De Voorwaarts
Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn
Onherroepelijk op 05-09-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan De Voorwaarts van de gemeente Apeldoorn.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1035-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aan- of uitbouw
Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:
- ter plaatse van de aanduiding 'erf';
- binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.
1.4 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
1.7 aanvullend assortiment voor een tuincentrum
Artikelen die door tuincentra worden gevoerd, niet behoren tot het basisassortiment van een tuincentrum, een relatie hebben met dat basisassortiment en in overeenstemming zijn met de doelstelling van een tuincentrum. Het aanvullend assortiment van een tuincentrum, dat integraal onderdeel uitmaakt van het tuincentrum, bestaat uit aquariumvissen en andere dieren, dierenbenodigdheden, zwembaden, hengelsportartikelen, cadeau- en sfeerartikelen (niet zijnde binnenmeubilair en dergelijke).
1.8 ander werk
Een werk, geen bouwwerk zijnde.
1.9 aaneengebouwde woning
Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.10 antennedrager
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 basisassortiment voor een tuincentrum
De artikelen die van oudsher bij tuincentra, hoveniersbedrijven en kwekerijen verkrijgbaar zijn, bestaande uit:
a. levend materiaal, waaronder in ieder geval begrepen bollen, knollen, zaden, bomen (waaronder kerstbomen), heesters, coniferen, vaste planten, seizoengroen/perkgoed, kamerplanten en snijbloemen;
b. dood materiaal, waaronder in ieder geval begrepen gewasbescherming, meststoffen, grondproducten, vijver- en fonteinmateriaal (waterbakken, pompen, borrelstenen, roosters, vijvers, vijvervissen en fonteinen etc.), bestratingsmateriaal, tuinhout, blokhutten, kasjes, serres, tuingereedschappen, video's en boeken over tuin en planten, kunstbloemen, potterij en vazen van enigerlei materieel, barbecue-artikelen, vuurpotten, tuinkleding- en schoeisel, tuinspeelgoed, tuinmeubelen (inclusief kussens), tuinverlichting, terrasaankleding en kerst- en paasartikelen (bestaande uit decoratief materiaal dat gericht is op de paasdagen en de feestdagen in december).
1.14 begeleid wonen
Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
1.15 beroepsuitoefening aan huis
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.16 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.17 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.20 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
1.22 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 bruto vloeroppervlakte
De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten. Hierbij wordt niet meegerekend de m² die zich buiten de klimaatscheiding bevinden en niet worden ingericht als winkel of magazijnruimte en zijn bestemd als entreegebied voor de winkels.
1.25 bijgebouw
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
1.26 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 detailhandel wonen
detailhandel bestaande uit één of meerdere winkeleenheden, specifiek bestemd, ingericht en geprofileerd voor detailhandel op het gebied van het thema wonen met een volledig assortiment van goederen op het gebied van interieur (meubels / woninginrichting / keukens & sanitair / verlichting), alsmede het volledige assortiment aan bouw- en doe-het-zelf- en daarmee samenhangende producten alsmede het daarmee direct samenhangende assortiment voor wonen, kantoor en bedrijf.
1.28 detailhandel in dagelijkse artikelen
detailhandel in artikelen, noodzakelijk voor de dagelijkse levensbehoefte en behorende tot de branches voedings- en genotmiddelen (foodsector) en de dagelijkse verzorging (drogisterij).
1.29 dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.30 doelgerichte winkelaankopen
Winkels die worden gekenmerkt door doelgerichte en weinig combinerende en laag frequente aankopen waarbij de consument vooral vooraf heeft bepaald welke artikelen worden gekocht en waarbij het aankoopmotief overwegend is efficiency, keuze en prijs uit het ruime aanbod en waarbij ligging en bereikbaarheid essentieel zijn;
dit in tegenstelling tot recreatief winkelen waar sfeer, verblijven-ontspannen en combinatiegedrag leidend zijn.
1.31 evenementen
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
1.32 folly
Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.
1.33 gebouw
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.34 grootschalige detailhandel
Detailhandel waarvan de brutovloeroppervlakte tenminste 1.500 m² per zelfstandige eenheid bedraagt.
1.35 hobby
Handvaardigheid, wol&handwerk, munten&postzegels, naaimachines en stoffen.
1.36 hoofdgebouw
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.37 hoofdverblijf
- a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
- b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.38 huishoudelijke en luxe artikelen
allround winkels of speciaalzaken op het gebied van huishoudelijke artikelen (glas, porselein, aardewerk, potten, pannen, bestek, vazen, niet-elektrische huishoudelijke artikelen) alsmede winkels in geschenkartikelen, huishoudlinnen, huishoudelijke rotan- en rietartikelen, kookwinkels en juwelier en optiek.
1.39 kamerverhuurbedrijf
Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.
1.40 kampeermiddel
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
1.41 kantoor
Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.
1.42 kavel
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
1.43 leisure
voorzieningen en activiteiten, niet zijnde detailhandel en horeca, die ondersteunend zijn aan dan wel een functionele relatie hebben met de binnen een bestemming toegelaten functie gericht op vrijetijdsbesteding met een informatief en recreatief element op het gebied van sport en spel, vermaak, ontspanning, gezondheid, cultuur alsmede kinderopvang.
1.44 middelhoge archeologische verwachtingswaarde
Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten middelhoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten middelhoog is.
1.45 monumentale boom
Een boom, die als bijzondere boom is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.
1.46 nutsvoorziening
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
1.47 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
1.48 peil
Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.
1.49 permanente bewoning
Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:
- a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
- b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.
1.50 prostitutie
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
1.51 publieksgerichte dienstverlening
Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.
1.52 recreatiewoning
Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.
1.53 seksinrichting
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
- a. seksbioscoop
Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - b. seksclub
Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht. - c. seksautomaat
Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard. - d. sekswinkel
Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker. - e. prostitutiebedrijf
Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.54 twee-onder-een-kapwoningen
Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.
1.55 verblijfsgebied
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
1.56 verblijfsrecreatie
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.
1.57 verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.)
Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.
1.58 warenhuis
een grootschalige winkel, veelal bestaande uit meerdere verdiepingen, waar hoofdzakelijk qua verkoopvloeroppervlakte (vvo) goederen worden verkocht, in ten minste zes van de volgende artikelgroepen: food, kleding/textiel, meubelen/woninginrichting, verlichting, huishoudelijke artikelen, consumentenelektronica, doe-het-zelfartikelen, educatie en vrijetijdsartikelen.
1.59 windturbine
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.
1.60 winkel
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
1.61 woning
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
1.62 zakelijke dienstverlening
Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.
1.63 zonnecollector
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
1.64 zorgwoning
Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 het bebouwingspercentage
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
2.5 de vloeroppervlakte
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.8 de hoogte van een windturbine
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- 1. verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg;
- 2. nutsvoorzieningen;
- 3. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte/inhoud | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, | - 75 m² voor gebouwen - 250 m² voor luifels | 5 m | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m overig: 2 m |
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting;
- b. behoud, bescherming en versterking van het bos met de aldaar voorkomende landschaps- of natuurwaarden;
- c. fiets-, voet- en ruiterpaden;
- d. watergangen;
- e. in- en uitritten;
- f. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Detailhandel - Tuincentrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum;
- b. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 18 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (5.3) |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m voor de uitoefening van het tuincentrum noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 6 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:
van het in lid 5.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen en overkappingen te verkleinen tot een afstand van tenminste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
5.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van gronden voor een tuincentrum bestaat in ieder geval uit detailhandel in het basisassortiment voor een tuincentrum en mag bestaan uit detailhandel in het aanvullend assortiment voor een tuincentrum, overige artikelen, verlenen van diensten, een restauratieve voorziening en speelvoorzieningen. Daarbij gelden de volgende regels.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Detailhandel - Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel wonen;
- b. horeca in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen met dien verstande dat de totale brutovloeroppervlakte maximaal 150 m² bedraagt;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 5 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming artikel 6.1. Detailhandel – Wonen te wijzigen in die zin dat de bruto vloeroppervlakte aan horeca mag worden gewijzigd in maximaal 1200 m².
6.5 Voorwaarden voor wijziging
.Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden mits er geen milieuhygiënische- en verkeerskundige belemmeringen zijn en er voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd wordt
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport- en recreatievoorzieningen, congressen en evenementen met dien verstande dat de bruto vloeroppervlakte maximaal 27.000 m² bedraagt en niet meer dan 8.000 zitplaatsen omvatten;
- b. grootschalige detailhandel tot een bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 27.300 m², met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
- 1. detailhandel in modische artikelen zoals schoenen en kleding (met uitzondering van sportkleding en -schoeisel en werkkleding en -schoeisel);
- 2. detailhandel in dagelijkse artikelen;
- 3. een warenhuis;
- 4. detailhandel in hobby, boeken, stripboeken, kantoorartikelen, posters, kaarten en inktvullers;
- 5. detailhandel in huishoudelijke en luxe artikelen;
- c. horeca in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen voor zover deze een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaken van de toegestane functies en zelfstandige horeca met dien verstande dat de brutovloeroppervlakte van de zelfstandige horeca niet meer mag bedragen dan 1.200 m²;
- d. kantoren en zakelijke dienstverlening;
- e. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
- f. leisure;
- g. nutsvoorzieningen;
onder de voorwaarden dat de maximale bruto vloeroppervlakte aan kantoren en zakelijke dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en leisure gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 2.200 m²
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 6 m overig: 2 m |
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:
van het in lid 7.1 en lid 7.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 7.4 is afgeweken van de gebruiksregels.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Gemengd - 1 te wijzigen in die zin dat de bruto vloeroppervlakte aan kantoren en zakelijke dienstverlening, maatschappelijkevoorzieningen en leisure mag worden gewijzigd in grootschalige detailhandel tot een maximum van 2.200 m².
7.6 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden mits:
- er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
- er geen verkeerskundige belemmeringen zijn;
- er voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd wordt;
- dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de detailhandelsstructuur, door de initiatiefnemer aan te tonen met een Distributie Planologisch onderzoek;
- de grootschalige detailhandel zoals genoemd onder lid 1 van dit artikel gerealiseerd is;
- de niet toegestane detailhandel zoals genoemd onder lid 1 van dit artikel op deze wijziging van toepassing is.
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. congressen en evenementen;
- b. kantoren en/of zakelijke dienstverlening met dien verstande dat de totale bruto vloeroppervlakte maximaal 3000 m² mag bedragen;
- c. horeca in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelatenhorecatypen voor zover deze een geïntegreerd en ondergeschikt deel uitmaken van de toegestane functies;
- d. nutsvoorzieningen;
f. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde' | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) ' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 6 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.1en lid 8.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 8.4 is afgeweken van de gebruiksregels.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. hondenuitlaatplaatsen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. vijvers en watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.
9.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | speel- en klimtoestellen: 4 m (9.3) overig: 2,50 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd |
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 9.2bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
- b. congres- en vergaderruimten;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 18.1 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) ' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | tuinmeubilair: 3 m antenne-installaties: 15 m overig: 2 m | de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m |
10.3 Specifieke gebruiksregels
De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvoorzieningen als bedoeld in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Lijstvan toegelaten sportvoorzieningen;
- b. evenementen;
- c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen | bouwvlak | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installatie lichtmasten: 15 m overkappingen: 3 m overig: 6 m |
11.3 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 12 Verkeer - Spoorweg
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen;
- b. wegen;
- c. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen stationsgebouwen, overkappingen, ongelijkvloerse kruisingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
12.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 3 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels uitgezonderd | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | antenne-installaties: 15 m overig: 2 m |
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied waarbij geldt dat
een transferium en carpoolplaats uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-transferium';
de ontsluiting moet plaatsvinden binnen 10 meter van de aanduiding '(os)'; - b. evenementen met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm verkeer-transferium';
- c. markten met uitzondering ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm verkeer- transferium en standplaatsen voor ambulante handel;
- d. terras uitsluitend ter plaats van de aanduiding "terras";
- e. watergangen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. tuin;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema. waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 13.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 150 m² | 3 m | 5 m | gebouwen en overkappingen zijn alleen toegestaan binnen het verblijfsgebied met de aanduiding sv-tf en binnen een afstand van 100 m uit de as van de Zutphensestraat |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m speel- en klimtoestellen: 4 m (13.3) overig: 3,00 m | maximaal drie bouwwerken t.b.v. promotionele activiteiten zijn toegestaan waarvan 2 met een maximale hoogte van 25 m binnen het verblijfsgebied bij het omnisportcentrum en 1 met een maximale hoogte van 38 m binnen het verblijfsgebied met de aanduiding sv-tf |
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.
Artikel 14 Verkeer - Weg
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. fiets- en voetpaden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. in- en uitritten;
- f. fiets- en voetgangerstunnels;
- g. rijwielstallingsvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. evenementen;
- j. watergangen;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 Bouwregels
Naast de algemene bouwregels van artikel 19 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
bebouwing | Maximale oppervlakte | Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | antenne-installaties: 15 m overkappingen: 3 m overig: 2 m | van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd |
14.3 Specifieke inrichtingsregels en gebruiksregels
De voor Verkeer - Weg aangewezen gronden bestaan in ieder geval uit:
- a. maximaal 2 x 2 rijstroken, gescheiden door een middenberm (met uitzondering van afslagstroken) voor de Zutphensestraat vanaf het kruispunt van de Laan van Erica tot aan de A-50;
- b. handhaving van de bestaande breedte van de ventweg aan de Zutphensestraat;
- c. verbreding van de berm, gelegen naast de ventweg aan de Zutphensestraat naar een minimale breedte van 5 meter met uitzondering van de plaatsen waar afslagstroken en bushaltes nodig zijn;
- d. vervanging van de rotondes bij de Kasteellaan en de Mansardehof door kruisingen;
- e. maximaal 2 x 2 rijstroken, gescheiden door een middenberm (met uitzondering van afslagstroken) voor de Laan van Erica;
- f. maximaal 2 rijstroken (met uitzondering van afslag- en invoegstroken) voor de Laan van Osseveld;
- g. de aanleg van nieuwe afslag- en invoegstroken voor de Laan van Osseveld en de Zutphensestraat (gelegen tussen het kruispunt met de Laan van Erica en de spoorlijn Apeldoorn-Deventer) in verband met de aanpassing van de kruising met de Laan van Erica de Zutphensestraat en de Laan van Osseveld;
- h. aanpassing van het kruispunt Zutphensestraat, Laan van Erica en Laan van Osseveld
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
- a. De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
- b. zorgwoningen en woningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
- c. kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'
- d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. tuin en/of erf;
met de daarbij behorende bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde:
- a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
- b. ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
- c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Leiding - Gas
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding.
16.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 16.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd. Nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, is niet toegestaan.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 16.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Leiding - Riool
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.
17.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 17.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de riooltransportleiding worden gebouwd.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
19.1 Algemene regels
- a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
- b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
- c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
- d. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is ondergronds bouwen in het gehele plangebied, zowel binnen als buiten het bouwvlak, toegestaan voor het tot stand brengen van ruimten die een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
- e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
- f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
- g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
19.2 Afdekking van gebouwen
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
20.1 Gebruik in strijd met de bestemming
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
- a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
- b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
- d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
- e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
- f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
20.2 Strafbepaling
Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.
Artikel 21 Veiligheidszone - Lpg
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
Artikel 22 Wro-zone - Wijzigingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied te wijzigen in de bestemming Detailhandel – Grootschalig voor de realisatie van maximaal 6.500 m² grootschalige detailhandel en maximaal 1000 m² bruto vloeroppervlakte voor kantoren, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.
22.1 Voorwaarden voor wijziging
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden mits:
- er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn;
- er geen verkeerskundige belemmeringen zijn;
- er voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd wordt.
Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar Detailhandel - Grootschalig geldt als aanvullende voorwaarden dat:
- dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de detailhandelsstructuur, door de initiatiefnemer aan te tonen met een Distributie Planologisch onderzoek;
- de grootschalige detailhandel zoals genoemd onder de bestemming 'Gemengd - 1' gerealiseerd is;
- De niet toegestane detailhandel genoemd onder de bestemming 'Gemengd - 1 op deze wijziging van toepassing is.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
23.1 Afwijkingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
- a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
- b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
- c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
- d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
- e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; de afwijkingsbevoegdheid voor de oppervlakte aan grootschalige detailhandel en leisure binnen de bestemming gemengd - 1 mag ten hoogste 3% bedragen;
- f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
23.2 Voorwaarden voor afwijking
Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:
- a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
- b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.
23.3 Aangrenzende percelen
Afwijken als bedoeld in lid 21.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de afwijking kan worden voorkomen.
23.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht
Het in lid 23.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 26 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
- a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
- b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; Deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op de oppervlakte aan grootschalige detailhandel en leisure binnen de bestemming gemengd - 1;
- c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.
24.2 Voorwaarden voor wijziging
- a. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.
- b. Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 24.1 onder c voor een antenne-installatie met een bouwhoogte van meer dan 80 meter boven NAP mag alleen plaatsvinden indien de antenne-installatie niet leidt tot een onaanvaardbare vermindering van de werking van de radar, blijkend uit een advies ter zake van de beheerder van de radar.
Artikel 25 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht Bouwwerken
26.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
26.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
26.3 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 27 Overgangsrecht Gebruik
27.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
27.2 Ander strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
27.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
27.4 Overgangsrecht niet van toepassing
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Voorwaarts.
Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn
d.d. 22 december 2011 nr. 137-2011
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken
van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,
J.M. van der Zwan
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.1.1 Procedure
Op 27 oktober 2005 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan De Voorwaarts vastgesteld. Het bestemmingsplan is op 13 juni 2006 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Bij uitspraak van 3 januari 2007 (200605309/4) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan De Voorwaarts vernietigd en bepaalt dat de Uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van gedeputeerde staten. De overweging die ondermeer aan deze Uitspraak ten grondslag ligt is dat de gemeente gehandeld heeft in strijd met artikel 3:11, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 23, eerste lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud), te weten het niet ter inzage leggen van alle voor de beoordeling van het ontwerpplan benodigde stukken. Tegen deze Uitspraak hebben de gemeente Apeldoorn en Gedeputeerde Staten van Gelderland verzet aangetekend. Op 15 mei 2007 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het verzet ongegrond verklaard.
Naar aanleiding van deze Uitspraak moet het bestemmingsplan opnieuw de wettelijke procedure volgen. Er kan echter om de volgende redenen niet worden volstaan met hetzelfde bestemmingsplan:
- De Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervangen door de Wet ruimtelijke ordening. Consequentie hiervan is een andere inhoud van de regels (voorheen voorschriften) en de plankaart;
- Het transferium is niet meer aan de noordzijde maar ten zuiden van de Zutphensestraat aan de Barnewinkel gepland;
- De meubelboulevard wordt nu in het plangebied opgenomen;
- Wijzigingen in relevante wet- en regelgeving waardoor nieuw onderzoek noodzakelijk is (o.a. Wet Luchtkwaliteit /Wet geluidhinder);
- Het MER 2003 moet worden geactualiseerd;
- Het programma is gewijzigd (woningen en multiplexbioscoop zijn komen te vervallen).
Het bestemmingsplan gaat de wettelijke procedure van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening volgen. Dit betekent dat het goedkeuringsvereiste op het bestemmingsplan is komen te vervallen.
1.1.2 inhoud/werkwijze
De inhoud van dit bestemmingsplan is gebaseerd op het vernietigde bestemmingsplan De Voorwaarts met inachtneming van de wijzigingen zoals dat hiervoor is omschreven.
1.1.3 Aanleiding
Op 12 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn met grote meerderheid besloten het Omnisportcentrum Apeldoorn te realiseren: een multifunctioneel sportcentrum voor top- en breedtesport met commerciële functies.
Als locatie voor deze ontwikkeling werd het gebied De Voorwaarts aangewezen. Sindsdien wordt gewerkt aan de uitwerking van de plannen.
Het Omnisportcentrum omvat een topsportaccommodatie voor baanwielrennen en indooratletiek met ruimte voor maximaal 6.500 toeschouwers en daarnaast een topsporthal met een capaciteit voor maximaal 1.500 toeschouwers. Beide hallen zijn geschikt voor het houden van internationale wedstrijden. De arena voor baanwielrennen en indooratletiek is een unieke topsportvoorziening voor Nederland en de realisatie is mede mogelijk gemaakt met financiële steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de provincie Gelderland.
Het Omnisportcentrum vergroot de aantrekkelijkheid van Apeldoorn als woon-, werk- en voorzieningencentrum en de gemeente versterkt hiermee haar positie als regiocentrum in de Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen. De gemeente komt hiermee ook tegemoet aan de wensen van een aantal lokale verenigingen en landelijke sportorganisaties, waaronder met name de KNAU, KNWU en NOC*NSF, terwijl tegelijk een mooi aanbod aan voorzieningen voor de bewoners van Apeldoorn en de regio ontstaat.
1.1.4 Locatieonderzoek
Het college van B&W van Apeldoorn heeft uit veertien mogelijke locaties in de gemeente, De Voorwaarts als meest geschikte locatie gekozen. Een aantal redenen was doorslaggevend voor de locatiekeuze:
- de bereikbaarheid per fiets is op deze locatie voor de beoogde doelgroep goed. De Voorwaarts grenst aan het stedelijk gebied, wordt er zelfs gedeeltelijk door ingekapseld, waardoor het gebied voor veel inwoners van Apeldoorn nabij is. Voor een gebied dat ook een belangrijke functie voor de recreatieve Apeldoornse sporter moet krijgen, is dit belangrijk;
- De Voorwaarts is ook een aantrekkelijke locatie vanwege de zichtbaarheid vanuit de trein en vanaf de weg;
- de locatie is voldoende groot voor het volumineuze Omnisportcentrum. Door de grote fysieke omvang van het sportcentrum moet er voldoende ruimte om het gebouw zijn, zodat het los komt van zijn omgeving en tot zijn recht kan komen. In De Voorwaarts is dit mogelijk.
1.1.5 Milieueffectrapport
In het Masterplan De Voorwaarts (2001) zijn de ambities neergelegd voor de ontwikkeling van de locatie De Voorwaarts. Gezien de verwachte bezoekersaantallen dient op grond van Europese Richtlijnen en de Wet Milieubeheer, de procedure voor een milieueffectrapportage (m.e.r.) te worden doorlopen. Deze procedure is gestart in 2001. Het milieueffectrapport is in 2003 aanvaard door de gemeenteraad en vrijgegeven voor inspraak. De Commissie voor de m.e.r. heeft geoordeeld dat de essentiële informatie in het MER aanwezig is en heeft daarmee een positief oordeel afgegeven.
Voor dit bestemmingsplan is een aanvulling op het MER 2003 gemaakt. De voorgenomen inrichting van het plangebied is immers gebaseerd op het "alternatief basismodel" uit het MER 2003 (zie hoofdstuk 4). Voor de aanvulling MER 2009 is een verkorte procedure gehanteerd. Dat betekent dat de fase van de startnotitie en richtlijnen zijn overgeslagen. De richtlijnen uit 2002 zijn hierbij kaderstellend geweest.
De Aanvulling MER (hierna MER 2009) is op 9 juli 2009 door de gemeenteraad aanvaard. Deze aanvaarding houdt in dat de gemeenteraad de kwaliteit van het MER 2009 (in samenhang met het MER 2003) voldoende vindt om mede op basis hiervan een besluit over het bestemmingsplan De Voorwaarts te kunnen nemen.
Het MER 2009 is gelijktijdig met het voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd en is apart getoetst door de Commissie voor de m.e.r. Het MER voor dit plan bestaat nu uit twee delen. Basis is het MER 2003 en het MER 2009 bevat een actualisatie. Wanneer gesproken wordt van MER worden beide rapporten bedoeld.
1.1.6 Externe ontsluiting voor het autoverkeer
De plannen leiden tot een toename van vooral het autoverkeer, niet alleen binnen het plangebied, maar vooral ook daarbuiten. Deze toename van het verkeer kan niet met de bestaande infrastructuur verwerkt worden. In het MER 2003 zijn verschillende mogelijkheden om de capaciteit te vergroten, in vier varianten uitgewerkt. Deze varianten zijn in het MER 2003 beoordeeld op milieuaspecten (geluidsbelasting, luchtverontreiniging), ruimtelijke aspecten (inpassing in de groene wig, barrièrewerking en ruimtebeslag) en verkeersaspecten (nut/noodzaak extra capaciteit). Mede op basis hiervan heeft de gemeenteraad op 26 juni 2003 besloten om in te stemmen met een verdubbeling van de Zutphensestraat en een deel van de Laan van Erica.
In het MER 2009 is de toekomstige verkeersdruk op de Zutphensestraat opnieuw onderzocht. Hieruit blijkt ook dat verdubbeling van de Zutphensestraat en de uitbreiding van de kruispunten noodzakelijk zijn om het verkeer goed af te kunnen wikkelen.
Deze uitbreiding van de infrastructuur en het nieuwe transferium aan de Zutphensestraat maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het plangebied ligt centraal in het stedelijke gebied van Apeldoorn ten oosten van het centrum.
Het bestaat uit het gebied De Voorwaarts, de meubelboulevard en de volgende weggedeelten: het deel van de Zutphensestraat tussen de spoorlijn Apeldoorn – Deventer en de oprit van de A-50, het deel van de Laan van Erica tussen de spoorlijn Apeldoorn – Zutphen, het kruispunt met de Zutphensestraat, de Laan van Osseveld tot aan de spoorlijn Apeldoorn – Deventer. Ook een deel van het gebied De Barnewinkel, gelegen nabij de A-50, waar het transferium (met carpoolstrook) is gepland, behoort tot het plangebied.
Figuur 1.1. Het plangebied
Het gebied De Voorwaarts heeft een oppervlakte van ongeveer 37 hectare en ligt ingeklemd tussen de spoorlijnen naar Deventer en Zutphen, de Zutphensestraat en de Laan van Erica (onderdeel van de stadsring). Ten zuiden van De Voorwaarts ligt de woonwijk De Maten, ten noorden grenzen de wijken Welgelegen en Woudhuis aan het plangebied. Oostelijk van De Voorwaarts ligt de zorginstelling Groot Schuylenburg en komt in de toekomst de wijk Groot Zonnehoeve. Rond de kruising Laan van Erica – Zutphensestraat liggen een tankstation, een meubelboulevard, kantoren en woningen.
Figuur 1.2. Het Omnisportcentrum en Intratuin (linksboven) zijn reeds gerealiseerd
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Voor de gronden die binnen het plangebied zijn gelegen, vigeren momenteel de volgende plannen:
- Uitbreidingsplan in hoofdzaak vastgesteld 14-12-1961, goedgekeurd 4-7-1962;
- Sportpark De Voorwaarts, vastgesteld 11-5-1978, goedgekeurd 24-10-1978;
- De Voorwaarts fietsverbindingen, vastgesteld 17-1-1985, goedgekeurd 15-7-1985;
- De Voorwaarts verkooppunt motorbrandstoffen, vastgesteld 16-7-1989, goedgekeurd 15-1-1990;
- Tuincentrum Kleinzorg, vastgesteld 20-2-1992, goedgekeurd 9-6-1992;
- Bestemmingsplan Woudhuis vastgesteld 25-6-1992, goedgekeurd 28-6-1993;
Driehoek Osseveld-West, vastgesteld 1-10-1992, goedgekeurd 20 april 1993.
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
Allereerst wordt het van toepassing zijnde beleidskader uiteengezet. Daarna wordt de bestaande situatie van het plangebied toegelicht en wordt ingegaan op de planopzet. Vervolgens wordt onder het hoofdstuk uitvoerbaarheid ingegaan op de realiseerbaarheid van de plannen.
2 Beleidskader
2.1 Nota Ruimte
De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.
In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Daarbij dient in eerste instantie de ruimtelijke kwaliteit van het bestaande stedelijke gebied te worden verbeterd. Binnen de steden zal aandacht worden besteed aan meer centrumstedelijk wonen en minder aan eenzijdige woonmilieus. Er wordt daarnaast met name gewezen op het herstel van de balans tussen 'rood en groen/blauw' oftewel bebouwing en recreatieve ruimte in en om de stad. Voor stedelingen moeten voldoende dagrecreatieve mogelijkheden in de directe omgeving zijn, in stadsparken en op het water.
2.2 Streekplan Gelderland 2005
Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.
Generiek beleid
Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:
- handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
- behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
- optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.
In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:
een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
- het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
- door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
- intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.
Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.
De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.
Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.
Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft maakt onderdeel uit van het rode raamwerk. De ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt, te weten een internationaal sportcentrum, en grootschalige detailhandel, sluiten aan bij de doelstellingen die in het streekplan zijn vastgelegd.
Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek
Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.
Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.
De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.
Het provinciale locatiebeleid voor de detailhandel is opgenomen in paragraaf 2.2. van de structuurvisie. Het beleid is er op gericht grootschalige winkelvoorzieningen te accommoderen op binnenstedelijke en randstedelijke (perifere) locaties. Voor grootschalige detailhandel op perifere locaties gelden aanvullende beleidseisen.
Een (nieuw) cluster voor grootschalige detailhandelvoorzieningen kan alleen worden geconcentreerd in stedelijke netwerken nabij centra en knooppunten met een bovenregionale functie. Een dergelijke functie dient qua functie complementair te zijn aan de bestaande winkelgebieden. Daarnaast mag de ontwikkeling van de grootschalige detailhandel geen duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelstructuur tot gevolg hebben. In de structuurvisie is bepaald dat per stedelijk netwerk binnen het bundelingsgebied de mogelijkheid wordt geboden een dergelijk cluster van grootschalige detaillhandel te vestigen. De betreffende regio's kunnen deze aanwijzen in overleg met de afzonderlijke gemeenten.
Het bestemmingsplan De Voorwaarts past binnen de genoemde eisen voor clusters van grootschalige detailhandelvoorzieningen. De locatie is gelegen binnen het stedelijk netwerk “Stedendriehoek” en nabij een knooppunt met een bovenregionale functie zoals vastgelegd op de “Beleidskaart ruimtelijke structuur”.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
Op 15 december 2010 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld door Provinciale Staten. De Verordening vormt een beleidsneutrale vertaling van reeds vastgesteld ruimtelijk beleid door de provincie. Dit betekent dat de Verordening geen beleidswijzigingen bevat.
In de Ruimtelijke Verordening is echter niet voorzien in een definitiebepaling van het begrip “binnenstedelijk”. Daardoor is niet vast te stellen of het plangebied binnen het begrip binnenstedelijk kan worden geschaad. Voor zover het plangebied aan te merken is als perifere locatie zoals bedoeld in de Ruimtelijke Verordening, wordt geconstateerd dat het bestemmingsplan niet voorziet in vestiging van zogenaamde volumineuze goederen als bedoeld in artikel 5, lid 2 van de Ruimtelijke Verordening. Wanneer het plangebied niet is aan te merken als binnenstedelijk gelegen, is het bestemmingsplan dan ook in strijd met artikel 5 van de Verordening.
Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben, gelet op het ongewijzigde beleid voor grootschalige detailhandel en de onduidelijkheid in de Ruimtelijke Verordening besloten om artikel 5 van de Verordening buiten toepassing te laten.
2.3 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
In mei 2007 hebben de gemeenteraden van Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 vastgesteld.
In deze visie legt de stedendriehoek de ambities vast voor het zogenaamde bundelingsgebied. Deze structuurvisie laat zien hoe de gemeenten samen streven naar een hoogwaardige ruimtelijke ontwikkeling van de Stedendriehoek als geheel.
De Regionale Structuurvisie heeft de formele status van een intergemeentelijk Structuurplan. Dat wil zeggen dat deze structuurvisie een richtinggevend kader voor beleid en uitvoering waarin samenhang, integraal en ontwikkelen sleutelwoorden zijn.
Deze visie is dan ook een belangrijk instrument voor de uitvoering van de beleidsvoornemens.
Voorzover van belang voor dit bestemmingsplan kiest de Stedendriehoek voor:
- de ontwikkeling van een overdekte wieler- en atletiekbaan Omnisportcentrum met een topsporthal (vanaf 2007) met GDV-voorzieningen;
- GDV, PDV en grootschalige sport en leisurefuncties bij voorkeur situeren op of nabij centrumknooppunten of stadsranden met een goede ontsluiting met zowel openbaar vervoer als auto.
2.4 Structuurplan Stedelijk Gebied
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.
In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.
In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.
Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.
Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.
In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.
figuur 2.1. Structuurplankaart
In het structuurplan is per stadsdeel gekeken naar de mogelijkheden tot verdunning en/of verdichting.
2.5 Strategische Economische Beleidsvisie Apeldoorn 2000-2020
In dit document staan de belangrijkste uitgangspunten en ambities voor het economische beleid van Apeldoorn tot 2020. Voor verschillende economische sectoren zijn gedetailleerde uitvoeringsplannen gemaakt. Als ambitie kiest Apeldoorn voor verdere economische ontwikkeling. Speerpunten zijn:
- een evenwichtige economische basis behouden;
- de productiestructuur verbreden (clusterspecialisatie);
- de kwaliteit van toerisme en recreatie verbeteren;
- de binnenstad en vier wijkcentra versterken;
- de plattelandseconomie verstevigen.
De gemeente heeft 18 concrete activiteiten en projecten vastgesteld op verschillende economische terreinen; kantoren en bedrijven, wijkeconomie, zorgsector, detailhandel en horeca, toerisme en recreatie, plattelandsontwikkeling en -economie, arbeidsmarkt en relatiebeheer.
De gemeente streeft naar een economische structuur, waarbij wonen, werken en voorzieningen in evenwicht zijn. Hierbij past een goed aanbod van voorzieningen, zoals sportaccommodaties en detailhandel, ter versterking van het Apeldoornse vestigingsklimaat. Het verbreden van de economische basis is een belangrijk punt in het economische gemeentelijke beleid. Recreatie is hiervoor één van de speerpunten.
2.6 Detailhandelsvisie
In 2003 is de Detailhandelsvisie 'Een boodschap voor iedereen' vastgesteld. Het belangrijkste doel van de detailhandelsvisie is te komen tot een sterke en evenwichtige detailhandelsstructuur, zowel vanuit het oogpunt van de consument (het verzorgingsniveau) als vanuit de optiek van het bedrijfsleven (het economische functioneren). De visie beoogt daarmee het bepalende beleid te zijn voor de uitwerking van (deel)plannen op wijk- en buurtniveau en voor het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen. Verder is de visie het toetsingskader voor, onder meer door de markt, ingediende plannen.
In de nota is een aantal uitgangspunten geformuleerd. Essentie is dat binnen de mogelijkheden die de gemeentelijke overheid daarvoor heeft, wordt gekozen voor het handhaven en versterken van een fijnmazige structuur van de detailhandel op buurtniveau in plaats van deze op te heffen ofwel opschaling. Dit betekent het behoud van winkelcentra op buurtniveau.
Op basis van de kaderstellende uitgangspunten, aandachtspunten en een (indicatieve) berekening van de potentiële marktruimte kan per stadsdeel een dagelijkse voorzieningenstructuur op hoofdlijnen worden opgesteld.
Het Apeldoorns beleid is gebaseerd op de volgende 4 locatie-typen.
Winkelcentra met een buurt/wijkfunctie:
Deze wijkwinkelcentra zijn gericht op de dagelijkse aankopen, vooral food, met daarnaast een basispakket aan niet-dagelijkse winkels zoals bloemen/planten en huishoudelijk.
Ruimtelijk-economisch worden deze centra gekenmerkt door fijnmazigheid, hoogfrequent bezoek,korte verblijfsduur en zijn afhankelijk van zowel lopende en fietsende consumenten als van consumenten die met de auto en het openbaar vervoer komen. Er is sprake van een redelijk frequente distributie (aan- en afvoer). Het betreft veelal kleinschalige artikelen in panden variërend van 50 tot ca 2.500 m².
Het centrum voor recreatief winkelen:
Hier gaat het vooral om de niet-dagelijkse winkels. Het winkelgedrag is gericht op kijken, vergelijken, verblijven, impulsaankopen etc. in combinatie met daghoreca, cultuur en een hoogwaardig verblijfsgebied. Het winkelbezoek is van een redelijke duur, recreatief en /ontspannend en een gemiddelde frequentie. Het betreft de binnenstad van Apeldoorn. Zowel bereikbaar per fiets en OV als per auto. Er is sprake van mengvormen van kleinschalige specialiteiten tot grootschalige warenhuizen. Er is geen grootschalige clustervorming maar juist de synergie tussen specialiteiten en massa. Er wordt gestreefd naar aaneengesloten winkelcircuits met tevens enkele grootschalige trekkers als ankerpunten binnen dit circuit. Het betreffen veel kleinschalige artikelen, waarbij emotie (kijken, proberen, vergelijken) en impuls (verleiding, marketing, sfeer) een grote rol spelen. Ruimtelijke kwaliteit en zaken als sfeer leggen restricties op aan distributie (laden/lossen).
Cluster(s) voor doelgerichte aankopen (PDV-clusters):
Deze clusters zijn gericht op goederen die veelal volumineus zijn: goederen voor “in- en om het huis” zoals meubels, doe-het-zelf, woninginrichting, tuin, fiets. Een stedelijk – of stadsdeelverzorgende functie met een “middle of the road” branchering. Deze branchering is complementair aan binnenstad en wijkwinkelcentra. De consument is bereid er een (korte, 5-10 km) afstand voor af te leggen, veelal met de auto. Lage tot gemiddelde frequentie. Doelgericht, efficiënt, weinig afhankelijk van sfeer.
Cluster voor grootschalige winkels (GDV-cluster) met een regionale verzorgingsfunctie:
Apeldoorn heeft als grotere regiogemeente de ambitie om op winkelgebied iets bijzonders te bieden, met een regionale uitstraling. Het betreffen winkels die door hun schaal/omvang een groot verzorgingsbereik hebben en die vooral doelgericht bezocht worden. Qua branchering sluit het met name aan op “in- en om het huis”, met een regionale aantrekkingskracht en een kwaliteit die gemiddeld tot hoog is (regionale ambitie). Lage frequentie, vooral met de auto. Volumineus karakter van zowel de artikelen als van de winkels. Hoge afhankelijkheid van auto-bereikbaarheid en frequent-volumineus laden-lossen.
Nieuw beleid
In de Koersbepaling Winkelontwikkeling Apeldoorn is besloten om de beleidskaders (verwoord in de detailhandelsvisie “Een boodschap voor iedereen” 2003) op een aantal punten aan te scherpen. Een onderdeel van deze kaders is het perifere detailhandelsbeleid.
De gemeenteraad heeft op 24 april 2008 bij de genoemde koersbepaling het volgende besloten:
“heroriëntatie op aantal en omvang PDV-locaties en de gewenste omvang van de GDV-locatie Voorwaarts”. In de detailhandelsvisie wordt gesproken over 4 locaties voor Perifere Detailhandel (PDV). Gelet op de hiervoor aangestipte concentratieopgave en de behoefte aan krachtige en stevige clusters, kan dit aantal wijzigen. Concrete ruimtelijke en markttechnische mogelijkheden moeten de komende periode uitwijzen of en in welke mate dit noodzakelijk is. Tevens moet, binnen deze concentratieopgave, de gewenste omvang van het GDV-cluster De Voorwaarts nader bepaald worden (nu: 12.000 m² b.v.o.).”
Aansluitend op deze koersbepaling is in februari 2010 de notitie "Perifere en grootschalige detailhandel gemeente Apeldoorn Herijking van beleid" vastgesteld.
Deze nota wordt gezien als een kader voor ontwikkelingen op het gebied van perifere en grootschalige detailhandel. Als ambitie wordt uitgesproken dat Apeldoorn als grotere regiogemeente een perifeer winkelgebied wil ontwikkelen met een regionale uitstraling. Het gaat dan om winkels die vooral door hun schaal/omvang een groot verzorgingsbereik hebben en die veelal doelgericht bezocht worden (GDV).
Randvoorwaarden voor een succesvol regionaal grootschalig cluster zijn:
- Complementair aan binnenstad en wijkwinkelcentra (beperking branchering);
- Strategische ligging in verzorgingsgebied (Apeldoorn+ regio);
- Herkenbaarheid;
- Kritische massa (omvang, minimaal ca. 20.000 m² wvo);
- Onderscheidende kwaliteit (regionaal);
- Goede bereikbaarheid (auto, fiets en openbaar vervoer).
Het winkelprogramma in het bestemmingsplan De Voorwaarts dat eerder in procedure is geweest, omvat tot dan 12.000 m² b.v.o. grootschalige detailhandel.
Hoewel op zichzelf levensvatbaar, is dit te gering om de ambitie om een echt regionaal GDV-cluster te zijn, waar te maken. Vandaar dat het ambitieniveau van de gemeente is bijgesteld en besloten is om in te zetten op een stevige cluster van grootschalige winkels met een minimale oppervlakte van 20.000 m² winkelvloeroppervlakte.
Om het grootschalige karakter binnen dit cluster te waarborgen moet een minimale oppervlakte-eis van 1.500 m² b.v.o. aangehouden worden. Tevens moeten restricties ingebouwd worden om dagelijkse winkels en meer recreatieve winkels tegen te gaan (complementariteit) en in te zetten op volumineuze artikelen (o.a. meubels, fietsen, sport/kamperen, bruin- en witgoed. Artikelen die over het algemeen doelgericht en gebruikmakend van de auto worden gekocht. Daarnaast is het wenselijk dat er synergie komt tussen het grootschalige cluster en de bestaande gespecialiseerde meubelboulevard (combinatiegedrag).
De volgende ruimtelijke relevante factoren voor het onderscheid tussen de clusters grootschalige winkels en de winkelcentra met een buurt/wijkfunctie en de centrumwinkels zijn aan de orde:
De aard van de artikelen is veelal volumineus, wat zowel afhankelijkheid van autobereikbaarheid tot gevolg heeft als volumineus laden-lossen (grote vrachtwagen-combinaties). Ook dit maakt vestiging in de fijnmazige binnenstad lastig.
- De regionale aantrekkingskracht rust zowel op individuele (unieke) grootschalige formules als op de synergie tussen deze grootschalige aanbieders: deze clustervorming is in deze omvang niet te realiseren in de fijnmazige binnenstad en noopt tot meer perifere ligging.
- De Voorwaarts wordt ingevuld met een type winkelformule dat de voortdurende neiging heeft tot opschaling: wanneer hier duurzaam en toekomstbestendig mee moet worden omgegaan, betekent dit dat er strategische expansieruimte aanwezig moet zijn. Ook dit is lastig te realiseren in de fijnmazige binnensteden en legitimeert vestiging op De Voorwaarts.
- De Voorwaarts wordt een locatie die efficiënt wordt ingericht voor doelgerichte aankopen: veel ruimte voor parkeren, laden-lossen, minder aandacht voor zaken als sfeer, verblijfskwaliteit openbare ruimte, etc. Daarmee een duidelijk ruimtelijk onderscheid t.o.v. de binnenstad waar juist zaken als sfeer, inrichting, verblijfskwaliteit belangrijke factoren zijn, soms deels ten koste gaan van parkeergemak (langere loopafstanden en hoger tarieven) en laad-losmogelijkheden (venstertijden). Deze verschillen in ruimtelijke investeringen maken ook een verschil in branchering logisch: winkels die het meer moeten hebben van emotie/sfeer en verblijfskwaliteit (zoals mode, luxe-artikelen, warenhuis) vinden een plek in de binnenstad, terwijl doelgericht winkelen in vooral volumineuze artikelen op de meer “grootschalige” locatie zijn plek vindt.
- De ruimtelijke relevantie om detailhandel in dagelijkse of semi-dagelijkse artikelen uit te sluiten op De Voorwaarts heeft haar grondslag in de ontwrichtende werking die dat kan hebben: indien dit wordt toegestaan op deze volumineuze locatie, kan er een dermate groot cluster van bijv. supermarkt/versspecialisten/huishoudelijke artikelen ontstaan, waardoor een deel van de wijk- en buurtwinkelcentra kunnen “omvallen”, hetgeen de keuzevrijheid van de consument aantast. Deze wijk- en buurtcentra zijn immers de belangrijkste voorkeur voor de consumenten in de wijken, en hebben een omvang die ver beneden de omvang van het grootschalige cluster liggen. Tevens zijn deze wijkwinkelcentra belangrijke centra voor ontmoeting en sociale activiteiten. Afbrokkeling van die structuur betekent derhalve ook afbrokkeling van de leefbaarheid.
Naar de haalbaarheid en wenselijkheid van de plannen heeft BRO onderzoek verricht.
Dit onderzoek van BRO is een verdieping op het onderzoek naar de mogelijkheden voor perifere en grootschalige detailhandel uit 2008. Dit laatste rapport uit 2008 is als Bijlagetoelichting 1 bij de toelichting gevoegd.
In het onderzoek uit oktober 2010, dat als Bijlage toelichting 2 bij de toelichting is opgenomen, wordt op basis van landelijke voorbeelden ingegaan op de functionele invullingmogelijkheden en de mogelijke effecten op de Apeldoornse detailhandelsstructuur. Daarbij is tevens de marktruimte betrokken.
In het rapport wordt geconstateerd dat uit de landelijke ontwikkelingen van de megastores blijkt dat de belangrijkste (ruimtelijke) succesfactoren zijn een goede bereikbaarheid (met de auto), voldoende parkeerplaatsen maar vooral ook de omvang van de cluster. Ook de keuzemogelijkheden voor de consument dragen bij aan een goed functioneren.
Deze belangrijke ruimtelijke randvoorwaarden en de voorgestelde omvang kunnen vooral in de periferie worden geboden.
Perifere winkels worden voornamelijk doelgericht bezocht waarbij de bereikbaarheid een kernbegrip is en waar gemak en efficiëntie voorop staan. Dit in tegenstelling tot het recreatief winkelen waarbij aspecten als verblijven, beleven kijken en vergelijken heel belangrijk zijn.
Kortom er zijn verschillen in koopgedrag tussen beide vormen van winkelen.
Het is dan ook van belang dat vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dit onderscheid moet worden gemaakt.
Zoals aangegeven gaat het doelgericht aankopen gepaard met goede bereikbaarheid/parkeren en dat er planologische ruimte is voor een groot megacluster.
Beleidsmatig bezien is het van belang dat het recreatieve winkelen vanuit een/ het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit in het winkelcentrum van Apeldoorn geconcentreerd blijft en wordt versterkt. Daarom is het onderscheid recreatief en doelgericht winkelen ruimtelijk relevant en worden in het bestemmingsplan een aantal branches uitgesloten. Niet vanwege het reguleren van de concurrentieverhoudingen maar om te voorkomen dat zich winkels kunnen gaan vestigen die beleidsmatig gezien in het centrum thuishoren.
In de rapportage van BRO van oktober 2010 wordt ondermeer het volgende geconcludeerd:
- De realisatie van een winkelcluster van een dergelijke omvang is distributie-planologisch verantwoord;
- De ontwikkeling past binnen het landelijke beeld ten aanzien van PDV/GDV-clusters en -ontwikkelingen en binnen het gemeentelijk beleid;
- Er is distributieve ruimte in meerdere onderzochte branches;
- De realisatie van een cluster van voldoende omvang kan bovendien een stimulans betekenen voor verplaatsingen;
- In enkele branches waar theoretisch geen of weinig marktruimte te bereken is, is er wel sprake van een mogelijke kwalitatieve versterking in de vorm van ontbrekende bijzondere formules, specialisaties of marktsegmenten;
- Zo er al bestaand winkelaanbod verdwijnt als gevolg van de realisatie van De Voorwaarts, dan zijn de effecten op de Apeldoornse winkelstructuur als geheel zeer beperkt. Van duurzame ontwrichting zal geen sprake zijn, vooropgesteld dat het programma geen branches omvat die essentieel zijn voor het functioneren van de overige reguliere winkelcentra (zoals dagelijkse artikelen).
Het onderzoekbureau stelt vast dat fase 1 goed te onderbouwen is en dat een eventuele latere uitbreiding gekoppeld moet worden aan een nadere onderbouwing. Gelet op deze aanbeveling is fase 2 niet bij recht in het bestemmingsplan geregeld maar via een wijzigingsbevoegdheid.
2.7 Notitie Tuincentra
Het doel van deze notitie (februari 2005 vastgesteld) is onder andere om te komen tot een algemeen bruikbare definitie en assortimentomschrijving van een tuincentrum en te komen tot een goede regeling in bestemmingsplannen van tuincentra.
In de notitie wordt ingegaan op de begripsbepalingen voor het basisassortiment en het aanvullend assortiment die in het bestemmingsplan dienen te worden opgenomen. Daarnaast zijn standaard voorschriften opgenomen voor een bestemming 'Tuincentrum'. Deze regeling voor tuincentra is bij het opstellen van dit bestemmingsplan in acht genomen.
2.8 De Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
figuur 2.2 kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Van belang bij de inrichting voor De Voorwaarts is dat belangrijke groene elementen en structuren behouden blijven en in de nieuwe inrichting worden versterkt.
2.9 Programma Complete Wijken
Apeldoorn streeft naar complete wijken. Het programma Complete Wijken, dat in maart 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld, is de tegenhanger van –of beter complementair aan- de ambities van de stad om zijn regionale positie waar te maken en stedelijke projecten als Orpheus, Omnisportcentrum en de stationsomgeving te realiseren. De basisgedachte is dat de stedelijke ambities hand in hand moeten gaan met een kwalitatief goede leefomgeving in de wijken en dorpen. Het is een programma waarin de menselijke maat centraal staat, en nabijheid: van winkels, speelplaatsen, huisartsen, etc.
In de moderne vormgeving van de Complete Wijk neemt slim combineren een belangrijke plaats in. Het 'stenen stapelen' en het sociale wijkproces gaan hand in hand. Vaak gaat het om het bundelen van woonvormen, functies en voorzieningen teneinde voldoende draagvlak te verkrijgen. Ook wordt de fysieke vernieuwing en clustering van voorzieningen benut als katalysator voor de vernieuwing van het aanbod van zorg en dienstverlening door de instellingen. Gericht op uiteenlopende doelgroepen.
De bouwstenen van het programma Complete Wijken zijn: gevarieerd wonen, vermaatschappelijking van de zorg - woonzorgcirkels, netwerk van voorzieningen, ontmoeten en ontspannen en integraal wijkbeheer.
In dit bestemmingsplan worden de functies sport, recreatie en voorzieningen nagestreefd waarbij het accent ligt op sport, recreatie en de daaraan gerelateerde evenementen.
2.10 Verkeersbeleid
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2010 – 2020 (vastgesteld juli 2009). Hierin heeft de gemeente een aantal doelen vastgesteld. De gemeente wil de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid behouden en liefst nog vergroten. Enerzijds zijn dit doelen die zijn uitgedrukt in cijfers, anderzijds zijn dit doelen in de vorm van ervaringen van bewoners en gebruikers. De gemeente faciliteert alle vervoerswijzen en probeert de kennis van de reiziger over de verschillende mogelijkheden te vergroten. Het doel voor verkeersveiligheid is een reductie van 35% van het aantal ongevallen in 2020 ten opzichte van 2002.
Om dit doel te bereiken wordt ingezet op het veiliger en herkenbaarder maken van de infrastructuur en gedragsbeïnvloeding van de verkeersdeelnemers. Het autoverkeer wordt gebundeld op hoofdwegen. De hoofdwegen verbinden stadsdelen met elkaar, met de snelwegen en met de rest van de wereld. Woongebieden worden ingericht als verblijfsgebieden, met een maximum snelheid van 30 km per uur. Daar moet de overlast van autoverkeer zo veel mogelijk worden beperkt. De gemeente streeft goede voetgangersvoorzieningen na. Bij het station en in de binnenstad worden speciale veilige voorzieningen voor voetgangers aangeboden. Op andere plaatsen wordt een basisniveau aan voorzieningen aangeboden.
De gemeente blijft inzetten op goede fietsenstallingen en fietsdoorstroomassen: snelle aantrekkelijke fietsroutes, waar je als fietser snel, comfortabel en veilig kunt fietsen. Alle inwoners van Apeldoorn moeten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. De bus speelt hierin een belangrijke rol. De bussen sluiten aan op de treinen van de Nederlandse Spoorwegen. De taxibus wordt ingezet als aanvulling op de behoeften van de gebruiker.
Er worden drie categorieën hoofdwegen onderscheiden: de Ring; de radialen en de centrumring; de overige hoofdwegen. De Ring is de belangrijkste verdeler van het verkeer in de stad. Het autoverkeer krijgt hier de hoogste prioriteit. De radialen en de centrumring hebben als doel het bieden van een snelle route naar en om het centrum heen, met name om de parkeergarages snel te kunnen bereiken en verlaten. Naast de hoofdwegen zijn er de verblijfsgebieden. In verblijfsgebieden wordt voornamelijk gewoond. Gemengde functies hebben hier een plek: verkeer, spelende kinderen, fietser en voetgangers.
In het buitengebied wordt het verkeer ook gebundeld op een aantal hoofdwegen waar een maximum snelheid geldt van 80 km per uur. De verblijfsgebieden in het buitengebied worden autoluw ingericht met een maximumsnelheid van 60 km per uur. De parkeernormen zijn vastgesteld in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
2.11 Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn
In juli 2008 is de beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn vastgesteld. De gemeente Apeldoorn wil haar burgers en bedrijven een veilige leef- en werkomgeving bieden In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om invulling te geven aan die verantwoordelijkheid heeft de gemeente externe veiligheidsbeleid geformuleerd. Het doel hiervan is om duidelijk te maken welke externe veiligheidsrisico's in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze toekomstige risico's om dient te worden gegaan. Dit betekent dat onder meer invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het groepsrisico en het plaatsgebonden risico te overwegen bij het nemen van besluiten.
De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVIS) een aantal risico bronnen. Enkele risicoveroorzakende inrichtingen bevinden zich op de bedrijventerreinen van de gemeente Apeldoorn, maar het merendeel bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente en is derhalve niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. In Apeldoorn is geen spoorwegemplacement. Het Station Apeldoorn is een doorgaand spoor, er wordt niet gerangeerd met goederen.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de gemeente vindt plaats over de weg, het spoor en ondergrondse buisleidingen. Ten aanzien van het transport over de weg en door buisleidingen bestaan geen risicovolle aandachts- of knelpunten. Routering van gevaarlijke stoffen is in Apeldoorn niet nodig. De situatie rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor kan verder in beeld worden gebracht na de discussie in de gemeenteraad.
Op basis van de beleidsvisie kan worden bepaald wat de ambities van de gemeente op het gebied van externe veiligheid zijn. Hierbij zal ook worden bezien in hoeverre maatregelen op het gebied van ruimtelijke ordening (vastleggen externe veiligheid in bestemmingsplannen) noodzakelijk zijn.
2.12 Waterbeleid
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze richtlijn heeft tot doel oppervlaktewater en grondwater kwalitatief en kwantitatief te beschermen en verbeteren. De richtlijn volgt de stroomgebiedsbenadering.
De hoofddoelen van de Kaderrichtlijn zijn:
- het bereiken van een goede chemische en ecologische kwaliteit van grond- en oppervlaktewater;
- het realiseren van een forse vermindering van lozingen en emissies naar het oppervlaktewater van stoffen die het milieu schaden;
- het bewerkstelligen van een aanzienlijke vermindering van huidige en toekomstige verontreiniging van grondwater.
De lidstaten van de Europese Unie hebben de wettelijke plicht om de kaderrichtlijn in hun wetgeving vast te leggen en te laten doorwerken in hun plannen. De doelen chemisch en ecologisch moeten in 2015 voor alle waterlichamen gehaald zijn. In 2009 moeten de te bereiken resultaten vastgelegd zijn in een Stroomgebiedbeheersplan.
Naar aanleiding van de extreem hoge waterstanden op de grote rivieren in 1993 en 1995 en de wateroverlast door extreme neerslag in 1998, is in 1999 de Commissie Waterbeheer 21eEeuw ingesteld. Het advies van deze Commissie is overgenomen in het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water', dat drie belangrijke onderdelen heeft:
- 1. Waterbeleid moet worden gebaseerd op de stroomgebiedbenadering.
- 2. De watertoets en de waterparagraaf zijn verplichte onderdelen van ruimtelijke planprocedureregels en ruimtelijke plannen.
- 3. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is leidraad bij de keuze van maatregelen, waarbij:
a. gebiedseigen (neerslag)water zo lang mogelijk vast wordt gehouden;
b. neerslagwater zo veel mogelijk in het eigen gebied wordt geborgen;
c. alleen overtollig water (zo traag mogelijk) afgevoerd wordt.
Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt is medio 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uitvoering van het akkoord moet er toe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is.
Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005 - 2009 (2004). Uitgangspunt van dit plan is om in 2030 is het waterbeheer volledig op orde te hebben. Het Waterhuishoudingsplan dient om te voorzien in water dat geschikt is voor de verschillende functies. Het beleid gericht op specifieke functies zorgt ervoor dat de bijzondere vereisten van het watersysteem ter plaatse afgestemd worden op die functie. Een van de onderscheiden functies is het stedelijk gebied. Deze functie heeft betrekking op alle bebouwde kommen in Gelderland, waar de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht moeten zijn op:
- het voorkomen of beperken van wateroverlast;
- de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
- het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor het herstel van verdroogde natuur;
- het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering;
- het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
- het beperken van de invloed van bronbemaling.
Voor wateroverlast door neerslag in gebieden met de functie stedelijk gebied geldt een norm van eens in de 100 jaar. Nieuw stedelijk gebied kan alleen ontwikkeld worden als grondwateroverlast wordt voorkomen zonder daarmee waterhuishoudkundige problemen in het stroomgebied te veroorzaken. Watertekort in stedelijke gebieden wordt zoveel mogelijk ondervangen door maatregels die erop gericht zijn gebiedseigen water vast te houden. De waterketen in stedelijk gebied is zodanig ingericht dat deze geen negatieve invloed heeft op het grond- en oppervlaktewater. Stedelijke ontwikkeling, herinrichting en herstructurering dient waterneutraal te zijn en wordt benut om het watersysteem waar nodig op orde te brengen en te verduurzamen.
Een van de sleutelprojecten die de provincie in het Waterhuishoudingsplan heeft geformuleerd is het realiseren van beekherstel in en rond de stad Apeldoorn.
In 2005 is 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015, vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets.
De hoofdlijnen van het waterplan zijn:
- afkoppelen en bergen
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen. - herstel van beken en sprengen
Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding. - saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater
Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk uitgenut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding. Hiertoe wordt een grondwaterbank in het leven geroepen.
In het waterplan zijn de hoofdlijnen per deelgebied uitgewerkt in uitgangspunten voor de waterparagraaf.
2.13 Duurzaamheidsbeleid
De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn o.a. vastgelegd in de nota 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier'. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.
Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energie-infrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.
De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.
In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening.
2.14 I-cultuur
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.
Archeologische beleidskaart
De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:
- Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
- Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.
Cultuurhistorische beleidskaart
Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
- Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
- Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
2.15 Welstandsbeleid
Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.
Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.
In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.
In de welstandsnota is het plangebied als zwaar aangemerkt. Gelijktijdig met de bestemmingsplan zal een beeldkwaliteitsplan door de gemeenteraad worden vastgesteld. Dit plan zal als welstandsbeleid worden vastgesteld waardoor het als toetsingskader wordt gebruikt voor de commissie ruimtelijke kwaliteit bij het beoordelen van de bouw- en inrichtingsplannen.
Voor het Stadslandgoed Barnewinkel heeft de gemeenteraad op 30 juni 2011 gebiedsgericht welstandsbeleid vastgesteld. Het transferium en de carpoolplaats maken hiervan onderdeel uit.
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
Plangebied De Voorwaarts
In het gebied De Voorwaarts domineerde voorheen de agrarische functie. De boerderijen in het gebied waren gelegen langs de wegen De Voorwaarts, de Meerzorg en de Kleinzorg, die samen een driehoek vormen. Andere, meer stedelijke functies in het plangebied liggen aan de Zutphensestraat (Intratuin) of Laan van Erica (Americahal). Vooral de Americahal drukt, door haar omvang en functie, een duidelijke stempel op het gebied.
Het gebied De Voorwaarts is een kleinschalig en open gebied en ademde een landelijke sfeer uit. Houtwallen en laanbeplanting, boerderijen en voormalige landarbeiderswoningen met hun erfbeplanting, bepaalden er het beeld. Het open karakter is te danken aan de aanwezigheid van agrarische percelen en voetbalvelden. Intratuin en Americahal zijn elementen van grotere schaal met een meer stedelijke uitstraling. Binnen het gebied liggen een aantal woningen. Een aantal van de woningen zal als gevolg van de ontwikkelingen verdwijnen, voor de woningen in het meest oostelijke deel in de zone tussen De Voorwaarts en de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen geldt dat deze gehandhaafd kunnen worden.
In het geldende bestemmingsplan is een groot gedeelte van het gebied bestemd tot 'gronden voor stelselmatige stadsuitbreiding'.
Transferium/carpoolplaats
De locatie Barnewinkel ligt in het oosten van de stadskern Apeldoorn. Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Zutphensestraat, aan de oostzijde door de oprit naar de A-50 en aan de westzijde door de bestaande straat Barnewinkel. Het gebied is in gebruik als gras- en maïsland.
Meubelboulevard
De meubelboulevard is met de aangrenzende kantoren ook onderdeel van het plangebied. Dit deel van het plangebied is nagenoeg geheel gerealiseerd en wordt in dit bestemmingsplan dan ook conserverend bestemd.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
Apeldoorn is centraal in Nederland gelegen, op de kruising van twee autosnelwegen (A-50 en A-1). Apeldoorn ligt in een groene omgeving aan de rand van Nationaal Park De Hoge Veluwe.
De autosnelwegen garanderen een goede (inter-)nationale bereikbaarheid en de spoorlijn Amersfoort – Apeldoorn – Enschede zorgt voor een directe aansluiting met de Randstad en het oosten van het land.
Samen met Deventer en Zutphen maakt Apeldoorn deel uit van de 'Stedendriehoek'. De stad is, anders dan beide andere steden, geen IJsselstad, maar gelegen op de rand van het Veluwemassief. De stad ligt op een 'hellend vlak' tussen de hooggelegen Veluwe en de laaggelegen IJsselvallei. Deze tweedeling is kenmerkend voor de landschappelijke opbouw. Aan de westzijde van de stad gaat het bosgebied van de Veluwe geleidelijk over in extensieve, bosrijke woongebieden.
De 'groene wig' waarvan een deel van het plangebied De Voorwaarts onderdeel uitmaakt, neemt hierbij een bijzondere positie in. De wig dringt diep de stad in, tot nabij de binnenstad. Het historisch beeld (Apeldoornse Bosch/Groot Schuylenburg en agrarisch cultuurlandschap) is er nog redelijk intact.
Het plangebied De Voorwaarts is gelegen aan de hoofdwegenstructuur van Apeldoorn. Aan de oostzijde ligt de Laan van Erica, welke onderdeel uitmaakt van de Ring. Aan de noordzijde ligt de Zutphensestraat, één van invalswegen vanaf de snelweg A-50.
De spoorlijn richting Zutphen en de Zutphensestraat zijn beide ruimtelijke structuurelementen van circa 100 jaar geleden en vormen de belangrijkste verbindende 'dragers' binnen de groene wig. Direct ten zuiden van de Zutphensestraat ligt het bospark Groot Schuylenburg. De paviljoens van de zorginrichting zijn gelegen in het bosgebied dat voorheen bekend stond als het Apeldoornsche Bosch. Ten noorden van de Zutphensestraat is de wijk Woudhuis gerealiseerd. Van de oorspronkelijke kenmerken is weinig bewaard gebleven. De bosrijke strip binnen de groene wig wordt begrensd door de weg De Voorwaarts, een oude landweg, de Zutphensestraat en de weg De Barnewinkel. Ten zuiden van De Voorwaarts ligt de woonwijk De Maten.
Een deel van het plangebied is met toepassing van toepassing van artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke ordening reeds ingevuld: de voetbalvelden van WSV zijn verplaatst, het Omnisportcentrum is gebouwd, de uitbreiding van Intratuin is gerealiseerd en de ijs- en skeelerbaan is gerealiseerd.
De meest westelijke punt van De Voorwaarts ligt op slechts anderhalve kilometer van het centrum van Apeldoorn en daarmee op maar heel geringe afstand van stedelijke voorzieningen van regionaal belang.
Wijkvoorzieningen zijn te vinden in De Maten en op de grens van Woudhuis en Osseveld. Voor de nieuwe woonwijk Groot Zonnehoeve is een ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht (mei 2011). De nieuwe wijk is deels bouwrijp gemaakt en er zijn reeds ca. 80 woningen gebouwd.
Verder weg aan de oostzijde grenst de groene wig aan landgoed het Woudhuis en op enige kilometers afstand ligt natuur- en recreatiegebied Bussloo.
3.3 Groenstructuur
landschappelijke structuur
In de Ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 is het hele gebied De Voorwaarts samen met Groot Zonnehoeve aangegeven als groene wig. De groene wig neemt een bijzondere positie in binnen de groenstructuur. Dit groengebied is gelegen op een oost-west georiënteerde dekzandrug en dringt diep de stad in, tot nabij de binnenstad. De bodem bestaat uit grof zand (humus) waarin plaatselijk, op geringe diepte een veen- en/ of leemlaag voorkomt.
De groene wig legt de relatie tussen stad en landschap. De bossen van Groot Schuylenburg, landgoed het Woudhuis, de 'groen-blauwe' knoop (rond het knooppunt Zutphensestraat en A-1) en natuur- en recreatiegebied Bussloo vormen de 'stepping stones' op de overgang tussen stad en de IJsselvallei. Via de Woudhuizermark, die uitkomt in de Groote Wetering, wordt een hydrologische en ecologische relatie met het buitengebied gelegd.
De (lokaal te herstellen) laanbeplanting van de Zutphensestraat en de laanbeplanting van de Laan van Erica doen als onderdeel van de groene wig mee in de groenstructuur van de stad. De bermen van de ring en de spoorlijnen zijn als ecologische verbinding van belang.
De restanten van een oost-west lopende eikensingel zijn waardevol. Deze singel verbindt de stedelijke groengebieden ten westen met de bossen rondom het Woudhuis aan de oostzijde.
De bebouwing aan de oostzijde van Apeldoorn wordt geleed door een serie groengebieden van formaat. De bossen op landgoed het Woudhuis en op Groot Schuylenburg liggen, anders dan de bossen aan de westzijde van de stad, op nattere gronden. Het zijn delen van vroegere, uitgestrekte beuken- en essenbossen die een directe relatie hebben met grondwater. Vooral de vochtminnende bosvegetaties op en rond het Woudhuis zijn van regionale betekenis. Het gaat hierbij om het vochtige eikenbos en in de natste delen, het Elzenbroekbos.
Het bos op Groot Schuylenburg heeft grotendeels een kunstmatig karakter. Gemaaide grasvelden onder een bomendak bepalen in grote delen van het terrein het beeld. De oorspronkelijke bossen op het terrein zijn, vegetatiekundig, redelijk goed ontwikkeld.
De Woudhuizermark vormt een potentieel natte verbindingszone tussen de waterpartijen in de stad (De Maten) en de broekbossen, op het landgoed Woudhuis enerzijds en de Grote Leigraaf en IJsselvallei anderzijds.
3.4 Natuurwaarden
De Zutphensestraat grenst voor een deel aan het bosgebied bij Groot Schuylenburg. Dit laatste bosperceel is ouder dan 100 jaar en omstreeks 1855 bebost. In het begin van de 19e eeuw is in dit bosgebied het “Geneeskundig Instituut voor Geesteszwakken Het Apeldoornsche Bosch” gevestigd. Op de topografische kaart van 1906 is te zien dat delen van dit bos toen zijn omgevormd voor de aanleg van dit instituut, maar dat kleinere stukken, met name langs de Zutphensestraat gespaard zijn gebleven. Hieruit en uit de aanwezigheid van zeer dikke beuken kan worden afgeleid dat dit bos langs de Zutphensestraat ouder dan 100 jaar is.
Tussen de Laan van Erica en het Omnisportcentrum is nog een perceel met boomgroepen aanwezig. Het gaat om een perceel van 2000 m² en dat is een oud bosrestant. Aanvankelijk was voorzien om hier appartementen te realiseren met een maximale hoogte van 50 meter. Door de gewijzigde marktomstandigheden is er voor gekozen om dit overeenkomstig de huidige situatie (en het geldende bestemmingsplan) te bestemmen als bos.
Verder komen in het gebied komen vooral boomgroepen, erfbeplanting en solitaire bomen voor, veelal gekoppeld aan woningen.
De grootschaliger groenelementen bevinden zich nabij en aan de randen van het plangebied, zoals de oude eikensingel langs het spoor aan de zuidwestzijde en de oudere beplanting in de omgeving van de ring.
3.5 Verkeer En Vervoer
Autoverkeer
Het plangebied De Voorwaarts is gelegen aan de hoofdwegenstructuur van Apeldoorn. Aan de oostzijde ligt de Laan van Erica, welke onderdeel uitmaakt van de Ring. Aan de noordzijde ligt de Zutphensestraat, één van invalswegen vanaf de snelweg A-50. Op figuur 3.1 is het plangebied en de hoofdwegenstructuur aangegeven.
Figuur 3.1. Ligging ten opzichte van de Hoofdwegenstructuur
Door de ligging direct aan de Zutphensestraat en de Laan van Erica is het gebied De Voorwaarts goed bereikbaar voor autoverkeer van respectievelijk regionaal en nationaal karakter. De genoemde wegen dienen ook als ontsluiting voor omliggende woonwijken, o.a. Osseveld en Woudhuis.
De wegen binnen het gebied De Voorwaarts hebben alleen een functie voor het bestemmingsverkeer binnen het plangebied.
Langzaam verkeer
De wegen De Voorwaarts en de Groene Voorwaarts maken onderdeel uit van het primaire fietsroutenetwerk. Twee tunnels onder respectievelijk de spoorlijn Apeldoorn-Deventer en de A-50, verbinden het centrum van Apeldoorn met het buitengebied.
Langs de Zutphensestraat en de Laan van Erica liggen fietspaden. Verder bevinden zich binnen het plangebied geen vrijliggende fietspaden. Langs de Zutphensestraat, ter hoogte van de A-50, ontbreken fietsvoorzieningen.
Openbaar vervoer
Op dit moment rijdt er een lijnbus over de Laan van Erica direct langs het plangebied. Deze lijnbus stopt momenteel bij NS station de Maten. Bij de verdere ontwikkeling van de wijk Groot Zonnehoeve zal deze bus door deze wijk naar de Zutphensestraat rijden. Mogelijk zal deze buslijn in de toekomst ook het industriegebied Ecofacterij gaan bedienen.
Aan de spoorlijn Apeldoorn - Zutphen ligt de voorstadshalte De Maten, nabij de spoorwegovergang met de Laan van Erica. Vanaf deze halte worden voetgangers-voorzieningen gerealiseerd naar het gebied De Voorwaarts. Aan de spoorlijn Apeldoorn – Deventer ligt voorstadshalte Apeldoorn-Osseveld, ook vanaf dit station is het gebied bereikbaar.
3.6 Archeologie
De gemeente Apeldoorn beschikt over een gemeentelijke archeologische beleidskaart. Deze archeologische beleidskaart, zoals hierna weergegeven, geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen.
Het plangebied bestaat uit gebieden met een lage, middelhoge en hoge trefkans. Aan deze trefkans is een vorm van vervolgonderzoek gekoppeld, die bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen worden vereist.
Figuur 3.2. Archeologische beleidskaart
Bij een lage trefkans kan worden volstaan met een archeologische quickscan. Afhankelijk van de resultaten kan een vervolgonderzoek worden aanbevolen. Bij een middelhoge trefkans is een bureauonderzoek verplicht dat kan worden gevolgd door een verplicht veldonderzoek. Bij een hoge trefkans is een archeologisch onderzoek verplicht, waarbij wordt gestreefd naar het behoud van archeologische waarden.
3.7 Cultuurhistorie
Vanuit oogpunt van cultuurhistorie zijn met name de lange lijnen die door het plangebied lopen van belang. De belangrijkste cultuurhistorische elementen in het plangebied is de weg De Voorwaarts.
Deze weg is een oude lijn in het landschap en vormt net als de Zutphensestraat een belangrijke functionele en ruimtelijke verbinding tussen de gebieden aan weerszijden van de ring (Laan van Erica). Ter plaatse van de Americahal wordt (als gevolg van de eigendomsituatie aldaar) de route van de weg de Voorwaarts afgebogen.
3.8 Kabels En Leidingen
Door het gebied waar het transferium en de carpoolplaats zijn geprojecteerd, loopt een hogedruk- aardgastransportleiding met een diameter van 12 inch, een werkdruk van 40 bar, een wanddikte van 7,1 mm en een diepteligging van circa 1,5 meter.
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de toekomstige inrichting van het plangebied beschreven. Daarna wordt een vergelijking gemaakt met de inhoud van het opgestelde MER en meer specifiek ingegaan op de relatie van het hier gepresenteerde programma en de in het MER beschreven alternatieven.
4.2 Bebouwing
Met de realisatie van het Omnisportcentrum (2008), Intratuin (2010) en diverse sportvelden met voorzieningen (2004) is in de afgelopen periode reeds een start gemaakt met de invulling van het gebied De Voorwaarts. Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om aansluitend op deze ontwikkelingen nieuwe volumes met ruimte voor grootschalige detailhandel te realiseren: ten westen en zuiden van het Omnisportcentrum. Deze geplande bebouwing zal door haar positionering en gewenste architectonische uitwerking een sterke samenhang krijgen met het Omnisportcentrum.
De toekomstige inrichting van het parkeerterrein aan de voorzijde van het Omnisportcentrum en de geplande winkelontwikkeling versterkt de functionele relatie tussen deze gebouwen. In de architectuur van de gebouwen zullen de eerder gebruikte materialen voor het sportcentrum opnieuw worden ingezet. De bebouwing moet ook een goede uitstraling krijgen naar de reeds gerealiseerde sportvelden en de spoorlijn. De route De Voorwaarts wordt gerespecteerd als doorgaande groene structuurlijn en doorgaande route voor het langzaam verkeer. Deze weg blijft dan ook in tact. De weg wordt aan weerszijden beplant met een bomenrij. Rondom het gebied zullen de bestaande bomen worden ingepast en er worden extra bomen ingeplant om zo een groen kader te vormen voor de totale ontwikkeling (zie figuur 4.1).
Het Omnisportcentrum ligt centraal in het plangebied. De hoogte van het gebouw (32 meter) vloeit voort uit de functionele eisen van het programma voor de atletiek- en wielerhal. In het stedenbouwkundige ontwerp van het gehele gebied (zie figuur 4.6) is de ruimtelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen leidend: de combinatie van sport en commerciële functies, van groen en parkeren en oude en nieuwe functies. Het geheel vormt een belangrijke bijdrage aan de ruimtelijke en functionele betekenis van het gebied De Voorwaarts op het schaalniveau van de stad en de regio. Dergelijke "ankerpunten" aan de hoofdstructuur van Apeldoorn versterken de identiteit en het imago van de stad. Tevens is het een herkenningspunt in de stad en er ontstaat meer ruimtelijke samenhang met andere vergelijkbare bebouwing langs de ring, zoals de kantoren bij winkelcentrum "Het Fort". Voor het gebied De Voorwaarts en de meubelboulevard wordt gezocht naar één beeldmerk. Deze zal gestalte krijgen in een kunstwerk op de hoek Zutphensestraat / Laan van Erica. Dit kunstwerk (maximale hoogte 25 meter) is tevens bedoeld voor promotionele doeleinden. Ter hoogte van de entree tot het gebied De Voorwaarts zal eveneens een kunstwerk (maximaal 25 meter hoog) met ruimte voor promotionele uitingen worden opgericht.
Bij de entree van de stad, ter plaatse van het transferium zal eveneens een kunstwerk met een hoogte van ca. 38 meter worden opgericht.
Figuur 4.1 Luchtfo vanuit het oosten met daarin opgenomen de geplande bebouwing boven de Americahal en centraal het Omnisportcentrum.
4.3 Programma
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de volgende onderdelen en bijbehorende parkeerplaatsen.
Reeds gerealiseerd programma:
- het Omnisportcentrum bestaande uit een arena voor baanwielrennen en indooratletiek en een topsporthal
- een skeeler- en natuurijsbaan;
- uitbreiding van het tuincentrum;
- Sportvelden WSV;
- Americahal (bestaand).
Gepland programma:
- 27.300 m² b.v.o. grootschalige detailhandel;
- 2.200 m² b.v.o. leisure, kantoren, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen;
dit programmaonderdeel kan onder voorwaarden gewijzigd worden in grootschalige detailhandel; - 1.200 m² b.v.o. horeca;
- 7.500 m² b.v.o. wijzigingsbevoegdheid voor grootschalige detailhandel en kantoren, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.
Geplande infrastructuur:
- Reconstructie van de Zutphensestraat, de Laan van Erica (uitbreiding naar 2X2 rijstroken, gescheiden door een middenberm) en de Laan van Osseveld;
- Vergroten van de capaciteit van de kruispunten Zutphensestraat/Laan van Osseveld, Zutphensestraat/Mansardehof (geregeld met verkeerslichten) en Zutphensestraat/Kasteellaan (geregeld met verkeerslichten);
- een transferium/carpoolplaats met een ontsluiting naar de Zutphensestraat, direct ten oosten van de Barnewinkel (geregeld met verkeerslichten).
4.3.1 Omnisportcentrum
Het Omnisportcentrum is een multifunctioneel sportcentrum bestaande uit een volledig overdekte wieler- en atletiekarena en een topsporthal De wieler- en atletiekarena en de topsporthal zijn geschikt voor het houden van nationale en internationale wedstrijden.
De arena en de topsporthal zijn zodanig ontworpen dat het ook mogelijk is om hier andere activiteiten/evenementen te organiseren dan sportevenementen. Het Omnisportcentrum met de topsporthal is inmiddels met toepassing van artikel 19, lid 2 WRO gerealiseerd.
Figuur 4.2. Impressie van het voorterrein nabij het Omnisportcentrum en de geplande winkelontwikkelingen (de reclame uitingen zijn nog onderwerp van studie).
4.3.2 Skeelerbaan annex ijsbaan
De skeelerbaan annex ijsbaan (ovale 400 meter baan), die vooral een functie heeft voor de inwoners van Apeldoorn, is in het westelijk deel van het plangebied gesitueerd, naast de voetbalvelden.
Deze baan is inmiddels aangelegd en in gebruik genomen.
Figuur 4.3 Sfeerbeeld van de ijsbaan met op de achtergrond het Omnisportcentrum
4.3.3 Tuincentrum
Het tuincentrum is inmiddels met 5800 m² uitgebreid op de locatie. Deze uitbreiding is gerealiseerd middels een artikel 19, lid 2 WRO procedure
4.3.4 Sportvelden WSV
De verplaatsing van de voetbalvelden van WSV binnen het plangebied is eveneens met een artikel 19, lid 2 WRO gerealiseerd en deze accommodatie bestaat uit 4 voetbalvelden, de club- en kleedaccommodatie, een sporthal en de daarbij behorende parkeerplaatsen.
4.3.5 Grootschalige detailhandel
De gemeente heeft een marktverkenning laten uitvoeren naar de mogelijkheden en effecten van grootschalige detailhandel (GDV) in een cluster met megastores (Ecorys, 17 oktober 2003. Marktverkenning Omnisportcentrum Apeldoorn). Hieruit blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn om GDV/PDV toe te voegen mits wordt voldaan aan de volgende ruimtelijke en planologische randvoorwaarden:
- goede bereikbaarheid:
- ligging in de nabijheid van een op-/afrit rijksweg;
- de aan-/afvoerwegen moeten 1.000 tot 1.200 auto's per uur kunnen verwerken;
- aanwezigheid van een halte voor openbaar vervoer;
- voldoende parkeergelegenheid (5 p.p. per 100 m² b.v.o.);
- een directe relatie tussen winkels en de aanwezige parkeervoorzieningen;
- de aanwezigheid van horeca.
BRO heeft in 2008 en 2010 de rapportage geactualiseerd (BRO 2008 Perifere en Grootschalige detailhandel in Apeldoorn). De volledige rapportages zijn in de bijlagen opgenomen en verder wordt verwezen naar hoofdstuk 2.6 Detailhandelsvisie.
Figuur 4.4. Impressie van het voorterrein nabij het Omnisportcentrum en de geplande winkelontwikkelingen (reclame uitingen zijn nog onderwerp van studie).
4.3.6 Horeca
Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om maximaal 1200 m² b.v.o. zelfstandige horeca toe te voegen
4.3.7 Leisure, kantoren, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen
Onderdeel van het programma is de mogelijkheid van leisure. Bij leisure gaat het om voorzieningen en activiteiten die ondersteunend zijn aan dan wel een functionele relatie hebben met de binnen de bestemming toegelaten functies gericht op vrijetijdsbesteding.
Samen met kantoren, zakelijke dienstverlening en de maatschappelijke voorzieningen mogen deze onderdelen niet meer bedragen dan 2200 m².
4.3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het perceel naast de Americahal (in totaal 7.500 m²). Deze wijzigingsbevoegdheid bestaat uit maximaal 6.500 m² b.v.o. grootschalige detailhandel en 1.000 m² b.v.o. kantoren en/of zakelijke dienstverlening en/of maatschappelijke voorzieningen.
4.4 Verkeersontsluiting
4.4.1 Externe ontsluiting - Autoverkeer
De ontsluiting van het plangebied voor autoverkeer vindt plaats via de Laan van Erica. De aansluiting op de Laan van Erica wordt geregeld door verkeerslichten. Er wordt in de capaciteitsberekeningen rekening mee gehouden dat er in de avondspits (maatgevende periode) op een koopavond circa 1.000 auto's per uur naar het plangebied komen en circa 1.000 auto's per uur het plangebied verlaten.
Er is een uitvoerige discussie gevoerd over de wijze waarop dit zou moeten gebeuren. In de MER 2003 is een verkeerskundige analyse gemaakt, waarbij verschillende varianten zijn onderzocht en de effecten zijn beschreven. De gemeenteraad heeft mede op grond van de onderzoeksresultaten uit het MER 2003 op 26 juni 2003 besloten tot een verdubbeling van de Zutphensestraat. De bewoners zijn betrokken bij deze discussie - al dan niet via wijk- en buurtraden. Hoewel een deel van de bewoners een andere mening was toegedaan en de gemeenteraad begrip heeft voor hun bezwaren, is zij van oordeel dat deze variant de voorkeur verdient.
In het MER 2009 is de toekomstige verkeersdruk op de Zutphensestraat opnieuw onderzocht (het onderzoek is opgenomen als Bijlage toelichting 7 Aanvulling MER 2009 Bijlagen. In onderstaand kader staan de conclusies uit dit onderzoek.
Kader 4.1. Verkeersonderzoek
Inleiding De Zutphensestraat is één van de radialen in de hoofdwegenstructuur van Apeldoorn. De weg zorgt voor de ontsluiting van de stad aan de oostzijde, richting de A-50 en de A-1. De weg is hierdoor in de spitsperioden zwaar belast wat in de huidige situatie reeds leidt tot een verminderde doorstroming. De verwachting is dat de verkeersdruk de komende jaren toeneemt. Dit, als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied De Voorwaarts maar ook als gevolg van andere stedelijke ontwikkeling in de directe omgeving van deze weg, bijvoorbeeld Groot Zonnehoeve en ook door planontwikkelingen in de rest van Apeldoorn en in de regio. De logische vraag die hieruit voorkomt is dan ook wanneer de Zutphensestraat zijn capaciteit heeft bereikt en welke aanpassingen nodig zijn om een acceptabele doorstroming te kunnen blijven garanderen. Onderbouwing keuze Zutphensestraat en benodigde capaciteitsuitbreiding In het MER De Voorwaarts (2003) is de keuze voor de Zutphensestraat als hoofdontsluiting van De Voorwaarts uitgebreid onderbouwd. Onder meer zijn voor dit doel meerdere ontsluitingsvarianten onderzocht. Conclusie was hieruit dat om de bereikbaarheid van het plangebied en Apeldoorn Oost te verbeteren en de overlast te beperken, zal het externe autoverkeer zo snel mogelijk de stad in of uit worden geleid. De meest rechtstreekse verbinding tussen De Voorwaarts en de snelwegen is de Zutphensestraat. Een bestaande, voor automobilisten logische ontsluitingsweg aan de oostzijde van Apeldoorn. In 2009 is ten behoeve van de Aanvulling MER 2009 de toekomstige verkeersdruk op de Zutphensestraat opnieuw onderzocht. Het volledige onderzoek is in Bijlage toelichting 7 Aanvulling MER 2009 Bijlagen weergegeven. Hieruit blijkt dat uitgaande van het nu gerealiseerde programma, het nu bestemde programma (anno 2011) en tevens de autonome groei van het autoverkeer gedurende de komende tien jaar, er ernstige problemen zullen ontstaan in de doorstroming van de Zutphensestraat. Om de verwachte verkeersstroom te kunnen verwerken, wordt de Zutphensestraat tussen het kruispunt met de Laan van Erica/Laan van Osseveld en de oprit van de A-50 verdubbeld. Het nieuwe profiel wordt opgebouwd vanaf de noordelijke rand van het asfalt. Dit betekent dat de volledige verbreding aan de zuidzijde van Zutphensestraat komt te liggen en de afstand tussen de weg en de bestaande woningen (in Woudhuis) niet veranderd. De Laan van Erica wordt tussen de kruising met de Zutphensestraat en de aansluiting van het Omnisportcentrum eveneens verdubbeld. De huidige rotondes op de Zutphensestraat zijn niet toereikend om de toekomstige verkeersintensiteit te verwerken. De rotondes worden daarom vervangen door kruispunten met verkeerregelinstallaties. Het kruispunt Zutphensestraat – Laan van Erica/ Laan van Osseveld wordt om die reden sterk opgewaardeerd. |
Ontwerp van de Zutphensestraat
Voor het ontwerp van de Zutphensestraat gelden de volgende uitgangspunten:
- De huidige parallelweg die de woningen langs de Zutphensestraat ontsluit blijft gehandhaafd;
- De berm tussen de parallelweg en de huidige hoofdrijbaan wordt verbreed van 3 tot 4 meter naar ca. 5 meter breed, m.u.v. de plekken waar rechtsaf afslagstroken en bushaltes nodig zijn;
- In de berm tussen de ventweg en de hoofdrijbaan wordt een laag geluidsscherm (ca. 1 meter hoog) gerealiseerd. Hiermee wordt een afname van het geluid van ca. 3 dB(A) op tuinniveau bereikt. Daarnaast heeft het ook een visuele effect (minder zicht op de auto's);
- De rijstroken worden gescheiden door een middenberm die een breedte van 3 meter krijgt. In deze middenberm zal door o.a. het aanbrengen van beplanting het zicht op de auto's vanuit de woningen worden beperkt;
- Aan de zuidzijde van de huidige hoofdrijbaan moeten bomen worden gekapt om ruimte te maken voor de extra benodigde rijstroken. De nieuwe bosrand die hiermee ontstaat zal zo goed mogelijk worden hersteld;
- Er wordt een zo recht mogelijk profiel van de weg gemaakt. Dat bevordert de doorstroming, maar verhoogt ook de ruimtelijke kwaliteit van deze entree van Apeldoorn;
- De hoofdrijbaan komt op gelijke hoogte te liggen als het huidige peil van de parallelweg. De hoofdrijbaan komt hiermee lager te liggen dan in de huidige situatie;
- Het fietsverkeer langs de Zutphensestraat wordt in 2 richtingen afgewikkeld op de parallelweg. Het huidige fietspad aan de zuidzijde van de Zutphensestraat komt te vervallen. Dit om de hoeveelheid te kappen bomen te besparen;
- Bij de wegreconstructie van de Zutphensestraat, wordt geluidsarm asfalt gebruikt. Geluidsarm asfalt wordt eveneens gebruikt voor de reconstructie van de Laan van Erica en de Laan van Osseveld.
Hierna is het huidige en nieuwe dwarsprofiel van de Zutphensestraat weergegeven.
Figuur 4.5. Dwarsprofiel Zutphensestraat (huidige situatie en nieuwe situatie)
Langzaam verkeer en hulpdiensten
Het plangebied is aan de westzijde ontsloten via de reeds bestaande fietstunneltjes onder de spoorlijnen. Deze tunneltjes zijn ook beperkt toegankelijk voor hulpdiensten. De weg De Voorwaarts vormt vanaf deze tunneltjes de verbindingsroute met de Laan van Erica. De aanwezige woningen worden eveneens via de weg De Voorwaarts ontsloten.
Tussen het tuincentrum en het tankstation is voor het fietsverkeer een ontsluiting naar de Zutphensestraat gerealiseerd. Deze route heeft tevens een belangrijke functie voor hulpdiensten. Op dit punt is voor fietsers geen oversteekplaats gerealiseerd. Dit om veiligheidsredenen: het autoverkeer dat uit de tunnel komt heeft geen zicht op de fietsers. Voor de fietsers die richting het centrum van Apeldoorn fietsen, wordt een geregelde 2-richtingen oversteek gerealiseerd op het kruispunt met de Laan van Osseveld.
Openbaar vervoer
De voorstadshalte De Maten is in 2007 gerealiseerd. Deze halte ligt direct ten oosten van de Laan van Erica aan de spoorlijn Apeldoorn Zutphen, op loopafstand van het Omnisportcentrum en de Americahal. Tussen deze halte en het gebied De Voorwaarts wordt een veilige wandelroute aangelegd. Aan de spoorlijn Apeldoorn – Deventer ligt voorstadshalte Apeldoorn-Osseveld, ook vanaf dit station is het plangebied bereikbaar.
Vanaf eind 2008 bedient de stadsbus (lijn 18) het gebied De Voorwaarts ieder uur. Deze stadsbus heeft op dit moment nog zijn eindpunt bij de voorstadshalte De Maten. Over enkele jaren als de woonwijk Groot Zonnehoeve zijn volle omvang bereikt, zal de buslijn frequenter gaan rijden en via de woonwijk Groot Zonnehoeve over de Zutphensestraat weer terug rijden naar het centrum van Apeldoorn. In het ontwerp van de Zutphensestraat is alvast rekening gehouden met deze bushaltes. Mogelijk zal deze buslijn in de toekomst ook het industriegebied Ecofactorij gaan bedienen.
Tijdens grote publieksevenementen wordt er busvervoer (pendelbussen) georganiseerd voor bezoekers die op het transferium parkeren. Deze bussen zullen via de Zutphensestraat en Laan van Erica heen en weer rijden tussen het transferium en het Omnisportcentrum.
4.4.2 Interne verkeersontsluiting
Binnen het plangebied worden het langzaam verkeer en het autoverkeer zoveel mogelijk van elkaar gescheiden.
Autoverkeer
Voor het autoverkeer is uitgegaan van één volledige aansluiting op de Laan van Erica. De hoofdontsluitingsweg binnen het plangebied loopt om het Omnisportcentrum en de geplande winkels heen en ontsluit naast het Omnisportcentrum ook de Americahal, de skeeler- en ijsbaan, het WSV-complex en het tuincentrum. Alle parkeerplaatsen binnen het plangebied zijn via de hoofdontsluitingsweg bereikbaar.
Langzaam verkeer en hulpdiensten
De interne ontsluitingsstructuur voor langzaam verkeer bestaat uit een stelsel van vrijliggende fiets- en wandelpaden. De hulpdiensten kunnen in principe gebruik maken van deze langzaam verkeerroutes. Het stedenbouwkundig plan van het gebied De Voorwaarts is in de volgende figuur weergegeven.
Figuur 4.6. Stedenbouwkundig plan met daarin de ontsluiting voor het autoverkeer en langzaamverkeer
4.5 Parkeren, Transferium En Carpoolplaats
4.5.1 Parkeren
De parkeerbehoefte is onderbouwd op basis van de functies die binnen het gebied De Voorwaarts mogelijk worden gemaakt. Per functie is op basis van de gemeentelijke parkeernormen de parkeerbehoefte bepaald. Op het moment dat er voor een specifieke functie geen gemeentelijke parkeernorm is, is in sommige gevallen uitgegaan van ervaringscijfers (voetbalvelden WSV) of van landelijke richtlijnen van het CROW (bij de GDV). Op basis hiervan kan een realistische inschatting gemaakt worden van het benodigde aantal parkeerplaatsen (zie bijlage 12, toelichting op de parkeerbalans).
In de berekening van het totaal aantal benodigde parkeerplaatsen is rekening gehouden met de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid van verblijfsgebied naar grootschalige detailhandel. Deze wijzigingsbevoegdheid is gepland nabij de Americahal. Na uitvoering van deze wijzigingsbevoegdheid zijn voor alle functies die dagelijks bezoekers genereren 2316 parkeerplaatsen in het gebied De Voorwaarts nodig. Het gaat hierbij dus niet om evenementen in het Omnisportcentrum, de topsporthal of de Americahal. Deze parkeerplaatsen worden op meerdere terreinen binnen het plangebied gerealiseerd, die vanwege efficiëntie voor alle bezoekers van de verschillende publiekstrekkers toegankelijk zijn (dus geen specifiek toebedeelde parkeerterreinen bijvoorbeeld uitsluitend voor bezoekers van het Omnisportcentrum).
4.5.2 Transferium / carpoolplaats
Tijdens evenementen in het Omnisportcentrum, de topsporthal of de Americahal zijn er meer parkeerplaatsen nodig dan tijdens de normale, dagelijkse situatie. De grotere parkeervraag die tijdens een evenement ontstaat, wordt opgevangen op een transferium. De locatie van het transferium en de benodigde capaciteit wordt hieronder beschreven.
De programmering van deze evenementen wordt op elkaar afgestemd, zodat het niet voorkomt dat een groot evenement in het Omnisportcentrum tegelijkertijd plaatsvindt met een evenement in de topsporthal en of in de Americahal.
Locatie transferium
In opdracht van de gemeente is onderzoek verricht naar de haalbaarheid van één of meerdere transferia in Apeldoorn. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen als Bijlage toelichting14 Locatieonderzoek transferium van de toelichting.
Ten behoeve van de locatiekeuze van het transferium zijn in het onderzoek meerdere locaties bekeken en beoordeeld op verschillende aspecten zoals beschikbare ruimte, de bereikbaarheid, inpassing, sociale veiligheid en de financiële haalbaarheid. Op basis van deze aspecten scoren twee locaties goed, namelijk de locatie Lupineweg; ten noorden van de Zutphensestraat en ten westen van de Rijksweg A-50 en de locatie Barnewinkel; ten zuiden van de Zutphensestraat en ten westen van de Rijksweg A 50 (zie onderstaand figuur).
Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan De Voorwaarts in 2004 viel de locatie Barnewinkel af. De grond was niet in eigendom van de gemeente waardoor de investeringskosten beduidend hoger zouden zijn dan de locatie Lupineweg. De locatie Lupineweg ten noorden van de Zutphensestraat is daarom eerder in het bestemmingsplan De Voorwaarts bestemd tot transferium, inclusief carpoolfunctie. De grootte van het aangewezen transferiumterrein bleek echter onvoldoende om te voorzien in de totaal berekende parkeerbehoefte. Verder bleek tijdens de bestemmingsplanprocedure van De Voorwaarts destijds dat de locatie Lupineweg op veel weerstand stuitte bij de omwonenden.
In januari 2006 is voor de locatie Barnewinkel een structuurschets (zie Bijlage toelichting 16) opgesteld waarin alle beoogde ontwikkelingen in dat gebied zijn meegenomen. Deze locatie heeft als voordeel dat het gehele transferium op die plek kan worden aangelegd met voldoende ruimte voor 900 parkeerplaatsen. De bereikbaarheid voor auto en fiets is goed, de locatie ligt tussen de aansluitingen van A-1 en A-50 op de Zutphensestraat. Rond de locatie ligt relatief weinig bebouwing, waardoor het risico voor eventuele overlast wordt beperkt. Het zicht op deze locatie is vanaf de weg en de aanwezige bebouwing goed, waardoor de locatie sociaal veilig is.
Het transferium De Barnewinkel krijgt een groene inrichting. Het vormt de hoofdentree tot het zogenaamde stadslandgoed en wordt 'ingepakt' met een stevige groene rand waardoor een goede inpassing in de Groene Wig wordt gerealiseerd. Teneinde de uitstraling van het transferium minder massaal van karakter te laten zijn en om de ruimte geschikt te maken voor functies met verschillende ruimtevragen, worden het transferium en de carpoolplaats onderverdeeld in ruimten, variërend in omvang en verharding. Zichtbaar vanaf de Zutphensestraat wordt een (verharde) carpoolplaats voor circa 80 auto's. De carpoolplaats wordt permanent gebruikt. Het gebruik van het transferium is contractueel beperkt tot maximaal 26 maal per jaar.
Capaciteit transferium
De evenementen die de meeste bezoekers trekken, zijn de evenementen in het Omnisportcentrum. In Bijlage toelichting 12 is onderbouwd dat de parkeerbehoefte in die pieksituatie 1050 auto's bedraagt. In het gebied De Voorwaarts zijn 119 parkeerplaatsen voor het Omnisportcentrum aanwezig. Daardoor zijn er op afstand nog ca. 900 parkeerplaatsen noodzakelijk.
Bij grote evenementen zal het vervoer van bezoekers vanaf deze locatie naar het plangebied worden geregeld met behulp van pendelbussen die via de Zutphensestraat en de Laan van Erica naar het Omnisportcentrum rijden.
Carpoolplaats
De carpoolplaats wordt parallel aan de Zutphensestraat gesitueerd, zodat deze goed zichtbaar is vanaf de Zutphensestraat. Op het carpoolterrein komt tevens een voorziening voor bussen, zodat bezoekers van en naar o.a. het Omnisportcentrum per bus kunnen worden vervoerd. Ook wordt het carpoolterrein toegankelijk gemaakt voor fietsers, inclusief voorzieningen om fietsen te parkeren.
Ontsluiting transferium/carpoolplaats
De ontsluiting vindt plaats via een nieuw aan te leggen weg die aantakt op de Zutphensestraat. Het kruispunt wordt om redenen van verkeersveiligheid voorzien van verkeerslichten. Voorgenoemde ontsluiting is geregeld in bestemmingplan "Barnewinkel naast 13". Dit plan is op 30 juni 2011 vastgesteld. Voor een goede verkeersafwikkeling worden de verkeerslichten afgestemd op de andere geplande verkeerslichten op de Zutphensestraat tussen de A50 en de Laan van Osseveld. De aansluiting wordt zodanig vormgegeven dat het verkeer goed kan worden afgewikkeld op het moment dat er een piekvraag is.
4.5.3 Parkeren
De onderbouwing van de parkeerbehoefte is opgenomen in Bijlage toelichting 12. In de parkeerbehoefte berekening is rekening gehouden met de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid van verblijfsgebied naar grootschalige detailhandel in welk geval er 2316 pp nodig zijn. Deze parkeerplaatsen worden gerealiseerd op meerdere parkeerterreinen binnen het plangebied, die vanwege efficiënt gebruik toegankelijk zijn voor de afzonderlijke bezoekers van de verschillende publiekstrekkers (dus geen parkeerterreinen uitsluitend voor bezoekers van het Omnisportcentrum).
Bij grote evenementen worden de extra benodigde 900 parkeerplaatsen, (die onderdeel uitmaken van het plangebied) op het transferium langs de Zutphensestraat ingezet.
Bij grote evenementen zal het vervoer van bezoekers vanaf deze locatie naar het plangebied worden geregeld.
4.6 Groen
Het gemeentelijk beleid (Groene Mal) streeft naar een groen ruimtelijk beeld, middels een boszone langs de Zutphensestraat, een open parkzone langs De Voorwaarts en stevige groene wallen of singels. De groenfunctie wordt op meerdere plekken gecombineerd met de functie voor waterberging.
Locatie oud transferium
Het veld, ingeklemd tussen de Zutphensestraat, de Lupineweg en de geluidwal was in het vorige bestemmingsplan De Voorwaarts bestemd tot transferium. Deze grond maakt deel uit van het wijkpark Woudhuis. Het park functioneert als overgang tussen het Kasteelplein Woudhuis en het landgoed Woudhuis, aan de overzijde van de A 50. Het gebied maakt onderdeel uit van de "groene wig", de verbinding tussen het stadshart en het ommeland. Het onbebouwde terrein grenzend aan de Lupineweg en Zutphensestraat krijgt een groene invulling. Deze locatie leent zich bij uitstek voor sport en spel.
4.7 Duurzaam Bouwen
Duurzaamheid maakt een integraal onderdeel uit van het voornemen. Dit komt onder meer tot uiting in:
- een hoogwaardige omgevingskwaliteit;
- meervoudig grondgebruik;
- duurzaam waterbeheer;
- sterke groenstructuur met een ecologische functie;
- zoveel mogelijk beperken van de overlast van het autoverkeer (onder meer door een directe verkeersafwikkeling).
4.8 Milieueffectrapportage
Procedure
Gezien de verwachte bezoekersaantallen moet ter onderbouwing van het besluit over het bestemmingsplan de procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) worden doorlopen. Hiermee is in 2001 gestart en vervolgens zijn de volgende fasen doorlopen:
- Openbare bekendmaking startnotitie MER op 6 april 2001
- Inspraakavond startnotitie MER op 18 april 2001
- Advies Commissie voor de milieueffectrapportage op 13 juni 2001
- Informatieavond verkeersontsluiting De Voorwaarts op 19 juni 2001
- Vaststelling definitieve richtlijnen door de gemeenteraad op 28 juni 2001
- Aanvaarding MER door gemeenteraad op 20 februari 2003
- Inspraakavonden MER op 5 en 24 maart 2003
- Toetsingsadvies Commissie voor de milieueffectrapportage op 25 april 2003.
De Commissie voor de m.e.r. schrijft in 2003 het toetsingsadvies dat “de essentiële informatie in het MER aanwezig is”.
“Het MER geeft een voldoende beschrijving van de voorgenomen activiteit, van de alternatieven en van de effecten daarvan op het milieu. Daardoor is bruikbare informatie beschikbaar gekomen om het milieubelang een volwaardige plaats te kunnen geven in de besluitvorming. De Commissie vindt met name de thematische speurtocht naar steeds de beste milieuoplossing voor een bepaald onderdeel heel helder, omdat de gemaakte keuzes per onderdeel heel goed inzichtelijk zijn gemaakt en daardoor ook goed betrokken kunnen worden bij het nemen van het besluit.”
Aanvulling MER 2009
Bij uitspraak van 3 januari 2007 (200605309/4) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan De Voorwaarts vernietigd. De gemeente Apeldoorn is naar aanleiding van deze uitspraak genoodzaakt om een nieuw bestemmingsplan in procedure te brengen. Ten behoeve van de besluitvorming hierover heeft de gemeente ook een aanvulling op het MER 2003 gemaakt. In deze aanvulling worden de volgende vragen beantwoord:
- 1. Is het voornemen uit 2009 nog vergelijkbaar met de situatie van zes jaar geleden?
- 2. Mag nog steeds worden uitgegaan van dezelfde referentiesituatie ofwel hetzelfde nulalternatief?
- 3. Is het toetsingskader nog vergelijkbaar en zo nee welke wijzigingen hebben zich de afgelopen zes jaar voorgedaan in het vigerende milieubeleid?
- 4. Wat is de betekenis van de verschillende veranderingen voor de effectbeschrijving en –beoordeling? Leidt dit tot een andere kijk op het meest milieuvriendelijk alternatief (MMA)?
Voor deze aanvulling op het MER 2003 is een verkorte procedure gevolgd. Dit was mogelijk omdat in 2003 al een MER was opgesteld. Dit kon omdat de voorgenomen inrichting van het plangebied in 2009 was gebaseerd op het “alternatief basismodel” uit het MER De Voorwaarts van 2003 (zie figuur 4.9 en 4.10). In 2009 waren het Omnisportcentrum en de schaats/skeelerbaan reeds gerealiseerd. De WSV terreinen waren verlegd en Intratuin was verbouwd. Omdat ten tijde van het opstellen van de aanvulling MER 2009 nog overleg werd gevoerd over de omvang van het commerciële programma, is er toen voor gekozen om twee programmavarianten, in beschouwing te nemen (zie tabel 4.1).
Vergelijkbaarheid programma bestemmingsplan 2011 met Aanvulling MER 2009
In de voorgaande paragrafen is het programma beschreven dat onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan De Voorwaarts. Omdat het nu bestemde programma pas definitief tot stand is gekomen nadat het MER 2009 is afgerond verschilt dit op een aantal punten met de in het MER 2009 beschreven alternatieven. Programmavariant 2 heeft de meeste overeenkomsten met het nu bestemde programma (zie tabel 4.1). Verschillen zijn:
- 1. In het voorliggende bestemmingsplan wordt niet langer rekening gehouden met de bouw van 180 appartementen in drie woontorens langs de Laan van Erica;
- 2. De oppervlakte grootschalige detailhandel is 33.800 m² (27.300 m² en 6.500 m² wijzigingsbevoegdheid) in plaats van 31.000 m²; de 2.200 m² leisure, kantoren en zakelijke dienstverlening kan worden gewijzigd in grootschalige detailhandel;
- 3. De oppervlakte sportgerelateerde semi-commerciële handel (5.300 m²) is komen te vervallen (een deel hiervan nl. 1.000 m²) is opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid;
- 4. De oppervlakte zelfstandige horeca is gelijk gebleven;
- 5. Het totaal aantal parkeerplaatsen in het gebied De Voorwaarts is toegenomen van 2.295 naar 2.316 parkeerplaatsen (exclusief transferium).
Figuur 4.11 Bestemmingsplan 2011
Effectbeschrijving MER 2009 in relatie tot programma bestemmingsplan 2011
Voor het toetsen van de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de effectbeschrijvingen uit het MER 2009. De onderzoeken naar wegverkeerslawaai en luchtkwaliteit zijn voor dit bestemmingsplan geactualiseerd en uitgebreid. Deze laatstgenoemde berekeningen zijn gebaseerd op de uitgangspunten van Programmavariant 2 (tabel 4.1).
Er is bewust voor gekozen om de uitgangspunten voor de berekeningen niet opnieuw aan te passen aan het nu bestemde programma. Reden hiervoor is dat de verkeersproductie van het nu bestemde programma kleiner is dan de verkeersproductie van Programmavariant 2 uit het MER 2009 (wordt hierna verder onderbouwd). Daarnaast zou met het introduceren van nog een set onderzoeksdata de navolgbaarheid van hetgeen ten behoeve van dit bestemmingsplan is onderzocht in het geding komen.
Verkeersaantrekkende werking van het bestemde programma
De verkeersaantrekkende werking is voor beide varianten in beeld gebracht. De verkeersproductie is berekend op basis van de geprojecteerde functies en op basis van het specifieke gebruik van de parkeerplaatsen door deze functies (zie Bijlage toelichting 13).
Geconcludeerd kan worden dat de verkeersproductie van het nu bestemde programma per saldo lager is dan bij Programmavariant 2 dat in de MER 2009 uitgangspunt was. Met name het wegvallen van de woningen met de bijbehorende verkeersbewegingen zorgt voor een daling. In de tabel 4.1 is de verkeersproductie voor beide varianten aangegeven.
Op basis van deze verschillen in de verkeersproductie kan worden gesteld dat de effecten van het nu bestemde programma passen binnen de effecten die in het MER 2009 zijn beschreven. De effecten die in het MER 2009 zijn beschreven zullen daarmee niet worden overschreden.
In het MER 2009 wordt ook nog aangegeven dat de realisatie van Programmavariant 2 kan leiden tot verkeersstagnatie in de avondspitsperiode, op het kruispunt van de Zutphensestraat met de Laan van Erica.
Het nieuwe programma zorgt voor een lagere verkeersbelasting. Daarnaast is de belasting in de avondspitsperiode lager om de volgende redenen:
- De woningen zijn uit het programma geschrapt en er wordt meer grootschalige detailhandel toegestaan. Daardoor concentreert de toename in verkeersproductie zich vooral buiten de reguliere avondspits: donderdagavond (koopavond) en zaterdagmiddag;
- Voor de berekeningen in het MER 2009 en de onderzoeken voor dit bestemmingsplan is wat betreft de autonome groei van het autoverkeer uitgegaan van 2% per jaar; de afgelopen jaren blijkt dat de autonome groei zich beperkt tot 1 à 1,5% per jaar;
- Bij de bepaling van de verkeersproductie van het gebied De Voorwaarts is naar het totale programma gekeken. Hierbij is geen rekening gehouden met de verwachting dat bezoekers bij een bezoek aan het gebied meerdere functies bezoeken.
Op grond hiervan wordt verwacht dat het verkeer zich over dit kruispunt ook tijdens de avondspits goed afwikkelt.
Toetsingsadvies Commissie voor de m.e.r.
Op 25 mei 2011 heeft de Commissie voor de m.e.r. haar toetsingsadvies voor het MER 2009 uitgebracht (Bijlage toelichting 11 Toetsingsadvies Commissie m.e.r.). De Commissie formuleert haar eindoordeel als volgt:
“Gegeven het feit dat de activiteiten en evenementen binnen De Voorwaarts op elkaar worden afgestemd, is de Commissie van oordeel dat de essentiële informatie voor besluitvorming over het bestemmingsplan aanwezig is. De Commissie adviseert deze informatie over afstemming van activiteiten en evenementen in de toelichting op het bestemmingsplan op te nemen”
Verder is in het advies van de Commissie m.e.r. het volgende opgemerkt:
- De Commissie voor de m.e.r. vraagt om expliciet inzichtelijk te maken of de verkeers- en milieueffecten als gevolg van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met het bestemmingsplan, vergelijkbaar of kleiner zijn dan de effecten die in het MER zijn beschreven.
Voor dit doel is onder meer tabel 4.1 toegevoegd. In deze tabel is te zien dat het bestemde programma binnen de bandbreedte van de beschreven effecten blijft zoals die in het MER 2009 zijn onderzocht. Het aantal verkeersbewegingen van en naar het gebied De Voorwaarts tijdens de maatgevende spitsperiode is in het nu bestemde programma kleiner dan in Programmavariant 2. Conclusie is dat de milieueffecten binnen de milieuruimte/bandbreedte blijven zoals in het MER 2009 is beschreven. - De Commissie voor de m.e.r. constateert dat de Americahal geen onderdeel vormt van Programmavariant 2 van het MER 2009. In het bestemmingsplan blijft deze hal in gebruik. Daarom vraagt de Commissie zich af wat de verkeerseffecten zijn als alle activiteiten, die het bestemmingsplan mogelijk maakt, hun maximale aantal bezoekers trekken.
Het streven van zowel de gemeente als de ontwikkelaar van de grootschalige detailhandel is om binnen nu en maximaal tien jaar een plan te ontwikkelen waarbij de Americahal wordt betrokken. Omdat deze plannen nog niet concreet genoeg zijn, blijft de Americahal nu nog planologisch juridisch gehandhaafd in het bestemmingsplan. Wat betreft de afstemming van activiteiten in Omnisportcentrum en Americahal geldt dat het voor de Gemeente Apeldoorn als eigenaar van de Americahal evident is dat er geen grootschalige evenementen gelijktijdig in deze twee voorzieningen kunnen plaatsvinden. Middels afspraken en het stelsel van de evenementenvergunning ziet de gemeente hierop toe. - De Commissie voor de m.e.r. constateert dat de in het MER 2009 gehanteerde parkeernorm van 4,0 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o. aan de lage kant is.
Deze opmerking is onderkend. In de parkeerbalans voor dit bestemmingsplan wordt nu rekening gehouden met een norm van 5,0 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o. voor de functie Grootschalige detailhandel. Ook in de berekeningen van het aantal verkeersbewegingen (Bijlage toelichting 13) is nu rekening gehouden met deze verhoogde parkeernorm. - De Commissie voor de m.e.r. adviseert in aanvulling op het MER 2009 de belasting van de kruispunten met de op- en afritten van de A50 in beeld te brengen
Hier is in voorzien, zie hiervoor Bijlage toelichting 15 Berekening verkeersbelasting op- enafritten A50.
Evaluatieprogramma
Teneinde de daadwerkelijke milieugevolgen van het voorgenomen plan in beeld te brengen (te monitoren) wordt een evaluatieprogramma opgesteld.
De verwachte verkeerseffecten en de gevolgen daarvan voor het milieu worden de komende jaren bijgehouden en geëvalueerd. Van dit onderzoek wordt een verslag gemaakt. Dit verslag wordt conform artikel 7.41 Wet milieubeheer bekend gemaakt. Indien uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de gevolgen groter zijn dan op basis van het MER 2009 en de aanvullende milieuonderzoeken mag worden verwacht, zullen maatregelen worden overwogen om deze te mitigeren.
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.1.1 Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
5.1.2 Bodem
Algemeen
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan vijf jaar zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging. In de fase van vergunningverlening bijvoorbeeld ten behoeve van bouwactiviteiten vormt het bodemonderzoek tevens onderdeel van de omgevingsvergunning. In deze fase mogen de bodemonderzoeken wettelijk niet ouder zijn dan vijf jaar.
De gemeente Apeldoorn vormt het bevoegd gezag inzake het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.
Onderzoek bodem
De resultatenvan het bodemonderzoek zijn over drie bijlagen verspreid. Het onderzoek in het gebied Barnewinkel, uitgevoerd in 2000 is opgenomen in Bijlage toelichting 17 De Voorwaarts (2002) in Bijlage toelichting 18 en de bodemsituatie ter plaatse van de voormalige voetbalvelden (2005), is beschreven in Bijlage toelichting 19.
Conclusie
De onderzoeken zijn ouder dan 5 jaar maar gelet op het meest recente gebruik is de bodem onverdacht op bodemverontreiniging. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
5.1.3 Milieuzonering
Algemeen
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
- het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.
Onderzoek milieuzonering
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies (bijvoorbeeld woningen). De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Pas nadat bekend is bijvoorbeeld tijdens de fase van vergunningverlening welke activiteiten concreet worden ontwikkeld, kan de daadwerkelijk milieubelasting worden uitgerekend. Voor het reeds gerealiseerde Omnisportcentrum is de omgevingsvergunning maatgevend voor het toepassen van milieuzonering. De richtafstanden geven de ondergrens voor de afstand tussen de milieubelastende functie(s) en de gevels van een milieugevoelige functie in de omgeving daarvan.
De gevoeligheid van een gebied voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van de aard van het stadsdeel waarin deze activiteit speelt. De richtafstandenlijst is afgestemd op een “rustige woonwijk”. Dit is een woonwijk die gebaseerd is op principe van functiescheiding (alleen wijkgebonden voorzieningen) en weinig verstoring door verkeer. Wanneer sprake is van omgevingstype “gemengd gebied” (grotere interne onrust) kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype gemengd gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het gemengd gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect "gevaar": de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de relatie tussen milieucategorie en de richtafstanden voor twee typen woongebieden (zie tabel 5.1).
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming zich kunnen vestigen.
Onderzoeksresultaten
In het plangebied worden geen nieuwe gevoelige functies (wonen) mogelijk gemaakt. Er is daarom alleen sprake van uitwaartse zonering.
Gemengd - 1
In dit plan wordt nu binnen de bestemming 'Gemengd - 1' grootschalige detailhandel, leisure, kantoren en/of zakelijke dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen. De milieuzoneringsafstanden die bij deze functies horen bedragen maximaal 50 meter. De feitelijke afstand tussen deze functies en de binnen en buiten het plangebied gelegen gevoelige bestemmingen is overal groter dan 50 meter.
Transferium
Voor een autoparkeerterrein van deze omvang geldt een maximale milieuzoneringsafstand van 30 meter voor geluidsaspecten. Binnen deze afstand zijn geen gevoelige bestemmingen gelegen.
Omnisportcentrum
Het Omnisportcentrum is reeds gerealiseerd en planologisch geregeld. Vanwege de omvang en impact wordt in dit plan ingegaan op de milieuzoneringsaspecten van deze functie. De toegestane geluidbelasting van het Omnisportcentrum en de bijbehorende skeeler- en schaatsbaan is vastgelegd in respectievelijk de omgevingsvergunningen van 13 augustus 2008 en 8 juli 2010.
De geluidsnormen zijn gebaseerd op de “Handleiding industrielawaai en vergunningverlenning” (1998) De grenswaarde voor industrielawaar zoals gehanteerd in in de handleiding zijn in onderstaande tabel weergegeven (zie tabel 5.2).
Tabel 5.2. Toetsingskader industrielawaai
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau indB(A) | Maximaal geluidsniveau in dB(A) | |
Industrielawaai | Dag: 50 Avond: 45 Nacht: 40 | Dag: 70 Avond: 65 Nacht: 60 |
In het MER 2009 is uitgegaan van de representatieve bedrijfssituatie van het Omnisportcentrum zoals beschreven in de aanvraag om omgevingsvergunning en de daarop gebaseerde omgevingsvergunning. Op basis hiervan is de geluidbelasting berekend. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op de gevels van woningen in de omgeving.
In het Omnisportcentrum worden behalve sportevenementen naar verwachting ook concerten georganiseerd. De geluidemissie van een concert is als maatgevend voor de incidentele bedrijfssituatie beschouwd. Hierbij zijn de volgende aannamen gedaan: het concert eindigt voor 23.00 uur en het equivalente binnengeluidsniveau bedraagt maximaal 98 dB(A). De incidentele situatie mag volgens de onherroepelijke omgevingsvergunning d.d. 13 augustus 2008 maximaal 12 keer per jaar voorkomen.
Uit de berekening blijkt dat tengevolge van de incidentele activiteiten op de gevels van enkele dichtbij gelegen woningen in Groot Schuylenburg een geluidbelasting kan optreden variërend van 49 dB(A) tot aan een maximum van 61 dB(A) gedurende de avondperiode. Het betreft de woning aan De Voorwaarts 10 en 12 (49 dB(A)) en Appelvink 78 (61 dB(A)).
De maximaal te verwachten geluidbelasting van 61 dB(A) als gevolg van incidentele activiteiten wordt gezien de lage frequentie waarin dit zich voordoet aanvaardbaar geacht. Dit is ook vastgelegd in de rechtens onherroepelijke Omgevingsvergunningen voor het Omnisportcentrum.
Overige functies
De afstand tussen de overige reeds gerealiseerde functies in het plangebied en gevoelige bestemmingen binnen en buiten het plangebied is in alle gevallen voldoende groot en voldoet aan de geldende milieuzoneringsafstanden. Tussen de milieubelastende functies welke zijn en/of worden toegestaan in het bestemmingsplan en omliggende milieugevoelige objecten is voldoende ruimtelijke scheiding gecreëerd, waardoor het niet aannemelijk is dat hinder zal ontstaan voor omwonenden van het plangebied De Voorwaarts.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de feitelijke invloed van de concreet gevestigde en de te vestigen functies geen hinder veroorzaken voor nabij gelegen milieugevoelige objecten. Er is sprake van voldoende ruimtelijke scheiding tussen de aanwezige en geplande functies en de omliggende milieugevoelige objecten.
5.1.4 Geluidhinder
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in drie geluidbronnen waarmee bij de vaststelling van het bestemmingsplan rekening moet worden gehouden: wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. De Voorwaarts ligt binnen de invloedssfeer van verkeerswegen en spoorwegen. Er zijn geen gezoneerde industrieterreinen in de nabijheid gelegen. Daarom wordt hier alleen het weg- en railverkeer beschouwd.
Wegverkeer
In het plangebied worden geen nieuwe wegen mogelijk gemaakt. De nieuwe verbindingsweg van en naar het transferium is reeds geregeld in Bestemmingsplan 'Barnewinkel naast nr.13'. Wel vindt er een reconstructie plaats van bestaande wegen: Zutphensestraat, Laan van Erica en Laan van Osseveld.
Reconstructie van een bestaande weg
Voor geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een te wijzigen weg moet onderzocht worden of er sprake is van “reconstructie” van die weg zoals dat is gedefinieerd in de Wet geluidhinder. Er is sprake van een reconstructie indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de weg in het toekomstige maatgevende jaar, zonder geluidbeperkende maatregelen, met 2 dB of meer wordt verhoogd ten opzichte van de voorkeursgrenswaarde. Voor het toekomstige maatgevende jaar wordt het tiende jaar na de wijziging aangehouden.
De voorkeursgrenswaarde bij een reconstructie is bepaald in artikel 100 van de Wet geluidhinder. Het betreft de laagste waarde van de geluidbelasting één jaar voor de wijziging en de eventueel eerder vastgestelde hogere waarde. Als er geen hogere waarde is vastgesteld geldt de heersende waarde. Als de heersende waarde lager is dan 48 dB dan geldt 48 dB als voorkeursgrenswaarde.
Indien sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder moeten geluidreducerende maatregelen onderzocht worden. Het doel daarbij is om de toekomstige geluidbelasting zoveel mogelijk terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Daarbij wordt het eerst gekeken naar maatregelen bij de bron (stiller wegdek) en vervolgens naar maatregelen in de overdracht (geluidsschermen of –wallen).
In situaties waarin de toepassing van geluidsbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, is ontheffing mogelijk mits de toename niet meer dan 5 dB bedraagt. Verder moet worden voldaan aan de maximaal toelaatbare grenswaarde. Voor woningen in stedelijk gebied geldt 63 of 68 dB, afhankelijk van de situatie.
Onderzoek wegverkeer
De ontwikkeling in het verkeersgeluid is vastgelegd in een separate rapportage opgesteld door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. (rapportnummer V.2010.0507.00.R002 d.d. 1 juli 2011). Deze rapportage maakt onderdeel uit van de onderhavige toelichting (zie Bijlagetoelichting 20).
In deze akoestische rapportage zijn de geluidsbelastingen ten gevolge van de reconstructie van de Zutphensestraat, Laan van Erica en Laan van Osseveld berekend. De reconstructie van deze wegen is voorzien in 2014. Er is daarom onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting één jaar voor de reconstructie (2013), en tien jaar na de reconstructie (2024). Ook is van alle relevante woningen geïnventariseerd of er eerder hogere waarden zijn vastgesteld. Met de berekende geluidsbelasting voor 2013, een eventueel verleende hogere waarde en de ondergrens van 48 dB is per woning een toetswaarde bepaald. Deze is vergeleken met de berekende geluidsbelasting voor 2024, 10 jaar ná de reconstructie. Voor veel woningen langs de Zutphensestraat en Laan van Osseveld is sprake van een verhoging van 2 dB of meer. Bij de Laan van Osseveld betreft dit een verhoging ten opzichte van de in 1992 verleende hogere waarde en niet ten opzichte van de situatie in 2013. Voor meerdere nieuw te realiseren woningen binnen het plan Groot Zonnehoeve zijn in mei 2011 hogere waarden vastgesteld (ontwerp) en ook ten opzichte van deze hogere waarden treedt een verhoging op van 2 dB of meer. Hierdoor is er sprake van een reconstructie zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Er is onderzocht hoe deze verhoging ongedaan kan worden gemaakt. Voor de Zutphensestraat en de woningen langs deze weg is uitgegaan van de toepassing van stil asfalt in combinatie met een laag scherm. Met deze geluidbeperkende maatregelen is opnieuw een berekening gemaakt. Met deze maatregelen kan de overschrijding van de toetswaarde en verhoging ongedaan worden gemaakt. Hierdoor is voor geen enkele woning langs de Zutphensestraat een hogere waarde nodig. Voor de Laan van Osseveld/Laan van Erica biedt stil asfalt onvoldoende soelaas. Ook een laag scherm (als extra maatregel) heeft geen effect op de overschrijding/verhoging.
Voor de woningen langs de Laan van Osseveld/Laan van Erica dient dan ook een hogere waarde te worden vastgesteld. Deze procedure zal tegelijk met de procedure voor het ontwerp bestemmingsplan worden gestart.
Railverkeer
Op grond van de Wet geluidhinder hebben spoorlijnen van rechtswege een geluidzone. Het traject Apeldoorn-Zutphen heeft een geluidzone van 100 meter evenals het traject Apeldoorn - Deventer. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen zo'n geluidzone moeten terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde woningen (en andere geluidsgevoelige bestemmingen) de grenswaarden uit het Besluit geluidhinder spoorwegen in acht worden genomen.
In het plangebied zijn geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen geprojecteerd, waardoor er geen nader onderzoek naar spoorweglawaai nodig is.
5.1.5 Luchtkwaliteit
Algemeen
In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De belangrijkste stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de grenswaarden voor de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Apeldoorn al jaren voldaan. Dit blijkt uit de jaarlijkse monitoringsrapporten over luchtkwaliteit.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
- het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
- de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.
Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
- woningbouwlocaties met niet meer dan 1.500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg;
- woningbouwlocaties met niet meer dan 3.000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 100.000 m² en één ontsluitingsweg;
- kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 200.000 m² en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
- Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Indien de voorgenomen ontwikkeling wel in betekenende mate bijdraagt én de grenswaarde wordt overschreden, kan de ontwikkeling eventueel door projectsaldering of opname in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit worden gerealiseerd.
Onderzoek luchtkwaliteit
Voor het bestemmingsplan is de luchtkwaliteit voor de jaren 2011, 2015 en 2021 onderzocht (DGMR Industrie 2010). Het rapport van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage toelichting 21. Bij de berekeningen is uitgegaan van de verwachte verkeersintensiteiten voor 2011, 2015 en 2021 en is gebruik gemaakt van de toekomstscenario's uit het CAR II-model. Uit de berekeningen blijkt dat nergens langs de binnenstedelijke wegen en in geen enkel jaar de grenswaarden worden overschreden, niet in de autonome situatie en evenmin in de situatie met de geprojecteerde ontwikkelingen.
Op twee plaatsen direct langs buitenstedelijke wegen zijn er, alleen in 2015, zowel bij autonome ontwikkeling als bij geprojecteerde ontwikkelingen, overschrijdingen van de grenswaarde voor stikstofdioxide. De toename door de ontwikkelingen ten opzichte van de autonome ontwikkeling bedraagt echter 0,13 µg/m3 en valt dus onder de definitie “niet in betekenende mate” (namelijk minder dan 1,2 µg/m3). Bovendien zijn de plaatsen waar de overschrijdingen plaatsvinden gelegen op korte afstand van de rand van de Rijksweg A-1 en niet toegankelijk voor het publiek. Hierdoor is het toepasbaarheidsbeginsel van toepassing en kunnen betreffende locaties buiten beschouwing worden gelaten.
Conclusie
Vanuit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) zijn er geen belemmeringen tegen de ontwikkelingen die door dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
5.1.6 Externe veiligheid - bevi-bedrijven in omgeving
In het onderzoek ten aanzien van externe veiligheid is onderscheid gemaakt in vier risicobronnen: de aanwezigheid van een risicovol bedrijf te weten het LPG station aan de Zutphensestraat, de aanwezigheid van een aardgastransportleiding en een hoogspanningslijn en het transport van gevaarlijke stoffen over de Zutphensestraat, het spoortraject Apeldoorn - Deventer en de A50. Achtereenvolgend worden deze bronnen beschreven.
Algemeen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
Onderzoek Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het LPG-tankstation aan de Zutphensestraat 74 valt onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi). Het bedrijf is een categoriaal bedrijf zoals bedoeld in het Bevi waarvoor vaste afstanden gelden op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Het LPG-tankstation heeft een PR 10-6- contour (plaatsgebonden risico) van 45 meter rondom de het LPG-vulpunt, 25 meter rondom de ondergrondse LPG-tank en 15 meter rondom de afleverzuil. Deze contour van 45 meter wordt opgenomen op de plankaart. Het invloedsgebied voor de bepaling van het groepsrisico (GR) betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt. Het LPG-vulpunt is binnen het plangebied gelegen.
Binnen de plaatsgebonden risicocontour zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd. In de regels bij het bestemmingsplan is opgenomen dat er ook geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd kunnen worden binnen de hierboven genoemde PR 10-6- contouren.
In het MER 2009 is ook geconcludeerd dat in de verschillende alternatieven geen sprake is van het projecteren van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de vastgelegde risicocontouren. Uit de risicoberekeningen die uitgevoerd zijn ten behoeve van de milieuvergunning van het LPG-tankstation is op de maken dat het groepsrisico niet wordt overschreden.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan zorgt niet voor een toename van de bevolkingsdichtheid ter plekke van de risicovolle inrichting. Derhalve zal het groepsrisico niet toenemen en is een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Onderzoek aanwezige buisleidingen
Binnen het plangebied ligt een aardgastransportleiding met een druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (bevb) is van toepassing op de aardgastransportleiding. De aardgastransportleiding kent geen plaatsgebonden risicocontour. Het groepsrisico van de buisleiding blijft onder 0,01 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Conclusie
De binnen het plangebied gelegen aardgastransportleiding vormt op basis van de bepalingen in Bevb geen belemmering voor de aanwezigheid van een transferium, omdat een transferium geen (beperkt) kwetsbaar object betreft. Door de Gasunie is ten tijde van de planvorming een risicoberekening (QRA), Bijlage toelichting 22 gemaakt. De aardgas-transportleiding kent geen plaatsgebonden risicocontour. Het groepsrisico van de buisleiding blijft onder 0,01 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Los van de bebouwingsafstand en de PR 10-6-contour geldt voor de leiding een Belemmerde Strook (BS) van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Deze is maatgevend en op de plankaart opgenomen.
Onderzoek hoogspanningslijn
Binnen het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen gelegen. Ten oosten van het plangebied parallel aan de A-50 loopt een hoogspanningsleiding. In het oostelijk deel van het plangebied worden geen functies geprojecteerd waar langdurig personen (in het bijzonder kinderen) verblijven.
Conclusie
De nabijheid van een hoogspanningslijn vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van De Voorwaarts.
Onderzoek transport gevaarlijke stoffen
In de omgeving van De Voorwaarts liggen drie transportroutes voor gevaarlijke stoffen: het spoortraject Apeldoorn-Deventer, de Zutphensestraat en de A50. Achtereenvolgend worden de risico's van dit transport belicht.
Spoortraject Apeldoorn-Deventer
Het westelijke gedeelte van het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het spoortraject Apeldoorn - Deventer. Dit invloedsgebied is 200 meter vanaf het spoor. Het bestemmingsplan De Voorwaarts bestemt alleen de reeds aanwezige functie. Er is geen sprake van een toename van de bevolkingsdichtheid. In de aanvulling op het MER is ook geconcludeerd dat in de verschillende alternatieven geen sprake is van het projecteren van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de vastgelegde risicocontouren. Bijkomend zal met de toekomstige implementatie van het Basisnet Spoor en het Besluit transportroutes externe veiligheid de transportintensiteit van in het bijzonder het LPG-vervoer dermate laag worden dat risico's in het kader van externe veiligheid minimaal worden.
Zutphensestraat
Binnen het plangebied is de Zutphensestraat gelegen. Over de Zutphensestraat vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats in verband met het bevoorraden van het LPG-tankstation aan de Zutphensestraat 74. De Zutphensestraat kent een invloedsgebied voor het groepsrisico van 200 meter. De verdubbeling van de Zutphensestraat heeft geen invloed op de transportintensiteit van transport van gevaarlijke stoffen.
Rijksweg A-50
Aangrenzend aan het plangebied is de A-50 gelegen. De PR 10-6-contour op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is niet aanwezig. Het groepsrisico kent een invloedsgebied van 200 meter. Binnen de grenzen van het bestemmingsplan De Voorwaarts bevinden zich geen personen die langdurig verblijven binnen dit invloedsgebied. Derhalve is nader onderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het transport van gevaarlijke stoffen in de omgeving van De Voorwaarts vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van dit gebied.
5.2 Waterhuishouding
5.2.1 Algemeen
Apeldoorn ligt op de oostflank van het Veluwemassief, op de overgang naar de IJsselvallei. De westelijke rand van de stad ligt op ruim 25 meter boven N.A.P., terwijl het meest oostelijke deel van de stad minder dan 10 meter boven N.A.P. ligt. Geohydrologisch gesproken betekent dit dat Apeldoorn gelegen is in een overgangszone tussen een gebied met infiltratie en een gebied met kwel.
5.2.2 Bodem
In De Voorwaarts bestaat de bovengrond uit drie tot vier meter enigszins leemhoudend, zwak grindig, matig fijn zand. Daaronder bevindt zich een leemlaag met een dikte van circa een halve meter. Plaatselijk kan deze dikte oplopen tot één meter. Oostelijk van de Laan van Erica ligt de leemlaag, waarschijnlijk als gevolg van het aflopende maaiveld, dichter onder het oppervlak (circa 2 meter beneden het maaiveld).
5.2.3 Grondwater
Apeldoorn is gelegen op de overgang tussen een gebied met infiltratie (in het hoger gelegen westen) en een gebied met kwel (in het lager gelegen oosten).
De veen-/leemlagen die in de oostflank op geringe diepte voorkomen, laten nauwelijks water door en verhinderen de opwaartse stroming van grondwater (kwel) in en om De Voorwaarts. Ze zorgen er daarmee voor dat het lokale grondwatersysteem, dat zich vlak onder het oppervlak bevindt, niet of nauwelijks beïnvloed wordt door het dieper gelegen regionale grondwatersysteem. Uit de afwezigheid van oppervlaktewater blijkt dat dit lokale systeem in staat is het neerslagoverschot ondergronds af te voeren. De opvangcapaciteit voor hemelwater wordt nog versterkt door de cunet- c.q. bermsloten langs de spoorlijnen en de A-50.
De langjarige tijdreeksen geven een goed beeld van het verloop van de grondwaterstand op langere termijn en de seizoensgebonden veranderingen daarin. Zo is onder meer in enkele peilbuizen het effect van de aanleg van de wijk De Maten in begin jaren '70 duidelijk zichtbaar. Door aanleg van de vijverpartijen en diepdrainage is de grondwaterstand meer dan een meter verlaagd. Ook is in een aantal peilbuizen goed te zien dat het grondwater in De Voorwaarts in natte perioden sterk kan stijgen tot dicht onder maaiveld. De aanleg van De Maten lijkt hierop, ondanks de nabijgelegen ligging, geen effect te hebben.
5.2.4 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur
Binnen De Voorwaarts liggen alleen enkele kleine greppels die de afwatering van het gebied verzorgen. Onder natte omstandigheden (hoge grondwaterstand) zijn deze vaak vrij kortdurend watervoerend. Langs de Laan van Erica ligt een bermsloot die afwatert richting Zutphensestraat. Dit geldt ook voor de sloot langs de huidige kantine van WSV. De bruine kleur ter hoogte van de kantine wordt veroorzaakt door de lozing van ijzerhoudend drainagewater, afkomstig van de sportvelden en moet dus niet worden opgevat als indicatie voor kwel.
De belangrijkste watergang in de directe omgeving is de Woudhuizermark, op de grens van Zonnehoeve en Barnewinkel, circa 1 km ten oosten van De Voorwaarts. Dit is een forse watergang die het overtollige water uit De Maten afvoert. Ten noorden van Groot Schuylenburg ligt een sloot langs de Zutphensestraat die in beheer is bij de gemeente. Dit is een relatief kleine sloot met een beperkte afvoercapaciteit. De sloot verzorgt de afwatering van Groot Schuylenburg en de Zutphensestraat. De bermsloot langs de Laan van Erica loost eveneens op deze watergang.
Ten zuiden van het plangebied ligt de wijk De Maten. De ont- en afwatering in deze wijk wordt verzorgd door een stelsel van vijverpartijen in combinatie met diepdrainage. Het waterpeil in de vijvers ligt vrij diep (circa 2 meter -mv), wat resulteert in een aanzienlijke verlaging van de grondwaterstand ter plaatse. Deze vijvers voeren derhalve een aanzienlijke hoeveelheid grondwater af. Het waterpeil wordt in stand gehouden door middel van twee vijzelgemalen die het water uitslaan op de Woudhuizermark. De gezamenlijke capaciteit van beide gemalen bedraagt ruim 50 m3/min.
5.2.5 Afvoer van hemelwater
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk wordt afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per twee jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van hemelwater niet op de riolering aan te sluiten. In de Bouwverordening is bepaald dat het hemelwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de manier waarop het hemelwater wordt afgevoerd, hanteert de gemeente de Beslisboom voor Hemelwater. Deze beslisboom geeft de volgende voorkeursvolgorde voor het afvoeren van hemelwater:
- 1. gebruik van hemelwater (in grijswatercircuit of door vegetatiedak);
- 2. infiltratie in de bodem;
- 3. afvoer naar oppervlaktewater;
- 4. afvoer via rioolstelsel.
De materialen die in aanraking komen met het hemelwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van hemelwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het hemelwater afgevoerde vervuilende stoffen.
5.2.6 Afvoer van afvalwater
Nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
5.2.7 Watertoets
Om waterbeheer en ruimtelijke ordening goed op elkaar af te stemmen is de watertoets ontwikkeld. Door deze watertoets, die sinds 1 november 2003 verplicht is gesteld in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro), moet duidelijkheid worden geboden welke randvoorwaarden gelden voor ruimtelijke en/of stedenbouwkundige aanpassingen ten opzichte van het oppervlakte- en grondwater in het plangebied en omgeving. Onderdeel van deze watertoets is een overleg met de waterbeheerder van het gebied, het Waterschap Veluwe. Het waterschap onderschrijft in een pré-advies de opgestelde Facetnota water De Voorwaarts (Royal Haskoning 2002), waarbij het waterschap betrokken is geweest. In de Facetnota water staan de ruimtelijke randvoorwaarden beschreven voor het aan te leggen watersysteem.
De huidige situatie, waarbij regenwater in de grond wegzakt, zal door de ontwikkeling in De Voorwaarts drastisch veranderen. Circa 75% van het gebied zal worden verhard. Dit betekent dat, zeker als gevolg van hevige regenbuien, veel water afstroomt en moet worden verwerkt. De hoeveelheid water die uit het gebied mag worden afgevoerd, is gelimiteerd. Het waterschap stelt dat de afvoer per tijdseenheid in vergelijking met de huidige situatie (theoretisch) ongewijzigd blijft. Dit houdt in dat binnen het gebied ruimte moet worden gecreëerd voor waterberging.
In 2005 en 2006 is een ontwerp voor de waterhuishouding gemaakt, die met hydraulische modellen is getoetst aan de criteria van waterschap en gemeente. Ten aanzien van de benodigde bergingscapaciteit moet rekening worden gehouden met een ruimtebeslag van 5,5% van het verharde oppervlak. De zone aan zuidzijde van het plangebied krijgt een functie in de berging van hemelwater. Deze voert het water af naar de watergang ten oosten van het Omnisportcentrum, die ook een deel van de berging verzorgt. Via deze watergang wordt overtollig water gedoseerd afgevoerd naar een leiding in de Zutphensestraat.
Om een goede afwatering te realiseren, is een deel van het plangebied opgehoogd. Hierdoor wordt voldaan aan de gewenste ontwateringdiepte en wordt een zodanig verloop van het maaiveld gecreëerd dat water via permeabele leidingen onder vrij verval naar de zuidelijke waterberging kan stromen. De zones langs de Zutphensestraat en langs het noordelijke deel van de Laan van Erica liggen lager, en voeren hun hemelwater af naar de watergang.
Aangezien een voldoende ontwateringdiepte is gegarandeerd, is specifieke drainage niet nodig. Binnen het gebied wordt de afvoer van regenwater verzorgd door een stelsel van periodiek permeabele buizen. Deze wateren grotendeels onder vrij verval naar een groene zone ten zuiden van de weg De Voorwaarts. De zone heeft een bodemhoogte van NAP + 9,40 m, waarboven een laag water wordt geborgen na neerslag. Een klein deel van het gebied watert af naar de watergang, met een streefwaterpeil van NAP + 9,05 m. Hierboven wordt tot 0,3 m water geborgen na neerslag.
Als reactie op het voorontwerp bestemmingsplan van 3 november 2005 had het waterschap gevraagd of er berging wordt aangelegd op de aangrenzende locatie Zonnehoeve. Verder had het waterschap geen commentaar. Het waterschap is in 2005 geconsulteerd bij het waterhuishoudkundig ontwerp. Zo was het waterschap tijdig geïnformeerd van de keuzes in dit ontwerp, en kon haar inzichten inbrengen. Het ontwerp is door het waterschap goedgekeurd. Tijdens de realisatie is het ontwerp op details aangepast, maar de principes zijn en worden gevolgd.
5.3 Natuurwaarden
5.3.1 Beleid
Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via de Flora- en faunawet (met name soortbescherming), de Natuurbeschermingswet (met name gebiedsbescherming), de Boswet en/of de provinciale richtlijn voor Bos- en natuurcompensatie.
Soortbescherming
Op grond van de Flora- en faunawet is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.
De zorgplicht houdt in dat iedereen 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere, dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Er zijn een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen als verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet opgenomen. De belangrijkste artikelen zijn de art. 8 t/m 12 waarin onder andere de vernieling, en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten, verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.
Op grond van artikel 75 van de wet kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AmvB zijn ook enkele vrijstellingsregelingen mogelijk. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid:
- Tabel 1 – Algemene soorten
Voor deze soorten geldt de lichtste vorm van bescherming. Als de werkzaamheden of activiteiten vallen onder ruimtelijke ontwikkeling,bestendig beheer of gebruik, dan geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van Artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. - Tabel 2 – Overige soorten
Deze soorten genieten een zwaardere bescherming. Er geldt alleen een vrijstelling als sprake is van werkzaamheden of activiteiten zoals hierboven beschreven én indien gehandeld wordt volgens een, door de Minister, goedgekeurde gedragscode. Indien niet gewerkt wordt volgens een gedragscode, kan het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk zijn. - Tabel 3 – Soorten, genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in bijlage 1 AMvB artikel 75
Deze soorten genieten de zwaarste bescherming. Ook al is sprake van werkzaamheden zoals hierboven beschreven, dan hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of een ontheffing noodzakelijk is.
Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting voor verstoring altijd een ontheffing moet worden aangevraagd. Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten wordt geen ontheffing verleend voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. Voor vogels geldt dat er alleen een ontheffing kan worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer,volksgezondheid of openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.
In diverse onderzoeken is het voorkomen van soorten in het plangebied onderzocht en is nagegaan in hoeverre de wetgeving daarbij van belang is (zie paragraaf 5.3.2).
Gebiedsbescherming
Naast de hiervoor beschreven soortbescherming kan ook een gebiedsbescherming gelden op grond van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. Aangezien het plangebied niet ligt in een gebied waarvoor zo'n gebiedsbescherming geldt en ook niet in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.
5.3.2 Onderzoek flora en fauna
In opdracht van de gemeente is in 2009 een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd voor de projectlocatie Groot Zonnehoeve /Transferium Barnewinkel in Apeldoorn. Het onderzoek is bedoeld als een actualisatie van de onderzoeken in 2003 en 2004 (Natuurwaarden van de Oostpoort in de gemeente Apeldoorn, Adviebureau Mertens, 2004a & Natuurwaarden in het plangebied Zonnehoeve, Adviesbureau Mertens, 2004b en vleermuisonderzoek in 2007 (Vleermuizen in vijf reconstructiegebieden in 2007 in Apeldoorn, Adviesbureau Mertens, 2007).
De onderzoeksrapporten omvatten veelal een ruimer gebied dan het onderhavige bestemmingsplan. Het onderzoek van 2009 bestrijkt ook de aanpalende gebiedsdelen die vallen onder Zonnehoeve en Barnewinkel: het omvat het gebied tussen de Zutphensestraat (noord), de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen (zuid), de spoorlijn Apeldoorn-Deventer (west) en de A50 (oost). In deze beschrijving zullen alleen de relevante onderdelen binnen het onderhavige bestemmingsplan worden benoemd. Het onderzoek van 2009 heeft zich gericht op de onderdelen van dit gebied waar nog ruimtelijke ontwikkelingen gaan plaatsvinden; de reeds ontwikkelde delen zijn buiten beschouwing gelaten. Uit eerder onderzoek zijn hier alleen algemene soorten aangetroffen, die zijn komen te vallen onder de vrijstellingsregeling. Dat wil zeggen dat er in het gebied ten westen van de Laan van Erica (De Voorwaarts) alleen de ontwikkeling van twee locaties in ogenschouw is genomen; een ontwikkelingslocatie langs de laan van Erica ter plaatse van een klein bosje en de ontwikkeling ten zuiden van Omnisportcentrum.
Het boselement langs de Laan van Erica en de parkeerplaats en het braakliggend terrein rondom Omnisportcentrum zijn in 2009 onderzocht op basis van een aanvullend veldbezoek (17 november 2009). Het gebied ten zuiden van de Zutphensestraat is, met het oog op de actualisering van de onderzoeksgegevens uit 2004 in 2009 opnieuw in zijn geheel onderzocht. Voor het onderhavige bestemmingsplan is vooral de zone langs de Zutphensestraat relevant.
Hierna wordt een overzicht gegeven van de ecologische gevolgen van het bestemmingsplan. Hierbij is onderscheid gemaakt in enerzijds (deel)activiteiten die samenhangen met de ontwikkeling van De Voorwaarts en de anderzijds de ontwikkeling van de externe ontsluiting (Zutphensestraat, Laan van Erica).
De Voorwaarts
In november 2009 is een verkennend veldbezoek naar de ecologische gevolgen van de ontwikkeling van De Voorwaarts uitgevoerd. Het terrein bestaat uit enkele braakliggende percelen, braamruigten en boomopstanden. De boomopstand bestaat uit een L-vormige rij met voornamelijk oude zomereiken (diameter op borsthoogte van 40 tot 70 cm). In enkele bomen zijn holten zichtbaar. Aan de noordzijde van het terrein grenzend aan de Zutphensestraat bestaat het bos uit jonge opslag van eik en berk. Langs de Laan van Erica is een laanbeplanting aanwezig.
Het terrein ten zuiden van Omnisportcentrum bestaat uit braakliggend, zandig terrein dat deels in gebruik is als parkeerplaats.
De onderzoeksinspanning naar de groep van strikt beschermde vleermuizen bestond uit één veldbezoek in juni 2003 en twee veldbezoeken in 2007 (in juni en september). Door middel van een aanvullend veldbezoek in november 2009 wordt de aanwezigheid van ontheffingsplichtige vogels als roofvogels en uilen uitgesloten. Ook zijn geen nesten waargenomen van soorten als roek of eekhoorn.
Hoewel niet waarschijnlijk kan de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in het boselement ten westen van de Laan van Erica niet op voorhand worden uitgesloten. In een aantal bomen zijn holten zichtbaar die een functie kunnen hebben als zomerverblijf. Aangezien deze opstand gehandhaafd blijft, is verder onderzoek niet noodzakelijk.
De deellocatie die deels in gebruik is als parkeerplaats, deels bestaat uit braakliggend terrein is ongeschikt als leefgebied voor strikt(er) beschermde soorten. Van strijdigheid van de voorgenomen ontwikkelingen met de Flora- en faunawet is dan ook geen sprake.
Zone Zutphensestraat
Het ten oosten van de Laan van Erica gelegen gebied is geheel in het onderzoek van 2009 betrokken; daarbij ook de strook langs de Zutphensestraat.
Ten aanzien van vogels wordt voor het gehele plangebied vastgesteld dat er geen soorten voorkomen die jaarrond gebruik maken van vaste rust- en verblijfplaatsen, met uitzondering van de huismus. De plaatsen waar de huismus voorkomt, bevinden zich evenwel buiten de zone langs de Zutphensestraat en zijn daarmee niet in het geding.
Ten aanzien van vleermuizen maakt het onderzoeksrapport van 2009 melding van gewone dwergvleermuis, baardvleermuis, gewone grootoorvleermuis en enkele andere vleermuissoorten. Van belang zijn daarbij de vaste verblijfplaatsen, de foerageermogelijkheden en de vliegroutes. Eerst zal worden ingegaan op verblijfplaatsen en foerageermogelijkheden, vervolgens op het voorkomen van vliegroutes.
Wat betreft de dwergvleermuis beperken de verblijfplaatsen zich tot enkele panden en bijgebouwen behorend bij Groot Schuylenburg. Binnen dit bestemmingsplan worden hiervoor geen ontwikkelingen voorzien. Er worden daarnaast geen negatieve effecten op foeragerende (en baltsende) dwergvleermuizen binnen het gehele onderzoeksgebied verwacht.
Wat betreft baardvleermuis en gewone grootoorvleermuis wordt uitgesloten dat zich binnen 10 m langs de Zutphensestraat verblijfplaatsen bevinden. Binnen het overige deel van het aanpalende Schuylenburg is dit niet uitgesloten.
Wat betreft overige vleermuissoorten: Van laatvlieger en ruige dwergvleermuis (Mertens 2004a/b) zijn geen verblijfplaatsen of belangrijke foerageergebieden aangetroffen, waardoor het effect van de voorgenomen plannen op deze soorten minimaal zal zijn. Van watervleermuis zijn in het verleden enkele foeragerende dieren waargenomen boven de spoorsloot ten zuiden van het plangebied (Mertens 2004a/b). Ook hier blijft de situatie gehandhaafd en gezien de ligging van de watergang ten zuiden de spoorlijn is geen effect te verwachten op het voorkomen van watervleermuis. Van rosse vleermuis is slechts een enkel dier waargenomen in of boven het bosgebied Groot Schuylenburg. Gezien de waarnemingen wordt niet verwacht dat deze vleermuizen een verblijfplaats hebben binnen het plangebied. Negatieve effecten op deze soorten zijn dan ook uitgesloten.
Van de gewone dwergvleermuis is tijdens de onderzoeken in 2003 en 2007 een vliegroute vastgesteld langs de Zutphensestraat (Mertens 2004a en 2007). Tijdens het onderzoek in 2009 is de vliegroute niet vastgesteld. Het is aannemelijk dat de destijds vastgestelde vliegroute nog steeds in meer of mindere mate in gebruik is. In het eerdere onderzoek wordt geconcludeerd dat met de verbreding van de weg geen negatief effect optreedt op deze vliegroute. Langs de zuidzijde van de Zutphensestraat zal over een breedte van circa 10 meter het aanpalende bos worden verwijderd. Daarmee wordt het bos smaller, maar langs de nieuwe weg zal wel een begeleidende bos/bomenrand aanwezig blijven. Met het handhaven van een wegbegeleidende, opgaande begroeiing van bos/bomen zal de functie als vliegroute niet vervallen. Daarbij moet aandacht worden besteed aan de straatverlichting, die ten opzichte van de huidige situatie niet in intensiteit moet toenemen en waarbij aanstraling van de groenzone zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Gegeven het feit dat de gewone dwergvleermuis ook in de huidige, verlichte situatie de vliegroute gebruikt, zijn dan geen negatieve effecten te verwachten.
Overige beschermde soorten (tabel 2 en 3). Binnen het plangebied zijn verschillende eekhoorns aangetroffen. Verblijfplaatsen (nesten) van eekhoorn zijn niet aangetroffen, maar zijn, gezien de leeftijd en soortensamenstelling van het bosgebied op het terrein van Groot Schuylenburg vrijwel zeker aanwezig. Ook na uitvoering van de ruimtelijke ontwikkelingen blijft het gebied geschikt voor eekhoorns, van negatieve effecten op de (lokale) eekhoornpopulatie is naar verwachting geen sprake. Aandachtspunt is wel de mogelijke verstoring en vernieling van verblijfplaatsen nesten) bij de kap van bomen. Dit geldt voor de kap van bomen ten behoeve van woningbouw bij Groot Schuylenburg. Binnen de 10m zone langs de Zutphensestraat zijn nestbomen niet vastgesteld.
Conclusie
Concluderend kan worden vastgesteld dat er geen sprake is van strijdigheid met de Flora- en Faunawet mits:
- de vliegroute van vleermuizen langs de Zutphensestraat in stand wordt gehouden door (1) het handhaven van een aaneengesloten/lijnvormige bosrand/bomenrij langs deze weg, (2) er geen versterking van de straatverlichting plaatsvindt en (3) wordt voorkomen dat de bosrand/bomenrij wordt aangestraald.
- verstoring van verblijfplaatsen van vogels en hun broedsels wordt voorkomen door de verstorende werkzaamheden (met name het rooien van opstanden) buiten het broedseizoen (voor de meeste soorten loopt dit van maart tot en met juli) te verrichten.
- in het algemeen de zorgplicht in acht wordt genomen.
5.3.3 Bos- en natuurcompensatie
Beleid
De bescherming van bos en natuur is geregeld via de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998, die is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. De Boswet is in het onderhavige gebied niet van toepassing. Voor gronden met de hoofd- of medebestemming 'Bos' en 'Natuur' (of voor gronden met bestaande bos (minimaal 10 are) of bomen (minimaal 20 in een rij) die in het kader van ruimtelijke planvorming worden herbestemd met een ander doel dan bos of natuur, gelden bepaalde compensatieregels.
Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25 tot 100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. In de richtlijn is bepaald dat er in principe fysieke compensatie plaatsvindt: als natuur of bos moet plaatsmaken voor andere vormen van ruimtegebruik moet er op een andere plek natuur of bos voor terugkomen. Er moet dan gelijktijdig met het bestemmingsplan ten gevolge waarvan bos of natuur verdwijnt, een nieuw aan te leggen natuur- of bosgebied worden bestemd, hetzij in het eigen plangebied, hetzij in een ander plangebied. Slechts wanneer fysieke compensatie niet of maar gedeeltelijk mogelijk is dan wel onaanvaardbare vertraging voor het project oplevert, mag financieel gecompenseerd worden. In het geval van financiële compensatie dient die compensatie gelijktijdig met het vaststellen van het bestemmingsplan geregeld te zijn. Dat kan door het vastleggen van een privaatrechtelijke overeenkomst met een initiatiefnemer maar ook door het instellen van een gemeentelijk groenfonds dat is gericht op natuur- en boscompensatie. De gemeente hanteert daarbij de Groene Kluis, waarin de financiële vergoeding van compensatieverplichtingen gericht worden ingezet op compensatie van de arealen bos of natuur en daarmee op de versterking van de Groene Mal.
Zutphensestraat
In verband met de reconstructie van de Zutphensestraat is de Boswet en de provinciale richtlijn uit 1998, van toepassing. Deze richtlijn is gericht op de instandhouding van het bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland. Voor grond met de hoofd- en medebestemming 'bos' en 'natuur' die in het kader van ruimtelijke planvorming wordt aangetast, gelden bepaalde compensatieregels. Deze compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%; voor bos van 25-100 jaar 130% en voor bos ouder dan 100 jaar, 140%. Verder geldt voor gronden binnen de bebouwde kom die herplantplichtig zijn, volgens de criteria van de Boswet (bosjes van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) eveneens de compensatieverplichting vanuit de richtlijn.
Bij de voorgenomen verbreding van de Zutphensestraat wordt een groot deel van de laanbomen en een klein deel van het bosgebied bij Groot Schuylenburg gekapt. Gelet op de leeftijd van de laatst genoemde opstand geldt een compensatiefactor van 140%. Gelet op de leeftijd van de laanbomen (25-100 jaar oud) geldt een compensatiefactor van 130%. De oppervlaktes die verloren gaan bij verbreding van de Zutphensestraat zijn respectievelijk 2.155 m² laanbomen en 5.105 m² bos. Als dit wordt vermeerderd met de hiervoor genoemde percentages komt dit neer op een te compenseren bosoppervlak van afgerond één hectare (2.155 x 1,3 plus 5.105 x 1,4).
Laan van Erica / Osseveld
Tengevolge van de reconstructie van de Laan van Erica / Laan van Osseveld zullen in totaal 257 bomen moeten verdwijnen. Rekening houdend met compensatiefactor van 120 en 130% zullen er 319 bomen worden gecompenseerd. Bij de berekening van de compensatie mogen de bomen die worden teruggezet (200), als laanbeplanting, worden meegerekend. De resterende compensatieopgave bedraagt dan 120 bomen.
Conclusie
Hiervoor is aangegeven dat 1 ha (10.000 m²) bos en 120 bomen worden gecompenseerd. In het bestemmingsplangebied De Voorwaarts zijn twee percelen grond met een gezamenlijke oppervlakte van 8.600 m² groot bestemd als “bos- en parkstrook”. Deze percelen zullen door de gemeente worden ingeplant met bomen. Er resteert dan nog een compensatieverplichting van 1400 m² en 120 bomen. De hiervoor benodigde ruimte ligt in het naastgelegen gebied Groot Zonnehoeve en/of het daaraan grenzende gebied De Barnewinkel. Daarnaast vindt op de volgende gronden fysieke compensatie plaats:
- Laan van Erica op de toekomstige middenberm van ca 7m;
- de weg De Voorwaarts waar aan weerszijden dubbele bomenrijen worden geplant;
- Zutphensestraat.
5.4 Cultuurhistorie
5.4.1 Cultuurhistorische waarden
In 2009 is de landschapsstructuur door de ontwikkeling van het Omnisportcentrum, het sportcomplex van WSV en de uitbreiding van Intratuin fors veranderd. Hierdoor is de cultuurhistorische waarde van het plangebied afgenomen.
5.4.2 Archeologische waarden
Het plangebied ligt in een van oorsprong laag en nat gebied waarin diverse zandopduikingen aanwezig zijn. Deze zandopduikingen worden dekzandruggen genoemd en zijn vanaf circa 6000 jaar geleden door mensen opgezocht. De ruggen boden de mensen droge voeten en tegelijkertijd was er water dicht in de buurt. Dezelfde ruggen worden later gebruikt als plaats om een huis of boerderij te bouwen. De archeologische beleidskaart van de gemeente Apeldoorn duidt deze dekzandruggen dan ook aan als een zone met een hoge trefkans op archeologie. De ontwikkelingen van de afgelopen jaren (bouw Omnisportcentrum, aanleg sportvelden etc.) hebben echter het gebied in zodanige mate gewijzigd dat archeologische waarden niet meer te verwachten zijn.
Dat geldt ook voor het transferium. Weliswaar is deze locatie gelegen in een belangrijke archeologische zone maar uit een inventariserend veldonderzoek d.d. 7 april 2006 is gebleken dat geen aanvullend onderzoek nodig is. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen wat betekent dat zich in het gebied geen archeologische waarden hebben bevonden. Er is derhalve geen aanleiding om vanuit archeologische overwegingen geen medewerking te verlenen aan de voorgestane ontwikkeling.
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Het plangebied valt uiteen in een drietal bouwstenen nl.:
- 1. het westelijke gebiedsgedeelte dat wordt begrensd door de beide spoorlijnen, de Zutphensestraat en de Laan van Erica.
- 2. de verdubbeling van de Zutphensestraat en de aanleg van het transferium
- 3. de uitgifte van een bouwkavel in de wig van de Zutphensestraat en de spoorlijn naar Deventer.
Van elk van deze onderdelen volgt nu een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid.
Ad 1
Er is sprake van een gebiedsdeel dat al voor een belangrijk gedeelte is gerealiseerd. De Omnisporthal, de voetbalvelden, de nieuwbouw van Intratuin en de skeelerbaan/ijsbaan zijn al verwezenlijkt. Op basis van het in procedure te brengen bestemmingsplan wordt er een GDV/PDV programma toegevoegd. Er is sprake van actieve gemeentelijke bouwgrondproductie met klassieke kosten van aankoop (van bijvoorbeeld de Amerikahal en omliggende parkeerterreinen), apparaatskosten, kosten van bouwrijp maken, woonrijp maken, rente en vele andere. Tegenover de kosten staan inkomsten uit verkoop van bouwrijpe grond voor GDV/PDV. Rond het GDV/PDV programma is een uitgiftecontract gesloten met een aan ontwikkelaar IPMMC verbonden juridische entiteit. Dit gebiedsdeel genereert rond de bouwgrondproductie een positieve netto geldstroom zodat vanuit het blikveld van de gemeente de economische uitvoerbaarheid is verzekerd. De netto opbrengst wordt ingezet in het dekkingsplan voor het Omnisport.
De ontwikkelaar/grondkoper zorgt voor de opstal ontwikkeling en voor de aansluitende verhuur dan wel verkoop van grond en opstallen aan een belegger die vervolgens het winkeloppervlak gaat verhuren.
Ad 2
De aanlegkosten (inclusief verwerving van de ondergrond en van de planvoorbereiding/apparaatskosten/directievoering) van de verdubbeling van de Zutphensestraat en het Transferium worden gedekt door een beroep te doen op daartoe onder programma 14 gereserveerde middelen in de BROA (=Bestemmingsreserve Ruimtelijke Ontwikkeling Apeldoorn) alsmede uit een provinciale bijdrage. De gereserveerde middelen zijn toereikend om de uitgaven te dekken waardoor de economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
In de volgende tabel is een overzicht opgenomen van de beschikbare dekkingsmiddelen
BROA (* €1000) | Restant t/m 2010 | 2011 | 2012 |
Programmma 14: Verkeer | |||
Infrastructuur Oostzijde stad / Omnisport | 100 | 490 | 7.043 |
-aanvullend budget in verband met een provinciale bijdrage | 1.870 | ||
Aanleg Transferium Barnewinkel | 5 | 1.213 | |
Totaal | 105 | 1.703 | 8.913 |
Tabel 5.4.
Ad 3
In dit gebiedsdeel, dat nagenoeg volledig is gerealiseerd, ligt nog een te verkopen bouwkavel. Die kavel is gemeente eigendom. De verwachte opbrengsten overtreffen de daaraan verbonden kosten zodat de economische uitvoerbaarheid van dit gebiedsdeel eveneens is veilig gesteld.
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 RUIMTELIJKE EN FUNCTIONELE OPZET is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In paragraaf 6.2 van de JURIDISCHE PLANOPZET wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. Paragraaf 6.3 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 6.4 tenslotte worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
6.2 Karakter Bestemmingsplan
Bestemmingsplan De Voorwaarts is een ontwikkelingsplan, waarin de toekomstige situatie uitgangspunt is voor de wijze van bestemmen.
6.3 Bestemmingen
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Bedrijf
De bedrijven die in het plangebied voorkomen hebben de bestemming Bedrijf. Dit betreft uitsluitend het verkooppunt voor motorbrandstoffen aan de Zutphensestraat.
Bos
Op de gronden met de bestemming Bos zijn bos, struikgewas, hakhout en afschermende groenbeplanting toegestaan. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de bescherming en de versterking van het bos met de bijbehorende landschaps- en natuurwaarden. Verder zijn paden, in- en uitritten en nutsvoorzieningen toegestaan.
Detailhandel - Tuincentrum
De gronden met de bestemming ‘Detailhandel-Tuincentrum’ zijn bestemd voor een tuincentrum. Daarnaast mogen de gronden worden gebruikt als tuin en/of erf en zijn nutsvoorzieningen toegestaan. In de specifieke gebruiksregels is gedetailleerd opgenomen welke (detailhandels)activiteiten voor een tuincentrum worden toegestaan.
Detailhandel - Wonen
De gronden met de bestemming detailhandel - wonen hebben betrekking op de meubelboulevard. In de begripsomschrijving in artikel 1.27 is de toegestane detailhandel gekoppeld aan het thema wonen.
Gemengd 1
Op gronden met de bestemming 'Gemengd 1' zijn toegestaan de sport en recreatievoorzieningen, de grootschalige detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, leisure maatschappelijke voorzieningen en horeca.
Gemengd 2
Dit is het perceel waarop de Americahal is gesitueerd. De Americahal is bestemd voor congressen, kantoren en zakelijke dienstverlening. In de gebruiksregels is voor de Americahal een regeling opgenomen die er in voorziet dat voor zes detailhandelgerelateerde evenementen vergunning kan worden verleend.
Groen
Het structurele openbare groen is onder de bestemming Groen gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, vijvers, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Burgemeester en wethouders kunnen onder voorwaarden vergunning verlenen voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
De waterberging aan de spoorbaan langs De Voorwaarts valt onder deze bestemming.
Sport
Op de gronden met de bestemming Sport zijn evenementen, nutsvoorzieningen, sport en sportvoorzieningen tot en met categorie 3.1 toegestaan. Deze bestemming is gegeven aan het sportcomplex van WSV en de ijs- en skeelerbaan in het plangebied.
Verkeer - Spoorweg
De bestemming Verkeer – Spoorweg is gegeven aan de spoorlijn Apeldoorn-Zutphen. Hier zijn wegen, spoorwegen, bermen, watergangen, groenvoorzieningen en specifieke spoorinfrastructuur toegestaan.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Binnen deze bestemming heeft het geplande transferium de aanduiding " (sv-tf) specifieke vorm van verkeer - transferium" gekregen.
Verkeer - Weg
De wegen met primair een functie voor het doorgaande verkeer hebben de bestemming Verkeer - Weg gekregen. Het betreft De Zutphensestraat, de Laan van Osseveld en de Laan van Erica.
Wonen
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven.
Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand en twee-onder-een-kap.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Leiding - Gas
De gronden met de dubbelbestemming Leiding – Gas zijn mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de leiding worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Er kan pas vergunning worden verleend wanneer vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen. Er is een omgevingsvergunning vereist waarbij aan de aanleg van diepwortelende beplanting, grondwerken, het aanbrengen van verhardingen en heiwerkzaamheden, beperkingen worden gesteld.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
6.4 Algemene Regels En Overgangs- En Slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 19 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 18.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied is toegestaan.
Lid 19.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 20 staan de algemene gebruiksregels. Hierin is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
In artikel 21 zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen.
De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
7 Inspraak En Overleg
7.1 Bespreking Voorontwerp Tijdens Politieke Markt
Het voorontwerp is door de gemeenteraad besproken tijdens de politieke markt van 10 maart 2011.
Verwezen wordt naar Bijlage toelichting 24 Nota inspraak en overleg.
7.2 Inspraak
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 3 maart 2011 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Verwezen wordt naar Bijlage toelichting 24 Nota inspraak en overleg.
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
Voor het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt verwezen naar Bijlage toelichting 24 Nota inspraak en overleg
7.4 Totstandkoming Plan
Naar aanleiding van de inspraakprocedure is het plan aangepast.
De functies sport, maatschappelijk en cultuur zijn bij de Americahal geschrapt.
In de bestemming Gemengd - 1 zijn de functies maatschappelijk, kantoor en leisure begrensd en is de functie cultuur geschrapt.
Op de plankaart is een rioolaanduiding bij het transferium opgenomen en is een bouwkavel op de meubelboulevard bestemd tot detailhandel - wonen.
Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele aanpassingen in het plan aangebracht.
Voor de meubelboulevard is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor horeca met een maximale oppervlakte van 1200 m².
Voor Intratuin wordt een voorschrift opgenomen dat voorziet in detailhandel in artikelen die branchevreemd zijn tot 5% van de verkoopoppervlakte met een maximum van 350 m² verkoopoppervlakte.
Om een deel van het verblijfsgebied te kunnen gebruiken als terras zijn de regelen en de plankaart aangepast.
Een afwijkingsregel van 3% over de maximaal toegestane oppervlakte aan grootschalige detailhandel van 27.300 m² is toegevoegd.
Onbekend 1 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5231 | Apotheken | 0 | 0 | 0 | 10 | 10 | 1 |
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8512 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
8514 8515 | Consultatiebureaus | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 |
853.2 | Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9131.1 | Buurt- en clubhuizen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
Onbekend 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
5511 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
554.1 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
554.2 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 | 10 | 30 | 2 |
Onbekend 3 Lijst Van Toegelaten Sportvoorzieningen
SBI | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Grootste afstand | Categorie |
92622 | Schietinrichtingen binnenbanen: boogbanen | 0 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 |
926211 | Schietinrichtingen buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 0 | 0 | 30 | 30 | 30 | 2 |
9262F | Sportscholen, gymnastiekzalen | 0 | 0 | 30 | 0 | 30 | 2 |
9261.11 | Zwembaden overdekt | 10 | 0 | 50 | 10 | 50 | 3.1 |
9261.2A | Sporthallen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
9261.2F | Tennisbanen (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
9261.2G | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 |
Onbekend 4 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
SBI-CODE | OMSCHRIJVING | CATEGORIE |
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 1 |
2223 | Grafische afwerking | 1 |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 1 |
361 | Meubelstoffeerderijen | 1 |
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 1 |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 |
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 1 |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 1 |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 1 |
633 | Reisorganisaties | 1 |
642 | Telecommunicatiebedrijven | 1 |
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor | 1 |
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 |
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 1 |
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 1 |
9302 | Schoonheidsspecialist op afspraak | 1 |
9302 | Kapper op afspraak | 1 |
9305 | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Onbekend 1 Perifere En Grootschalige Detailhandel Apeldoorn, Deelrapportage De Voorwaarts 29 Februari 2008
Onbekend 2 Apeldoorn, Verdiepend Onderzoek Detailhandel Op Locatie De Voorwaarts
Bijlage toelichting 2 Apeldoorn, Verdiepend onderzoek detailhandel op locatie De Voorwaarts
Onbekend 3 Mer 2003
Bijlage toelichting 3 MER 2003
Onbekend 4 Mer 2003 Bijlagen
Bijlage toelichting 4 MER 2003 Bijlagen
Onbekend 5 Mer 2003 Samenvatting
Bijlage toelichting 5 MER 2003 Samenvatting
Onbekend 6 Aanvulling Mer 2009
Bijlage toelichting 6 Aanvulling MER 2009
Onbekend 7 Aanvulling Mer 2009 Bijlagen
Bijlage toelichting 7 Aanvulling MER 2009 Bijlagen
Onbekend 8 Aanvulling Mer 2009 Bijlage Akoestisch Onderzoek
Bijlage toelichting 8 Aanvulling MER 2009 Bijlage akoestisch onderzoek
Onbekend 9 Aanvulling Mer 2009 Bijlage Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage toelichting 9 Aanvulling MER 2009 Bijlage luchtkwaliteitsonderzoek
Onbekend 10 Aanvulling Mer 2009 Samenvatting
Bijlage toelichting 10 Aanvulling MER 2009 Samenvatting
Onbekend 11 Toetsingsadvies Commissie M.e.r.
Bijlage toelichting 11 Toetsingsadvies Commissie m.e.r.
Onbekend 12 Parkeerbehoefte
Bijlage toelichting 12 Parkeerbehoefte
Onbekend 13 Toelichting Verkeersproductie
Bijlage toelichting 13 Toelichting verkeersproductie
Onbekend 14 Locatieonderzoek Transferium
Bijlage toelichting 14 Locatieonderzoek transferium
Onbekend 15 Berekening Verkeersbelasting Op- En Afritten A50
Bijlage toelichting 15 Berekening verkeersbelasting op- en afritten A50
Onbekend 16 Structuurschets Barnewinkel
Bijlage toelichting 16 Structuurschets Barnewinkel
Onbekend 17 Bodemonderzoek Barnewinkel 13
Bijlage toelichting 17 Bodemonderzoek Barnewinkel 13
Onbekend 18 Bodemonderzoek De Voorwaarts
Bijlage toelichting 18 Bodemonderzoek De Voorwaarts
Onbekend 19 Bodemonderzoek Voormalige Voetbalvelden
Bijlage toelichting 19 Bodemonderzoek voormalige voetbalvelden
Onbekend 20 Akoestisch Onderzoek De Voorwaarts
Bijlage toelichting 20 Akoestisch onderzoek De Voorwaarts
Onbekend 21 Luchtkwaliteitsonderzoek De Voorwaarts
Bijlage toelichting 21 Luchtkwaliteitsonderzoek De Voorwaarts
Onbekend 22 Risicoberekening Aardgastransportleiding
Bijlage toelichting 22 Risicoberekening aardgastransportleiding
Onbekend 23 Flora- En Faunaonderzoek
Bijlage toelichting 23 Flora- en faunaonderzoek
Onbekend 24 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage toelichting 24 Nota inspraak en overleg
Onbekend 25 Risicoanalyse
Bijlage toelichting 25 risicoanalyse
Onbekend 26 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State
Bijlage toelichting 26 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State
Onbekend 27 Procedureschema
Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding | - |
Voorbereidingsbesluit geldig t/m | - |
Voorontwerp ter inzage | 03-03-2011 - 30-03-2011 |
Ontwerpplan ter inzage | 18-08-2011 - 28-09-2011 |
Vaststelling door gemeenteraad | 22-12-2011 |
Ter inzage legging vastgesteld plan | 12-01-2012 - 22-02-2012 |
Aanwijzing GS/Minister | - |
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak | ja |
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak | - |
Datum inwerkingtreding b.p. | 24-02-2012 |
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak | beroepen ongegrond |
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan | 05-09-2012 |
Opmerkingen | - |