Kanaalzone-Zuid - Kayersmolen
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Onherroepelijk op 17-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid - Kayersmolen van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1003-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding "erf";
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.8 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.9 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijfswoning
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
1.13 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.14 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico casu quo een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.15 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.16 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
1.25 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.26 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.28 erkend archeoloog
Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.
1.29 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.30 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.31 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 hoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.
1.33 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.34 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.35 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.36 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een bouwvergunning vereist is als bedoeld in de Woningwet; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.37 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.38 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.39 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico respectievelijk een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.40 monumentale boom
Een boom, die als bijzondere boom is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.41 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.42 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.43 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.44 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.
1.45 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.46 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.47 recreatiewoning
Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.
1.48 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.49 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.50 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.51 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.
1.52 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.53 volumineuze detailhandel
detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers, sanitair alsmede grootschalige meubelbedrijven;
1.54 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.55 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.56 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.57 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.58 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- I. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 1" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijven;
- II. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijven;
- 2. een autospuitinrichting (sbi-code 45204) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autospuiterij';
- 3. een aannemersbedrijf met werkplaats b.o. >1000 m2 (sbi-code 41, 42, 43) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
- 4. een groothandel in chemische producten (sbi-code 46751) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in chemische producten';
- 5. een lijm- en plakmiddelenfabrieken: zonder dierlijke grondstoffen (2052) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lijm en plakmiddelenfabriek';
- 6. een ijzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: p.c. < 4000 t/j (sbi-code 2451, 2452) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ijzer- en staalgieterij';
- 7. een recyclingbedrijf (sbi-code 46772, 46779) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - recyclingbedrijf';
- 8. nutsvoorzieningen;
- 9. tuin en/of erf;
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- b. De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- III. perifere en volumineuze detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
- IV. handel in auto-onderdelen en accessoires, op het adres Kayersdijk 49;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage 600 m³ per bedrijfswoning | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (3.3a) |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.3b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 3.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen en overkappingen te verkleinen tot een afstand van tenminste 3 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 3.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- c. van het in lid 3.1 en lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- I. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 1" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijven;
- II. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 2" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijstvan toegelaten bedrijven;
- III. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.1" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijven;
- IV. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijven;
- V. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.1" bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijven;
- 2. een kleur- en verfstoffenfabrieken (sbi-code 2012) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kleur- en verfstoffenfabriek';
- 3. een banket-, biscuit- & koekfabrieken (sbi-code 1072) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - banket- en koekfabriek';
- 4. een bouwmarkt (sbi-code 4752) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
- 5. een vervaardiging van verwarmings- en energiesystemen (sbi-code 2521, 2530, 3311) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardigingsbedrijf van verwarmings- en energiesystemen';
- 6. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
- 7. een woning, ter plaatse van de aanduiding "wonen";
- 8. beroepsuitoefening aan huis;
- 9. groenvoorzieningen;
- 10. nutsvoorzieningen;
- 11. ontsluitingswegen;
- 12. tuin en/of erf;
- 1. bedrijven, waarbij geldt dat:
- b. De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
- 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
- 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
- I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
- II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
- III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
- 3. bedrijven die in belangrijke mate een verhoging van de veiligheidsrisico's kunnen veroorzaken vanwege risicobronnen die buiten de perceelsgrens van de betreffende bedrijfslocatie waarop die risicobronnen aanwezig zijn, een plaatsgebonden risico veroorzaken van meer dan 10-6 per jaar.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning en woning | - bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage 600 m³ per bedrijfswoning | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (4.3a) |
woning | bestaande inhoud | 5 m | ||
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen en woningen | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woning of het verlengde daarvan worden opgericht (4.3b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 4.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen en overkappingen te verkleinen tot een afstand van tenminste 3 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
- b. van het in lid 4.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning of woning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning c.q. woning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
- c. van het in lid 4.1 en lid 4.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 4.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Detailhandel - Detailhandel Perifieer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Detailhandel - Detailhandel perifieer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. perifere en volumineuze detailhandel;
- b. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via internet;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. bedrijfsactiviteiten uitsluitend op de begane grond, in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst bestemming gemengd zoals aangegeven onder "bestemming gemengd - 1";
- c. kantoren en/of zakelijke dienstverlening uitsluitend op de begane grond;
- d. ateliers uitsluitend op de begane grond;
- e. beroepsuitoefening aan huis;
- f. nutsvoorziening;
- g. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning | bouwvlak | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | |
Bijgebouwen en overkappingen en aan-of uitbouw bij de woning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding "erf" - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (6.3a) - wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat maximaal aan één zijde en aan de achtergevel van de woning - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 6.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroepsactiviteiten wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijven dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst bestemming gemengdzoals aangegeven onder "bestemming gemengd - 2",
- c. ateliers;
- d. nutsvoorziening;
- e. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.1 en lid 7.2bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 7.4 is afgeweken van de gebruiksregels.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen;
- b. zakelijke dienstverlening tot een gezamenlijke maximale bruto vloeroppervlakte (b.v.o.)van 600 m2,uitsluitend op de begane grond en de eerste verdieping;
- c. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, tot een gezamenlijke maximale bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) van 600 m2,uitsluitend op de begane grond en de eerste verdieping;
- d. bedrijfsactiviteiten in categorie 1 van de bij deze regels behorende Bedrijvenlijstbestemming gemengd zoals aangegeven onder "bestemming gemengd - 3", tot een gezamenlijke maximale bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) van 600 m2,uitsluitend op de begane grond en de eerste verdieping;
- e. maatschappelijke voorzieningen en/of cultuur en ontspanning in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen en Lijst vantoegelaten vormen van cultuur en ontspanning uitsluitend op de begane grond en de eerste verdieping, tot een gezamenlijke maximale bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) van 600 m²;
- f. beroepsuitoefening aan huis;
- g. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
- h. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | - wanneer een bouwhoogte van 35 m is toegestaan, mag maximaal 50% van het bouwvlak worden bebouwd met deze bouwhoogte |
Bijgebouwen en overkappingen en aan-of uitbouw bij de woning | 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m | - tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding "erf" - situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (8.3a) - wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat maximaal aan één zijde en aan de achtergevel van de woning - bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (8.3a) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 8.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- b. van het in lid 8.1 en lid 8.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 8.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2per kavel;
- b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
- c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
- d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
- e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
- f. het beroepsactiviteiten wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
- g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijven dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 9 Gemengd - 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst bestemming gemengdzoals aangegeven onder "bestemming gemengd - 4",
- c. ateliers;
- d. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.1 en lid 9.2bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 9.4 afgeweken is van de gebruiksregels.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Gemengd - 5
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 5 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst bestemming gemengdzoals aangegeven onder "bestemming gemengd - 5",
- c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen en/of goederen die direct verband houden met de hoofdactiviteit tot maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 150 m²;
- d. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.1 en lid 10.2bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 10.4 afgeweken is van de gebruiksregels.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. vijvers en watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
11.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 6 m overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 27 opgenomen procedureregels van toepassing.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonzorgvoorzieningen en zorgwoningen;
- b. maatschappelijke voorzieningen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- c. woonzorgvoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelplaatsen;
- f. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak, met inachtneming van hetbebouwingspercentage | zie maatvoeringsaanduiding | zie maatvoeringsaanduiding | |
Bijgebouwen | 20 m² | bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 3 m | bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 5 m overkappingen: 3 m | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m speel- en klimtoestellen: 4 m (12.3b) overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
- a. van het in lid 12.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- b. van het in lid 12.1 en lid 12.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 12.4 afgeweken is van de gebruiksregels.
12.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 13 Verkeer - Spoorweg
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Spoorweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. spoorwegen;
- c. bermen, andere groenvoorzieningen en watergangen;
- d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder in ieder geval begrepen overkappingen, tunnels, bruggen, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
13.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 5 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne-installaties: 15 m overig: 2 m |
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied;
- b. evenementen;
- c. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. watergangen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. tuin;
- h. lpg vulpunt, ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg";
met de daarbij behorende bouwwerken.
14.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 14.3 genoemde ontheffingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (14.3) lpg-vulpunt: 5 m overig: 2,50 m |
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 15 Verkeer - Weg
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Weg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. fiets- en voetgangerstunnels;
- g. rijwielstallingsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. evenementen;
- j. tuin;
- k. watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken.
15.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m overkappingen: 3 m overig: 2 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd |
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. water- en oeverrecreatie;
- c. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.
16.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 20 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,50 m | van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
Artikel 17 Wonen
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
- b. beroepsuitoefening aan huis;
- c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
- a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
- b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.2 bepaalde:
- a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
- c. voor het bouwen van bijgebouwen tot een oppervlakte van 75 m² bij een kavelgrootte tot 750 m²;
17.5 Specifieke gebruiksregels
17.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming Wonen de aanduiding "zorgwoning" toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:
- a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
- b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
- d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.
Artikel 18 Waarde - Archeologie Hoog
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.
18.2 Bouwregels
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
- a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
- b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog
- 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
- c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, met een maximale diepte van 1,20 m en een maximale bouwhoogte van 3,50 m toegestaan.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
20.2 Afwijken van de algemene regels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken voor het verkleinen van de in lid 20.1 onder d genoemde afstand tot minimaal 5 meter uit het hart van de boom, mits zulks geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
20.3 Afdekking van gebouwen
Artikel 21 Algemene Gebruiksregels
21.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
- g. het verstoren van archeologische waarden buiten vlakken met de bestemming 'Waarde -Archeologie Hoog' en door het uitvoeren van grondwerkzaamheden in het kader van de natuurontwikkeling, het aanleggen van leidingen en het waterbeheer dieper dan 0,5 m onder het maaiveld over een oppervlakte van ten minste 1.000 m², tenzij blijkt dat de archeologische waarden niet onevenredig worden verstoord, hetgeen moet blijken uit een (voor)onderzoek ter plaatse begeleid door een erkend archeoloog aan de hand van een voor dit onderzoek namens burgemeester en wethouders op te stellen Programma van Eisen.
Indien het (voor)onderzoek daartoe aanleiding geeft, kunnen burgermeester en wethouders op advies van de archeoloog besluiten zonodig een opgraving te laten plaatsvinden.
Het (voor)onderzoek is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
21.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 22 Bijzondere Boom
22.1 Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.
22.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 22.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Geluidzone - Industrie
Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie" ligt de zone waarbuiten de geluidsbelasting de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
Artikel 24 Veiligheidszone - Lpg
Ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg" zijn geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegestaan.
Artikel 25 Algemene Afwijkingsregels
25.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- geen grotere inhoud hebben dan 60 m3 en geen grotere goothoogte dan 3 meter, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2en geen grotere bouwhoogte dan 4 meter; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 40 meter en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 meter.
25.2 Voorwaarden voor afwijken
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
25.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 25.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van regels aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.
25.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 25.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 29 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 26 Algemene Wijzigingsregels
26.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
26.2 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het planbeoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 27 Algemene Procedureregels
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Artikel 28 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht Bouwwerken
29.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
29.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
29.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 30 Overgangsrecht Gebruik
30.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
30.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
30.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
30.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid - Kayersmolen.
Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn
d.d. 8 december 2011 nr. 126-2011
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken
van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,
J.M. van der Zwan
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Apeldoorn is bezig met de realisering van een ambitieus project: de transformatie en vernieuwing van de centrale noord-zuid as van het stedelijk gebied van Apeldoorn, de Kanaalzone. Nu is het een gebied dat met de rug naar het Kanaal is gekeerd. Straks wordt het een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen, dat met de voorkant naar het Kanaal ligt. Het Apeldoorns Kanaal fungeert voor dat gebied als belangrijke drager.
In 2005 heeft de gemeente de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn opgesteld. Het doel was het concretiseren van de ruimtelijke en programmatische ambities die de stad met de Kanaalzone heeft. De Structuurschets vormt het inhoudelijk kader voor de uitvoering van de diverse projecten, waarvan een deel inmiddels al in gang is gezet.
Eén van de projecten in het kader van deze algehele transformatie, is de (her)ontwikkeling van een deel van Kanaalzone Zuid. Het betreft de Zuidelijke Kanaalzone, vlek 2, 3A en 4 uit de structuurschets. Voor dit gebied is, onder de naam "Schatkamer van Zuid" een stedenbouwkundig plan opgesteld (juli 2008). De plannen zijn in nauwe samenwerking tussen de twee grote corporaties, Woonmensen en Ons huis, de provincie en de gemeente tot stand gekomen. Deze samenwerking heeft geresulteerd in een overeenkomst tussen de verschillende partijen over de uitvoering van dit programma. Echter gewijzigde marktomstandigheden waren aanleiding de gemaakte afspraken ter herzien. Er is een nieuw stedenbouwkundigplan ontwikkeld met minder woningen, vooral minder appartementen en een andere oplossing voor het (oorspronkelijk gebouwd) parkeren. In februari 2011 is door partijen een Actualisatie van deze overeenkomst getekend.
Een van de stappen die nu moet worden genomen is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan voor het gebied, waarin de (juridische) kaders voor de gewenste ontwikkeling worden vastgelegd.
In het bestemmingsplan zijn ook de vlekken 1, deel van 2, 3, 5 en 6 uit de structuurschets opgenomen. Voor deze deelgebieden zijn de mogelijke ontwikkelingen nog onvoldoende concreet. Hier is de bestaande situatie het uitgangspunt bij het opstellen van het bestemmingsplan.
locatie Koldewijn (gebied tussen Mezenweg en Lepelaarsweg)
Het is op dit moment niet mogelijk om de braakliggende gronden waar vroeger de fabriek van Koldewijn heeft gestaan te gebruiken voor woningbouw. Dit komt door de milieuhinder/milieuruimte van de bedrijven ten noorden van de Mezenweg. Op deze locatie kunnen pas woningen worden gebouwd als milieucontouren van de betreffende bedrijven niet meer over deze locatie liggen. Voorlopig is een lichte bedrijfsbestemming opgenomen.
Afbeelding 1.2; Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn
Doel van het bestemmingsplan
Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel:
- De bestaande bebouwing, veelal bedrijven die gehandhaafd worden, voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling. Van belang hierbij is het aanbrengen van een milieuzonering voor bedrijven (Bedrijven en milieuzonering VNG 2009). In het oorspronkelijke plan is slechts een beperkte vorm van milieuzonering opgenomen.
- Het mogelijk maken van de nieuwe ontwikkelingen uit het stedenbouwkundig plan.
Het stedenbouwkundig plan is opgesteld in een interactief proces. Aan het planproces hebben onder meer de grote corporaties en de provincie deelgenomen. Ook zijn er twee werksessies in het gebied Kanaalzone Zuid gehouden, die met name waren gericht op de programmatische invulling van het gebied. Dit leverde nieuwe ideeën op voor dit deel van de Kanaalzone. De groep bestond uit bewoners, ondernemers, architecten en vertegenwoordigers van instellingen en belangengroepen. De stagnerende woningmarkt heeft tot een herontwikkeling geleid, waarbij de hoofdopzet gelijk is gebleven.
Een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de milieutechnische uitvoerbaarheid. De gemeente heeft een uitgebreide inventarisatie van mogelijke milieubelemmeringen van bedrijven in en naast het plangebied uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar de actuele hinder, de milieuvergunningen en de geldende bestemmingsplanregelingen. Daarnaast speelt de invloed van de spoorlijn in het plangebied.
De huidige regeling sluit aan op de ontwikkelingsvisie Kanaalzone. In het middendeel van het plangebied vindt een transformatie plaats van werken naar meer wonen. Om een goed woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners te waarborgen is de maximale milieubelasting van aangrenzende bedrijven teruggebracht. Ook de aangrenzende woonbebouwing op de Kayersdijk en de woningbouw aan de oostzijde (de Maten) leggen beperkingen op aan de toegestane bedrijvigheid en de op te nemen milieucategorie.
Tenslotte zijn onderzoeken verricht naar onder andere de luchtkwaliteit en de aanwezige flora en fauna.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied is grofweg op te delen in drie delen:
- 1. Het noordelijk deel van het plangebied betreft de Kanaalzone Zuid A. Het gebied wordt grofweg begrensd door de Laan van de Mensenrechten in het noorden, de Kayersdijk in het westen, de Mezenweg in het zuiden en het Apeldoorns Kanaal in het oosten.
- 2. Het middengebied. In het gebied van de Pilot Kanaalzone Zuid, vlek 2, 3A en 4 (in deze toelichting ook wel Kanaalzone Zuid B genoemd) vinden de nieuwe ontwikkelingen plaats. Het gebied wordt begrensd door de Mezenweg in het noorden, de Kayersdijk in het westen, de grootschalige detailhandel in het zuiden en het Apeldoorns Kanaal in het oosten. Dit gebied heeft een omvang van circa 18 hectare.
- 3. Het zuidelijk deel van het plangebied betreft een gedeelte van het bedrijventerrein Kayersmolen. In dit gedeelte van het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het gebied wordt begrensd door de winkelstrip in het noorden, de Kayersdijk in het westen, de Marchantstraat in het zuiden en het Apeldoorns Kanaal in het oosten.
De Kayersdijk is in het bestemmingsplan opgenomen. De Laan van de Mensenrechten, het Apeldoorns Kanaal en de Marchantstraat niet.
Afbeelding 1.3; Ligging deelgebieden
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Momenteel gelden drie bestemmingsplannen voor het gebied.
- Bestemmingsplan Kayersmolen (vastgesteld 25-09-1986, goedgekeurd 04-02-1987);
- Uitbreidingsplan Apeldoorn en Het Loo partiële herziening "Nagelpoelweg" (vastgesteld 30-11-1950, goedgekeurd 09-01-1952);
- Uitbreidingsplan Apeldoorn en Het Loo partiële herziening "wijk Wormen" (vastgesteld 01-12-1955, goedgekeurd 05-06-1956).
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Het bestemmingsplan is opgesteld door Amer / ruimtelijke ontwikkeling te Amersfoort, in samenwerking met de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Apeldoorn en de betrokken woningbouwcorporaties.
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. de toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/of bescherming aan een stuk grond, alsmede uitleg van de gebruikte bestemmingen,
- 2. de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven en verder regels met betrekking tot gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen, en
- 3. de verbeelding, waarop de bestemmingen van de betreffende gronden zijn aangegeven.
2 Beleidskader
2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Daarbij dient in eerste instantie de ruimtelijke kwaliteit van het bestaande stedelijke gebied te worden verbeterd. Binnen de steden zal aandacht worden besteed aan meer centrumstedelijk wonen en minder aan eenzijdige woonmilieus. Er wordt daarnaast met name gewezen op het herstel van de balans tussen 'rood en groen/blauw' oftewel bebouwing en recreatieve ruimte in en om de stad. Voor stedelingen moeten voldoende dagrecreatieve mogelijkheden in de directe omgeving zijn, in stadsparken en op het water. Onder het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet' legt het Rijk de regierol voor het beleid inzake wonen in de nota vooral bij het lokale niveau neer. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om de eigen bevolkingsgroei op te vangen en aan de woonwensen van de eigen bevolking tegemoet te komen. De provincies geven slechts op regionaal niveau de kaders aan. Een belangrijke doelstelling die vanuit het Rijk wordt genoemd is het streven dat 40% van de uitbreiding van de woningvoorraad (2005-2015) binnen het bestaande stadsgebied opgelost zal worden.
2.2 Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
- een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.
2.3 Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op grond van artikel 4.1 Wro kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting.
Op 15 december 2010 hebben provinciale staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid en bevat dus ten opzichte van het Streekplan 2005 geen beleidswijzigingen. In de Wro zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale verordening. Dit vloeit voort uit de concept-AMvB Ruimte.
In de regels van de Ruimtelijke Verordening Gelderland is, voor zover voor het plangebied van belang, het volgende bepaald.
- 1. In een bestemmingsplan is nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken slechts toegestaan binnen bestaand bebouwd gebied.
- 2. De in een bestemmingsplan op te nemen nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen dienen te passen in het vigerende, door GS vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio en het daarin opgenomen regiototaal aan woningen, zoals opgenomen in bijlage 9 bij de Verordening.
Uitzonderingen op punt 1 wordt gegeven in de artikelen 2.3 en 2.4 van de regels behorende bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Deze artikelen maken het onder voorwaarden bouwen van woningen buiten bestaande bebouwing mogelijk.
Het Gelderse kwalitatieve woonbeleid gaat uit van regionale woningmarkten. Gedeputeerde staten stellen de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren per regio als indicatieve taakstelling vast in het Kwalitatief Woonprogramma (KWP).De verordening sluit uit dat er bovenop de afspraken in het KWP in een regio woningen worden gerealiseerd, die niet in dat KWP passen. Het bouwen van meer woningen dan waar in een regio behoefte aan is kan tot onbedoelde migratiestromen leiden en uiteindelijk zelfs tot leegstand in die regio of elders.
In het kwalitatieve woonbeleid is flexibiliteit gegarandeerd doordat iedere vijf jaar een nieuw Kwalitatief Woonprogramma wordt vastgesteld en doordat bovendien tussentijds wordt bezien of bijstelling wenselijk is. Voorts wordt flexibiliteit bevorderd door de mogelijkheid die gemeenten hebben om meer plancapaciteit voor woningbouw in ontwikkeling te hebben dan dat er woningen zouden moeten worden opgeleverd. Wanneer de ontwikkeling of uitvoering van een bepaald (bestemmings)plan vertraging oploopt, is het mogelijk om een ander plan daarvoor in de plaats eerder tot uitvoering te laten komen. Een overmaat aan plancapaciteit van max. 30% van de het KWP wordt door de provincie Gelderland aangemoedigd.
Om naar behoefte te bouwen en de risico's van overcapaciteit te beperken wordt er regionaal samengewerkt. Door samen te werken voorkomen gemeenten onderlinge concurrentie en ontstaat inzicht in de omvang van de plannen in relatie tot het KWP voor de regio. Op dit moment vindt er, op verzoek van de provincie Gelderland, in regionaal verband afstemming plaats over de woningbouwplanning. Omdat er nog geen regionale afspraken zijn gemaakt, is toetsing van individuele plannen aan het nieuwe KWP niet mogelijk. In afwachting van de uitkomst van deze afstemming wordt voorlopig uitgegaan van het woningbouwprogramma voor de gemeente Apeldoorn zoals dat is opgenomen in het Structuurplan Stedelijk Gebied. Hierin is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd.
2.4 Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019
In januari 2010 hebben GS het Kwalitatief Woonprogramma 2010-2019 (verder: KWP3) vastgesteld. Het voorgaande KWP2 (2005-2014) was in formele zin een uitwerking ex artikel 4a, lid 10, Wet op de Ruimtelijke Ordening van het Streekplan Gelderland 2005. Sinds 1 juli 2008 is de WRO vervangen door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van het overgangsrecht is het Streekplan Gelderland 2005 gelijkgesteld met de in de Wro bedoelde verplichte provinciale structuurvisie. Op deze zelfde grond maakt het KWP3 – als opvolging van het KWP2 - deel uit van deze structuurvisie.
Het KWP3 heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte aan woningen. Het beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte en is daarmee het richtpunt voor woningbouwbeleid van gemeenten in de regio.
De woningbehoefte in Gelderland blijkt voor de periode 2010 tot en met 2019 lager uit te komen dan in de periode 2005 tot en met 2014. Voor het KWP3 staat als doelstelling om in 2020 een woningtekort van 0 % te hebben. Het afsprakenkader KWP3 wordt door de provincie overeengekomen met zowel de gemeenten als de woningcorporaties in de regio Stedendriehoek. Uit het referentiekader blijkt dat er in de Stedendriehoek vooral een grote behoefte is aan goedkope huurwoningen en middeldure koopwoningen. Tevens is er een grote vraag naar nultredenwoningen.
Het referentiekader geeft voor het Gelderse deel van de Stedendriehoek een bruto aantal toe te voegen woningen in de periode 2010 t/m 2019 van circa 10.000 woningen, op basis van een geschatte onttrekking van circa 1.800 woningen in dezelfde periode. Netto gaat het om een uitbreiding van de woningvoorraad van circa 8.500 woningen.
Met een woningbouwprogramma van bijna 21.000 nieuwbouwwoningen voor de hele regio voor de periode tot en met 2019 is er sprake van een overprogrammering aan nieuwbouw. De overprogrammering heeft niet zozeer betrekking op de eerstvolgende jaren, maar loopt op naarmate verder weg in de tijd gekeken wordt. De regio herkent zich in de cijfers in het referentiekader en in de berekende overmaat aan plancapaciteit. Voor de jaren tot 2015 is er sprake van een gezonde overmaat. In de Nederlandse ontwikkelpraktijk gaat men er op basis van ervaringscijfers vanuit dat 30 % overcapaciteit gezond is in verband met flexibiliteit en planuitval. De provincie draagt dit standpunt ook uit. Op langere termijn, de jaren 2015- 2030, is de overmaat groter.
Vooralsnog moet ook gezorgd worden voor voldoende productie aan nieuwe woningen. Er is nog steeds sprake van een woningtekort.
2.5 Structuurplan Stedelijk Gebied
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.
In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.
figuur 2.1; structuurplankaart
In het structuurplan is per stadsdeel gekeken naar de mogelijkheden tot verdunning en/of verdichting. In stadsdeel Zuid zijn kansen voor het toevoegen van nieuwe woonmilieus. Deze worden met name gevonden in de buurt van het Hart van Zuid en aan de randen van de wijk: de Kanaalzone-Zuid en Station-Zuid. In het plangebied liggen mogelijkheden voor de ontwikkeling van stadswoningen.
2.6 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
figuur 2.2; kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de Kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
In de Groene Mal is specifieke aandacht voor Kanaal Zuid. De gemeente wil de landschappelijke kwaliteit van Kanaal Zuid doortrekken in de stad, waardoor het Kanaal een eigen gezicht krijgt. Dit krijgt onder meer vorm door de realisatie van de bomenstructuur en de ontwikkeling van recreatieve mogelijkheden. Ten westen van het plangebied ligt de Kayersbeek. Deze beek is onderdeel van een ander project in het kader van de Groene Mal. De gemeente heeft besloten tot het herstel van de beken en sprengen in de stad. Het water creëert een nieuwe dimensie in de openbare ruimte en brengt een stukje cultuurhistorie terug. Ook op het gebied van ecologie, duurzaam waterbeheer en recreatie zijn er volop mogelijkheden.
2.7 Woonvisie
In de woonvisie, Wonen in Apeldoorn 2010 (2002) schetst de gemeente haar visie op Apeldoorn als woonstad. Deze visie is doorvertaald in instrumenten die worden gehanteerd om het beleid in praktijk te brengen, te weten: de woonatlas, het woningbouwprogramma en het prestatiecontract met de corporaties. Tussentijds wordt de woonvisie bijgestuurd en aangevuld op basis van tussentijdse resultaten en mogelijk veranderende inzichten en ontwikkelingen.
In 2007 is de woonvisie uit 2002 geactualiseerd. Hierin worden zeven thema's genoemd. De nieuwe visie richt zich met name op de thema's kernvoorraad en wachttijden voor woningen. Voor de thema's doelgroepen, kwaliteit van de bestaande woningvoorraad, bouwproductie, kloof tussen huur en koop en consumentgericht bouwen is sprake van een hernieuwde focus. Deze thema's zijn op basis van de huidige woningmarkt geactualiseerd.
Alle thema's zijn op dezelfde wijze uitgewerkt: beknopte analyse, visie, doelstellingen en aanpak. Ter ondersteuning van de analyse en het scherp stellen van de problemen, is per thema tevens een overzicht gemaakt van de belangrijkste cijfers. Deze aanpak vormt de eerste aanzet voor het uitvoeringsprogramma. Dit uitvoeringsprogramma zal na vaststelling van deze Actualisatie nader worden uitgewerkt en regelmatig geactualiseerd.
In de woonvisie wordt het beleid ten aanzien van het wonen en de woonomgeving geformuleerd. Een hulpmiddel bij de realisatie van wijkvernieuwingsplannen is de Woonatlas 2005, waarin de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling van de woningvoorraad per stadsdeel zijn weergegeven. De Woonatlas vraagt voor de transformatieopgave voor Zuid speciale aandacht voor woningen die voor ouderen geschikt zijn en voor de realisatie van stadswoningen en centrumappartementen. De woonatlas benadrukt het belang van het toevoegen van nieuw woonmilieus in Zuid, onder andere om de wooncarrière voor bewoners binnen Apeldoorn Zuid te vergemakkelijken.
2.8 Programma Complete Wijken
Apeldoorn streeft naar complete wijken. Het programma Complete Wijken, dat in maart 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld, is de tegenhanger van –of beter complementair aan- de ambities van de stad om zijn regionale positie waar te maken en stedelijke projecten als Orpheus, Omnisport en de stationsomgeving te realiseren. De basisgedachte is dat de stedelijke ambities hand in hand moeten gaan met een kwalitatief goede leefomgeving in de wijken en dorpen. Het is een programma waarin de menselijke maat centraal staat, en nabijheid: van winkels, speelplaatsen, huisartsen, etc.
In de moderne vormgeving van de Complete Wijk neemt slim combineren een belangrijke plaats in. Het 'stenen stapelen' en het sociale wijkproces gaan hand in hand. Vaak gaat het om het bundelen van woonvormen, functies en voorzieningen teneinde voldoende draagvlak te verkrijgen. Ook wordt de fysieke vernieuwing en clustering van voorzieningen benut als katalysator voor de vernieuwing van het aanbod van zorg en dienstverlening door de instellingen. Gericht op uiteenlopende doelgroepen.
De bouwstenen van het programma Complete Wijken zijn: gevarieerd wonen, vermaatschappelijking van de zorg - woonzorgcirkels, netwerk van voorzieningen, ontmoeten en ontspannen en integraal wijkbeheer.
Apeldoorn Zuid is een van de wijken waarvoor het programma Complete Wijken wordt ingezet.
2.9 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000 - 2020
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
- een evenwichtige economische basis behouden;
- de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
- de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
- de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
- de plattelandseconomie verstevigen.
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelandsontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
2.10 Detailhandelsvisie
In juni 2003 is de detailhandelsvisie "Een boodschap voor iedereen" vastgesteld. Het doel van deze visie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het economisch functioneren als vanuit de consument. De detailhandelsvisie geeft richtlijnen voor ontwikkeling en uitvoering van het detailhandelsbeleid voor Apeldoorn en de dorpen. De essentie van de kadernotitie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, dat wil zeggen voorwaardenscheppend beleid en planologische instrumenten, wordt gekozen voor behoud van de fijnmazige winkelstructuur door middel van buurt en wijkverzorgende winkelcentra. Versnippering van winkelfuncties wordt onwenselijk geacht. Daarnaast is het beleid voor volumineuze detailhandel (PDV/GDV) in 2010 gewijzigd. Dit beleid gaat uit van concentratie van deze vormen van detailhandel in twee zones, de Voorwaats en de Europaweg. De huidige clusters in Kanaal-Zuid en -Noord zouden op termijn moeten worden afgebouwd. Dit betekent dat het beleid niet gericht is op versterking van het PDV-cluster in Kanaal-Zuid. Huidige functies kunnen worden gehandhaafd, maar het geniet de voorkeur ze op termijn te verplaatsen naar de genoemde clusters. Dit wordt niet afgedwongen maar moet op een natuurlijke manier gebeuren. Dit betekent tevens dat terughoudend wordt omgegaan met eventuele uitbreidingswensen van zittende winkeliers in de Kanaalzone.
2.11 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 - 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers. De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest va de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km/h. Daar moet de overlast van autoverkeer zoveel mogelijk worden beperkt.
Op het gebied van verkeersveiligheid wordt ingezet op een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002. Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger maken van de infrastructuur veilig en herkenbaar) en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers.
De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden.
De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen.
Ten aanzien van het openbaar vervoer wordt gesteld dat alle inwoners van Apeldoorn gebruik moeten kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Binnen de hoofdwegen worden 3 categorieën onderscheiden: de Ring, radialen en de centrumring en de overige hoofdwegen. Daarnaast zij er de verblijfsgebieden. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers. In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen met een maximum snelheid van 80 km/h. Daarnaast worden verblijfsgebieden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km/h.
De parkeernormen zijn vastgesteld in de parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimum norm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
2.12 Waterbeleid
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze richtlijn heeft tot doel oppervlaktewater en grondwater kwalitatief en kwantitatief te beschermen en verbeteren. De richtlijn volgt de stroomgebiedsbenadering.
De hoofddoelen van de Kaderrichtlijn zijn:
- het bereiken van een goede chemische en ecologische kwaliteit van grond- en oppervlaktewater;
- het realiseren van een forse vermindering van lozingen en emissies naar het oppervlaktewater van stoffen die het milieu schaden;
- het bewerkstelligen van een aanzienlijke vermindering van huidige en toekomstige verontreiniging van grondwater.
De lidstaten van de Europese Unie hebben de wettelijke plicht om de kaderrichtlijn in hun wetgeving vast te leggen en te laten doorwerken in hun plannen. De doelen chemisch en ecologisch moeten in 2015 voor alle waterlichamen gehaald zijn. In 2009 moeten de te bereiken resultaten vastgelegd zijn in een Stroomgebiedbeheersplan.
Naar aanleiding van de extreem hoge waterstanden op de grote rivieren in 1993 en 1995 en de wateroverlast door extreme neerslag in 1998, is in 1999 de Commissie Waterbeheer 21eEeuw ingesteld. Het advies van deze commissie is overgenomen in het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water', dat drie belangrijke onderdelen heeft:
- 1. Waterbeleid moet worden gebaseerd op de stroomgebiedsbenadering.
- 2. De watertoets en de waterparagraaf zijn verplichte onderdelen van ruimtelijke planprocedureregels en ruimtelijke plannen.
- 3. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is leidraad bij de keuze van maatregels, waarbij:
- a. gebiedseigen (neerslag)water zo lang mogelijk vast wordt gehouden;
- b. neerslagwater zo veel mogelijk in het eigen gebied wordt geborgen;
- c. alleen overtollig water (zo traag mogelijk) afgevoerd wordt.
Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt is medio 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uitvoering van het akkoord moet er toe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005 - 2009 (2004). Uitgangspunt van dit plan is om in 2030 is het waterbeheer volledig op orde te hebben. Het Waterhuishoudingsplan dient om te voorzien in water dat geschikt is voor de verschillende functies. Het beleid gericht op specifieke functies zorgt ervoor dat de bijzondere vereisten van het watersysteem ter plaatse afgestemd worden op die functie. Een van de onderscheiden functies is het stedelijk gebied. Deze functie heeft betrekking op alle bebouwde kommen in Gelderland, waar de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht moeten zijn op:
- het voorkomen of beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor het herstel van verdroogde natuur;
- het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling.
Voor wateroverlast door neerslag in gebieden met de functie stedelijk gebied geldt een norm van eens in de 100 jaar. Nieuw stedelijk gebied kan alleen ontwikkeld worden als grondwateroverlast wordt voorkomen zonder daarmee waterhuishoudkundige problemen in het stroomgebied te veroorzaken. Watertekort in stedelijke gebieden wordt zoveel mogelijk ondervangen door maatregels die erop gericht zijn gebiedseigen water vast te houden. De waterketen in stedelijk gebied is zodanig ingericht dat deze geen negatieve invloed heeft op het grond- en oppervlaktewater. Stedelijke ontwikkeling, herinrichting en herstructurering dient waterneutraal te zijn en wordt benut om het watersysteem waar nodig op orde te brengen en te verduurzamen.
Een van de sleutelprojecten die de provincie in het Waterhuishoudingsplan heeft geformuleerd is het realiseren van beekherstel in en rond de stad Apeldoorn.
In 2005 is 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015, vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets.
De hoofdlijnen van het waterplan zijn:
- afkoppelen en bergen
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Ten oosten van het Kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen. - herstel van beken en sprengen
Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding. - saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater
Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk uitgenut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het Kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding. Hiertoe wordt een grondwaterbank in het leven geroepen.
In het waterplan zijn de hoofdlijnen per deelgebied uitgewerkt in uitgangspunten voor de waterparagraaf. Zoals hiervoor (hoofdstuk 2.6) al is aangegeven zal de Grift in de toekomst in ere worden hersteld.
2.13 Duurzaamheidsbeleid
De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's 'Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel' (DAF-nota) en 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier', in de Woonvisie 2010, in het MOP 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANS-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.
Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energieinfrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.
Naast deze beleidsdoelstellingen die een kwaliteitverhoging op korte en lange termijn dienen te bevorderen, worden in de DAF-nota ook instrumenten aangegeven waarmee kan worden gewerkt. Ook wordt beschreven hoe het beleid intern en extern kan worden gerealiseerd.
De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.
In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregels die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet.
Op grond van doelstellingen uit het Gelders Milieubeleidsplan en het Gelderse Grote Steden Ontwikkelingsbeleid heeft de provincie met gemeenten, waaronder Apeldoorn, afspraken gemaakt over duurzaamheid.
Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk. In de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit.
2.14 Archeologisch En Cultuurhistorisch Beleid
Beleidsbrief modernisering monumentenzorg
De modernisering van de monumentenzorg is verwoord in een brief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2009). De modernisering is gestoeld op drie pijlers:
- 1. borging van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening;
- 2. krachtiger en eenvoudiger sectorale regelgeving;
- 3. en het bevorderen van herbestemming.
De cultuurhistorie wordt verankerd in de ruimtelijke ordening. De tijd is voorbij dat ruimtelijke plannen worden gemaakt zonder dat wordt nagedacht over wat de betekenis is van een plek, over wat zich daar heeft afgespeeld, hoe daar mensen hebben gewoond en gewerkt, en wat daarvan zichtbaar moet blijven in de ruimte.
Enerzijds wordt een deel van de sectorale regelgeving overbodig, omdat er veel in de ruimtelijke ordening geregeld zal worden. Anderzijds zal de sectorale energie anders ingezet moeten worden. Daar waar procedures geen of slechts een geringe meerwaarde leveren voor het monument, maar wel een aanzienlijke last zijn voor de eigenaar, zal flink worden ingegrepen. Dit betekent dat er minder en eenvoudiger procedures komen.
Nota I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties.
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties.
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
2.15 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
Voor het gebied van de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld. Daarin is het gebiedsgerichte welstandsbeleid opgenomen. Het welstandsbeleid zal zowel op de ontwikkelingsfase als op de daarop volgende beheerfase betrekking hebben.
2.16 Beleidsnota Hoogbouw
In oktober 2008 is de beleidsnota hoogbouw 'Ruimte door hoogbouw' vastgesteld. Deze nota geeft de koers aan voor hoogbouw in Apeldoorn. De nota heeft alleen betrekking op gebouwen hoger dan 25 m in het stedelijk gebied van Apeldoorn. In het hoogbouwbeleid speelt de Grote Lijn een centrale rol. De Grote Lijn loopt langs het Apeldoorns Kanaal en vanaf het Apeldoorns Kanaal langs de spoorlijn naar het westen. In deze zone is hoogbouw vanuit stedenbouwkundig perspectief zonder meer verantwoord, mits landschappelijk juist geplaatst en passend bij de karakteristiek van de omgeving. Buiten de Grote Lijn is ook hoogbouw mogelijk, maar dat vraagt om maatwerk en inpassing in de bestaande structuur. Hier wordt hoogbouw alleen op basis van een concreet initiatief afgewogen. Een hoogte van 70 meter geldt buiten de Grote Lijn als maximum.
Na een positieve stedenbouwkundige conclusie wordt ieder hoogbouw-initiatief getoetst aan een Hoogbouw Effect Rapportage. Deze toetsing is gericht op het minimaliseren van hinder door het gebouw zelf en het gebruik van gebouw en omgeving.
Voor het stadsdeel Kanaalzone/Kanaaloevers is bepaald dat er mogelijkheden zijn voor inpassing van hoogbouw. Hoogbouw is mogelijk, in samenhang met de ruimtelijke structuur van Zuid en als onderdeel van de enscenering van het tracé van het Kanaal door de stad. Inzetten op kwaliteitsverbetering openbare ruimte en aandacht voor relatie met verscholen woonmilieus van de Maten zijn thema's bij de herontwikkeling.
In de Hoogbouwnota wordt voorgesteld dat voor gebouwen hoger dan 25 meter een zogenaamde Hoogbouw Effect Rapportage wordt gemaakt. Hierin moet worden aangetoond of de hoogbouw de gewenste kwaliteitsverbetering bewerkstelligt.
2.17 Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn
Met het uitbrengen van de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn in 2005 heeft de gemeente Apeldoorn een belangrijke stap richting de realisering van een ambitieus project gestart.
Het project omvat de transformatie en vernieuwing van een centrale noord-zuid as van het stedelijke gebied van Apeldoorn. Nu is het een gebied dat met de rug naar het Kanaal is gekeerd. Straks wordt het een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen, dat met de voorkant naar het Kanaal ligt. Het Apeldoorns Kanaal fungeert voor dat gebied als belangrijke drager.
De Structuurschets dient een aantal doelen. Het rapport concretiseert de ruimtelijke en programmatische ambities die de stad met de Kanaalzone heeft. De Structuurschets vormt het inhoudelijke kader voor de uitvoering van de diverse projecten, waarvan de eerste tranche inmiddels is uitgevoerd. De Structuurschets voorziet die projecten van randvoorwaarden op het gebied van openbare ruimte, infrastructuur, programma en ruimtelijke kwaliteit. De Structuurschets is tevens een communicatiemiddel: het product schept een uitnodigend beeld voor initiatiefnemers die in het gebied plannen willen realiseren.
Voor de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 is plandeel Zuid van belang. In plandeel Zuid vormt de historische structuur het uitgangspunt voor de herontwikkelingsplannen. Binnen het gebied worden verschillende woonmilieus voorgesteld, variërend van een hoogstedelijk milieu in het noordelijke deel tot een semi urbaan milieu in het middelste gedeelte. De Structuurschets gaat uit van bouwhoogten van 2-3 bouwlagen voor het "woonmilieu "semi-urbaan (zie afbeelding 2.3), 3-5 bouwlagen voor het "stadsmilieu compact" en hoger dan 7 bouwlagen voor het woonmilieu "campus".
Voor het gebied van het voorliggende bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid - Kayersmolen is de Structuurschets vertaald in achtereenvolgens:
- de haalbaarheidsstudie "Wasteland? Schatkamer!" van juli 2007;
- het ontwikkelingsplan "Schatkamer van Zuid" van juli 2008.
Daarbij kan worden opgemerkt dat de plannen op enkele punten van de Structuurschets afwijken. In hoofdstuk 5 wordt nader op deze rapporten (en de afwijkingen) ingegaan.
Verder kan worden vermeld dat voor de Pilot een beeldkwaliteitsplan zal worden opgesteld.
Afbeelding 2.3; Uit de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn
2.18 Nota Grindbermen
In de nota zijn de huidige grindbermen in Apeldoorn geïnventariseerd. Op basis van deze gegevens is een aantal gebieden aangewezen als kerngebieden voor de intensivering van het aantal of omvang van de grindbermen, ofwel "grindreservaten".
Ontstaan van Grindbermen in Apeldoorn
Vervoer over de weg is op de Veluwe altijd de belangrijkste vorm van transport geweest. Reeds aan het begin van de 19de eeuw is door toedoen van Koning Willem I het wegennet rondom Apeldoorn sterk verbeterd.
De ontwikkeling van zandpad naar verharde weg is altijd sterk gekoppeld geweest aan de aard en capaciteit van het verkeer. Wegen werden drukker en verkeer werd sneller. De ontwikkeling is als volgt te typeren:
- Het zandpad markeert de eerste vorm van route.
- Van nature voorkomende steenslag op de Veluwe (grind) komt door uitspoeling van fijn zand meer aan de oppervlakte. Reparatie van kuilen in de weg versnelt vermoedelijk dit proces en de weg wordt meer en meer halfverhard.
- Met een verdere toename van verkeer werden wegen verhard met elementenverhardingen (klinkers en kinderkopjes). Bij hoofdroutes en in het centrum vaak al snel over de volledige breedte, maar in het buitengebied veelal slechts een middenstrook waarop het paard voor de wagen liep.
- Door de toenemende intensiteit van het verkeer (paard en wagen) werd de voetganger al snel naar 'de buitenrand' van het wegprofiel verdreven. Het grind van de weg werd waarschijnlijk als het ware naar buiten geharkt, waardoor het voetgangersgedeelte minder zanderig en blubberig werd. Grind kon daarbij ook goed het water van de verharde weg verwerken. De basis voor grindbermen is in feite op deze manier gelegd. Afhankelijk van het beschikbare profiel en de importantie van de route werden ook laanbomen in deze grindbermen geplant.
- Met name in de vijftiger jaren zijn veel grindbermen vervangen door het comfort van trottoirtegels. Wegen werden geasfalteerd en voorzien van riolering waardoor er een breuk ontstond met de historische profielopbouw.
Grind werd niet alleen gebruikt langs wegen. In de Apeldoornse situatie zijn particuliere tuinen en erven van oudsher vaak ingericht met grind. Grind was goedkoop in aanschaf en lokaal verkrijgbaar. Ook bij de tuininrichting van de grote buitens en paleis het Loo werd vaak grind gebruikt.
Huidige situatie
De historische koppeling tussen de stuwwal en het grind in de bermen is het uitgangspunt om op stadsschaal een knip aan te brengen tussen het deel ten westen van het Kanaal (stuwwal) en het oostelijk deel (IJsseldal). Op de stuwwal komen veel grindbermen voor en worden wel grindbermen toegepast. In het IJsseldal komen bijna geen grindbermen voor en worden ook geen grindbermen toegepast. Het sluit hiermee deels aan op het historische patroon van grindbermen maar ook op de gevoelsmatige tweedeling in de stad tussen het hoger gelegen Veluwemassief aan de westzijde en het lager gelegen IJsseldal ten oosten van het Kanaal.
Binnen deze tweedeling is een zestal gebieden aangewezen waar nog relatief veel grindbermen aanwezig zijn en waar ook een duidelijke relatie is tussen het historische karakter van de woonomgeving en een functionele betekenis van grindbermen. Het zijn delen die verschillende cultuurhistorische periodes van Apeldoorn vertegenwoordigen en zo een afspiegeling vormen van de ontstaansgeschiedenis van de stad en de rol die grindbermen in het straatbeeld spelen. Behoud en uitbreiding van het aantal grindbermen in deze gebieden is wenselijk.
Binnen "grindreservaten" wordt gestreefd naar het realiseren van een samenhangend netwerk van grindbermen.
In Kanaalzone-Zuid - Kayersmolen zijn nog een aantal grindbermen aanwezig. Het versterken van deze structuur draagt bij aan het vergroten van de 'eigenheid' van het gebied.
Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan:
- Bescherming van de bestaande grindbermen;
- Herstel van de grindbermen aan de Lepelaarweg, Mezenweg en Aalscholverweg.
Afbeelding 2.4; Beleidskaart grindbermen
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
In het verleden stroomde het kwelwater van de Veluwe Massief via een aantal natuurlijke beken naar de IJssel. Om het water te benutten voor de bedrijvigheid zijn in de 16e en 17e eeuw sprengen gegraven voor het aandrijven van papier-, koper-, koren-, en oliemolens. De Grift was de zuidelijke grens van het bewoonde dorp Apeldoorn. Apeldoorn dankt zijn ruimtelijke en economische ontwikkeling aan de ligging langs de Grift/Kayersbeek. Van belangrijkste ruimtelijke drager werd de Kayersbeek een afvoersloot en in een later stadium is hij op vele plekken uit het straatbeeld verdwenen.
Het Apeldoorns Kanaal is rond 1830 aangelegd op initiatief van koning Willem I. In eerste instantie ging het om het traject Hattem-Apeldoorn, maar later, in 1858, werd besloten om het Kanaal door te trekken van Apeldoorn tot Dieren. In de tweede helft van de 19e eeuw droeg het Kanaal flink bij aan de economische ontwikkeling van de stad. Langs het Kanaal ontstond een zone met bedrijven. Een deel van de bedrijven maakte voor het bedrijfsproces of voor het transport gebruik van het Kanaal. Na de Tweede Wereldoorlog kwam snel de klad in deze functie. In 1973 werd het Kanaal definitief voor scheepvaart gesloten. In de naoorlogse stedelijke ontwikkeling van Apeldoorn is het Kanaal nauwelijks betrokken. De nieuwe wijken Zevenhuizen en De Maten laten het Kanaal "links" liggen, en de nog steeds aanwezige bedrijvenstrook vormt een hinderlijke barrière in de wisselwerking tussen het stadscentrum en de oostelijke wijken.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Twee noord-zuid lopende ruimtelijke dragers vormen het raamwerk voor de hoofdstructuur in het plangebied:
- aan de westzijde loopt de Kayersdijk, met de aanliggende kwalitatief goede groenstrook als landschappelijke drager;
- aan de oostzijde loopt het Apeldoorns Kanaal met de oevers en aan de andere zijde de bosstrook langs De Maten.
Tussen de beide ruimtelijke dragers ligt het plangebied als een relatief smalle strook grond. Het plangebied ten noorden van de Savornin Lohmanstraat lijkt op het eerste gezicht een industrieel "wasteland", compleet met braakliggende terreinen en versleten bedrijfspanden. Wie echter verder kijkt, ziet talrijke structuren en gebouwen die kunnen uitgroeien tot de dragers van een onderscheidend woon-werkmilieu waar het goed verblijven is. De meeste fabriekspanden in het gebied worden vergezeld door één of twee vrijstaande woonhuizen. Samen met de typische Apeldoornse huisjes in het dorp (rond de Lepelaarsweg), ontstaat zo een fascinerende -en voor de Kanaalzone kenmerkende- schaalsprong tussen wonen en werken. Het ietwat ruige en onconventionele erfgoed geeft de hele Zuidelijke Kanaalzone een avontuurlijke sfeer en identiteit.
Ten zuiden van de Savornin Lohmanstraat wordt het plangebied gekenmerkt door grootschalige bedrijvigheid. Hier liggen bedrijven zoals:
- Euro Patisserie: banket-, en koekfabriek
- Remeha B.V.: vervaardiging van verwarmingsketels en radiatoren.
Dit gebied vormt de kop van het zuidelijk deel van het bedrijventerrein, gelegen tussen de Marchantstraat en Loudonstraat. Dit gebied maakt deel uit van het grote bedrijventerrein Kayersmolen, dat doorloopt in industrieterrein Malkenschoten dat doorloopt tot aan de rijksweg A1. Door het gebied loopt de Loudonstraat. Deze straat is een oud lint, waarlangs nog enkele oudere woningen liggen.
3.3 Groenstructuur
Deelgebied Kanaalzone-Zuid A
De groene waarden in deelgebied noord bestaan met name uit restantterrein met schraal grasland. Het NS-terrein en de graslanden langs de Condorweg, waar ooit bebouwing stond en de bermen langs Kanaal-Zuid.
Deelgebied Kanaalzone-Zuid B / Pilot Kanaalzone Zuid, vlek 2, 3A en 4
De groene waarden van het deelgebied midden bevinden zich met name in de strook grond met oude bebouwing en tuinen met bosstrook ten zuiden van de Aalscholverweg. Daarnaast komen verspreide waarden voor bij oude industriegebouwen en oude bebouwing en de berm langs het Kanaal.
Deelgebied Kayersmolen
De groene waarden zijn hier beperkt tot een parkachtig gebied met oude eiken in de oksel Loudonstraat/Kanaal zuid en de schrale berm langs Kanaal zuid. De rest van het gebied bestaat uit industriële bebouwing met gazons en aanplant van struiken, meest exoten.
3.4 Natuurwaarden
Bijzondere bomen
De gemeente Apeldoorn heeft alle bijzondere bomen (zowel gemeentelijke als particulier) geïnventariseerd. De door de gemeente Apeldoorn aangewezen "bijzondere bomen" zijn beschermd. In de Algemene Plaatselijke Verordening is (kort samengevat) het volgende bepaald:
- het is verboden zonder vergunning houtopstand te vellen;
- B&W kunnen de kapvergunning weigeren dan wel onder voorwaarden verlenen in het belang van onder meer cultuurhistorische waarden en waarden van stads- en dorpsschoon;
- B&W kunnen een herplantingsplicht opleggen, en;
- geen vergunning tot velling van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie.
Dit biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bestaande bijzondere bomen. Aanvullend wordt ter bescherming van de bijzondere bomen op de verbeelding in de algemene bepalingen omtrent het bebouwen van de grond bovendien een extra regeling in het bestemmingsplan opgenomen.
De bijzondere bomen hebben op de verbeelding de aanduiding "bijzondere boom" gekregen. Waar deze aanduiding voorkomt, dient de afstand van bebouwing tot het hart van deze boom ten minste 10 meter te bedragen. Met ontheffing kan deze afstand verkleind worden tot 5 meter.
Verder wordt een aantal werken en werkzaamheden (het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de beschadiging van bomen) binnen een afstand van 5 meter van bijzondere bomen aanlegvergunningplichtig gemaakt.
In het plangebied komen tien bijzondere bomen voor. Het betreft hier uitsluitend zomereiken (Quercus robur) op een fabrieksterrein net ten zuiden van de Loudonstraat.
Vertaling in het bestemmingsplan
Het is de inzet om bij de realisering van de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 de natuurwaarden zoveel mogelijk te respecteren. De bosstrook ten zuiden van de Aalscholverweg wordt zoveel mogelijk ingepast en bepaalt in hoge mate de sfeer en het gebruik in buurttuin Van der Ploeg. De oevers van het Kanaal worden verbreed (spoor- annex grasberm) en behouden hun zachte, natuurvriendelijke inrichting. Ook elders in het projectgebied worden bestaande bomen en hagen zoveel mogelijk ingepast. Te denken valt daarbij aan de beuken 'poort' in de Aalscholverweg, de lindes bij de fietsbrug en de bomenrij ten zuiden van Buiscar. Waar mogelijk krijgen deze waardevolle groene structuren de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan. De bestemming biedt voldoende bescherming om de groenstructuren voor de toekomst veilig te stellen.
De bijzondere bomen die in het bestemmingsplangebied voorkomen krijgen op de verbeelding de aanduiding "bijzondere boom". Hiervoor is een beschermingsregeling opgenomen in de regels.
Afbeelding 3.1; Bijzondere bomen
3.5 Verkeer En Vervoer
De Lepelaarweg is onderdeel van de "Fietsdoorstroomas De Maten". Deze fietsroute loopt vanuit De Maten, via de fietsbrug en de Lepelaarweg, naar de 2e Wormenseweg en het centrum van de stad. In de toekomst zal worden onderzocht of de huidige, oversteek ter plaatse van de Kayersdijk (knoop Mezenweg/Reigersweg) kan worden aangepast om een meer directe route te realiseren waar de fietsers ook veiliger kunnen oversteken.
Het plangebied ligt op een paar minuten fietsen van het centraal station. De stadsbuslijnen 8 en 9 ontsluiten de Zuidelijke Kanaalzone, als onderdeel van de route door de wijk 'Zuid'. Deze buslijnen rijden in een kwartierdienst naar het station.
De Kayersdijk is onderdeel van de hoofdwegenstructuur van Apeldoorn. Op deze hoofdwegenstructuur wordt het doorgaande verkeer op stadsniveau gebundeld en afgewikkeld. Doorstroming van het verkeer en verkeersveiligheid zijn belangrijke uitgangspunten op deze wegen. De gemeente streeft naar een beperkt aantal aansluitingen op de Kayersdijk, om de verkeersveiligheid te verbeteren en de capaciteit te vergroten.
3.6 Archeologie
In het grootste gedeelte van het plangebied zijn geen archeologische sporen te verwachten (archeologische waardekaart Apeldoorn). Voor twee zones wordt een hoge trefkans aangegeven.
- het roodbruine gedeelte in afbeelding 3.2 rond de Loudonstraat, en;
- aan de westzijde van de hoek Kayersdijk - Mezenweg.
De zones maken deel uit van één gebied met een hoge trefkans die zich uitstrekt over meerdere wijken binnen Apeldoorn. Het betreft een oud lintje (Loudonstraat). Binnen het plangebied ligt een deel van het bewoningsdeel van de Wormense enk, oftewel het buurtschap Wormen. Zoals bij de meeste enken in Apeldoorn bevond zich oostelijk van de enk de bebouwing, die voornamelijk bestond uit hoeven/boerderijen. De Wormense enk wordt in de volle Middeleeuwen gedateerd (ca 12e eeuw) en mogelijk dat de historische hoeven staan op de oorspronkelijk middeleeuwse hoeven. De locatie van het buurschap Wormen maakt het plangebied op die locatie uit archeologische oogpunt interessant, ook al wordt hiervoor een lage trefkans aangegeven. Het gebied met archeologische waarden heeft op de verbeelding de dubbelbestemming "Waarde - archeologie" gekregen. Voor het verrichten van bijvoorbeeld graafwerkzaamheden is hier vooraf een vergunning van de gemeente nodig.
Afbeelding 3.2; Archeologische beleidskaart Apeldoorn
3.7 Cultuurhistorie
3.7.1 Apeldoorn Zuid
Apeldoorn Zuid bestond tot diep in de 19e eeuw uit heidevelden met een enkele woning aan één van de landroutes. De Kayersdijk en Kayersbeek begrensden het gebied aan de oostzijde. Met de komst van het Apeldoorns Kanaal (1869) en het spoor (1876) veranderde dat. Bedrijven als Papierwarenfabriek Koldewijn en Machinefabriek Van der Ploeg vestigden zich met de kop aan het Kanaal. Langs de oude linten, zoals de 2e Wormenseweg en Lepelaarweg, verrezen de eerste arbeiderswoningen. Deze directe relatie tussen Zuid en het Kanaal bleef tot aan de Tweede Wereldoorlog bestaan. Her en der verrezen tuindorpen voor de arbeiders van de fabrieken, zoals het Vogelkwartier en de Metaalbuurt. Vanaf de jaren '50 werd de relatie tussen wijk en industrie steeds losser. Apeldoorn Zuid werd meer en meer een "gewone" uitleglocatie om de woningnood te lenigen. De bedrijven langs het Kanaal haalden op hun beurt het personeel uit de hele regio. Eens de economische en maatschappelijke motor van Zuid, ontpopte de Kanaalzone zich in toenemende mate als een blokkade richting het water én de oostelijke uitbreidingen in De Maten. Herontwikkeling van het gebied, waarbij gebruik wordt gemaakt van de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten, biedt de kans om deze verbroken relatie op een hedendaagse manier te herstellen.
3.7.2 Het Kanaal
Het tussen 1825 en 1829 gegraven Kanaal verbond destijds Hattem, bij de IJssel, en het dorp Apeldoorn. Het Kanaal eindigde bij de Deventerstraat met een vrij bescheiden haven. Het Kanaal werd in zuidelijke richting verlengd tussen 1858 en 1884 (in 1866 voor het eerst in gebruik) en de havencapaciteit werd in 1920 uitgebreid door verbreding van het Kanaal vanaf de huidige Deventerbrug tot de Welgelegenbrug.
Kanaal Zuid is geleidelijk tot ontwikkeling gekomen en bleef langer als buitengebied voortbestaan. Industriële productie en handel bleven een belangrijke bron van inkomsten voor Apeldoorn tot in 1962, toen de laatste schepen op Kanaal Noord voeren. Tien jaar later stopte de vaart op het Kanaal volledig.
Bij de aanleg van het Kanaal werd er geen rekening gehouden met bestaande verkavelings- en wegenpatronen of landbouwgronden. De belangen van de handel en het vervoer van hout, metaal, keramiek en textiel in de tweede helft van de 19e eeuw, en later de aanvoer van steenkool vanuit Gelderse achterhoeken en Duitsland, werden richtinggevend. In samenhang daarmee werd de infrastructuur van het Kanaal leidinggevend voor de ruimtelijk-historische ontwikkeling van omliggende gebieden, inclusief de havenkades.
De Apeldoornse Haven moest aanleg van schepen en levering van ruwe materialen vergemakkelijken. Voor het laden en lossen moesten de oevers en kade open en vrij van obstakels zijn; alleen stapels steenkool stonden af en toe aan de kade. Daarom is een grote open ruimte tussen Kanaal en bebouwing lange tijd in tact gebleven.
3.7.3 Kayersbeek
Op de kaart van 1832 werd de Kayersbeek nog de Kanaalbeek genoemd, omdat die het Kanaal voedde (reeds vóór de verlenging). Deze beek liep achter het huidige havenmeestershuis (Deventerstraat 52), onder de weg naar Arnhem (Korte Kanaalstraat) en verder richting Wormen. Opvallend is dat de verkaveling langs de Grift, de Kayersbeek en het Kanaal daar waar deze waterlopen nauw bij elkaar komen geen regelmatig patroon had, tot in de jaren '80 van de 20e eeuw. Waarschijnlijk is deze onrechtlijnige verkaveling ontstaan in de tijd dat de Grift een natuurlijke beekloop had en het Kanaal nog niet bestond.
Langs de loop van de Kayersbeek, tussen de Grift en het Kanaal, werd het verkavelingspatroon op basis van ontwikkelingsbehoeften telkens veranderd. Elders in het dorp, zoals in de kern ervan, werd er voortgeborduurd op het patroon van rond 1900. Deze locatie is herhaaldelijk opnieuw ingericht. Het herhaalde onregelmatige patroon karakteriseerde dit gebied uiteindelijk tot de jaren '80 met de rechtlijnige nieuwe woningen.
Afbeelding 3.3; cultuurhistorische beleidskaart Apeldoorn
3.7.4 Structuur
De toekomstige stedenbouwkundige structuur is historisch bepaald. Het plangebied ligt "opgespannen" tussen het Apeldoorns Kanaal en de Kayersdijk. Mogelijk wordt het hele Kanaal aangewezen als rijksbeschermd gezicht, met de bijbehorende oevers en bijbehorende beeldbepalende bebouwing. Voor de groenzone evenwijdig aan de Kayersdijk wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om hier de loop van de oude beek terug te brengen. De karakteristieke linten Lepelaarweg en Aalscholverweg vormen samen een "dorp". Verder is ook de Loudonstraat onderdeel van een historische lint.
Afbeelding 3.4; cultuurhistorische informatiekaart Apeldoorn
De cultuurhistorische analyse bevat aanbevelingen over behoud, herkenbaarheid of versterking van een aantal aspecten die van belang zijn voor de identiteit van de Kanaalzone.
De meest relevante aspecten voor dit plangebied zijn:
- Het Kanaal als historische structuur en in visuele samenhang met het begeleidende groen en de restanten van (historische) bebouwing.
- De Kayersbeek, als historische structuur en nauwe relatie met het Kanaal (herstel Kayersbeek en beleefbaar maken).
- Het verschil in functie van wegen en hun uitstraling (denk aan het gelede profiel en stedenbouwkundige betekenis van de Kayersdijk en aan de eenvoudige indeling en materialisatie van de woonstraten, soms met grindbermen).
- menging van wonen en werken als herkenbaarheid van de bewoningsgeschiedenis.
- Behoud van fabrieksgebouwen en bepaalde karakteristieken (bv schoorsteenpijpen, sheddaken, doosachtige massa's, oriëntatie op Kanaal en Kayersdijk, schaalverschillen)
- Bij herontwikkeling van de routes langs het Kanaal aansluiten bij de oorspronkelijke karakteristiek, continuïteit van groene oevers handhaven.
3.8 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied komen geen relevante kabels en leidingen voor.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Algemeen
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied. Het bestemmingsplan omvat een mix van conserveren en actualiseren van de bestaande bestemmingen en het mogelijk maken van de nieuwe ontwikkelingen.
Het is zaak om toekomstige en bestaande bebouwing en functies zo veel mogelijk ruimte te bieden voor verandering en aanpassing aan veranderde wensen. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Ook moeten de aanwezige ruimtelijke en cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk veilig gesteld worden.
De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied hebben betrekking op het deelgebied van de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4. Zoals hiervoor al is beschreven is het kader voor deze ontwikkelingen vastgelegd in de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn uit 2005. Bij de uitwerking van de plannen is een aantal doorontwikkelingen te onderscheiden:
- de eerste stap/fase was die van de haalbaarheidsanalyse, die geresulteerd heeft in het boekwerk 'Wasteland? Schatkamer!' van juli 2007;
- de tweede stap/fase is de programmafase, die is afgerond met het ontwikkellingsplan 'Schatkamer van Zuid' van juli 2008.;
- de derde stap is het ontwikkelingsplan 'Schatkamer van Zuid' uit 2010 met het bijbehorende beeldkwaliteitsplan 'Schatkamer van Zuid'.
De pilot werd oorspronkelijk ontwikkeld door drie samenwerkende partijen: de corporaties De Goede Woning , Ons Huis en Woonmensen, de provincie Gelderland en de gemeente. In november 2008 sloten deze partijen een samenwerkingsovereenkomst op basis van het ontwikkelingsplan uit 2007. Echter gewijzigde marktomstandigheden waren aanleiding de gemaakte afspraken te herzien. Er is in 2010 een nieuw stedenbouwkundig plan ontwikkeld met minder woningen, vooral minder appartementen en een andere oplossing voor het (oorspronkelijk gebouwd) parkeren. In februari 2011 is door partijen, waar woningbouwcorporatie de Goede Woning niet langer onderdeel van uit maakt, een Actualisatie van deze overeenkomst getekend. Partijen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de grondexploitatie. De opstalontwikkeling is uitsluitend een taak van de corporaties.
Het stedenbouwkundig plan uit 2010 vormt ook de basis voor de regelingen zoals die op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen
4.2 Doorlopende Ontwikkelingen
Afbeelding 4.1; Namen locaties plangebied
4.2.1 Wasteland? Schatkamer! (2007)
De haalbaarheidsstudie uit 2007 vormt de schakel tussen de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn en het ontwikkelingsplan. Bij het uitwerken van de structuurschets in de haalbaarheidsstudie is op enkele punten van de structuurschets afgeweken. Deze uitgangspunten vormen de basis voor het ontwikkelingsplan uit 2008 en het meest recente ontwikkelingsplan uit 2010. Het gaat daarbij om de volgende punten:
- Hergebruik van bestaand erfgoed en behoud van de historische rooilijn leidt tot een verkaveling, waarin geen plaats is voor de park- en torenstrip uit de structuurschets. Plein Zuid, geflankeerd door openbare tuinen rondom buurtfabriek Van der Ploeg en villa Buiscar, compenseert dat verlies ruimschoots.
- Concurrerend woonmilieu. De structuurschets biedt ruimte aan perifere detailhandel. De schaal van megastores is echter moeilijk verenigbaar met de wens om een concurrerend woonmilieu te realiseren. De haalbaarheidsstudie ziet daarom af van uitbreiding; de huidige winkels ten zuiden van dit deelgebied worden wel gehandhaafd.
- Veluwsche Stoomtrein Maatschappij. De spoorlijn is een historisch element dat het industriële verleden belichaamt. Een verplaatsing -zoals voorgesteld in de structuurschets- kost bovendien veel tijd en geld en heeft, als gevolg van milieuwetgeving, gevolgen voor nieuwbouw. De haalbaarheidsstudie gaat daarom uit van inpassing.
- Bouwen voor Zuid. De corporaties willen meer betaalbare huur- én koopwoningen realiseren. Bewoners krijgen zo meer keuzevrijheid. De invulling van het werk- en voorzieningenprogramma volgt dezelfde filosofie. De focus ligt op ondernemers en organisaties uit Zuid en De Maten die zich in de Kanaalzone willen ontplooien.
4.2.2 Schatkamer van Zuid (2008)
Dit ontwikkelingsplan is mede gebaseerd op verschillende onderzoeken naar onder andere ecologie en cultuurhistorie en de interactieve studio's van maart 2008. Deze bijeenkomsten met belanghebbenden en bewoners hebben tot veranderingen in het plan geleid. Ook de opgave om ten opzichte van de eerdere haalbaarheidsanalyse meer sociale woningbouw te realiseren (40% in plaats van 30%) heeft geleid tot aanpassingen in de verkaveling. De belangrijkste aanpassingen zijn (zie ook de afbeelding 4.2):
- De bosstrook achter de Aalscholverweg, habitat van eekhoorns, blijkt ecologisch waardevol. De nieuwe verkaveling houdt hier rekening mee. En passant ontstaat een extra wandelroute naar de Kayersdijk.
- Er wordt afgezien van het optillen van de wandel- en fietskade langs het spoor, zoals in de haalbaarheidsstudie werd voorgesteld. Een gelijkvloerse oplossing sluit beter aan bij de omgeving en past beter bij het gewenste landschappelijke profiel.
- De voormalige machinefabriek Van der Ploeg en KUFA zijn bijzonder geschikt voor hergebruik. De constructie van de Buiscar blijkt echter dusdanig aangetast, dat behoud geen duurzame optie is.
- Bij het opstellen van de plannen hebben enkele architectenbureaus de kansen en knelpunten van enkele specifieke gebouwen en locaties nader verkend. De belangrijkste conclusies van hun onderzoek zijn in het plan verwerkt.
Het planconcept
In het ontwikkelingsplan worden de gedachten die aan de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 ten grondslag liggen helder omschreven:
- Het gebied telt geen gemeentelijke of rijksmonumenten of belangrijke archeologische sporen. Maar mede dankzij een cultuurhistorische expertmeeting en een bouwkundige analyse van bestaande complexen, blijkt de geschiedenis toch een onmisbare inspiratiebron voor het plan te kunnen zijn.
- In de loop der jaren ontpopte de Kanaalzone zich in toenemende mate als een barrière richting het water én richting de latere stadsuitbreidingen in De Maten uit de jaren '70 en '80. De voorgenomen herontwikkeling van het gebied biedt evenwel de kans om deze verbroken relatie op een hedendaagse manier te herstellen.
- De bebouwing langs het Kanaal en de Kayersdijk wordt gekenmerkt door een afwisseling tussen oud & nieuw èn groot & klein, zodat de kenmerkende schaalsprong tussen fabriek en huisje voelbaar blijft. Er is daarnaast ook plaats voor nieuwe woningen die de dorpse korrel en sfeer versterken. Hetzelfde geldt voor Plein Zuid. Waardevolle industriële complexen, zoals Van der Ploeg en KUFA, worden gerenoveerd en hergebruikt voor wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe bebouwing spiegelt zich aan de stoere "fabriek uit één stuk" uitstraling van de oudbouw, maar geeft daar een eigentijdse vorm aan.
- Het ontwikkelingsplan zet in op het behoud en/of de herinnering van de markante "vlaggenschepen" langs het Kanaal: Papierfabriek Koldewijn en Machinefabriek Van der Ploeg.
Afbeelding 4.2; Kaart uit het ontwikkelingsplan “Schatkamer van Zuid”, juli 2008
Bouwmassa en hoogte
De gemiddelde bouwhoogte in het dorp bedraagt twee lagen met kap. De "woonschuur" (van de Passerel) aan de Lepelaarweg vormt daarop een uitzondering; het krijgt letterlijk de ruimte voor drie lagen met kap. Ook rond Plein Zuid is "drie lagen met kap" de norm; wel werden hoogteaccenten aan de Kayersdijk (19-28 meter) die de entree markeren voorzien. Ook waren er buurtfabrieken aan het Kanaal voorzien die de schaalsprong tussen groot en klein nog verder accentueren. Met een maximale bouwhoogte van de nieuwe Buiscar
(25 meter), een toren "binnen de muur" bij van der Van der Ploeg (38m) en de nieuwe silo op de voormalige locatie Koldewijn (45m). Hiermee werd ingezet op een stoer en vooral hoog stedelijk woonmilieu.
Programma
Het gebied bood de ingrediënten voor een levendige en gemengde stadswijk aan het water. De dichtheid was voor Apeldoornse begrippen hoog: 52 woningen per hectare. Het ontwikkelingsplan voldeed daarmee wel aan de uitgangspunten van de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn.
Wonen
Het plant telt 252 woningen. De partijen in het gebied streven onder het motto "meer sociaal aan het Kanaal" een ongedwongen mix van betaalbare, middeldure en dure woningen na. Dit betekent dat het plan bestaan uit ca. 40% betaalbare, 40% middeldure en 20% dure woningen. Hiermee is het gebied met name interessant voor starters en doorstromer die zich na hun starterswoning willen verbeteren. Van te bouwen woningen zal ca. 30% gestapeld zijn en 70% grondgebonden.
Werken en voorzieningen
Het plangebied omvatte, naast het wonen & werken aan huis, ruim 4.000 m2 (bvo) werken en voorzieningen. Hiervan was ongeveer de helft gereserveerd voor cultuur en sociaal-maatschappelijke functies. De andere helft van het programma is bestemd voor commerciële activiteiten. Hier wordt en werd gemikt op specifieke "sfeergevoelige" ondernemers. Grote supermarkten of perifere detailhandel zijn hier niet toegestaan.
Inrichting openbare ruimte
De inrichting van de openbare ruimte dient, wat ambitieniveau betreft, aan te sluiten op het project Kanaalzone. In het ontwikkelingsplan worden daarbij de volgende dragers van de openbare ruimte onderscheiden:
- Het ontwikkelingsplan voorziet in een landschappelijke wandel- en fietsoever langs het Kanaal. De laanbeplanting van Amerikaanse eiken benadrukt de continuïteit richting het buitengebied. De oevers behouden hun zachte, natuurvriendelijke karakter. De historische spoorlijn wordt ingepast. Een haag zorgt voor een natuurlijke afscheiding. Ter hoogte van Plein Zuid zal een verbinding van het plein tot aan het water worden vormgegeven.
- In het plan wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Kayersdijk heringericht wordt tot een volwaardige én groene radiaal. Het behoud van waardevolle bomen en het terugbrengen van de gelijknamige beek zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. De herinrichting vormt geen onderdeel van het ontwikkelingsplan; de fiets- en servicestraat (model Deventerstraat) ligt buiten het huidige profiel van de Kayersdijk en vormt wel een onderdeel van de nieuwe ontwikkeling. De nieuwe woningen en voorzieningen hebben hun voordeur aan de straat.
- De oude linten vormen de rijgdraden die het plangebied in de structuur van Zuid verankeren. De inrichting wordt typisch Apeldoorns, dus mét karakteristieke grindbermen met bestaande en nieuwe solitaire bomen. Aan één kant wordt de berm toegankelijk gemaakt, zodat ook rolstoelers uit de voeten kunnen. De voortuinen dragen bij aan het groene beeld. Een informele route krijgt eenzelfde sfeer: hagen en een minimum aan verharding. Hoogtepunt: de centraal gelegen speel- en moestuin bij de Passerel, het groene pareltje van de buurt.
- Plein Zuid trekt de ruimte en het leven langs het Kanaal naar binnen. In de campusachtige opzet vormt de openbare ruimte het cement dat de vrijliggende complexen bindt. Het is daarbij de uitdaging om het eigenzinnige, industriële karakter van het gebied zichtbaar te maken. Het autonome karakter plus de maat & schaal van de fabrieken vraagt hierbij om een eigentijdse benadering
- Een informele route verbindt speelplekken met elkaar. Bij de Passerel en villa Buiscar wordt een speelplek voor kinderen tot 6 jaar (>100 m2) aangelegd. De bestaande bosstrook én geheimzinnige fabrieksmuur bij Van der Ploeg vormen het decor voor avontuurlijk spelen (doelgroep 6-12 jaar; >500 m²). De "verandawoningen" maken hier een "voorkant"; zij dragen bij aan het toezicht en de sociale veiligheid. Bestaande bomen en cultuurhistorisch erfgoed bepalen de inrichting en het beeld in de tuinen bij Van der Ploeg èn villa Buiscar.
4.2.3 Ontwikkelingsplan 2010
Wanneer duidelijk wordt dat de woningmarkt stagneert wordt de noodzaak om het ontwikkelingsplan programmatisch te herzien evident. Vooral het aantal appartementen is teruggebracht ten gunste van het aantal grondgebonden woningen. Daarbij werd besloten om het aandeel 'duur' te laten dalen en 'stijgt' het aandeel middelduur. Per saldo daalt het woningaantal van 375 naar zo'n 280 woningen, inclusief de 30 bestaande woningen in het plangebied.
Deze verkleining van het totale bouwvolume leidt op een aantal plekken tot vermindering van de bouwhoogte. De maximale bouwhoogte van buurtfabriek Koldewijn was 45 meter en wordt nu 24 meter. De bouwhoogte van woonfabriek II was 25 meter en zal nu maximaal 10 meter hoog worden. De buurtfabriek van der Ploeg blijft 35 meter hoog.
Daarnaast zullen een aantal private kavels niet worden aangekocht voor ontwikkeling maar is de verkaveling hierop aangepast. Bijkomend voordeel is dat doordat het aantal woningen in aantal daalt er ook een minder grote behoefte aan parkeerplaatsen zal zijn. In algemene zin is ervoor gekozen om minder gebouwde parkeervoorzieningen te realiseren.
In algemene zin kan worden gesteld dat de algemene ambities zoals die in de Structuurschets uit 2005 zijn geformuleerd en later in 2007 zijn aangevuld nog steeds leidend zijn.
Het nieuwe plan bouwt voort op de kenmerkende schaalsprong langs het Apeldoorns Kanaal: grote fabrieken versus vrijstaande huisjes. De dorpse sfeer rondom de Lepelaarweg en Aalscholverweg wordt gekoesterd. Karakteristieke bedrijfsgebouwen, zoals de voormalige Machinefabriek Van der Ploeg, worden behouden, hergebruikt en uitgebreid tot 'buurtfabrieken' voor wonen, werken en voorzieningen. Nieuwbouw spiegelt zich aan de kleine korrel van de linten of aan de stoere maat en uitstraling van fabrieken.
Ook complexen die inmiddels verdwenen zijn, zoals Papierfabriek Koldewijn, blijven de inspiratiebron voor de stedenbouwkundige opzet en de architectuur. Op deze manier ontstaat een afwisselende reeks van oude én nieuwe karakteristieke bebouwing die de historische rooilijn langs het Kanaal markeren én het avontuurlijke stadsmilieu verbeelden.
Het plan voorziet ook nog steeds in een landschappelijke wandel- en fietskade langs het Kanaal, onderdeel van een -acht kilometer lang- recreatief lint door de stad. De spoorlijn van de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij versterkt de 'handen uit de mouwen' sfeer en wordt ingepast. De huidige fietsbrug, waar het dorp zich aan het Kanaal manifesteert, blijft een belangrijke schakel tussen Apeldoorn
Zuid en De Maten. Het nieuwe Plein Zuid biedt ruimte om het leven langs het Kanaal naar binnen te trekken waardoor een bedrijvige campus kan ontstaan. Het plein wordt groener maar houdt zijn stoere karakter, met de KUFA als no-nonsense middelpunt. Maar Apeldoorners willen ook rust, groen en ruimte. Plein Zuid wordt daarom aanvullend geflankeerd door twee openbare tuinen, waar bestaande bomen het beeld bepalen.
De Zuidelijke Kanaalzone ligt tussen twee lange landschappelijke lijnen: Kanaal en Kayersdijk. De Kayersdijk wordt op termijn een volwaardige en groene radiaal tussen ring en centrum. De herinrichting van het bestaande wegprofiel vormt geen onderdeel van het ontwikkelingsplan; het huidige wegvak heeft voldoende capaciteit om het plangebied veilig te ontsluiten. Het plan zet wel een eerste stap naar herstel. Ter hoogte van het dorp verrijzen twee-onder-een-kap woningen die de ongedwongen sfeer van het dorp weerspiegelen. Robuuste grondgebonden woon- en werkgebouwen markeren Plein Zuid. Hier strekt de invloed van het Kanaal zich uit tot aan de Kayersdijk. Zo verandert de dijk van een harde scheiding tussen wonen en industrie, naar een parkachtige ruimte die het wonen in Zuid en het wonen in de Kanaalzone met elkaar verbindt.
Het ontwikkelingsplan voorziet in een gevarieerd woningaanbod en richt zich op jonge gezinnen, senioren en 'pioniers' die de creatieve en industriële omgeving waarderen. Het accent ligt op een mix van betaalbare en middeldure woningen. Bewoners krijgen zo meer keuzevrijheid, hetgeen de doorstroming bevordert en in bestaande buurten ruimte voor vernieuwing schept. Maar de Zuidelijke Kanaalzone biedt meer. Vooral de oude en nieuwe buurtfabrieken creëren een uitdagende ambiance voor 'sfeergevoelige' bedrijvigheid, combinaties van wonen & werken en laagdrempelige voorzieningen op het gebied van cultuur, zorg en/of welzijn. De deuren gaan open voor bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties
4.2.4 Locatie Koldewijn
De gebroeders Dirk en Teunis Koldewijn bouwden de bakstenen papierfabriek die de hoek van het Kanaal en de Mezenweg markeerde. Het complex is begin 2006 gesloopt. De 12 drie-onder-een-kap woningen vormen de enige tastbare herinnering. Behoud is de inzet, zodat de woningen bijdragen aan de gewenste afwisseling tussen oud en nieuw.
De nieuwbouw bestaat uit twee projecten van drie aaneengesloten bouwblokken gelegen aan de Lepelaarweg. Verder maximaal 25 grondgebonden rij-woningen, met een hoogte van maximaal 10 meter en maximaal 21 appartementen (toren 24 meter). De hoogbouw markeert zich op de hoek Mezenweg - Kanaalzuid. De nieuwbouw vormt in de samenhang een fabriekscluster een eigen binnenwereld waarin ook het parkeren wordt opgelost.
Vanwege bestaande milieuaspecten van het naastgelegen recyclingbedrijf is het niet mogelijk om in onderhavig bestemmingsplan deze ontwikkeling op te nemen. Voorlopig is een lichte bedrijfsbestemming opgenomen. De stedenkundige uitgangspunten uit het ontwikkelingsplan 2010 vormen de basis voor een later op te stellen partiële wijziging die niet eerder gevoerd zal worden dan nadat de milieubelemmeringen opgeheven zijn.
4.2.5 Passerel
Woningbouwcorporatie de Woonmensen gaat een drietal gebouwen ontwikkelen voor de Passerel. De Passerel is een organisatie met als doel kinderen en volwassenen met een handicap zoveel als mogelijk te laten participeren in de maatschappij en op verantwoorde wijze richting te laten geven aan hun leven. Waar gewenst staat het herstel van het "gewone leven" op de voorgrond. De Passerel biedt ondersteuning en begeleiding op het gebied van leren, activiteiten, werken en wonen. Als onderdeel van de Pilot Zuid worden er tussen de Lepelaarweg en de Aalscholverweg 24 gedifferentieerde woonunits, verdeeld over 3 clusters, gerealiseerd. Het plan wordt onderdeel van het dorp , het gedeelte tussen de Aalscholverweg, Lepelaarweg en de Mezenweg. Vooruitlopend op het voorliggende bestemmingsplan wordt voor deze plannen een aparte procedure gevolgd, waarin uitgebreid op de plannen en daarbij behorende onderzoeken wordt ingegaan.
4.3 Infrastructuur
Binnen het plangebied wordt een wijziging gedaan in de aanwezige verkeersstructuur. Het gaat om het aanleggen van een parallelweg langs de Kayersdijk ter hoogte van het plangebied. De overige verkeersstructuur is volgens de bestaande situatie opgenomen in het bestemmingsplan.
Om flexibiliteit te bieden in de inrichting van het wegprofiel, wordt in het bestemmingsplan geen onderscheid gemaakt tussen trottoirs, fietspaden, rijwegen en bijbehorende groenzones van beperkte omvang.
Verkeersveiligheid en verkeersafwikkeling Kayersdijk
Met de ontwikkeling van deze nieuwe woonwijk wordt een gedeelte van de Kayersdijk dat ter hoogte van het plangebied ligt aangepakt. In het plan is een parallelvoorziening aan de oostzijde van de Kayersdijk opgenomen, ter ontsluiting van de percelen. Met deze voorziening wordt voorkomen dat vele losse percelen een directe aansluiting krijgen op de Kayersdijk, waardoor de doorstroming van het verkeer op de Kayersdijk wordt bevorderd.
Deze parallelvoorziening wordt tevens door fietsers en voetgangers gebruikt.
Deze aanpassingen kunnen op dit moment echter nog niet langs de gehele Kayersdijk worden doorgezet. Op het gedeelte van de Kayersdijk ten noorden van het plangebied is dit verkeerskundig gezien wel wenselijk. De direct langs de rijbaan gelegen fietsstroken en het laden en lossen van goederen op de rijbaan (autohandel) zijn punten die in de toekomst verbetering behoeven. Hiervoor is het echter noodzakelijk dat er extra ruimte wordt gevonden voor het wegprofiel van de Kayersdijk. Deze ruimte kan pas worden gevonden als het gebied ten noorden van de Mezenweg ook wordt herontwikkeld, en de gebouwen verder van de rijbaan worden geplaatst.
Daarnaast speelt de vormgeving van het kruispunt Kayersdijk / Laan van de Mensenrechten een belangrijke rol in de afwikkeling van het verkeer op dit gedeelte van het stedelijk netwerk. Bij de herontwikkeling van het gebied ten noorden van de Mezenweg zullen hiervoor voorstellen worden gedaan.
4.4 Verkeersontsluiting En Parkeren
4.4.1 Langzaam verkeer
De Kanaalkade langs het Kanaal wordt, ter hoogte van het plangebied, verkeersluw, met veel ruimte voor voetgangers en fietsers. Daar waar de bedrijvigheid gehandhaafd blijft zal de kade voldoende maat hebben om zowel de bedrijven als de woningen te kunnen bedienen, ook voor autoverkeer. Met recht mag worden gesproken over 'flaneren langs het Kanaal' dat straks kan gaan plaatsvinden. In het dorp worden grindbermen langs de straten teruggebracht. Langs deze straten wordt aan één zijde een voorziening in het grind aangebracht waar voetgangers over een harde ondergrond kunnen lopen, ook met een kinderwagen of rolstoel. Langs de Kayersdijk wordt aan de zijde van de nieuwe woningen een parallelweg aangelegd. Onderdeel van deze straat is een voetpad dat voor de nieuwe woningen langs komt te liggen. Naast genoemde straten zorgen nieuwe, vrij liggende voetpaden voor een fijnmazige structuur, die de verschillende gebiedsdelen aan elkaar verknoopt, en waar voetgangers een ommetje kunnen maken
4.4.2 Fiets
In de huidige situatie maakt de Mezenweg al onderdeel uit van de belangrijke fietsroute: Fietsdoorstroomas De Maten. Deze fietsroute loopt vanuit woonwijk De Maten, via de fietsbrug over het Kanaal, via de Mezenweg naar de Kayersdijk, en verder over de Reigersweg en 2e Wormenseweg richting het centrum van de stad. De toekomstige bewoners kunnen straks ook gebruik maken van deze snelle en comfortabele fietsroute naar het centrum.
Naast deze route wordt buiten dit deelproject ook gewerkt aan een recreatieve fietsroute langs het Kanaal. Omdat er nagenoeg geen autoverkeer rijdt langs het Kanaal, is de Kanaalkade bij uitstek geschikt als onderdeel van deze aantrekkelijke route. Verder wordt er vanuit de nieuwe wijk voor de fiets aansluiting gezocht met de naastliggende woonbuurt Zuid via de bestaande straten: Reigersweg, A. Kuijperstraat en Johan de Wittstraat
4.4.3 Openbaar vervoer
De nieuwe wijk wordt voor wat betreft het openbaar vervoer aangesloten op de bestaande stadsbuslijnen 8 en 9. Deze rijden in een kwartierdienst naar het Centraal Station. Hier kan aansluiting worden gevonden op de andere stadsbuslijnen, en op de treindiensten van de NS
4.4.4 Autoverkeer
Ontsluiting
Het nieuwe woongebied wordt voor het autoverkeer ontsloten naar de hoofdwegenstructuur: de Kayersdijk. Hierop wordt het doorgaande verkeer op stadsniveau gebundeld en afgewikkeld
Bij het bepalen van de nieuwe ontsluitingsstructuur wordt gestreefd naar een beperkt aantal aansluitingen op de Kayersdijk. Dit in verband met de verkeersveiligheid en capaciteit op de Kayersdijk. Op basis van de te realiseren woningaantallen, en de verwachte verkeersproductie kan worden volstaan met 2 aansluitingen voor het autoverkeer vanuit het plangebied naar de Kayersdijk. De bestaande aansluiting van de Aalscholverweg blijft hierbij gehandhaafd. Daarnaast wordt een nieuwe aansluiting gemaakt, even ten noorden van de Johan de Wittstraat. Deze aansluiting wordt duurzaam veilig ingericht waarbij ruimte wordt geschapen voor goede oversteekvoorzieningen en het opstellen van (linksaf)verkeer. De directe aansluiting van de Mezenweg op de Kayersdijk komt op termijn te vervallen, als ook het gebied ten noorden van het plangebied wordt ontwikkeld. De parallelweg kan dan verder in de richting van de Laan van de Mensenrechten worden doorgetrokken.
Individuele woningen langs de Kayersdijk worden ontsloten via de parallelweg: de service-straat. Via de service-straat (éénrichtingverkeer) kunnen de individuele parkeervoorzieningen worden bereikt, en kan worden geladen/gelost bij de woningen
Op dit moment functioneren er nog bedrijven in het gebied ten noorden van de Mezenweg. Deze bedrijven ontsluiten met personenauto's en vrachtwagens via de Mezenweg naar de Kayersdijk. De nieuwe service-straat is qua maatvoering niet berekend voor de ontsluiting van groot vrachtverkeer. Hierdoor blijft de aansluiting van de Mezenweg op de Kayersdijk voorlopig nog bestaan, tot het moment dat ook het gebied ten noorden van de Mezenweg wordt herontwikkeld, hier ook een parallelstructuur gerealiseerd kan worden en het gebied hiermee een nieuwe ontsluiting krijgt.
Maximumsnelheid op de wegen in het projectgebied
Op alle wegen in de nieuwe wijk (afgezien van de Kayersdijk) wordt een maximumsnelheid van 30 km/h ingesteld
4.4.5 Parkeren
Binnen het plangebied Kanaalzone Zuid worden diverse nieuwe functies ondergebracht. Er worden verschillende soorten woningen ontwikkeld en daarnaast ook commerciële en maatschappelijke functies. Ook worden functies als werken aan huis ondergebracht.
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte binnen het plangebied zijn de gemeentelijke parkeernormen gehanteerd zoals die door de gemeenteraad zijn vastgesteld. Hierin hebben verschillende functies verschillende parkeernormen. In onderstaande tabel zijn de functies benoemd die in het plangebied voorkomen met daarbij de gehanteerde parkeernormen. Daarnaast is hierin ook vastgelegd wat de parkeervraag per functie is, op verschillende momenten.
Functie | Gehanteerde parkeernorm (geactualiseerde parkeernota 2004) |
Wonen | |
Woning zonder eigen parkeergelegenheid Woning met een garage met oprit Woon/Werk-woningen Groepswoning begeleid wonen (Passerel) Appartementen met gezamenlijk parkeren op eigen terrein De volgende aanwezigheidspercentages worden gehanteerd voor woningen: - Werkdagen: 60 % - Werkdag-avond: 100% - Koopavond + zaterdag: 80% | 1.5 pp/ woning 1.75 pp/ woning 2.0 pp/ woning 0.5 pp/ wooneenheid 1.6 pp/ woning |
Werken | |
Commerciële ruimte (Winkelfunctie) | 2.1/ 4.0 pp/ 100 m2 (werkdag/ zaterdag+koopavond |
Kinderdagverblijf | specifiek 0.8 pp/ arb. plaats |
Maatschappelijke functie (dagbesteding Passerel) | specifiek 18 pp (werkdagen), 8 pp (zaterdag + koopavond) |
Oplossen van de parkeervraag
Het plangebied is onder te verdelen in 2 gebieden: 'het dorp' en het gebied rond 'Plein Zuid'.
Dorp
In het dorp liggen de Mezenweg, Lepelaarweg en Aalscholverweg als 'traditionele' woonstraten met aan weerszijden woningen. In deze straten wordt het parkeren opgelost op de percelen van de woningen en in de grindbermen langs de straat. In onderstaande tabel is aangegeven wat de parkeervraag per straat is en hoeveel parkeerplaatsen aanwezig zijn. Voor het gehele gebied is het saldo +5 pp.
Parkeerbalans in het 'Dorp'
Straat | Programma | Parkeerbehoefte | Parkeercapaciteit (eigen terrein + openbare ruimte) |
Mezenweg | 46 woningen | 69 pp | 59 pp |
Lepelaarweg | 36 woningen | 29 pp | 34 pp |
Aalscholverweg | 35 woningen | 30 pp | 40 pp |
Saldo= + 5 pp |
Tabel: Parkeerbalans Dorp
Plein Zuid
Rond het plein zuid liggen grotere clusters met woningen (ook 'woonfabrieken' genoemd). In deze woonblokken worden naast woningen ook maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd. Ook wordt er mogelijkheid geboden om commerciële functies te vestigen in het 'Kufa-gebouw', dat centraal op het plein staat.
De bezoekers van de maatschappelijke voorzieningen en die van de commerciële voorzieningen in het Kufa-gebouw parkeren op Plein Zuid.
De parkeerbehoefte van de woonclusters wordt op een aantal openbaar toegankelijke parkeerhoven opgevangen. Deze parkeerhoven liggen in de woonblokken (inpandig) of direct naast de woonblokken op maaiveld
Maatschappelijke functies Van der Ploeg
In het cluster Van der Ploeg wordt een maatschappelijk programma gerealiseerd. Hierbij wordt gedacht om kinderopvang en een dagbesteding van de Passerel een plaats te geven. Op de zaterdag hebben deze functies een beperkte parkeerbehoefte: de kinderopvang is dan niet actief (geen parkeerplaatsen) en de dagbesteding slechts in beperkte mate (8 pp op zaterdag). Op de werkdagen wordt rekening gehouden met 20 parkeerplaatsen voor bezoekers en medewerkers voor deze functies.
Om de totale parkeervraag te bepalen van het gebied rond het Plein Zuid moet worden gekeken naar de verschillende functies die mogelijk worden gemaakt. De functies hebben op verschillende momenten in de week een andere parkeervraag. Om te bepalen wanneer de maximale parkeervraag optreedt, is voor verschillende momenten de parkeervraag in beeld gebracht. In de onderstaande tabel is aangegeven wanneer de functies een parkeervraag hebben en hoe groot deze vraag is.
Functie | Werkdag-overdag | Werkdag-avond | Koopavond/zaterdag |
Wonen | 60% van de parkeernorm | 100% van parkeernorm | 80% van parkeernorm |
Commerciële functie (winkels) | 2.1 pp / 100 m2 bvo | - | 4.0 pp / 100 m2 bvo |
Op basis van de bovenstaande percentages kan voor verschillende momenten de parkeervraag worden bepaald. In onderstaande tabel is aangegeven wat de parkeervraag is van de woningen in de 'woonfabrieken' en ook van de maatschappelijke en commerciële functies.
Cluster | Programma | Parkeervraag | ||
Werkdag-overdag | Werkdag-avond | Zaterdag | ||
Woonfabriek 1 | 24 stadswoningen 7 varandawoningen | 28 pp | 47 pp | 37 pp |
Woonfabriek 2 | 27 stadswoningen | 26 pp | 43 pp | 35 pp |
'Broedplaats' | 7 woon/werkwoningen | 8 pp | 14 pp | 11 pp |
Van der Ploeg | 48 woningen | 46 pp | 77 pp | 61 pp |
Buiscar | 41 woningen | 39 pp | 65 pp | 53 pp |
Subtotaal | 155 woningen | 147 pp | 246 pp | 197 pp |
Programma | ||||
Kufa-gebouw | 850 m2 commerciële ruimte | 18 pp | 0 pp | 34 pp |
Van der Ploeg | 2000 m2 maatschappelijke functies | 20 pp | 0 pp | 8 pp |
Subtotaal | 38 pp | 0 pp | 42 pp | |
Totaal | 185 pp | 246 pp | 239 pp |
De maximale parkeervraag treedt gedurende de avonden op de werkdagen. De maximale parkeervraag bedraagt dan 246 pp.
In totaal worden er rond het Plein Zuid ook 246 parkeerplaatsen gerealiseerd op de verschillende parkeerhoven (inpandig en op maaiveld).
4.5 Duurzaam Bouwen
Zoals beschreven in hoofdstuk 2.13 bestaat er in Apeldoorn een hoge ambitie op het gebied van duurzaamheid. Echter specifiek voor de Pilot is tussen partijen in het Hoog Soeren (2007) afgesproken dat voor het aspect van duurzaamheid wordt vastgehouden aan het Bouwbesluit. Tevens is afgesproken dat er door de corporaties gezocht zal worden naar maatregelen op het gebied van duurzaamheid in de bestaande stad. Dit omdat deze maatregelen met eenzelfde investering vaak hogere duurzaamheidambities kunnen waarmaken. De ontwikkeling van de Pilot is met deze intentie vormgegeven.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
5.1.2 Vergewisplicht MER
In het Besluit m.e.r. 1994 (huidig Besluit milieueffectrapportage) is aangegeven dat de bouw van woningen m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat binnen de bebouwde kom. De ontwikkeling van Kanaalzone Apeldoorn, met een beoogde bouw van 3.500 woningen, is daarmee een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit.
De resultaten van deze beoordeling staan in de notitie "Milieueffectrapportage-beoordeling Kanaalzone, TAUW september 2005". Conclusie van deze notitie is dat de transformatie en herstructurering van de Kanaalzone niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen. De toename van het energieverbruik en afvalstromen leidt niet tot significant negatieve effecten. Bovendien zijn op dit punt nog winsten te behalen bij realisatie: uitgaan van een duurzame invulling van het aspect energie. Ten aanzien van andere milieuaspecten is er sprake van neutrale en licht positieve effecten op bodem en water tot positieve effecten op het gebied van natuur en ecologie en het woon- en leefmilieu. De verkleuring van het gebied gaat gepaard met een positieve verkleuring van de heersende milieukwaliteit/leefomgevingkwaliteit. Met name op het gebied van ruimtelijke diversiteit, sociale cohesie, sociale veiligheid en beleving worden positieve effecten verwacht. De functieverandering is weliswaar van invloed op de verkeersaantrekkende werking en afwikkeling, maar leidt niet tot onaanvaardbare situaties.
De uitkomst van de m.e.r. beoordeling laat zien dat er geen 'bijzondere omstandigheden"zijn die het opstellen van een milieu effect rapport noodzakelijk maken.
De gemeenteraad heeft op 15 december 2005 daarom besloten dat er geen procedure van milieueffectrapportage hoeft te worden gevolgd. Dit besluit heeft ter inzage gelegen en er zijn geen inspraakreacties geweest. Het besluit is derhalve definitief geworden. De plannen voor de woningbouw in de Kanaalzone zoals beschreven in bovengenoemde notitie uit september 2005 zijn niet veranderd. Ook het aantal woningen dat gerealiseerd gaat worden (3500) is gelijk gebleven. Geconcludeerd wordt dat het besluit van 15 december 2005 geen heroverweging behoeft en er geen milieu effect rapport opgesteld hoeft te worden.
Het nieuwe Besluit- m.e.r. is van kracht geworden op 1 april 2011. Onderdeel van het nieuwe besluit is dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen sprake is van een vergewisplicht. De beoordeling of er sprake is van een m.e.r.(beoordelings)-plicht vindt plaats aan de hand van het Besluit m.e.r., en specifiek op basis van de bijlage van het Besluit. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is vastgelegd voor welke besluiten meteen een m.e.r. moet worden doorlopen. In onderdeel D is vastgelegd voor welke besluiten een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt.
Conform het nieuwe Besluit m.e.r. (per 1 april 2011) is de aanleg van een bedrijventerrein niet meer direct m.e.r.-plichtig. Een m.e.r. beoordelingsplicht geldt in dit geval als het de aanleg, wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein met een oppervlakte van 75 ha of meer betreft. M.e.r.-plichtig is het ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg voorziet.
5.1.3 Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Onderzoeksresultaten
De bodemonderzoeksresultaten staan beschreven in het rapport 'Bodem- en asbestonderzoek Kanaalzone Zuid te Apeldoorn, gebied 2, 3 (gedeeltelijk) en 4, TAUW Deventer, 5 november 2007'. De bodemverontreinigingen die wettelijk gesaneerd moeten worden zullen voorafgaand aan de realisatie van de woningbouw gesaneerd worden.
Ter plaatse van de voormalige Bos betonlocatie (terreingedeelte tussen de Lepelaarweg, Aalscholverweg en de Kayersdijk) is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ter plaatse van de bodemverontreiniging wordt een woongebouw gerealiseerd (de Passerel). Deze verontreiniging wordt gesaneerd voorafgaande aan de bouw van de Passerel.
Het saneringsplan waarin beschreven staat op welke wijze de gevallen zullen worden aangepakt, heeft ter inzage gelegen en is inmiddels onherroepelijk.
5.1.4 Milieuzonering
Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan, het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke (indicatieve) richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de gewenste ontwikkelingen.
De richtafstandenlijst van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering" gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden of zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. In de VNG brochure zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening en gekoppeld aan het omgevingstype, milieunormen opgenomen, waaraan de feitelijke milieubelasting kan worden getoetst.
Rustige woonwijk
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieu-zonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. Meer hierover is te vinden in de gebiedstypering. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Gemengd gebied
Naast het omgevingstype rustige woonwijk kent de VNG-uitgave ook het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of gemengd gebied.
Functiemenging
Binnen gemengde gebieden kunnen milieubelastende en milieugevoelige functies op zeer korte afstand van elkaar gelegen zijn of worden gesitueerd. In deze gebieden is het niet goed mogelijk om het principe van functiescheiding toe te passen. Bij gebieden met een dergelijke functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.
De richtafstandenlijst is voor gebieden met functiemenging niet toepasbaar. Voor deze gebieden bevat de VNG-uitgave een "Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging". Daarin zijn alle milieubelastende activiteiten opgenomen die in principe in een gebied met functiemenging kunnen worden toegelaten. De milieubelastende activiteiten zijn ingedeeld in categorie A, B of C. Categorie A bestaat uit activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze in gebieden met functiemenging aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding van wonen en bedrijven zijn hiervoor voldoende. Categorie B staat voor activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, maar een zodanige milieubelasting voor hun omgeving hebben dat ze bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies plaats dienen te vinden. Categorie C bestaat uit de activiteiten die vanwege hun verkeersaantrekkende werking op een goede ontsluiting op de hoofdinfrastructuur zijn aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden samengevat de volgende randvoorwaarden:
- 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- 4. activiteiten met een hoge vervoersintensiteit moeten beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
Aan dit basisprincipe uit de VNG-uitgave is deels, in een iets aangepast vorm, toepassing gegeven in een bepaald gebied (Plein Zuid) in dit bestemmingsplan. Bij de onderzoeksresultaten milieuzonering wordt hier verder op ingegaan.
Figuur 5.1 gebiedstypering Kanaalzone Zuid - Kayersmolen
Gebiedstyperingen Kanaalzone Zuid- Kayersmolen
In en om het bestemmingsplangebied valt een aantal omgevingstypen te onderscheiden.
Bedrijvigheid
In het noorden (Laan van Mensenrechten tot aan de Mezenweg) en het zuiden (Savornin Lohmanstraat tot aan de Marchantstraat) van het plangebied bevindt zich de bedrijvigheid. De gebieden grenzen direct aan de Kayersdijk, een weg die als hoofdontsluitingsroute binnen het verkeersnetwerk van Apeldoorn is aangeduid, waaraan vervolgens de woonbebouwing van Apeldoorn Zuid begint.
Stedelijke woonomgeving
De eerstelijnswoonbebouwing langs de Kayersdijk kan aangeduid worden als een stedelijke woonomgeving. De VNG-brochure spreekt in dit verband over omgevingstype gemengd gebied. Echter wordt hier de term stedelijke woonomgeving passender gevonden, omdat er slechts één type bestemming op rust, namelijk wonen. Omdat de eerstelijns woonbebouwing zich naast een drukke doorgaande verkeersweg bevindt en tegenover een bedrijfsgebied is gelegen, is het achtergrondniveau voor geluid hoger dan in een rustige woonwijk. Een correctie voor het aspect geluid is dan ook mogelijk. Dit geldt echter niet voor de aspecten stof, gevaar en geur.
In het middengebied, ten zuiden van de Mezenweg en ten noorden van de lijn Kayersdijk 71 - Kanaal Zuid 54, is 'het dorp' gelegen. Deze locatie is gelegen langs de drukke Kayersdijk, tussen een bedrijfsgebied en een gemengd gebied (Plein Zuid). Door het gebied loopt een belangrijke fietsroute van en naar het centrum vanaf de wijk De Maten. Gezien het verhoogde achtergrondniveau voor geluid door de aanwezigheid van bedrijven en een drukke verkeersader, is ook hier sprake van een stedelijke woonomgeving.
Rustige woonwijk
Het omgevingstype rustige woonwijk geldt voor het woongebied gelegen achter de eerste lijnsbebouwing van de Kayersdijk, dus voor Apeldoorn Zuid, maar ook voor de wijk De Maten, waar sprake is van een traditionele woonomgeving.
Een uitzondering hierop vormt de eerstelijns bebouwing van De Maten gelegen en grenzend aan enerzijds het zuidelijk deel van het plangebied met de bestemming Bedrijfsterrein (BT), en anderzijds gelegen aan de ringweg (Marchantstraat).
Vanwege het hogere achtergrondniveau voor geluid kan correctie op de omgeving plaatsvinden. In het verlengde van de systematiek uit het aangrenzende bestemmingsplan Kayersmolen- Malkeschoten wordt een deel bestemd tot milieucategorie 4.1 voorzover de grootste afstand geluid bedraagt (afstand na correctie 100 meter).
Gemengd gebied: functiemenging
Het gebied gelegen tussen de lijn Kayersdijk 71 - Kanaal Zuid 54 en de lijn Kayersdijk 85 - Kanaal Zuid 66, genaamd 'Plein Zuid', is te beschouwen als een gebied waar functiemenging plaatsvindt. Het uitgangspunt van het gebied Plein Zuid is dat het na transformatie ook een gebied blijft waar naast het wonen ook gewerkt kan worden. De herontwikkeling moet inspelen op ondernemende Apeldoorners zodat een levendig en gemengd gebied kan ontstaan. Er mag rumoer en levendigheid ontstaan welke een duidelijke interactie aangaat met de belendende percelen en openbare ruimte. Uitgangspunt is dus dat er menging van functies plaatsvindt.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Zoals hierboven is beschreven, is het plangebied in een aantal gebieden in te delen. Hieronder zal per gebied de milieuzonering worden besproken.
Bedrijventerrein (zuidzijde)
Het bedrijventerrein aan de zuidzijde, maakt onderdeel uit van het grote bedrijventerrein 'Kayersmolen' dat doorloopt in zuidelijke richting. Het is ingedeeld in milieuzones. Deze milieuzones zijn gebaseerd op de afstand tussen de bestaande woningen (woonbestemmingen) langs de Kayersdijk en de woningen in de wijk De Maten. Tussen de woningen aan de Kayersdijk en het bedrijventerrein is de drukke doorgaande weg Kayersdijk gelegen. Het geluid van het wegverkeer maskeert het geluid van de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven. Een correctie voor het aspect geluid is hierdoor mogelijk.
Op het bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan van maximaal milieucategorie 4.1. Voor het bedrijventerrein is een aparte bedrijvenlijst opgenomen, gebaseerd op de richtafstandentabel uit de VNG brochure “Bedrijven en milieuzonering”, aangepast aan de ligging van het plangebied.
Reeds aanwezige bedrijven op het bedrijventerrein met een zwaardere milieucategorie, zijn op de verbeelding aangeduid met een maatbestemming. Deze bedrijven zijn hiermee positief bestemd. Bij vertrek van deze bedrijven zijn, naast het huidige bedrijfstype, alleen bedrijven in de op de verbeelding aangegeven milieucategorieën toegestaan die voorkomen in de bij de bestemming behorende bedrijvenlijst.
De volgende bedrijven op het zuidelijke bedrijventerrein hebben een (gedeeltelijke) maatbestemming:
Adres | Bedrijf | Activiteit | Sbi-code (2008) | Milieu- categorie | |
Kanaal Zuid 110 | Remeha b.v. | Vervaardiging van verwarmingsketels | 2521, 2530, 3311 | 4.1 | |
Kanaal Zuid 106 | Basf Colour Solutions B.V. | Kleur- en verfstoffenfabriek | 2012 | 4.1 | |
Kanaal Zuid 80 (gedeelte met maatbestemming: Kayersdijk 99) | Euro Patisserie Producties Apeldoorn B.V. | Banket-, biscuit- en koekfabrieken | 1072 | 3.2 |
Geluidzone
Het zuidelijk deel van het bedrijventerrein, gelegen tussen de Marchantstraat en Loudonstraat, maakt deel uit van het grote bedrijventerrein Kayersmolen, dat doorloopt in industrieterrein Malkenschoten dat doorloopt tot aan de rijksweg A1.
In het kader van de Wet geluidhinder heeft dit deel van het bedrijventerrein een geluidzone. Dit houdt in dat op het bedrijventerrein bedrijven gevestigd kunnen zijn en worden die relatief veel lawaai maken. De geluidzone waarborgt dat de cumulatieve geluidbelasting door het bedrijventerrein op de woningen in de omgeving aan de normen voldoet. De geluidzone wordt daarom ook op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
Bedrijvenlijst Bedrijventerrein
Voor de bestemming Bedrijventerrein is een bedrijvenlijst samengesteld. Bij het samenstellen van deze bedrijvenlijst is gebruik gemaakt van de richtafstandenlijst uit Bijlage 1 van de VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009). Deze lijst is als basis gebruikt en hieruit zijn een aantal bedrijven verwijderd.
De volgende keuzes zijn gemaakt:
- 1. Maximaal milieucategorie 4.1 bedrijven
Op het bedrijventerrein is in principe de maximale milieucategorie 3.2 bedrijven. Echte bedrijven die alleen met betrekking tot geluid een categorie 4.1 bedrijf zijn, kunnen zich vestigen op het bedrijventerrein. OP deze wijze is de lijst van toegelaten bedrijven tot stand gekomen.
- 2. Binnenstedelijk gebied
Het plangebied Kanaalzone Zuid - Kayersmolen kan worden aangemerkt als binnenstedelijk gebied. Het achtergrondniveau voor geluid ligt hier over het algemeen wat hoger. Dit geldt echter niet voor de aspecten stof en geur. Daarnaast zijn gevaarlijke bedrijven nabij woningbouw ook niet gewenst en geuremissie moeilijk beheersbaar. Derhalve zijn:
- bedrijven met een milieuzone van 100 meter voor (één van) de milieuaspecten stof of gevaar verwijderd, zodat geen onevenredige hinder ten aanzien van deze aspecten wordt ondervonden; Uitzondering hierop vormen autospuitinrichtingen aangezien er steeds meer met watergedragen verf gespoten moet worden.
- groothandels in vuurwerk en munitie uit de bedrijvenlijst gehaald, aangezien die niet gewenst zijn in de nabijheid van dichtbevolkt gebied;
- afvalbedrijven (o.a. autosloperijen en groothandel in afval en schroot) uit de bedrijvenlijst gehaald, aangezien deze met name ook qua uitstraling niet in een stedelijk gebied gewenst zijn;
- De bestaande zware bedrijven zijn door middel van maatwerk op de verbeelding aangegeven.
- 3. Niet van toepassing zijnde activiteiten
- Voor maatschappelijke doeleinden, sport, recreatie (cultuur) zijn aparte bestemmingen vastgelegd en regels opgesteld. Deze activiteiten zijn derhalve uit de bedrijvenlijst verwijderd. Op het bedrijventerrein wordt horeca niet toegestaan, met uitzondering van cateringbedrijven. Cateringbedrijven zijn derhalve wel in de bedrijvenlijst opgenomen.
- Tankstations zijn ook uit de bedrijvenlijst gehaald. Het is niet gewenst om op elk perceel met een bedrijvenbestemming direct een tankstation toe te staan. Voor realisatie van een tankstation dient eerst een passende beoordeling te worden gemaakt met als overwegingen onder andere een goede verkeersafwikkeling en veiligheid.
- Activiteiten welke over het algemeen voornamelijk uit kantooractiviteiten bestaan, zijn uit de lijst gehaald. Hiervoor bestaan aparte bestemmingen en kleine kantoren zijn in principe reeds als nevenactiviteit bij bedrijven toegestaan.
- Voor detailhandel is een aparte bestemming vastgelegd en zijn aparte regels opgesteld. Deze activiteit is derhalve uit de bedrijvenlijst verwijderd. Postorderbedrijven en reparatie t.b.v. particulieren zijn wel in de bedrijvenlijst opgenomen aangezien deze activiteiten wel gepast zijn.
- Verder zijn er diverse bedrijven uit de lijst gehaald, waarvan vestiging in dit gebied niet logisch is, zoals bijvoorbeeld binnenvaart gerelateerde bedrijven en landbouwactiviteiten.
(Overige) Bedrijfsbestemmingen (Kanaalzone zuid A)
Aan de noordzijde, tussen de Mezenweg en de Laan van de Mensenrechten, is een gebied gelegen met een aantal aaneengesloten bedrijfspercelen. Dit gebied is in de structuurschets Kanaalzone ook aangegeven als transformatiegebied en zal na verloop van tijd ook van kleur gaan verschieten. Om hierop voor te sorteren is de bedrijfsbestemming van dit gebied beperkt tot bedrijven van maximaal milieucategorie 2. Gezien de nabijheid van woningen, onder andere aan de overzijde van de Kayersdijk, zijn nieuwe, zwaardere bedrijven vanuit milieuperspectief bezien feitelijk ook niet meer realiseerbaar. Op de voormalige Koldewijn locatie is maximaal categorie 1 toegestaan.
Daarnaast zijn er in het plangebied nog enkele losse bestaande bedrijfspercelen gelegen. Deze hebben ook een bedrijfsbestemming gekregen waar bedrijven van maximaal milieucategorie 2 zijn toegestaan. Het betreft de percelen Kayersdijk 3, 49 en 87.
Reeds aanwezige bedrijven met een zwaardere milieucategorie zijn op de verbeelding aangeduid met een maatbestemming. Deze bedrijven zijn hiermee positief bestemd. Bij vertrek van deze bedrijven zijn, naast het huidige bedrijfstype, alleen bedrijven van maximaal milieucategorie 2 toegestaan.
De volgende bedrijven aan de noordzijde van het plangebied hebben een maatbestemming:
Adres | Bedrijf | Activiteit | Sbi-code (2008) | Milieu- categorie | |
Kanaal Zuid 12 / Condorweg 8 a | Noordegraaf Thermovloeren en Bestratingsbedrijf H. Gerritsen | Bouwbedrijven algemeen : b.o. > 2000 m2 | 41, 42, 43 | 3.2 | |
Kanaal Zuid 14-16 | Van Uffelen Recycling (Vurec) | Overige groothandel in afval en schroot , b.o. > 1000 m2 | 4677 | 3.2 | |
Kayersdijk 3 | Autoschadebedrijf Arie Tamboer B.V. | Autospuitinrichting | 45204 | 3.1 | |
Kayersdijk 31 | Precisie Gieterij Eurocast B.V. | IJzer- & aluminiumgieterij: pc < 4000 ton/jr | 2451, 2452 | 4.2 | |
Kayersdijk 35-37 | Toriel B.V. | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen | 2052 | 3.2 |
Gebied met functiemenging: bestemming 'Gemengd
Zoals hierboven reeds is beschreven, is het gebied 'Plein Zuid' te beschouwen als een gebied waar functiemenging plaatsvindt. In dit deel wordt wonen en werken gecombineerd en wordt in principe niet gewerkt met richtafstanden. Voor dit gebied is toepassing gegeven aan het basisprincipe 'functiemenging' uit de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering, zij het in een aangepaste vorm. De bestemming die hiervoor wordt gebruikt, is de bestemming Gemengd.
In de VNG-brochure wordt gesproken over de categorieën A, B en C. Om verwarring te voorkomen met de milieucategorieën, is hier niet mee gewerkt. Daarnaast is er geen onderscheid gemaakt tussen aanpandig en bouwkundig afgescheiden, teneinde discussies over deze definities te voorkomen. Bij de bestemming Gemengd zijn in een aparte bedrijvenlijst de activiteiten weergegeven die in een levendig gebied naast woningen mogelijk worden geacht.
Bij het samenstellen van deze bedrijvenlijst is wel gebruik gemaakt van de richtafstandenlijst uit Bijlage 1 van de VNG uitgave Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009). Deze lijst is als basis gebruikt en hieruit zijn een aantal bedrijven verwijderd. De volgende keuzes zijn gemaakt:
- Milieucategorie: Er is uitgegaan van bedrijven van maximaal milieucategorie 2. Zwaardere activiteiten worden naast en aanpandig aan woningen niet wenselijk geacht.
- Verkeer en parkeren: Wandelaars en fietsers staan in de nieuwe wijk centraal. De gemeente streeft, in verband met het verbeteren van de verkeersveiligheid en capaciteit, naar een beperkt aantal autoaansluitingen op de Kayersdijk. Voor alle wegen binnen het plangebied wordt een maximum snelheid van 30 km/h ingesteld. De auto is "te gast" en mag de openbare ruimte niet domineren. Vanuit dit oogpunt zijn activiteiten met een grote verkeersaantrekkende werking en/of naar verwachting veel vrachtverkeer niet wenselijk, ongeacht de invloed op de aanwezige woningen.
- Detailhandel: Voor het aanwijzen van locaties waar wel en waar geen detailhandel is gewenst, is door de gemeente Apeldoorn een detailhandelsvisie opgesteld. Op basis van deze visie is detailhandel binnen dit deel van het plangebied in principe niet toegestaan. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen en/of goederen die direct verband houden met de hoofdactiviteit wordt wel mogelijk gemaakt. Dit indien het maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak bedraagt.
- Veiligheid: Uit veiligheidsoverwegingen is het niet wenselijk om activiteiten die normaliter een milieuzone van 30 meter hebben voor het aspect gevaar naast of aanpandig aan woningen toe te staan.
- Nieuwbouw in relatie tot isolatie: Er is vanuit gegaan dat in het plangebied Kanaalzone Zuid nieuwbouw plaatsvindt of een zodanige restauratie van de bestaande panden, dat de panden en de daarin onder te verdelen ruimtes ten opzichte van elkaar goed geïsoleerd zijn. Op deze manier wordt mogelijke geluidshinder en trillinghinder beperkt. Tevens dient bij de bouw rekening te worden gehouden met het tegengaan van geurverspreiding binnen een pand en met de brandveiligheid in relatie tot de gewenste activiteiten. Bij de bouw dient rekening te worden gehouden met eventueel te plaatsen afzuigingen of koelingen.
- Maatregelen mogelijk, extra investeringen: De toegestane bedrijven zullen aan de geldende milieuvoorschriften moeten kunnen voldoen. Er worden daarom alleen bedrijven toegestaan die met maatregelen kunnen (blijven) voldoen ter hoogte van de naast- of bovengelegen woningen. De consequentie van het realiseren van bedrijvigheid nabij woningen en omgekeerd is dat de ondernemers mogelijk wel meer moeten investeren om aan de milieuvoorschriften te kunnen voldoen.
- Activiteiten: De randvoorwaarden zoals die zijn aangegeven bij het toepassen van functiemenging op basis van de VNG-uitgave worden ook hier toegepast. Voor de toelaatbaarheid van de activiteiten gelden dus de volgende randvoorwaarden:
- 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
- 4. activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van hout- en metaalbewerkingsmachines zijn niet wenselijk, gezien het soort geluid en de intensiteit ervan. Hout- en metaalbewerkingsbedrijven komen vanwege de hoge milieucategorie al niet voor in de bedrijvenlijst, echter kan het voorkomen dat bij een andere hoofdactiviteit, zoals het maken van muziekinstrumenten, dergelijke machines kunnen worden gebruikt. Dit dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.
- Horeca: In het gebied met functiemenging is alleen lichte daghoreca toegestaan, zoals lunchrooms en ijssalons.
- Maatschappelijk & Sport: Bepaalde functies zijn in het plangebied wel wenselijk, maar niet geheel verenigbaar met (aanpandige) woningen. Het betreft functies als kinderopvang, scholen en fitnesscentra. Het is vrijwel niet mogelijk om met bronmaatregelen hinder van (kinder)stemgeluid te voorkomen. Daarnaast is de ervaring dat wonen boven fitnesscentra klachten over trillingen en geluid opleveren. Een kinderopvang en een fitnesscentrum zijn daarom alleen toegestaan in de gemengd-bestemmingen zonder wonen. Daarnaast zijn de scholen uit de lijst gehaald en vervangen door studiebegeleiding, waarbij de kans op hinder gering is.
- Aard: Een groot aantal activiteiten past qua aard niet in een gebied met functiemenging, nabij woningen. Deze activiteiten zijn daarom ongeacht hun milieu-invloed uit de bedrijvenlijst gehaald. Het gaat dan bijvoorbeeld om landbouw- of visserijactiviteiten.
Naast voornoemde uitgangspunten zijn binnen het plangebied 5 verschillende 'Gemengd' bestemmingen gedefinieerd met daarin aangegeven de hoofdcategorieën van gewenste activiteiten. Voor de ligging van de verschillende gebieden en gebouwen wordt terugverwezen naar figuur 4.1.
GD-1 | de woonfabrieken, Buiscar | - wonen - bedrijfsactiviteiten categorieën 1 en 2 op de begane grond, die in de bedrijvenlijst gemengd 1 zijn aangegeven kantoren en/of zakelijke dienstverlening op de begane grond - ateliers uitsluitend op de begane grond - verruimde regeling bedrijvigheid aan huis |
GD-2 | locatie Kufa | - kantoren en/of zakelijke dienstverlening; - bedrijfsactiviteiten categorieën 1 en 2 op de begane grond, die in de bedrijvenlijst gemengd 2 zijn aangegeven - ateliers |
GD-3 | locatie Van der Ploeg | - wonen - zakelijke dienstverlening, maximaal 600 m² - lichte horeca, maximaal 600 m² - maatschappelijke voorzieningen en/of cultuur en ontspanning, maximaal 600 m² |
GD-4 | locatie Aalscholverweg | - kantoren en of zakelijke dienstverlening - bedrijfsactiviteiten categorieën 1 en 2 die in de bedrijvenlijst gemengd 4 zijn aangegeven - ateliers |
GD-5 | locatie Condorweg 1 | - kantoren en of zakelijke dienstverlening - bedrijfsactiviteiten categorieën 1 en 2 die in de bedrijvenlijst gemengd 5 zijn aangegeven - detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit - ateliers - ondergeschikte detailhandel, maximaal 10 % tot 150 m² |
Wonen
In het plangebied zijn een aantal woonbestemmingen neergelegd. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen bestaande situaties en een nieuwe ontwikkeling.
Bestaande woningen
Aan de Laan v.d. Mensenrechten, Kayersdijk, Kanaal Zuid, Lepelaarweg en Aalscholverweg zijn reeds bestaande woningen van particulieren gelegen. Deze hebben overeenkomstig het huidige gebruik een woonbestemming gekregen. De omliggende bedrijven moeten ter hoogte van deze woningen in de huidige situatie al voldoen aan de milieuwet- en regelgeving ten aanzien van gevoelige objecten.
Nieuwe woningen
In het plangebied worden een aantal woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het gaat met name om het gebied tussen de Mezenweg en Kayersdijk 87/Kanaal Zuid 70. Het zuidelijk deel van dit gebied, Plein Zuid, krijgt de bestemming Gemengd. Dit gebied is reeds besproken.
In het gebied ten noorden van Plein Zuid en ten zuiden van de Mezenweg worden wel diverse woningen mogelijk gemaakt. Op de Koldewijnlocatie (hoek Mezenweg - Kanaal Zuid) is nu een lichte bedrijfsbestemming gelegd. Deze locatie is op dit moment gelegen binnen de feitelijke milieuzone van het bedrijf Vurec. Een woonbestemming kan pas gerealiseerd worden als deze milieuzone niet meer over deze locatie is gelegen. Dit zal dan middels een nieuwe procedure gerealiseerd worden.
Aan de Lepelaarweg worden zorgwoningen (begeleid wonen) gerealiseerd, de Passerel genoemd. Deze woningen krijgen de bestemming 'Maatschappelijke'.
De overige (te ontwikkelen) woningen (niet zijnde bedrijfswoningen) hebben een woonbestemming gekregen.
Toetsing woningbouwontwikkeling
Om te beoordelen of de gewenste woningbouwontwikkeling mogelijk is, zijn de milieuzones van de aanwezige bedrijven in kaart gebracht op basis van de richtafstandentabel uit de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering". Voor een aantal bedrijven is daarnaast aanvullend onderzoek uitgevoerd. Hieronder worden de voor de woningbouwontwikkeling relevante bedrijven behandeld.
Figuur 5.2; Ligging onderzochte bedrijven
Eurocast B.V., Kayersdijk 31
Aan de Kayersdijk 31 is het bedrijf Eurocast B.V. gelegen, een precisiegieterij waar ijzer- en aluminium-precisieproducten worden geproduceerd. Op basis van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure geldt voor dit bedrijf een aan te houden gecorrigeerde milieuzone van 200 meter voor het aspect geluid. De dichtst bijgelegen ontwikkellocatie, de Koldewijn, is op circa 130 meter van het bedrijf gelegen, dus binnen deze zone van 200 meter.
Om de feitelijke geluidcontour te bepalen, is daarom aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd (Akoestisch onderzoek woningbouw Kanaalzone Zuid - Kayersmolen Eurocast, Witteveen+Bos, d.d. 23-02-2009). Hieruit blijkt dat, overeenkomstig de vergunde geluidruimte, met de huidige bedrijfsvoering ter hoogte van de woningbouwlocatie wordt voldaan aan de geluidsnorm van 50 dB(A) langtijdgemiddelde geluidniveau (etmaalwaarde) voor een stedelijke woonomgeving. De hoogste berekende geluidbelasting ter hoogte van de ontwikkellocatie Koldewijn bedraagt 46 dB(A) voor de feitelijke bedrijfsvoering. Tevens wordt voldaan aan de norm van 70 dB(A) voor het piekgeluidniveau. De milieuzones van de overige milieuaspecten bedragen op basis van de richtafstandenlijst 30 tot 100 meter. Deze milieuzones reiken niet tot de nieuwe woningen. Nader onderzoek naar deze overige milieuaspecten is daarom ook niet nodig. Eurocast B.V. vormt geen belemmering voor de gewenste woningbouwontwikkeling.
Vurec B.V., Kanaal Zuid 16
Aan Kanaal Zuid 14-16 is het bedrijf Van Uffelen Recycling (Vurec) gelegen, een bedrijf voor het op- en overslaan, het bewerken en behandelen van afvalstoffen, met name metaalwaren. Met betrekking tot de aspecten geur en stof dient op basis van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure minimaal 30 meter in acht genomen te worden tot woningen. Voor het aspect veiligheid dient minimaal 10 meter in acht genomen te worden. Ook voor dit bedrijf is het bepalende aspect het aspect geluid. Hiervoor geldt op basis van de VNG-brochure een gecorrigeerde milieuzone van 50 meter. De Koldewijnlocatie (geplande woningbouwlocatie in Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn) is op circa 20 meter van dit bedrijf gelegen.
Om de feitelijke geluidscontour te bepalen, is daarom gebruik gemaakt van het akoestisch onderzoek dat behoort tot de milieuvergunning van Vurec. In het digitale model behorende bij dit onderzoek zijn de feitelijke geluidcontouren ingetekend (Planadvies Milieu, gemeente Apeldoorn, d.d. 09-03-2009). Uit de resultaten blijkt dat de geluidscontouren van 50 dB(A) langtijdgemiddelde geluidniveau en 70 dB(A) piekgeluidniveau voor laagbouw (eengezinswoningen) geen beperkingen opleveren. Voor hoogbouw is dit echter anders. De geluidbelasting van Vurec is op grotere hoogte hoger, omdat er dan geen afschermende werking van de aanwezige bedrijfsgebouwen meer plaatsvindt en de bedrijfsactiviteiten met name buiten plaatsvinden. De geluidscontouren voor hoogbouw zijn dan ook over de gehele Koldewijnlocatie gelegen. Woningbouw (hoogbouw) op de Koldewijnlocatie is daarom niet mogelijk zolang dit bedrijf aanwezig is. De Koldewijnlocatie is daarom niet opgenomen in dit bestemmingsplan en heeft een lichte bedrijfsbestemming gekregen.
Vanaf een hoogte van 10,3 meter raakt de geluidscontour van 50 dB(A) voor het langtijdgemiddelde geluidniveau ook het perceel van de Passarel (de voorgenomen bebouwing is gelegen tussen de Lepelaarweg, Kanaal zuid en Aalscholverweg) .
De vloerhoogte van de derde verdieping van het achterste deel van de Passerel is gelegen op 9.0 m boven het maaiveld. De beoordelingshoogte komt hiermee op 10.5 m boven het maaiveld (1.5 m boven de vloer). Onder representatieve bedrijfsomstandigheden ligt de geluidscontour van Vurec voor een klein gedeelte over de derde verdieping van de Passerel. Binnen dit gedeelte zijn echter geen geluidsgevoelige ruimten gepland. De geluidcontour van Vurec vormt gezien deze omstandigheden geen belemmering voor de ontwikkeling van de Passerel.
Toriel B.V., Kayersdijk 37
Op Kayersdijk 37 is het bedrijf Toriel gevestigd. Dit bedrijf produceert industriële kleefstoffen. Op basis van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure heeft dit bedrijf een milieuzone van 10 meter voor het aspect stof, 50 meter voor het aspect gevaar, 50 meter (gecorrigeerd naar omgevingstype) voor het aspect geluid en 100 meter voor het aspect geur. Het bedrijf is op circa 50 meter van de woningbouwlocaties gelegen. Op basis van de feitelijk vergunde activiteiten is bepaald of de feitelijke milieuzones de woningbouwlocaties raken.
Het aspect stof is gezien de beperkte afstand van 10 meter in dit geval niet relevant. De milieuzone van 50 meter voor gevaar ligt ook niet over de woningbouwlocatie. Het bedrijf valt daarnaast niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), waardoor er geen aanvullende veiligheidscontouren gelden. Volgens de milieuvergunning is voor de productie van de betreffende kleefstoffen het aspect geur in dit geval niet relevant. De kleefstoffen worden op waterbasis gemaakt. In de milieuvergunning is dan ook geen geurcontour opgenomen. Ter onderbouwing van de milieuzone van 50 meter voor het aspect geluid is aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd, aangezien dit in het kader van de milieuvergunningprocedure niet was gedaan (Akoestisch onderzoek woningbouw Kanaalzone Zuid - Kayersmolen Toriel, Witteveen+Bos, d.d. 23-02-2009). Hieruit blijkt dat, op basis van de huidige bedrijfsvoering ter hoogte van de woningbouwlocatie wordt voldaan aan de geluidsnorm van 50 dB(A) langtijdgemiddelde geluidniveau (etmaalwaarde) voor een stedelijke woonomgeving. De hoogste berekende geluidbelasting ter hoogte van de ontwikkellocatie Koldewijn bedraagt 44 dB(A) voor de feitelijke bedrijfsvoering. Tevens wordt voldaan aan de norm van 70 dB(A) voor het piekgeluidniveau. Gezien het voorgaande vormt Toriel geen belemmering voor de woningbouwontwikkelingen ten zuiden van de Mezenweg.
In het kader van cumulatie van hinder is de afzonderlijk bepaalde geluidsbelasting van de onderzochte akoestisch relevante bedrijven (Vurec, Eurocast en Toriel) in één rekenmodel samengevoegd. Uit de uitgevoerde cumulatieberekeningen, waarvan de resultaten zijn opgenomen in de bijlagen, blijkt dat de bijdrage van de bedrijven Eurocast en Toriel op de totale geluidsbelasting ter hoogte van de woningbouwlocatie verwaarloosbaar is. De geluidsbelasting als gevolg van de activiteiten van Vurec blijven maatgevend. Cumulatie van de milieubelasting verandert de uiteindelijke conclusies dus niet.
Avisol B.V. , Condorweg 8
Op Condorweg 8 is het bedrijf Avisol gevestigd, een bedrijf dat reinigingsmiddelen samenstelt en verhandelt voor de grafische industrie. Op basis van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure heeft dit bedrijf een milieuzone van 100 meter voor het aspect gevaar. Op basis van de milieuvergunning geldt dat ten aanzien van externe veiligheid het bedrijf niet valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor dit bedrijf gelden op basis van de feitelijke situatie dan ook geen specifieke aan te houden veiligheidszones. De woningbouwlocaties zijn op meer dan 50 meter van het bedrijf gelegen. Aangezien het bedrijf niet onder het Bevi valt, is deze afstand voldoende groot voor een veilig leefklimaat. De milieuzones van de overige milieuaspecten bedragen op basis van de richtafstandenlijst uit de VNG-brochure maximaal 50 meter en reiken daarmee niet tot de woningbouwlocaties.
Birze, Kayersdijk 49
Op Kayersdijk 49 is automaterialenhandel Birze gevestigd. Voor Birze is het aspect geluid het meest bepalend. Op basis van akoestisch onderzoek (Akoestisch onderzoek Birze Automaterialen Apeldoorn, d.d. 20 maart 2009) wordt geconcludeerd dat Birze in haar huidige bedrijfssituatie een belemmering vormt voor de gewenste woningbouw en maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de Passarel. De oorzaak hiervan zijn de nachtelijke transporten van auto-onderdelen. Hierdoor vindt er een overschrijding plaats van het piekgeluidniveau ter hoogte van bestaande en nieuwe woningen.
Uit het onderzoek blijkt dat inpassing in het bestemmingsplan mogelijk is indien:
- de klinkerbestrating aan de zuidzijde vervangen wordt door fijn asfaltbeton in combinatie met geluidsarme containers;
- óf de ontvangstruimte verplaatst wordt naar de noordkant in combinatie met een ondergrond bestaande uit fijn asfaltbeton;
- alsdan wordt voldaan aan de norm van het piekgeluidsniveau van 60 dB(A) voor de nachtperiode.
In overleg met Birze wordt gewerkt aan een oplossing. Woningbouw aangrenzend wordt pas mogelijk na gebruikmaking van een wijzigingsbevoegdheid.
Screentec BV Kayersdijk 87
Op de locatie Kayersdijk 87 is het bedrijf Screentec gelegen. Screentec is een bedrijf dat zeefdrukramen produceert voor industriële toepassingen zoals bijvoorbeeld voor zonnecellen. Daarnaast handelen ze (in beperkte mate) in materialen voor zeefdrukramen en leveren ze reinigingsmiddelen aan klanten om hun zeefdrukramen schoon te maken. Nabij deze locatie is woningbouw gewenst. De aan te houden milieuzone is daarom bepaald. Aangezien de richtafstandentabel van de VNG-brochure voor dit bedrijf geen passende SBI-code kent, is de milieuzone op basis van de vergunde activiteiten bepaald.
Het aspect stof is gezien de activiteiten van Screentec geen relevant aspect. Hiervoor geldt derhalve geen aan te houden milieuzone. Bij het lijmen van de zeefdrukramen vindt emissie van vluchtige organische stoffen plaats. De hoeveelheid is in dit geval echter zeer beperkt, wat betekent dat voor deze activiteit geen geurcontour geldt. Echter wordt, gezien de regels waaraan het bedrijf moet voldoen, geadviseerd om binnen 25 meter van het emissiepunt geen hoogbouw te projecteren. De geprojecteerde nieuwbouwwoningen voldoen hieraan.
Screentec heeft een opslag van gevaarlijke stoffen in emballage. Op basis van milieuwetgeving geldt geen externe milieuzone voor deze opslag voor het aspect gevaar. Het bedrijf valt ook niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Om toch rekening te houden met de risico's van de aanwezigheid van de opslag, wordt een milieuzone van 10 meter aangehouden rondom de opslag ten opzichte van nieuw te projecteren objecten. Met betrekking tot het aspect geluid wordt een afstand van 10 meter (gecorrigeerd naar omgevingstype stedelijke woonomgeving/ gemengd gebied) voldoende geacht tussen het perceel van Screentec en de geprojecteerde nieuwe woningen. De relevante geluidsbronnen zijn de transportbewegingen en deze zijn beperkt. Bij Screentec zijn 7 personen werkzaam die met de auto kunnen komen.
Daarnaast komen er in de dagperiode circa 1 à 2 (vracht)wagens. Het betreffen wagens van DHL die 's ochtends producten komen brengen en soms 's middags nog wat komen halen. Het soort wagen varieert tussen een vrachtwagen en een bestelbus. De geprojecteerde nieuwe woningen zijn op minimaal 10 meter van het bedrijf gelegen. Op grond van het bovenstaande vormt Screentec BV geen belemmering voor de geprojecteerde woningbouw.
Bedrijven tussen de Laan van de mensenrechten en de Mezenweg
Aan de noordzijde van het plangebied, tussen de Mezenweg en de Laan van de Mensenrechten, is zogezegd een gebied gelegen met een aantal aaneengesloten bedrijfspercelen. Dit gebied is in de structuurschets Kanaalzone ook aangegeven als transformatiegebied en zal na verloop van tijd ook van kleur gaan verschieten. De zwaardere bedrijven die in dit gebied zijn gelegen, zijn hiervoor reeds besproken.
Binnen de milieuzones van de bestaandebedrijven worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Deze bedrijven vormen dus geen belemmering voor de gewenste woningbouw.
Matenhoek
Aan de overzijde van het Apeldoorns Kanaal is het bedrijventerrein Matenhoek gelegen. Op dit bedrijventerrein bevindt zich één bedrijf waarvan de milieuzone over het plangebied is gelegen, namelijk het bedrijf Ter Hoeven aan de Molenmakershoek 28. Het betreft een groothandel in verfproducten. Dit bedrijf valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en wordt daarom verder behandeld in de paragraaf Externe veiligheid. De milieuzones van dit bedrijf voor de aspecten geur, stof en geluid reiken niet tot het plangebied en vormen geen belemmering voor woningbouw.
Conclusies toetsing woningbouwontwikkeling
Uit het voorgaande blijkt dat de gewenste woningbouw op de Koldewijnlocatie op dit moment nog belemmerd wordt door de milieuzones van het bedrijf Vurec aan Kanaal Zuid 14-16. Deze belemmering dient eerst te worden opgelost voordat op deze locatie woningbouw mogelijk is. De Koldewijnlocatie is daarom niet als woningbouwlocatie in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt, er is een lichte bedrijfsbestemming opgenomen.
Daarnaast vormt automaterialenhandel Birze in haar huidige bedrijfssituatie een belemmering voor de gewenste woningbouw en maatschappelijke doeleinden ter plaatse van de Passarel. De oorzaak hiervan zijn de nachtelijke transporten van auto-onderdelen. Hierdoor vindt er een overschrijding plaats van het piekgeluidniveau ter hoogte van bestaande en nieuwe woningen.
Uit akoestisch onderzoek blijkt dat door het toepassen van maatregelen kan worden voldaan aan de geldende geluidsnormen. In overleg met Birze zal één van de beide mogelijkheden worden uitgewerkt en toegepast.
5.1.5 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone van wegen voor de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
- wegen die liggen binnen een tot woonerf bestemd gebied;
- wegen waarop een wettelijke snelheid geldt van ten hoogste 30 kilometer per uur.
De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat er een ontheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingsgronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Op grond van de Wgh hebben ook spoorlijnen van rechtswege een geluidzone. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen zo'n geluidzone moeten voor de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) de grenswaarden uit het Besluit geluidhinder spoorwegen in acht genomen worden. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting. Voor spoorwegen bedraagt de voorkeursgrenswaarde 55 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 68 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn hieraan stelt is dat er een ontheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingsgronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
Het door de gemeente uitgevoerde onderzoek is vastgelegd in het rapport Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit Kanaalzone Zuid (6 mei 2009). Uit dit rapport zijn de volgende conclusies overgenomen.
De Kayersdijk, Kanaal Zuid, Matenpoort en de spoorweg Apeldoorn-Dieren zijn gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen en spoorwegen op de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen is bepaald voor 2018. Ten gevolge van alle (spoor)wegen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximale grenswaarde van 63 dB wordt echter niet overschreden. Afschermende maatregelen zijn niet wenselijk om stedenbouwkundige redenen en bronmaatregelen stuiten op financiële bezwaren. Het realiseren van geluidsgevoelige bestemmingen is alleen mogelijk indien Burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen voor de geluidsbelasting afkomstig van het (spoor)wegverkeer. De ontheffingsgrond hiervoor is dat het plan een 'stadsvernieuwingsplan' betreft.
Uit het voorgaande blijkt dat er meerdere geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen binnen twee of meer aanwezige geluidszones en dat er overschrijdingen zijn van de voorkeursgrenswaarde vanwege een of meerdere bronnen. Op grond van de Wgh is daarom onderzoek gedaan naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidbronnen en is de gecumuleerde geluidsbelasting bepaald vanwege alle bronnen. In de besluitvorming met betrekking tot de hogere grenswaarden wordt hier rekening mee gehouden.
Tevens dient bij woningen die een geluidsbelasting van meer dan 53 dB ten gevolge van wegverkeer en 60 dB ten gevolge van railverkeer ondervinden rekening gehouden te worden met de indelingseis die de gemeente Apeldoorn in haar beleidsregel heeft opgenomen. De exacte indeling van de bouwvlekken is nog niet bekend. Bij invulling hiervan moet rekening gehouden worden dat minimaal één geluidsgevoelig vertrek (woonkamer of slaapkamer) aan een geluidsluwe (lager dan 48 dB voor wegverkeer en 55 dB voor spoorwegverkeer) gevel wordt gerealiseerd.
Spoorlijn Apeldoorn-Dieren
Op grond van geluidsberekeningen voor traject Apeldoorn-Dieren kan het volgende geconcludeerd worden:
- De maximale grenswaardecontour voor het traject Apeldoorn-Dieren van geluid ten gevolge van railverkeer ligt op het spoor zelf.
- De voorkeursgrenswaarde ligt op 25 meter uit de spoorbaan. Er worden nieuwe woningen binnen deze afstand gerealiseerd. Er wordt onderzocht of het mogelijk is om geluidswerende maatregelen te nemen. Indien deze te weinig soelaas bieden, zullen er hogere grenswaarden worden aangevraagd. De ontheffingsgrond is dat er sprake is van vervanging van bestaande bebouwing en opvullen van open gaten zijn. De ontwerpbeschikking ontheffing hogere grenswaarde wordt gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan ter visie gelegd.
In het rapport van 13 december 2010 zijn de berekeningen geactualiseerd aan de hand van nieuwe verkeersintensiteiten. De uitkomsten zijn ongewijzigd behoudens twee punten gelegen aan Kanaalzuid. Hiervoor zijn aanvullende geluidsontheffingen verleend.
Spoorlijn Apeldoorn-Dieren (stoomtrein)
In het onderzoek van mei 2009 is wel rekening gehouden met treinverkeer over de spoorlijn Apeldoorn-Dieren, maar niet met de stroomtrein welke recreatief gebruik maakt van deze spoorlijn in vooral de zomerperiode. Deze stoomtrein zit niet in de door Prorail aangeleverde gegevens (ASWIN). Wettelijk beschouwd is er geen kader voor het rijden met de stoomtrein. Voor de vergunning van VSM in Lieren is in 2008 onderzoek gedaan naar de invloed op de lucht- en geluidkwaliteit van de woningen direct rondom het traject bij Lieren (en het rangeerterrein). Hieruit valt af te leiden dat er geen significante effecten te verwachten zijn voor het plan Kanaalzone Zuid.
De bijdrage van VSM zal, gelet op de afstand tot de toekomstige milieugevoelige bestemmingen, het beperkt aantal rijdagen en de lage rijsnelheid, nihil zijn en niet leiden tot onaanvaardbare hinder.
Industrielawaai
Als een bestemmingplan het mogelijk maakt op een industrieterrein bepaalde geluidshinderlijke bedrijven (de bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer) te vestigen, is de gemeenteraad verplicht gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan, een geluidzone rond dit terrein vast te stellen. De geluidsbelasting afkomstig van alle bedrijven op het terrein mag buiten de zone (die verder deel uitmaakt van het bestemmingsplan) niet hoger zijn dan 50 dB(A). Voorafgaand aan het vaststellen van de zone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Het gemeentebestuur bepaalt vervolgens welke soorten geluidshinderlijke bedrijven op het terrein kunnen worden toegelaten in relatie tot de geluidsbelasting daarvan op bestaande (of geplande) woningen. De vastgestelde zone legt daarmee enerzijds beperkingen op aan de industrie (via bestemmingsplan en milieuvergunning) en anderzijds aan de bouw van nieuwe woningen in de zone rondom het industrieterrein.
Zowel voor nieuwe als bestaande situaties geldt voor andere geluidsgevoelige bestemmingen een vergelijkbaar regime ten aanzien van grenswaarden en procedureregels als voor woningen.
Het bedrijventerrein Kayersmolen is een gezoneerd industrieterrein in de zin van Wet Geluidhinder (Wgh.). De geluidscontour van het bedrijventerrein loopt deels over het plangebied, ter hoogte van de Loudonstraat. Op de zonegrens is een geluidsbelasting van 50 dB(A) toegestaan. In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen binnen de geluidszone mogelijk gemaakt.
5.1.6 Luchtkwaliteit
In het onderzoek van mei 2009 is ook het aspect luchtkwaliteit beschouwd en berekend. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
- de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
Uit het onderzoek kan worden afgeleid dat het ontwerpplan ruimschoots past binnen de kaders van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). De gewijzigde uitgangspunten in intensiteiten en plan zullen naar verwachting niet leiden tot andere conclusies. De betreffende ontwikkeling is opgenomen in het NSL. In het NSL staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenden mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis
van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden. Het plan voldoet ook na de eerder genoemde wijzigingen nog steeds aan de uitgangspunten in het NSL en ook op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat er wordt voldaan aan de Wet milieubeheer.
5.1.7 Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe hanteert het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van transportassen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt
Het groepsrisico (GR) is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Op dit moment wordt echter wel gewerkt aan nieuwe wet- en regelgeving, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen dient getoetst te worden aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een ontheffing mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
De paragrafen inzake de externe veiligheidsrisico's binnen het plangebied Kanaalzone Zuid- Kayersmolen zijn gebaseerd op de onderstaande adviezen:
- Notitie Projectbureau Externe veiligheid Regio Stedendriehoek, Beoordeling VNOG advies inzake bestemmingsplan 'Kanaalzone-Zuid Kayersmolen, kenmerk 25886, d.d. 22 maart 2010
- Advies Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland, Bestemmingsplan Kanaalzone Zuid-Kayersmolen (gemeente Apeldoorn), kenmerk 09-1963/09-08222, 12 januari 2010
- Notitie Projectbureau Externe veiligheid Regio Stedendriehoek, Bestemmingsplan paragraaf Externe Veiligheid bestemmingsplan Kanaalzone-Zuid-Kayersmolen, kenmerk 25271, d.d. 22 april 2009
In de bijlage van dit bestemmingsplan zijn de bovenstaande adviezen opgenomen in verband met de nadere onderbouwing en verantwoording van het aspect externe veiligheid. Hierna worden de externe veiligheidsrisico's in relatie tot het plangebied kort toegelicht.
Bedrijven
In en nabij het Plangebied Kanaalzone Zuid - Kayersmolen zijn twee bedrijven gelegen welke vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het betreft het LPG-tankstation Shell aan de Laan van Mensenrechten 555 en de groothandel in verfproducten Ter Hoeven b.v. aan de Molenmakershoek 28.
LPG-tankstation Shell - Laan van Mensenrechten 555
Plaatgebonden risico
Het LPG-tankstation is gelegen aan de Laan van Mensenrechten. Het vulpunt en de ondergrondse tank zijn gelegen in het uiterste noordoosten van het plangebied. Het LPG-tankstation heeft een doorzet tot 1000 m³ op jaarbasis. Derhalve dient een plaatsgebonden risicocontour van 45 meter rondom het vulpunt in acht gehouden te worden. Binnen deze 45 meter contour is in de huidige situatie één beperkt kwetsbaar object gelegen; een industrieel bedrijf gevestigd aan Kanaal Zuid 12. Dit past binnen de wettelijke kaders. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen PR10-6 contour worden niet wenselijk geacht, daarom is voorgeschreven dat (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR10-6 contour zijn uitgesloten. De PR10-6 contour is opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Groepsrisico
Het invloedsgebied van het LPG-tankstations bedraagt 150 meter rondom het LPG-vulpunt. Uit de groepsrisicoberekening uitgevoerd voor de vigerende omgevingsvergunning van het LPG-tankstation blijkt dat in de huidige situatie geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het onderhavige bestemmingsplan is binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation conserverend van karakter en beoogt zodoende geen verandering in aard en omvang van de bestaande bedrijvigheid. Het groepsrisico ten gevolge van het LPG-tankstations zal niet toenemen met de vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan.
Ter Hoeven b.v. - Molenmakershoek 28
Plaatsgebonden risico
De opslag van gevaarlijke stoffen binnen Ter Hoeven leidt niet tot een contour voor het plaatsgebonden risico PR10-6.
Groepsrisico
De risicocontouren voor het plaatsgebonden risico hebben een directe relatie met het groepsrisico. Derhalve mag worden gesteld dat het groepsrisico eveneens vergelijkbaar zal zijn. De opslag van gevaarlijke stoffen binnen Ter Hoeven leidt niet tot een groepsrisico. Het bedrijf Ter Hoeven b.v. kent wel een invloedsgebied van 150 meter rondom het opslagcompartiment. Dit invloedsgebied is voor (zeer) klein gedeelte gelegen binnen het plangebied, echter niet over bestemmingen waar bebouwing ten behoeve van werk of bewoning mogelijk wordt gemaakt.
In de onderstaande kaart is de ligging van de plaatsgebonden risico 10-6 contouren en invloedsgebieden van de bovenbesproken Bevi-bedrijven weergegeven.
- Plaatsgebonden risico 10-6 contouren: zwart gestippelde lijnen
- Invloedsgebieden: Blauwe lijn
Transport gevaarlijke stoffen
Aan de westkant van het plangebied Kanaalzone Zuid - Kayersmolen ligt de hoofdtransportas Kayersdijk. Het betreft hier een lokale weg, welke niet geschikt is voor doorgaand transport van gevaarlijke stoffen. De Kayersdijk wordt wel gebruikt voor de toelevering van gevaarlijke stoffen aan bedrijven die gelegen zijn op het bedrijventerrein Kanaal Zuid en voor een deel op het bedrijventerrein Matenhoek. Het aantal transporten van gevaarlijke stoffen over de Kayersdijk is beperkt en leidt niet tot een plaatsgebonden 10-6 risicocontour en evenmin tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico is zelfs kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Een uitgebreide verantwoording van groepsrisico heeft daarom niet plaatsgevonden. Het plangebied is vanuit verschillende richtingen bereikbaar voor hulpdiensten. Bij een, op handen zijnde, calamiteit kan het plangebied ook in verschillende richtingen verlaten worden door aanwezige personen. Bijkomend zal, gelet op de planologische toegestane activiteiten binnen het plangebied, sprake zijn van zelfredzame personen welke dus zelfstandig het gebied kunnen verlaten.
Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied Kanaalzone Zuid - Kayersmolen bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
5.1.8 Hoogbouw Effect Rapportage
In het plangebied ligt één locatie waar een appartementencomplex is gepland die hoger wordt dan 25 meter. Op grond van de Hoogbouwnota dient voor dit gebouw een Hoogbouw Effect Rapportage (HER) opgesteld te worden. Gelet op de eisen die aan deze rapportage gesteld wordt, kan in dit stadium maar een deel van het gevraagde onderzoek worden uitgevoerd. De verwachting is dat, zodra er voor het bouwplan een voorlopig ontwerp gereed is, dit onderzoek wel afgerond kan worden.
In de HER worden de hoogbouweffecten van het plan beoordeeld. Het gaat in de HER vooral om het minimaliseren van de hinder door het gebouw zelf (schaduw en wind) en vanwege het gebruik (bereikbaarheid/ toegankelijkheid, parkeren, functies in de laagste verdiepingen). In de HER komen de volgende aspecten aan de orde:
- effecten op het windklimaat;
- effecten op de bezonning;
- de effecten op het uitzicht en de privacy in de directe omgeving;
- effecten in sociaal opzicht;
- stedenbouwkundige inpassing;
- effecten op grote afstand.
Locatie Van der Ploeg
Op basis van de eerste schetsontwerpen voor de locatie Van der Ploeg (Kanaal Zuid 54) is een voorlopige Hoogbouw Effect Rapportage gemaakt (20 oktober 2008). Als het ontwerp voor het bouwplan definitief is, zal ook de rapportage definitief gemaakt kunnen worden.
Er is gekozen voor een model waarbij de hoogbouw los geplaatst is van de bestaande hallen maar waarbij de voorgevelrooilijn fors terug ligt ten opzichte van de bestaande voorgevelrooilijn aan het kanaal. In het bestemmingsplan wordt uitgegaan van een maximale hoogte van 35 meter.
In de HER worden de volgende (voorlopige) conclusies getrokken:
- Windhinder en bezonning: Bezonning van de omgeving is goed. Naar windhinder zal nader onderzoek gedaan moeten worden, op basis van een afgerond voorlopig ontwerp bouwplan (windtunnelonderzoek).
- Schaal van de directe omgeving: markant gebouw met uitstraling naar de hele omgeving. Door terugliggen ten opzichte van de rooilijn geen dominant karakter.
- Aandacht voor silhouet gebouw.
- Aan de voet van het gebouw aandacht voor sociale veiligheid, inrichting maaiveld.
- In het ontwerp aandacht voor privacy, thuiskomen en oriëntatie buitenruimtes.
Deze bevindingen uit de rapportage van 2008 zijn nog steeds van toepassing en vormen input voor de verdere planuitwerking.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
De wijziging van het bestemmingsplan heeft slechts voor een gedeelte van het gebied gevolgen voor de waterhuishouding, namelijk de ontwikkeling van Kanaalzone Zuid vlek 2, 3A en 4. Deze waterparagraaf zal zich toespitsen op de gevolgen voor de waterhuishouding van dit deelgebied.
5.2.2 Grondwater
Indicatief ligt de gemiddelde grondwaterstand op 1,5 à 1,7 m onder maaiveld, de gemiddeld hoogste grondwaterstand op 0,9 à 1,2 m onder maaiveld en de gemiddeld laagste grondwaterstand op 1,9 à 2,1 m onder maaiveld. Op basis van deze gegevens wordt verwacht dat het terrein niet of slechts gedeeltelijk moet worden opgehoogd. De grondwaterstanden vormen verder geen beperking voor de bouwplannen. Bovenstaande grondwaterstanden zijn indicatief en afkomstig van een peilbuis gelegen buiten het plangebied. Indien relevant is de ontwikkelaar zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van een gedegen en op de projectlocatie toegespitst geohydrologisch onderzoek.
Het gebied ligt niet in de door provincie Gelderland aangewezen grondwaterfluctuatiezone.
Eventuele kelders onder grondwaterniveau dienen waterdicht te worden uitgevoerd. Eventuele tijdelijke grondwaterstandsverlagende maatregelen tijdens de bouw dienen afgestemd te worden met de gemeente en de provincie. De provincie is het bevoegd gezag voor het verlenen van onttrekkingsvergunningen in het kader van de Grondwaterwet.
5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur aanwezig. Binnen de nieuwe ontwikkelingen zal ook geen nieuw oppervlaktewater worden gecreëerd. Aan de oostzijde van het plangebied ligt het Apeldoorns Kanaal. Afgekoppeld hemelwater zal incidenteel uit een berging/infiltratievoorziening overlopen naar het Kanaal. Dit heeft voor het Kanaal geen nadelige invloed.
5.2.4 Afvoer van hemelwater
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:
- 1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
- 2. infiltratie in de bodem;
- 3. afvoer naar oppervlaktewater;
- 4. afvoer via rioolstelsel.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit gebied dient de afvoer van hemelwater aan de volgende voorwaarden te voldoen:
- Afvoer hemelwater vindt plaats conform Bouwbesluit. Dit houdt in dat in principe het hemelwater op eigen terrein geïnfiltreerd moet worden, tenzij er sprake is van een slechte bodemgesteldheid en/of hoge grondwaterstanden. In dat geval kan het hemelwater afgevoerd worden naar (en geborgen worden in) oppervlaktewater of wadi’s in het plangebied. Te maken keuzes in overleg met de gemeente;
- Met oog op het voorkomen van foutieve aansluitingen moet het hemelwater zichtbaar afgekoppeld worden;
- Indien overtollig water of de basisafvoer naar een watergang wordt afgevoerd stelt het Waterschap Veluwe hier eisen aan;
- Er mag voor hemelwater geen koppeling gemaakt worden met het gemeentelijk riool;
- Overtollig hemelwater mag alleen bovengronds afstromen naar gemeentelijk / openbaar terrein;
- Binnen het plangebied dient 20 mm berging ten opzichte van het verharde oppervlak te worden gerealiseerd;
- Bij bovengrondse afvoer dient rekening te worden gehouden met het afschot van het maaiveld en de geldende normen voor ‘water op straat ‘-situaties.
Het hemelwater van verhardingen wordt niet aangesloten op het bestaande gemengde riool, maar grotendeels geïnfiltreerd in de bodem. In het noordelijke plandeel worden hiervoor de grindbermen aan weerszijden van de bestaande wegen gebruikt. In het zuidelijke plandeel is nog geen definitieve oplossing gekozen, maar zijn (stedelijke) wadi's en/of waterdoorlatende verhardingen mogelijke oplossingen. Voor alle voorzieningen geldt dat er zandvangen en bladafscheiders worden toegepast. De voorzieningen krijgen een bergend vermogen van 20 mm. Indien er in korte tijd meer neerslag valt, kunnen de voorzieningen overlopen naar het Kanaal. Hiertoe moet op 1 of 2 plaatsen de spoordijk worden gekruist.
Door het voorkomen van de toepassing van uitlogende bouwmaterialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigd.
5.2.5 Afvoer van afvalwater
Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals dat op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor de extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.6 Wateroverlast Lepelaarweg / Aalscholverweg
Aandachtspunt bij de herontwikkeling van het gebied is de wateroverlast in de Lepelaarweg / Aalscholverweg. Door afkoppelen van hemelwater, het aanpassen van de weghoogtes en het wijzigen van de hemelwaterafvoer in de betreffende wegen kan deze overlast worden verminderd. In de verdere uitwerking van de plannen dient hier rekening mee worden gehouden.
5.2.7 Watertoets
Op 12 februari 2008 is in een eerste wateroverleg de waterhuishoudkundige inrichting met het Waterschap Veluwe besproken.
De eisen aan de waterhuishoudkundige inrichting zoals die nu worden opgenomen voldoen aan de eisen van het waterschap. Het uiteindelijke waterhuishoudingsplan zal ter controle aan het waterschap worden toegezonden.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Algemeen
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet, de Habitat- en Vogelrichtlijn, de Natuurbeschermingswet, de Boswet en de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. Op grond van artikel 75 van de wet kan ontheffing van het verbod worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB gelden enkele ontheffingen van het verbod. Het systeem werkt als volgt:
- algemene soorten
Voor de (met name genoemde) algemene soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod.
- overige soorten
Voor de overige (met name genoemde) soorten geldt (onder andere) voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
- soorten bijlage IV Habitatrichtlijn/bijlage 1 AMvB
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB artikel 75 is voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling een ontheffing nodig. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
- 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang (daaronder valt de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling); en
- 2. er is geen alternatief; en
- 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.
Voor vogelsoorten bestaat geen ontheffingsmogelijkheid.
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
Bos- en natuurcompensatie
Flora wordt ook beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze bestemmingen komen in dit bestemmingsplan niet voor.
5.3.2 Onderzoeksresultaten
Voor het gehele plangebied is een quick-scan uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten. Uit de quick-scan is gebleken dat er enkele beschermde diersoorten en belangrijke natuurwaarden voorkomen. Ten behoeven van de quick-scan is het plangebied opgedeeld in drie deelgebieden, noord, midden en zuid.
Deelgebied Noord (Kanaalzone-Zuid A)
De groene waarden in deelgebied noord bestaan met name uit restantterrein met schraal grasland. Het NS-terrein en de graslanden langs de Condorweg, waar ooit bebouwing stond en de bermen langs Kanaal-Zuid.
Vermeldenswaardige schraalgraslandsoorten op het NS-terrein zijn: zilverhaver, zandblauwtje, viltganzerik, st. janskruid, bezemkruiskruid, hazepootje, muizeoor en rendiermos. Dagvlinders: o.a. zwartsprietdikkopje, kleine vuurvlinder en bruin zandoogje. Geen van deze soorten is beschermd. Beschermde soorten die wel voorkomen zijn: konijn en de vogels zwarte roodstaart, ekster en roek (beide laatste foeragerend).
Op het grasland aan de Condorweg komen de volgende soorten voor:
- schraalgraslandsoorten: akkerklokje (beschermd; adventief), hazepootje, jacobskruiskruid en muurpeper;
- dagvlinders: bruin zandoogje;
- Vleermuizen: dwergvleermuis is in 2007 foeragerend vastgesteld (Mertens, 2007).
De bermen van Kanaal zuid en de overhoek bij parkeerplaats Kanaalzuid/Laan van Mensenrechten bevatten de volgende soorten: schraal graslandsoorten o.a. hazepootje, jacobskruiskruid, teunisbloem, st janskruid, gewone wederik en grote ratelaar; dagvlinders: bruin zandoogje, zwartsprietdikkopje en kleine vuurvlinder. Deze soorten zijn niet beschermd. Beschermde vogelsoorten die voorkomen zijn: merel, ekster, zwarte kraai, zwarte roodstaart, houtduif en turkse tortel. Zoogdieren: egel.
Deelgebied Midden (Kanaalzone-Zuid B / Pilot Kanaalzone Zuid, vlek 2, 3A en 4)
De groene waarden van het deelgebied midden bevinden zich met name in de strook grond met oude bebouwing en tuinen met bosstrook ten zuiden van de Aalscholverweg. Daarnaast komen verspreide waarden voor bij oude industriegebouwen en oude bebouwing en de berm langs het Kanaal.
De strook met oude bebouwing en aangrenzende diepe tuinen met bosachtige strook als zuidgrens, ten zuiden van de Aalscholverweg herbergen de grootste natuurwaarden van het gehele onderzoeksgebied. In de grote bostuin (oksel Aalschoverweg/Kanaal zuid) bevindt zich een nest van de eekhoorn die in 2007 diverse jongen had. Deze eekhoorns foerageren in de gehele bosachtige strook en steken ook over richting de tuinen ten noorden van de Aalscholverweg.
In het gebied tussen de Mezenweg en Aalscholverweg is recent tussen de bestaande bebouwing industriële bebouwing gesloopt. Deze oudere woningbouw is van groot belang als broedplaats en foerageergebied (tuinen met verspreide bomen/struiken) van de huismus (circa 10 paar). De huismus is beschermd en staat sinds kort op de rode lijst van landelijk bedreigde vogelsoorten. Tijdens een van de bijeenkomsten van de Klankbordgroep (zie hoofdstuk 7.1) is opgemerkt dat bij de bestaande (en te handhaven) woning Aalscholverweg 7 al jaren de gierzwaluw broedt.
In het plangebied zijn de volgende vleermuizen waargenomen: gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis zijn foeragerend waargenomen. In de zuidwesthoek van dit deelgebied is een kolonieplaats aangetroffen.
De bosstrook is rijk aan beschermde (broed)vogels, waaronder appelvink, goudvink, koolmees, pimpelmees, winterkoning, roodborstje, zwarte kraai, vink, vlaamse gaai, ekster en zwarte kraai. In de oude woonbebouwing zuid Aalscholverweg broeden ook diverse paren huismus (rode lijst). In tuinvijvers planten zich gewone pad en bruine kikker (beschermd) voor. Vermeldenswaardige dagvlinders zijn onder andere bont zandoogje, kleine vuurvlinder en bruin zandoogje. In de Klankbordgroep is opgemerkt dat ook het boomblauwtje en oranjetipje voorkomen.
Verdere natuurwaarden zijn aangetroffen bij de oude Buiscarfabriek en een aangrenzend zuidelijk daarvan gelegen oud woonhuizencomplex. Er is aanvullend onderzoek gedaan naar de steenuil. Deze is niet aangetroffen.
Deelgebied Zuid (Kayersmolen)
Er broeden enkele paren huismus bij oudere woonbebouwing aan de noordkant van de Loudonstraat en er is een schrale bloemrijke berm aanwezig langs het Kanaal net ten noorden van het kruispunt met de Loudonstraat.
De natuurwaarden zijn hier verder beperkt tot een parkachtig gebied met oude eiken in de oksel Loudonstraat/Kanaal zuid en de hier aanwezige schrale berm langs Kanaal zuid. De rest van het gebied bestaat uit industriële bebouwing met gazons en aanplant van struiken, meest exoten.
Vermeldenswaardige schraalgraslandsoorten in de berm van Kanaal zuid zijn: hazepootje, st janskruid en jacobskruiskruid; dagvlinders: bruin zandoogje.
Beschermde vogels in het parkachtig gebied zijn: houtduif, merel, turkse tortel, ekster, kauw (foeragerend), vlaamse gaai. Op Remeha terrein: 1 paar huismus. Zoogdieren: egel en dwergvleermuis (foeragerend).
Conclusie
In het plangebied komen beschermde soorten uit tabel 1,2 en 3 van de Flora en Faunawet voor.
- Tabel 1, algemeen beschermde soorten: gewone pad, bruine kikker, konijn en egel.
- Tabel 2 en 3 (zwaardere beschermde soorten): Alle hiervoor genoemde vogelsoorten, eekhoorn (tabel 2), dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis (tabel 3). Bij renovatie/afbraak van gebouwen is hier een ontheffing Flora- en faunawet nodig.
Binnen het gebied, aan de noordzijde van het terrein van Euro patisserie Kanaal Zuid 99, komt een kolonieplaats voor van de dwergvleermuis. Als in de buurt van deze kolonieplaats gebouwen worden gesloopt/gerenoveerd is een ontheffing van de Flora- en faunawet vereist. Verder fungeert het gebied als foerageergebied voor de dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en watervleermuis. Laatstgenoemde soort foerageert alleen boven het Apeldoorns Kanaal dat ongemoeid blijft. Mits de wateren in/nabij het gebied (Kanaal/vijvers langs Kayersdijk) intact blijven worden voor het overige gebied van Kanaal Zuid geen negatieve effecten voorzien op de foerageer- en baltsplaatsen van de waargenomen drie vleermuissoorten.
Verder zijn een nestboom en een vaste verblijfgebied van eekhoorns aangetroffen in de bosstrook/houtsingel zuid Aalscholverweg. Voor kappen van bomen in deze bosstrook/houtsingel is ontheffing nodig in verband met het voorkomen van de eekhoorn. Deze ontheffing is verleend op 7 januari 2010.
Naast beschermde soorten op basis van de Flora en Faunawet komt een Rode Lijstsoort voor in het plangebied te weten de huismus in de oudere woonbebouwing. Sloop van de oude woonbebouwing dient, gezien het voorkomen van deze rode lijstsoorten, ten allen tijde buiten het broedseizoen (maart tot en met juli) plaats te vinden.
5.4 Cultuurhistorie
5.4.1 Modernisering monumentenzorg
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg. Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van het Rijk op de monumentenzorg weer. De nieuwe visie rust op drie pijlers:
- 1. cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
- 2. krachtiger en eenvoudige regels;
- 3. hergebruiken van cultuurhistorisch waardevolle panden die hun functie verliezen.
Met de eerste pijler wordt ingezet op het bestemmingsplan als belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. Een goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Cultuurhistorie is één van die belangen. Dit nieuwe beleid vormt een belangrijke aanvulling op de sectorale bescherming van monumenten. Op deze manier is een meer gebiedsgerichte benadering mogelijk.
Het Rijk wil deze nieuwe visie implementeren door vanaf 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening een verplichting op te nemen om in het bestemmingsplan rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Daarnaast zal het Rijk een structuurvisie voor cultuurhistorie opstellen. In deze visie zal worden omschreven welke cultuurhistorische waarden het Rijk in het bestemmingsplan verwoord wil zien
5.4.2 Regeling voor monumenten en karakteristieke panden in het bestemmingsplan
De rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden zijn hooggewaardeerd, maar worden niet op de verbeelding aangegeven. Voor deze systematiek is gekozen omdat de Monumentenwet 1998 en de gemeentelijke monumentenverordening een eigen beschermingsregime kennen via een vergunningensysteem. Bovendien is het monumentenbestand nog in ontwikkeling. Het opnemen van specifieke bestemmingen of aanduidingen voor de monumenten en beeldbepalende panden zou betekenen dat voor iedere mutatie in het monumentenregister een bestemmingsplanherziening in gang moet worden gezet om het bestemmingsplan actueel te houden. Dit wordt niet doelmatig geacht. In het bestemmingsplan zijn panden opgenomen als karakteristiek pand. Dit komt voort uit het nieuwe rijksbeleid Modernisering Monumentenzorg, waarin wordt bepaald dat cultuurhistorische belangen moeten worden meegewogen in de ruimtelijke ordening. Karakteristieke panden hebben geen monumentenstatus, maar zijn door hun cultuurhistorische en ruimtelijke waarde van groot belang voor het karakteristieke beeld van hun omgeving. Die waarden komen onder andere tot uitdrukking in de gebiedseigen typologie, markante ligging, bijdrage aan het typische beeld en/of de bijzondere vorm en functie. Deze karakteristieke panden hebben in het bestemmingsplan een aanduiding 'karakteristiek' gekregen met daaraan gekoppeld een sloopvergunningstelsel, waarin is bepaald dat de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden moeten worden meegewogen in het besluit tot het al dan niet verlenen van de sloopvergunning
5.4.3 Cultuurhistorische analyse
Voor het hele plangebied is een Cultuurhistorische analyse uitgevoerd, deze is kort toegelicht in paragraaf 3.7. Hier zijn tevens de aanbevelingen benoemd die van belang zijn voor behoud, herkenbaarheid of versterking van de identiteit van de Kanaalzone.
Voor de volledige Cultuurhistorische analyse wordt verwezen naar Bijlage 11 bij bestemmingsplan
5.4.4 Monumenten en karakteristieke panden
Door het Monumenten Advies Bureau is het rapport 'Cultuurhistorische en stedenbouwkundige waardering van de bebouwing in de Kanaalzone-Zuid Apeldoorn' opgesteld (september 2011). Het rapport is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting. Deze rapportage bevat de resultaten van een cultuurhistorische inventarisatie van niet beschermde bebouwing in het bestemmingsplangebied. Het is een aanvulling op de Cultuurhistorische analyse van Kanaalzone Apeldoorn uit 2004. Op basis van eerdere inventarisatierondes en analyses alsmede hernieuwd veldwerk is een selectie gemaakt van panden, die bepalend en waardevol zijn voor het ruimtelijke beeld van het gebied en die aanmerkelijke cultuurhistorische waarden bezitten. De panden zijn getoetst aan de hand van vijf ruimtelijke en cultuurhistorische criteria, waarbij de ruimtelijke waardering de nadruk krijgt.
De resultaten dienen als input voor het bestemmingsplan. Hierin krijgen het bepalende en waardevolle ruimtelijke beeld en de cultuurhistorische kwaliteiten een verankering. Het doel is het behoud van een herkenbaar en voor het stadsdeel karakteristiek beeld, waarin de historische gelaagdheid en het onderscheiden karakter van de deelgebieden en objecten zichtbaar blijven. Op basis van de inventarisatie zijn de volgende panden/complexen opgenomen als karakteristiek pand in het bestemmingsplan
- Kanaal Zuid 54 (kantoorvilla)
- Kanaal Zuid 66
Verder zijn ook Condorweg 8 en Kanaalzone 108 hoog gewaardeerd als karakteristieke panden in de inventarisatie. De cultuurhistorische waarden het bedrijfscomplex aan de Condorweg 8 zijn echter zo hoog, versterkt door de gaafheid, dat het voor de status van gemeentelijk monument in aanmerking komt. Voor Kanaal Zuid 108, een uit ca. 1915 daterend fabriekscomplex, is in het verleden een sloopvergunning verleend. Bij herontwikkeling zal gekeken worden of en hoe het pand toch ingepast kan worden.
5.4.5 Archeologische waarden
Bij aanvang van de sloop wordt verzocht de gemeentearcheoloog te informeren. Omdat de bodem door de bebouwing en gedeeltelijke sloop geroerd is wordt het niet noodzakelijk geacht voorafgaand een archeologisch onderzoek uit te voeren.
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Algemeen
De Wet ruimtelijke ordening vraagt om een exploitatieplan indien het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd.
Alleen bij vlek 2, 3A, 4 is er sprake van bouwplannen conform Bro 6.2.1 en is een anterieure overeenkomst in de vorm van een samenwerkingsovereenkomst aanwezig. Er is geen noodzaak anderszins locatieeisen te stellen
In de vlek 1, 3B, 5 en 6 is geen exploitatieplan noodzakelijk want er zijn geen bouwplannen conform Bro 6.2.1.
De uitvoering van de Structuurschets Kanaalzone vindt per project plaats. Er zijn in totaal 30 vlekken. De economische uitvoerbaarheid wordt per vlek vastgesteld. Zeven van deze vlekken zijn in dit bestemmingsplan aan de orde, te verdelen in:
- vlek 2, 3A, 4 tussen Mezenweg en Kanaal Zuid 70;
- vlek 1 en 3.B ten noorden van de Mezenweg;
- vlek 5 en 6. ten noorden van de Marchantstraat.
Vlek 2, 3.A, 4
Vlek 2, 3.A, 4 bevatten een gebiedstransformatie en worden door de gemeente ontwikkeld in samenwerking met de twee woningbouwcorporaties en de provincie. Deze ontwikkeling levert een budgettair neutraal resultaat op en is economisch uitvoerbaar.
In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de gevolgen van mogelijke overcompensatie als gevolg van de inzet van overheidsmiddelen. Zo is afgesproken dat een meldingsprocedure bij de Europese Commissie wordt doorlopen om het risico op ongeoorloofde staatssteun uit te sluiten.
Met uitzondering van de plankosten en de aanleg van de kade langs het Kanaal komen alle met de nu voorliggende planherziening samenhangende kosten ten laste van deze gezamenlijke grondexploitatie.
De plankosten en de kadeaanlegkosten komen ten laste van de gemeente en worden gedekt door gelden van de Bestemmings Reserve Ontwikkeling Apeldoorn. In de BROA is met deze uitgaaf rekening gehouden. De economische uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd.
Vlek 1 en 3.B
Voor vlek 1, 3B is in het kader van het bestemmingsplan uitgegaan van de bestaande situatie. Het wordt een conserverend plan.
De uitvoering van de plannen zoals die zijn opgenomen in de Structuurschets Kanaalzone is nu niet aan de orde omdat ze economische niet uitvoerbaar zijn.
Er worden door de gemeente geen kosten gemaakt en binnen het kader van het bestemmingsplan kan een omgevingsvergunning voor het bouwen voor de toegelaten functies worden verleend.
Indien het herontwikkelen van deze vlek aan de orde komt, staat de gemeente een faciliterend grondbeleid voor. Dit houdt in dat de gemeente de voorwaarden schept die herontwikkeling van dit project door de particuliere eigenaren mogelijk maakt. De gemeente mikt erop met de eigenaren anterieure overeenkomsten te sluiten om daarmee de economische uitvoerbaarheid veilig te stellen
Vlek 5 en 6
Voor vlek 5 en 6 is in de Structuurschets Kanaalzone voorzien in de revitalisering van het bedrijventerrein. Ook hier zal worden gekozen voor een faciliterend grondbeleid. De particuliere eigenaren in dit gebied dragen daarbij zorg voor en betalen mee aan de revitalisering; de gemeente werkt waar mogelijk mee.
De eventueel door de gemeente te maken kosten kunnen met behulp van anterieure overeenkomsten worden verhaald. Vooralsnog gaat het voorliggende bestemmingsplan er vanuit dat de bestaande situatie gehandhaafd blijft.
De economische uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd.
6 Juridische Planopzet
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.3 wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf tenslotte wordt de verbeelding beschreven.
6.1 Inleiding
Binnen het gebied van het bestemmingsplan wordt het deelgebied van de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 getransformeerd van een gebied met industrie naar een stadsgebied met wonen, werken en voorzieningen naast elkaar. Deze ontwikkeling zal in een relatief kort tijdsbestek tot stand komen. Eén van de belangrijkste uitgangspunten voor de realisering van de eerste fasen met nieuwbouw is dat de bestaande bedrijven en de nieuwe woningen/bewoners elkaar niet in de weg mogen zitten.
6.2 Plansystematiek
Voordat wordt ingegaan op de voorstellen voor de verschillende regelingen in het bestemmingsplan, komen eerste enkele meer algemene onderwerpen aan de orde. Het op te stellen bestemmingsplan Kanaalzone Zuid - Kayersmolen dient verschillende doelen
- het moet de realisering van het ontwikkelingsplan Pilot Kanaalzone-Zuid, deels vlek 2, 3A en 4 mogelijk maken;
- het vormt een beheerkader voor de bestaande en te handhaven functies;
- het plan moet de nieuwe en bestaande functies op elkaar afstemmen.
Het is daarom niet goed mogelijk om alle plannen en projecten op dezelfde manier in het bestemmingsplan op te nemen. De Wet ruimtelijke ordening biedt echter verschillende mogelijkheden om zaken in het bestemmingsplan te regelen:
- Gedetailleerde bestemmingen, waarbij vrij nauwkeurig wordt aangegeven waar en tot hoe hoog mag worden gebouwd en waarvoor de gebouwen en gronden mogen worden gebruikt. Dit is een goede manier van werken voor de bestaande situatie in het plangebied, zoals deelgebied Kayersmolen.
- Globale bestemmingen, waarbij het plan meer ruimte laat voor verschillende invullingen. De grote lijnen zijn echter duidelijk in het plan vastgelegd. Deze manier van werken zou kunnen worden toegepast voor de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4. Het bestemmingsplan biedt dan de ruimte die nodig is om bij de uitwerking van het ontwerp tot een goede oplossing te komen. Nadeel van globale bestemmingen is dat op de verbeelding geen beeld wordt gegeven in de eindsituatie.
- Uit te werken bestemmingen, die worden toegepast als wel de hoofdlijnen van de toekomstige ontwikkelingen bekend zijn, maar bijvoorbeeld nog niet de ruimtelijke invulling. Een belangrijk verschil tussen de Uit te werken bestemmingen en de andere twee bestemmingen is dat (zoals de naam al aangeeft) de bestemming eerst uitgewerkt moet worden voordat er een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend. Daarnaast moet duidelijkheid bestaan over de financiële en planologische uitvoerbaarheid zoals bijvoorbeeld geluid en luchtkwaliteit. In de regels worden randvoorwaarden voor de uitwerking opgenomen. Ook deze manier van werken kan voor de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 worden toegepast.
- Wijzigingsbevoegdheden, die kunnen worden gebruikt als de toekomstige ontwikkelingen nog niet voldoende duidelijk zijn, of als de haalbaarheid van de toekomstige ontwikkelingen nog onzeker is. Op de verbeelding is dan de bestaande situatie door middel van gedetailleerde of globale bestemmingen opgenomen. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming veranderd worden als de toekomstige ontwikkelingen wel duidelijk zijn.
Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 (Kanaalzone Zuid B)
Bij de vertaling van het ontwikkelingsplan naar het bestemmingsplan is er voor gekozen om de voorgenomen ontwikkelingen gedetailleerd op de verbeelding weer te geven. Op deze manier wordt aan omwonenden en belanghebbenden zo goed mogelijk een beeld gegeven van de toekomstige bouwmogelijkheden.
De procedure van het bestemmingsplan en de bouwplanontwikkeling zijn grotendeels gelijk opgelopen. Dit maakte het mogelijk om de wijzigingen in de bouwplannen op te nemen in het bestemmingsplan. De verbeelding en de daarbij behorende regels zijn in de loop van de procedure daarop steeds aangepast.
Voor de gronden die verworven zijn en waar geen belemmeringen gelden als gevolg van de omliggende bedrijven, is duidelijk dat de plannen zoals die in het ontwikkelingsplan zijn opgenomen daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. Voor deze gronden zijn de bouwblokken, de bouwhoogten en de inrichting van het openbare gebied als gedetailleerde bestemmingen op de verbeelding opgenomen.
Het is op dit moment niet mogelijk om de braakliggende gronden waar vroeger de fabriek van Koldewijn heeft gestaan te gebruiken voor woningbouw. Dit komt door de milieuhinder / milieuruimte van de bedrijven ten noorden van de Mezenweg. Op deze locatie kunnen pas woningen worden gebouwd als milieucontouren van de betreffende bedrijven niet meer over deze locatie liggen. Er is een lichte bedrijfsbestemming opgenomen.
Uit het ontwikkelingsplan blijkt dat naast de geplande woningbouw ook verschillende andere functies en voorzieningen gerealiseerd zullen worden. Soms zijn gebouwen in zijn geheel voor andere functies gereserveerd, zoals Kufa. Soms komt er in bepaalde complexen een menging van wonen met andere functies. Zoals in het ontwikkelingsplan is aangegeven is in dit stadium van de planvorming nog niet duidelijk welke functies op welke plek gerealiseerd zullen of kunnen worden. Dit houdt in dat bij het opstellen van het bestemmingsplan met een zekere mate van flexibiliteit rekening gehouden dient te worden. Deze flexibiliteit is mogelijk door de bestemming "Gemengd". Daarbij kan per locatie worden bepaald:
- welke functies zijn toegelaten;
- tot welke oppervlakten deze functies mogelijk zijn;
- of de andere functies dan wonen alleen op de begane grond mogelijk zijn, of ook op de verdiepingen.
In het ontwikkelingsplan is de ambitie neergelegd om een deel van de woningen te ontwikkelen als woon-werk-woningen. Dat wil zeggen dat er bij het ontwerp van de woningen rekening mee worden gehouden dat iemand daar zijn beroep uitoefent of aan huis een kleinschalig bedrijfje of atelier heeft. De ambities gaan daarbij verder dan de regeling voor aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoals die in de meeste Apeldoornse bestemmingsplannen is opgenomen. In de regels van het bestemmingsplan zal hiervoor een aangepaste regeling worden opgenomen.
6.3 De Regels
6.3.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Het betreft de begripsregels, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten en berekenen.
6.3.2 Regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Deze bestemmingsregelingen worden hierna besproken.
Bestemming Bedrijf
Een belangrijk uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het bestemmen van de bedrijven en instellingen volgens een gestandaardiseerde bedrijvenlijst met een indeling van de bedrijven in een milieucategorie. De bedrijvenlijst geeft inzicht in de inpasbaarheid van bedrijfstypen ten opzichte van een woongebied op basis van de hinder die de bedrijfstypen in het algemeen kunnen opleveren. Bedrijven worden ingedeeld bij een milieucategorie en krijgen als het ware daarmee milieucontouren mee bestemd. Aldus wordt inzichtelijk wat het (onzichtbare) ruimtebeslag is bij de betreffende milieucategorie.
Aan de hand van bestaande bedrijvenlijst van de afdeling milieu van de gemeente is een veldinventarisatie uitgevoerd. Na enkele aanvullende onderzoeken is de uiteindelijke indeling, zoals die nu in het bestemmingsplan opgenomen is, tot stand gekomen.
De verbeelding: inwaarts zoneren
Bij het opnemen van de milieuzonering op de verbeelding is gekozen voor een inwaartse zonering. Dat wil zeggen dat vanuit de woningen die het dichtst bij de bedrijvigheid liggen een milieuzonering wordt uitgezet. Daarbij zijn de richtafstanden tot het omgevingstype "gemengd gebied" aangehouden.
Woningen
Binnen de bedrijfsbestemming komen verschillende woningen voor. Het gaat daarbij zowel om een aantal bedrijfswoningen, als om enkele woningen die door particulieren worden bewoond. De bestaande woningen zijn op de verbeelding aangegeven. Het is niet mogelijk om nieuwe woningen te realiseren, omdat daarbij de bedrijven in de directe omgeving belemmerd kunnen worden.
Geluidszone
Het zuidelijke deel van het plangebied maakt deel uit van het grote bedrijventerrein Kayersmolen, dat doorloopt tot aan de A1. In het kader van de Wet geluidhinder heeft dit bedrijventerrein een geluidszone. Dat houdt in dat op het bedrijventerrein bedrijven gevestigd kunnen zijn die relatief veel lawaai maken. De geluidszone waarborgt dat de geluidsbelasting door het bedrijventerrein op de woningen in de omgeving aan de normen voldoet. De geluidszone dient daarom ook op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen. Daarbij kan worden opgemerkt dat de gehele geluidszone opnieuw bekeken wordt en mogelijk wordt aangepast. Indien daar aanleiding voor is, zal ook de geluidszone zoals die nu op de verbeelding is weergegeven aangepast worden.
LPG-vulpunt
Het benzinestation aan de noordzijde van de Laan van de Mensenrechten, net buiten het plangebied, verkoopt ook LPG. De opslagtank en het vulpunt liggen echter ìn het plangebied: bij de keerlus in Kanaal Zuid. Het vulpunt, met de daarbij behorende veiligheidszone (zie ook hoofdstuk 5.1.7), zijn op de verbeelding aangegeven.
Bestemming wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. In de meeste gevallen heeft dit bouwvlak de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen.
Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap, aaneengebouwd en gestapeld. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 10 meter voor aaneengesloten woningen, 12 meter voor halfvrijstaande en 15 meter voor vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning. In principe krijgt een rijtjeswoning minder uitbreidingsmogelijkheden dan een vrijstaande woning. De reden hiervoor is dat een achteraanbouw aan een vrijstaande woning in het algemeen minder van invloed is op het woongenot van de buren, dan wanneer het gaat om een rijtjeswoning. Voorwaarde bij het toekennen van de diepte van het bouwvlak is dat de tuinen diep genoeg zijn: in principe wordt een afstand van 16 meter tussen twee tegenover elkaar liggende (potentiële) achtergevels aangehouden.
Bij vrijstaande, twee-onder-een-kap- en aaneengebouwde woningen heeft het perceelsgedeelte voor de voorgevel (en bij hoekpercelen naast de zijgevel en het verlengde daarvan) de aanduiding 'tuin'; het perceelsgedeelte achter de achtergevel (en bij vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen die niet op een hoek liggen het gedeelte naast de zijgevel) de aanduiding 'erf'. Deze aanduidingen zijn van belang voor de situering van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen. In de regels is namelijk bepaald dat deze bouwwerken niet alleen binnen het bouwvlak maar ook ter plaatse van de aanduiding erf mogen worden gebouwd. Daarbij is nog specifiek bepaald dat deze erfbebouwing ten minste 3 meter achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) moet worden gesitueerd.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Bestemming Gemengd
De visie achter het plan Schatkamer van Zuid is het ontwikkelen van een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen in de Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4. Dit komt terug in een groot deel van gebouwen dat worden ontwikkeld. Op verschillende niveaus zijn er plannen en mogelijkheden om verschillende functies naast en boven elkaar te realiseren. De ambities met betrekking tot het nagestreefde woon-werkmilieu in Kanaalzone Zuid B / Pilot Kanaalzone-Zuid, vlek 2, 3A en 4 komen mede tot uitdrukking in de bestemming "Gemengd" die een groot deel van de geplande nieuwbouw heeft gekregen. Binnen deze bestemming zijn de verschillende functies, zoals wonen, werken en voorzieningen gelijkwaardig en (tot op zekere hoogte) uitwisselbaar. Deze functieuitwisseling is zowel mogelijk binnen de panden die voor voorzieningen zijn gereserveerd (zoals Kufa), als voor de "woonfabrieken". Voor de woonfabrieken is in het bestemmingsplan een aangepaste regeling voor de bedrijvigheid aan huis opgenomen:
- de maximale oppervlakte is verruimd van 50 m² naar 75 m² en van 40% naar 50%;
- er zijn meer bedrijfsactiviteiten toegelaten, waaronder ateliers en zakelijke dienstverlening;
- de bedrijfsactiviteiten zijn "bij recht" toegestaan, dat wil zeggen dat niet vooraf een ontheffingsprocedure gevolgd hoeft te worden.
Verder kan worden opgemerkt dat binnen de GD-bestemmingen (gebouwde) parkeervoorzieningen gerealiseerd mogen worden.
Voorzieningen
Zoals hiervoor is beschreven ontwikkelt woningbouwcorporatie de Woonmensen het project de Passerel. Het plan wordt onderdeel van het "dorp", het gedeelte tussen de Aalscholverweg, Lepelaarweg en de Mezenweg. In het bestemmingsplan heeft het de bestemming Maatschappelijk gekregen.
In het plangebied komt in beperkte mate detailhandel voor. Het betreft een aantal historisch gegroeide situaties langs de Kayersdijk. In een aantal gevallen is de detailhandel ontstaan vanuit het bijbehorende bedrijf. Tussen de Savornin Lohmanstraat en de Marchantstraat krijgt de aanwezige detailhandel een aanduiding binnen de bestemming Bedrijf. Dat houdt in dat een pand ook weer als bedrijfsruimte in gebruik kan worden genomen als de winkel sluit.
Ten noorden van de Savornin Lohmanstraat wordt de aanwezige detailhandel specifiek bestemd tot "detailhandel - detailhandel perifeer". Het betreft perifere detailhandel, zoals Carpet Right, Leenbakker en Babykamer Paleis. Voor het bestemmingsplan betekent dit, dat de nu aanwezige perifere detailhandel positief wordt bestemd. Het beleid t.a.v. volumineuze detailhandel (PDV/GDV) is in 2010 gewijzigd. Dit beleid gaat uit van concentratie van deze vormen van detailhandel in twee zones, de Voorwaarts en de Europaweg. De huidige clusters in Kanaal-Zuid en -Noord zouden op termijn moeten worden afgebouwd. Dit betekent dat het beleid niet gericht is op versterking van het PDV-cluster in Kanaal-Zuid. Huidige functies kunnen worden gehandhaafd, maar het geniet de voorkeur ze op termijn te verplaatsen naar de genoemde clusters. Dit wordt niet afgedwongen maar moet op een natuurlijke manier gebeuren. Dit betekent tevens dat terughoudend wordt omgegaan met eventuele uitbreidingswensen van zittende winkeliers in de Kanaalzone.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van (bedrijfs)woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. l.
Binnen de bestemmingen Bedrijf en Bedrijventerrein en die bestemmingen die ook bedrijfsactiviteiten mogelijk maken is het uitoefenen van een bedrijf op het hele perceel toegelaten. Het is dan het overbodig om nog iets te regelen over bedrijfsuitoefening aan huis. Voor alle duidelijkheid is in die bestemmingen vastgelegd dat het uitoefenen van een beroep aan huis is toegestaan.
6.3.3 Algemene regels en overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 20 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 20.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 20.3 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 21 staan de algemene gebruiksregels. In lid 21.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. Onderdeel g hiervan verdient bespreking. De archeologische beleidskaart geeft voor het gehele grondgebied van Apeldoorn aan hoe hoog de trefkans op archeologische resten per gebied is. Gebieden met een hoge trefkans hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog gekregen, gebieden waar die trefkans middelhoog is hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelhoog gekregen. De overige gebieden, waar de trefkans op archeologische resten laag is, hebben geen dubbelbestemming gekregen. Daarvoor geldt onderdeel g van de Algemene gebruiksregels. Daarin is bepaald dat het verstoren van archeologische waarden in die gebieden door het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden over een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en dieper dan 0,50 meter onder maaiveld in strijd is met de bestemming, tenzij uit archeologisch onderzoek is gebleken dat die waarden niet onevenredig worden verstoord. Indien de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bij voorbeeld eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw archeologisch onderzoek uit te voeren. In lid 4.3 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen. Hier is onder andere een regeling opgenomen voor de bomen die door het bevoegd gezag als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn met een (gebieds)aanduiding op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de als monumentale boom aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
In artikel 27 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 28 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Bespreking Voorontwerp Tijdens Politieke Markt
Het voorontwerp is door de gemeenteraad besproken tijdens de politieke markt van 27 november 2008.
Hieruit zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. Waar nodig zijn de opmerkingen verwerkt in de toelichting en de regels.
7.2 Inspraak
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van bestemmingsplan Kanaalzone Zuid - Kayersmolen met ingang van 4 december 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 13 reacties ontvangen. Deze reacties zijn in een inspraaknota Kanaalzone Zuid- Kayersmolen samengevat en van antwoord voorzien.
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening toegezonden aan:
- Bedrijvenkring Apeldoorn;
- Inspectie Milieuhygiëne;
- Kamer van Koophandel Oost Nederland;
- NV Nederlandse Spoorwegen;
- Nuon Transport;
- Prorail;
- Waterschap Veluwe;
- Provincie Gelderland.
Reacties zijn ontvangen van de provincie Gelderland, Waterschap Veluwe, Inspectie Milieuhygiëne, NS Reizigers en NS Pro Rail. Alleen de provincie Gelderland heeft inhoudelijke opmerkingen, die hieronder samengevat en van antwoord zijn voorzien.
- 1. Provincie Gelderland
Inhoud van de brief
- a. De plantoelichting (blz. 25) gaat in op één gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde (dubbelbestemming van de Waarde-Archeologie), terwijl op de verbeelding twee van deze dubbelbestemmingen zijn opgenomen. Aanvulling is gewenst.
- b. Archeologisch onderzoek en verslaglegging van zowel bureauonderzoek als veldonderzoek dient te worden uitgevoerd, vastgelegd en gecontroleerd door deskundigen overeenkomstig de geldende archeologische beroepsnorm. De regels moeten op dit punt worden aangepast (art 19.2 c en 19.3.3.e)
Beantwoording
- a. Sprake is van één aaneengesloten archeologisch gebied dat op twee plaatsen vanuit Apeldoorn Zuid het bestemmingsplangebied inprikt. Verwezen wordt naar de in de plantoelichting opgenomen verklarende afbeelding in de paragraaf Archeologie.
- b. In de betreffende regels (art. 19.2.c. en 19.3.3.b ipv e) is bepaald dat het overleggen van een archeologisch rapport niet nodig is indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in 'andere beschikbare informatie' afdoende is vastgesteld. Het gaat hierbij om situaties waarbij op grond van afdoende betrouwbare informatie het niet noodzakelijk wordt geacht daar bovenop nog eens een archeologisch onderzoek te verlangen. De weging naar validiteit van de reeds beschikbare 'andere informatie' wordt verricht door de gemeentelijke archeoloog. Alleen deze deskundige kan de 'andere informatie' op waarde en volledigheid inschatten. Op basis van het advies van deze deskundige kunnen burgemeester en wethouders het naar hun oordeel niet nodig achten ook nog eens een (wellicht overbodig) archeologisch onderzoek te laten verrichten. Wij hechten waarde aan deze bepalingen die maken dat er ruimte is voor een beoordeling naar nut en noodzaak van een archeologisch onderzoek in situaties waarin andere informatie in welke vorm dan ook voor handen is.
7.3.1 Ontwerp-bestemmingsplan
Het ontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 11 juni 2009 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. De in deze periode binnengekomen zienswijzen zijn voorzien van een antwoord. De nota is als bijlage bij het vaststellingsbesluit gevoegd.
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijven
Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).
Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)
AFSTANDEN IN METERS | INDICES | |||||||||
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | GEUR | STOF | GELUID | GEVAAR | CATEGORIE | VERKEER | BODEM | LUCHT | |
Tabel 1: Bedrijven | ||||||||||
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||||||
101, 102 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||||||||
101, 102 | - slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 100 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
101 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 30 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
101, 102 | - loonslachterijen | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
108 | - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
102 | Visverwerkingsbedrijven: | |||||||||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 100 | 10 | 50 | 30 | 3.2 | 1 | |||
102 | - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1031 | Aardappelproducten fabrieken: | |||||||||
1031 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | |||||||||
1032, 1039 | - jam | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
1032, 1039 | - groente algemeen | 50 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1032, 1039 | - met koolsoorten | 100 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1042 | Margarinefabrieken: | |||||||||
1042 | - p.c. < 250.000 t/j | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 3 | ||
1051 | Zuivelproducten fabrieken: | |||||||||
1051 | - melkproducten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
1052 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 50 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
1052 | - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1061 | Meelfabrieken: | |||||||||
1061 | - p.c. < 500 t/u | 100 | 50 | 200 | 50 | R | 4.1 | 2 | ||
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||||||
1071 | - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1071 | - v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||||||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | 3.2 | 2 | |||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
10821 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 30 | 50 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 30 | 10 | 10 | 3.1 | 2 | |||
1083 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | |||||||||
1083 | - theepakkerijen | 100 | 10 | 30 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1089 | Soep- en soeparomafabrieken: | |||||||||
1089 | - zonder poederdrogen | 100 | 10 | 50 | 10 | 3.2 | 2 | |||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
1107 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 10 | 0 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | ||
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||||||||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
132 | Weven van textiel: | |||||||||
132 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 100 | 30 | 200 | 10 | 4.1 | 2 | B | L | |
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||||||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 10 | 10 | 10 | 3.1 | 1 | B | L | |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | |||||||||
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 2 | |||
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||||||
16101 | Houtzagerijen | 0 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | |||||||||
16102 | - met zoutoplossingen | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | ||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout² | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 0 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
17 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | |||||||||
1712 | Papier- en kartonfabrieken: | |||||||||
1712 | - p.c. < 3 t/u | 50 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 1 | ||
1712 | - p.c. 3 - 15 t/u | 100 | 50 | 200 | 50 | R | 4.1 | 2 | ||
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
17212 | Golfkartonfabrieken: | |||||||||
17212 | - p.c. < 3 t/u | 30 | 30 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
17212 | - p.c. >= 3 t/u | 50 | 30 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | ||
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | L | |
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 30 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | B | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | B | ||
1814 | Grafische afwerking | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
1814 | Binderijen | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 0 | 10 | 10 | 2 | 2 | B | ||
1814 | Overige grafische activiteiten | 30 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
19 | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | |||||||||
19202 | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 50 | 0 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L |
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||||||
20141 | Methanolfabrieken: | |||||||||
2120 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||||||
2120 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | B | L |
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
2052 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | |||||||||
2052 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 3 | B | L | |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 10 | 100 | 50 | R | 3.2 | 3 | B | L |
205903 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 3 | B | |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | |||||||||
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | |||||||||
221102 | - vloeropp. < 100 m² | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | |||
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 10 | 50 | 50 | R | 3.2 | 1 | ||
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | |||||||||
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 30 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||||||
231 | Glasfabrieken: | |||||||||
231 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 t/j | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | L | ||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | |||||||||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | L | ||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | L | ||
23611 | Betonwarenfabrieken: | |||||||||
23611 | - zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 10 | 100 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
23612 | Kalkzandsteenfabrieken: | |||||||||
23612 | - p.c. < 100.000 t/j | 10 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
2363, 2364 | Betonmortelcentrales: | |||||||||
2363, 2364 | - p.c. < 100 t/u | 10 | 50 | 100 | 10 | 3.2 | 3 | |||
2365, 2369 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: | |||||||||
2365, 2369 | - p.c. < 100 t/d | 10 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | ||
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||||||||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | |||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 0 | 3.1 | 1 | |||
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
2399 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | |||||||||
2399 | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | |||
2399 | Asfaltcentrales: p.c.< 100 ton/uur | 100 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | B | L | |
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||||||||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | |||||||||
251, 331 | - gesloten gebouw | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | |||
251, 331 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
255, 331 | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 10 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 1 | B | ||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
2561, 3311 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | |||||||||
2561, 3311 | - algemeen | 50 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - metaalharden | 30 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | ||
2561, 3311 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 30 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | L |
2561, 3311 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | L |
2561, 3311 | - thermisch verzinken | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - thermisch vertinnen | 100 | 50 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
2561, 3311 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 30 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - anodiseren, eloxeren | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 10 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
2561, 3311 | - emailleren | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 1 | B | L |
2561, 3311 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 30 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie | 10 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | B | ||
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
259, 331 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | |||||||||
259, 331 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 50 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 1 | B | ||
27, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | |||||||||
27, 28, 33 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | |||||||||
27, 28, 33 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
27, 28, 33 | - p.o. >= 2.000 m² | 50 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 3 | B | ||
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | |||||||||
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 30 | 100 | 50 | 3.2 | 2 | B | L | |
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | |||||||||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | B | ||
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
29 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | |||||||||
291 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | |||||||||
291 | - p.o. < 10.000 m² | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 3 | B | |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 10 | 200 | 30 | R | 4.1 | 2 | B | |
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 10 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | ||
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | |||||||||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | |||||||||
301, 3315 | - houten schepen | 30 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
301, 3315 | - kunststof schepen | 100 | 50 | 100 | 50 | R | 3.2 | 2 | B | |
302, 317 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | |||||||||
302, 317 | - algemeen | 50 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
303, 3316 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | |||||||||
303, 3316 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 30 | 200 | 30 | 4.1 | 2 | B | ||
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 10 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | B | |
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 30 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||||
310 | Meubelfabrieken | 50 | 50 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | B | ||
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 0 | 10 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 10 | 10 | 10 | 2 | 1 | B | ||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
323 | Sportartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | 0 | 30 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 10 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
35 | PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||||||
35 | bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | |||||||||
35 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | |
35 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 50 | 100 | 30 | R | 3.2 | 2 | L | |
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||||||
35 | - < 10 MVA | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
35 | - 10 - 100 MVA | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
35 | - 100 - 200 MVA | 0 | 0 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | B | ||
35 | Gasdistributiebedrijven: | |||||||||
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 0 | 0 | 50 | 50 | R | 3.1 | 1 | ||
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||||||
35 | - stadsverwarming | 30 | 10 | 100 | 50 | 3.2 | 1 | |||
35 | - blokverwarming | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
35 | windmolens: | |||||||||
35 | - wiekdiameter 20 m | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 1 | |||
35 | - wiekdiameter 30 m | 0 | 0 | 200 | 50 | 4.1 | 1 | |||
36 | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | |||||||||
36 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | |||||||||
36 | - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 10 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 1 | |||
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||||||
36 | - < 1 MW | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
36 | - 1 - 15 MW | 0 | 0 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | |||||||||
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 10 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
41, 42, 43 | - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||||||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 10 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
45204 | Autoplaatwerkerijen | 10 | 30 | 100 | 10 | 3.2 | 1 | |||
45204 | Autobeklederijen | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 30 | 30 | 30 | R | 3.1 | 1 | B | L |
45205 | Autowasserijen | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | |||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||||||
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
4621 | Grth in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | ||
4622 | Grth in bloemen en planten | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4623 | Grth in levende dieren | 50 | 10 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 0 | 30 | 0 | 3.1 | 2 | |||
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 30 | 10 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën | 10 | 0 | 30 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
4634 | Grth in dranken | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4635 | Grth in tabaksproducten | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 10 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | |||||||||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 10 | 50 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
46713 | Grth minerale olieproducten (excl. brandstoffen) | 100 | 0 | 30 | 50 | 3.2 | 2 | B | ||
46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||||||||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 0 | 10 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 0 | 10 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
46735 | zand en grind: | |||||||||
46735 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 0 | 30 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 0 | 10 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||||||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 0 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 30 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
466 | Grth in machines en apparaten: | |||||||||
466 | - machines voor de bouwnijverheid | 0 | 10 | 100 | 10 | 3.2 | 2 | |||
466 | - overige | 0 | 10 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 0 | 50 | 0 | 3.1 | 2 | |||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 | 1 | |||
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||||
562 | Cateringbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | |||
49 | VERVOER OVER LAND | |||||||||
493 | Taxibedrijven | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 2 | |||
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² | 0 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 3 | |||
494 | - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² | 0 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 1 | B | ||
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||||
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 30 | 10 | 50 | 50 | R | 3.1 | 2 | ||
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
5221 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 3 | L | ||
5221 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 10 | 0 | 100 | 30 | 3.2 | 2 | |||
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||||||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
61 | zendinstallaties: | |||||||||
61 | - FM en TV | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
61 | - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig) | 0 | 0 | 0 | 10 | 1 | 1 | |||
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||||||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | B | ||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 10 | 10 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
58, 63 | Datacentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
72 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||||
721 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | ||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 10 | 30 | 30 | 3.1 | 1 | B | ||
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | B | ||
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 50 | 30 | 200 | 50 | R | 4.1 | 3 | ||
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 2 | |||
84 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||||||||
8425 | Brandweerkazernes | 0 | 0 | 50C | 0 | 3.1 | 1 | |||
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||||||
3700 | rioolgemalen | 30 | 0 | 10 | 0 | 2 | 1 | |||
381 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 30 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
381 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 30 | 30 | 50 | 30 | R | 3.1 | 2 | B | |
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||||||
382 | - kabelbranderijen | 100 | 50 | 30 | 10 | 3.2 | 1 | B | L | |
382 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 10 | 30 | 10 | 3.1 | 1 | L | ||
382 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 0 | 10 | 30 | R | 3.2 | 1 | B | L |
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 10 | 10 | 30 | 30 | R | 2 | 1 | B | L |
382 | Composteerbedrijven: | |||||||||
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 2 | 2 | |||
931 | Skelter- en kartbanen, in een hal | 10 | 0 | 50 | 10 | 3.1 | 2 | |||
931 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 2 | |||
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | |||
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 0 | 50 | 30 | 3.1 | 2 | L | ||
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 0 | 30 | 30 | R | 2 | 2 | B | L |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 0 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
96013 | Wasserettes, wassalons | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 10 | 0 | 30 | 0 | 2 | 1 | |||
9609 | Dierenasiels en -pensions | 30 | 0 | 100 | 0 | 3.2 | 1 | |||
9609 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 0 | 0 | 10 | 0 | 1 | 1 | |||
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5510 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
563.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
4773 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
84 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8691, 8692 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9101 | Bibliotheken | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9603 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
8610 | Ziekenhuizen | 10 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
871 | Verpleeghuizen | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8891 | Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9491 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
94991 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Vormen Van Cultuur En Ontspanning
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
9101 9102 | Musea en ateliers | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
5914 | Bioscopen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9004 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
8552 85521 | Muziek-, dans- en balletscholen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
931B | Bowlingcentra | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9200 | Casino's | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
92009 | Amusementshallen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9604 | Badhuizen en saunabaden | 10 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Bijlage 5 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
931H | Golfbanen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
9312 | Schietinrichtingen binnenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
93111 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 |
931F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9311 | Zwembaden overdekt | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
931A | Sporthallen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
931E | Maneges | 50 | 30 | 30 | 0 | 50 | 3.1 |
931F | Tennisbanen (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
931G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
931I | Kunstskibanen | 0 | 0 | 30 | 50 | 50 | 3.1 |
Bijlage 6 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
1814A | Grafische afwerking | 1 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
461 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
50, 51 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
5222 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
5229 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
791 | Reisorganisaties | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
64, 65 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
41, 68 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
63, 69 t/m71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9602 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9602 | Kapper op afspraak | 1 |
9609 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 7 Bedrijvenlijst Bestemming Gemengd
SBI-CODE 2008 | OMSCHRIJVING | BESTEMMING GEMENGD | |||||||
nummer | CATEGORIE | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | |||
10,11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||||||||
10821 | 3 | Chocolaterie max 200 m² | 2 | x | x | x | |||
10821 | 6 | vervaardiging van suikerwerk zonder suiker branden max 200 m² | 2 | x | x | x | |||
1102 | Vervaardiging van wijn | 2 | x | x | x | ||||
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||||||||
141 | vervaardiging en reparatie van kleding | 2 | x | x | x | ||||
- | |||||||||
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||||
581 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 | x | x | x | x | x | ||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | x | x | x | ||||
1814 | A | Grafische afwerking | 1 | x | x | x | x | ||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 | x | x | x | x | |||
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||||||
232 | 1 | - pottenbakkerij, vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 2 | x | x | x | |||
26,28,33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||||
26,28,33 | A | vervaardiging van uurwerken, vervaardiging van elektronische componenten, reparatie van elektronische apparatuur | 2 | x | x | x | |||
- | |||||||||
26,32,33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||||
26,32,33 | A | vervaardiging van medische en optische apparatuur | 2 | x | x | x | |||
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||||||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | x | x | x | ||||
322 | Vervaardiging van muziekinstrumenten | 2 | x | x | x | ||||
47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | x | x | x | x | |||
55 | - | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||||
561 | Cafetaria, snackbar, ijssalon, lunchroom, (geen restaurant) | 1 | x | x | |||||
562 | Cateringbedrijven | 2 | x | x | x | x | |||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||||
791 | Reisbureaus | 1 | x | x | x | x | x | ||
- | |||||||||
64,65,66 | - | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | |||||||
64,65,66 | A | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | 1 | x | x | x | x | x | |
41,68 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |||||||
41,68 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | x | x | x | x | x | |
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 1 | x | x | x | x | x | |
58,63 | B | Datacentra | 2 | x | x | x | |||
- | |||||||||
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 | x | x | x | x | |||
- | |||||||||
63, 69 t/m71,73,74, 77 ,78,80tm82 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||||
63, 69 t/m71,73,74, 77, 78,80tm82 | A | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 | x | x | x | x | x | |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | x | x | x | ||||
85 | - | ONDERWIJS | |||||||
85.59.9 | studiebegeleiding | 2 | x | x | |||||
86 | - | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||||||
8621, 8622,8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 1 | x | x | |||||
8691, 8692 | Consultatiebureaus | 1 | x | ||||||
8891 | 2 | Kinderopvang | 2 | x | |||||
94 | - | DIVERSE ORGANISATIES | |||||||
941,942 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | 1 | x | x | x | x | x | ||
59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||||||
591,592,601,602 | Studio's (TV en/of radio) | 2 | x | x | |||||
85521 | Dansscholen | 2 | x | x | |||||
9101, 9102 | Ateliers | 1 | x | x | x | ||||
9101, 9102 | Musea e.d. | 1 | x | x | |||||
931 | F | Sportscholen | 2 | x | |||||
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||||
96013 | B | Wasserettes, wassalons | 1 | x | x | x | x | ||
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 1 | x | x | x | x | |||
9313, 9604 | badhuizen en sauna-baden | 2 | x | x | x | ||||
9313,9604 | Fitnesscentra | 2 | x | ||||||
9609 | B | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 1 | x | x | x | x |
Bijlage 1 Wasteland Schatkamer!, 10-07-07
Bijlage 1 Wasteland Schatkamer!, 10-07-07
Bijlage 2 Ontwikkelingsplan Schatkamer Van Zuid, 09-07-08
Bijlage 2 Ontwikkelingsplan schatkamer van Zuid, 09-07-08
Bijlage 3 Bodem- En Asbestonderzoek Kanaalzone Zuid, 5-11-07
Bijlage 3 Bodem- en asbestonderzoek Kanaalzone Zuid, 5-11-07
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Automaterialen Apeldoorn, 20-03-09
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek automaterialen Apeldoorn, 20-03-09
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Woningbouw Kanaalzone Zuid - Kayyersmolen Toriel, 23-02-09
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek Woningbouw Kanaalzone Zuid - Kayyersmolen Toriel, 23-02-09
Bijlage 6 Notitie Projectbureau Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek, 22-3-10
Bijlage 6 Notitie Projectbureau Externe Veiligheid Regio Stedendriehoek, 22-3-10
Bijlage 7 Advies Veiligheidsregio Gelderland, 12-1-10
Bijlage 7 Advies Veiligheidsregio Gelderland, 12-1-10
Bijlage 8 Onderzoek Akoestiek En Luchtkwaliteit, 6-5-09
Bijlage 8 Onderzoek akoestiek en luchtkwaliteit, 6-5-09
Bijlage 9 Actualisatie Onderzoek Geluid En Lucht Kanaalzone Zuid, 13-12-10
Bijlage 9 Actualisatie onderzoek geluid en lucht kanaalzone Zuid, 13-12-10
Bijlage 10 Her Apeldoorn, Van De Ploeg Kanaalzone Zuid, 20-10-10
Bijlage 10 HER Apeldoorn, van de Ploeg Kanaalzone Zuid, 20-10-10
Bijlage 11 Cultuurhistorische Analyse Kanaalzone Zuid, September 2011
Bijlage 11 Cultuurhistorische analyse Kanaalzone Zuid, september 2011
Bijlage 12 Cultuurhistorische Waardenkaart Kanaalzone Zuid, Oktober 2011
Bijlage 12 Cultuurhistorische waardenkaart Kanaalzone Zuid, oktober 2011
Bijlage 13 Onderzoek Cumulatie Industrielawaai Kanaalzone Zuid, 1-12-10
Bijlage 13 Onderzoek cumulatie industrielawaai Kanaalzone Zuid, 1-12-10
Bijlage 14 Inventarisatie-eindrapport Vleermuizen, Oktober 2007
Bijlage 14 Inventarisatie-eindrapport Vleermuizen, oktober 2007
Bijlage 15 Quickscan Aanvullend Kanaal Zuid Naar Steenuil, 2008
Bijlage 15 Quickscan aanvullend Kanaal Zuid naar Steenuil, 2008
Bijlage 16 Lijst Bijzondere Bomen
Bijlage 16 Lijst bijzondere bomen
Bijlage 17 Akoestisch Onderzoek Eurocast, 23-02-09
Bijlage 17 Akoestisch onderzoek Eurocast, 23-02-09
Bijlage 18 Quickscan Kanaalzone Zuid, 2007
Bijlage 18 Quickscan kanaalzone zuid, 2007
Bijlage 19 Planadvies Inpassing Kanaal Zuid 14-16 Vurec Kanaalzone Zuid, 09-03-09
Bijlage 19 Planadvies inpassing Kanaal Zuid 14-16 Vurec kanaalzone Zuid, 09-03-09
Bijlage 20 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | 04-12-2008 - 31-12-2008 |
Ontwerpplan ter inzage | 11-06-2009 - 22-07-2009 |
Vaststelling door gemeenteraad | 08-12-2011 |
Terinzagelegging vastgesteld plan | 05-01-2012 - 15-02-2012 |
Aanwijzing GS/Minister van VROM | - |
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Datum inwerkingtreding b.p. | 17-02-2012 |
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan | 17-02-2012 |
Opmerkingen | - |