KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Detailhandel
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca - 1
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 11 Verkeer - Weg
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Waarde - Archeologie Hoog
Artikel 14 Waarde - Beken En Sprengen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 20 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 22 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 23 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting
2 Beleidskader
2.1 Nota Ruimte
2.2 Streekplan Gelderland 2005
2.3 Structuurplan Stedelijk Gebied
2.4 De Groene Mal
2.5 Woonvisie
2.6 Binnenstadsvisie
2.7 Verkeersbeleid
2.8 Waterbeleid
2.9 Duurzaamheidsbeleid
2.10 I-cultuur
2.11 Welstandsbeleid
2.12 Sloopverbod
3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur
3.3 Groenstructuur
3.4 Natuurwaarden
3.5 Verkeer En Vervoer
3.6 Archeologie
3.7 Cultuurhistorie
3.8 Kabels En Leidingen
4 Ruimtelijke En Functionele Opzet
4.1 Gerealiseerde Ontwikkelingen
4.2 Nieuwe Ontwikkelingen
4.3 Infrastructuur
4.4 Verkeersontsluiting En Parkeren
4.5 Duurzaam Bouwen
5 Uitvoerbaarheid
5.1 Milieuaspecten
5.2 Waterhuishouding
5.3 Natuurwaarden
5.4 Cultuurhistorie
5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 De Regels
6.3 De Plankaart
7 Inspraak En Overleg
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening
7.4 Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen
Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen
Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen
Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis
Bijlage 5 Bedrijvenlijst Bestemming Gemengd
Bijlage 1 Bestaande Bedrijven En Inrichtingen
Bijlage 2 Overzicht Van Losse Bijlagen
Bijlage 3 Procedureschema

Kanaaloevers Haven

Bestemmingsplan - gemeente Apeldoorn

Onherroepelijk op 11-03-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Kanaaloevers Haven van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.bp1038-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan, gelegen:

  • ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  • binnen het bouwvlak, op het gedeelte waar volgens deze regels de bouw van een woning niet is toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.8 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.9 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.11 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.13 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.14 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.15 bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 erkend archeoloog

Een door burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen archeoloog die voldoet aan de door en krachtens de Monumentenwet gestelde kwalificaties en eisen.

1.27 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.28 folly

Een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.29 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.31 hoge archeologische verwachtingswaarde

Een aan een gebied toegekende waarde die aangeeft dat ter plaatse de trefkans op archeologische vondsten hoog is dan wel dat het belang van de mogelijke archeologische waarden en/of vondsten hoog is.

1.32 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 hoofdverblijf

  1. a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  2. b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden tenminste twee derde van de tijd zal overnachten.

1.34 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.35 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.36 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.37 monumentale boom

Een boom, die als bijzondere boom is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.38 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.39 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.40 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.41 permanente bewoning

Gebruik als hoofdverblijf als bedoeld in de Wet GBA, waaronder wordt verstaan:

  1. a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet GBA bepaalde noopt tot inschrijving in het persoonsregister van de gemeente en/of
  2. b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een hoofdverblijfbeschikt.

1.42 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.43 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.44 publieksgerichte bedrijvigheid

Bedrijvigheid met een rechtstreeks contact met het publiek (baliefunctie) waarbij de omgevingseffecten voornamelijk worden veroorzaakt door het aantrekken van publiek.

1.45 recreatiewoning

Een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden.

1.46 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  1. a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  2. b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  3. c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  4. d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  5. e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.47 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd al dan niet geschakeld door middel van bijgebouwen .

1.48 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.49 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatiewoningen.

1.50 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.51 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.52 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.53 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.54 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst vantoegelaten bedrijfstypen;
    2. 2. de volgende bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
      Bedrijf SBI-code Straatnaam Huisnummer
      specifieke vorm van bedrijf - groothandel in akkerbouwproducten & veevoeders groothandel in akkerbouwproducten & veevoeders 5121.0 Griftstraat 8
      specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in antiek handel in antiek reparatie- & service 527 Griftstraat 24
      specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in motorfietsen handel in motorfietsen, reparatie- & service 501 Griftstraat 36
      specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in auto's en motorfietsen handel in auto's & motorfietsen, reparatie- & service 501 Kanaalstraat 45
    3. 3. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    4. 4. beroepsuitoefening aan huis;
    5. 5. nutsvoorzieningen;
    6. 6. tuin en/of erf;
  2. b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    1. 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
    2. 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte/inhoud Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen - bouwvlak
- 600 m³ per bedrijfswoning
de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (3.3a)
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen 50 m² bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (3.3b)
- de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (3.3a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 3.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij bedrijfsgebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van tenminste 3 m, indien dit uit brandveiligheids- en stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  2. b. van het in lid 3.2 bepaalde dat bijgebouwen bij de bedrijfswoning niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
  3. c. van het in lid 3.1 en lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 3.5 omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels is verleend.

3.4 Specifieke gebruiksregels

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als bedrijfsterrein, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens niet is toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Detailhandel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. wonen op de verdieping, en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' voor een bedrijfswoning;
  3. c. beroepsuitoefening aan huis;
  4. d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' en ''maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (4.3a)
- bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;

4.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de oppervlakte van de woning en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen waaronder begrepen begeleid wonen, uitsluitend op de verdieping;
  2. b. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst bestemming gemengd, uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd gronden ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping';
  3. c. horeca categorie 1 van de bij deze regels behorende Bedrijvenlijst bestemming gemengd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd gronden ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping';
  4. d. publieksgerichte bedrijvigheid in de categorieën 1 van de lijst van Lijst van toegelatenbedrijfstypen, uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd gronden ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - functie op verdieping';
  5. e. de instandhouding en het herstel van bebouwing met hoge cultuurhistorische/ stedenbouwkundige waarde ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  6. f. beroepsuitoefening aan huis;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (5.3a)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (5.3b)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 5.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. van het in lid 5.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  3. c. van het in lid 5.1 en lid 5.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 5.6 omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels is verleend.

5.4 Omgevingsvergunning voor het slopen

5.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. hondenuitlaatplaatsen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. vijvers en watergangen;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder begrepen speel- en klimtoestellen.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde speel- en klimtoestellen: 4 m (6.4)
overig: 2,50 m
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.2bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert.

Artikel 7 Horeca - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. wonen, uitsluitend op de verdieping;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.1en lid 7.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 7.5 een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels is verleend.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de oppervlakte van de woning en 100% van de oppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
  2. b. congres- en vergaderruimten;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) aangegeven waarde uitsluitend een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

8.3 Specifieke gebruiksregels

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. beroepsuitoefening aan huis;
  3. c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  4. d. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

9.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning bouwvlak de ter plaatse van de aanduiding'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning 50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan bijgebouw: 3 m bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m
- situering minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de bedrijfswoning is gebouwd (9.3a)
- bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen tuinmeubilair: 3 m
antenne-installati
speel- en klimtoestellen: 4 m (9.3b)
overig: 2 m
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken:

  1. a. van het in lid 9.2 bepaalde dat bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  2. b. van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder oplevert;
  3. c. van het in lid 9.1 en lid 9.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 9.5 omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels is verleend.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2per kavel;
  2. b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  3. c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  4. d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  5. e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  6. f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  7. g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied;
  2. b. evenementen;
  3. c. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
  4. d. watergangen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuin;
  7. g. behoud en bescherming van monumentale bomen, ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom';

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 10.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (10.3)
overig: 2,50 m

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld en dit voor de omringende woningen geen onevenredige hinder

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Artikel 11 Verkeer - Weg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. in- en uitritten;
  6. f. fiets- en voetgangerstunnels;
  7. g. rijwielstallingsvoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. evenementen;
  10. j. watergangen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 16 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

bebouwing Maximale oppervlakte Maximale goothoogte Maximale bouwhoogte Bijzondere regels
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde antenne-installaties: 15 m
overkappingen: 3 m
overig: 2 m
van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het planbeoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  2. b. een parkeergarage van maximaal 2 bouwlagen waarvan maximaal 1 bovengronds, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  3. c. publieksgerichte dienstverlening, bedrijfsactiviteiten categorie 1 van de Lijst vantoegelaten bedrijfstypen, maatschappelijke voorzieningen categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  4. d. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ter plaatse van de aanduiding ''specifieke vorm van gemengd- detailhandel en dienstverlening';
  5. e. beroepsuitoefening aan huis;
  6. f. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken.

12.2 Bouwregels

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  1. a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  2. b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde:

  1. a. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  2. b. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  3. c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

12.5 Specifieke gebruiksregels

12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningentoe te staan indien:

  1. a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  2. b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  3. c. de bebouwing per bouwvlak maximaal 2.500 m3 bedraagt;
  4. d. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 13 Waarde - Archeologie Hoog

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gronden met een hoge archeologischeverwachtingswaarde.

13.2 Bouwregels

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 50 m2, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
  2. b. Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    4. 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
  3. c. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 14 Waarde - Beken En Sprengen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beken en sprengen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen.

14.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 14.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van de beken en sprengen worden gebouwd.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  1. a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
  2. b. de landschappelijke en ecologische waarden van de beek of spreng niet worden aangetast.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Algemene regels

  1. a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  2. b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  3. c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  4. d. Ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom ten minste 10 meter te bedragen.
  5. e. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
    of:
  6. f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  7. g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  8. h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

16.2 Afwijken van de algemene regels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 onder d, voor het verkleinen van genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits zulks geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

16.3 Afdekking van gebouwen

Artikel 17 Algemene Gebruiksregels

17.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde. Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  1. a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting;
  2. b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  6. f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

17.2 Strafbepaling

Overtreding van het verbod gesteld in lid 17.1, wordt hierbij aangemerkt als een strafbaar feit en daarmee als een economisch delict als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

18.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  1. a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  2. b. ten aanzien van de voorgeschreven bouwhoogte voor antenne-installaties, voor zover de bouwhoogte daarvan niet meer dan 40 meter bedraagt en deze bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik;
  3. c. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  5. e. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  6. f. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.

18.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit artikel is alleen mogelijk:

  1. a. voor zover het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  2. b. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten.

18.3 Aangrenzende percelen

Een in lid 18.1 bedoelde omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsverguning kan worden voorkomen.

18.4 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 18.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 21 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels

19.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  1. a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  2. b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het planvoorgeschreven maten, afstanden oppervlakten percentages;
  3. c. teneinde voor antenne-installaties een grotere bouwhoogte dan 40 meter toe te staan indien dat noodzakelijk is voor het beoogde gebruik, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 60 meter mag bedragen.

19.2 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het planbeoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 20 Verwijzing Naar Andere Wettelijke Regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht Bouwwerken

21.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aan-wezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergun-ning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veran-derd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

21.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als be-doeld in het eerste lid met maximaal 10%.

21.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 22 Overgangsrecht Gebruik

22.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

22.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

22.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

22.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kanaaloevers Haven.

Vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Apeldoorn

d.d. 16 december 2010 nr. 154-2010

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

het hoofd afdeling Ruimtelijk Juridische Zaken

van de dienst Ruimtelijke Ontwikkeling,

J.M. van der Zwan

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Apeldoorn staat voor de opgave om de komende jaren een groot aantal bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied te actualiseren. Op 10 januari 2001 heeft het gemeentebestuur van Apeldoorn daarom het "Plan van aanpak inhaalslag actualisering bestemmingsplannen stedelijk gebied" vastgesteld. Het bestemmingsplan "Kanaaloevers Haven" wordt, onder andere, in het kader van de inhaalslag opgesteld.

Daarnaast is de gemeente Apeldoorn bezig met de realisering van een ambitieus project: de transformatie en vernieuwing van de centrale noord-zuid as van het stedelijk gebied van Apeldoorn, de Kanaalzone. Nu is het een gebied dat met de rug naar het Kanaal is gekeerd. Straks wordt het een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen, dat met de voorkant naar het Kanaal ligt. Het Apeldoorns Kanaal fungeert voor dat gebied als belangrijke drager.

In 2005 heeft de gemeente de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn opgesteld. Het doel was het concretiseren van de ruimtelijke en programmatische ambities die de stad met de Kanaalzone heeft. De Structuurschets vormt het inhoudelijk kader voor de uitvoering van de diverse projecten, waarvan een deel inmiddels al in gang is gezet.

Tussen de twee grote (her)ontwikkelingsgebieden van de Kanaalzone ligt Kanaaloevers Haven. In dit gebied bevinden zich 2 kleine (her)ontwikkelingsgebieden, te weten het project de Beurtvaartstraat (gereed) en Kanaalstraat Noord. Het plan Beurtvaartstraat is in nauwe samenwerking tussen de ontwikkelaar en de gemeente tot stand gekomen. Voor het gebied Kanaalstraat Noord zijn de plannen nog in een dermate prematuur stadium dat deze niet in het bestemmingsplan worden opgenomen. Wel zal er een kort doorzicht gegeven worden naar de mogelijke ontwikkelingen van de locatie. Daarnaast is de gemeente actief bezig met het bovengronds halen van de beken en sprengen in de gemeente. Binnen het plangebied wordt de Grift bovengronds gehaald.

Doel van het bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingsplan heeft als doel:

  • het gebied voorzien van een actuele bestemmingsplanregeling, zodat de gewenste ruimte voor de (toekomstige) ontwikkelingen wordt geboden. Het is de bedoeling dat in het plangebied een goede mix ontstaat van wonen, voorzieningen en kleinschalige bedrijven. De grootste uitdaging van het bestemmingsplan is het ontwerpen van een regeling die deze mix mogelijk maakt;
  • de herinrichting en het bovengronds halen van de Grift in de Beurtvaartstraat mogelijk maken.

Een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de milieutechnische uitvoerbaarheid. De gemeente heeft een uitgebreide inventarisatie van mogelijke milieubelemmeringen van bedrijven in en naast het plangebied uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar de actuele hinder, de milieuvergunningen en de geldende bestemmingsplanregelingen. Tenslotte zijn onderzoeken verricht naar onder andere de luchtkwaliteit en de aanwezige flora en fauna.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied betreft de Kanaaloevers Haven aan de rand van het centrum van Apeldoorn. Het terrein wordt begrensd door een deel van de Deventerstraat en de achterzijde van de percelen aan de Deventerstraat in het noorden. Het Kanaal is de oostelijke grens van het bestemmingsplan. In het zuiden vormt de parkeergarage KoningsHaven (Kanaalstraat) de grens en aan de westzijde is de Stationsstraat de grens.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het plangebied omvat de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan De Haven Noord (vastgesteld 14-05-1981, goedgekeurd 23-08-1982);
  • Bestemmingsplan De Haven Midden (vastgesteld 03-10-1991, goedgekeurd 10-04-1992).

Alsmede de diverse partiële herzieningen en gevoerde artikel 19 procedures op de genoemde bestemmingsplannen.

1.4 Werkwijze En Opzet Van De Toelichting

Het bestemmingsplan is opgesteld door Amer / Ruimtelijke Ontwikkeling te Amersfoort, in samenwerking met de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling van de gemeente Apeldoorn.


Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. 1. de toelichting; hierin worden de beweegredenen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming en/of bescherming aan een stuk grond, alsmede uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  2. 2. de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving van de doeleinden gegeven en verder regels met betrekking tot gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen, en;
  3. 3. de verbeelding, waarop de bestemmingen van de betreffende gronden zijn aangegeven.

2 Beleidskader

2.1 Nota Ruimte

De Nota Ruimte, onderdeel van de planologische kernbeslissing Nationaal Ruimtelijk Beleid, bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het gaat om de inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030.

In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het rijk. Daarbij dient in eerste instantie de ruimtelijke kwaliteit van het bestaande stedelijke gebied te worden verbeterd. Binnen de steden zal aandacht worden besteed aan meer centrumstedelijk wonen en minder aan eenzijdige woonmilieus. Er wordt daarnaast met name gewezen op het herstel van de balans tussen 'rood en groen/blauw' oftewel bebouwing en recreatieve ruimte in en om de stad. Voor stedelingen moeten voldoende dagrecreatieve mogelijkheden in de directe omgeving zijn, in stadsparken en op het water. Onder het motto 'decentraal wat kan, en centraal wat moet' legt het Rijk de regierol voor het beleid inzake wonen in de nota vooral bij het lokale niveau neer. Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om de eigen bevolkingsgroei op te vangen en aan de woonwensen van de eigen bevolking tegemoet te komen. De provincies geven slechts op regionaal niveau de kaders aan. Een belangrijke doelstelling die vanuit het Rijk wordt genoemd is het streven dat 40% van de uitbreiding van de woningvoorraad (2005-2015) binnen het bestaande stadsgebied opgelost zal worden.

2.2 Streekplan Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 (vastgesteld op 29 juni 2005) is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Naast het generieke beleid, het beleid dat geldt voor de gehele provincie, wordt in het streekplan dan ook uitvoerig ingegaan op het regiospecifieke beleid.

Generiek beleid

Hoofddoel van het streekplanbeleid is het scheppen van ruimte voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak. Om krachtige steden en vitale regio's te bevorderen zijn de belangrijkste uitgangspunten 'bundeling van verstedelijking aan/nabij infrastructuur' en het 'organiseren in stedelijke netwerken'. Bundelingsbeleid is een centraal uitgangspunt voor de wijze waarop in het Gelders ruimtelijk beleid wordt omgegaan met verstedelijking. Bundeling in Gelderland heeft met name de volgende doelen:

  • handhaving/versterking van de economische en culturele functie van de steden;
  • behoud/versterking van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen;
  • optimale benutting van infrastructuur, kansen voor openbaar vervoer en fietsgebruik.

In het provinciaal beleid voor stedelijke ontwikkeling wordt onderscheid gemaakt tussen bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreiding. Het accent van de provinciale beleidsambities ligt op de vernieuwing en het beheer en onderhoud van bestaand bebouwd gebied. Hiervoor zijn nodig:

  • een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en openbare ruimte door fysieke aanpassingen;
  • het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en -knelpunten door een duurzame planontwikkeling;
  • door kwalitatief woonbeleid bevorderen dat woonmilieus en de kwaliteit van de woningen aansluiten op de vraag van de inwoners;
  • intensivering van het stedelijk grondgebruik, maar wel met behoud van karakteristieke elementen en zorgvuldig omgaan met open ruimten daarbinnen.

Uitgangspunt van het Gelders kwalitatief woonbeleid is dat de gemeenten -samenwerkend in regio's- voorzien in een aanbod aan woningen dat past bij de geconstateerde regionale kwalitatieve woningbehoefte. Dit is vastgelegd in het Kwalitatief Woonprogramma. Het aanbod aan woningen en woonmilieus moet beter aansluiten bij de voorkeuren van bewoners. Om deze reden bevordert de provincie vooral de realisatie van woningen voor ouderen en starters en van de woonmilieus centrum-stedelijk en landelijk wonen. Voorts wil de provincie een versnelling bevorderen van herstructurering en transformatie van bestaand bebouwd gebied, het aanpakken van de stagnerende (nieuwbouw)productie, het vergroten van het aanbod aan levensloopbestendige woningen en wijken en het versterken van verscheidenheid en identiteit.

De sociaal-culturele infrastructuur is een bepalende factor voor de kwaliteit van de samenleving. Uitgangspunt is om bij ruimtelijke inrichtingsplannen ook voorzieningen te realiseren die nodig zijn om een goede sociaal-culturele infrastructuur in stand te houden of op te bouwen. Functies moeten zo worden gesitueerd ten opzichte van aanwezige voorzieningen dat deze bereikbaar zijn en er voldoende draagvlak voor blijft bestaan.

Zowel in nieuw als in bestaand bebouwd gebied streeft de provincie naar een duurzaam watersysteem. Het water in de stad wordt met het omringend watersysteem als één geheel beschouwd. Nadelige effecten op de waterhuishouding moeten in beginsel worden voorkomen.

Regiospecifiek beleid: de Stedendriehoek

Om de afstemming met regionale ontwikkelingen te optimaliseren is het streekplan mede gebaseerd op regionale structuurvisies die zijn aangeleverd door de Gelderse regio's. Voor de regio Stedendriehoek refereert het streekplan dan ook sterk aan de structuurvisie Ruimtelijk structuurbeeld 2030 stedelijk netwerk Stedendriehoek.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidend principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk. Het overgrote deel van de woningbouwopgave ligt in de steden Apeldoorn, Zutphen en Deventer. Het regionale programma voor wonen en werken moet zoveel mogelijk gebundeld en gekoppeld aan knooppunten van infrastructuur worden gerealiseerd in het bundelingsgebied van de Stedendriehoek. De verstedelijkingsopgave is zowel gericht op inbreiden binnen de steden als uitbreiden buiten de steden.

De regio Stedendriehoek kiest voor verdere herstructurering en intensivering van bestaand stedelijk gebied: 45% van de nieuw te bouwen woningen wordt gerealiseerd door herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied.

2.3 Structuurplan Stedelijk Gebied

In februari 2002 heeft de gemeenteraad het structuurplan voor het stedelijk gebied vastgesteld. In het structuurplan zijn de ambities van de stad voor de langere termijn (tot 2020) geformuleerd.

Het is de ambitie van Apeldoorn in de komende periode verder uit te groeien tot centrumstad binnen de regio Stedendriehoek. Dat werkt naar twee kanten: enerzijds het leveren van een bijdrage aan de opvangfunctie van de stad voor de groei van de regionale bevolking en de regionale werkgelegenheid. Anderzijds meer uitstraling van de stad door meer en betere regionale voorzieningen en attracties.

Het structuurplan gaat uit van het concept van de complete stad. In de complete stad horen naast intensief gebruikte stedelijke ruimte ook openbare ruimte van hoge kwaliteit en speel- en recreatieruimte thuis. Compacte stedelijke toevoegingen zullen vooral in en om het centrum en de stadsdeelcentra een plek krijgen. Daardoor wordt niet alleen het draagvlak voor de voorzieningen aldaar vergroot, maar kan ook elders, bijvoorbeeld in ruimer opgezette woonwijken, ruimte gespaard blijven.

In het structuurplan is vastgelegd dat er in de periode 1998-2020 15.000 woningen aan de woningvoorraad moeten worden toegevoegd. Daarbij ligt het accent op het toevoegen van (centrum)stedelijke en landelijke woonmilieus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1038-onh1_0002.jpg"

figuur 2.1; structuurplankaart

In het structuurplan is per stadsdeel gekeken naar de mogelijkheden tot verdunning en/of verdichting. In stadsdeel Centrum zijn kansen voor het toevoegen van nieuwe woonmilieus. Deze moeten worden gezocht in de herontwikkeling van vrijkomende gebieden en verdichting en versterking van de gewenste mix van functies. Daarnaast zijn de kwaliteit van de openbare ruimte en het versterken van de groene en blauwe dragers van belang.

2.4 De Groene Mal

Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.

Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.

Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.

Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.

Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.

Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1038-onh1_0003.jpg"

figuur 2.2; kaart Groene Mal

De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de Kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.

In de Groene Mal is specifieke aandacht voor Kanaaloevers Haven. De gemeente wil de landschappelijke kwaliteit van het Kanaal doortrekken in de stad, waardoor het Kanaal een eigen gezicht krijgt. Dit krijgt onder meer vorm door het behoud van de bomenstructuur langs het Kanaal. Daarnaast hebben de ontsluitingswegen de aandacht. Waar mogelijk wordt gewerkt aan herstel en aanbrengen van de groene structuur. Voor het plangebied ligt deze aandacht bij de wegen Deventerstraat en Stationsstraat. In het midden van het plangebied ligt de Grift. Deze beek is onderdeel van een ander project in het kader van de Groene Mal. De gemeente heeft besloten tot het herstel van de beken en sprengen in de stad. Het water creëert een nieuwe dimensie in de openbare ruimte en brengt een stukje cultuurhistorie terug. Ook op het gebied van ecologie, duurzaam waterbeheer en recreatie zijn er volop mogelijkheden.

2.5 Woonvisie

In vervolg op het structuurplan is de Woonvisie Apeldoorn 2010 uitgebracht. Hierin wordt het beleid ten aanzien van het wonen en van de woonomgeving geformuleerd, waarmee de nota als interne leidraad fungeert voor de ontwikkelingen in de stad waarbij het wonen centraal staat.

In de visie is een woonopgave gesteld die voorziet in een goede balans tussen het goedkope, het midden- en het dure segment, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. Zo is het middensegment van voldoende omvang, maar wordt het wel gekenmerkt door eenvormigheid. Voor ouderen voorziet dit segment bijvoorbeeld onvoldoende in de behoefte. Qua woningtypen is er volgens de visie behoefte aan woningen in/aan het landschap, stadswoningen en centrumappartementen. Het streven is om in de totale woningvoorraad in 2010 een verdeling te hebben van 35% huur- en 65% koopwoningen.

Om deze doelen te bereiken, is en wordt de visie uitgewerkt in diverse programma's, zoals woningbouwprogramma's en wijkvernieuwingsplannen. De visie mondt uit in instrumenten die gehanteerd worden om het beleid daadwerkelijk in de praktijk te kunnen vertalen. Eén van de hulpmiddelen bij de gewenste uitwerking is de Woonatlas 2005, waarin de huidige en de gewenste situatie van de ontwikkeling van de woningvoorraad per stadsdeel is aangegeven. Hiervoor is een gewenste kwantitatieve en kwalitatieve taakstelling vastgelegd die vervolgens als richtlijn en toetsingskader voor de plannen van de gemeente, de corporaties en/of marktpartijen wordt gebruikt. De Woonatlas vraagt voor de transformatieopgave voor Zuid speciale aandacht voor woningen die voor ouderen geschikt zijn en voor de realisatie van stadswoningen en centrumappartementen. Om aan de behoefte aan het maken van een wooncarrière binnen Zuid tegemoet te komen wordt het aandeel huurwoningen verminderd door sloop en nieuwbouw, maar ook door verkoop van het corporatiebezit.

2.6 Binnenstadsvisie

In de Binnenstadsvisie Apeldoorn is de ruimtelijke en functionele visie op de Binnenstad beschreven en wordt de filosofie ervan uitgedragen. De aandacht gaat vooral uit naar de functies en voorzieningen in de Binnenstad, het ruimtelijk kader en het thema duurzaamheid. Het doel van de visie is het ontwikkelen van een inspirerend en duurzaam toetsingskader om de kwaliteit van de Binnenstad te verbeteren, daar draagvlak voor te krijgen en investeringen aan te kunnen trekken. De visie is een integrale visie die de diverse beleidsterreinen overstijgt.

Met betrekking tot Kanaaloevers Haven zijn met name de volgende aspecten uit de visie van belang:

  • Differentiatie van stedelijk gebied.
    Apeldoorn wordt met meer variatie in woonmilieus een nog aantrekkelijkere plek om te wonen. De bestaande woningvoorraad van de stad is immers vrij gelijkvormig, terwijl individuele woonwensen steeds meer uiteen lopen. Nieuwe woningen in de binnenstad richten zich daarom vooral op de uitersten van de markt: aantrekkelijke appartementen, wonen boven voorzieningen en stadswoningen;
  • Zorgvuldig ruimtegebruik.
    Apeldoorn wil een compacte, complete stad zijn. Intensief ruimtegebruik wordt gecombineerd met openbare ruimte van hoge kwaliteit. Ofwel: verdichten en verdunnen van de bebouwing. Verbetering van de kwaliteit van de bestaande stad heeft prioriteit boven het toevoegen van nieuwe uitbreidingen. Kansen voor de fiets en voor hoogwaardig openbaar vervoer worden benut. De binnenstad blijft goed bereikbaar met de auto, maar een centrale rol is er weggelegd voor voetgangers en fietsers;
  • Koesteren van omgevingskwaliteit.
    De kwaliteit van de leefomgeving in Apeldoorn is goed, maar kan nog beter. Sociale kwaliteit, veiligheid, een zorgvuldig vormgegeven openbare ruimte en duurzaamheid spelen een belangrijke rol, naast een compleet voorzieningenpakket op wijk- en buurtniveau, centraal gelegen in elk stadsdeel. Voor de binnenstad betekent dit onder andere het toevoegen van wijkvoorzieningen en aandacht voor speelplekken.
    Functies in de binnenstad moeten zo veel mogelijk met elkaar zijn gemengd. Winkelen, wonen, werken en ontspanning vinden door elkaar plaats. Apeldoorn wil echter ook enkele plekken ontwikkelen met een 'functioneel accent', de clusters. Zo wordt het centrum een aantrekkelijk kernwinkelgebied, is de stationsomgeving over tien jaar een volwaardig zakencentrum, bieden de Kanaaloevers vooral ruimte voor ontspanning en krijgt het Beekpark de functie van cultuurkwartier. Logische routes verbinden de functionele clusters met elkaar;
  • Kanaaloevers
    Door de ontwikkelingen in het Kanaaloevergebied wordt het Kanaal steeds meer deel van de binnenstad. De oevers krijgen als onderdeel van de nieuwe woonmilieus een hoge verblijfskwaliteit. Om het kanaal in de beleving van de binnenstad een grotere rol te geven, komt er ook ruimte voor recreatie, horeca en ontspanning. Het stadsterras Koningshaven vormt de belangrijkste koppeling tussen het Kanaal en het centrumgebied, daarnaast worden er verschillende informele routes ontwikkeld.

2.7 Verkeersbeleid

Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in het gemeentelijk verkeersbeleidsplan Wat ons Beweegt (juli 1997). Als vervolg op dit plan is in 1999 een Verkeerskaart opgesteld die in 2004 is geactualiseerd onder de naam Actualisatie Verkeerskaart (augustus 2004). Hierin zijn de hoofdlijnen van het gemeentelijk mobiliteitsbeleid opgenomen. Doel ervan is de beperking van de groei van de automobiliteit ten gunste van de leefomgeving en de bereikbaarheid. Dit wordt bereikt door het autoverkeer op een beperkt aantal hoofdwegen te bundelen. De functie van de hoofdwegen is het bereikbaar houden van de bedrijventerreinen en de binnenstad en het bundelen van het autoverkeer zodat de tussenliggende verblijfsgebieden autoluw kunnen worden. Onder dit net van hoofdwegen liggen de woonstraten, waar leefbaarheid het belangrijkst is. In deze verblijfsgebieden is de maximum snelheid 30 kilometer per uur.

Met uitzondering van de kleine gedeeltes van de Deventerstraat die in het plangebied zitten zijn alle straten in het gebied woonstraten.

In de Parkeernota 1999, geactualiseerd in 2004, zijn parkeernormen voor woningen, bedrijven en diverse voorzieningen opgenomen.

Om het gebruik van de fiets te stimuleren is in de Verkeerskaart gekozen voor een radiaal net van doorstroomassen tussen woonwijken en de binnenstad. Onder de doorstroomassen ligt een net van primaire fietsroutes, die de woonwijken onderling en met de bedrijven verbinden. Op de doorstroomassen kunnen fietsers ongestoord, veilig en comfortabel doorfietsen. Doorstroomassen verbinden de woonwijken met de binnenstad, er is dus sprake van een radiale structuur. De doorstroomas zal fietsers aantrekken, bundelt als het ware de fietsstromen. In de deelnota Langzaam verkeer, vastgesteld in 2001, zijn de doorstroomassen aangegeven.

De Deventerstraat, de Kanaalstraat en de Stationsstraat zijn aangewezen als onderdeel van de doorstroomassen. De wegen maken primair onderdeel uit van de doorstroomassen in de binnenstad maar zijn ook van belang binnen de volgende doorstroomassen:

  • Doorstroomas Zevenhuizen;
  • Doorstroomas Deventerstraat;
  • Doorstroomas Zutphensestraat.

2.8 Waterbeleid

Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Deze richtlijn heeft tot doel oppervlaktewater en grondwater kwalitatief en kwantitatief te beschermen en verbeteren. De richtlijn volgt de stroomgebiedsbenadering.

De hoofddoelen van de Kaderrichtlijn zijn:

  • het bereiken van een goede chemische en ecologische kwaliteit van grond- en oppervlaktewater;
  • het realiseren van een forse vermindering van lozingen en emissies naar het oppervlaktewater van stoffen die het milieu schaden;
  • het bewerkstelligen van een aanzienlijke vermindering van huidige en toekomstige verontreiniging van grondwater.

De lidstaten van de Europese Unie hebben de wettelijke plicht om de kaderrichtlijn in hun wetgeving vast te leggen en te laten doorwerken in hun plannen. De doelen chemisch en ecologisch moeten in 2015 voor alle waterlichamen gehaald zijn. In 2009 moeten de te bereiken resultaten vastgelegd zijn in een Stroomgebiedbeheersplan.

Naar aanleiding van de extreem hoge waterstanden op de grote rivieren in 1993 en 1995 en de wateroverlast door extreme neerslag in 1998, is in 1999 de Commissie Waterbeheer 21eEeuw ingesteld. Het advies van deze commissie is overgenomen in het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water', dat drie belangrijke onderdelen heeft:

  1. 1. Waterbeleid moet worden gebaseerd op de stroomgebiedsbenadering.
  2. 2. De watertoets en de waterparagraaf zijn verplichte onderdelen van ruimtelijke planprocedureregels en ruimtelijke plannen.
  3. 3. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is leidraad bij de keuze van maatregels, waarbij:
    1. a. gebiedseigen (neerslag)water zo lang mogelijk vast wordt gehouden;
    2. b. neerslagwater zo veel mogelijk in het eigen gebied wordt geborgen;
    3. c. alleen overtollig water (zo traag mogelijk) afgevoerd wordt.

Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt is medio 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water ondertekend door het rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Uitvoering van het akkoord moet er toe leiden dat het watersysteem in 2015 op orde is.

Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in het Derde Waterhuishoudingsplan Gelderland 2005 - 2009 (2004). Uitgangspunt van dit plan is om in 2030 is het waterbeheer volledig op orde te hebben. Het Waterhuishoudingsplan dient om te voorzien in water dat geschikt is voor de verschillende functies. Het beleid gericht op specifieke functies zorgt ervoor dat de bijzondere vereisten van het watersysteem ter plaatse afgestemd worden op die functie. Een van de onderscheiden functies is het stedelijk gebied. Deze functie heeft betrekking op alle bebouwde kommen in Gelderland, waar de inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundig systeem gericht moeten zijn op:

  • het voorkomen of beperken van wateroverlast;
  • de ontwikkeling en het behoud van de natuur in het stedelijk gebied;
  • het herbenutten van ontwateringswater voor drink- en industriewatervoorziening of voor het herstel van verdroogde natuur;
  • het weren van (diepe) drainage en het voorkomen van instroming van oppervlaktewater op de riolering;
  • het beperken van de vuilbelasting door riooloverstorten;
  • het beperken van de invloed van bronbemaling.

Voor wateroverlast door neerslag in gebieden met de functie stedelijk gebied geldt een norm van eens in de 100 jaar. Nieuw stedelijk gebied kan alleen ontwikkeld worden als grondwateroverlast wordt voorkomen zonder daarmee waterhuishoudkundige problemen in het stroomgebied te veroorzaken. Watertekort in stedelijke gebieden wordt zoveel mogelijk ondervangen door maatregels die erop gericht zijn gebiedseigen water vast te houden. De waterketen in stedelijk gebied is zodanig ingericht dat deze geen negatieve invloed heeft op het grond- en oppervlaktewater. Stedelijke ontwikkeling, herinrichting en herstructurering dient waterneutraal te zijn en wordt benut om het watersysteem waar nodig op orde te brengen en te verduurzamen.

Een van de sleutelprojecten die de provincie in het Waterhuishoudingsplan heeft geformuleerd is het realiseren van beekherstel in en rond de stad Apeldoorn.

In 2005 is 'Werken aan water', het Apeldoorns waterplan 2005 - 2015, vastgesteld. Het waterplan beschrijft de visie van de Apeldoornse waterpartners Vitens, Waterschap Veluwe en gemeente op water in de stad en de dorpen. Het plan stelt de kaders voor het onderhoud en voor toekomstige plannen met water. Tevens dient het plan als basis voor communicatie en als toetsingskader voor de watertoets.

De hoofdlijnen van het waterplan zijn:

  • afkoppelen en bergen
    Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzone naast iedere beek. Ten oosten van het Kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen.
  • herstel van beken en sprengen
    Het beken- en sprengensysteem in het stedelijk gebied van de stad en de dorpen wordt hersteld. De naast de beek liggende waterbergingen krijgen ook een recreatieve functie voor wandelaars en fietsers. De cultuurhistorische waarde van de beken wordt hersteld en de hoge natuurwaarde wordt beschermd. Het sprengenwater wordt verzameld in de Grift en kan ten noorden van Apeldoorn geïnfiltreerd worden op de Veluwe voor drinkwaterbereiding.
  • saneren en beheersen van verontreinigd diep grondwater
    Het verontreinigde diepe grondwater wordt gesaneerd en beheerst. Dit water, samen met grondwater dat vrijkomt bij het bestrijden van wateroverlast, wordt zo veel mogelijk uitgenut. De prioriteitsvolgorde daarbij is: eerst aanwenden voor duurzame energie, vervolgens als voeding naar de beken, daarna naar het Kanaal, en tot slot is het bestemd voor infiltratie voor de drinkwaterbereiding. Hiertoe wordt een grondwaterbank in het leven geroepen.

In het waterplan zijn de hoofdlijnen per deelgebied uitgewerkt in uitgangspunten voor de waterparagraaf. Zoals hiervoor (hoofdstuk 2.4) al is aangegeven zal de Grift in de toekomst in ere worden hersteld.

2.9 Duurzaamheidsbeleid

De uitgangspunten van duurzame ontwikkeling binnen de Gemeente Apeldoorn zijn vastgelegd in de nota's 'Apeldoorn ontwikkelt Duurzaam, Aanpasbaar en Flexibel' (DAF-nota) en 'Apeldoorn Duurzaam, zo doen we dat hier', in de Woonvisie 2010, in het MOP 2005-2009 en in diverse collegebesluiten, waaronder die over het BANS-klimaatprogramma. De ambities ten aanzien van duurzaamheid in Apeldoorn zijn hoog. Een belangrijk uitgangspunt bij deze duurzame ontwikkeling vormt het besluit van de gemeenteraad om als stad energieneutraal te zijn in 2020.

Bij de uitvoering van het duurzaamheidsbeleid wordt onder andere gestreefd naar een optimale energieinfrastructuur, waarbij duurzame bronnen als wind- en zonne-energie en bodemwarmte zoveel mogelijk worden benut. Daarnaast worden nieuwe energiebesparende technieken ingezet. Het herstellen van de natuurlijke waterhuishouding van stad en landschap, ondermeer door het vasthouden van (regen)water in het stedelijk gebied, is eveneens van belang.

Naast deze beleidsdoelstellingen die een kwaliteitverhoging op korte en lange termijn dienen te bevorderen, worden in de DAF-nota ook instrumenten aangegeven waarmee kan worden gewerkt. Ook wordt beschreven hoe het beleid intern en extern kan worden gerealiseerd.

De uitgangspunten voor duurzaam waterbeheer zijn vastgelegd in de in 2005 vastgestelde nota 'Werken aan water; Apeldoorns waterplan 2005-2015'. Dit waterplan zal ook als basis dienen voor de voor veel ruimtelijke projecten wettelijk verplichte watertoets.

In het Bouwbesluit zijn eisen geformuleerd met betrekking tot energie en binnenmilieu, zoals de energieprestatienormering. Andere wettelijke instrumenten zijn de Wet milieubeheer en de Bouwverordening. Maatregels die een duidelijke relatie hebben met ruimtelijke ordening, zoals dichtheden, zongerichte oriëntatie van kavels en de hoeveelheden groen, open water en verhard oppervlak, kunnen worden opgenomen in bestemmingsplannen. De ambities van de gemeente Apeldoorn reiken echter verder dan het wettelijke vangnet.

Op grond van doelstellingen uit het Gelders Milieubeleidsplan en het Gelderse Grote Steden Ontwikkelingsbeleid heeft de provincie met gemeenten, waaronder Apeldoorn, afspraken gemaakt over duurzaamheid.

Voor de realisatie van de gemeentelijke ambities en voor het nakomen van de afspraken met de provincie is aanvullend instrumentarium ontwikkeld. Van zowel gemeentelijke als externe partijen wordt verwacht dat zij volop medewerking verlenen aan het realiseren van deze ambities. In veel gevallen zijn door innovatieve oplossingen win-win situaties mogelijk.

2.10 I-cultuur

De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart.

Archeologische beleidskaart

De archeologische beleidskaart doet op perceelsniveau een uitspraak over de trefkans van archeologische resten. De trefkans kent drie gradaties:

  • Hoge trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Gemiddelde trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is archeologisch bureauonderzoek verplicht, afhankelijk van de uitkomsten kan veldonderzoek verplicht worden. Gestreefd wordt naar behoud van archeologische waarden.
  • Lage trefkans: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een archeologische quick-scan vereist, afhankelijk van de resultaten wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Behoud van archeologische waarden wordt aanbevolen.

Cultuurhistorische beleidskaart

Op de cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:

  • Hoge attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch onderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Gemiddelde attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is cultuurhistorisch bureauonderzoek verplicht. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
  • Lage attentiewaarde: bij ruimtelijke ontwikkelingen is een cultuurhistorische quick-scan naar objecten verplicht. Aanbevolen wordt om cultuurhistorische waarden te behouden, herstellen en te versterken.

In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.

2.11 Welstandsbeleid

Artikel 12a van de Woningwet verplicht alle gemeenten om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing.

Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juli 2004 de kadernota 'Over welstand geschreven' vastgesteld. De nota geeft de kaders voor het welstandsbeleid. Hiermee worden bouwplannen getoetst aan redelijke eisen van welstand, om de fraaie leefomgeving in de stad te behouden en te versterken.

In deze nota wordt voor ieder perceel in Apeldoorn één welstandsthema en één welstandsniveau aangewezen. Het niveau geeft aan hoeveel welstandsaandacht de gemeente aan een gebied geeft, waarbij de niveaus variëren van zwaar tot welstandsvrij. Het thema wordt bepaald door de bouwstijl of bouwperiode van de bebouwing. In het bestemmingsplan wordt het specifieke karakter van het gebied geregeld voor zover dit gaat om bebouwingsregels en gebruik. Het welstandsbeleid is hierop aanvullend en heeft betrekking op situering, massa en vorm, gevelkarakteristiek en detaillering, kleur en materiaalgebruik.

Voor het gebied Kanaaloevers Haven en omgeving is gebiedsgericht welstandsbeleid opgesteld. Dit welstandsbeleid is gericht op de ontwikkelingen die in het gebied gaan plaatsvinden en heeft als uitgangspunt het faciliteren, stimuleren en prikkelen van kwaliteit door het scheppen van goede voorwaarden. Het welstandsbeleid voor ontwikkelingsprojecten is tijdelijk. Het geldt voor de duur van de ontwikkeling. Als de ontwikkelingsfase is afgerond, worden nieuwe welstandseisen vastgesteld voor beheer van het gebied.

2.12 Sloopverbod

Naar aanleiding van de structuurvisie Binnenstad en de gedeeltelijke sloop van het PGEM-gebouw (Hoofdstraat 46-48) is door de gemeenteraad van Apeldoorn op 17 december 2009 een voorbereidingsbesluit genomen als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening met daaraan gekoppeld een sloopverbod.

Artikel 3.7. van de Wet ruimtelijke ordening dat de bevoegdheid van de gemeenteraad regelt tot het nemen van een voorbereidingsbesluit, geeft in lid 3 nadrukkelijk de mogelijkheid om aan een voorbereidingsbesluit een omgevingsvergunning voor het slopen te koppelen met als doel te voorkomen dat het aangewezen gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de aan bij het (nieuwe) bestemmingsplan te geven bestemming(en).

Het voorbereidingsbesluit beslaat blijkens de daarbij behorende kaart voor het grootste deel het plangebied van het bestemmingsplan Binnenstad West (oud WRO plan) en voor een kleiner deel het bestemmingsplan Kanaaloevers Haven (nieuwe Wro). In het voorliggende bestemmingsplan is een sloopverbod opgenomen.

3 Bestaande Situatie Plangebied En Omgeving

3.1 Historie

In het verleden stroomde het kwelwater van de Veluwe Massief via een aantal natuurlijke beken naar de IJssel. Om het water te benutten voor de bedrijvigheid zijn in de 16e en 17e eeuw sprengen gegraven voor het aandrijven van papier-, koper-, koren-, en oliemolens. De grift was de zuidelijke grens van het bewoonde dorp Apeldoorn. Apeldoorn dankt zijn ruimtelijke en economische ontwikkeling aan de ligging langs de Grift. Naast de Grift liepen er nog twee beken door het plangebied, te weten: de Kayersbeek en de Dorpsbeek. Nadat de Grift zijn functie had verloren is hij in verval geraakt. Van belangrijkste ruimtelijke drager werd de Grift een afvoersloot en in een later stadium is hij op vele plekken uit het straatbeeld verdwenen. Ook de Kayersbeek en de Dorpsbeek zijn door de voortgaande ontwikkelingen uit het stadsbeeld verdwenen.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Structuur

Drie noord-zuid lopende ruimtelijke dragers vormen het raamwerk voor de hoofdstructuur in het plangebied:

  • aan de westzijde loopt de Stationsstraat;
  • aan de oostzijde loopt het Apeldoorns Kanaal met de oevers;
  • de Grift die op korte termijn weer terug zal komen in het straatbeeld.


Tussen de twee ruimtelijke dragers (Stationsstraat en het Kanaal) ligt het plangebied. Het plangebied lijkt op het eerste gezicht een uitloopgebied van het centrum. Echter, het gebied herbergt talrijke oude structuren en potenties waardoor het gebied kan uitgroeien tot een woon- werkmilieu waar het goed verblijven is. Het gebied is een mix van cultuurhistorisch waardevolle woon- en bedrijfsbebouwing. De bebouwing heeft uiteenlopende schalen van dorpsachtig tot stedelijk.

Ten zuiden van de Deventerstraat wordt het plangebied gekenmerkt door grootschalige bedrijvigheid. Hier ligt het voormalige kantoor van de NUON, verder Activerium genoemd. Verder is er, verspreid door het plangebied nog kleinere bedrijvigheid te vinden.


Dit gebied vormt de rand van het centrumgebied. Door het gebied loopt de Griftstraat die met zijn oude bebouwing karakteristiek is voor het dorpse karakter in het gebied.

3.3 Groenstructuur

Het plangebied kent weinig groenelementen. Langs de Kanaalstraat staat een rij jonge bomen die onderdeel uitmaken van de groenstructuur van de gehele Kanaalzone. Langs het terrein van het Activerium is nog hoogopgaande informele beplanting te vinden.

3.4 Natuurwaarden

Bijzondere bomen

De gemeente Apeldoorn heeft alle bijzondere bomen (zowel gemeentelijke als particulier) geïnventariseerd. De door de gemeente Apeldoorn aangewezen "bijzondere bomen" zijn beschermd.

De bijzondere boom heeft op de plankaart de aanduiding "monumentale boom" gekregen. Waar deze aanduiding voorkomt, dient de afstand van bebouwing tot het hart van deze boom ten minste 10 meter te bedragen. Met een omgevingsvergunning kan deze afstand verkleind worden tot 5 meter.


Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een aantal werken en werkzaamheden (het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de beschadiging van bomen) binnen een afstand van 5 meter van bijzondere bomen te verrichten.

In het plangebied komt 1 bijzondere boom voor.


Vertaling in het bestemmingsplan

Het is de inzet om bij de realisering de nieuwe ontwikkelingen van de Kanaaloevers Haven de natuurwaarden zoveel mogelijk te respecteren. Waar mogelijk krijgen de groene structuren de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan. De bestemming biedt voldoende bescherming om de groenstructuren voor de toekomst veilig te stellen.

De bijzondere bomen die in het bestemmingsplangebied voorkomen krijgen op de plankaart de aanduiding "monumentale boom". Hiervoor is een beschermingsregeling opgenomen in de regels.

3.5 Verkeer En Vervoer

De Kanaalstraat, Deventerstraat en Stationsstraat maken alle onderdeel uit van het netwerk van "fietsdoorstroom-assen". De Stationsstraat vormt een belangrijke schakel tussen Markt en Station.


De Deventerstraat is onderdeel van de hoofdwegenstructuur (50 km/h). Hierop wordt het doorgaande verkeer op stadsniveau gebundeld en afgewikkeld. De gemeente streeft, in verband met de verkeersveiligheid en capaciteit, naar een beperkt aantal aansluitingen op de Deventerstraat.

Doorstroming van het verkeer en verkeersveiligheid zijn belangrijke uitgangspunten op deze wegen.


Voor de ontsluiting van het gebied moet het autoverkeer gebruik maken van de routes die straat in het verkeerscirculatieplan. De Beurtvaartstraat en Wiepkingstraat zijn woonstraten voor bestemmingsverkeer.

Doorgaand verkeer wordt afgewikkeld via Kanaal Noord, Kanaalstraat en de Stationsstraat.

3.6 Archeologie

In het grootste gedeelte van het plangebied zijn geen archeologische sporen te verwachten (archeologische waardekaart Apeldoorn). Voor één zone wordt een hoge trefkans aangegeven (het roodbruine gedeelte in afbeelding 3.1 rond de Stationsstraat - Deventerstraat).

Het gebied met archeologische waarden rond de Stationsstraat heeft op de plankaart de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie Hoog" gekregen. Voor het verrichten van bijvoorbeeld graafwerkzaamheden is hier vooraf een vergunning van de gemeente nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1038-onh1_0004.jpg"

Afbeelding 3.1 Archeologische waardekaart

3.7 Cultuurhistorie

3.7.1 De Beken

De Grift en het Griftpad

De Beurtvaartstraat werd aangelegd op het tracé van de Grift. De looproute heette daarom voorheen het Griftpad. De Grift is de meest belangrijke beekloop in Apeldoorn en heeft lange tijd als ruimtelijke drager gefungeerd. Apeldoorn heeft haar ontwikkeling mede te danken aan de ligging van de Grift. Het schone beekwater vormde de basis voor de economische en ruimtelijke ontwikkeling. Aan de Grift waren verschillende watermolens opgericht, in eerste instantie voor papierproductie en later wasserijen. In het plangebied heeft geen watermolen gestaan.

De Grift was de zuidelijke grens van het bewoonde dorp Apeldoorn. Industriële ontwikkelingen in het gebied, zoals de gasfabriek, vonden ten zuiden van de Grift plaats. Toen de paden en wegen hier meer bebouwing kregen, door o.a. het oprichten van kleine industriële bedrijven, werd de Grift vooral gebruikt als afvoersysteem. In tegenstelling tot de molenlocaties werd de bebouwing langs de Grift niet nadrukkelijk op deze waterloop gericht. Het was zelfs zo dat, toen de bebouwing toenam, men zich van de Grift af ging keren. De Grift werd een achterkantsituatie, te gebruiken als wasplaats en later zelfs voor afval. Het Kanaal is tot stand gekomen vanwege de wens om de Grift bevaarbaar te maken. Omdat de Grift voor velen een bron van inkomsten was, werd uiteindelijk een compromis gesloten: tot aan de bebouwde kom van Apeldoorn een waterloop graven parallel aan de Grift. Samen met het Kanaal is de Grift tot halverwege de 20e eeuw structuurleidend geweest voor de ruimtelijke groei van Apeldoorn. In de 19e eeuw waren de gronden langs de Grift vooral weilanden met verspreide woningen. Rond de eeuwwisseling werd langs de beek gebouwd, hoewel gronden aan de zuidkant niet benut werden voor dorpsuitbreiding, maar voor industrie. Diverse terreinen in het gebied bleven ook lange tijd onbebouwd.

Naoorlogse ontwikkelingen hebben de loop van de Grift geen waardering gegeven. De Grift werd op verschillende plekken overkluisd, omgeleid of volledig uit het zicht gehaald. De wijziging van de vroegere benaming Griftpad in Beurtvaartstraat formaliseerde de link tussen de twee prominente structuren, de Deventerstraat en de Stationsstraat, en bevestigde de nieuwe woonfunctie. De straat wordt deels gevormd door grondgebonden woningen met voortuinen. Daar waar de straat vernauwt, is er een intieme sfeer, wat een beetje de sfeer van de Grift oproept.

In het plangebied zijn enkele kwaliteiten voorhanden om als referentiebeeld te hanteren: de rij bomen nabij de Deventerstraat is oude beekbegeleidende beplanting.

De Dorpsbeek

De Griftstraat ontleent zijn structuur aan de Dorpsbeek, gegraven rond 1850 wellicht als afwateringssysteem of voor bluswater voor de binnenstad. Zijn loop naar de Grift keerde vanuit de Brinkhorst en stroomde tot aan de Grift (nu Beurtvaartstraat). De aanleg van de Stationsweg in 1876 leidde tot woningbouw in de zijstraten, zoals ook in het bestaande lint van de Dorpsbeek. Spoedig verrezen er grotere en kleinere huizen. Invullingen bestonden uit wooneenheden vergelijkbaar met die in de luxueuze Parkenbuurt, maar met kleinere percelen per object. De typische smalle voortuinen (met hekwerken) zijn niet meer duidelijk herkenbaar, als gevolg van toenemende verharding.

3.7.2 Begrenzingen

Stationsstraat
De Stationsstraat was een van de logische stedelijke ontwikkelingen van na de aanleg van de spoorlijn en werd in belangrijke mate bepaald door gevarieerde bebouwing met villa's, horeca- en bedrijfspanden. Deze straat werd in 1876 ten behoeve van villawijk de Parken aangelegd door de particulier H.C. van der Houven van Oordt. De straat had een compositie van vierhoekige op de straat gerichte percelen. De straat werd voorzien van een rijke bomenrij. Een herstelplan van de bomenrij is thans uitgevoerd als onderdeel van de herinrichting van de Stationsstraat.

Het in 1880 gebouwde Kantongerecht is prominent gesitueerd aan de Stationsstraat en een goed voorbeeld van de markante hoofdvormen die de panden van deze straat karakteriseerden. Dit is een aspect dat weinig beseft werd bij nieuwbouw van de laatste decennia.
Gebouwen op de kruising van zijstraten werden ontworpen op basis van de schaal en verstedelijking van de Stationsstraat. Deze hoekpanden (het gasfabriekkantoor, het café bij de Griftstraat, de gebouwen bij de Beekstraat) zijn schuin afgewerkt om aan te sluiten op de zijstraten. Waar de Grift de Stationsstraat kruist werd een brug geplaatst. De straat en de waterloop kregen een evenwichtige behandeling: de straat en de waterloop mochten elkaar niet onderbreken, totdat in de jaren '50 de Grift overkluisd werd.


Deventerstraat

De weg van Apeldoorn naar Deventer werd aangelegd in 1815 en diende vóór de aanleg van het Apeldoorns Kanaal voornamelijk voor het vervoer van landbouwproducten. De Deventerstraat respecteerde de loop van de Grift en overkluisde hem met een brug. Het aanzien van de straat werd bepaald door robuuste villa's en logementen, alle op ruime gronden. Pas na 1920 werd de Deventerstraat een straat die de sfeer van de Parken scheidde van de industriële ontwikkelingen aan de overkant. Dit patroon van vrijstaande villa's met ruime tuinen karakteriseert de Deventerstraat nog grotendeels. Enkele percelen hebben vervangende bebouwing gekregen, waaronder Deventerstraat 43. Dit kantoorpand voegt zich goed in zijn omgeving: terug gezet op een ruime kavel en een beperkte hoogte van drie verdiepingen.

3.7.3 Monumenten en waardevolle panden

Gasfabriek (Stationsstraat 124 e.o.)

In 1863 is op particulier initiatief de gasfabriek opgericht. Met het leveren van 40 straatlantaarns maakte de gasfabriek de eerste straatverlichting voor het dorp en Het Loo mogelijk. In 1883 werd deze voorziening aangekocht door de gemeente en de fabriek groeide uit tot een grote leverancier van gas voor niet alleen Apeldoorn, maar ook omliggende dorpen zoals Epe, Vaassen, Heerde, Eerbeek en Brummen. Het bezit van eigen gas- en later ook (warm)watervoorzieningen was iets waar Apeldoorn zich mee profileerde, naast het Veluwse landschap, herbergen, villa's en winkels. Het bevorderde de aantrekkingskracht van de stad.
Het complex van de gasfabriek was een dorp in een dorp. Door de diverse gebouwen (o.a. de directeurswoning, kantoor fabrieksopzichter, zuiverhuis, meterhuis, ketelhuis, stokerij, smederij, trafo, garage, condensorgebouw en gashouders van 10.000 m3) kreeg het terrein een eigen interne structuur. Het opvallendste gebouw was de langwerpige, 16 meter brede stokerij. Met de kolentransportmechanisering werd later een kolenbaan met lift tegen het hoofdgebouw aan de Kanaalzijde aangebouwd. De schaal van de operatie was het indrukwekkendste. De twee gashouders en de Molen van Vorderman bij de Havenweg (gebouwd ca. 1866 en buiten bedrijf gesteld in 1933) waren de drie hoogte accenten van dit gebied langs het Kanaal. Nagenoeg elke tien jaar heeft er uitbreiding plaats gevonden. Wegens mechanisering moesten oudere gebouwen telkens plaats maken voor grotere versies.
Tot 1959 is de gasfabriek een goede bron van inkomsten geweest voor de gemeente. In de jaren '60 nam aardgas het over. In 1980 is het complex gesloopt m.u.v. het kantoorgebouw. Dit gebouw, op de hoek van de Stationsstraat en de Grift, was onderdeel van de uitbreidingen van 1909. In 1950 is er aan de rechterzijde een nieuwe vleugel in Delftse Schoolstijl aangebouwd. Het gebouw, dat ooit als het gezicht van het bedrijf diende, is het enige overgebleven object van de gasfabriek. Dit pand kan en moet daarom als enige functioneren als hoofdverteller van de interessante geschiedenis van het achterliggende terrein. Het verdeelstation van de gasfabriek is ook nog aanwezig (omheind en bestraat in een ronde vorm). Dit gebouw bezit geen bijzondere architectuurhistorische waarde.

Vanwege deze hoge cultuurhistorische waarde is behoud noodzakelijk. Bovendien heeft het pand een fraaie architectonische vorm. Het gebouw is een karakteristieke hoekoplossing met twee aansprekende gevels, aan zowel de Stationsstraat als de Grift. Het pand is wegens zijn architectonische, stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden dan ook een beschermd gemeentelijk monument.


Bebouwing langs het Kanaal

Al sinds de ontwikkeling van de gasfabriek in de tweede helft van de 19e eeuw is dit gebied een mengsel van groot- en kleinschalige bebouwing geweest. Er heerste geen uniformiteit in bouwvormen of gevelrichtingen langs het Kanaal. Schuin geprojecteerde bedrijfsgebouwen (zoals het kantoor van de Stoomdienst Apeldoorn-Amsterdam-Zaandam en de stokerij van de gasfabriek) en de oudere bebouwing bij de Deventerbrug en aan het begin van de Kanaalstraat werden het gevelgezicht van het Kanaal. Een soepele bedrijfsvoering stond voorop bij het inrichten van de kade. Op de hoek Deventerstraat - Kanaal Noord staat het oudste pand in dit gebied. Het maakt deel uit van een drietal bijzondere panden die georiënteerd zijn op het Kanaal. Het eerste is het prominent gesitueerde Havenmeestershuis uit ca.1880, het tweede het Havencafé uit dezelfde periode, en het derde een naoorlogs pakhuis (1956) dat een vroeger gebouw verving. Alle drie zijn gemeentelijke monumenten wegens o.a. hun belang voor het historische totaalbeeld van de nabije omgeving. Het Havenmeestershuis komt qua vormgeving sterk overeen met de brug- en sluiswachtershuizen die elders langs het Kanaal zijn te vinden.

Het café is van oorsprong waarschijnlijk als woning gebouwd, door een opdrachtgever die beroepsmatig met het Kanaal van doen had. De loods is typische naoorlogse architectuur en zijn schaal dient nu als passende overgang tot de naastgelegen nieuwbouwappartementen.

Deze groepering van drie panden bleef lang in tact, ondanks de uitbreidingen van de gasfabriek. Het appartementencomplex uit de jaren '80 is eveneens op het Kanaal georiënteerd. De uniformiteit en blokvormige architectuur is niet in staat te refereren aan de geschiedenis van deze plek. De nieuwbouwdimensies zijn veel meer een reflectie van de commerciële schaal, dan een reflectie van de historische schaal waarin de gevarieerdheid van panden centraal stond.


Het Activerium (Deventerstraat 46)
Voormalig Villa Beekzicht komt voor op kaarten vanaf ca. 1840. In 1928 werd ze door de gemeente gesloopt, waarschijnlijk ten behoeve van het plaatsen van een nieuwe gashouder. In 1979-81 werd hier het kantoorgebouw van NUON gebouwd in opdracht van Veluwse Nutsbedrijven (VNB), de opvolger van het gemeentelijke gas- en waterbedrijf. Het pand, ontworpen door het Apeldoornse architectenburo Groen Schurink, heeft overduidelijk kwaliteit door de aandacht voor details, zoals kleurgebruik, de opzet van een binnenterrein (de kantine-'patio'), de toepassing van betonnen en tegeldecoratie en decoratief (verticale strek) metselverband op de ronde hoeken. Ontwerpers in de jaren '70 experimenteerden met het terug stapelen van volumes bij hoogte en het verminderen van de dominante positie van nieuwbouw ten opzichte van een wat kleinschaligere omgeving.
Het bouwgedeelte aan de Deventerstraat was bestemd voor kantoren en het uiterlijk ervan is zorgvuldiger ontworpen dan het achterste deel voor werkplaatsen. Een paar oude lantaarns zijn nog aanwezig op het (parkeer) binnenterrein, dat deel uitmaakte van het gasfabriekterrein. Een duurzame toepassing is dat het gebouw zijn eigen verwarming verzorgt door gebruik te maken van het daaronder gelegen waterleidingsysteem en het stoken van hout.

Griftstraat
De Griftstraat heeft nog vele gave historische villa's en bedrijfspanden. De meer welgestelde panden staan dicht bij de Stationsstraat. Griftstraat 13 en 15 zijn typische Apeldoornse woningbouwvormen. Griftstraat 11, 12 en 18, met overeenkomstige hoofdvormen en detaillering, zijn als kleine groep dicht bij elkaar staande panden van grote waarde voor het zeer dorps aandoende straatbeeld hier.

Griftstraat 24 en 27 zijn oude bedrijfspanden: het eerste is een rechthoekig industrieel pand (te zien vanaf de Beurtvaartstraat) en het tweede een woon/werklokaal met een vernieuwde voorgevel. Aan het einde van de 19e eeuw worden er aan de Griftstraat industrieën zoals een smederij, tabaksfabriek en marokijnleerfabriek vermeld. Griftstraat 24 en 27 zijn interessant omdat hun uiterlijk dat tijdsbeeld oproept. Griftstraat 16 heeft een bijzondere gevel met daarop vermeld 'De Grift'.


Beurtvaartstraat 123-127

Deze panden zijn overblijfselen van de kleinschalige nijverheid die dit gebied kenmerkt en geven de arbeidssfeer weer. Belangrijk is ook dat de panden nog gaaf zijn. Dit ensemble duidt aan hoe in Apeldoorn wonen en werken zo gemakkelijk naast elkaar groeiden.

Stationsstraat 104

Het zogenaamde 'Welkoop pand' is in 1922 als maalderij met winkel en kantoren gebouwd. Opdrachtgever was de Coöperatieve Landbouwers Handelsvereeniging. De architect is de Apeldoornse A.H. Wegerif Gzn. In de architectuur van dit rijksmonument is de invloed van de Amsterdamse School duidelijk aanwezig. In 1992 verloor het pand zijn functie als Welkoop vestiging. Het pand is prominent gelegen op de hoek van de Stationsstraat en de Kanaalstraat. De hoogwaardige architectuur benadrukt de stedenbouwkundige ligging, bv in de afgeronde hoeken.

Stationsstraat 122

Voormalige villa uit omstreeks 1875-1880, uitgevoerd in een laat-eclectische trant. De serre en vensterdetaillering zijn ingrijpend gewijzigd (kunststof), maar het authentieke karakter bleef goed herkenbaar. Door zijn hoofdvorm en gepleisterde hoekpilasters neemt het pand een opvallende positie in aan de Stationsstraat, direct naast de monumentale kantoorbebouwing van de vroegere gasfabriek.

Stationsstraat 160-162b

Recentelijk is dit uit circa 1895 daterende hoekpand deels gerenoveerd en deels gereconstrueerd. Het als een winkelhuis met bovenwoning opgezette pand vormt nog altijd een stedenbouwkundig belangrijke invulling op de hoek van de Griftstraat, in het bijzonder door de afgeschuinde hoek met topgevel. De gevels bevatten markante sierdetails in neo-renaissancetrant. Zowel de hoofdvorm als de detaillering zijn van belang voor het aanzicht van de Stationsstraat, de Griftstraat en het Marktplein.

Stationstraat 168

Dit gemeentelijk monument is rond 1880 gebouwd als kantongerecht. In de eerste jaren bevond zich in de directe nabijheid geen andere bebouwing, waardoor het pand een zeer prominente ligging had. Architect was Johan Frederik Metzelaar. Het pand bevat elementen van de neorenaissance en het eclectisme en was oorspronkelijk in baksteen uitgevoerd. In 1915 werd het pand uitgebreid en de gevels van het hoofdgebouw gepleisterd. Daarna zijn er geen ingrijpende wijzigingen doorgevoerd, waardoor het pand zijn historische karakter goed behouden heeft. Tegenwoordig is het monument nog steeds een sterk beeldbepalend element aan de Stationstraat.

Vertaling in het bestemmingsplan

De voorgevels van de monumenten worden strak bestemd. Het bouwvlak ligt op de huidige voorgevel. Op deze manier wordt voorkomen dat er aan- of uitbouwen worden gerealiseerd die de bebouwing kunnen aantasten.

De in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen sloopregeling geldt niet voor de aanwezige rijksmonumenten welke geregeld wordt middels de monumentenverordening (dus buiten dit bestemmingsplan om).

3.8 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied bevindt zich één ondergrondse hoogspanningsleiding.

4 Ruimtelijke En Functionele Opzet

Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied. Het grootste deel van het bestemmingsplan heeft betrekking op conserveren en actualiseren van de bestaande bestemmingen. Ook worden de nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied mogelijk gemaakt.

Het is zaak om toekomstige en bestaande bebouwing en functies zo veel mogelijk ruimte te bieden voor verandering en aanpassing aan veranderde wensen. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Ook moeten de aanwezige ruimtelijke en cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk veilig gesteld worden.

4.1 Gerealiseerde Ontwikkelingen

Gedurende de looptijd van de bestemmingsplannen De Haven Noord en De Haven Midden is er een aantal ontwikkelingen geweest die gerealiseerd zijn met een vrijstellingsprocedure. Deze ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan als vigerend beleid opgenomen.

KoningsHaven

Het woongebouw "Residence KoningsHaven" is een ruimtelijk herkenningspunt in de binnenstad, direct zichtbaar vanaf beide toegangsbruggen tot de binnenstad. Tevens is het gebouw een ruimtelijke beëindiging van de as Brinkpark/Hofstraat/Kanaalstraat.


Het gebied waarin betreffend woongebouw ligt is gekarakteriseerd als centrumgebied. Kenmerkend voor dit gebied is een functiemenging: winkels, cultuur, ontspanning en wonen. Wonen aan stadsstraten, zoals KoningsHaven, leent zich goed voor het combineren van wonen met andere functies. Voor dit gebouw is uitgegaan van een functiemenging van wonen en andere functies op de begane grond.

Hoek Stationsstraat/Kanaalstraat

Op de hoek Stationsstraat/Kanaalstraat is een nieuw winkel-/appartementencomplex opgericht. De winkelruimte bevindt zich in het souterrain en op de begane grond, daarboven zijn 18 appartementen gebouwd.


De Stationsstraat en de Kanaalstraat zijn beide belangrijke ontwikkelingsassen binnen de ruimtelijke hoofdstructuur van het centrum van Apeldoorn. Daarbinnen bieden de hoeken van het kruispunt Stationsstraat-Kanaalstraat de mogelijkheid om hier markante, beeldbepalende elementen te ontwikkelen. Vanuit de geleding van het lengteprofiel van de bebouwing langs de Stationsstraat is, ter accentuering van het kruispunt van beide ontwikkelingsassen, een herkenningspunt gemaakt. Dat is vorm gegeven door middel van een hoogteaccent van 17,5 meter voor een beperkt deel van de bebouwing op de hoek van de Stationsstraat en de Kanaalstraat.

Deventerstraat 46 (Activerium)

Het voormalige NUON-gebouw was gelegen in bestemmingsplan "De Haven - Noord" en was daarin aangewezen als "nutsbedrijf". De zeer specifieke bestemming van het voormalige NUON-gebouw maakte hergebruik van de gebouwen zonder planwijziging of vrijstelling feitelijk onmogelijk. In het gebouw is nu een "Activerium" gekomen.

Het "Activerium" is het bedrijfsverzamelgebouw voor de Apeldoornse partners in de sociale zekerheid en rond zorg, wonen en welzijn. Het komt voort uit de wettelijke opdracht aan gemeenten om de dienstverlening voor werk en inkomen onder één dak aan de burgers aan te bieden. Omdat zorgpartijen eveneens in een keten samenwerken, hebben de gezamenlijke partijen in de regio Apeldoorn de zorgketen gebundeld in het Activerium.

Beurtvaartstraat

Het oude gemeentewerf terrein is herontwikkeld naar woningbouw. Het plan voorziet in de ontwikkeling van 27 patiowoningen en een gebouwde parkeervoorziening. De ontwikkellocatie bevindt zich in het centrum van Apeldoorn, tussen de Stationsstraat enerzijds en het Kanaal anderzijds. De directe omgeving van de Beurtvaartstraat wordt gekenmerkt door grondgebonden rijwoningen. De nieuwbouw heeft een maatwerkbestemming gekregen in dit bestemmingsplan om alle afspraken vast te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1038-onh1_0005.jpg"

Figuur 4.1 Ontwikkeling Beurtvaartstraat met het nieuwe tracé van de Grift

Over de Beurtvaartstraat liep het voormalig tracé van de Grift. Dit tracé wordt teruggebracht in het straatprofiel. Dat houdt in dat ook de openbare ruimte rondom de Beurtvaartstraat aangepast zal worden. Het terugbrengen van de Grift en het toevoegen van woningen op deze locatie sluit aan bij het karakter van de omgeving.

4.2 Nieuwe Ontwikkelingen

De locatie Kanaalstraat Noord zal, in de toekomst, worden herontwikkeld. Voor deze locatie is wel reeds een Nota van Uitgangspunten gemaakt. Zodra de planvorming voor deze ontwikkeling voldoende uitgekristalliseerd is zal hiervoor een apart bestemmingsplan worden opgesteld. Hieronder volgt wel een overzicht van de belangrijkste stedenbouwkundige essenties van het plan. Deze nieuwe ontwikkeling valt dus niet binnen het bestemmingsplan.

Ontwikkeling Kanaalstraat Noord

De ontwikkellocatie gelegen is aan de Kanaalstraat, één van de hoofdassen van Apeldoorn en vormt het raakpunt tussen centrumgebied en het Apeldoorns Kanaal. Op deze plek liggen de kansen om de visuele relatie tussen kanaal en binnenstad (Hoofdstraat) te versterken. Aan de overzijde van de Kanaalstraat is de bebouwing van het Woondrôme/Recidence Koningshaven gelegen (naam is goed), die de zuidelijke begeleiding van de Kanaalstraat vormt. Met de nieuwbouw op de locatie en de nieuw te realiseren sprong in de rooilijn wordt de noordelijke begrenzing van het stadsterras vormgegeven. Het stadsterras geeft een ruimtelijk royaal beeld van de entree naar de binnenstad dat in vormgeving van de openbare ruimte versterkt wordt.


De locatie grenst aan de achterzijde aan de kavels van de kleinschalige woonbebouwing aan de Wiepkingstraat en de Beurtvaartstraat en aan de grootschaliger bebouwing aan de Stationsstraat. Ook het voormalige hoofdkantoor van de Gasfabriek grenst met de achterzijde aan de ontwikkellocatie.


Herontwikkeling aan de Kanaalstraat Noord zal gericht zijn op het afmaken van het bouwblok Kanaalstraat-Stationsstraat-Beurtvaartstraat-Wiepkingstraat en invulling geven aan het binnen het bouwblok gelegen binnenterrein. Het binnenterrein heeft een royale maat en dient een kwalitatief goede invulling te krijgen, waarmee een eigen milieu wordt gecreëerd en tegelijkertijd wordt aangesloten op de aangrenzende bebouwingsstructuren. Een route via het binnenterrein versterkt de relatie van de binnenstad met het kanaal.


Tussen de verschillende straten bestaat een duidelijk hiërarchisch verschil. Dit wordt in bouwhoogte en functies tot uitdrukking gebracht. De locatie vormt de schakel tussen de binnenstad en het kanaal. Het is daarom voorstelbaar dat in de plint van de bebouwing een op het publiek gerichte functie komt, die de relatie tussen binnenstad en kanaal versterkt. Samen met de naastgelegen ontwikkeling van Haven Centrum kan hier een levendig stedelijk milieu ontstaan, dat profiteert van de unieke ligging tussen kanaal en binnenstad.


De aansluiting op de woonbebouwing aan de Wiepkingstraat/Beurtvaartstraat behoeft speciale aandacht. Een zorgvuldige overgang tussen de bestaande woningen en de nieuwbouw is gewenst. De visuele continuïteit van de Kanaal Noord mag hierbij niet verstoord worden. Evenmin mogen de specifieke kwaliteiten van de woningen aan de Wiepkingstraat/ Beurtvaartstraat in het gedrang komen.


Omdat de ontwikkeling nog onvoldoende concreet is, is het plan niet opgenomen in het bestemmingsplan.

4.3 Infrastructuur

In de binnen het plangebied aanwezige verkeersstructuur voor gemotoriseerd en langzaam verkeer worden geen grootschalige wijzigingen voorzien. De verkeersstructuur is dan ook volgens de bestaande situatie opgenomen in het bestemmingsplan.

Om flexibiliteit te bieden in de inrichting van het wegprofiel, wordt in het bestemmingsplan geen onderscheid gemaakt tussen trottoirs, fietspaden, rijwegen en bijbehorende groenzones van beperkte omvang.

4.4 Verkeersontsluiting En Parkeren

De nieuwe ontwikkelingen ontsluiten op de bestaande verkeersstructuur. Hiervoor zijn geen ingrijpende wijzigingen nodig.

Voor de nieuwe ontwikkelingen wordt uitgegaan van een gebouwde parkeervoorziening onder de te bouwen woningen. Het parkeren voor bezoekers verdwijnt grotendeels uit het gebied naar onder andere de parkeergarage KoningsHaven en plaatsen langs de Stationsstraat.

De actuele parkeernormen zijn te vinden in de gemeentelijke parkeernota.

4.5 Duurzaam Bouwen

Duurzaamheid is een belangrijke doelstelling voor vormgeving, inrichting en gebruik van schaarse ruimte. Leidraad voor eventuele nieuwbouw van woningen is het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen.

De gemeentelijke randvoorwaarden voor energieprestatie, duurzaam, aanpasbaar en flexibel bouwen bij woningbouw (DAF) zijn van toepassing op de ontwikkeling van alle nieuwbouw in Apeldoorn. Als instrument voor het formuleren van de ambities op het gebied van duurzaam bouwen (DuBo), het vastleggen van afspraken en het toetsen en controleren van deze afspraken in de uitvoeringsfase van woningbouwprojecten wordt in Apeldoorn de GPR methode gehanteerd.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

In het bestemmingsplan Kanaaloevers Haven worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft hier een beheersplan voor bestaand 'stedelijk' gebied.

5.1.2 Bodem

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Hierbij mogen bodemonderzoek niet ouder zijn dan 5 jaar.

In het verleden zijn er verschillende bodemonderzoeken verricht in het plangebied. In het plangebied historisch onderzoek uitgevoerd. De volgende locaties zijn potentieel verdacht voor bodemverontreiniging; Stationsstraat 132, 144 en 158, Griftstraat 27 en Griftstraat 22-24. Deze locaties vallen binnen het traject van het landsdekkend beeld en zullen in dat kader verder onderzocht en indien noodzakelijk gesaneerd worden. Ter plaatse van de Deventerstraat 46 (voormalige gasfabriek) is sprake van een geval van verontreiniging met PAK, aromaten en minerale olie in grond en grondwater. Deze verontreiniging is in opdracht van de provincie Gelderland functiegericht gesaneerd (besluit Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 25 juni 2008, zaaknummer 2008-007859).

Dit bestemmingsplan maakt echter geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.


Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave "Bedrijven en Milieuzonering" uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke (indicatieve) richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.


Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG brochure "Bedrijven en milieuzonering", kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwetgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving (Wgv) of de veiligheidsregelgeving (Bevi/Revi). Deze wetgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van de gewenste ontwikkelingen.


Rustige woonwijk

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. Om een goede milieu-zonering op te stellen is een analyse en beschrijving van de omgeving nodig. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden standaard ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.


Binnenstedelijk gebied

Naast het omgevingstype rustige woonwijk is er ook het omgevingstype binnenstedelijk gebied. De VNG-uitgave spreekt in dit verband over het omgevingstype gemengd gebied. Wanneer sprake is van omgevingstype binnenstedelijk gebied kunnen de richtafstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies, voor met name het aspect geluid, met één afstandsstap verlaagd worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Het aspect geluid is veelal het maatgevende aspect. Een binnenstedelijk gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren ook tot het omgevingstype binnenstedelijk gebied. Gezien de aanwezige functiemenging of de ligging nabij drukke wegen kent het binnenstedelijk gebied al een hogere milieubelasting. Dat rechtvaardigt het verlagen van de richtafstanden met één stap. De richtafstand van 30 meter voor een bedrijf in milieucategorie 2 kan dan bijvoorbeeld worden verkleind tot 10 meter en de richtafstand van 100 meter voor een bedrijf in milieucategorie 3.2 kan verlaagd worden tot 50 meter.

De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.

milieucategorie richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk richtafstand tot omgevingstype binnenstedelijk gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m


Het systeem van richtafstanden gaat dus uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocaties en omgevingstype rustige woonwijk of binnenstedelijk gebied.


Functiemenging

Binnen binnenstedelijke gebieden kunnen milieubelastende en milieugevoelige functies op zeer korte afstand van elkaar gelegen zijn of worden gesitueerd. In deze gebieden is het niet goed mogelijk om het principe van functiescheiding toe te passen. Bij gebieden met een dergelijke functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen.


De richtafstandenlijst uit de VNG-brochure is voor gebieden met functiemenging niet direct toepasbaar omdat er bij functiemenging geen sprake is van een scheiding tussen wonen en werken. Wel wordt deze lijst gebruikt als basis om te komen tot een lijst van gewenste bedrijvigheid in een bepaald gebied. De randvoorwaarden zoals deze zijn verwoord in de VNG-brochure worden daarbij gehanteerd:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  4. 4. activiteiten met een hoge vervoersintensiteit moeten beschikken over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.


De gemeente Apeldoorn heeft daarnaast de volgende afspraken gemaakt:

  1. 1. het gaat alleen om bedrijven in milieucategorie 2 (voor geluid) en maximaal milieucategorie 1 voor gevaar;
  2. 2. het onderscheid tussen aanpandig of bouwkundig afgescheiden bouwen wordt losgelaten. Per geval zal gekeken moeten worden welke maatregelen nodig zijn om hinder van bedrijven ten opzichte van woningen zoveel mogelijk te voorkomen.


Gebiedstypering Kanaaloevers Haven
Het bestemmingsplangebied is gelegen tussen de doorgaande verkeersassen Stationsstraat aan de westkant, de Deventerstraat aan de noordkant en Kanaal Noord overgaand in de Kanaalstraat aan de oost- en zuidzijde. Het gebied heeft van oudsher een gemengd karakter en een rijk verleden als het gaat om wonen en werken. In het gebied zijn, naast wonen, kantoren, detailhandel, maatschappelijke doeleinden en gemengde bestemmingen gelegen. Door de ligging aan de rand van het centrum, de omsluiting door doorgaande verkeersassen en de aanwezigheid van kleinschalige bedrijvigheid kan het gehele gebied geclassificeerd worden als een binnenstedelijk gebied waar een hoger achtergrondniveau voor geluid te verwachten is. Dat betekent dat in het hele gebied een correctie voor het aspect geluid mogelijk is waardoor wonen en werken op kortere afstand van elkaar mogelijk is. Correcties voor de aspecten geur, stof en gevaar zijn echter niet mogelijk. Daarnaast zijn agrarische bedrijven verwijderd uit de lijst alsmede bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking omdat deze niet passend worden geacht voor dit gebied.


Langs de Stationsstraat wordt tevens functiemenging voorgestaan. Hier zijn milieubelastende en milieugevoelige objecten/functies naast elkaar of aanpandig mogelijk en wordt geen gebruik gemaakt van de richtafstanden. Hier te vestigen bedrijven moeten voldoen aan de randvoorwaarden zoals hierboven omschreven.


Onderzoeksresultaten milieuzonering

In dit bestemmingsplan ontstaan geen wijzigingen van milieuzoneringsgevoelige bestemmingen. De milieuzonering hoeft dan ook niet te worden herzien.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.

Onderzoeksresultaten geluidhinder

In dit bestemmingsplan ontstaan geen nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de normen.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.


De wet kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden.
Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. Door de wetwijziging van 15 november 2007 is geen luchtonderzoek meer nodig voor plannen of activiteiten die slechts een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit. In de Ministeriële Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' zijn deze situaties vastgelegd. Het betreft onder andere:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1500 woningen en één ontsluitingsweg;
  • woningbouwprojecten met minder dan 3000 woningen en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m2 en één ontsluitingsweg;
  • kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 200.000 m2 en twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling;
  • een combinatie van wonen en werken volgens een bepaalde formule.


Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project niet in betekende mate bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen en draagt dus niet in betekende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing van het plan aan de Wet Luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan Kanaaloevers Haven.

5.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf.

Onderzoeksresultaten externe veiligheid

Besluit externe veiligheid inrichtingen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de te ontwikkelen woningbouw.

Buisleidingen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.

Elektromagnetische straling

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen hoogspanningslijnen. Er zijn wel een aantal zendmasten in het plangebied aanwezig. Deze vormen echter geen belemmering omdat er sprake is van een bestaande situatie.

Transport gevaarlijke stoffen

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen transportassen (weg en spoor) waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

5.2 Waterhuishouding

5.2.1 Algemeen

Onder andere door de Nota Ruimte krijgt met name het waterbeleid een andere oriëntatie van reageren naar anticiperen. Water heeft een aantal specifieke kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen waar de ruimtelijke ordening rekening mee moet houden. Hiervoor is de watertoets in het leven geroepen.

In elke toelichting van een bestemmingsplan moet een waterhuishoudkundige paragraaf worden opgenomen. Het op te stellen bestemmingsplan 'Kanaaloevers Haven' is in principe een beheerbestemmingsplan voor bestaand stedelijk gebied. Deze plannen hebben over het algemeen minder verstrekkende gevolgen voor de waterhuishouding.

5.2.2 Grondwater

Het plangebied ligt ten westen van het Apeldoorn Kanaal en daarmee in de in het streekplan vastgelegde grondwaterfluctuatiezone. Uit gegevens van peilbuizen in de omgeving blijkt dat het grondwaterpeil in het plangebied gemiddeld 180 en 280 centimeter onder maaiveld ligt. Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend.

5.2.3 Oppervlaktewater en waterafhankelijke natuur

Binnen het gebied is geen oppervlaktewater of waterafhankelijke natuur aanwezig.

5.2.4 Afvoer van hemelwater

In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij de maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.

5.2.5 Watertoets

Het voorontwerp van dit plan is in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening toegezonden aan het Waterschap Veluwe. Het waterschap heeft geen opmerkingen op het voorontwerp bestemmingsplan.

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Algemeen

Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de eventuele ontwikkelingen voor de natuur. Met het inwerking treden van de Flora- en Faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieu- en waardenaspecten in de bestemmingsplannen.

In de toelichting van het bestemmingsplan (paragraaf 3.3 + 3.4) is ingegaan op de actuele situatie op basis van (recente) archiefgegevens en veldonderzoek.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Alle ontwikkelingen die meegenomen zijn, zijn reeds in een eerder stadium onderzocht en vergund.

5.4 Cultuurhistorie

5.4.1 Cultuurhistorische waarden

Binnen het gehele plangebied liggen 6 monumenten. Voor het gehele plangebied van de Griftlocaties (Stationsstraat, de achterzijde van de percelen aan de Deventerstraat, het Grifttracé langs de van Aelstlaan, de Vlijtseweg, Kanaal-Noord, Stadsterras, KoningsHaven en de Kanaalstraat) is een Cultuurhistorische Analyse uitgevoerd. Deze is toegelicht in paragraaf 3.7.

De in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen sloopregeling geldt voor de cultuurhistorische en stedenbouwkundig waardevolle panden. Deze regeling geldt niet voor de aanwezige rijksmonumenten welke geregeld wordt middels de monumentenverordening (dus buiten dit bestemmingsplan om).

5.4.2 Archeologische waarden

De archeologische waarden in het gebied zijn beschermd door middel van een dubbelbestemming en een omgevingsvergunningplicht.

5.5 Financieel-economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan 'Kanaaloevers Haven' betreft met name een aanpassing van een aantal verouderde bestemmingsplannen, waarbij het juridisch en planologisch instrumentarium is geactualiseerd. Met betrekking tot de realisering van dit plan bestaat er voor de gemeente Apeldoorn géén kosten in de exploitatieve sfeer.

Ontwikkeling Kanaalzone Noord

Voor Kanaalzone Noord is in het kader van het bestemmingsplan uitgegaan van de bestaande situatie. De uitvoering van de plannen zoals die zijn opgenomen in de Nota van Uitgangspunten is vooralsnog niet aan de orde. Er worden door de gemeente geen kosten gemaakt.

Indien het herontwikkelen van dit gebied aan de orde komt, staat de gemeente een faciliterend grondbeleid voor. Dit houdt in dat de gemeente de voorwaarden schept die herontwikkeling van dit project door een particuliere ontwikkelaar mogelijk maakt. De grondpositie, die de gemeente heeft binnen het project, brengt zij in in de ontwikkeling. Dit gebeurt tegen een marktconforme prijs waarbij overgedragen wordt in de huidige staat. De eventueel te maken kosten kunnen met behulp van een exploitatie-plan worden verhaald. De economische uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd.

6 Juridische Planopzet

In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. In de inleiding wordt het karakter van dit bestemmingsplan beschreven. In paragraaf 6.2 wordt een toelichting gegeven op de regels, waarbij de hoofdstukindeling van de regels wordt gevolgd. In paragraaf 6.3 tenslotte wordt de plankaart beschreven.

6.1 Inleiding

Kanaaloevers Haven is een conserverend bestemmingsplan. Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

6.2 De Regels

6.2.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende regels. Het betreft de begripsregels, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten en berekenen.

6.2.2 Regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Deze bestemmingsregelingen worden hierna besproken.

Bestemming Bedrijf

Een belangrijk uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het bestemmen van de bedrijven en instellingen volgens een gestandaardiseerde bedrijvenlijst met een indeling van de bedrijven in een milieucategorie. De bedrijvenlijst geeft inzicht in de inpasbaarheid van bedrijfstypen ten opzichte van een woongebied op basis van de hinder die de bedrijfstypen in het algemeen kunnen opleveren. Bedrijven worden ingedeeld bij een milieucategorie en krijgen als het ware daarmee milieucontouren mee bestemd. Aldus wordt inzichtelijk wat het (onzichtbare) ruimtebeslag is bij de betreffende milieucategorie.
Aan de hand van bestaande bedrijvenlijst van de afdeling milieu van de gemeente is een veldinventarisatie uitgevoerd. Na enkele aanvullende onderzoeken is de uiteindelijke indeling, zoals die nu in het bestemmingsplan opgenomen is, tot stand gekomen.

Bedrijvenlijst Bedrijf

Voor de bestemming Bedrijf is een bedrijvenlijst samengesteld. Bij het samenstellen van deze bedrijvenlijst is gebruik gemaakt van de richtafstandenlijst uit bijlage 1 van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering (2009). Deze lijst is als basis gebruikt en hieruit zijn een aantal bedrijfstypen verwijderd. De volgende keuzes zijn gemaakt:

  1. 1. Maximaal milieucategorie 1 bedrijven
    In het plangebied worden maximaal bedrijven met milieucategorie 1 toegestaan. Bedrijven met een hogere milieucategorie zijn voor de duidelijkheid uit de bedrijvenlijst gehaald. Reeds aanwezige bedrijven in het plangebied met een hogere milieucategorie krijgen een maatbestemming.
  2. 2. Binnenstedelijk gebied
    Het plangebied Kanaaloevers Haven kan worden aangemerkt als een binnenstedelijk gebied (zie hoofdstuk 5.1.3). Het achtergrondniveau voor geluid ligt hier over het algemeen hoger dan in een rustige woonwijk. Dat betekent dat bedrijven met een milieuzone van 30 meter (milieucategorie 2) voor geluid zijn toegestaan in het plangebied, omdat het geluidaspect gecorrigeerd kan worden naar 10 meter (milieucategorie 1). Voor stof, geur en gevaar kan niet gecorrigeerd worden en dus geldt voor deze aspecten een maximale milieuzone van 10 meter.
  3. 3. Niet van toepassing zijnde activiteiten:
    1. a. Voor maatschappelijke doeleinden, detailhandel en horeca zijn aparte bestemming vastgelegd en voorschriften opgesteld.
    2. b. Activiteiten welke over het algemeen voornamelijk uit kantooractiviteiten bestaan, zijn uit de lijst gehaald. Hiervoor bestaan aparte bestemmingen en kleine kantoren zijn in principe als nevenactiviteit bij bedrijven toegestaan.
    3. c. Verder zijn diverse bedrijstypen uit de lijst gehaald waarvan vestiging in dit gebied niet logisch zijn, zoals landbouwactiviteiten en industrie.

Bedrijfswoning

Binnen de bedrijfsbestemming komen twee woningen voor. Het gaat daarbij om bedrijfswoningen. De bestaande woningen zijn op de plankaart aangegeven.

Maatwerk bestaande bedrijven

Uitgangspunt in het bestemmingsplan is het respecteren van de geldende milieurechten. Dat wil zeggen dat alle aanwezige bedrijven met een passende milieuvergunning positief worden bestemd. Daar waar bedrijven een hogere milieucategorie hebben dan de op de plankaart ingetekende milieuzonering, is gekozen voor een maatbestemming. Dat houdt in dat deze bedrijven op de plankaart apart zijn aangegeven. Bij vertrek van het betreffende bedrijf zijn, behalve het huidige bedrijfstype, alleen bedrijven in de aangegeven milieucategorieën toegestaan.

De volgende bedrijven hebben een maatbestemming:

Adres Bedrijf Activiteit Sbi-code (1993) Milieu-
categorie
Aanduiding maatbestemming
Griftstraat 8 G. Veijer groothandel in akkerbouwproducten & veevoeders 5121.0 3.1 specifieke vorm van bedrijf - groothandel in akkerbouwproducten & veevoeders
Griftstraat 24 Nova Terra Antiek handel in antiek, reparatie- & service 527 1 specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in antiek
Griftstraat 36 De Ducati Deskundige handel in motorfietsen, reparatie- & service 501 2 specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in motorfietsen
Kanaalstraat 45 RvK Motoren handel in auto's & motorfietsen, reparatie- & service 501 2 specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in auto's en motorfietsen

Bijlage: inventarisatie bestaande functies
Als bijlage 1 bij deze toelichting is een overzicht opgenomen van alle in het bestemmingsplan opgenomen bedrijven, winkels en andere voorzieningen. Daarbij is per adres aangegeven om welk bedrijf / welke instelling het gaat, en op welke wijze het bedrijf / de instelling in het plan geregeld is. Het gaat daarbij zowel om de bestemming, als om de zonering op de plankaart en het eventuele maatwerk

Bestemming Detailhandel

De detailhandel die buiten het voorzieningengebied langs de Stationsstraat ligt is bestemd als "Detailhandel".

Bestemming Gemengd

De voorzieningen langs de Stationsstraat zijn bestemd tot de ruime bestemming "Gemengd". Binnen deze bestemming zijn naast publiekgerichte bedrijvigheid en diensverlening onder meer wonen op de verdieping en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Voor de afwijkende functies is een specifieke aanduiding opgenomen. De overige voorzieningen binnen het plangebied, zoals horecavestigingen, detailhandelsvestigingen of maatschappelijke voorzieningen zijn specifiek bestemd tot "Horeca - 1", "Detailhandel" of "Maatschappelijk". Deze bestemmingen bieden alleen ruimte aan het huidige gebruik van de gronden.

Zoals in hoofdstuk 5.1.3 reeds is beschreven, is het gebied langs de Stationsstraat te beschouwen als een gebied waar functiemenging is toegestaan. Dat betekent dat wonen en werken worden gecombineerd en er geen gebruik wordt gemaakt van richtafstanden. De bestemming die hiervoor gebruikt wordt, is de bestemming Gemengd. Binnen deze bestemming zijn naast publieksgerichte bedrijvigheid en dienstverlening onder meer wonen op de verdieping en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Voor afwijkende functies en daar waar niet op de verdieping gewoond wordt, is een specifieke aanduiding opgenomen.


De bedrijfstypen die bij deze bestemming mogelijk worden geacht, zijn in een aparte bedrijvenlijst weergegeven. Bij het samenstellen van deze bedrijvenlijst is gebruik gemaakt van de richtafstandenlijst uit Bijlage 1 van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Deze lijst is als basis gebruikt en hieruit zijn een aantal bedrijfstypen verwijderd. De keuzes zijn gebaseerd op de volgende overwegingen:

  1. 1. Milieucategorie
    Er is uitgegaan van bedrijven met maximaal milieucategorie 2. Zwaardere activiteiten worden naast en aanpandig aan woningen niet wenselijk geacht. Uit veiligheidsoverwegingen is het niet wenselijk om activiteiten die een milieuzone van 30 meter hebben voor het aspect gevaar naast of aanpandig aan woningen toe te staan. Er worden daarom alleen bedrijven met een milieuzone van 10 meter voor het aspect gevaar toegestaan.
  2. 2. Aard
    De randvoorwaarden zoals die zijn aangegeven bij het toepassen van functiemenging op basis van de VNG-uitgave worden ook hier toegepast. Voor de toelaatbaarheid van de activiteiten gelden dus de volgende randvoorwaarden:
    - het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
    - productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
    - de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig.

    Daarnaast zijn activiteiten waarbij gebruik wordt gemaakt van hout- en metaalbewerkingmachines niet wenselijk, gezien het soort geluid en de intensiteit ervan. Hout- en metaalbewerkingbedrijven komen vanwege de hoge milieucategorie al niet voor in de bedrijvenlijst. Het kan echter voorkomen dat bij een andere hoofdactiviteit, zoals het maken van muziekinstrumenten, dergelijke machines kunnen worden gebruikt. Dit dient zoveel mogelijk te worden voorkomen.
    Activiteiten dienen publieksgericht en dienstverlenend te zijn. Tevens zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
  3. 3. Aansluiting bij bestemmingsplan Binnenstad-West
    De overzijde van de Stationsstraat valt onder het bestemmingsplan Binnenstad-West en heeft de bestemming Gemengd. In dit bestemmingsplan wordt aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Binnenstad-West.
  4. 4. Detailhandel
    Voor het aanwijzen van locaties waar wel en waar geen detailhandel is gewenst, is door de gemeente Apeldoorn een detailhandelsvisie opgesteld. Op basis van deze visie is detailhandel binnen dit deel van het plangebied toegestaan.
  5. 5. Horeca
    Zwaardere horeca zoals muziekcafés worden niet toegestaan in dit deel van het plangebied.
  6. 6. Verkeer en parkeren
    Activiteiten met een grote verkeersaantrekkende werking en/of naar verwachting veel vrachtverkeer zijn niet wenselijk.

Bestemming Groen

Het aanwezige structuurgroen in het plangebied is bestemd tot "Groen". Binnen deze bestemming zijn onder meer speelvoorzieningen, fiets- en voetpaden en hondenuitlaatplaatsen toegestaan.

Bestemming Horeca - 1
De horeca die buiten het voorzieningengebied langs de Stationsstraat ligt is bestemd als "Horeca - 1". Hier is alleen lichte horeca, tot categorie 1, toegestaan uit de in bijlage 2 van de regels lijst van toegelaten horecabedrijven.

Bestemming Kantoor

De aanwezige kantoren in het plangebied zijn bestemd tot "Kantoor".

Bestemming Maatschappelijk

De maatschappelijke doeleinden die buiten het voorzieningengebied langs de Stationsstraat ligt is bestemd als "Maatschappelijk".

Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied

De overige, niet voor doorgaand verkeer bedoelde, wegen en gebieden met een verblijfsgebiedfunctie hebben de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" gekregen.

Bestemming Verkeer - Weg

Wegen met een functie voor het doorgaande verkeer worden bestemd als "Verkeer - weg". In dit plangebied is dit de Deventerstraat.

Bestemming Wonen

In het plangebied komen op verschillende plaatsen woningen voor. De bestaande woningen worden positief bestemd. Hiervoor zal zoveel mogelijk bij de standaard woonregeling van de gemeente Apeldoorn worden aangesloten.

De standaardregeling voor wonen

In Apeldoorn wordt gebruik gemaakt van een standaardregeling voor wonen. Deze ziet er als volgt uit:

  • Eén woonbestemming, waarbij door middel van aanduidingen onderscheid wordt gemaakt in het bebouwingsvlak, tuin en erf.
  • Woningen mogen uitsluitend opgericht worden binnen het bebouwingsvlak, aan- en uitbouwen en bijgebouwen behalve binnen het bebouwingsvlak ook binnen de gronden met de aanduiding erf. Uitzondering vormen de vergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (BBLB).
  • Voor de dieptes van de woningen worden in de gemeente Apeldoorn standaard de volgende maten gehanteerd: 10 m bij aangesloten woningen, 12 m bij halfvrijstaande en 15 m bij vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning. In principe krijgt een rijtjeswoning minder uitbreidingsmogelijkheden dan een vrijstaande woning. De reden hiervoor is dat een achteraanbouw aan een vrijstaande woning in het algemeen minder van invloed is op het woongenot van de buren, dan wanneer het gaat om een rijtjeswoning. Verder geldt uit stedenbouwkundige overwegingen de strikte voorwaarde dat de tuin diep genoeg moet zijn. Als maat tussen twee tegenover elkaar liggende achtergevels is daarbij in principe een minimum van 16 m aangehouden. Waar die afstand niet gehaald wordt is maatwerk nodig. Het gaat erom om voldoende open ruimte te blijven houden. Dit geschiedt door de bouwstrook minder diep te maken.
  • Het bestemmingsplan biedt, mits ruimtelijk acceptabel, met deze standaard maten voldoende ruimte voor uitbreidingen.


Bedrijvigheid aan huis

Om bedrijvigheid aan huis mogelijk te maken voorzien de bestemmingsplannen in Apeldoorn in een standaard afwijkingsregeling die bedrijvigheid aan huis mogelijk maakt naast de "vrije" beroepsuitoefening. De belangrijkste voorwaarden daarbij zijn dat de hoofdfunctie van het pand wonen blijft en de bedrijvigheid geen (milieu-) overlast veroorzaakt voor de leefbaarheid en de woonomgeving. Hoogstens 40% van de oppervlakte van de woning mag worden aangewend voor de bedrijvigheid aan huis met een maximum van 50 m2 per kavel.

Ter plaatse van de nadere aanduiding op de plankaart is een verruiming van de beroep aan huis regeling mogelijk. Hoogstens 40% van de oppervlakte van de woning mag worden aangewend voor de bedrijvigheid aan huis met een maximum van 60 m2 per kavel.

Dubbelbestemmingen

Voor de beken en sprengen geldt een specifieke beschermingsregeling, derhalve zijn ze specifiek op de plankaart aangegeven middels een dubbelbestemming. Het archeologisch waardevol gebied is aangeduid met de de dubbelbestemming Waarde - Archeologie Hoog

6.2.3 Algemene regels en overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 16 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 16.1 van dit artikel staat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen.Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden. In dit lid is ook een regeling opgenomen voor de bomen die door burgemeester en wethouders als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'monumentale boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter van bijzondere bomen slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning is verleend. Lid 16.3 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf die bouwhoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten goothoogte.

In artikel 17 staan de algemene gebruiksregels. Naast het verbod om grond en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming bevat dit artikel ook regelingen voor beroeps- en bedrijfsmatig gebruik van woningen. Bij recht is het gebruik van (een deel van) woning en bijgebouwen ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroepsmatige gebruik blijft overheersen. Door middel van een afwijking is ook het gebruik voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk. Ook hier gelden beperkingen om het woonkarakter te behouden. Alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de lijst van toegestane bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als categorie 1-bedrijven zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden. In artikel 19 staan de procedureregels die in acht genomen moeten worden. Artikel 20 tenslotte geeft een regeling voor verwijzingen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten zeer bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.

Hoofdstuk 4 bevat tot slot de strafbepaling, het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.

6.3 De Plankaart

Het plangebied is getekend op één gekleurde plankaart, schaal 1:1000. De plankaart is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2008. Voor de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008.

7 Inspraak En Overleg

7.1 Vooroverleg

De wijkraad Centrum Apeldoorn heeft schriftelijk gereageerd op het conceptvoorontwerp bestemmingsplan kanaaloevers haven. In de reactie wordt ingegaan op de nieuwbouwontwikkeling aan de Kanaalstraat noord.


Deze ontwikkeling maakt echter geen deel meer uit van het bestemmingsplan. Mocht op termijn een plan tot woningbouw worden ingediend, dan zal hiervoor een afzonderlijke procedure worden doorlopen. Onderdeel van deze procedure is het betrekken van de wijkraad in het proces.

7.2 Inspraak

  • I. Inspraak

Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft het voorontwerp van bestemmingsplan Kanaaloevers Haven met ingang van 18 juni 2009 gedurende vier weken voor een ieder ter inzage gelegen met de mogelijkheid een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 11 reacties ontvangen. Deze reacties zijn hieronder samengevat en van antwoord voorzien.

Woningbouwontwikkeling Kanaalstraat

Een aantal inspraakreacties ziet toe op de woningbouwontwikkeling aan de Kanaalstraat. In het voorontwerpbestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die een herontwikkeling naar woningbouw onder voorwaarden mogelijk zou maken.

Nu de planontwikkeling van deze locatie mede onder invloed van economisch crisis in tijd achterop is geraakt en bovendien de noodzakelijke milieuonderzoeken ontbreken, wordt voor dit moment afgezien van het verder nog opnemen van een wijzigingsbevoegdheid in de planregels nu het bestemmingsplan officieel ter inzage gaat. Richting belanghebbenden kan namelijk te weinig zekerheid worden gegeven hoe en op welke wijze de invulling er uit komt te zien.

Omdat deze locatie voor herontwikkeling op termijn ongetwijfeld in beeld komt, zijn in de plantoelichting in algemene bewoordingen stedenbouwkundige uitgangspunten opgenomen, die als vertrekpunt kunnen fungeren voor deze latere planontwikkeling. Deze uitgangspunten waren eerder al opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. In de toekomst zal een afzonderlijke planologische (bestemmingsplan-)procedure op basis van het definitief stedenbouwkundig ontwerp worden gevoerd.

Om recht te doen aan de in de inspraakreacties aangevoerde argumenten zal in het kort toch een inhoudelijke reactie gegeven worden. Daarnaast zullen de reacties uit de buurt bij de latere planbeoordeling betrokken worden. De dan te voeren planologische procedure voorziet in een tervisielegging van het ontwerpplan met de mogelijkheid voor betrokkenen om hierop te reageren.

Voor het gebied aan de Kanaalstraat wordt in het ontwerpbestemmingsplan Kanaaloevers Haven qua bestemming zo veel mogelijk aangehaakt bij het geldende planologische regime Uitbreidingsplan De Kern en de geldende aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening.

  1. 1. Inspraakreactie van [Inspreker 1] te [Apeldoorn].

Inhoud van de inspraakreactie

  1. a. De inspraakreactie ziet toe op het perceel Griftstraat 24, dat sinds 1995 in eigendom is van inspreker. Volgens het nieuwe bestemmingsplan krijgt het perceel de bestemming Detailhandel. Dit in afwijking van de geldende Handel en Bedrijfsbestemming. Ter plaatse is een ambachtelijk bedrijf met showroom gevestigd. Inspreker houdt zich bezig met in- en verkoop en reparatie/herstel van oude meubelen. Ook wordt er gewoond door de inspreker en is er een werkplaats. Verzocht wordt het bestemmingsplan hierop aan te passen, zodat wonen en werken met winkel/showroom mogelijk wordt, waarbij flexibiliteit wordt geboden de woonruimte inpandig enigszins te vergroten.
  2. b. Verzocht wordt de bestaande bouwhoogtes op de nieuwe plankaart over te nemen.
  3. c. Inspreker wenst flexibiliteit naar de toekomst toe. Afgevraagd wordt hoe de gemeente kijkt tegen een wijziging van de bestemming op termijn naar alleen wonen.

Beantwoording

  1. a. De gemeente heeft het verzoek inhoudelijk getoetst en ziet geen belemmeringen om hieraan medewerking te verlenen, temeer het hier een bestaande situatie betreft. Het bestemmingsplan is aangepast. Binnen de op te nemen Bedrijfsbestemming zijn de aanwezige functies toegestaan.
  1. b. Aan het verzoek wordt tegemoet gekomen door de juiste bouwhoogtes op de plankaart te verwerken.
  1. c. Indien de bestemmingsplanwijziging te zijner tijd geen belemmering is voor omliggende functies zal de gemeente hier in de toekomst in principe geen bezwaar tegen hebben. Er moet dan wel een concreet en haalbaar verzoek zijn ingediend.
  1. 2. Inspraakreactie van [Inspreker 2] te [Apeldoorn].

Inhoud van de inspraakreactie

Het pand Griftstraat 31/33 krijgt volgens het nieuwe bestemmingsplan de bestemming Detailhandel. Verzocht wordt om overeenkomstig het geldende bestemmingsplan en het feitelijk gebruik deze bestemming te wijzigen naar wonen. Binnen het wonen is het mogelijk om kleinschalig tot 50 m2 atelierruimte te gebruiken. Ook nu is ter plaatse wonen met atelier.

Beantwoording

De gemeente heeft overeenkomstig het geldende bestemmingsplan en het feitelijk gebruik de bestemming aangepast naar wonen. Het gebruik van de woonruimte als atelier in de aangegeven omvang past binnen de regeling beroepen en bedrijvigheid aan huis.

  1. 3. Inspraakreactie van [Inspreker 3] te [Apeldoorn].

Inhoud van de inspraakreactie

Volgens het nieuwe bestemmingsplan krijgt het perceel Griftstraat 9 de bestemming Detailhandel. Dit in afwijking van de geldende woonbestemming met showroom - ca. 50 - 70 m2 (in/verkoop van antiek en oude sierraden).


Verzocht wordt om de bestemming Detailhandel met bedrijfswoning te wijzigen in de bestemming Wonen met detailhandel op de begane grond toe te staan. De functie is in hoofdzaak wonen met detailhandel als ondergeschikt medegebruik.

Beantwoording

Overeenkomstig het verzoek wordt de nieuwe bestemming aangepast naar Wonen met detailhandel toe te staan op de begane grond. In het voorontwerpbestemmingsplan werd uitgegaan van een bestemming Detailhandel met bedrijfswoning.

  1. 4. Inspraakreactie van Stichting VAC Adviescommissie voor de Woningbouw en Woonomgeving.

Inhoud van de inspraakreactie

  1. a. De suggestie wordt gedaan om bij het planproces te werken met een klankbordgroep bestaande uit omwonenden en andere betrokkenen.

Beantwoording:

Wij onderschrijven het belang van een goede communicatie met direct betrokkenen en zullen hieraan tijdig in het proces invulling aan geven. Voor dit moment zijn de plannen nog niet concreet genoeg om in overleg met de buurt en de VAC te treden. Voor de ontwikkellocatie wordt te zijner tijd een afzonderlijke procedure gevoerd op basis van een definitief ontwerp. Zie Inleiding.

  1. b. blz. 25-4. Nu het gebiedsgerichte welstandbeleid nog niet gereed is, wordt de suggestie gedaan enkele karakteristieke elementen van bepaalde woningen aan Kanaalstraat Noord en Griftstraat terug te laten komen in de nieuwbouw door het werken met erkers; een licht hellende dwarskap met een enkel midden segment.

Beantwoording:

In de Kanaalstraat Noord wordt een stedelijk beeld voorgestaan, in aansluiting op het project Koningshaven en Haven Centrum. Tegelijkertijd wordt ernaar gestreefd de aansluiting naar de bestaande bebouwing zorgvuldig vorm te geven. In een later stadium worden de welstandscriteria voor de te ontwikkelen locatie nader uitgewerkt. Hierbij komen ook dakafwerking en geleding van het bouwvolume aan de orde.

  1. c. blz. 26-4.2 Waar wordt het stadsterras nu gesitueerd? Bij het Kanaal/Koningshaven is vaak sprake van windhinder. Ook de schaduwwerking van de woontoren Koningshaven heeft negatieve invloed hierop.

Beantwoording:

Het stadsterras is gelegen rondom het project Koningshaven, aan het Kanaal. Anders dan de naam 'terras' doet vermoeden, gaat het hier met name om onder andere een groene ontwikkeling en aanpassingen in de openbare ruimte, en niet om een horeca-functie.

  1. d. blz. 27. Kleinschalige functiemenging is één van de uitgangspunten. Om extra autoverkeer te voorkomen is een zorgvuldige vergunningverlening gewenst. Een winkel, brasserie, kleine werkgelegenheid vraagt om bezoekersparkeren. Is hiermee rekening gehouden? Hoe verhoudt zich de leegstand bij Woondrôme met het toevoegen van commerciële ruimtes?

Beantwoording:

Bij kleinschalige functiemenging dient gedacht te worden aan een constructie zoals toegepast in het project 'Twentyseven' aan de Beurtvaartstraat. De woningen aan de straatzijde beschikken over een ruimte waar een commerciële functie is toegestaan. Deze ruimten zijn direct verbonden aan de woningen. Men is niet verplicht deze ruimten te gebruiken voor commerciële doeleinden; een gebruik als alleen woning zou mogelijk zijn binnen de bestemming. Het aantal extra verkeersbewegingen voor dergelijke commerciële ruimten zal zeer gering zijn. Bovendien kan men bij de Kanaalstraat terecht in de nabijgelegen parkeergarage.

  1. e. blz. 27. De VAC adviseert woningen te ontwerpen met voldoende beukbreedte, zodat een meervoudig bruikbare woning/appartement mogelijk wordt. Voor een flexibele indeling van een eengezinshuis is minimaal 5.40/5.70 m en voor appartementen 6.60 m beukbreedte gewenst met een buitenruimte en ruimte voor een berging.

Beantwoording:

De gemeente stelt stedenbouwkundige kaders op waarbinnen een ontwikkelaar woningen ontwikkeld. Maatkundige randvoorwaarden zijn vastgelegd in het bouwbesluit. Zodra de plannen voor woningbouw voor handen zijn, zullen deze aan de stichting VAC voorgelegd worden.

  1. f. Blz. 27. Een hoge woningdichtheid vraagt om extra kwaliteit in de woonomgeving met voldoende speelruimte en groen. Aandacht voor een hondenuitlaatplaats.

Beantwoording:

De nieuwe ontwikkeling zal zelf moeten voorzien in een kwalitatief goede buitenruimte. Daarnaast is in de Wiepkingstraat een speelvoorziening opgenomen en zal ook ruimte worden gemaakt voor een hondenuitlaatplaats.

  1. g. Blz. 27. De binnenstedelijke omgeving maakt dat er veel geluid is. Het verdient aandacht voor zowel de huidige als toekomstige bewoners de woningen te voorzien van geluidwerende materialen, mogelijk ook het nieuwe wegprofiel.

Beantwoording:

De bouwplannen zullen (als het zover is) onder andere getoetst worden op geluidsbelasting. Indien er sprake is van een overschrijding van de maximale gevelbelasting moeten er maatregelen genomen worden aan de woningen of aan de weg. Zowel Kanaal Noord als de Kanaalstraat zijn 30km zones. Deze zones vallen niet onder het regime van de Wet geluidhinder. Ontwikkelingsplannen worden qua geluid daarentegen getoetst aan het wettelijk vereiste voor het binnenniveau van woningen.

  1. h. Blz. 28. De nieuwbouw komt op de parkeergarage en wordt omzoomd door bestaande bouw en bebouwing van Kanaalstraat Noord. Kan er wel voldoende zongerichte verkaveling worden gerealiseerd?

Beantwoording:

Voor de bezonning van de woningen op het binnenterrein is door de oriëntatie van de ontwikkellocatie slechts de nieuwe bebouwing langs de Kanaalstraat Noord maatgevend. Aangezien deze gelijktijdig met de bebouwing op de parkeergarage wordt gerealiseerd, kan in de uitwerking een zo optimaal mogelijke bezonning van de woningen worden onderzocht.

  1. i. Is het binnenterrein wel voldoende bereikbaar voor de hulpdiensten? De constructie van het parkeerdak moet hierop berekend zijn.

Beantwoording:

Een gebouw moet inderdaad toegankelijk zijn bij calamiteiten. De plannen zullen -zodra deze verder gevorderd zijn- ook hierop getoetst worden.

  1. j. Door het openbaar karakter van het binnenterrein dient rekening gehouden te worden met sociale veiligheid en inbraakpreventie. Bij de informele route achterlangs de woningen moet de privacy van de bewoners zijn gewaarborgd.

Beantwoording:

In de oorspronkelijke plannen is gewenste route beoogd via de zijkant van de bestaande woningen aan de Beurtvaartstraat en voormalige hoofdkantoor van de Gasfabriek richting het binnenterrein en vervolgens door naar het stadsterras. De nieuwe woningen zouden worden ontsloten aan het binnenterrein en zouden zoveel mogelijk op het binnenterrein worden gericht. Dit ter optimalisering van de sociale veiligheid. Eén van de uitgangspunten bij de inrichting van het binnenterrein is de scheiding tussen openbaar (toegankelijk) en privé. . Sociale veiligheid en inbraakpreventie zijn aandachtspunten in de verdere uitwerking. Al met al uitgangspunten en randvoorwaarden die bij het opstellen van het stedenbouwkundige plan te zijner tijd moeten worden meegenomen.

  1. k. De VAC hoopt dat bij het toekomstig wegprofiel onderscheid wordt gemaakt tussen gemotoriseerd en langzaam verkeer. Als doorstroomas voor fietsers is een duidelijke scheiding tussen voet- en fietspad vereist.

Beantwoording:

Wij hebben kennis genomen van deze opmerking. De huidige situatie is slecht en niet maatgevend. Op dit moment wordt gewerkt aan herstructurering van de Kanaal Noord/Kanaalstraat tot aan de kruising met de Stationsstraat. In deze nieuwe plannen is de situatie voor de fietsers goed opgenomen.

  1. l. De Stationsstraat is een éénrichtingsweg met toenemend aantal verkeersbewegingen. Hebben bewoners bij calamiteiten nog een andere mogelijkheid?

Beantwoording:

In geval van calamiteiten kan voor een tijdelijke situatie altijd gebruik gemaakt worden van de bestaande wegenstructuur op aanwijzing van de hulpdiensten.

  1. m. Het huidige parkeerterrein voor de bezoekers van Koningshaven en Woondrôme is in het plan niet terug te vinden. De afstand naar de parkeergarages Koningshaven en Stationsstraat wordt te groot geacht. Voor bezoekers met functiebeperkingen moet dichterbij parkeren mogelijk zijn.

Beantwoording:

In de toekomstige planontwikkeling vormt het goed oplossen van ondermeer bezoekersparkeren een punt van aandacht. In de herinrichting van genoemde wegen is hiermee zo goed mogelijk rekening mee gehouden. Aan de Kanaal Noord zijn royale mogelijkheden opgenomen voor parkeren (bewoners en bezoek).

  1. n. Blz. 29. De toetsing aan Woonkeur is niet meer van toepassing.

Beantwoording:

Deze opmerking is terecht. De bestemmingsplantekst wordt hierop aangepast.

  1. o. Door de verschillende bouwhoogtes zou voor de beeldkwaliteit, groenbeleving en een gezond klimaat een suggestie zijn om de lage daken van het binnenterrein te voorzien van bijvoorbeeld een sedumdak.

Beantwoording:

Nu er geen uitgewerkt plan ligt, ziet het bestemmingsplan niet langer toe op het mogelijk maken van een ontwikkeling naar woningbouw. Op het moment dat er een plan ligt, zal een afzonderlijke planologische procedure worden gestart.

In een later stadium worden de welstandscriteria voor de te ontwikkelen locatie nader uitgewerkt. Hierbij komen ook dakafwerking en geleding van het bouwvolume aan de orde.

  1. p. Daken zouden kunnen worden voorzien van zonnecollectoren; onderhoudsarme en groene elementen dragen bij aan het duurzaamheidskarakter.

Beantwoording:

Ten aanzien van het duurzaamheidskarakter gelden de gemeentelijke eisen die ten tijde van de uitwerking van de ontwikkellocatie van kracht zijn. Dit kunnen zonnecollectoren zijn, maar ook andere maatregelen die bijdragen aan het duurzaamheidskarakter.

  1. 5. Inspraakreactie van Ontwikkelings Maatschappij Apeldoorn B.V.

Inhoud van de inspraakreactie

  1. a. De bestemming 'Bedrijf' en 'Wonen' impliceert een beperking van de huidige gebruiks- en bouwmogelijkheden. Zolang er nog geen gewijzigd bestemmingsplan is voor de herontwikkeling, moeten de vigerende bestemmingsplantechnische mogelijkheden in stand blijven.

Beantwoording:

Voor een deel van het terrein waaraan goedkeuring is onthouden, geldt het Uitbreidingsplan De Kern. Daarnaast zijn de aanvullende stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening van toepassing. Het geldend planologisch regime wordt opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheid uit het voorontwerpbestemmingsplan komt te vervallen.

  1. b. Gezien de eis om het gebied als één geheel te ontwikkelen is het niet mogelijk om een fasering aan te houden. Gezien de versnipperde eigendomssituatie, de kwetsbare samenwerking tussen de grondeigenaren en de huidige marktomstandigheden is dit niet gewenst.

Beantwoording:

In het ontwerpbestemmingsplan is - zoals eerder is vermeld - de wijzigingsbevoegdheid, zoals deze in het voorontwerpbestemmingsplan was opgenomen, komen te vervallen. De bereidheid wordt uitgesproken om in de toekomst op basis van een integraal en samenhangend plan met de instrumenten die de Wet ruimtelijke ordening biedt voor deze ontwikkellocatie een afzonderlijke planologische procedure te doorlopen.

  1. c. Fixatie van het aantal woningen op maximaal 130 is niet in overeenstemming met het voornemen om op deze plek een substantieel aantal kleinere wooneenheden te realiseren.

Beantwoording:

Wanneer aan het stedenbouwkundig volume gerekend wordt blijkt daaruit dat een maximum van 130 woningen reëel is. Hierbij dient ook een combinatie gemaakt te worden met de parkeermogelijkheden. Nu er echter geen plan ligt, hoeft er geen uitspraak gedaan te worden over het maximaal te realiseren aantal woningen. Dit aantal hangt geheel af van welk ontwerp er uiteindelijk wordt ingediend door partijen en hoe dit zich verhoudt met de gekozen parkeeroplossing.

  1. d. Voor een haalbaar project is een lage parkeernorm een vereiste. Bovendien is in het verleden een afspraak gemaakt over een lagere parkeernorm.

Beantwoording:

Uitgangspunt is de parkeernorm zoals deze in het beleid is vastgesteld. Afhankelijk van de nadere uitwerking van de plannen kan beoordeeld worden of er mogelijkheden zijn van dubbelgebruik van parkeerplaatsen. In deze fase kan niet beoordeeld worden of daar sprake van is.

  1. e. De plantoelichting wijkt hier en daar af van gemaakte afspraken en kent tegenstrijdigheden. Een voorbeeld: Verwezen wordt naar figuur 4.2. waaruit opgemaakt kan worden dat het parkeren bovengronds en op maaiveld opgelost wordt. Verderop valt te lezen dat 'stallingsparkeren integraal (ondergronds) opgelost wordt'.

Beantwoording:

Uitgangspunt in de planontwikkeling is dat het parkeren op de ontwikkelingslocatie opgelost dient te worden. Uit kwalitatief oogpunt verdient het de voorkeur om dit parkeren uit het zicht of (half) ondergronds op te lossen. Ondergronds of half ondergronds bieden daartoe de beste mogelijkheden. Van een stallingsgarage is sprake wanneer uitsluitend door bewoners geparkeerd wordt. Ten tijde van de ontwikkeling van de plannen zal een integrale oplossing uitkomst moeten bieden.

  1. f. De plantoelichting is zeer gedetailleerd en met grote stelligheid geformuleerd. Dit keurslijf gaat bij de latere uitwerking zeker opbreken.

Beantwoording

Nu er in het bestemmingsplan geen ontwikkelmogelijkheid meer opgenomen is, zal in de plantoelichting de stedenbouwkundige kaders en randvoorwaarden beschreven worden, die noodzakelijk zijn voor een goede stedenbouwkundige inpassing en aansluiting op de bestaande bebouwing. Deze uitgangspunten zijn algemeen van aard. De dan te voeren planologische procedure voorziet in een raadpleging van omwonenden, de VAC en de wijkraad.

  1. 6. Inspraakreactie van [Inspreker 4] te [Apeldoorn].

Inhoud van de inspraakreactie

Bezwaar wordt gemaakt aan de invulling van de plinten in de nieuwbouw van de Kanaalstraat. Reden hiervoor: Woondrôme staat al ruim 12 jaar leeg. Leegstand is te verwachten.

Beantwoording

Nu de bouw aan de Kanaalstraat niet in dit bestemmingsplan wordt geregeld, is dit bezwaar niet langer relevant. In het oorspronkelijke ontwerp is gedacht bij het begrip kleinschalige functiemenging aan een constructie zoals toegepast in het project 'Twentyseven' aan de Beurtvaartstraat. De woningen aan de straatzijde beschikken over een ruimte waar een commerciële functie is toegestaan, deze ruimten zijn direct verbonden aan de woningen. Men is niet verplicht deze ruimten te gebruiken voor commerciële doeleinden. Zie ook onderdeel I.

  1. 7. Inspraakreactie van [Inspreker 5] te [Apeldoorn].

Inhoud van de inspraakreactie

De inspraakreactie ziet toe op het perceel Grifstraat 37. Volgens het geldende bestemmingsplan De Haven Noord kan daar een 2/1 kap woning worden gebouwd. Het voorontwerpbestemmingsplan gaat uit van een bedrijfsbestemming. Het perceel ligt momenteel braak; het voormalige bedrijfsgebouw is gesloopt. Inspreker heeft twee kapsalons. Het is zijn wens de vestiging aan de Stationsstraat (huurpand) te verplaatsen naar de Griftstraat 37 (eigendom). Aanpassing van het bestemmingsplan zodat boven wonen en beneden detailhandel mogelijk is, wordt verzocht. Bij voorkeur 2 laags wonen, dus een gebouw over 3 lagen. Parkeren kan op het eigen terrein (achterzijde) plaatsvinden.

Beantwoording

Het geldende bestemmingsplan kent aan deze gronden een woonbestemming toe. Deze bestemming komt terug in het nieuwe bestemmingsplan. Daarnaast wordt het mogelijk om, zoals door de inspreker is verzocht, op de begane grond een kapsalon te vestigen. De geldende bouwhoogte (8/6 m.) wordt hierbij overgenomen. Deze bouwhoogte geldt ook voor de omliggende woonpercelen.

  1. 8. Inspraakreactie van [Inspreker 6] te [Apeldoorn].

Inhoud van de inspraakreactie

  1. a. De bouwhoogte van het project '27' dat ligt achter Beurtvaartstraat 101 en 103 zou 9 meter moeten zijn ipv 12 meter.

Beantwoording:

Aan deze inspraakreactie wordt tegemoet gekomen. Inspreker wijst terecht op deze omissie.

  1. b. De ruimte achter Beurtvaartstraat 103 t/m 111 is bedoeld als parkeerplaats voor vergunninghouders. Deze ruimte is nu aangemerkt als 'erf'. Hierdoor kan de mogelijkheid bestaan dat het terrein aan een private partij verkocht kan worden en niet als parkeerterrein meer gebruikt kan worden.

Beantwoording:

Parkeerterrein blijft beschikbaar voor het parkeren, er is geen sprake van eventuele verkoop voor herontwikkeling naar bijvoorbeeld woningbouw. Een dergelijke ontwikkeling is ruimtelijk niet gewenst. Om dit te borgen, is de bestemming van dit binnenterrein gewijzigd in Verblijfsgebied. Het terrein blijft in eigendom van de gemeente en is nodig om het bewonersparkeren op te lossen.

  1. c. Op blz. 27 is sprake van 'nieuwe woonkwaliteiten' Dit kan niet gehaald worden met de bouw van 130 woningen; te hoge woningdichtheid. Als je werkelijk kwaliteit nastreeft, dan is 50 woningen het maximum.

Beantwoording:

Aangezien in dit bestemmingsplan de woningbouwontwikkeling (ook niet via wijziging) niet langer mogelijk gemaakt wordt, is ook het aantal op termijn niet te realiseren woningen niet bekend of vastgelegd. Op het moment dat er een plan ligt, zal opnieuw met de omwonenden worden gecommuniceerd.

  1. d. Reeds in 2006 gaf inspreker geageerd tegen het verdwijnen van de betaald parkeerplaats. Hierdoor kan er simpelweg geen visite meer komen. De overblijvende parkeerplaatsen op de Stationsstraat en het kleine hoekje bij 'het potlood' zijn nu volstrekt onvoldoende. Het verdwijnen van de parkeerplaats wordt door de buurt ervaren als een enorme vermindering van het woongenot.
    Het argument dat bezoekers parkeren op de Stationsstraat of in Koningshaven moet plaatsvinden, is een wanstaltig argument want Koningshaven is niet 24 uur 7 dagen/week open. Waar moet het (zakelijk) bezoek dan naar toe? De Stationsstraat is altijd vol ivm de horecagelegenheden.

Beantwoording

In algemene zin kan het volgende worden opgemerkt. In de Kanaalstraat Noord wordt uiteindelijk op termijn een stedelijk beeld voorgestaan, in aansluiting op het project Koningshaven en Haven Centrum. Om een stedelijk beeld te bereiken zal enige hoogte langs de Kanaalstraat Noord gewenst zijn. Wel wordt ernaar gestreefd de aansluiting naar de bestaande bebouwing in het plan zorgvuldig vorm te geven. Aan dit uitgangspunt wordt getoetst op het moment dat er een plan is ingediend.

In het gebied zijn passend met de verschillend voorkomende functies parkeerplaatsen aangelegd. Ook bij de nieuwe ontwikkeling van '27' is zowel vergunningparkeren gerealiseerd als ook bezoekersparkeren in de Wiepkingstraat. Op ca. ongeveer 400 m loopafstand is naast de parkeergarage ook nog de parkeerruimte aan de Rosariumstraat beschikbaar.

  1. 9. Inspraakreactie van V.v.E Woondrôme, Kanaalstraat.

Inhoud van de inspraakreactie

Het is niet wenselijk om op de begane grond van de gebouwen de plinten zo in te richten dat daar winkels kunnen komen. De plinten in het gebouw Woondrôme staan al leeg sinds oplevering (1997). Het creëren van nog meer leegstand is niet wenselijk, zeker gezien de leegstand in de Molenstraat.

Beantwoording

De zorg rond de huidige leegstand wordt gedeeld. De mening van de inspreker wordt onderschreven dat het uiteindelijke programma niet mag leiden tot nog meer leegstand. Bij kleinschalige functiemenging, waaraan aanvankelijk is gedacht, is geopteerd voor een constructie zoals toegepast in het project 'Twentyseven' aan de Beurtvaartstraat. De woningen aan de straatzijde beschikken over een ruimte waar een commerciële functie is toegestaan, deze ruimten zijn direct verbonden aan de woningen. Men is niet verplicht deze ruimten te gebruiken voor commerciële doeleinden.

  1. 10. Inspraakreactie van [Inspreker 7] te [Apeldoorn].

Inhoud van de inspraakreactie

Het is niet wenselijk om in de plinten van de nieuwbouw detailhandel te plannen. In het gebouw Woondrôme staan de plinten al leeg sinds 1997. Tevens is dit het geval in de Molenstraat waar ook de meeste plinten leeg staan. Leegstand is te verwachten, hetgeen een negatieve uitstraling heeft.

Beantwoording

Voor beantwoording zie inspraakreactie nr. 9.

  1. 11. Mondelinge inspraakreactie van De Goede Woning, Sleutelbloemstraat 26.

Inhoud van de mondelinge inspraakreactie

De Goede Woning heeft nieuwe plannen voor de invulling van het voormalige slaaphuis (Gasfabriek) op het perceel Stationsstraat 124. Graag wil inspreker met de gemeente in overleg welke functies er mogelijk zijn.

Beoordeling

Met De Goede Woning is afgelopen maanden overleg gevoerd over de invulling van nieuwe functies in het pand Stationsstraat 124. Er zijn echter geen concrete plannen overgelegd die nu al een planologisch-juridische vertaling in het ontwerpbestemmingsplan kunnen krijgen. De afgelopen jaren heeft het gebouw dienst gedaan als opvangtehuis voor daklozen. In het ontwerpbestemmingsplan wordt met de bestemming 'Maatschappelijk' aangehaakt bij deze functie. Het zonder meer tot woongebouw bestemmen vereist allerlei onderzoek op het gebied van invloed van bedrijvigheid en het hebben van een inrichtingsplan, zodat voor nu hiervoor niet wordt gekozen. Afstemming van de functies zal in relatie tot de reeds bebouwde omgeving en bestemmingen worden beoordeeld.

7.3 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Besluit Ruimtelijke Ordening

Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening toegezonden aan de VROM-inspectie, provincie Gelderland en Waterschap Veluwe.


Al deze instanties kunnen instemmen met het bestemmingsplan.

7.4 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is op 17 juni 2010 ter inzage gelegd. Op basis hiervan zijn 3 zienswijzen naar voren gekomen. De zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. De indieners hebben een reactie gekregen op de ingediende zienswijze.

Het welstandsbeleid wordt gelijktijdig met dit bestemmingsplan vastgesteld.

Bijlage 1 Lijst Van Toegelaten Bedrijfstypen

Bijlage 1 Lijst van toegelaten bedrijfstypen

Bijlage 2 Lijst Van Toegelaten Horecatypen

SBI 1993 SBI 2008 Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
553 561 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding 10 0 10 10 10 1
554.1 563 Café's, bars 0 0 10 10 10 1

Bijlage 3 Lijst Van Toegelaten Maatschappelijke Voorzieningen

SBI Omschrijving Geur Stof Geluid Gevaar Grootste afstand Categorie
5231 Apotheken 0 0 0 10 10 1
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 0 0 10 0 10 1
8512 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 0 0 10 0 10 1
8514 8515 Consultatiebureaus 0 0 10 0 10 1
9251 Bibliotheken 0 0 10 0 10 1
9303.1 Uitvaartcentra 0 0 10 0 10 1
801 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 0 0 30 0 30 2
803 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 10 0 30 10 30 2
8511 Ziekenhuizen 10 0 30 10 30 2
853.1 Verpleeghuizen 10 0 30 0 30 2
853.2 Jeugd-, kinder- en naschoolse opvang 0 0 30 0 30 2
9131 Kerkgebouwen e.d. 0 0 30 0 30 2
9131.1 Buurt- en clubhuizen 0 0 30 0 30 2

Bijlage 4 Lijst Van Toegelaten Bedrijfsactiviteiten Aan Huis

SBI Omschrijving Categorie
221 Uitgeverijen (kantoren) 1
2223 Grafische afwerking 1
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 1
361 Meubelstoffeerderijen 1
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 1
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 1
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 1
633 Reisorganisaties 1
642 Telecommunicatiebedrijven 1
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijf/kantoor 1
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 1
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. 1
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 1
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 1
9302 Schoonheidsspecialist op afspraak 1
9302 Kapper op afspraak 1
9305 Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd 1

Bijlage 5 Bedrijvenlijst Bestemming Gemengd

Bijlage 5 Bedrijvenlijst bestemming gemengd

Bijlage 1 Bestaande Bedrijven En Inrichtingen

Naam Adres Soortoms Sbi-omschrijving SvBA SBInr Regeling in bestemmingsplan
B. KOLDENHOF VLEESCENTRALE Griftstraat 4 Bedrijf detailhandel vlees & vleeswaren, wild & gevogelte, 2 5222 Detailhandel
CITY SNELBUFFET Stationsstraat 158 Bedrijf restaurants, cafetaria's, snackbars, viskramen, e. 2 553 Gemengd
Dienst Samenleving het Activerium Deventerstraat 46 Bedrijf overige zakelijke dienstverlening: kantoren 2 74.A Kantoor
G. VEIJER Griftstraat 8 Bedrijf groothandel in akkerbouwproducten & veevoeders 3.x 5121.0 Bedrijf en (sb-01)
De Ducati deskundige Griftstraat 36 Bedrijf handel in motorfietsen, reparatie & service 2 527 Bedrijf en (sb-03)
RvK Motoren Kanaalstraat 45 Bedrijf handel in auto's & motorfietsen, reparatie- & serv 2 501 Bedrijf en (sb-02)
NOVA TERRA Griftstraat 24 Bedrijf handel in antiek, reparatie- & service 1 527 Bedrijf en (sb-04)
SLAAPHUIS STICHTING "HET HOOGELAND" Stationsstraat 124 Bedrijf verpleeghuizen 1 853.1 Gemengd
Stichting de Passerel hodn Het Oude Kantongerecht Stationsstraat 168 Bedrijf restaurants, cafetaria's, snackbars, viskramen, e. 2 553 Gemengd
VNB Stationsstraat 124 Bedrijf openbaar bestuur (kantoren e.d.) 2 75.A Gemengd
bakkerij Nasredin Griftstraat 2 Bedrijf detailhandel brood & banket met bakken voor eigen 2 5224 Detailhandel
cafe de Oude Haven Kanaal Noord 99 Bedrijf cafe's, bars 2 554.1 Horeca - 1
de Eeuwige Lente Stationsstraat 150 Bedrijf detailhandel voor zover n.e.g. 2 52.A Gemengd
noodstroomaggregaat UPC Deventerstraat 46 Bedrijf electriciteitsdistributiebedrijven, met transformator 2 40.C1 Kantoor

Bijlage 2 Overzicht Van Losse Bijlagen

  1. 1. Namen en adresgegevens insprekers. Alleen analoog beschikbaar in verband met de Wet bescherming persoonsgegevens.

Bijlage 3 Procedureschema

Voorbereidingsbesluit datum van inwerkingtreding
-
Voorbereidingsbesluit geldig t/m
-
Voorontwerp ter inzage
18-06-2009 - 15-07-2010
Ontwerpplan ter inzage
17-06-2010 - 28-07-2010
Vaststelling door gemeenteraad
16-12-2010
Terinzagelegging vastgesteld plan
27-01-2011 - 09-03-2011
Aanwijzing GS/Minister van VROM
-
Beroep ingesteld bij Afdeling bestuursrechtspraak
-
Voorlopige voorziening gevraagd bij Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Essentie uitspraak Voorzitter Afdeling bestuursrechtspraak -
Datum inwerkingtreding b.p.
11-03-2011
Essentie uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak
-
Datum onherroepelijk worden bestemmingsplan
11-03-2011
Opmerkingen
-