op grond van de ligging kon Apeldoorn worden gerangschikt onder de zogenaamde flank-esdorpen. De boerderijen waren dicht bij elkaar rondom een brink gebouwd, met daaromheen het bouwland.
Vanaf 1590 is een sprengenstelsel aangelegd ten behoeve van de papierfabricage. De stedelijke ontwikkeling werd rond 1810 aangezet. Deze ontwikkeling kwam niet tot stand door industrialisatie, maar door het initiatief van koning Willem I om Het Loo als residentiële buitenplaats te kiezen. In 1840 werd door de opkomende nijverheid en industrialisatie in Apeldoorn het sprengenstelsel verbeterd.
Rond 1850 kenmerkte Apeldoorn zich door lintbebouwing in noord-zuidrichting langs de Dorpsstraat. In het noorden leidde dit lint naar één van de assen van paleis Het Loo, in het zuiden kreeg dit lint een vervolg in de weg naar Arnhem. In de tweede helft van de 19e eeuw ontwikkelde het agrarische dorp Apeldoorn zich steeds meer tot een villadorp. De verkaveling van enkele landgoederen in de loop van de tweede helft van de 19e eeuw en de aanleg van spoorlijnverbindingen boden voor welgestelden de mogelijkheid zich te vestigen nabij het paleis in een fraaie omgeving, met aansluiting op het spoorwegnet. De belangrijke wegen, onder andere richting Zutphen, Deventer en Arnhem, werden bestraat of begrind. De ambachtelijke bedrijven, waaronder de papierfabrieken, bleken veelal niet meer rendabel te zijn en werden omgebouwd tot wasserij/blekerij. Deze markt werd voor Apeldoorn door de snelle groei belangrijk. De industriële ontwikkeling vond met name plaats langs het Apeldoorns Kanaal.
In de periode 1900-1940 nam het aantal inwoners van de gemeente Apeldoorn snel toe. De aantrekkelijkheid van Apeldoorn werd gevormd door de mooie omgeving, het van de grond komen van onderwijs- en gezondheidszorginstellingen en het steeds sterker wordende toerisme. De gemeente voerde daarbij tevens een aantrekkelijk woonbeleid. De bevolkingstoename bracht veel werk voor de bouwnijverheid met zich mee, maar op industrieel vlak bleef de ontwikkeling enigszins achter. Dit werd met name veroorzaakt door de toenemende buitenlandse concurrentie voor de papierfabricage.
Tot 1960 verliep de ontwikkeling van Apeldoorn vrij natuurlijk. Door de vestiging van de overheids- en zakelijke dienstverlening ontstond een grote werkgelegenheidsgroei. Ook maakte de woningbouw een explosieve groei door, waardoor veel van de oorspronkelijke landschappelijke structuren ter plaatse van de woningbouwlocaties verloren zijn gegaan. Door het kanaal en de spoorlijnen is Apeldoorn in vier delen opgesplitst. Een vergelijking tussen de historische kaart anno 1907 en de topografische kaart anno 2005 leert dat in een periode van honderd jaar, ondanks de grootschalige ruimtelijke ontwikkeling, veel historische lijnen herkenbaar zijn gebleven. Bij veel ontwikkelingen (met uitzondering van de uitleggebieden voor woningbouw) zijn de historische wegen en structuren in het landschap in acht genomen.
De huidige hoofdstructuur binnen Apeldoorn wordt, evenals in 1907, gevormd door de spoorwegen, het Apeldoorns Kanaal en de wegen vanuit de binnenstad naar Arnhem en Deventer. Infrastructureel is een aantal ingrijpende veranderingen doorgevoerd. Hierbij gaat het om de aanleg van de A1 ten zuiden van Apeldoorn, de A50 ten oosten van Apeldoorn en de aanleg van de ringweg binnen de bebouwde kom. Bij de aanleg van deze infrastructuur is niet uitgegaan van de landschappelijke structuur, waardoor deze ter hoogte van deze infrastructuur is verdwenen. Uitbreiding van Apeldoorn heeft plaatsgevonden langs en tussen de historische infrastructuur. De stad is in de huidige situatie gegroeid tot de A1, de A50 en het bosgebied ten westen van Apeldoorn, die tot op heden een barrière vormen voor verdere uitbreiding.
Het bestemmingsplangebied is van oorsprong een zeer nat en drassig gebied. Dit wordt mede veroorzaakt door de ligging aan de voet van de Veluwe. Vrij centraal is op historische kaarten de Nagelpoel te zien. Dit was een groot vergaarbekken voor kwelwater vanuit het Veluwemassief. Samen met het Beekbergerwoud is het gebied vrij laat ontgonnen (tweede helft 19e eeuw). Door het graven van de Kayersbeek kon gebruik gemaakt worden van het water om watermolens aan te drijven. De Kayersmolen, die in 1866 per abuis Keizersmolen wordt genoemd, stamt uit 1705. Hoewel het plangebied van oorsprong een nat gebied is geweest, verliep de watervoorziening van het Kanaal Zuid moeizaam. De Eerbeekse, Loenense en Beekbergse beken moesten ongebruikt onder het kanaal worden doorgevoerd om het droogleggen van lager gelegen gebieden en watermolens te voorkomen. In aanvulling op de Zwaansprengen (1870), de (verlegde) Kayersbeek en de zuidelijker gelegen Oude Beek en Oosterhuizersprengen, moesten de Veldhuizerspreng (1869-1872) en Vrijenbergerspreng (1874-1876) worden gegraven om het kanaal te voeden. Pas vier jaar na de voltooiing van het kanaal was scheepvaart mogelijk.
Rond 1900 bestond een groot deel van het plangebied nog uit heide. Langs de zuidelijke grens van het gebied werden wat gronden ontgonnen die deel uitmaakten van het Beekbergsche Broek. Ook langs de Arnhemseweg is activiteit te zien vanaf eind 19e eeuw. Hier ontwikkelden zich enige landgoederen met bijbehorend bos. Zo ontstond onder andere het Brandts Bos (circa 1930) in de zuidwestelijke hoek en de Zwaan als bedrijf. De spreng is vernoemd naar dit bedrijf. De Zwaanspreng en de Kayersbeek lopen parallel langs de noordelijke grens van het plangebied. De Zwaanspreng voert het water af in oostelijke richting, terwijl de Kayersbeek naar het noorden afbuigt, richting de Kayersmolen.
Van de historisch infrastructuur zijn de volgende elementen nog binnen het plangebied aanwezig: de Arnhemseweg, de Paramariboweg, het Nagelpoelsche dijkje, de spoorlijn en het kanaal. In het westen van het plangebied ligt de Arnhemseweg, een historische route tussen de historische stad en Arnhem. Direct ten oosten van het plangebied ligt het Apeldoorns Kanaal, met ten westen daarvan een spoorlijn. In oost-westrichting doorkruist de Zwaanspreng het plangebied. De Zwaanspreng wordt beëindigd door het Apeldoorns Kanaal.
In 1907 kende het plangebied een strokenverkaveling die veelal oost-west gericht was. De relatief smalle verkavelingsstroken werden gebruikt voor bebossing, heide en natte weiden. In dit gebied lag een stelsel van landwegen. De ligging van deze landwegen heeft grotendeels de huidige ruimtelijke structuur van het plangebied Malkenschoten - Kayersmolen bepaald. De bebouwing is in dezelfde richting geplaatst als de landwegen.
3.2 Ruimtelijke Structuur
3.2.1 Ontsluiting
De hoofdwegen in het plangebied Malkenschoten-Kayersmolen zijn in noord-zuidrichting de Kayersdijk en de Arnhemseweg. In oost-westrichting zijn dat de Laan van Malkenschoten en de Lange Amerikaweg. De Kayersdijk sluit via de op- en afritten van de rijksweg A1 (Amersfoort-Deventer) aan op het autosnelwegennet. De Kayersdijk is daarmee een directe verbinding tussen het autosnelwegennet en de Centrumring van Apeldoorn. In zuidelijke richting sluit de Kayersdijk aan op de toekomstige verbinding naar het Regionaal Bedrijventerrein Zuid. Direct ten oosten van de Kayersdijk ligt een spoorlijn. De toeristische stoomtrein van de VSM maakt hier gebruik van. Ook de VAM (afvalverwerking) maakt dagelijks gebruik van deze spoorlijn.
Parallel aan de Kayersdijk loopt de Arnhemseweg. De Arnhemseweg is de directe verbinding tussen de Centrumring en Beekbergen. Ten zuiden van Beekbergen sluit de Arnhemseweg (N788) aan op de rijksweg A50. De Arnhemseweg is ook een belangrijke route voor het fietsverkeer, namelijk een fietsdoorstroomas.
Tussen de Arnhemseweg en de Kayersdijk ligt de Laan van Malkenschoten. Ten oosten van de Kayersdijk gaat deze over in de Lange Amerikaweg. Een gedeelte van het bedrijventerrein Malkenschoten is direct aangesloten op de Kayersdijk en Laan van Malkenschoten. Een aantal andere wegen van het bedrijventerrein takt aan op de Oude Apeldoornseweg, die geen deel uitmaakt van het hoofdwegennet.
3.2.2 Groen
Het bedrijventerrein wordt nagenoeg geheel omkaderd door groenvoorzieningen. Langs de A1 is een brede groenzone aanwezig. Deze groenzone onttrekt het bedrijventerrein grotendeels aan het zicht.
In het westen grenst het bedrijventerrein aan een bosgebied. Dit bosgebied, dat een provinciale bescherming heeft als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur, grijpt op een aantal plaatsen in het plangebied. De gebouwen in het westelijk deel van het plangebied zijn daardoor omgeven door bebossing.
In het noorden wordt de groene begrenzing van het plangebied gevormd door de Zwaanspreng en de Kayersbeek. De Zwaanspreng is een waterloop die in een groenzone ligt. Deze groene zone vormt een buffer tussen de noordelijke woongebieden en het bedrijventerrein, met als belangrijk onderdeel de forellenkwekerij aan de Kayersdijk. In noordelijke richting, langs de Kayersdijk, wordt het groene karakter bepaald door grasvelden met opgaande beplanting. Ten oosten van het bedrijventerrein ligt het Apeldoorns Kanaal. Dit kanaal wordt begeleid door bomen.
Binnen de grenzen van het plangebied zijn, naast de hiervoor genoemde groenvoorzieningen, groenvoorzieningen aanwezig die voor de groene aankleding van het bedrijventerrein zorgen. De groenvoorzieningen bevinden zich voornamelijk ter hoogte van de hoofdontsluitingswegen van het bedrijventerrein. Zowel de Kayersdijk, de Laan van Malkenschoten als de Arnhemseweg worden grotendeels begeleid door groenstroken en opgaande beplanting. Deze groene routes vormen een onderdeel van de stedelijke groene hoofdstructuur.
3.2.3 Bebouwd gebied
De bebouwing op het bedrijventerrein varieert van kleine tot zeer grote panden, die vrijwel allemaal zijn georiënteerd op de wegenstructuur en over het algemeen op korte afstand van de straat staan. In het oosten van het bedrijventerrein bevinden zich grootschaligere gebouwencomplexen. Daarnaast zijn grote panden veelal dichtbij de hoofdontsluitingswegen gebouwd. Kleinere panden zijn over het algemeen op achterterreinen en op grotere afstand van de hoofdinfrastructuur gebouwd.
Goot- en bouwhoogte
De bebouwing binnen het plangebied is variabel in hoogte, maar bestaat veelal uit bedrijfshallen met een maximale hoogte van circa 8 meter. De hoogte van de bebouwing is sterk afhankelijk van de functie van de bebouwing, waarop in paragraaf 4.3 nader wordt ingegaan.
De bebouwing binnen het plangebied is hoofdzakelijk zonder kap uitgevoerd, waardoor de goothoogte gelijk is aan de bouwhoogte. Bebouwing met een kap bevindt zich met name aan de historische bebouwingslinten in het plangebied, zoals de Arnhemseweg en de Oude Apeldoornseweg. Daarnaast is ook langs de Zwaanspreng en de Paramariboweg bebouwing met een kap aanwezig.
Ten zuidwesten en ten zuidoosten van de rotonde in de Arnhemseweg/Laan van Malkenschoten, en tevens ter hoogte van een entree van het bedrijventerrein, bedraagt de hoogte van de bebouwing circa 16 tot 20 meter. Binnen het plangebied zijn enkele hoogteaccenten aanwezig. Deze bevinden zich op de hoek van de Kayersdijk/Lange Amerikaweg (15 meter), in de zuidwest oksel van de Laan van Malkenschoten/Oude Apeldoornseweg (16-20 meter) en ter hoogte van de Kayersdijk (15 meter).
Op het bedrijventerrein is een overgang in bouwhoogten waarneembaar. De hoogste bebouwing bevindt zich hoofdzakelijk aan de hoofdontsluitingswegen. De hoogte achter deze bebouwing, veelal aan de secundaire ontsluitingswegen gelegen, neemt af tot een minimale hoogte van circa 3 meter.
De (woon)bebouwing met een kap die in het plangebied aanwezig is, heeft over het algemeen een goothoogte van circa 4 meter en een nokhoogte van circa 8 meter.
Bebouwingsdichtheid
Qua bebouwingsdichtheid is het plangebied op te delen in twee zones. Het bedrijventerrein kent overwegend een hoge bebouwingsdichtheid, doordat op de percelen in het noordoosten, oosten, zuiden en westen van het plangebied omvangrijke bebouwing aanwezig is. In het noorden van het plangebied is een overgangsgebied van het bedrijventerrein naar de noordelijke woonwijk aanwezig. In dit gebied zijn kleinschalige gebouwen op grote percelen aanwezig.
3.2.4 Analyse ruimtelijke structuur
Ontsluiting
Huidige situatie
De Arnhemseweg, Kayersdijk, Laan van Malkenschoten en de Lange Amerikaweg maken deel uit van het hoofdwegennet. Op deze wegen is per rijrichting één rijstrook aanwezig. Ter hoogte van de aansluitingen met andere wegen zijn vaak aparte opstelvakken voor het afslaand verkeer aanwezig. De rijbanen op de Kayersdijk zijn door een brede groenstrook met een dubbele rij bomen gescheiden.
De kruispunten Kayersdijk – noordelijke op-/afritten rijksweg A1, Kayersdijk – Lange Amerikaweg, Kayersdijk – Laan van Malkenschoten worden met verkeerslichten geregeld. Het kruispunt Laan van Malkenschoten – Arnhemseweg is vormgegeven als een tweestrooksrotonde (twee stroken op de rotonde) met één rijstrook/opstelstrook per naderingsrichting. De aanwezige fietspaden langs het hoofdwegennet zijn vrijliggend. Het kruispunt Laan van Malkenschoten – Oude Apeldoornseweg is duidelijk bescheidener in vormgeving, namelijk een enkelstrooksrotonde (één rijstrook op de rotonde) met één rijstrook/opstelstrook per naderingsrichting. De Oude Apeldoornseweg en de wegen op het bedrijventerrein hebben één rijstrook per rijrichting, maar geen aparte opstelvakken voor afslaand verkeer. Aan weerszijden zijn smalle groenstroken aanwezig. Het parkeren concentreert zich hoofdzakelijk op eigen terrein.
Knelpunt
In de huidige situatie treedt op de drie hoofdwegen regelmatig filevorming op tijdens de spitsperioden. In de ochtendspits heeft vooral het verkeer vanaf de A1 naar het bedrijventerrein hier last van. De staart van de file komt regelmatig tot op de A1, met alle daaraan verbonden verkeersveiligheidsproblemen. Als het autoverkeer het kruispunt Kayersdijk - Laan van Malkenschoten gepasseerd is, komt het bij de volgende flessenhals, de rotonde Oude Apeldoornseweg. Ook op de Arnhemseweg treedt er voor de rotonde Arnhemseweg - Laan van Malkenschoten file op (verkeer van Beekbergen naar Apeldoorn en vice versa). De bussen op de OV-as Arnhem - Apeldoorn (vice versa) lopen hierdoor vertraging op.
Behalve bereikbaarheidsproblemen is er met name op de kruispunten sprake van problemen met betrekking tot de verkeersveiligheid. In het overzicht van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Gelderland (ROVG) van gevaarlijke kruispunten en wegvakken in Gelderland (2005 t/m 2009) staan de kruispunten Laan van Malkenschoten - Arnhemseweg en Laan van Malkenschoten - Oude Apeldoornseweg respectievelijk op plaats 3 en 6 wat betreft kruispunten in Apeldoorn waar de meeste ongevallen gebeuren (respectievelijk 7 en 6 slachtofferongevallen in de beschouwde periode). Hierbij zijn ook fietsers betrokken.
Toekomstige situatie
Op het bedrijventerrein zijn diverse bedrijven bezig hun activiteiten substantieel uit te breiden. Centraal Beheer Achmea heeft Apeldoorn, locatie Malkenschoten als de hoofdvestiging benoemd. Alle activiteiten uit Apeldoorn worden hier geconcentreerd. De uitgebreide vestiging biedt ook uitgebreide vergaderfaciliteiten. Verder hebben meerdere bedrijven in deze omgeving uitbreidingsplannen en wordt de locatie Visionpark herontwikkeld. Ook de politieacademie aan de Arnhemseweg is, na de uitbreiding van hun opleidingsruimte, bezig haar opleidingsaanbod te verruimen voor het opleiden van politie- en recherchemedewerkers vanuit heel Nederland en zal zich verder ontwikkelen tot hét politie-kenniscentrum van Nederland. De Openbaar Vervoer-as Arnhem - Apeldoorn zal op korte termijn worden doorontwikkeld tot Hoogwaardig Openbaar Vervoer-as, waarbij het versnellen van het openbaar vervoer naar de bedrijven een belangrijke drijfveer is. Deze concentratie van activiteiten betekent echter dat de huidige bereikbaarheidsproblemen voor zowel het openbaar vervoer als het autoverkeer zullen toenemen.
In het zuidwestelijke gebied van Apeldoorn werken zes bedrijven en instellingen (Achmea, Belastingdienst, Gelre Ziekenhuis, Het Kadaster, Politieacademie, Zorgcentrum Apeldoorn) samen met de gemeente Apeldoorn aan een bereikbaarheidsoffensief. In het convenant dat in 2009 is getekend spreken de partijen de intentie uit samen te werken op het gebied van mobiliteitsmanagement. Dit kan uiteenlopen van redelijk eenvoudige maatregelen zoals het verstrekken van goede informatie over het openbaar vervoer naar deze kant van de stad tot het organiseren van grootschaligere maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van het inzetten van gezamenlijke buspendeldiensten.
Conclusie toekomstige situatie
Door de ontwikkelingen die op het terrein van Achmea en op de locatie Visionpark zijn voorzien neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar deze locaties toe. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar de consequenties van deze ontwikkelingen voor het omliggende wegennet. Als bijlage bij de toelichting is een verkeerskundige analyse opgenomen, waarin de huidige situatie (met knelpunten), de verwachte toekomstige situatie en mogelijke oplossingsrichtingen in beeld zijn gebracht. Uit de verkeerskundige analyse blijkt dat de drie eerder genoemde kruispunten van de Laan van Malkenschoten met de Arnhemseweg, Oude Apeldoornseweg en Kayersdijk qua capaciteit niet voldoen om in 2020 het verkeersaanbod goed te kunnen verwerken. Daarnaast is in dit onderzoek geconcludeerd dat het voor een goede verkeersafwikkeling noodzakelijk is om ook de tussenliggende wegvakken van de Laan van Malkenschoten te verbreden naar 2 x 2 rijstroken. Hierdoor kunnen verstoringen in het verkeersaanbod (die in de praktijk altijd optreden) worden opgevangen, zonder dat deze verstoringen direct tot filevorming leiden. Afslaand verkeer of bijvoorbeeld laden en lossen op de rijbaan zijn voorbeelden van deze verstoringen.
Aanpassingen infrastructuur
In 2011 zijn de beoogde maatregelen voor de kruisingen en wegvakken verkeerskundig geanalyseerd. Hieruit is geconcludeerd dat ter verbetering van de doorstroming en de verkeersveiligheid de aanpassingen van de volgende kruisingen en wegvakken noodzakelijk zijn:
- het aanleggen van een dubbele linksafstrook op de Kayersdijk naar de Laan van Malkenschoten;
- het vervangen van de rotondes Oude Apeldoornseweg en Arnhemseweg door kruispunten die met verkeerslichten geregeld zijn. De bestaande rotondes zijn in de toekomst niet in staat het verkeersaanbod te verwerken;
- het verdubbelen van de wegvakken van de Laan van Malkenschoten tussen de Arnhemseweg en de Kayersdijk van één naar twee rijstroken per rijrichting.
De Laan van Malkenschoten is onderdeel van de groene Mal van Apeldoorn: het groene ruimtelijke raamwerk waarbinnen stedelijke ontwikkelingen hun plek krijgen. Met het nieuwe ontwerp voor de Laan van Malkenschoten wordt hier verder invulling aan gegeven. Naast dat de Laan van Malkenschoten een ruimtelijk bindmiddel is voor het bedrijventerrein Malkenschoten, is de laan in eerste plaats de hoofdontsluiting van het gebied. Functionaliteit en de noodzakelijke dimensionering in verband met de verkeersintensiteiten op deze plek is dan ook een belangrijke leidraad voor de uitwerking.
De Laan van Malkenschoten is onderdeel van een langere ontsluitingslus die samen met de Laan van Westenenk een ruimtelijke eenheid vormt: een lijn die zich kenmerkt door zijn functionele opzet met losse boombeplanting en royale bermen ter hoogte van de Laan van Westenenk. Bij de overgang tussen de Laan van Westenenk en de Laan van Malkenschoten verkleurt de ruimtelijke opbouw en de functionele betekenis. De royale zijbermen maken in het nieuwe ontwerp plaats voor een functionele groene middenberm. De tweestrookse Laan van Malkenschoten verandert gezien de hoge verkeersintensiteiten in een vierstrooks weg. De boomstructuur wordt echter doorgezet in een losse setting over het gehele tracé waardoor eenheid in het beeld ontstaat. Gezien de ligging van de laan op een bedrijventerrein is er bijzonder aandacht voor de overgangen tussen openbaar en privé. Er wordt naar gestreefd om te komen tot een uniforme oplossing zodat de ruimtelijke eenheid van de weg verder wordt versterkt. Om de ecologische waarden te kunnen waarborgen binnen het plan wordt er zo weinig mogelijk naar de noordzijde uitgebreid, aangezien de ecologische waarde van de bermen/gronden ten noorden van de bestaande Laan van Malkenschoten hoger is dan de ecologische waarde van de bermen/gronden ten zuiden van de weg (zie ook paragraaf 4.8).
Voor de aanpassing van de kruispunten is reeds een planologische procedure doorlopen en is omgevingsvergunning verleend. In voorliggend bestemmingsplan is een verkeersbestemming opgenomen waarbinnen zowel de nieuwe kruisingen als de verbrede Laan van Malkenschoten passen. Verdubbeling van de Laan van Malkenschoten tot 2 x 2 rijstroken is dus mogelijk op grond van dit bestemmingsplan.
Principeprofiel verbrede Laan van Malkenschoten
Groen
Het bedrijventerrein heeft vanaf de hoofdontsluitingswegen gezien een groene uitstraling. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de groene inrichting van het wegprofiel. Op het bedrijventerrein is wel een overgang van oost naar west waarneembaar. De aanwezigheid van opgaande beplanting en groenvoorzieningen ligt in het westelijk deel van het bedrijventerrein hoger dan in het oostelijk deel. De Oude Apeldoornseweg ligt op de grens van deze overgang.
De Arnhemseweg vormt een entree voor het westelijk deel van het bedrijventerrein vanaf de A50. Deze entree heeft een groene uitstraling door de aanwezigheid van bebossing en laanbeplanting langs de weg. De bebossing wordt onder andere gevormd door het Philipsbosje ter hoogte van de Laan van Malkenschoten en het bos in het zuidwesten van het plangebied dat beschermd is door provinciale richtlijnen (ecologische hoofdstructuur). Daarnaast staat de aanwezige bebouwing op groene percelen.
De oostelijke entree van het bedrijventerrein, gevormd door de Kayersdijk in het zuiden van het plangebied, heeft een groene uitstraling door de aanwezige zij- en middenbermen. Deze bermen zijn, in tegenstelling tot de westelijke entree, voorzien van relatief jonge bomen.
De beleving van het westelijk deel van het bedrijventerrein en het oostelijk deel van het bedrijventerrein is niet vergelijkbaar. Het westelijk deel van het bedrijventerrein heeft een sciencepark-achtige uitstraling door de kantoorachtige grootschalige bebouwing in een groene setting. Het oostelijk deel wordt gekenmerkt door omvangrijke bebouwing (maar kleinschaliger dan in het westelijk deel) in een gebied met een stenig karakter. Ruimte voor groen op eigen terrein is nauwelijks aanwezig, omdat buitenopslag, bedrijfshallen en parkeergelegenheid gezien de bedrijfsvoering een hogere prioriteit hebben.
De Laan van Malkenschoten, die een verbinding vormt tussen het oostelijk en westelijk deel van het bedrijventerrein, typeert het voorgaande. In oostelijke richting is steeds minder ruimte voor groen en opgaande beplanting. Aan de Laan van Malkenschoten is jonge laanbeplanting aanwezig. Deze laanbeplanting is aangebracht waar dat mogelijk was. Op een aantal plaatsen is laanbeplanting niet mogelijk omdat de groenstrook niet breed genoeg is of vanwege het feit dat een bedrijfsperceel nagenoeg aan de openbare weg grenst.
Bebouwd gebied
In het zuidoosten van het plangebied, ter hoogte van de entree vanaf de A1, is het opvallend dat het straatbeeld wordt overheerst door de buitenterreinen van de bedrijven. Vanaf de rijksweg A1 is de bedrijfsbebouwing, gezien de beperkte hoogte en de aanwezigheid van een groenzone, vrijwel niet waarneembaar.
Van braakliggende terreinen is binnen het plangebied nagenoeg geen sprake. Wel zijn binnen het bedrijventerrein bedrijven aanwezig die, in verhouding tot de bebouwing, veel ruimte voor buitenopslag of parkeren hebben. Ook staan enkele bedrijfspanden momenteel leeg. Bij eventuele initiatieven in de toekomst, bijvoorbeeld bij vervangende nieuwbouw of functieveranderingen, kan het wenselijk zijn om de onbebouwde terreinen te bebouwen. Dit mag echter niet ten koste gaan van de parkeermogelijkheden.
Vanaf de hoofdontsluitingsroutes naar de achterliggende terreinen is een lichte afname in bebouwingshoogte waarneembaar. Deze hoogteverschillen betreffen vaak enkele meters. Een vergroting van de contrasten tussen bebouwing langs hoofdontsluitingswegen en secundaire wegen kan als passend worden gezien.
De buffer tussen het bedrijventerrein en het woongebied ten noorden van het bedrijventerrein wordt hoofdzakelijk gevormd door een gemengd gebied. In dit gebied is sprake van een lagere bebouwingsintensiteit en veel open ruimten. Gezien de ligging van het gebied, tussen een woongebied en een bedrijventerrein, is een toekomstige herontwikkeling naar wonen, werken of een combinatie van wonen en werken denkbaar.
3.3 Functionele Structuur
De aanwezige functies op het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen zijn in het veld geïnventariseerd en in kaart gebracht. De functiekaart is hierna verkleind weergegeven en is als bijlage 1 bij deze toelichting opgenomen.
3.3.1 Bebouwd gebied
In functioneel opzicht kan in het plangebied Malkenschoten - Kayersmolen een onderscheid worden gemaakt in twee gebieden: een gedeelte waar hoofdzakelijk bedrijven en kantoren zijn gevestigd en een gemengd gebied. Deze gebieden worden hierna toegelicht.
Bedrijven
Op het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen zijn hoofdzakelijk bedrijven aanwezig. De bedrijvigheid is gesitueerd op het gehele bedrijventerrein, met uitzondering van het gebied tussen de Zwaanspreng, Arnhemseweg en Malkenschoten.
De bedrijven zijn in werkzaamheden onderling sterk verschillend, maar zijn alle onder de functie 'bedrijven' te scharen. De bedrijven in het plangebied zijn werkzaam op vele terreinen, van bedrijven op het gebied van elektronische dienstverlening tot chemische bedrijven en van onderzoekscentra tot autobedrijven. Arbeids- en bezoekersintensieve bedrijven zijn hoofdzakelijk aan de hoofdontsluitingswegen gesitueerd. Een clustering van autogerelateerde bedrijvigheid, al dan niet met showroom, ligt ter hoogte van de Kayersdijk/Laan van Malkenschoten. In het westelijk deel van het bedrijventerrein zijn grootschalige kantoorpanden gevestigd. De minder arbeids- en bezoekersintensieve bedrijvigheid is veelal aan de secundaire wegen gerealiseerd. Bij een aantal bedrijven is een bedrijfswoning aanwezig. Naast deze bedrijfswoningen bevinden zich ook enkele niet-bedrijfswoningen tussen de bedrijven. De bedrijfsfunctie is in dit gebied duidelijk overheersend. Daarnaast zijn enkele afwijkende voorzieningen in dit gebied aanwezig, veelal gericht op sport/recreatie.
Langs het Apeldoorns Kanaal, in het noorden van het plangebied, zijn een hondensportterrein, een fietscrossvereniging en een modelautosportvereniging gesitueerd. In het gebied tussen het kanaal en de weg Kanaal-Zuid, zijn woonwagenstandplaatsen met bedrijfsruimten aanwezig. In de zone langs de A1, in het zuiden van het bedrijventerrein, zijn een motortrailsportvereniging en een hondenterrein aanwezig. Ook bevindt zich in deze zone een horecagelegenheid.
Gemengd gebied
In het gebied dat wordt begrensd door de Zwaanspreng, de Arnhemseweg en het bedrijventerrein Malkenschoten is een menging van functies aanwezig. Langs de historische bebouwingslinten Arnhemseweg en Oude Apeldoornseweg is lintbebouwing aanwezig. Een aantal woningen aan deze linten behoort tot een bedrijf of een agrarisch perceel. In deze linten bevinden zich ook andere dan woon- of bedrijfsfuncties zoals een horecagelegenheid aan de Arnhemseweg en een kantoorgebouw en een maatschappelijke functie aan de Oude Apeldoornseweg. Aan de Malkenschoten bevindt zich een tuincentrum.
Aan de Malkenschoten zijn twee woon-werklocaties aanwezig in de vorm van woonwagenstandplaatsen. Op deze woonwagenstandplaatsen zijn meerdere woonwagenstallingen aanwezig, waarbij tevens bedrijfsruimten gesitueerd zijn. In het westen van het plangebied is een maatschappelijke functie aanwezig die werkgelegenheid biedt aan mensen met een beperking. Deze maatschappelijke functie wordt omgeven door enkele woningen.
Fragmentarisch zijn aan de Zwaanspreng recreatieve voorzieningen gesitueerd. In deze zone zijn sportverenigingen (voetbal, hockey, denksport, tennis, fitness, zwembad Malkander) gesitueerd. Naast deze sportverenigingen zijn een scoutingvereniging en een kinderparadijs aanwezig. Op de locatie Dubbelbeek, tussen de Arnhemseweg, de Malkenschoten en de Oude Apeldoornseweg, is daarnaast de realisering van maatschappelijke voorzieningen, een kameraccommodatie voor personeel van het Gelre Ziekenhuis en woonruimte voor de politieacademie voorzien. De recreatieve voorzieningen worden ontsloten op de Arnhemseweg en de Oude Apeldoornseweg. In de noordoostelijke hoek van het gebied, grenzend aan het bedrijventerrein Kayersmolen, was een viskwekerij gevestigd.
3.3.2 Onbebouwd gebied
Het onbebouwde gebied van het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen wordt gevormd door grootschalige groenvoorzieningen, volkstuinen, bosgebieden en verkeersruimten. De grootschalige groenvoorzieningen en bosgebieden bevinden zich hoofdzakelijk aan de randen van het bedrijventerrein in de vorm van langgerekte groenzones. In het oosten en het noorden zijn respectievelijk het Apeldoorns Kanaal en de waterloop Zwaanspreng gelegen. Ten noorden van de Laan van Malkenschoten zijn volkstuinen aanwezig.
De breedte van het wegprofiel is afhankelijk van de functie van de wegen. De Arnhemseweg, de Laan van Malkenschoten en de Kayersdijk hebben een breed profiel. In deze profielen is ruimte voor groen gereserveerd om de functie van deze wegen en de herkenbaarheid te vergroten. De Kayersdijk is, in tegenstelling tot de Arnhemseweg en de Laan van Malkenschoten, uitgevoerd in gescheiden rijbanen met een tussenberm. Gezien de aansluiting op de A1 ten zuiden van het bedrijventerrein versterkt de inrichting van de Kayersdijk de belangrijke hoofdontsluitingsfunctie die deze weg heeft.
De Oude Apeldoornseweg heeft, naast een secundaire ontsluitingsfunctie voor het bedrijventerrein, ook een functie als langzaamverkeersverbinding. Het langzaam verkeer uit en in de richting van Apeldoorn kan van deze verbinding gebruik maken. Parallel aan de Kayersdijk ligt een spoorlijn, die door een toeristentrein en voor goederentransport wordt gebruikt.
3.3.3 Analyse functionele structuur
Het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen heeft een uitstekende ligging ten opzichte van de regionale en nationale hoofdinfrastructuur. De hiërarchie in de wegenstructuur is afleesbaar aan het wegprofiel. De spoorlijn op het bedrijventerrein heeft met name een recreatieve functie. Deze spoorlijn wordt tevens door enkele bedrijven gebruikt voor goederenvervoer. Binnen het bedrijventerrein is geen station aanwezig.
Het plangebied is op te delen in twee gebieden die te onderscheiden zijn qua functionele samenstelling. In het plangebied is een wig aanwezig waarbij sprake is van een sterke menging van functies, zoals recreatieve voorzieningen, sportvoorzieningen en lichte bedrijvigheid. De wig is een buffer tussen de woongebieden ten noorden van het plangebied en de bedrijvigheid binnen het plangebied. In deze wig zijn functies aanwezig waarvan het wenselijk is om deze niet in, maar op korte afstand van woonlocaties te situeren, zoals sportverenigingen en recreatieve voorzieningen. Op de locatie Dubbelbeek is de toevoeging van maatschappelijke voorzieniningen en daaraan verbonden functies (wonen voor ziekenhuispersoneel en de politieacademie) voorzien. In voorliggend bestemmingsplan is deze ontwikkeling opgenomen.
Op de overige gronden van het plangebied is veelal bedrijvigheid gevestigd. Voor dit gebied is het belangrijk om te streven naar een goede inrichting op basis van het type bedrijvigheid. Bezoekersintensieve bedrijvigheid is reeds gevestigd aan de hoofdontsluitingswegen en is daardoor goed bereikbaar. Ditzelfde geldt voor de grootschalige kantoren in het plangebied. In het noorden van het plangebied, ten oosten van de Kayersdijk, leidt het plangebied in noordelijke richting naar het centrum van Apeldoorn. Het bedrijventerrein ligt op deze locatie in een smalle strook, op korte afstand van woningen.
Eventuele herontwikkelingslocaties en de toename van de vraag naar bedrijfspercelen geven aanleiding tot het uitbreiden van het bedrijventerrein. Doordat ten noorden en ten oosten van het plangebied barrières aanwezig zijn door de aanwezigheid van woon- en bedrijfsbebouwing en in het westen natuur aanwezig is, is uitbreiding van het bedrijventerrein in zuidelijke richting het meest voor de hand liggend. Dit zou betekenen dat het bedrijventerrein de A1 oversteekt. Door verplaatsing van (zware) bedrijven, die in de omgeving van woningen niet gewenst zijn, naar een nieuw bedrijventerrein kunnen voor vrijkomende locaties nieuwe mogelijkheden worden bezien. Op het bedrijventerrein zelf behoort herontwikkeling van bestaande bedrijfspercelen tot de mogelijkheden. Onder andere op het voormalige Philipsterrein is herontwikkeling voorzien. Onder de naam Visionpark zijn er plannen ontwikkeld voor de vestiging van bedrijven en kantoren op deze locatie. In voorliggend bestemmingsplan is op dit terrein maximaal 85.000 m2 bruto vloeroppervlak aan bedrijven en kantoren toegestaan. De maximale oppervlakte voor kantoren is daarbinnen beperkt tot 45.000 m2. Het toestaan van kantoorruimte op deze locatie is een formalisatie van het gebruik zoals dat jarenlang heeft plaatsgevonden door onder andere de Belastingdienst, de politieacademie en KPN. In tegenstelling tot het vigerende bestemmingsplan is de totale hoeveelheid bedrijfs- en kantoorruimte op het Visionpark beperkt tot een bruto vloeroppervlak van 85.000 m2. Hiermee is sprake van een bebouwingsregeling waarbinnen de beoogde herontwikkeling mogelijk is, maar die niet meer (zoals voorheen) een ongebreidelde uitbreiding van het bruto vloeroppervlak aan bedrijfsfuncties mogelijk maakt.
Woningen, met uitzondering van bedrijfswoningen, zijn niet wenselijk op een bedrijventerrein. Binnen het plangebied grenzen woonpercelen direct aan bedrijfspercelen. Deze woningen staan in het algemeen bloot aan hinder van bedrijven of werken belemmerend voor de bedrijfsvoering van deze bedrijven. De horecagelegenheden binnen het plangebied, aan de Arnhemseweg en de Lange Amerikaweg, bevinden zich op een strategische locatie. Deze horecagelegenheden liggen direct aan de hoofdontsluitingsstructuur en zijn zowel vanuit Apeldoorn als vanaf de A1 goed bereikbaar. In het westen van het plangebied is sprake van een groene uitstraling door de combinatie van laanbeplanting, bebossing (Philipsbosje) en groenzones. In het oosten van het plangebied is de groene uitstraling beperkter en is de ruimte voor de realisatie van nieuwe groenvoorzieningen schaars.
4 (Milieu)planologische Aspecten
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante milieuplanologische aspecten. Met name wanneer door middel van een bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, zijn diverse milieutechnische onderzoeken noodzakelijk. Het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' is hoofdzakelijk een beheerplan met een conserverend karakter. Ontwikkelingen waarvoor reeds een planologische procedure is doorlopen, zijn als 'bestaande situatie' in het bestemmingsplan opgenomen. Daarnaast zijn enkele nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, met name de verbreding van de Laan van Malkenschoten, de functieverruiming (bedrijven en kantoren) op het Visionpark (het voormalige Philipsterrein) en de functieverruiming (toevoeging van maatschappelijke voorzieningen en een kameraccommodatie) op de locatie Dubbelbeek.
4.1 Milieueffectrapportage
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- 1. activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- 2. activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben voor het milieu (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde die in onderdeel D is opgenomen, wordt overschreden. De verplichting voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten; daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' is hoofdzakelijk conserverend van aard maar maakt twee activiteiten mogelijk die zijn opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het betreft de functionele verruiming op het Visionpark, die is aan te merken als 'stedelijk ontwikkelingsproject' en de verbreding van de Laan van Malkenschoten. Voor stedelijke ontwikkelingsprojecten geldt conform onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. een ondergrens van 100 hectare en 200.000 m2 bedrijfsvloeroppervlakte. Voor de verbreding van een weg naar vier rijstroken geldt een drempelwaarde van 5 kilometer tracélengte. Beide activiteiten blijven onder de drempelwaarden. De activiteiten zijn echter wel genoemd in onderdeel D, zodat het noodzakelijk is om te bepalen of sprake is van aanzienlijke milieugevolgen.
Ten behoeve van de ontwikkelingen is een vormvrije m.e.r-beoordeling opgesteld, die als bijlage is opgenomen. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling en de uitgevoerde onderzoeken (zie paragaaf 4.2 tot en met 4.11) blijkt dat kan worden uitgesloten dat de activiteiten belangrijke nadelige gevolgen zullen hebben voor het milieu. Het is daarom niet noodzakelijk een formele m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
4.2 Bodem
In het geval van nieuwe ontwikkelingen dient de bodemgesteldheid in kaart te worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. In voorliggend bestemmingsplan zijn, buiten de ontwikkeling van het Visionpark, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor in dit stadium van de planvorming een bodemonderzoek dient te worden verricht. Bij bouwaanvragen zal mogelijk (in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen) een bodemonderzoek moeten worden verricht.
Verkennend bodemonderzoek Visionpark
Voor het voormalige Philipsterrein is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Vision Park, Royal Haskoning, 12 juli 2011). De rapportage is als bijlage opgenomen. Op basis van het uitgevoerde onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken :
- geen van de zintuiglijke waarnemingen duidt op een bodemverontreiniging. Zintuiglijk is op en in de bodem geen asbestverdacht materiaal waargenomen;
- analytisch zijn in de bovengrond maximaal licht verhoogde gehalten zware metalen, PAK, PCB en minerale olie aangetoond;
- in de ondergrond zijn analytisch geen verhoogde gehalten aangetoond;
- in het grondwater zijn licht verhoogde gehalten van enkele zware metalen en naftaleen aangetoond. Zeer lokaal is een matig verhoogd gehalte nikkel aangetoond;
Aanvullend onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht en de bodemkwaliteit vormt geen belemmeringen ten aanzien van de geplande herinrichting. De bodemkwaliteit ter plaatse van de bestaande bebouwing is niet vastgesteld. Na sloop dient een zogenaamd inbreidingsonderzoek uitgevoerd te worden. Indien in verband met herontwikkeling grondwater onttrokken wordt, dient hiervoor vooraf schriftelijk toestemming verkregen te worden van het bevoegd gezag (provincie Gelderland). Dit is vastgelegd in de beschikking d.d. 18 september 2007, waarmee ingestemd is met het evaluatieverslag van de sanering.
4.3 Milieuzonering En Geluidszonering
Voorliggend bestemmingsplan voorziet voor het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen in een zonering conform de systematiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009). Hierbij is op perceelsniveau bepaald welke categorieën bedrijven zijn toegestaan. Daarnaast zijn delen van het bedrijventerrein gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder en daarmee voorzien van een 50 dB(A)-contour. Deze (dubbele) zonering is in voorliggend bestemmingsplan vertaald door middel van verschillende bestemmingen en aanduidingen:
- De zonering op basis van de Wet geluidhinder is vertaald in de bestemmingen 'Bedrijventerrein-1' en 'Bedrijventerrein - 2'. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' zijn dergelijke inrichtingen uitgesloten.
- De zonering in milieucategorieën op basis van de VNG-brochure, die zowel voor de bedrijven binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' als de bedrijven binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' geldt, is geregeld door middel van aanduidingen. Hierbij is per bedrijfsperceel aangegeven welke milieucategorie maximaal is toegestaan.
In paragraaf 4.3.1 wordt ingegaan op de milieuzonering conform de VNG-brochure. Paragraaf 4.3.2 betreft de zonering in het kader van de Wet geluidhinder.
4.3.1 Milieuzonering conform VNG-brochure
Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Wanneer sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
Onderstaande tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | ||
1 | 10 m | 0 m | ||
2 | 30 m | 10 m | ||
3.1 | 50 m | 30 m | ||
3.2 | 100 m | 50 m | ||
4.1 | 200 m | 100 m | ||
4.2 | 300 m | 200 m | ||
5.1 | 500 m | 300 m | ||
5.2 | 700 m | 500 m | ||
5.3 | 1.000 m | 700 m | ||
6 | 1.500 m | 1.000 m | ||
Richtafstanden conform VNG-brochure (bron: VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering', 2009) |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor dergelijke gebieden is in de VNG-brochure een specifieke bedrijvenlijst opgenomen. Aangezien in voorliggend bestemmingsplan, gezien het karakter van het gebied, wordt uitgegaan van het principe van functiescheiding (bedrijven binnen een bedrijvenbestemming, woningen binnen een woonbestemming etc.), wordt niet deze specifieke lijst gebruikt, maar wordt uitgegaan van de 'standaard' lijst met bedrijfsactiviteiten en de daarbij geldende richtafstanden.
Milieuzonering Malkenschoten - Kayersmolen
Voor het bedrijventerrein Malkenschoten - Kayersmolen is inzichtelijk gemaakt welke bedrijfscategorieën (maximaal) kunnen worden toegestaan. Vanuit de woonbebouwing die aanwezig is in het plangebied en de omgeving ervan zijn indicatieve afstanden (zoals opgenomen in bovenstaande tabel) uitgezet. Hierbij is voor de woonbebouwing die ten noorden van het bedrijventerrein en ten westen van de Kayersdijk staat, uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. De eerstelijns bebouwing langs de Kayersdijk (gestapelde woningen in de Rivierenwijk) kan, gezien de ligging aan de Kayersdijk, worden aangemerkt als stedelijke woonomgeving. Voor deze woningen zou daarom voor het aspect geluid een correctie mogen worden toegepast ('gemengd gebied'). Voor de aspecten geur, stof en gevaar gelden de (niet gecorrigeerde) richtafstanden ten opzichte van een 'rustige woonwijk'. Omdat het aspect geluid voor het gezoneerde bedrijventerrein Kayersdijk is gereguleerd door middel van de 50 dB(A)-contour rond het terrein, is voor deze woningen uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonwijk', vanwege de aspecten geur, stof en gevaar. Voor de woningen die in de groene wig zijn gesitueerd is, gezien de sterke mix aan functies hier voorkomt, uitgegaan van het omgevingstype 'gemengd gebied'. De woningen ten zuiden van de rijksweg A1 zijn ook meegenomen als 'gemengd gebied'.
Op het bedrijventerrein zelf bevindt zich een aantal bedrijfswoningen. Voor deze woningen kan worden uitgegaan van een hogere toegestane milieubelasting dan voor reguliere woningen, maar het is niet in alle gevallen realistisch om (zeer) zware bedrijven op korte afstand van bedrijfswoningen te vestigen. In de VNG-brochure is aangegeven dat (nieuwe) gevoelige functies, zoals bedrijfswoningen, in het algemeen niet gewenst zijn in gebieden waar bedrijven uit categorie 3.2 en hoger zijn toegestaan. Op basis hiervan is besloten om de bedrijfswoningen die in clusters op het bedrijventerrein zijn gegroepeerd, mee te nemen bij het bepalen van de zonering. Voor deze woningen is bepaald dat bedrijvigheid in categorie 3.1 op 10 meter afstand acceptabel is. De richtafstanden voor 'gemengd gebied' zijn voor deze woningen derhalve nogmaals met één stap verkleind (categorie 3.1 op 10 meter, categorie 3.2 op 30 meter enzovoorts). Individuele bedrijfswoningen, die niet in 'clusters' zijn gegroepeerd, zijn niet meegenomen als gevoelige functie, met name gezien de zware bedrijvigheid die in de huidige situatie al rondom deze woningen is gevestigd.
Vanuit de aanwezige gevoelige functies (woningen) zijn indicatieve cirkels uitgezet. Op basis van het gemeentelijk beleid is bepaald dat in het plangebied bedrijvigheid van categorie 5 en hoger niet wordt toegestaan. In de huidige situatie komt dergelijke zware bedrijvigheid niet voor in het plangebied. Bovendien biedt de realisering van een nieuw bedrijventerrein aan de zuidzijde van de A1 naar verwachting betere mogelijkheden om dergelijke bedrijven te vestigen. Op onderstaande afbeelding zijn de indicatieve cirkels vanuit de woningen uitgezet. De cirkels zijn vertaald in een theoretische zonering.
De theoretische zonering die op voorgaande afbeelding is opgenomen, is vertaald in een concrete zonering op perceelsniveau. De bestaande kadastrale grenzen vormen hierbij de grens tussen de verschillende zones met bedrijvigheid.
Uit bovenstaande afbeelding (waarvan een vergrote versie als bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen) kan worden afgeleid dat bedrijven in milieucategorie 1 t/m 4.2, met inachtneming van de richtafstanden, in principe rechtstreeks kunnen worden toegestaan op het bedrijventerrein. De concrete zonering op perceelsniveau, zoals die in de afbeelding is opgenomen, is vertaald op de verbeelding van het bestemmingsplan. De zonering is hier door middel van aanduidingen met maximale milieucategorieën opgenomen.
Bestaande bedrijven
Malkenschoten - Kayersmolen is een bestaand bedrijventerrein waarop in de loop der jaren bedrijven in verschillende milieucategorieën zijn gevestigd. De bestaande bedrijven op het bedrijventerrein zijn zeer verschillend van omvang. Ook de mate van hinder die zij veroorzaken loopt sterk uiteen. De milieucategorie varieert van 1 tot en met 5.1. In de huidige situatie is een aantal bedrijven op een locatie gevestigd waardoor de bedrijven formeel niet passen binnen de nieuwe bestemming, omdat ze niet in de toegestane milieucategorie vallen. De betreffende bedrijven zijn echter door middel van de omgevingsvergunning/milieuregelgeving zodanig in hun activiteiten beperkt, dat hinder naar de omliggende woningen beperkt blijft.
Het uitgangspunt is dat alle bestaande bedrijven positief worden bestemd. De bedrijven die niet passen binnen de nieuwe milieuzonering, zijn daarom voorzien van een specifieke aanduiding, waardoor zij hun activiteiten op de huidige locatie voort kunnen zetten. In de volgende tabel is een overzicht opgenomen.
Bedrijf | Type bedrijf | Milieucategorie | |
Plaatijzerindustrie b.v. | Tank- en reservoirbouwbedrijf (SBI-code 2529, 3311) | 5.1 | |
Weweler Nederland b.v. | Auto-onderdelenfabriek (SBI-code 293) | 4.1 | |
Gebr. van Gerrevink | Recyclingbedrijf (SBI-code 4677 - overige groothandel in afval en schroot, bedrijfsoppervlak > 1.000 m2) | 4.2 |
Lijst van toegelaten bedrijfstypen
Als bijlage bij de regels is een Lijst van toegelaten bedrijfstypen opgenomen. Als een bedrijf zich op een bepaalde locatie in het plangebied wil vestigen, wordt getoetst of het bedrijf in de toegestane milieucategorie valt. Daarnaast wordt getoetst of het type bedrijf is opgenomen in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen. Bedrijvigheid die niet voorkomt op de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, maar die daarmee gelijk te stellen is, is toelaatbaar via een omgevingsvergunning voor het afwijken.
De Lijst van toegelaten bedrijfstypen bestaat uit een selectie uit de VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en de gewenste invulling en de beoogde beeldkwaliteit van het bedrijventerrein. Uitgesloten van vestiging zijn (op enkele uitzonderingen na) activiteiten als landbouw, grond- en delfstoffenwinning, energieproductie, detailhandel en sociaal-culturele en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zijn fysiek op deze locatie 'onmogelijke' activiteiten uit de lijsten verwijderd.
Bedrijfs- en burgerwoningen
De bestaande bedrijfs- en burgerwoningen in het plangebied worden positief bestemd. Doordat bij de zonering van het bedrijventerrein rekening is gehouden met de aanwezige burgerwoningen, wordt voorkomen dat de woonsituatie verslechtert. Nieuwe bedrijfswoningen zijn slechts toelaatbaar door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken. Als voorwaarde geldt onder meer dat de omliggende bedrijven niet in hun mogelijkheden mogen worden beperkt.
4.3.2 Zonering in het kader van de Wet geluidhinder
Algemeen
De bedrijventerreinen Malkenschoten en Kayersmolen zijn bij Koninklijk Besluit gedeeltelijk gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. De wijziging van de Wet geluidhinder per 1 januari 2007, een aantal uitspraken van de Raad van State en de wijziging van de Wet geluidhinder per 31 maart 2010 (ingevolge de Crisis- en Herstelwet) hebben nieuwe inzichten opgeleverd voor wat betreft het begrip 'industrieterrein' (gezoneerd bedrijventerrein). In de Wet geluidhinder is voor industrieterrein het volgende begrip opgenomen: 'een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van inrichtingen en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken'. De betreffende inrichtingen (zogenaamde 'grote lawaaimakers') zijn opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage I, onderdeel B.
Op de volgende afbeelding zijn de bestaande industrieterreinen met bijbehorende zonegrenzen aangegeven. Op dit moment zijn slechts twee geluidzoneringsplichtige inrichtingen aanwezig: Plaatijzerindustrie (Kayersmolen) en de Edese Beton Centrale EBC (Malkenschoten).
Op grond van artikel 41 van de Wet geluidhinder kan in een bestemmingsplan de begrenzing van een gezoneerd bedrijventerrein worden gewijzigd. De geluidzone die bij het gezoneerde bedrijventerrein behoort, wordt (voor zover die binnen het plangebied valt) ook in het bestemmingsplan vastgelegd. In de huidige situatie is het gehele bedrijventerrein Malkenschoten gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. De grootschalige kantoren die in het zuidwestelijk deel van het plangebied zijn gesitueerd, maken daardoor deel uit van het gezoneerde bedrijventerrein. Gezien de beperkte geluidhinder die deze kantoren veroorzaken, is ligging op een gezoneerd bedrijventerrein niet voor de hand liggend. Daarnaast is in de huidige situatie op een aantal locaties op het oostelijk deel van bedrijventerrein Malkenschoten sprake van een (beperkte) overschrijding van de 50 dB(A)-contour.
Om deze redenen is onderzoek verricht naar dezonering van delen van het bedrijventerrein en aanpassing van de geluidzone. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het akoestisch onderzoek Wijziging zone industrieterrein Malkenschoten (Know How Acoustics, 26 juli 2010). Dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Onderzoeksresultaten
Kayersmolen
Voor het noordelijk deel van bedrijventerrein Kayersmolen-Zuid, dat samen met het zuidelijk deel van Kayersmolen-noord is gezoneerd, verandert er niets. Op dit gedeelte van het bedrijventerrein worden geluidzoneringsplichtige inrichtingen in voorliggend bestemmingsplan dan ook toegestaan. De zonegrens (50 dB(A)-contour) wijzigt niet en is daarom één op één overgenomen in dit bestemmingsplan.
Malkenschoten
Ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan is akoestisch onderzoek verricht. In dit onderzoek is de grens van het industrieterrein (het gedeelte van het bedrijventerrein waar geluidzoneringsplichtige inrichtingen worden toegestaan) opnieuw bepaald. Het gedeelte van het bedrijventerrein Malkenschoten ten westen van de Oude Apeldoornseweg (i.c. het TNO-terrein, Achmea en Philips) zijn daarbij gedézoneerd. De inrichtingen die op dit gedeelte van het bedrijventerrein aanwezig zijn, hebben met name een kantoor- of researchfunctie. De impact op de omgeving qua geluid is klein. Via de omgevingsvergunning zijn er voldoende mogelijkheden om geluidhinder van deze inrichtingen te beperken. Het opnemen van een 50 dB(A)-contour (behorende bij een gezoneerd bedrijventerrein) is daarvoor niet noodzakelijk.
Op basis van de nieuwe grens van het industrieterrein en het actuele zonebeheermodel is een nieuwe ligging van de 50 dB(A)-contour voorgesteld. In verband met bestaande zoneoverschrijdingen is de zonegrens aan de noordzijde van het industrieterrein aangepast. De overschrijdingen zijn overigens reeds zoveel mogelijk gereduceerd door actief zonebeheer in combinatie met de herziening van de geluidsruimte binnen de mogelijkheden die de milieuwetgeving biedt. De nieuwe zone biedt de aanwezige en eventueel nieuw te vestigen bedrijven voldoende geluidruimte, zonder dat de belangen van woningen in de omgeving van het industrieterrein onevenredig worden geschaad. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de voorgenomen 50 dB(A)-contour niet overschrijdt. Deze 50 dB(A)-contour is daarom in voorliggend bestemmingsplan vertaald in een nieuwe zonegrens. De gronden tussen het gezoneerde bedrijventerrein en de 50 dB(A)-contour hebben daartoe de aanduiding 'geluidzone - industrie' gekregen.
Door de voorgenomen wijziging van de zone komen één woning (Oude Apeldoornseweg 53) en 16 woonwagenstandplaatsen (Malkenschoten 60 t/m 88), die voorheen buiten de zone lagen, binnen de zone te liggen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van alle woonwagenstandplaatsen, ondanks de situering binnen de 50 dB(A)-contour, onder de voorkeurswaarde van 50 dB(A) ligt. Voor deze woonwagenstandplaatsen hoeven derhalve geen hogere waarden te worden vastgesteld. De geluidbelasting van de woning Oude Apeldoornseweg 53 bedraagt blijkens het akoestisch onderzoek 52 dB(A). Voor deze woning wordt een ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 55 dB(A) vastgesteld conform artikel 45 van de Wet geluidhinder. Voor de woningen die reeds bij eerdere zonevaststelling in de zone van het industrieterrein aanwezig waren, worden geen hogere waarden vastgesteld. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting op deze woningen bedraagt ingevolge artikel 57 lid 1a van de Wet geluidhinder 55 dB(A).
Vertaling in het bestemmingsplan
De nieuwe grens van het industrieterrein Malkenschoten en de nieuwe zonegrens (de 50 dB(A)-contour) zijn vertaald in voorliggend bestemmingsplan. Op het gedeelte van het bedrijventerrein dat is gezoneerd, zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen expliciet toegestaan (bestemming 'Bedrijventerrein - 1'); op de gedézoneerde gedeelten is de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen uitgesloten. De nieuwe geluidzone is als gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen op de verbeelding en in de regels. De geluidzone ligt, overeenkomstig de Wet geluidhinder, niet op het gezoneerde bedrijventerrein zelf, maar op de gronden tussen het bedrijventerrein en de 50 dB(A)-contour. Ter plaatse van deze geluidzone is nieuwbouw van geluidgevoelige gebouwen niet toegestaan.
Onderzoek motortrial-terrein
Een perceel aan de zuidzijde van de Paramariboweg (tussen de Paramariboweg en de A1) is in gebruik bij een motortrial-vereniging. De inrichting bevindt zich op het gezoneerde bedrijventerrein Malkenschoten. Ingevolge het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden echter een agrarische bestemming. Omdat het wenselijk is om de activiteiten van de motortrial-vereniging positief te bestemmen, is akoestisch onderzoek verricht om te bepalen of aan de geluidnormen kan worden voldaan. Dit onderzoek (akoestisch onderzoek Trial Club, Know How Acoustics, 23 december 2010) is als bijlage opgenomen.
In het onderzoek is geconcludeerd dat de geluidbelasting van de motortrial-vereniging, onder representatieve bedrijfsomstandigheden, op de zonegrens maximaal 37 dB(A) bedraagt. Op de bewakingspunten ter plaatse van de woningen in de zone bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 38 dB(A). De geluidsruimte van het motortrial-terrein leidt niet tot een zone-overschrijding of een overschrijding ter plaatse van de woningen in de zone. Ter plaatse van de woningen buiten het industrieterrein treden daarnaast geen hogere maximale geluidsniveaus op dan 47 dB(A). Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de aanbevolen grenswaarden van 70 en 65 dB(A) in de dag- en avondperiode. In de nachtperiode wordt de inrichting niet gebruikt. Geconcludeerd is dat er uit akoestisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor het gebruik van het terrein als motortrial-terrein. Voor het terrein is in voorliggend bestemmingsplan daarom de bestemming 'Sport' opgenomen met de aanduiding 'specifieke vorm van sport - motortrialterrein'.
4.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verschillende verkeerswegen en een spoorlijn. Daarnaast zijn de bedrijventerreinen Malkenschoten en Kayersmolen gedeeltelijk gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. In paragraaf 4.3.2 is reeds ingegaan op de zonering van het bedrijventerrein. Ten behoeve van de verbreding van de Laan van Malkenschoten en de realisering van maatschappelijke voorzieningen en een kameraccommodatie op de locatie Dubbelbeek is akoestisch onderzoek verricht. Voor de ontwikkeling van het Visionpark is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk omdat geen geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt.
Akoestisch onderzoek verbreding Laan van Malkenschoten
Ten behoeve van de verdubbeling van de Laan van Malkenschoten is akoestisch onderzoek verricht om te bepalen of sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder (Geluidsonderzoek bestemmingsplan Malkenschoten, 10 november 2011). Dit onderzoek is als bijlage opgenomen. Er is sprake van reconstructie indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstige maatgevende jaar met 2 dB of meer wordt verhoogd ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat ter plaatse van de maatgevende woningen de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Er is derhalve geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Uit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de verbreding van de Laan van Malkenschoten.
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Dubbelbeek
Ten behoeve van de realisering van maatschappelijke voorzieningen en een kameraccommodatie op de locatie Dubbelbeek is een akoestisch onderzoek verricht (Onderzoek wegverkeerslawaai Dubbelbeek, 25 november 2011). Dit onderzoek is als bijlage opgenomen. De nieuwe ontwikkeling heeft een verkeersaantrekkende en verkeersgenererende werking. In het onderzoek zijn de gevolgen van het extra verkeer op de bestaande omliggende woningen in beeld gebracht. Voor de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen is de geluidbelasting bepaald en getoetst aan de Wet geluidhinder. Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting op de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen vanwege de 50 km/h wegen Arnhemseweg, Oude Apeldoornseweg en Malkenschoten lager is dan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder (zijnde 48 dB). De geluidbelasting vanwege de 30 km/h weg Dubbelbeek bedraagt maximaal 53 dB, waarmee sprake is van een acceptabele akoestische situatie. De geluidstoename vanwege het extra verkeer ter plaatse van bestaande woningen bedraagt maximaal 0,3 dB. Dit is (in lijn met de kaders van de Wet geluidhinder) geen relevante geluidstoename. Uit akoestisch oogpunt zijn er derhalve geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.
4.5 Luchtkwaliteit
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
Indien het uitoefenen van een bevoegdheid (zoals het vaststellen van een bestemmingsplan) gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen bestuursorganen die bevoegdheid slechts uitoefenen wanneer aannemelijk is gemaakt dat sprake is van één van onderstaande gevallen (artikel 5.16 Wm):
- a. het uitoefenen van de bevoegdheid (i.c. het vaststellen van het bestemmingsplan) leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- b. de luchtkwaliteit verbetert per saldo of blijft ten minste gelijk als gevolg van het uitoefenen van de bevoegdheid (i.c. het vaststellen van het bestemmingsplan) ;
- c. het uitoefenen van de bevoegdheid (i.c. het vaststellen van het bestemmingsplan) draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
- d. de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van deze categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Voor onder meer woningbouwlocaties en kantoorlocaties zijn categorieën van gevallen aangewezen. Voor woningen geldt dat (in het geval van twee ontsluitingswegen) voor plannen met minder dan 3.000 woningen geen onderzoek hoeft te worden verricht. Voor kantoorlocaties is (in het geval van twee ontsluitingswegen) sprake van een drempel van 200.000 m2 bvo. Bedrijventerreinen zijn niet opgenomen in een categorieaanwijzing.
Voorliggend bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Bij de verruiming van de bestemming op het Visionpark wordt de drempel van 200.000 m2 bvo kantoorruimte niet gehaald. De ontwikkeling van het Visionpark draagt derhalve 'niet in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Ook de verruiming van de gebruiksmogelijkheden op de locatie Dubbelbeek is aan te merken als 'niet in betekenende mate'. Dit blijkt uit een toetsing, die als bijlage is opgenomen. Daarmee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid c van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Luchtkwaliteitsonderzoek verbreding Laan van Malkenschoten
Ten behoeve van de verdubbeling van de Laan van Malkenschoten is luchtkwaliteitsonderzoek verricht (Onderzoek luchtkwaliteit 2 x 2 rijstroken Laan van, 24 november 2011). Dit onderzoek is als bijlage opgenomen. Met behulp van het rekenprogramma CAR II zijn luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd voor de jaren 2011, 2015 en 2020. Voor elk jaar is zowel de luchtkwaliteit ten gevolge van de autonome ontwikkeling als de luchtkwaliteit ten gevolge van de geprojecteerde nieuwe ontwikkeling bepaald. Hierbij is rekening gehouden met de verdubbeling van de Laan van Malkenschoten, de uitbreiding van de kantoorlocatie van Achmea en de ontwikkelingen op het Visionpark.
De rekenresultaten zijn getoetst aan de grenswaarden van de Wet milieubeheer (hoofdstuk luchtkwaliteitseisen). Uit de berekeningen blijkt dat in alle situaties en in alle jaren aan de grenswaarden wordt voldaan. Daarmee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid a van de Wet milieubeheer. Er zijn voor wat betreft de luchtkwaliteit derhalve geen belemmeringen voor de aanpassing van de Laan van Malkenschoten.
4.6 Externe Veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport. Op basis van de criteria, zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het met name om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als lpg-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt. Daarnaast kan ook voor buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer sprake van externe veiligheidsrisico's.
4.6.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Algemeen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en bevat het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-5 (één op 100.000) en een contour waarbinnen deze kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt. Kwetsbare objecten zoals woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, grote (kantoor)gebouwen en grotere recreatieterreinen zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour. In het geval er zich binnen de 10-5-contour bestaande kwetsbare objecten bevinden, dan zouden deze situaties voor oktober 2007 moeten zijn gesaneerd. Beperkt kwetsbare objecten zoals grotere winkels, restaurants, sporthallen, grote gebouwen en speeltuinen zijn in principe niet wenselijk binnen de 10-6-contour. Indien het bevoegd gezag dat motiveert, kunnen dergelijke objecten echter wel binnen een 10-6-contour worden toegestaan. Voor bestaande beperkt kwetsbare objecten binnen die contour zijn geen normen of saneringstermijnen opgenomen.
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-inrichting geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van kwetsbare en beperkt kwetsbare functies.
Bevi-inrichtingen in plangebied
In de Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn zijn alle risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen in de gemeente geïnventariseerd. In de visie is in kaart gebracht welke (potentiële) knelpunten met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico aanwezig zijn. Binnen de grenzen van het plangebied is een aantal risicovolle inrichtingen aanwezig. Het betreft de volgende bedrijven.
Bedrijf | Type bedrijf (volgens Bevi) | Adres | |
EKRO b.v. | Ammoniak bedrijf | Laan van Malkenschoten 100 | |
Berendsen Textiel Service b.v. | PGS 15 bedrijf | Nagelpoelweg 36, 40, 42 | |
Breustedt Chemie | PGS 15 bedrijf | Curacao 3 | |
Goldwell | PGS 15 bedrijf | Laan van Malkenschoten 60 | |
Plaatijzerindustrie | provincie bevoegd gezag | Kayersdijk 131 | |
Uniechemie | provincie bevoegd gezag | Aruba 21 | |
Shell | lpg-station | Lange Amerikaweg 66 | |
ESA Foods | Ammoniak bedrijf | Saba 9 |
De risicovolle inrichtingen in het plangebied zijn op de verbeelding voorzien van een aanduiding 'risicovolle inrichting'. Het lpg-station aan de Lange Amerikaweg is aangeduid als 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'. Nieuwvestiging van risicovolle bedrijven op het bedrijventerrein is slechts toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken. Als voorwaarde geldt dat de PR10-6-contour binnen de grens van de inrichting moet liggen. Hierdoor wordt voorkomen dat bestaande (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR10-6-contour van een nieuwe risicovolle inrichting komen te liggen.
Volgens de beleidsvisie Externe Veiligheid is bij het Shell-station aan de Lange Amerikaweg sprake van een knelpunt met betrekking tot het PR in de geprojecteerde situatie. Het vigerende bestemmingsplan maakt binnen de PR10-6-contour van het lpg-station namelijk de realisering van kwetsbare objecten mogelijk (kantoorpanden met een oppervlak groter dan 1.500 m²). Hierdoor kan ook het groepsrisico, dat momenteel nog niet wordt overschreden, potentieel worden overschreden. Voor de overige inrichtingen is geen sprake van knelpunten met betrekking tot het PR of het GR, noch in de werkelijke noch in de geprojecteerde situatie. Er zijn geen kwetsbare objecten aanwezig binnen PR10-6-contouren en de oriëntatiewaarde voor het GR wordt niet overschreden.
De PR 10-6-contouren van de risicovolle inrichting Berendsen Textiel (Nagelpoelweg 36, 40, 42), van het lpg-station (Lange Amerikaweg 66) en van ESA foods (Saba 9) strekken zich uit tot buiten de grens van de inrichting. De PR 10-6-contour vanwege het lpg-station heeft een straal van 110 meter, gemeten vanaf het vulpunt. De PR 10-6-contour vanwege Berendsen Textiel ligt op een afstand van 45 meter rond de incheckruimte. De PR 10-6 contour van ESA foods ligt rond de machinekamer (60 meter) en de ammoniakleiding (55 meter). Ingevolge het Bevi mogen binnen deze PR 10-6-contouren geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Beperkt kwetsbare objecten zijn uitsluitend toegestaan indien dat wordt gemotiveerd. In de huidige situatie bevinden zich zowel binnen de PR 10-6-contour van Berendsen Textiel als binnen de PR 10-6-contour van het lpg-station (delen van) beperkt kwetsbare objecten. Aangezien het gaat om bestaande situaties wordt dit geaccepteerd. Er is geen sprake van een verminderde zelfredzaamheid of andere omstandigheden waardoor de situatie als onacceptabel zou moeten worden beoordeeld.
De PR 10-6-contouren van Berendsen, ESA foods en het lpg-station zijn, als 'veiligheidszone - bevi' respectievelijk 'veiligheidszone - lpg', opgenomen op de verbeelding. In de regels is bepaald dat ter plaatse van deze aanduidingen geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. De bestaande beperkt kwetsbare objecten mogen gehandhaafd blijven. De realisering van nieuwe kwetsbare objecten is slechts toegestaan onder voorwaarden. Deze voorwaarden zijn afkomstig uit het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid en zijn rechtstreeks vertaald in het bestemmingsplan. Beperkt kwetsbare objecten zijn slechts toegestaan indien aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:
- het beperkt kwetsbaar object betreft een industriële functie waar maximaal 1 persoon per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak werkzaam is en waarbij geen sprake mag zijn van de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen óf;
- het betreft kwetsbaar object betreft een opslaggebouw.
Indien wordt voldaan aan deze voorwaarden wordt realisering van beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contouren acceptabel geacht.
4.6.2 Leidingen
Hogedruk gasleidingen
In het zuidelijk deel van plangebied ligt een aantal hogedruk gasleidingen. Het betreft de volgende leidingen:
- N-552-68-KR-001;
- N-552-69-KR-001;
- N-552-70-KR-008 t/m KR-013.
Buiten het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen die invloed hebben op het plangebied. De 1%-letaliteitsgrens van buisleiding N552-781-KR-001, die ten oosten van het Apeldoorns Kanaal ligt, ligt op 45 meter afstand van de leiding en reikt daarmee niet tot in het plangebied.
Hogedruk gasleidingen vallen onder het regime van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In het Bevb zijn, conform de systematiek van het Bevi, grenswaarden/richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht van het GR zijn opgenomen. De buisleidingen hebben geen PR-10-6-contour. Dit houdt in dat het PR geen beperkingen oplegt aan ontwikkelingen in de buurt van de leiding. Er dient conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen wel rekening te worden gehouden met een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de leidingen. De belemmeringenstroken zijn als dubbelbestemming 'Leiding - Gas' in voorliggend bestemmingsplan opgenomen. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leidingen gelden binnen deze dubbelbestemming een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden.
De 1% letaliteitafstanden voor de verschillende buisleidingen zijn als volgt:
- N-552-68-KR-001: 45 meter
- N-552-69-KR-001: 70 meter
- N-552-70-KR-008 t/m KR-013: 140 meter
Binnen deze afstand dragen aanwezige personen bij aan de hoogte van het groepsrisico. De hoogte van het GR is in de huidige situatie niet bekend. Ten gevolge van de vaststelling van dit bestemmingsplan zal het groepsrisico niet significant toenemen, omdat het plan slechts in een beperkt aantal nieuwe bouwtitels voorziet.
Gasontvangststation
Binnen het plangebied, op het voormalige Philipsterrein, bevindt zich een gasontvangststation. Dit gasontvangststation valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en is daarin aangewezen als type B inrichting. Artikel 3.12 van het Activiteitenbesluit stelt regels aan de werking van een gasontvangststation en geeft de veiligheidsafstanden die aangehouden moeten worden rond gasontvangststations. Het gasontvangststation is een categorie C station conform NEN 1059, met een jaardoorzet van maximaal 40.000 m3. Voor categorie C stations gelden de volgende veiligheidsafstanden:
- 15 meter tot kwetsbare objecten;
- 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten.
Op de verbeelding is de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' opgenomen voor de gronden die binnen 15 meter van het gasontvangststation liggen. Realisering van kwetsbare objecten is hier uitgesloten. Beperkt kwetsbare objecten zijn uitsluitend onder voorwaarden toegestaan.
4.6.3 Transport gevaarlijke stoffen
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel zal worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden. In en nabij het plangebied Malkenschoten-Kayersmolen bevinden zich verschillende wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Het onderhavige bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard, waardoor er geen toename van de bevolkingsdichtheid zal optreden. Gelet op de wegenstructuur is het gebied goed bereikbaar voor hulpdiensten en eveneens goed te ontvluchten door aanwezige personen in het geval van een calamiteit. Gelet op de bevindingen in de uitvoeringsnotitie verantwoording groepsrisico Apeldoorn d.d. december 2009 geeft de hoeveelheid transport gevaarlijke stoffen in combinatie met de bevolkingsdichtheid geen aanleiding om het groepsrisico nader te verantwoorden.
4.7 Waterhuishouding
Het plangebied Malkenschoten - Kayersmolen ligt in het bestaand stedelijk gebied van Apeldoorn. Het plangebied is circa 290 ha groot en bestaat grotendeels uit kantoren en bedrijven. Het plangebied bevindt zich niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in het Streekplan (de provinciale structuurvisie)heeft aangegeven.
4.7.1 Grondwater
Er is in het plangebied geen grondwateroverlast die leidt tot problemen. Het plangebied ligt deels in de in het provinciale Streekplan (structuurvisie) vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Dit houdt in dat door klimaatverandering de grondwaterstanden in delen van het plangebied mogelijk tot 30 cm kunnen stijgen.
4.7.2 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Binnen het plangebied zijn de volgende oppervlaktewateren aanwezig.
- Aan de zuidzijde van het plangebied liggen vier vijvers waarop (een deel van) het hemelwater van de gescheiden en verbeterd gescheiden rioolstelsels afvoert. Deze vijvers zijn via duikers met elkaar verbonden en voeren af op het Apeldoorns Kanaal.
- Ook aan de noordzijde van het plangebied liggen twee vijvers die zijn bedoeld voor de opvang van water uit het gescheiden rioolstelsel. De vijvers zijn via duikers met elkaar verbonden en voeren via een duiker af op de Zwaanspreng.
- In het westen van het plangebied ligt een overstortvijver, bedoeld voor de opvang van overtollig water uit het gemengde stelsel. De vijver kan een teveel aan water via een duiker afvoeren op de Zwaanspreng.
- Aan de noordzijde van het plangebied lopen de Zwaanspreng en de Kayersbeek. De Zwaanspreng ontspringt ten westen van het plangebied en mondt uit in het Apeldoorns Kanaal. De Zwaanspreng en de Kayersbeek zijn door de provincie Gelderland aangewezen als SED-water (Specifieke Ecologische Doelstellingen). De opgave voor dit type water is vooral het herstel van de natuurwaarden, maar ook de bescherming daarvan. In voorliggend bestemmingsplan zijn beide watergangen opgenomen in de bestemming ‘Water’. Daarnaast is een op bescherming gerichte dubbelbestemming opgenomen.
- De oostzijde van het plangebied wordt begrensd door het Apeldoorns Kanaal. Het zuidelijke gedeelte, tot aan de monding van de Zwaanspreng, maakt onderdeel uit van een natte ecologische verbindingszone.
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen (nadelige) gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. Wel moet met toekomstige wijzigingen rekening gehouden worden met de bescherming en het herstel van de natuurwaarden in de Zwaanspreng. In en rond het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor.
4.7.3 Afvoer van hemelwater en afvalwater
Voor de afvoer van vuilwater en hemelwater zijn binnen het plangebied meerdere typen stelsels aanwezig. In onderstaande tabel zijn de gebieden bij benadering ingedeeld.
Gemengd rioolstelsel | tussen de Zwaansprengweg en de Marchantstraat |
tussen de Arnhemseweg en de Oude Apeldoornseweg | |
Gescheiden rioolstelsel | tussen de Oude Apeldoornseweg en het Apeldoorns Kanaal |
Verbeterd gescheiden stelsel | Surinameweg |
IT-riolering (infiltratie-transport-riool) | Ten zuiden van Dubbelbeek |
Indien binnen het plangebied nieuwe stedelijke (her)ontwikkelingen plaatsvinden zal de waterhuishoudkundige inrichting moeten worden ontwikkeld volgens de laatste inzichten op dit gebied. In sommige gevallen betekent dit dat er niet automatisch gebruik kan worden gemaakt van de al aanwezige (riool)systemen.
Op dit moment hanteert de gemeente Apeldoorn bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er geen hemelwater op de bestaande riolering mag worden aangesloten. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen en pleinen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltratiegreppels of wadi’s, ondergrondse infiltatievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
- Voor hemelwater afkomstig van afvoerende verharde oppervlakken dient een hemelwatervoorziening ter grootte van 36 mm per afvoerende m2 verharding aangelegd te worden (of 20 mm bij herontwikkeling).
De uiteindelijke keuzes en inrichting met betrekking tot de waterhuishouding dienen met de gemeente Apeldoorn te worden afgestemd. Bij nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden van dergelijke materialen zijn zink en koper.
4.7.4 Watertoets
De watertoets is ingesteld om het aspect water in een vroeg stadium mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets is wettelijk verplicht en heeft als doel om gezamenlijk met de waterbeheerders de waterhuishoudkundige doelstellingen in een zo vroeg mogelijk stadium in ruimtelijke ontwikkelingen op te nemen. De gemaakte afspraken worden in de waterparagraaf van het bestemmingsplan opgenomen.
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan.
In april 2011 is met het waterschap contact gezocht of er voor de planvorming betreffende het Visionpark aanvullende randvoorwaarden nodig zijn. Gezien het vroege stadium waarin de planvorming van deze locatie zich bevindt, is afgesproken dat de algemene eisen zoals opgenomen in paragraaf 4.7.3 op dit moment voldoende zijn. Bovendien geldt dat, hoewel in voorliggend bestemmingsplan enige verruiming van de gebruiksmogelijkheden is geboden, de bouwmogelijkheden voor dit terrein zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Ten opzichte van het vigerende planologische regime is dus qua bebouwing geen sprake van een toename.
4.8 Natuurwaarden
4.8.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:
- algemene soorten: voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
- overige soorten: voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'
- soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AmvB: voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AmvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
- 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
- 2. er is geen alternatief; en
- 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
Binnen het plangebied bevinden zich wel enkele percelen met een status als ecologische hoofdstructuur (EHS). Het bosgebied ten westen van de Arnhemseweg is aangeduid als 'natuur'. Een aantal bosstroken ten noorden daarvan zijn aangeduid als 'verweven'. Het bos en de bosstroken hebben in voorliggend bestemmingsplan de bestemming 'Bos' gekregen. De betreffende gebieden zijn hierdoor van een passende bescherming (zeer beperkte bouwmogelijkheden en omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden) voorzien.
4.8.2 Natuurwaarden plangebied
In de Flora- en faunawet is de soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd. Implementatie in bestemmingsplannen is dus in principe niet nodig. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient echter wel rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name met de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Dit betekent concreet dat in bestemmingsplannen geen mogelijkheden moeten worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voorhand in redelijkheid kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen ontheffing zal worden verleend. Derhalve is een globale beoordeling van dit aspect opgenomen.
Voor beheergerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen kan in het algemeen worden gesteld dat de uitvoerbaarheid in de meeste gevallen niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Anders is het in het geval van concrete ontwikkelingen. In dat geval kan onderzoek naar de aanwezige natuurwaarden noodzakelijk zijn om de haalbaarheid van een initiatief in het kader van de Flora- en faunawet aan te tonen. Voor de verbreding van de Laan van Malkenschoten, de ontwikkeling van het Visionpark en de locatie Dubelbeek is natuuronderzoek verricht.
Natuuronderzoek verbreding Laan van Malkenschoten
Ten behoeve van de verbreding van de Laan van Malkenschoten is een natuurtoets uitgevoerd (september 2009 / juni 2011). De natuurtoets is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Op basis van een eerste natuurtoets (2009) en een aanvullende natuurtoets (2011) zijn de natuurwaarden in de bermen van de Laan van Malkenschoten en de aanwezigheid van mogelijke vaste verblijfplaatsen in de te kappen bomen in beeld gebracht.
Gebiedsbescherming
Geconcludeerd is dat het gebied geen deel uitmaakt van Natura 2000 of EHS. Effecten met betrekking tot deze beschermde gebieden zijn dan ook niet aan de orde. Wel maakt de laanstructuur deel uit van de Groene Mal.
Soortenbescherming
Er is geen kans op aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen voor vogels en/of vleermuizen. Er is ook geen sprake van het functioneren van laanbomen als belangrijk foerageergebied of als onderdeel van een migratie-/trekroute. Op het moment van de aanvullende natuurtoets (2011) zijn ook geen nesten/broedgevallen aangetroffen die als vaste verblijfplaats zijn aan te merken. Wel zijn diverse algemene vogelsoorten opgemerkt. Niet uitgesloten is dat er tijdens het broedseizoen broedgevallen zullen voorkomen, in zowel de betreffende bomen als de ondergroei in de directe omgeving. Kap in het broedseizoen wordt daarom ontraden; overtreding van de flora- en faunawet is dan te voorzien. Indien kap in het broedseizoen wel wordt overwogen, zal direct voor de kap inspectie moeten plaatsvinden op nesten. Indien nesten worden aangetroffen zal alsnog van kap moeten worden afgezien.
In het plangebied is Rapunzelklokje aangetroffen (beschermd via tabel 2 Flora- en faunawet, middelste beschermingscategorie). Verplaatsing van de planten die ter plaatse van de voorgenomen werkzaamheden voorkomen, zal plaatsvinden naar de bermen die gespaard zullen
blijven.
Op grond van het beleid Bomen over Bomen (Bomen en de Algemene Plaatselijke Verordening) maken de te kappen bomen deel uit van de bomenstructuur van Apeldoorn waarvoor een kapvergunning vereist is (bomen met stamomtrek van 65 cm of meer / stamdiameter 22 cm of meer). De te kappen bomen vallen daar grotendeels binnen. Een aantal van de bomen heeft de status bijzondere boom.
Compensatie
Compensatie is aan de orde met betrekking tot de bomen en de bijzondere natuurwaarden van de berm, conform de richtlijn natuur en boscompensatie (provincie Gelderland). De Laan van Malkenschoten maakt deel uit van de Groene Mal en de natuurwaarden van de berm worden gestaafd door de aanwezigheid van beschermde en rode lijstsoorten. Voor aantasting van de berm geldt een compensatiepercentage van minimaal 130% (in verband met moeilijke vervangbaarheid). ook voor de aantasting van de bomen geldt een compensatie van 130% (bomen circa 25 - 100 jaar oud).
Compensatie van bomen dient zo mogelijk in het nieuwe ontwerp te worden opgenomen. Indien dat niet (volledig) mogelijk is, is een financiële compensatie nodig. Compensatie van natuurwaarden is niet mogelijk binnen plangebied; daarom is sprake van een financiële compensatie ten behoeve van natuurontwikkeling elders in de Groene Mal.
Conclusie
Uit de natuurtoets volgen de volgende conclusies:
- algemene voorwaarde: kappen van bomen buiten het broedseizoen (minimaal van 15 maart t/m 15 juli);
- rekening houden met Flora- en faunawet ten aanzien van beschermde soort rapunzelklokje; bij aantasting in definitief ontwerp is verplaatsing noodzakelijk;
- compensatie vastleggen en toepassen;
- kapvergunning is noodzakelijk (voor het deel dat ligt binnen de groenstructuur, zie Bomen over Bomen)
Verder zijn de volgende algemene adviezen opgenomen:
- rekening houden met aanwezigheid wilde appel in deelgebied 5;
- verplaatsing van diverse soorten (grasklokje, rapunzelklokje, etcetera);
- bij overblijvende bermen aanbrengen van voedselrijke grond voorkomen.
De voorwaarden zijn te verwerken in een ecologisch werkprotocol dat voorafgaand aan en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden aanwezig moet zijn en gevolgd dient te worden.
Natuuronderzoek herontwikkeling Visionpark
Quickscan
Voor het voormalige Philipsterrein is een quickscan naar de aanwezige natuurwaarden uitgevoerd (Quickscan natuurwaarden plangebied Visionpark te Apeldoorn, Staro, juli 2010). De rapportage is als bijlage opgenomen. Hoewel voorliggend bestemmingsplan geen ruimere bebouwingsmogelijkheden biedt dan het vigerende bestemmingsplan, is het vanwege de beoogde herontwikkeling van het terrein van belang om te bepalen of deze ontwikkeling mogelijk leidt tot overtreding van de natuurwetgeving.
De quickscan heeft bestaan uit een veldbezoek waarin de in het plangebied aanwezige biotopen zijn opgenomen. Daarnaast zijn directe en indirecte aanwijzingen opgenomen die duiden op het voorkomen van beschermde soorten. Aansluitend op het veldbezoek heeft een bronnenonderzoek plaatsgevonden, waarbij is gekeken naar gebiedsgerichte bescherming en mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied. Geconcludeerd is dat er geen nadelige effecten aan de orde zijn ten aanzien van Natura 2000 of EHS-gebieden.
Op basis van de resultaten van het veld- en bronnenonderzoek is geconcludeerd dat in het plangebied mogelijk verschillende beschermde soorten voorkomen. Het betreft (mogelijk) voorkomende grondgebonden zoogdieren, amfibieën en mieren die zijn opgenomen op FFlijst 1. Voor deze soorten geldt een vrijstelling: bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het niet noodzakelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen.
Er komen mogelijk hazelwormen (FFlijst 3) voor in het westelijk deel van het plangebied. Ook de mogelijk in het onderzoeksgebied voorkomende vleermuizen komen voor op FFlijst 3 en zijn ontheffingsplichtig. Binnen het plangebied komen daarnaast verschillende vogelsoorten voor. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd zoals beschreven in de rapportage (onder andere kappen buiten het broedseizoen) zullen voor de meeste vogels geen nadelige effecten optreden. Voor de mogelijk voorkomende gierzwaluwen moet nader onderzoek uitwijzen of deze de bestaande bebouwing gebruiken als nestlocatie aangezien de nesten jaarrond beschermd zijn.
Concluderend kan worden gesteld dat:
- nader onderzoek naar vleermuizen dient te worden verricht;
- nader onderzoek naar gierzwaluwen dient te worden verricht
- nader onderzoek naar hazelwormen dient te worden verricht;
- de aanbevelingen ten aanzien van (overige) vogels in acht genomen dienen te worden;
- de werkzaamheden voor de overige soortgroepen geen overtreding van de natuurwetgeving tot gevolg hebben.
Aanvullend onderzoek
Op basis van de resultaten van de quickscan is aanvullend onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen, huismussen, gierzwaluwen en hazelwormen. De onderzoeksnotitie (Staro, 7 november 2011) is als bijlage opgenomen. Uit het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:
- uit het veldonderzoek blijkt dat verschillende vleermuissoorten gebruikmaken van het onderzoeksgebied als foerageergebied. Daarnaast zijn twee zomerverblijfplaatsen en twee paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen vastgesteld. Vanwege de aanwezigheid van de zomer- en paarverblijfplaatsen dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen voordat wordt begonnen met de sloopwerkzaamheden. Voorafgaand aan de sloop dienen de betreffende gebouwen ongeschikt te worden gemaakt voor vleermuizen door het maken van tochtgaten in de spouwmuren. Daarnaast dienen in de directe omgeving voldoende alternatieve paar- en zomerverblijfplaatsen aanwezig te zijn in de vorm van minimaal 4 vleermuiskasten die worden opgehangen aan bomen of aan de te handhaven bebouwing. Wanneer dit advies wordt nageleefd, heeft de herinrichting van de locatie geen negatief effect op vleermuizen;
- gierzwaluwen en huismussen maken geen gebruik van het onderzoeksgebied, zodat de voorgenomen plannen geen negatief effect op deze soorten hebben. De buizerdhorst die zich in de omgeving van het onderzoeksgebied bevindt, is in 2011 niet bezet geweest. De plannen hebben geen negatieve invloed op het gebruik van de horst door buizerden;
- de hazelworm komt niet voor in het onderzoeksgebied. De herinrichting van het Visionpark heeft derhalve geen negatief effect op deze reptielensoort.
Geconcludeerd is dat de herontwikkeling van het Visionpark geen negatief effect heeft op de soorten gierzwaluw, huismus en hazelworm, zodat geen sprake is van overtreding van de Flora- en faunawet. Voor gewone dwergvleermuizen zullen de werkzaamheden geen overtreding van de Flora- en faunawet tot gevolg hebben mits het advies omtrent mitigerende maatregelen wordt nageleefd.
Natuuronderzoek locatie Dubbelbeek
Ten behoeve van de ontwikkeling op de locatie Dubbelbeek is een natuurtoets uitgevoerd (14 november 2011). De natuurtoets is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. Het terrein ligt momenteel braak en bestaat voor een groot deel uit een zanddepot. Rondom de locatie is opgaande beplanting aanwezig.
Gebiedsbescherming
Geconcludeerd is dat de locatie in het stedelijk gebied ligt, op grote afstand van Natura 2000-gebieden. Invloeden zijn uit te sluiten. Evenmin is sprake van planologische bescherming onder de EHS.
Soortenbescherming
In of in de nabije omgeving van de planlocatie zijn geen wettelijk beschermde soorten waargenomen of in een ander seizoen te verwachten. In de singel van eiken zijn geen vaste nest- of verblijfsplaatsen van jaarrond beschermde vogelsoorten of vleermuizen aangetroffen. De voorgenomen plannen zijn niet in strijd met de natuurwetgeving, op voorwaarde van inachtneming van de algemene zorgplicht van de Flora- en faunawet. Bij het kappen van de bomen en struiken dient rekening te worden gehouden met de broedperiode van vogels.
4.9 Kabels, Leidingen En Straalpaden
Hogedruk aardgasleidingen
In het zuidelijk deel van het plangebied ligt een aantal hogedruk aardgasleidingen. In paragraaf 4.6.2 is hier reeds aandacht aan besteed.
Hoogspanningslijnen
Door het plangebied lopen twee bovengrondse 150 kV hoogspanningsleidingen. Voor deze leidingen geldt een zakelijk rechtstrook van 22,5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Binnen deze strook gelden restricties voor het bouwen van bouwwerken. De zakelijk rechtstrook is als dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' in voorliggend bestemmingsplan opgenomen, waarbij in de regels een bouwverbod met afwijkingsmogelijkheid is opgenomen.
Bij hoogspanningsleidingen is daarnaast sprake van elektromagnetische straling. De minister van VROM (inmiddels I&M) heeft per brief d.d. 3 oktober 2005 geadviseerd om bij vaststelling van nieuwe plannen zoveel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Realisering van nieuwe woningen, scholen en kinderdagopvang zou op grond van deze brief zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. In 2007 zijn door de Kema berekeningen uitgevoerd voor heel Apeldoorn om de specifieke 0,4 µT magneetveldzone (berekend op basis van 50% van de ontwerpbelasting van de lijn) in beeld te brengen. De 0,4 µT magneetveldzone bedraagt voor de westelijke hoogspanningslijn gemiddeld 38 meter aan weerszijden van het hart van de lijn; voor de oostelijke hoogspanningslijn ligt de 0,4 µT magneetveldzone op gemiddeld 73 meter aan weerszijden van de lijn. In de praktijk gaat door de betreffende hoogspanningsleidingen veel minder stroom dan maximaal mogelijk. De feitelijke 0,4 µT magneetveldzone is daarom ook berekend. Deze ligt op gemiddeld 22 meter aan weerszijden van de westelijke hoogspanningslijn en op gemiddeld 27 meter aan weerszijden van de oostelijke hoogspanningslijn. Binnen deze afstanden van de hoogspanningslijnen maakt voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die betrekking hebben op langdurig verblijf van kinderen; de magneetveldzones liggen met name op gronden die een bedrijfsbestemming hebben. Om te voorkomen dat binnen de sportaccommodatie aan de Malkenschoten kinderdagopvang wordt gerealiseerd, is de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang uitgesloten' opgenomen.
Straalpad
In oost-westrichting wordt het plangebied doorkruist door een straalpad (KPN). De maximale bouwhoogte ten opzichte van NAP ligt tussen 109 en 99 meter binnen de grenzen van het plangebied. Het maaiveld binnen het bestemmingsplan ligt op circa 15 tot 18 meter boven NAP. De bestaande bebouwing in het plangebied is aanzienlijk lager dan deze hoogtematen en voorliggend bestemmingsplan maakt nieuwbouw van dergelijke hoge bebouwing ook niet mogelijk. Er hoeven in de regels derhalve geen specifieke bepalingen te worden opgenomen met betrekking tot de hoogtebeperkingen vanwege het straalpad.
4.10 Cultuurhistorie
In het plangebied is een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Hierna zijn de belangrijkste cultuurhistorische elementen in het plangebied benoemd.
Nagelpoelsche dijk
De Nagelpoel was een vergaarbekken voor kwelwater dat in noordelijke richting afwaterde. Langs de poel en het afwateringsslootje was een dijk aangelegd die als voetpad in gebruik was. Het dijklichaam is uitgespaard en vormt als zodanig een historisch lijnelement met een zeer hoge cultuurhistorische waarde. Het dijklichaam verdient het dan ook behouden te blijven.
De Zwaanspreng
De Zwaanspreng is een kunstmatige beekloop uit omstreeks 1870, die zijn oorsprong vindt in het gebied ten westen van de Arnhemseweg. Hier bevindt zich ook de bron van de Kayersspreng, waarvan de doodlopende zuidtak noordelijk van de viskwekerij loopt.
De Zwaanspreng voedt de vijvers van de voormalige forellenkwekerij en het kanaal. Over de spreng is een betonnen brug geplaatst, die de noordelijk gelegen woonwijk Componistenkwartier verbindt met het Park Malkenschoten ten zuiden van de spreng. De betonnen brug is in de inventarisatie Naoorlogs erfgoed opgenomen (als onderdeel van het Park Malkenschoten) en vanwege het bijzondere ontwerp als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Door middel van een dubbelbestemming 'Waarde - beken en sprengen' zijn de cultuurhistorische waarden van de Zwaanspreng beschermd.
Spoorlijn & oude halte
De oude spoorlijn Apeldoorn-Dieren begon in 1887 als de Koning Willem III-lijn. De spoorlijn is nu het traject van de Veluwse Stoomtrein Maatschappij. Binnen het plangebied, ter hoogte van de viskwekerij, lag een halteplaats.
Apeldoorns Kanaal
Het Apeldoorns Kanaal is aangelegd in twee fases en vormde, na de voltooiing in 1866, een zeer belangrijke nieuwe infrastructurele lijn in de noord-zuidverbindingen in dit deel van de provincie Gelderland. Apeldoorn dankte er aan het einde van de 19de eeuw een belangrijk deel van haar economische bloei aan. Binnen het bestemmingsplan Malkenschoten - Kayersmolen ligt een deel van het traject van het Apeldoorns kanaal, dat tussen 1858 en 1966 gegraven werd. Het gehele kanaal, dat zich uitstrekt over zes gemeenten, heeft een hoge cultuurhistorische waarde.
Forellenkwekerij (voorheen zalmkwekerij)
Op deze locatie bestond reeds in 1881 een viskwekerij. Rond 1900-1910 had de kwekerij een zeer aanzienlijke omvang. Het hoofdgebouw is in 1916 vernieuwd door A.H. Wegerif, een bekende Apeldoornse architect met een rijke architectonische vocabulaire. Op het terrein, ten zuiden van het gebouw, bevinden zich 15 kweekvijvers en 3 visvijvers. In tegenstelling tot de vijvers zijn de beeklopen Kayersbeek en Zwaanspreng goed onderhouden. Deze vormen met de aanliggende bomenrijen een heldere groenstructuur. De historische forellenkwekerij is aangewezen als gemeentelijk monument. Een deel van het gebouw, te weten het hoofdgebouw uit 1916 en de aan de westzijde aansluitende houten loods, een deel van de vijvers en een herdenkingsbank van na de oorlog zijn onderdeel van de redengevende beschrijving. In voorliggend bestemmingsplan is de forellenkwekerij opgenomen in de bestemming 'Agrarisch-Viskwekerij', waarmee is aangesloten bij de vigerende planologische regeling.
4.11 Archeologie
De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze archeologische beleidskaart, zoals hierna weergegeven, geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen.
Het plangebied bestaat uit gebieden met een lage, middelhoge en hoge trefkans. Aan deze trefkans is een vorm van vervolgonderzoek gekoppeld, die bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen worden vereist. Bij een lage trefkans kan worden volstaan met een archeologische quickscan. Afhankelijk van de resultaten kan een vervolgonderzoek worden aanbevolen. Bij een middelhoge trefkans is een bureauonderzoek verplicht dat kan worden gevolgd door een verplicht veldonderzoek. Bij een hoge trefkans is een archeologisch onderzoek verplicht, waarbij wordt gestreefd naar het behoud van archeologische waarden.
In voorliggend bestemmingsplan zijn de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd door middel van twee dubbelbestemmingen. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' is opgenomen op de gronden met een hoge trefkans. Op de gronden met een middelhoge trefkans is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoog' opgenomen. In de regels zijn bepalingen opgenomen die bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning een archeologisch rapport verplicht stellen. Daarnaast is op de betreffende gronden voor diverse werkzaamheden een omgevingsvergunningenstelsel van toepassing. Voor de gronden die buiten de dubbelbestemmingen liggen, gelden algemene gebruiksregels voor strijdig gebruik.
Archeologisch onderzoek Arnhemseweg/Laan van Malkenschoten
Ten behoeve van de infrastructurele werkzaamheden aan de Arnhemseweg en de Laan van Malkenschoten (waaronder de verdubbeling van de Laan van Malkenschoten) is een verkennend archeologisch onderzoek verricht (Inventariserend veldonderzoek archeologie Arnhemseweg / Laan van Malkenschoten Apeldoorn, Arcadis, 24 juni 2011). Op grond van een bureauonderzoek geldt voor de onderzoekslocatie een middelhoge verwachting op sporen van bewoning vanaf het Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Uit het verkennend bodemonderzoek is echter gebleken dat de bodem op de hele locatie verstoord is, waarschijnlijk door werkzaamheden bij het aanleggen van de weg. Op de onderzoekslocatie worden dan ook geen intacte archeologische waarden meer verwacht. De verwachtingswaarde kan daarom worden bijgesteld van middelhoog tot laag en nader onderzoek wordt niet aanbevolen.
5 Juridische Planopzet
In hoofdstuk 3 is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de milieutechnische en planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 5.1 wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 5.2 wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 5.3 tenslotte wordt de verbeelding beschreven.
5.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Malkenschoten - Kayersmolen is hoofdzakelijk een beheerplan, waarin de bestaande situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen. Dit maakt het mogelijk om een vrij gedetailleerde bestemmingsplansystematiek toe te passen. De verschillende functies zijn daarbij op perceelsniveau voorzien van een passende bestemming. Hierbij is ernaar gestreefd om het aantal bestemmingen beperkt te houden. Zo is voor de bedrijventerreinen Malkenschoten en Kayersmolen voorzien in slechts twee bedrijfsbestemmingen, waarbinnen aanduidingen zijn opgenomen om bijvoorbeeld een zelfstandig kantoor of een lpg-station mogelijk te maken.
Er is, waar mogelijk, gestreefd naar een uniforme manier van bestemmen, zodat in vergelijkbare situaties zoveel mogelijk vergelijkbare planologische mogelijkheden bestaan. Tegelijkertijd is gestreefd naar een bepaalde flexibiliteit binnen de verschillende bestemmingen. Het groen binnen de wegprofielen is bijvoorbeeld niet opgenomen binnen de bestemming 'Groen', maar is mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' en 'Verkeer - Weg'. Hierdoor wordt voorkomen dat voor elke beperkte wijziging een planologische procedure moet worden gevolgd.
Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.
5.2 De Regels
5.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. In de inleidende regels worden de gehanteerde begrippen gedefinieerd en is de wijze van meten bepaald.
5.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Agrarisch
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn met name bestemd voor agrarisch gebruik. De gronden mogen daarnaast onder andere worden gebruikt voor opslag, wegen en paden, groenvoorzieningen, recreatief medegebruik, nutsvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Gebouwen zijn niet toegestaan. Voor de maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen.
Agrarisch-Viskwekerij
Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Viskwekerij' zijn een viskwekerij en hengelvijver toegestaan. De gronden mogen daarnaast onder andere worden gebruikt voor opslag, wegen en paden, groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming is één bedrijfswoning toegestaan. Voor de maatvoering van gebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen. Gebouwen dienen in ieder geval binnen het bouwvlak te worden gebouwd.
Bedrijf
De bedrijven die niet op het bedrijventerrein Malkenschoten of het bedrijventerrein Kayersmolen zijn gevestigd, hebben de bestemming 'Bedrijf'. Op de gronden met deze bestemming zijn vanwege de functiemenging in de directe nabijheid van de bedrijven slechts bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. In de regels wordt voor de bedrijfsactiviteiten van categorie 1 en 2 die zijn toegelaten, verwezen naar de Lijst van toegelaten bedrijfstypen die als bijlage bij de regels is opgenomen. In paragraaf 4.3.1 is de milieuzoneringssystematiek verder besproken.
Ten opzichte van de basislijst van de VNG is de hier gehanteerde Lijst van toegelaten bedrijfstypen nader ingeperkt. Dit is gebeurd vanwege milieuhygiënische en planologische redenen. Ten eerste zijn er bedrijfstypen die wel op de basislijst van de VNG voorkomen maar die om planologische redenen geen bedrijfsbestemming krijgen. Het gaat bijvoorbeeld om detailhandels- en horecabedrijven (met uitzondering van cateringbedrijven), maatschappelijke dienstverlening en bepaalde sport- en recreatieactiviteiten. Omdat deze bedrijfstypen een heel andere uitstraling richting de omgeving hebben dan reguliere bedrijven worden hiervoor specifieke bestemmingen gebruikt. Ze zijn daarom niet in de Lijst van toegestane bedrijfstypen opgenomen. Ten tweede zijn er ook bedrijven die in deze buurt niet passen omdat er geen ruimte voor is of omdat de buurt zich er niet voor leent. Het gaat dan om land- en tuinbouw (een kleinschalig bedrijfsvorm als een hoveniersbedrijf is hier wel denkbaar en daarom wel in de Lijst opgenomen), zeevaart, binnenvaart, visserij, luchtvaart en delfstoffenwinning. Tot slot wordt om milieuhygiënische redenen de opslag van gevaarlijke stoffen hier niet wenselijk geacht en daarom uitgesloten.
In de bestemming 'Bedrijf' zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (grote lawaaimakers) en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen uitgesloten, omdat zij niet passen op relatief korte afstand van gevoelige functies zoals woningen.
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan. Om alle twijfel weg te nemen, is bepaald dat beroepsuitoefening aan huis is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' is een verkooppunt voor motorbrandstoffen toegestaan. De camper- en caravanzaken aan de Malkenschoten zijn ook specifiek aangeduid.
Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken kunnen ook bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfstypen of bedrijven uit een hogere categorie dan bij recht is toegestaan worden toegelaten, mits ze naar aard en invloed op hun omgeving vergelijkbaar zijn met de bij recht toegestane bedrijven. In de procedure van een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden bezien of de benodigde hinderbeperkende maatregelen mogelijk zijn (bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe technieken). Criterium voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken is in dit geval dat de hinder die resulteert na het nemen van maatregelen niet groter is dan van de ter plekke wel bij recht toegelaten bedrijven zou kunnen worden verwacht.
Bedrijf-Kermisexploitatiebedrijf
De gronden met de bestemming 'Bedrijf-Kermisexploitatiebedrijf' zijn bestemd voor kermisexploitatiebedrijven met bedrijfswoningen, in de vorm van een woonwagen of een (half)vrijstaande woning. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt voor tuinen en erven en voor nutsvoorzieningen. Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan. Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen/woonwagens (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen.
Bedrijventerrein - 1
Op de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' zijn bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1 t/m 4.2. Door middel van aanduidingen op de verbeelding is aangegeven op welke locaties welke milieucategorieën zijn toegestaan. Het aanwezige tank- en reservoirbouwbedrijf en het aanwezige recyclingbedrijf zijn specifiek aangeduid, aangezien zij in een hogere milieucategorie vallen dan op deze locatie algemeen is toegestaan. In paragraaf 4.3.1 is de milieuzoneringssystematiek verder besproken. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' zijn geluidzoneringsplichtige inrichtingen toegestaan. De gronden met deze bestemming maken derhalve deel uit van het gezoneerde bedrijventerrein. Daarnaast zijn ontsluitingen in de vorm van paden en wegen alsmede groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding is een lpg-tankstation toegestaan.
Risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten, met uitzondering van de risicovolle inrichtingen ter plaatse van de aanduiding. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken kan nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen worden toegestaan. Bedrijfswoningen zijn alleen ter plaatse van de gelijknamige aanduiding toegestaan. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van een zelfstandig kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'. Ook detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, detailhandel in de vorm van een postorder- of internetbedrijf, detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven en bestaande detailhandel. Via een omgevingsvergunning voor het afwijken kan detailhandel in volumineuze goederen worden toegestaan.
Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen. In elk geval dienen gebouwen en bedrijfswoningen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken kunnen verkleiningen in de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens worden aangebracht of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor de voorgevel van de bedrijfswoning worden toegestaan. Ook kunnen via een omgevingsvergunning voor het afwijken nieuwe bedrijfswoningen worden toegestaan. Voorwaarden zijn dat er geen milieuhygiënische belemmeringen mogen zijn voor de bouw van de bedrijfswoning én dat een nieuwe bedrijfswoningen geen belemmeringen voor de omliggende bedrijven met zich mee mag brengen. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfstypen of bedrijven die in een hogere categorie vallen, maar naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijven die bij recht zijn toegestaan.
Bedrijventerrein - 2
Op de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' zijn bedrijven toegestaan in de milieucategorieën 1 t/m 4.2. Door middel van aanduidingen op de verbeelding is aangegeven op welke locaties welke milieucategorieën zijn toegestaan. De aanwezige auto-onderdelenfabriek is specifiek aangeduid, aangezien dit bedrijf in een hogere milieucategorie valt dan op deze locatie algemeen is toegestaan. In paragraaf 4.3.1 is de milieuzoneringssystematiek verder besproken. Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' is de vestiging van geluidzoneringsplichtige inrichtingen uitgesloten. De gronden met deze bestemming maken derhalve geen deel uit van het gezoneerde bedrijventerrein. Daarnaast zijn ontsluitingen in de vorm van paden en wegen alsmede groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen toegestaan.
Risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken kan nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen worden toegestaan. Bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn uitsluitend grondgebonden (al dan niet inpandige) bedrijfswoningen toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' zijn zowel vrijstaande bedrijfswoningen als bedrijfswoningen in de vorm van een woonwagen toegestaan. Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan. Ook detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, detailhandel in de vorm van een postorder- of internetbedrijf, detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven en bestaande detailhandel. Via een omgevingsvergunning voor het afwijken kan detailhandel in volumineuze goederen worden toegestaan.
Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen. In elk geval dienen gebouwen en bedrijfswoningen/woonwagens binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken kunnen verkleiningen in de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens worden aangebracht of bijgebouwen bij de bedrijfswoning voor de voorgevel van de bedrijfswoning/woonwagen worden toegestaan. Ook kunnen via een omgevingsvergunning voor het afwijken nieuwe bedrijfswoningen worden toegestaan. Voorwaarden zijn dat er geen milieuhygiënische belemmeringen mogen zijn voor de bouw van de bedrijfswoning én dat een nieuwe bedrijfswoningen geen belemmeringen voor de omliggende bedrijven met zich mee mag brengen. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfstypen of bedrijven die in een hogere categorie vallen, maar naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijven die bij recht zijn toegestaan.
Bos
Op de gronden met de bestemming 'Bos' zijn bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting toegestaan. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van het bos met de bijbehorende landschaps- en natuurwaarden. Binnen de bestemming zijn paden, in- en uitritten en nutsvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming Bos zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, tot een bouwhoogte van 2,5 m toegestaan. Bruggen vallen niet onder de beperkingen wat betreft de bouwhoogte. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - paviljoen' zijn maximaal twee paviljoens toegestaan, met een maximaal oppervlak van 100 m² per paviljoen en een maximale hoogte van 5 meter. Beide gebouwen zijn inmiddels met toepassing van artikel 19, lid 2 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening vergund.
Ter bescherming van het bos met de landschaps- of natuurwaarden is een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Detailhandel-Tuincentrum
De gronden met de bestemming 'Detailhandel-Tuincentrum' zijn bestemd voor een tuincentrum en een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt als tuin en/of erf en zijn nutsvoorzieningen toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is gedetailleerd opgenomen welke (detailhandels)activiteiten voor een tuincentrum zijn toegestaan. Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis is toegestaan.
Gemengd - 1
Op de gronden met de bestemming 'Gemengd - 1' zijn bedrijven en zelfstandige kantoren/zakelijke dienstverlening toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' is een congrescentrum met bijbehorend hotel en restaurant toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - ondergeschikte functies' zijn horeca-, fitness-, congres- en kinderopvangfaciliteiten toegestaan als onderdeel van de bedrijfs-/kantoorfunctie, tot een maximum bruto vloeroppervlakte van 10.000 m2. Daarnaast zijn fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en tuinen/erven toegestaan. Door middel van aanduidingen op de verbeelding is aangegeven op welke locaties welke maximale milieucategorieën zijn toegestaan. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van bedrijven die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfstypen of bedrijven die in een hogere categorie vallen, maar naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijven die bij recht zijn toegestaan. Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' zijn geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet toegestaan. Ook detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, detailhandel in de vorm van een postorder- of internetbedrijf en detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven. Via een omgevingsvergunning voor het afwijken kan detailhandel in volumineuze goederen worden toegestaan.
Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van het bebouwingspercentage. Voor de gronden met de aanduiding 'maximum oppervlakte (BVO)' is daarnaast geregeld dat maximaal 85.000 m2 aan bedrijven, kantoren en zakelijke dienstverlening aanwezig mag zijn, waarvan maximaal 45.000 m2 kantoren/zakelijke dienstverlening.
Gemengd - 2
De gronden met de bestemming 'Gemengd - 2' zijn bestemd voor sport en recreatie en voor sport- en recreatieondersteunende (dienstverlenende) voorzieningen. Daarnaast zijn onder meer restauratieve voorzieningen, evenementen en een standplaats voor maximaal vijf kampeerauto's toegestaan. Bedrijfswoningen zijn toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken. Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen.
Gemengd - 3
De gronden met de bestemming 'Gemengd - 3' zijn bestemd voor sport en recreatie, sport- en recreatieondersteunende (dienstverlenende) voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen uit de categorieën 1 en 2 van de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast zijn onder meer restauratieve voorzieningen, evenementen, nutsvoorzieningen en tuinen en erven toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan. Voor het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is kamerbewoning toegestaan ten behoeve van personeel van maatschappelijke voorzieningen (i.c. het Gelre Ziekenhuis). Zelfstandig wonen (een regulier appartementengebouw) is uitgesloten. Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Daarnaast zijn vijvers en watergangen algemeen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden een omgevingsvergunning verlenen voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
Horeca - 1
Op gronden met de bestemming 'Horeca - 1' zijn horecavormen in categorie 1 van de Lijst van toegelaten horecatypen toegelaten. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - pension' is uitsluitend een pension toegestaan. Via een omgevingsvergunning voor het afwijken kunnen ook andere horecavormen worden toegelaten. Criterium voor het verlenen van de omgevingsvergunning is dat de dan toegelaten horecavorm naar aard en invloed vergelijkbaar is met de bij recht toegelaten vormen. Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen.
Kantoor
Op de gronden met de bestemming 'Kantoor' zijn kantoren, zakelijke dienstverlening, congres- en vergaderruimten, nutsvoorzieningen, tuinen en erven toegestaan, inclusief bouwwerken en parkeervoorzieningen. Voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen.
Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn de in het plangebied aanwezige maatschappelijke voorzieningen ondergebracht. Om de nodige flexibiliteit te kunnen bieden is binnen deze bestemming een vrije uitwisseling tussen de verschillende maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Welke voorzieningen dat zijn, staat in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen die als bijlage bij de regels is opgenomen. Het betreft maatschappelijke voorzieningen die thuishoren in een woongebied en noodzakelijk zijn voor het functioneren van het woongebied, zoals scholen en (para)medische praktijken. De aanwezige sociale werkplaats is aangeduid.
Daarom worden overal in het plangebied maatschappelijke voorzieningen in (milieu)categorieën 1 en 2 aanvaardbaar geacht, ook op kortere afstand van woningen dan de richtafstand van 30 meter die in principe voor milieucategorie 2 wordt gehanteerd. Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen. In elk geval dienen gebouwen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Van speelvoorzieningen mag de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedragen. Via een omgevingsvergunning voor het afwijken kan de toegestane bouwhoogte voor speelvoorzieningen tot 6 m worden aangepast. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken is het mogelijk om maatschappelijke voorzieningen te vestigen die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen of in een hogere categorie van de betreffende Lijst, maar qua aard en invloed gelijk zijn te stellen met functies die bij recht zijn toegestaan.
Recreatie - Dagrecreatie
Op de gronden met de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' zijn recreatieve voorzieningen (niet zijnde verblijfsrecreatieve voorzieningen), evenementen, en nutsvoorzieningen toegestaan, met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen. Voor de maatvoering van gebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen.
Sport
Op de gronden met de bestemming 'Sport' zijn sport en sportvoorzieningen tot en met categorie 3.1 van de Lijst van toegelaten sportvoorzieningen, evenementen en nutsvoorzieningen, toegestaan. Kinderopvang is algemeen toegestaan, met uitzondering van de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderopvang uitgesloten'. Op de verbeelding zijn een fietscrossterrein, een hondensportterrein en een motortrialterrein aangeduid. Voor de maatvoering van gebouwen (en bijbehorende bijgebouwen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde is een schema opgenomen. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - motortrialterrein' is in totaal 200 m2 aan gebouwen buiten bouwvlak toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ´wro-zone - ontheffingsgebied´ kan een omgevingsvergunning worden verleend om buiten het bouwvlak de uitbreiding of nieuwbouw van een clubgebouw met een maximale oppervlakte van 300 m2 mogelijk te maken.
Deze bestemming is gegeven aan de sportcomplexen en sportzalen in het plangebied. Door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken is het mogelijk om sportvoorzieningen te vestigen die niet voorkomen op de Lijst van toegelaten sportvoorzieningen of in een hogere categorie dan bij recht is toegestaan, maar qua aard en invloed gelijk zijn te stellen met functies die bij recht zijn toegestaan.
Verkeer - Spoorweg
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Spoorweg' zijn wegen, spoorwegen, bermen, watergangen, groenvoorzieningen en specifieke spoorinfrastructuur toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
Op de gronden met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn wegen (voor zover niet bestemd voor doorgaand verkeer), bermen en andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, nutsvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Ook het niet-structurele groen is in deze bestemming ondergebracht.
Verkeer - Weg
De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming 'Verkeer - Weg' gekregen. Het betreft de Arnhemseweg, Kayersdijk en Laan van Malkenschoten/Laan van Westenenk.
Water
Het water in het plangebied vervult een belangrijke waterhuishoudkundige functie, maar is ook van visuele betekenis. Voor al deze waterpartijen is de bestemming 'Water' gehanteerd. Ook water- en oeverrecreatie is toegestaan.
Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Wonen'. Voor de woningen is op de verbeelding een bouwvlak gegeven. Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap en aaneengebouwd. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen is een diepte voor de bouwvlakken van 15 meter gehanteerd. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning.
Bij vrijstaande, twee-onder-een-kap- en aaneengebouwde woningen heeft het perceelsgedeelte voor de voorgevel (en bij hoekpercelen naast de zijgevel) de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel) de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd. De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m² dan is ten hoogste 50 m² aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m² is die oppervlakte maximaal 65 m² en is de kavel groter dan 750 m² dan is ten hoogste 85 m² aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Aan de Malkenschotenhof is een woonwagenstandplaats aanwezig. Ook deze heeft de bestemming 'Wonen' gekregen. Deze locatie is aangeduid als 'woonwagenstandplaats'. In de regels is bepaald dat ter plaatse van deze aanduiding woonwagens en vrijstaande woningen zijn toegelaten. Hiermee is het mogelijk gemaakt een woonwagen te vervangen door een vrijstaande woning. In het bebouwingsschema is een gedetailleerde regeling voor de maatvoering van woonwagens (en vervangende vrijstaande woningen) opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kermisbedrijf' is een kermisbedrijf, inclusief opslag en reparatie, toegestaan.
Leiding - Gas
De gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' zijn mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd. Andere bouwwerken zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken. Er kan pas een omgevingsvergunning worden verleend wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Er is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen waarbij beperkingen worden gesteld aan de aanleg van diepwortelende beplanting, grondwerken, het aanbrengen van verhardingen en heiwerkzaamheden.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
De gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' zijn mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding. Op gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd. Andere bouwwerken zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken. Er kan pas omgevingsvergunning worden verleend wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Waarde - Archeologie Hoog en Waarde - Archeologie Middelhoog
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoog' gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een bouwaanvraag voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m² (Hoog) respectievelijk 100 m² (Middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt in beide bestemmingen dat een omgevingsvergunning benodigd is.
Waarde - Beken en sprengen
De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Beken en sprengen' zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van de landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen. De dubbelbestemming beoogt ook de beekoevers te beschermen. Daarom is het bestemmingsvlak beduidend breder dan de beek of spreng zelf. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken of sprengen worden gebouwd. Andere bouwwerken zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken. Er kan pas omgevingsvergunning worden verleend wanneer vooraf advies van de beheerder van de beek of spreng is opgenomen. Als voorwaarde is daarnaast opgenomen dat de landschappelijke en ecologische waarden van de beek of spreng niet mogen worden aangetast. Ook deze bestemming kent voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningsvereiste.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan.
Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. Binnen de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijventerrein' en de overige bestemmingen die ook bedrijfsactiviteiten mogelijk maken is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in die bestemmingen vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. In de algemene bouwregels (hoofdstuk 3 van de regels) zijn bouwregels opgenomen die voor alle gebouwen en bouwwerken in het plangebied van toepassing zijn.
5.2.3 Algemene regels en overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 31 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 31.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied is toegestaan. Lid 31.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten goothoogte. Het laatste lid van artikel 31.1 geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 32 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming en daarmee onder het gebruiksverbod van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening vallen. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Hoog' gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie Middelhoog' gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m² en dieper dan 0,5 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren.
In artikel 33 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen. In voorliggend bestemmingsplan komen de gebiedsaanduidingen 'bijzondere boom', 'geluidzone - industrie', 'veiligheidszone - bevi' en 'veiligheidszone - lpg' voor. De gebiedsaanduiding 'bijzondere boom' is opgenomen ter bescherming van de bomen die door burgemeester en wethouders als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan een omgevingsvergunning voor het afwijken worden verleend voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning is verleend.
In artikel 34 zijn de algemene afwijkingsregels opgenomen. Hierin is aangegeven voor welke aspecten het bevoegd gezag kan afwijken van de regels in het bestemmingsplan. Artikel 35 bevat de algemene wijzigingsregels.
In artikel 36 staan de procedureregels die nadere eisen in acht genomen moeten worden. De te volgen procedures bij wijziging van het bestemmingsplan of bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Om die reden zijn hiervoor in het bestemmingsplan geen procedureregels opgenomen.
Artikel 37 geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en voor gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
5.3 De Verbeelding
De analoge verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan bestaat uit 6 kaartbeelden, schaal 1:1.000. De verbeelding is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008.
6 Maatschappelijke En Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Procedures
6.1.1 Voorinspraak
Het concept voorontwerpbestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' is in het kader van de voorinspraak voorgelegd aan de wijkraad Apeldoorn-Zuid. Hieraan voorafgaand is de wijkraad betrokken bij de start van het project en de bespreking van de uitgangspunten en dilemma's in het plangebied. Ook de bedrijvenkring en de Kamer van Koophandel zijn over de planvorming geïnformeerd.
Reactie wijkraad Apeldoorn-Zuid
De volgende onderwerpen zijn door de wijkraad Apeldoorn-Zuid ingebracht:
- 1. De Achmea-locatie is niet in overeenstemming met de gevoerde artikel 19, lid 2-procedure.
- 2. De straalverbinding langs de A1 ontbreekt.
- 3. Kunnen de nieuwe verkeersontwikkelingen Laan van Malkenschoten/Kayersdijk binnen het op de kaart aangegeven profiel ter hand worden genomen?
- 4. Er moet voldoende ruimte over blijven voor parkeren en groen.
- 5. Is de verlegde bestemmingsgrens afgestemd met het aangrenzende plangebied waarvoor ook een integrale herziening van het bestemmingsplan loopt?
Antwoord
- 1. De bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan en de gevoerde artikel 19, lid 2 WRO-procedure zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
- 2. Deze opmerking is juist. De straalzone is niet opgenomen omdat de maximaal toegestane bouwhoogte uit dit bestemmingsplan de straalverbinding niet 'raakt' en dus geen invloed heeft op de gebruik- en bouwmogelijkheden. Bovendien leidt het opnemen van de straalzone tot 'vervuiling' van de plankaart, wat de overzichtelijkheid niet ten goede komt.
- 3. Die nieuwe ontwikkelingen zijn in dit plan niet meegenomen maar wel in de plantoelichting aangekondigd. Omdat het civieltechnische plan niet geheel is uitgewerkt, de benodigde rapporten hiervoor nog moeten worden gemaakt en gronden moeten worden aangekocht, is het in dit stadium niet gewenst de verbreding op te nemen. Dit wordt wellicht in een andere fase van het bestemmingsplan gedaan of mogelijk wordt hiervoor een afzonderlijk planologisch traject gevolgd.
Inmiddels is het ontwerp voor de Laan van Malkenschoten ver genoeg gevorderd, zodat de verdubbeling van de weg in het ontwerpbestemmingsplan is meegenomen. Voor de aanpassing van de kruispunten is een afzonderlijke planologische procedure doorlopen. - 4. Dit aspect heeft de nodige aandacht. Door het opnemen van een bebouwingspercentage wordt voorkomen dat terreinen vol worden gebouwd. Opgemerkt wordt dat de gehanteerde bebouwingspercentages worden berekend over het bouwvlak en dat bij nieuwe ontwikkelingen getoetst wordt aan de parkeernota.
- 5. Het plan is afgestemd met het aangrenzende plangebied.
6.1.2 Inspraak en vooroverleg
Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Er zijn reacties ontvangen van de provincie Gelderland, de VROM-inspectie en Waterschap Veluwe.
Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft per brief d.d. 6 januari 2010 aangegeven dat de ecologische hoofdstructuur een goede vertaling heeft gekregen in het bestemmingsplan en dat de bescherming van de EHS voldoende is geborgd op de verbeelding en in de planregels. De provincie constateert daarnaast dat het plan geen externe werking heeft op het nabijgelegen Natura 2000-gebied Veluwe. Tenslotte is aangegeven dat in de toelichting van het plan de watertoets ontbreekt. In de fase van het ontwerpplan dient uit de toelichting van het plan te blijken dat het waterschap is betrokken bij de planvorming.
VROM-inspectie
De VROM-Inspectie heeft per brief d.d. 2 november 2009 gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. Het voorontwerpbestemmingsplan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Waterschap Veluwe
Waterschap Veluwe heeft per brief d.d. 29 oktober 2009 gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft aangegeven dat het systeem van de Zwaanspreng/Kayersbeek goed is ingebed in het plan, conform het waterplan Apeldoorn. Het waterschap geeft aan geen op- of aanmerkingen ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan te hebben.
Aanpassingen
Naar aanleiding van de vooroverlegreacties is de toelichting van het bestemmingsplan aangepast. De waterparagraaf is, overeenkomstig het verzoek van de provincie, aangevuld met de resultaten van het (voor)overleg met het waterschap. Verder geven de inspraakreacties geen reden voor aanpassing van het bestemmingsplan.
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening met ingang van 1 oktober 2009 gedurende vier weken voor eenieder ter inzage gelegen, waarbij de mogelijkheid is geboden om inspraakreacties in te dienen.
Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 32 reacties ontvangen. De reacties zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de Nota inspraak en vooroverleg die als bijlage is opgenomen. Naar aanleiding van de ingediende reacties is het ontwerpbestemmingsplan op een aantal punten aangepast. In de nota is aangegeven welke aanpassingen zijn verricht.
6.1.3 Vaststelling
Het ontwerpbestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' heeft ingevolge artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van 23 februari 2012 gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens de periode van tervisielegging zijn 17 zienswijzen ingediend. Een aantal indieners heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hun zienswijze op 28 juni 2012 mondeling toe te lichten voor leden van de gemeenteraad.
Daarnaast heeft de communicatie in het teken gestaan van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Omtrent de verdubbeling van de Laan van Malkenschoten is overleg gepleegd met bedrijven. Voorafgaand aan de tervisielegging van het bestemmingsplan zijn alle bedrijven aan de zuidzijde van de Laan van Malkenschoten waarvan grond benodigd is, geïnformeerd. Tevens is een informatiebijeenkomst gehouden.
De ingediende zienswijzen zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen, die als bijlage is opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen is het bestemmingsplan op een aantal punten aangepast. In de nota is aangegeven welke aanpassingen zijn verricht. Naast aanpassingen ten gevolge van de ingediende zienswijzen is een aantal ambtshalve aanpassingen verricht. In de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen is een overzicht opgenomen.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan 'Malkenschoten - Kayersmolen' betreft een actualisatie van diverse verouderde bestemmingsplannen en heeft overwegend een beheerkarakter. De vigerende bouwrechten zijn zoveel mogelijk gerespecteerd, zodat op de verschillende (bedrijfs)percelen (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden bestaan. Voorliggend bestemmingsplan maakt daarnaast enkele grote ontwikkelingen mogelijk: capaciteitsvergroting van de Laan van Malkenschoten, verruiming van de mogelijkheden op de locatie Visionpark en de realisering van maatschappelijke voorzieningen en een kameraccommodatie op de locatie Dubbelbeek.
Conform de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeente te waarborgen dat de aan het plan gerelateerde gemeentelijke kosten worden verhaald bij de eigenaren dan wel ontwikkelende partijen. Het heeft de voorkeur om voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan een privaatrechtelijke overeenkomst te sluiten met de betreffende ontwikkelende partij(en). Indien deze overeenkomst niet tot stand kan worden gebracht, is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen om haar kostenverhaal te verzekeren. Deze verplichting geldt niet voor ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die in gemeentelijk eigendom zijn en voor ontwikkelingen die één op één zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Hierna wordt per ontwikkelingslocatie kort aandacht besteed aan de economische uitvoerbaarheid.
Capaciteitsvergroting Laan van Malkenschoten
Voorliggend bestemmingsplan maakt capaciteitsvergroting van de Laan van Malkenschoten mogelijk. De capaciteitsvergroting van de Laan van Malkenschoten bestaat uit de volgende onderdelen:
Aanpassing kruispunten:
- extra linksafvak op de Kayersdijk naar de Laan van Malkenschoten en de daarbij behorende uitbreiding op de Laan van Malkenschoten tot na de kruising met de Paramariboweg;
- vervangen van de rotonde op de kruising Laan van Malkenschoten – Oude Apeldoornseweg door een geregeld kruispunt met verkeersregelinstallatie (VRI);
- vervangen van de rotonde op de kruising Laan van Malkenschoten – Arnhemseweg door een geregeld kruispunt met VRI.
Verdubbeling aantal rijstroken wegvakken (naar 2x2):
- wegvak tussen Arnhemseweg en Oude Apeldoornseweg;
- wegvak tussen Oude Apeldoornseweg en Kayersdijk.
Inmiddels zijn de de aanpassing van de kruispunten en de verbreding van het wegvak tussen de Arnhemseweg en de Oude Apeldoornseweg gerealiseerd. De kostenraming voor de verdubbeling van het deel van de de Laan van Malkenschoten tussen de Oude Apeldoornseweg en de Kayersdijk bedraagt ruim € 1,7 miljoen. Hiervan is het grootste gedeelte bestemd voor grond- en bouwwerken, een deel voor aankoop van benodigde gronden en een deel voor overige bijkomende kosten. De kosten worden volledig gedekt door bijdragen van derden (ruim € 1,6 miljoen) en een provinciale subsidie in het kader van de BDU (brede doeluitkering) verkeer en vervoer (€ 120.000). Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.
Verruiming mogelijkheden locatie Visionpark
Op de locatie Visionpark worden de mogelijkheden verruimd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. In voorliggend bestemmingsplan is op het terrein maximaal 85.000 m2 bruto vloeroppervlak aan bedrijven en kantoren toegestaan. De maximale oppervlakte voor kantoren is daarbinnen beperkt tot 45.000 m2. Feitelijk wordt hierdoor het gebruik zoals dat jarenlang heeft plaatsgevonden (door onder andere de Belastingdienst, de politieacademie en KPN) geformaliseerd. Ten behoeve van de herontwikkeling van het Visionpark is een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelende partij. Omdat het kostenverhaal op deze wijze is verzekerd, is het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde.
Maatschappelijke voorzieningen en kammeraccommodatie locatie Dubbelbeek
Voorliggend bestemmingsplan maakt op de locatie Dubbelbeek de realisering van maatschappelijke voorzieningen en een kameraccommodatie mogelijk. De betreffende gronden zijn in gemeentelijk eigendom. De grond wordt verkocht als bouwrijpe kavels, waarbij het kostenverhaal is verdisconteerd in de grondprijs. Het sluiten van een anterieure overeenkomst of het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
5511 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
554.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
554.2 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
5231 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | ||||||
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
8512 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
8514 8515 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9251 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9303.1 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
801 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
803 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
8511 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 | ||||||
853.1 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
853.2 | Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
9131 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
9131.1 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie | ||||||
9261.2 | Golfbanen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
92622 | Schietinrichtingen binnenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
926211 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 | ||||||
9262F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 | ||||||
9261.11 | Zwembaden overdekt | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 | ||||||
9261.2A | Sporthallen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
9261.2E | Maneges | 50 | 30 | 30 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
9261.2F | Tennisbanen (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
9261.2G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
9261.2I | Kunstskibanen | 0 | 0 | 30 | 50 | 50 | 3.1 | ||||||
9261.2C | Overdekte kunstijsbanen | 0 | 0 | 100 | 50 | 100 | 3.2 |
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | |
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | |
2223 | Grafische afwerking | 1 | |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | |
361 | Meubelstoffeerderijen | 1 | |
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 | |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | |
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 | |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 | |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 | |
633 | Reisorganisaties | 1 | |
642 | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 | |
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | |
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | |
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | |
9302 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 | |
9302 | Kapper op afspraak | 1 | |
9305 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 1 Functiekaart
Bijlage 2 Kaart Milieuzonering
Bijlage 2 Kaart milieuzonering
Bijlage 3 Nota Inspraak En Vooroverleg Behorende Bij Het Bestemmingsplan Malkenschoten - Kayersmolen
Bijlage 3 Nota inspraak en vooroverleg behorende bij het bestemmingsplan Malkenschoten - Kayersmolen
Bijlage 4 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek Visionpark (Royal Haskoning, 12 Juli 2011)
Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek Visionpark (Royal Haskoning, 12 juli 2011)
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wijziging Zone Industrieterrein Malkenschoten (Know How Acoustics, 26 Juli 2010)
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Trial Club Apeldoorn (Know How Acoustics, 23 December 2010)
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek Trial Club Apeldoorn (Know How Acoustics, 23 december 2010)
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Laan Van Malkenschoten (10 November 2011)
Bijlage 8 Akoestisch onderzoek Laan van Malkenschoten (10 november 2011)
Bijlage 9 Akoestisch Onderzoek Dubbelbeek (25 November 2011)
Bijlage 9 Akoestisch onderzoek Dubbelbeek (25 november 2011)
Bijlage 10 Toetsing Luchtkwaliteit Dubbelbeek (30 September 2011)
Bijlage 10 Toetsing luchtkwaliteit Dubbelbeek (30 september 2011)
Bijlage 11 Onderzoek Luchtkwaliteit Laan Van Malkenschoten (24 November 2011)
Bijlage 11 Onderzoek luchtkwaliteit Laan van Malkenschoten (24 november 2011)
Bijlage 12 Basis Natuurtoets Laan Van Malkenschoten (September 2009 / Juni 2011)
Bijlage 12 Basis Natuurtoets Laan van Malkenschoten (september 2009 / juni 2011)
Bijlage 13 Quickscan Natuurwaarden Plangebied Visionpark Te Apeldoorn (Staro, Juli 2010)
Bijlage 13 Quickscan natuurwaarden plangebied Visionpark te Apeldoorn (Staro, juli 2010)
Bijlage 14 Aanvullend Onderzoek Natuurwaarden Visionpark (Staro, 7 November 2011)
Bijlage 14 Aanvullend onderzoek natuurwaarden Visionpark (Staro, 7 november 2011)
Bijlage 15 Basis Natuurtoets Dubbelbeek (14 November 2011)
Bijlage 15 Basis Natuurtoets Dubbelbeek (14 november 2011)
Bijlage 16 Verkeerskundige Analyse Laan Van Malkenschoten (23 Januari 2012)
Bijlage 16 Verkeerskundige analyse Laan van Malkenschoten (23 januari 2012)
Bijlage 17 Archeologisch Onderzoek Laan Van Malkenschoten (Arcadis, 24 Juni 2011)
Bijlage 17 Archeologisch onderzoek Laan van Malkenschoten (Arcadis, 24 juni 2011)
Bijlage 18 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | 01-10-2009- 28-10-2009 |
Ontwerpplan ter inzage | 23-02-2012 - 04-04-2012 |
Vaststelling door gemeenteraad | 13-06-2013 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 27-06-2013 - 07-08-2013 |